Twaalfhoven-Railwaypassagiers (1970) Guliker-AGO I (1980) Guliker-AGO II (1982) RVS-Van Scharenburg (1991)

Maat: px
Weergave met pagina beginnen:

Download "Twaalfhoven-Railwaypassagiers (1970) Guliker-AGO I (1980) Guliker-AGO II (1982) RVS-Van Scharenburg (1991)"

Transcriptie

1 Twaalfhoven-Railwaypassagiers Het Hof heeft de voorwaarden van de onderhavige ongevallenverzekering aldus (1970) uitgelegd, dat het niet kennisgeven van een ongeval aan verweerster binnen 3 maal 24 uur nadat het ongeval zich heeft voorgedaan, verval van aanspraken van de verzekerde tot gevolg heeft. In casu staat vast, dat het ongeval plaatsvond op , dat eiseres (verzekerde) op voor de eerste keer werd geopereerd, dat zij medio januari 1965 uit het ziekenhuis werd ontslagen, dat eerst bij brief van enkele dagen vóórdat eiseres een tweede operatie onderging - aan verweerster kennis werd gegeven van het ongeval. De stelling dat verweerster zich niet te goeder trouw op overschrijding van de aangiftetermijn kan beroepen, indien de te late aangifte niet tot gevolg zou hebben dat de verzekeraar een schade zou moeten betalen die bij tijdige aangifte niet te zijnen laste zou zijn gekomen, gaat in haar algemeenheid niet op. In 's Hofs overwegingen ligt besloten dat het voor de verzekeraar mede i.v.m. een eventuele bewijslevering van belang is dat een ongeval zo spoedig mogelijk wordt aangemeld en dat het beding derhalve mede de strekking heeft te voorkomen dat de verzekeraar nog in discussie zou moeten treden omtrent het 'verloop van zaken', indien hij niet van meet af aan in de gelegenheid is geweest een zelfstandig onderzoek in te stellen. Guliker-AGO I (1980) Guliker-AGO II (1982) RVS-Van Scharenburg (1991) In deze zaak was per abuis in de polis opgenomen dat zowel tegen storm- als tegen brandschade dekking was verleend. De vraag was of de verzekeraar d.m.v. getuigen kon bewijzen dat alleen dekking tegen stormschade was overeengekomen (zie ook Guliker-AGO II). Art. 258 K (o.m. bepalende dat bewijs van geschrifte is vereist om van het sluiten van een verzekeringsovereenkomst te doen blijken) brengt voor de verzekeraar geen beperking mee in de mogelijkheden van bewijs tegen de inhoud van de polis. Uit het geheel van de voorschriften van de artt. 257 en 258 blijkt dat art. 258 alleen geschreven is voor door de verzekerde tegen de verzekeraar te leveren bewijs. Het feit dat AGO er in geslaagd is te bewijzen dat de bij de mondelinge bespreking bereikte overeenstemming zich niet uitstrekte tot mededekking van het brandrisico (naast het risico van stormschade) laat de mogelijkheid open dat na die bespreking door de afgifte van een polis waarin het brandrisico wèl was gedekt en de aanvaarding van die polis door de verzekerde alsmede de betaling van de in de polis voorziene premie, een verzekeringsovereenkomst met dekking van het brandrisico tot stand is gekomen. Nu eiser tot cassatie het gedekt zijn van het brandrisico mede hierop had gebaseerd, had het Hof genoemde mogelijkheid niet onbesproken mogen laten. Het Hof was gesteld voor de vraag, of de afgifte van de polis met insluiting van het brandrisico in de gegeven omstandigheden door Guliker (de verzekerde) mocht worden opgevat als een aanbod van de verzekeraar tot het afsluiten van een verzekering van dit risico, of dat hij had moeten begrijpen dat hier sprake was van een vergissing bij het opmaken van de polis. Het Hof heeft geoordeeld (1) dat Guliker niet op grond van de in de polis berekende premie had mogen begrijpen dat de afgifte van de polis als een aanbod tot het medeverzekeren van het brandrisico kon worden beschouwd, en (2) dat Guliker bij kennisneming van de op het polisblad vermelde hoofdzaken van de verzekeringsovereenkomst redelijkerwijs had behoren te begrijpen dat de uitgegeven polis op het punt van de omschrijving van de dekkingsomvang niet overeenstemde met de werkelijke bedoelingen van AGO. De hiervoor weergegeven oordelen van het Hof zijn niet onbegrijpelijk, noch komen zij in strijd met het arrest AGO I of geven zij anderszins blijk van een onjuiste rechtsopvatting. Hierbij kan nog worden opgemerkt dat, gezien het belang van de verzekeringspolis in het verkeer, een vergissing in de polis als in dezen door de verzekeraar gemaakt, wanprestatie aan de kant van de verzekeraar t.a.v. zijn verplichting tot het afgeven van een juist geformuleerde polis kan opleveren, welke wanprestatie hem aansprakelijk zou kunnen doen zijn voor de daardoor veroorzaakte schade, met name wanneer op een later moment door de verzekerde of iemand die zijn verzekeringszaken behartigt, op grond van de polis zoals die luidt wordt aangenomen dat het in de polis als medegedekt vermelde risico een - nieuwe - verzekering overbodig maakt. Maar een zodanige aansprakelijkheid uit wanprestatie heeft Guliker niet aan zijn vordering ten grondslag gelegd. Een levensverzekering wordt afgesloten. De agent, werknemer van RVS, krijgt te horen dat de verzekerde aan leukemie lijdt maar geeft dit niet door. Op een door verzekeringnemer en verzekerde getekende gezondheidsverklaring staat vermeld dat de verzekerde geheel gezond is. De redelijkheid en billijkheid kunnen meebrengen dat een verzekeraar een verbintenis als de onderhavige - tot het doen van een uitkering op grond van een overeenkomst van levensverzekering - slechts voor een deel behoeft na te komen. Bij zijn oordeel omtrent de redelijkheid en billijkheid kan het hof betekenis

2 AANVULLENDE JURISPRUDENTIE toekennen aan gebeurtenissen die vóór de totstandkoming van de overeenkomst hebben plaatsgevonden - zoals het verstrekken van informatie via een gezondheidsverklaring - mede in aanmerking genomen dat partijen toen al tot elkaar stonden in een door de redelijkheid en billijkheid beheerste rechtsverhouding, welke meebrengt dat zij hun gedrag mede moeten laten bepalen door de gerechtvaardigde belangen van de wederpartij. Er is weliswaar geen sprake van een de verzekering nietig makende verzwijging, een en ander in de zin van de in art. 251 K vervatte dwalingsregeling, maar daarnaast blijft ruimte voor de vraag, of alle omstandigheden van het geval in aanmerking genomen de verzekeringnemer vóór de totstandkoming van de overeenkomst heeft gehandeld in strijd met de verplichting zijn gedrag mede te laten bepalen door de gerechtvaardigde belangen van de verzekeraar. Korea Holland Trading BV-NCB (1996) Weliswaar brengt de zorg die van een redelijk bekwame en redelijk handelende assurantietussenpersoon mag worden verwacht mee dat hij aan de verzekeraar voldoende inlichtingen geeft om deze ervan te weerhouden naderhand een beroep te doen op art. 251 K - waarbij het zich kan voordoen dat de tussenpersoon in deze zorg is tekortgeschoten, ook al heeft het beroep op art. 251 K uiteindelijk geen succes - doch aan deze zorgplicht is voldaan wanneer aan de verzekeraar de inlichtingen zijn verstrekt die een redelijk bekwaam en redelijk handelend assurantietussenpersoon voldoende mocht achten om te bereiken dat de verzekeraar met de relevante feiten bekend was of had behoren te zijn. Van Dam-Rabobank (1998) In deze zaak ging het vooral om twee rechtsvragen. De eerste: behoort het in beginsel tot de taak van de assurantietussenpersoon dat hij eigener beweging tijdig zijn verzekeringnemer opmerkzaam maakt op de gevolgen die hem (tussenpersoon) bekend geworden feiten kunnen hebben op de dekking? In casu ging het om de gevolgen die het overlijden van de verzekeringnemer tevens verzekerde volgens de brandpolisvoorwaarden had voor diens erfgenamen, eisers in cassatie. Volgens deze had de assurantietussenpersoon (de Rabobank) hen onvoldoende omtrent deze gevolgen voorgelicht. De tweede rechtsvraag: is er sprake van een de assurantietussenpersoon bekend geworden feit, als zojuist bedoeld, indien dit feit wel is meegedeeld aan diens bancaire afdeling, maar niet aan de medewerker belast met het verzorgen van de assurantieportefeuille? HR: Assurantietussenpersoon, i.c. bank, heeft tot taak verzekeringnemer tijdig te attenderen op gevolgen die hem bekend geworden feiten - i.c. overlijden verzekeringnemer - kunnen hebben voor dekking van tot zijn portefeuille behorende verzekeringen. Onderzoeksplicht en mededelingsplicht m.b.t. die gevolgen. Bank kan zich niet op standpunt stellen dat overlijden niet aan haar als tussenpersoon kenbaar was nu overlijden slechts aan bancaire afdeling was medegedeeld. S. Van N. (1998) Assurantietussenpersoon; onjuist ingevuld aanvraagformulier; tekortkoming; onderzoeks- en mededelingsplicht; eigen schuld. De zorg die van een redelijk bekwaam en redelijk handelende assurantietussenpersoon mag worden verwacht, brengt mee dat hij aan de verzekeraar voldoende inlichtingen geeft om deze ervan te weerhouden naderhand een beroep op art. 251 K te doen. Indien de tussenpersoon niet over voldoende gegevens beschikt of niet ervan mag uitgaan dat de gegevens waarover hij beschikt nog volledig en juist zijn, dient hij daarnaar bij zijn cliënt te informeren; dar dient de assurantietussenpersoon ermee rekening te houden dat zij cliënt niet spontaan zal overgaan tot vermelding van gegevens omtrent zijn strafrechtelijk verleden. Schenck Sluyter BV (1999) Taak assurantietussenpersoon. Het is de taak van de assurantietussenpersoon te waken voor de belangen van de verzekeringnemers bij de tot zijn portefeuille behorende verzekeringen en van degenen die, door premie te betalen na een offerte, te kennen geven zich tegen bepaalde gevaren te willen verzekeren. Tot deze taak behoort dat de assurantietussenpersoon die betaling van een verzekeringspremie ontvangt in verband met het verlenen van een verzekering en die de betaling niet wil aanvaarden en de verzekering niet wil doen verlengen, onverwijld hiervan kennis geeft aan degene die de betaling deed opdat deze dadelijk stappen kan ondernemen om zich elders te verzekeren. Brals O. BV (2003)

3 Beroepsaansprakelijkheid Assurantientussenpersoon In deze casus wordt geoordeeld door de Hoge Raad dat een tussenpersoon voldoende zorgvuldig handelt wanneer hij bij een verzoek om hulp bij de wijziging van een begunstiging bij een levensverzekering ermee volstaat telefonisch bij de verzekeraar te informeren naar de bestaande begunstiging en de telefonisch verkregen informatie niet op juistheid controleert. Via de telefoon kreeg de tussenpersoon te horen dat de verzekeringnemer zelf de begunstigde was en werd in overleg met de verzekeringnemer (de man), de echtgenote en de tussenpersoon besloten dat geen wijziging van de begunstiging nodig was nu de echtgenote de enige erfgename was van de verzekeringnemer. In werkelijkheid was de zuster van de verzekeringnemer als begunstigde aangewezen.dit feit was dus door de verzekeraar verkeerd doorgegeven en niet door de tussenpersoon nagetrokken. Dat was ook lastig want de polissen waren thuis bij de verzekeringnemer niet vindbaar. In cassatie werd namens de weduwe van de inmiddels overleden verzekeringnemer (tevens verzekerde) aangevoerd dat een advies van een assurantietussenpersoon op basis van door hem telefonisch bij verzekeraar verkregen informatie, zonder nader onderzoek te doen, zonder nader informatie bij verzekeraar in te winnen en zonder kennis van de inhoud van de polis, voor rekening van de tussenpersoon zou moeten komen. De Hoge Raad geeft aan dat zo'n regel in het algemeen geen steun in het recht vindt en dus in zijn algemeenheid niet geldt. N.B. Uit deze casus blijkt weer hoe belangrijk de werkelijke feiten en omstandigheden van het geval zijn voor de vraag of de tussenpersoon aansprakelijk is. In dit geval speelde het feit dat de verzekeringnemer en zijn echtgenote niet de betreffende polissen konden laten zien wellicht een doorslaggevende betekenis HOOFDSTUK 2 Benzol (1959) Tilkema (1962) Wanprestatie van de verzekerden, bestaande in het niet behoorlijk nakomen van de verplichting om assuradeuren volledig op de hoogte te houden van alle in het kader van het door pp. gepleegde overleg voor de schaderegeling van belang zijnde omstandigheden. Het Hof heeft geen der aangehaalde wetsartt. geschonden door de gedragingen van de verzekerden als het niet-nakomen van een uit de overeenkomst voortvloeiende verbintenis aan te merken. Ontbinding van de verzekeringsovereenkomst op grond van deze wanprestatie zou tot gevolg hebben, dat de assuradeuren, nadat de kans op een voorval, als zij bij de verzekeringsovereenkomst voor hun rekening hebben genomen, zich heeft verwezenlijkt, zouden worden bevrijd van het verlies dat door het plaats grijpen van dat voorval reeds te hunnen laste was gekomen. Aangezien zodanig gevolg door deze wanprestatie niet wordt gerechtvaardigd, moet worden aangenomen, dat de wetgever niet heeft gewild, dat een verzekeraar dit gevolg door het vragen van ontbinding op grond van een wanprestatie als deze zou kunnen doen intreden. Geen ontbinding is dus mogelijk als de wanprestatie is gepleegd nadat schade als waartegen de verzekering dekking verleende is voorgevallen en een daaruit voor de verzekerde voortvloeiende verplichting betreft. Verzwijging door de verzekerde van de omstandigheid dat hij herhaaldelijk wegens vermogensmisdrijven is veroordeeld. Art. 251 K toepasselijk? De bescherming, welke art. 251 K de verzekeraar bedoelt te bieden, vindt haar grond in het bijzondere karakter van de verzekeringsovereenkomst, welke meebrengt dat de verzekeraar, alvorens tot de verzekering van een bepaalde post te besluiten, moet kunnen beschikken over de gegevens die hem in staat stellen de voor hem aan de verzekering gebonden kansen zo goed mogelijk te beoordelen. Deze kansen worden niet alleen bepaald door het risico van het voorvallen van de onzekere gebeurtenis en haar gevolgen, waarvan de contractuele verplichtingen van de verzekeraar afhankelijk zijn gesteld, doch mede door de betrouwbaarheid van de verzekerde, waarop het bij de uitvoering van een verzekeringsovereenkomst in nog sterkere mate dan bij andere overeenkomsten aankomt. Er bestaat dan ook geen aanleiding om van de omstandigheden, waarop de in art. 251 K bedoelde verzwijging betrekking heeft, uit te zonderen die, welke op de onbetrouwbaarheid van de verzekerde betrekking heeft, uit te zonderen die, welke op de onbetrouwbaarheid van de verzekerde een zodanig licht werpen dat, zo de verzekeraar deze had gekend hij de verzekering niet of niet onder dezelfde voorwaarden zou hebben gesloten. Redelijke uitlegging van art. 251 K brengt echter mee, dat niet toelaatbaaris een beroep op de verzwijging van omstandigheden, waarnaar de verzekeraar niet had gevraagd en waarvan de verzekerde niet alleen niet heeft geweten doch ook niet heeft behoeven te begrijpen

4 dat de verzekeraar bij mededeling daarvan de verzekering niet of niet onder dezelfde voorwaarden zou hebben willen sluiten. Maarnse broodbezorger (1978) Beroep van RVS, eiseres tot cassatie, op art. 251 K, door Hof aldus opgevat dat het - zowel wat de onjuiste opgaven als de verzwijging van te dezen relevante omstandigheden betreft - is gegrond op de niet-vermelding door Appeldoorn, verweerder in cassatie, van de omstandigheden, opgesomd in r.o. 4 van het bestreden arrest. Wat de onjuiste opgaven betreft beroept RVS zich uitsluitend op die, welke volgens haar besloten liggen in de antwoorden, door A. geplaatst op het door hem ondertekende keuringsformulier. Hof oordeelt aan de hand van de omstandigheden, vastgesteld in r.o. 7 van het bestreden arrest, dat de opgaven, die door A. zijn geplaatst op het op 23 jan door hem ondertekende keuringsformulier, niet onjuist waren, en verwerpt het beroep op verzwijging, van oordeel dat niet voldoende aannemelijk is dat A. heeft geweten of heeft kunnen begrijpen dat de verzekeraar bij mededeling van de door het Hof bedoelde klachten de verzekering niet of niet onder dezelfde voorwaarden zou hebben willen sluiten. Uit dit oordeel moet worden afgeleid dat het Hof tevens van oordeel is geweest dat A. ook niet hierom behoefde te begrijpen, dat de verzekeraar bij mededeling van de klachten de overeenkomst niet of niet onder dezelfde voorwaarden zou hebben gesloten, omdat de verzekeraar dan een nader onderzoek nodig zou hebben geacht. Cassatieberoep verworpen. Gielen (1981) Hotel Wilhelmina (1978) De Kroon-Ennia (1990) Stroman (1996) De verzekeraar, die vóór het sluiten van de verzekeringsovereenkomst aan de verzekerde een vragenformulier ter invulling heeft voorgelegd waarin níet met zoveel woorden naar het strafrechtelijk verleden van de aanvrager werd gevraagd, kan in beginsel niet van de aanvrager verlangen dat deze spontaan overgaat tot opgaven omtrent dat verleden, dat zijn persoonlijke levenssfeer diepgaand kan raken en waaraan de bekendheid bij derden zijn maatschappelijke positie ernstig kan schaden. Geen nietigheid van de verzekering krachtens art. 251 K, tenzij zich het in het arrest omschreven uitzonderingsgeval voordoet. Het Hof heeft bij tussenarrest aan deskundigen de vraag voorgelegd - kort samengevat - of de Goudse als redelijk handelend verzekeraarster de overeenkomst niet of niet onder dezelfde voorwaarden zou hebben aangegaan indien het haar bekend zou zijn geweest dat een door General Accident met eiseres gesloten brandverzekeringsovereenkomst m.b.t. hetzelfde pand door General Accident was opgezegd op grond dat aan deze minder gunstige inlichtingen omtrent integriteit en solvabiliteit van eiseres en in het bijzonder van een met haar nauw bevriend persoon ter ore waren gekomen. In zijn eindarrest heeft het Hof deze vraag o.g.v. het rapport van deskundigen bevestigend beantwoord. Het Hof heeft daarbij voorts geoordeeld, dat eiseres niet heeft gesteld dat de Goudse de overeenkomst toch op dezelfde voorwaarden zou hebben afgesloten, indien de Goudse een zelfstandig onderzoek zou hebben ingesteld naar de omstandigheden welke voor General Accident aanleiding waren de door haar met eiseres aangegane verzekeringsovereenkomst te beëindigen. In cassatie klaagt eiseres er terecht over dat dit oordeel onbegrijpelijk is in het licht van hetgeen door haar bij Memorie van Grieven is gesteld. Het beroep van de Goudse op art. 251 K kan slechts slagen, indien zij als redelijk handelend verzekeraarster - ware zij bekend geweest met de verkeerdheid van de opgave - te weten het niet opgeven van voormelde opzegging en de reden daarvan - de overeenkomst niet of niet onder dezelfde voorwaarden zou hebben aangegaan. Het Hof heeft in zijn tussenarrest de aan deskundigen voorgelegde vraagstelling aldus beperkt dat zij niet in hun oordeel hebben kunnen betrekken de vraag of de Goudse, indien eiseres het opzeggen door General Accident en de reden daarvan had opgegeven, als redelijk handelend verzekeraar een zelfstandig onderzoek naar deze redenen en de juistheid daarvan zou hebben ingesteld, en welke invloed het resultaat van dit onderzoek op de beslissing omtrent het sluiten van de overeenkomst zou hebben gehad. In verband hiermee heeft het Hof ten onrechte niet alsnog onderzocht wat eiseres blijkens het bovenstaande op dit punt had aangevoerd. Onjuist is de opvatting dat een verzekeraar geen beroep op nietigheid als bedoeld in art. 251 K kan doen wanneer de verzwijging op feiten betrekking heeft van een andere categorie (cascoschade) dan waaraan de vordering van de verzekerde is gegrond (autodiefstal). Van een verzekeringnemer, van wie in beginsel niet kan worden gevergd dat hij spontaan overgaat tot opgaven omtrent zijn eigen strafrechtelijk verleden, kan evenmin worden gevergd dat hij spontaan overgaat tot opgaven omtrent het

5 AANVULLENDE JURISPRUDENTIE HOOFDSTUK 2 strafrechtelijk verleden van een derde nu zulks de persoonlijke levenssfeer van die derde diepgaand kan raken en bekendheid bij anderen de maatschappelijke positie van die derde ernstig kan schaden. De omstandigheid dat een bestuurder van een vennootschap aandelen in de vennootschap houdt, levert zonder meer geen grond op om hem in die zin met de vennootschap te vereenzelvigen dat een enkel op het strafrechtelijk verleden van de verzekeringnemer gerichte vraag door de vennootschap die zich wil verzekeren, behoort te worden opgevat als tevens gericht op het strafrechtelijk verleden van die bestuurder. Aegon-BMA (1996) B en K-Aegon (1997) Indien de verzekering is gesloten op de grondslag van een door de verzekeraar opgestelde vragenlijst dient bij beoordeling van de vraag of de verzekeraar een beroep op de vernietigingsgrond van art. 251 K toekomt, het volgende tot uitgangspunt te worden genomen: 1. De verzekeringnemer mag een hem door de verzekeraar voorgelegde vraag opvatten naar de zin die de verzekeringnemer daaraan onder de gegeven omstandigheden redelijkerwijs mag toekennen. 2. De verzekeraar kan zich niet erop beroepen dat feiten waarnaar niet was gevraagd, niet zijn medegedeeld, tenzij is gehandeld met het opzet de verzekeraar te misleiden. 3. Heeft de verzekeraar vóór het aangaan van de verzekering mededeling gevraagd van feiten die een ander dan de verzekeringnemer betreffen, dan is deze gehouden de desbetreffende vragen volledig en naar waarheid te beantwoorden: heeft de verzekeraar niet gevraagd naar feiten die een ander dan de verzekeringnemer betreffen, dan is de hiervoor onder 2. vermelde regel van toepassing. 4. Van het geval dat mededeling wordt gevraagd van feiten die een ander dan de verzekeringnemer betreffen, moet worden onderscheiden het geval dat iemand als bestuurder en aandeelhouder een zodanige zeggenschap heeft in de vennootschap die de verzekeringnemer is, dat hij met die vennootschap moet worden vereenzelvigd en dat de verzekeringnemer op die grond had moeten begrijpen dat de vragen mede op de feiten betreffende deze persoon en de eventueel door hem beheerste vennootschappen betrekking hadden. Of zich dit voordoet - wat niet snel zal mogen worden aangenomen - zal van de omstandigheden van het geval afhangen. De omstandigheid dat iemand zowel bestuurder als aandeelhouder is, is daartoe in ieder geval onvoldoende. Het gaat hier om op de grondslag van een vragenlijst gesloten verzekeringen. De verzekeraar kan zich dan niet erop beroepen dat feiten waarnaar niet was gevraagd, niet zijn medegedeeld, tenzij is gehandeld met het opzet de verzekeraar te misleiden; hetzelfde geldt indien niet is gevraagd naar feiten die een ander dan de verzekeringnemer betreffen. Een vraag naar strafrechtelijke veroordelingen hoeft door de verzekeringnemer redelijkerwijs niet te worden opgevat als een vraag naar strafrechtelijke veroordelingen van een ander dan de verzekeringnemer zelf. Daaraan doet niet af het enkele feit dat die ander, zoals hier, met de verzekeringnemer is gehuwd en tezamen met deze de onderneming exploiteert waarop de verzekering betrekking heeft. Niet onjuist is het oordeel dat de verzekeringnemer op zijn minst erover behoorde te twijfelen of het hem vrijstond een opgave van zijn strafrechtelijke veroordelingen achterwege te laten, zodat hij aan de tussenpersoon, die als deskundige op de hoogte moet zijn geweest van de door de verzekeraar voorgestane en door het hof juist bevonden uitleg van het vragenformulier, op dit punt nadere voorlichting had behoren te vragen alvorens de desbetreffende vraag ontkennend te beantwoorden. B. London & Lancashire Hier geeft de Hoge Raad aan dat de vraag naar het strafrechtelijk verleden niet Maatschappij NV (2003) slechts betrekking heeft op strafrechtelijke veroordelingen, maar dat ook relevant is de fase waarin de strafrechtelijke vervolging tegen de aanvrager verkeerde, alsmede de aard n de ernst van de feiten waarvoor een vervolging was ingesteld. Huls Nederlandse Luchtvaartpool art. 251 K (oud) verzwijging door verzekeringnemer bij het sluiten van de NV (2003) verzekering. WA-cascoschade verzekering met betrekking tot vliegtuig. De assurantietussenpersoon heeft geen gebruik gemaakt van het vragenformulier dat de verzekeraar hanteert en waarin de vraag wordt gesteld of degene die als vlieger zal optreden, over een vliegbrevet beschikt. De verzekeringnemer heeft geen brevet, de

6 assurantietussenpersoon wist dit en heeft dat niet aan de verzekeraar medegedeeld. HOOFDSTUK 3 Aardbeienmanden (1913) Vis-Azië (1915) Bensdorp-Huying (1956) Maring-Assuradeuren (1972) Kraaybeek (1978) T.a.v. de in bewaring gegeven zaken heeft de bewaarnemer als verzekerde een tegen brand verzekerbaar belang; dat belang bestaat in de mogelijkheid van schade, indien de bewaarnemer tegenover de bewaargever niet kan bewijzen, dat hem t.a.v. het verloren gaan door brand van het in bewaring gegeven goed in geen enkel opzicht schuld is te wijten. De aansprakelijkheid van de bewaarnemer als verzekerde tegenover de verzekeraar reikt niet zo ver (art. 294 K); Begrip onvermijdelijk toeval in art BW; art. 256 K vordert wel in de polis een duidelijke omschrijving van het voorwerp, doch noch in dit art., noch elders wordt bepaald, dat het belang van de verzekerde moet zijn uitgedrukt. Uit de vermelding van roerende goederen zonder aanduiding van het belang, mag niet worden afgeleid dat alleen het eigenaarsbelang is bedoeld. Meerdere branden in een verzekerd pand gedurende dezelfde verzekeringsperiode (één jaar tegen één premie), terwijl nooit meer dan het bij overeenkomst aangegeven bedrag zou hoeven worden vergoed. De omvang van des verzekeraars vergoedingsplicht bij latere schaden is alleen verminderd, omdat zijne gehoudenheid daartoe bij de overeenkomst is beperkt tot een bepaald bedrag, waarvan een deel door hem is voldaan. Zolang echter het gezamenlijk bedrag der schaden nog binnen het beloop der verzekering valt, is er geen enkele reden om de geleden schade slechts gedeeltelijk te vergoeden. Afwijking in de verzekeringsovereenkomst van art. 263 K. Verplichting van de oorspronkelijke verzekerde om gegevens te verschaffen aan opvolgende belanghebbenden. Art. 263 K bevat, blijkens de zinsnede: alles tenzij het tegendeel tussen de verzekeraar en de oorspronkelijke verzekerde ware bedongen, een voorschrift van regelend recht. Zodra in een verzekeringsovereenkomst een clausule voorkomt m.b.t. de rechten van opvolgende belanghebbenden, komt het voor de vaststelling van deze rechten in de eerste plaats aan op de uitlegging van deze clausule en is voor een toepassing van de in art. 263 gegeven regel nog slechts plaats voor zover daarvan blijkens de inhoud van het gemaakte beding niet is afgeweken. Nu het Hof de in de contractpolis van verweerster voorkomende condities betreffende het medeverzekeren van belangen voor derden aldus heeft uitgelegd, dat door deze condities alleen aan de oorspronkelijke verzekerde door de verzekeraar de bevoegdheid werd verleend om aan een opvolgende belanghebbende de rechten uit de verzekering over te dragen, is er geen plaats voor een beroep op art. 263, teneinde - in strijd met de door het Hof vastgestelde inhoud van de tussen verzekeraar en de oorspronkelijke verzekerde getroffen regeling - een overgang van de verzekering op eiseres enkel door haar verkrijging van de eigendom der verzekerde goederen te verdedigen. Brandverzekering op de grondslag van nieuwwaarde. Wettelijke bepalingen waarop, hoewel zij niet door een latere wet haar kracht hebben verloren, voor de rechter geen beroep meer kan worden gedaan. In haar algemeenheid is onjuist de stelling dat een verzekering, waarbij de verzekeraar op zich neemt om, ingeval de verzekerde zaak teniet gaat of waardeloos wordt, aan de verzekerde een vergoeding te verstrekken op de grondslag van nieuwwaarde, of voor gebouwd onroerend goed van herbouwwaarde of herbouwkosten, met het indemniteitsbeginsel onverenigbaar zou zijn. Er kunnen zich immers zeer wel gevallen voordoen waarin slechts door een vergoeding op die grondslag de schadelijke gevolgen van het voorval voor de verzekerde kunnen worden weggenomen. Niet alleen de praktijk maar ook de wetgever heeft zich blijkens art. 29 Pachtwet op het standpunt gesteld, dat de artt. 288 en 289 K, voor zover zij zich tegen dergelijke verzekeringen verzetten, hun kracht hebben verloren, en kan daarop ook voor de rechter geen beroep meer worden gedaan. Brandverzekering naar herbouwwaarde zonder verplichting tot herbouw. Is de verzekeraar gehouden naar herbouwwaarde af te rekenen, wanneer de verzekerde niet herbouwt? In het cassatiemiddel wordt terecht niet aangevoerd dat het indemniteitsbeginsel zich er tegen verzet een opstal te verzekeren tegen brandschade naar herbouwwaarde zonder verplichting tot herbouw. Het middel betoogt echter dat het indemniteitsbeginsel niet toelaat bij een zodanige schadeverzekering de schade als overeengekomen naar herbouwwaarde te vergoeden, wanneer de verzekerde niet herbouwt. Deze opvatting kan in haar algemeenheid niet worden aanvaard. Of ook in

7 een geval dat de verzekerde zelf niet tot herbouw van de tenietgegane opstal overgaat, vergoeding naar herbouwwaarde verenigbaar is met het indemniteitsbeginsel, zal van de omstandigheden afhangen. Denkbaar is dat de verzekerde voor het behoud van de functie die het tenietgegane gebouw voor hem had op andere wijze offers moet brengen, bijv. door het aanschaffen van vervangende gebouwen, in welk geval zijn schade in de koopprijs tot uitdrukking komt, of, zoals in het onderhavige geval is geschied, door verkoop van het terrein waarop het tenietgegane gebouw stond, aan een koper die na herbouw die functie herstelt, in welk geval die schade tot uitdrukking komt in de lagere verkoopprijs die hij ontvangt. In beide gevallen is van onevenredigheid met het indemniteitsbeginsel geen sprake zolang de verzekerde door vergoeding naar herbouwwaarde niet in een duidelijk voordeliger positie geraakt. Holland-Korstanje (1985) Zeeuwse-Mangnus (1991) Interkes-Nieuw Rotterdam (1991) Dubbele verzekering. Art. 277 K niet van toepassing op aansprakelijkheidsverzekering. Korstanje is jegens een derde aansprakelijk voor de schade door deze geleden als gevolg van een aanrijding die Korstanje als door de eigenaar gemachtigd bestuurder van een personenauto heeft veroorzaakt. Deze aansprakelijkheid is gedekt onder twee verzekeringen, te weten een door de eigenaar van de auto bij Holland gesloten WA-verzekering en een door Korstanje bij een andere verzekeraar gesloten rijbewijsverzekering. Art. 277 K heeft ten doel om, ingeval eenzelfde belang onder meer dan één verzekering is gedekt, te voorkomen dat de verzekerde uit hoofde van de gezamenlijke verzekeringen meer uitgekeerd zou krijgen dan zijn schade, voor zover verzekerd, beloopt. Gezien de door de wetgever ter bereiking van dit doel gevolgde weg - waarbij de volle waarde van het gevaarsobject een beslissende rol speelt - moet het ervoor worden gehouden dat de bepaling enkel ziet op die verzekeringen welke zich naar haar aard ertoe lenen de volle waarde van het betrokken object te dekken. T.a.v. aansprakelijkheidsverzekeringen is dit laatste niet het geval, nu de aard van die verzekeringen meebrengt dat van een gevaarsobject geen sprake is en het verzekerde belang in het algemeen niet tot een bepaald bedrag is beperkt. Zulks in aanmerking genomen bestaat er onvoldoende grond om aan te nemen dat art. 277 mede toepasselijk is op aansprakelijkheidsverzekeringen, zodat indien eenzelfde aansprakelijkheid onder meer dan één verzekering is gedekt, de volgende verzekeraar niet is ontslagen en de verzekerde elke verzekeraar kan aanspreken, met dien verstande dat hij in totaal niet meer mag ontvangen dan zijn schade, voor zover verzekerd, beloopt. Brandverzekering. Vaststellingsovereenkomst m.b.t. schade. Voordeelstoerekening. Na op grond van deze overeenkomst omtrent terzake van de door de experts inclusief BTW berekende schade van de verzekeraar een uitkering te hebben ontvangen, opteert verzekerde voor het ondernemerschap, mag hij die BTW verrekenen en behaalt hij daardoor een voordeel. Deze optie is geen schadebeperkende maatregel als bedoeld in art. 283 K; geen plicht verzekeraar daarover te informeren. Indemniteitsbeginsel verplicht niet tot terugbetaling, nu vaststellingsovereenkomst partijen bindt ook voor zover zij afwijkt van de rechtstoestand die zonder deze overeenkomst tussen hen zou hebben bestaan. Geen onverschuldigde betaling. Geen ongerechtvaardigde verrijking, want zij wordt door de vaststellingsovereenkomst gerechtvaardigd. De regel dat voordelen op de schadevergoeding moeten worden toegerekend voor zover dit redelijk is, brengt niet mee dat ook een na een vaststellingsovereenkomst opgekomen voordeel op de te vergoeden schade moet worden toegerekend. Brandverzekering. Indemniteitsbeginsel. Keuzeclausule. Ingevolge het aan het Nederlandse schadeverzekeringsrecht ten grondslag liggende indemniteitsbeginsel behoort de verzekeringsovereenkomst te zijn gericht op de vergoeding van de schade welke de verzekerde zal lijden als gevolg van het onzeker voorval waartegen de verzekering dekking geeft. Zij mag niet de strekking hebben dat de verzekerde als gevolg van het intreden van dat voorval in een duidelijk voordeliger positie geraakt. Het voormelde beginsel verzet zich niet ertegen dat een opstal wordt verzekerd tegen brandschade naar herbouwwaarde zonder verplichting tot herbouw. In casu treedt brandschade aan het verzekerde pand op nadat dit reeds door de verzekeringnemer aan een derde is verkocht maar nog niet geleverd. Volgens de keuzeclausule in de polis komt aan de verzekerde zelf - niet aan derden - de vrijheid toe in geval van schade te kiezen voor schadevergoeding op basis van herbouw of op basis van niet herbouwen. Het daarop steunende oordeel van het hof dat indien de verzekerde (zoals in casu) voor het eerste kiest assuradeuren alleen dan tot vergoeding van de herbouwkosten gehouden zijn wanneer de verzekerde zelf tot herbouw overgaat, is in

8 het licht van de vaststaande feiten onbegrijpelijk. General Accident-Amev (1991) Vervolg op HR 12 april 1985, NJ 1985, 867. Dubbele verzekering. Regresrecht verzekeraars. Anticipatie NBW. In een geval waarin dezelfde aansprakelijkheid is gedekt onder meer dan één aansprakelijkheidsverzekering is een eis van redelijkheid en billijkheid dat de verzekeraar op wie de verzekerde zijn keus heeft laten vallen en die daarop de schade heeft vergoed, verhaal moet kunnen nemen op de andere verzekeraars op wie eveneens de verplichting tot het vergoeden van deze schade rustte. Voor het komende recht wordt dan ook - in overeenstemming met wat ten onzent in de doctrine reeds lang werd geleerd en met wat elders geldt voorgesteld uitdrukkelijk te bepalen dat in een dergelijk geval de verzekeraars onderling verhaal hebben opdat ieder zijn deel draagt. In de huidige wet ontbreekt een dergelijke regel. Niettemin moet ook voor het huidige recht worden aanvaard dat uit voormelde regel inzake samenloop van aansprakelijkheidsverzekeringen voor de betrokken verzekeraars een onderling regresrecht voortvloeit, omdat zulks past in het stelsel van de wet en aansluit bij de daarin wèl geregelde gevallen. Daarbij valt met name te wijzen op het bepaalde in art BW en op de regel die is aanvaard voor het geval verschillende personen elk uit hoofde van onrechtmatige daad aansprakelijk zijn voor dezelfde schade. AANVULLENDE JURISPRUDENTIE HOOFDSTUK 3 Confood-Zürich (1997) Ennia Casablanca (2002) Partijen zijn overeengekomen dat de schade na brand zal worden vastgesteld door deskundigentaxatie. Volgens het hof is het resultaat van deze taxatie naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar zodat de verzekeraar daaraan niet gebonden is. Vooropgesteld moet worden dat vaststelling van de door de verzekeraar te vergoeden schade als in het onderhavige geval is geschied, ertoe strekt onzekerheid of geschil omtrent de hoegrootheid van de door de verzekeraar te vergoeden schade te beëindigen. Daarmee is niet verenigbaar dat de vaststelling als ongeldig zou dienen te worden beschouwd wanneer uitkering van het vastgestelde bedrag in strijd met het indemniteitsbeginsel zou komen doordat zij de verzekerde in een duidelijk voordeliger positie zou doen geraken. De vaststelling bindt partijen immers ook voor zover zij leidt tot een rechtstoestand die afwijkt van die welke tussen hen zou hebben bestaan indien zij omtrent de schadevaststelling geen regeling zouden hebben getroffen. Het hof heeft blijk gegeven van een onjuiste opvatting omtrent de in art. 6:248 lid 2 BW en art. 7:904 lid 1 BW bedoelde maatstaven. In een geval als het onderhavige, waarin partijen zijn overeengekomen dat zij zich binden aan een door derden - in opdracht van partijen te geven beslissing kunnen alleen ernstige gebreken in de beslissing gebondenheid eraan naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar maken. Hetgeen het hof heeft vastgesteld wettigt echter niet de gevolgtrekking dat in het onderhavige geval van zodanige ernstige gebreken sprake is. De aard van een verzekering als de onderhavige brengt, zoals ook naar voren komt uit art Ontw. BW, mee dat, tenzij blijkt van het tegendeel, partijen geacht worden het gebouw naar zijn herbouwwaarde te hebben verzekerd. Dat de deskundigen in het onderhavige geval kennelijk geen aanwijzingen aanwezig hebben geacht op grond waarvan van een ander waardebegrip zou moeten worden uitgegaan, kan in ieder geval niet als een ernstig gebrek van hun beslissing worden aangemerkt, te minder nu uit de algemene voorwaarden blijkt dat het verzekerde bedrag is berekend naar herbouwwaarde. De omstandigheid dat de deskundigen bij de vaststelling van het door Zürich te vergoeden bedrag geen rekening hebben gehouden met de werking van het indemniteitsbeginsel, kan evenmin leiden tot vernietigbaarheid van de beslissing van deskundigen nu de omstandigheid dat de verzekerde door het ontvangen van de vastgestelde schadevergoeding in een duidelijk voordeliger positie zou komen te verkeren, niet meebrengt dat de vaststelling als ongeldig zou dienen te worden beschouwd. In het arrest Ennia-Casablanca: HR 28 juni 2002, NJ 2002, 609 geeft de HR aan dat art. 263K (oud) bepaalt dat bij overgang van een zaak, de verkering van die zaak ten voordele van de rechthebbende doorloopt. Art. 263K (oud) geeft slechts een regeling voor het geval voorwerpen (zaken) verzekerd zijn en deze worden verkocht of in eigendom overgaan. In beginsel is een bedrijfsschadeverzekering niet een verzekering van een of meer zaken. Art. 263k (oud) is in de regel dergelijke verzekeringen niet van toepassing. De HR vervolgt echter zijn betoog als volgt: Dit is alleen anders in

9 gevallen waarin bij dezelfde overeenkomst waarbij een overeenkomst tot verzekering van voorwerpen (zaken) wordt gesloten, een overeenkomst tot verzekering van bedrijfsschade als bijkomstige verzekering tot stand komt, hetgeen zich met name zal voordoen indien bij een verzekeringsovereenkomst niet alleen de zaken waarin en waarmee het bedrijf wordt uitgeoefend zijn verzekerd tegen beschadiging door bepaalde gebeurtenissen, maar ook dekking wordt verleend tegen bedrijfsschade tengevolge van het door die beschadiging tijdelijk onmogelijk worden van de bedrijfsuitoefening. Aan de hand van de verzekeringsovereenkomst moet worden vastgesteld welke belangen verzekerd zijn en kan de vraag beantwoord worden of de regeling van art. 263K (oud) daarop van toepassing is. Het lijkt er dus op dat Ennia in ieder geval de brandschade dient te vergoeden (ervan uitgaande dat partijen art. 263K niet uitgesloten hebben). Wat de bedrijfsschade betreft hangt een en ander van de verzekeringsovereenkomst en de verzekeringsvoorwaarden af. Het gaat er dus om of de bedrijfsschadeverzekering als een bijkomstige verzekering kan worden beschouwd in de zin van art. 7:948 BW. HOOFDSTUK 4 Stukgegooid bierglas (1975) Auto in kanaal (1978) Corrosie (1984) Een goede grond ontbreekt om bij verzekering tegen wettelijke aansprakelijkheid de ongeschreven rechtsregel dat aansprakelijkheid voor door de verzekerde opzettelijk veroorzaakte schade, ook zonder uitsluiting bij de polisvoorwaarden, in het algemeen niet door de verzekering wordt gedekt omdat in zoverre de overeenkomst in strijd is met de goede zeden en/of de openbare orde, uit te breiden tot schade door de verzekerde aan een derde toegebracht met voorwaardelijk opzet naar de door de eiseres gegeven en door haar aan arresten van de strafkamer van de HR ontleende omschrijving. Art. 276 K is noch rechtstreeks, noch analogisch van toepassing op de overeenkomst van levensverzekering. Dit brengt niet mede dat gedragingen van de begunstigde die de dood van degene wiens leven is verzekerd, tot gevolg hebben gehad, geen invloed op diens recht kunnen hebben. Immers in geval de begunstigde deze dood opzettelijk heeft veroorzaakt kunnen de beginselen, die mede uitdrukking hebben gevonden in de artt. 885 onder 1, 1959 en 1725 onder 2 BW meebrengen dat de aanwijzing van hem als begunstigde vervalt, zodat hij deze aanwijzing niet meer kan aanvaarden, of, zo hij haar reeds aanvaard heeft, zijn daaruit voortvloeiende rechten niet kan uitoefenen. Dit verval bevrijdt de verzekeraar echter niet jegens eventueel aangewezen andere begunstigden of, naar gelang van de inhoud van de overeenkomst, jegens de verzekeringnemer of diens erfgenamen. Ook een zodanig verval kan zich in casu niet voordoen. Verzekering tegen schade uit eigen gebrek. Onzeker voorval dat de schade doet ontstaan. Uitlegging van de polis. Corrosie van het zich in betonnen vloerplaten bevindende wapeningsijzer, welke corrosie het gevolg is van eigen gebrek van die platen en reeds was begonnen vóór de aanvang van de verzekering. Polis art. 9 sub a: 'Met terzijdestelling van het bepaalde in art. 249 K (eigen gebrek) is verzekerd alle schade aan het werk en het aannemersmaterieel door verlies, vernietiging of beschadiging.' Hof: Onder de polis moet, in geval van uit eigen gebrek voortvloeiende schade, het onzekere voorval dat de schade doet ontstaan, worden gezocht in het aan het licht komen van het eigen gebrek. Het moment waarop dit gebeurt geldt als het moment waarop de beschadiging als bedoeld in art. 9 sub a van de polisvoorwaarden heeft plaatsgevonden. HR: Deze uitlegging van de polis is niet onbegrijpelijk en geeft evenmin blijk van een onjuiste rechtsopvatting. Van Kasteren-Nationale Nederlanden Verzekering tegen diefstal. Diefstal van sieraden uit in binnenstad achtergelaten (1988) geparkeerde, goed afgesloten auto. Eigen schuld verzekerde. 'Merkelijke' schuld. Feitelijk oordeel. Algemeen bekend is, dat ook behoorlijk afgesloten auto s betrekkelijk gemakkelijk beroofd of in hun geheel ontvreemd kunnen worden, een risico dat ook bij parkeren in een drukke winkelstraat met parkeermeters en -politie volstrekt niet te verwaarlozen is; Van Kasteren en haar partner hebben zich gedurende enige uren van de auto verwijderd; Het gaat om sieraden van aanzienlijke waarde; Niet gebleken is, dat Van Kasteren redelijkerwijs niet anders kon handelen; integendeel, voor de hand had gelegen dat zij de kostbaarheden bij een bank in bewaring had gegeven of in een bagagekluis van het station had opgeborgen of, als dat onmogelijk was gebleken, dat zij van haar bezoek aan de binnenstad van Keulen had afgezien. Door op grond van deze omstandigheden te oordelen dat Van Kasteren merkelijke schuld heeft aan het verlies van de sieraden heeft het hof niet blijk gegeven

10 van miskenning van het als voormeld op te vatten begrip merkelijke schuld. Containerbrand (1990) Maduro & Curiel-Fatum II (1992) Brandverzekering. Merkelijke schuld. Brandschade veroorzaakt door vuur afkomstig uit in brand geraakte afvalcontainer. Uitgangspunt moet zijn dat met het woord 'merkelijke' in art. 294 K wordt aangeduid dat niet voldoende is dat verzekerde enige, al is het slechts lichte, schuld heeft, maar dat sprake moet zijn van een ernstige mate van schuld. Ook het hof is van deze maatstaf uitgegaan, nu het hof enerzijds oordeelt dat met het oog op het grote brandrisico de 'uiterste voorzichtigheid' was geboden en anderzijds constateert dat Aalbers, hoewel met het vuur in de container bekend, geen enkele maatregel heeft genomen. Te beperkt is de rechtsopvatting dat de veronachtzaming zo ernstig moet zijn dat zij is gelijk te stellen met opzettelijk handelen (brandstichting) of in ernst daaraan grenst, of dat verzekerde zich er bewust van had moeten zijn dat de brand het rechtstreeks en onvermijdelijk gevolg van zijn nalatigheid zou zijn. Verzekeringsrecht. Merkelijke schuld: indien de wederpartij van de verzekeraar uit meer dan een verzekerde bestaat, brengt merkelijke schuld van een hunner mee dat de schade niet ten laste van de verzekeraar komt. Aan art. 294 K ligt de gedachte ten grondslag dat de verzekeraar bij de beoordeling van het risico dat hij krachtens de te sluiten overeenkomst zal gaan lopen, ervan mag uitgaan dat de verzekerde niet zozeer tekort schiet in zorg ter voorkoming van schade dat er sprake is van merkelijke schuld. Zijn er meer verzekerden, dan brengt deze gedachte mede dat de verzekeraar ervan mag uitgaan dat zij geen van allen aldus tekortschieten. Uit een en ander vloeit voort dat de verzekeraar niet tot vergoeding van schade gehouden is als de brand door merkelijke schuld van een der verzekerden veroorzaakt is. De Gans-Nationale Nederlanden Verzekeringsrecht; merkelijke schuld. Stellingen van partijen; feiten en (1992) omstandigheden vermeld in overgelegd strafdossier. Passeren bewijsaanbod. Aan art. 294 K ligt de gedachte ten grondslag dat de verzekeraar bij de beoordeling van het risico dat hij krachtens de te sluiten overeenkomst zal gaan lopen, ervan mag uitgaan dat de verzekerde niet zozeer tekortschiet in zorg ter voorkoming van schade dat er sprake is van merkelijke schuld. Zulks in aanmerking genomen bestaat geen aanleiding die bepaling louter op grond van haar bewoordingen zo beperkt uit te leggen dat van merkelijke schuld als daar bedoeld slechts sprake kan zijn ingeval de verzekerde brand heeft veroorzaakt. Dit brengt mee dat het hof niet heeft blijk gegeven van een onjuiste rechtsopvatting m.b.t. art Het hof behoefde ook niet nader te motiveren waarom het merkelijke schuld aanwezig oordeelde, en het was niet gehouden vast te stellen welke oorzaak de brand had. AANVULLENDE JURISPRUDENTIE Nationale Nederlanden-Arie Veerman Aansprakelijkheidsverzekering; uitleg opzetclausule. In 's hofs oordeel ligt besloten (1996) dat de opzetclausule de aansprakelijkheid van de verzekerde niet van de door de verzekering geboden dekking uitsluit omdat hij zich niet ervan bewust was dat het letsel van het slachtoffer het gevolg van de klap zou zijn, zodat niet gezegd kan worden dat het oogletsel van het slachtoffer voor de verzekerde het zekere gevolg was van zijn handelen. Deze op uitleg van de verzekeringsvoorwaarden berustende oordelen geven niet van een onjuiste rechtsopvatting blijk; zij zijn niet onbegrijpelijk en behoefden geen nadere motivering. Zij berusten kennelijk op de juiste gedachte dat een in de voorwaarden van een aansprakelijkheidsverzekering als de onderhavige opgenomen bepaling als de opzetclausule, in een geval waarin een verzekerde letsel heeft toegebracht, geen verdere strekking heeft dan van de dekking uit te sluiten de aansprakelijkheid van een verzekerde die het letsel heeft beoogd of zich ervan bewust was dat letsel, zoals zich dat in concreto heeft voorgedaan, het gevolg van zijn handeling zou zijn. Aegon-Van der Linden (1998) Opzetclausule aansprakelijkheidsverzekering. Ingeval verzekerde letsel heeft toegebracht, heeft opzetclausule geen verdere strekking dan van dekking uit te sluiten de aansprakelijkheid van verzekerde die het in feite toegebrachte letsel heeft beoogd of zich ervan bewust was dat dit letsel het gevolg van zijn handelen zou zijn. Of dit het geval was kan de rechter (ook) uit de gedragingen van de verzekerde afleiden. Als gevolg van mishandeling door verzekerde heeft slachtoffer ernstig letsel opgelopen. Verzekeraar beroept zich op in de WA-polis opgenomen opzetclausule, waarin wordt uitgesloten de schade die voor de verzekerde het 'beoogde of zekere gevolg is van zijn handelen of nalaten'. Een in de voorwaarden van een aansprakelijkheidsverzekering

11 als de onderhavige opgenomen bepaling als de opzetclausule heeft in een geval waarin een verzekerde letsel heeft toegebracht geen verdere strekking dan van de dekking uit te sluiten de aansprakelijkheid van een verzekerde die het in feite toegebrachte letsel heeft beoogd of zich er van bewust was dat dit letsel het gevolg van zijn handelen zou zijn. De rechter kan onder omstandigheden uit de gedragingen van verzekerde afleiden dat deze het letsel heeft beoogd of zich ervan bewust was dat dit letsel het gevolg van zijn handelen zou zijn. Amev Van der Linden (1998) Amev Sjors Meubel BV (2001) Arrest Amev-Sjors Meubel BV: HR 27 oktober 2000, NJ 2001, 119. Brandt is ontdekt nadat het personeel het bedrijfspand al had verlaten. De conclusie van het expertisebureau was dat het ontstaan van de brand vrijwel zeker het gevolg is van het al dan niet opzettelijk achterlaten of bijbrengen van vuur in of nabij de polyester vuilcontainer en / of in danwel nabij de Venjacob spuitmachine. Er werd niet goed omgegaan met de voorschriften van de Hinderwet. Vitesse BV UAP/Nieuw Rotterdam De redactie van het eerste lid van artikel 7:952 BW wil duidelijk maken dat indien er (2002) meer verzekerden zijn, opzet en roekeloosheid van een van de verzekerden niet aan de anderen kan worden tegengeworpen, Arrest Vitesse-UAP/Rotterdam: HR 19 okotober 2001, NJ 2002, 224. Dit brengt mee dat andere verzekerden vergoeding kunnen vorderen voorzover hun belang bij de verzekerde zaken strekt. Er zij op gewezen dat ingevolge art. 7:962 BW de verzekeraar voor de uitkering die hij aan de andere verzekerde (n) moet doen, door het bepaalde in het tweede zin van het derde lid van artikel 7:926 BW, wel gesubrogeerd wordt in hun rechten jegens de tekortschietende medeverzekerde. Amev Meyerink BV (2003) Opzetclausule en derogerende werking Wel heeft de Hoge Raad in het Arrest Amev- Meyerink aangegeven dat van merkelijke schuld in de zin van art. 294K (oud) ook sprake is indien het gaat om een gedraging die, al is de verzekerde zich daarvan niet bewust, naar objectieve maatstaven een zodanige aanmerkelijke kans op schade met zich brengt dat de betrokken verzekerde zich van dat gevaar bewust had behoren te zijn en door zich van die gedraging niet te onthouden in ernstige mate tekortschiet in de zorg ter voorkoming van de schade (voorwaardelijke opzet). Bij een verzekering als hier in het geding (aansprakelijkheidsverzekering) is niet uitgesloten dat feiten en omstandigheden die niet toereikend zijn om een beroep op art. 7:952 BW of een opzetclausule als de onderhavige te doen slagen, niettemin van dien aard zijn dat het naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar geacht moet worden dat de verzekerde aanspraak maakt op een uitkering onder de polis (art. 6:248 lid 2 BW). HOOFDSTUK 5 Matthes-Noordhollandsche (1988) Brandverzekering. Verandering van bestemming van het verzekerde gebouw als verzwaring van het verzekerde risico. Op 3 dec is het door Matthes in 1979 voor tien jaar bij de Noordhollandsche onder meer tegen brand verzekerde gebouw door brand ernstig beschadigd. De Noordhollandsche weigert dekking met een beroep op art. 293 K. Deze weigering steunt, kort samengevat, daarop dat het gebouw bij het aangaan der verzekering werd bewoond door het gezin Matthes alsmede één huurster met haar kind; dat dienovereenkomstig in de polis de bestemming van het gebouw werd vastgelegd als uitsluitend dienende tot woonhuis ; dat het gebouw ten tijde van de brand echter, behalve door het echtpaar Matthes, werd bewoond door 5 huurders; dat bijgevolg het gebouw een andere bestemming heeft verkregen, immers niet meer uitsluitend dient tot woonhuis, maar tot het uitoefenen van een kamerverhuurbedrijf; dat daardoor het brandgevaar aanzienlijk is toegenomen en zij het gebouw, indien deze bestemming reeds bij het aangaan der verzekering had bestaan, niet op dezelfde voorwaarden zou hebben verzekerd. Verandering van de bestemming van een gebouw die het brandrisico vergroot, bevrijdt ingevolge art. 293 K de verzekeraar van zijn verplichting om brandschade te vergoeden. De stelling van het cassatiemiddel, dat art. 293 slechts toepassing zou moeten vinden indien aan de verzekerde een verwijt valt te maken, wordt door de HR verworpen.

12 OTOS-Jonkman (1990) Hogenboom-Unigarant (1993) Verzekeringsovereenkomst. Meldingsplicht verzekerde t.a.v. risicoverzwaring. Vervaltermijnclausule. Beperkende werking redelijkheid en billijkheid. Iedere tussen partijen als gevolg van een overeenkomst geldende regel, dus ook een vervaltermijnclausule, is n.v.t., voor zover dit in de gegeven omstandigheden naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar zou zijn. In december 1983 was m.b.t. de woning Bakkeveensterweg 3 te Waskemeer tussen de eigenaren - de erven Jonkman - en OTOS als verzekeraar een door de erflater, Jonkman sr., gesloten verzekeringsovereenkomst van kracht, welke o.m. dekking gaf tegen schade door water. In die maand heeft de woning een waterschade opgelopen ten bedrage van fl ,-. De woning was toen sinds anderhalf jaar - sinds het overlijden van Jonkman sr. - niet bewoond, maar nog wel gemeubileerd en als woning ingericht. OTOS wil geen schade uitkeren en beroept zich erop dat geen kennis was gegeven van het buiten gebruik raken van de woning. Hier is niet aan de orde de vraag of, in het kader van een wettelijke verplichting tot schadevergoeding, een bepaalde schade als gevolg van de gebeurtenis waarop aansprakelijkheid berust, aan de aansprakelijke kan worden toegerekend, doch de vraag of een causaal verband aanwezig is, dat in een overeenkomst voor een bepaald overeengekomen rechtsgevolg wordt geëist tussen twee gebeurtenissen van andere aard, hier het voormelde ongeval en de hier bedoelde functiestoornis. Bij de beoordeling of een dergelijk in een overeenkomst geëist causaal verband aanwezig is, komt het in de eerste plaats aan op inhoud en strekking van die overeenkomst en, zo daarover geschil bestaat, op uitleg van die overeenkomst. Uitleg van de verzekeringsovereenkomst is voorbehouden aan de feitenrechter. In deze zaak eist Hogenboom van Unigarant uit hoofde van een mede te zijnen behoeve gesloten overeenkomst van reisverzekering een uitkering van fl ,- wegens een hem tijdens een kampeervakantie in België overkomen ongeval hierin bestaande dat op of omstreeks 30 aug een door P. Kint bestuurde auto tegen de tent aanreed waarin hij lag te slapen. Daarbij heeft Hogenboom, naar hij stelt, lichamelijk letsel opgelopen aan zijn rechterschouder en -arm, dat ertoe heeft geleid dat hij blijvend invalide is geworden. Unigarant stelt daartegenover dat een organische oorzaak van de blijvende pijnklachten van Hogenboom nooit is vastgesteld en dat, ook indien Hogenboom niet simuleert maar lijdt aan conversie-hysterie, diens huidige toestand geweten moet worden aan psychische stoornis en niet aan het ongeval. De onderhavige verzekering dekt ondermeer blijvende invaliditeit, dat wil volgens de verzekeringsvoorwaarden zeggen elke in de toekomst niet voor verbetering vatbare beschadiging van het lichaam en/of geest, als rechtstreeks gevolg van een ongeval. AANVULLENDE JURISPRUDENTIE Nationale Nederlanden t Witte Paerdje (2003) Te late schademelding Wij nemen dan ook aan dat het alleszins redelijk is ook de niet in geld gedane opofferingen (vullen brandblusser) onder onkosten in de zin van art. 283K te laten vallen. Dit wordt ondersteund door het nieuwe wetsartikel 7:957 BW en de uitspraak van de Hoge Raad in het arrest NN- t Witte Paerdje: HR 10 oktober 2003, RvdW 2003, 159 is de Hoge Raad teruggekomen op de uitleg van art. 283, lid 2 K (oud) zoals gegeven in het arrest Parlevliet, HR 3 april 1914 waarin de Hoge Raad zoals gezegd had geoordeeld dat de onder het begrip onkosten alleen met geld te betalen uitgaven vallen en niet tevens op geld waardeerbare opofferingen. Door te stellen dat de uitspraak niet in overeenstemming is met de huidige opvatting zoals die in de literatuur en in art. 7:957 BW tot uitdrukking komt. Indien voor de vulling van de brandblusser van de buurvrouw een rekening wordt overlegd is er geen twijfel dat dit onder de kosten van art. 7:957, tweede lid, BW valt. Verzekeraar stelt dat door de te late schademelding haar de mogelijkheid is onthouden om tijdig zelfstandig onderzoek te doen, feiten en omstandigheden te verzamelen die van belang zijn voor de dekkingsvraag en zelf in een vroeg stadium van het geschil een een schikkingspoging te ondernemen. Hierdoor stelt de verzekeraar in zijn belangen te zijn geschaad. Op grond van artikel 7:941 lid 4 kan de verzekeraar een verval van het recht op uitkering slechts bedingen indien hij door niet nakoming van de meldingsplicht in een redelijk belang is geschaad. Het gerechtshof stelt vast dat de verzekeraar wel enigszins is benadeeld door de te late melding (verzekeraar is de mogelijkheid van een beter schikkingsresultaat onthouden) maar dat dit niet een geheel verval van het recht op uitkering rechtvaardigt. De in lid 4 besloten liggende norm van redelijkheid en billijkheid brengt met zich mee dat op het moment dat de omvang van de schade wel kan worden vastgesteld het niet redelijk is de sanctie van het (geheel) vervallen van het recht op uitkering toe te passen, maar

13 wel een proportionele korting op de, aan verzekerde toekomende, schadeuitkering. De Hoge Raad is het eens met deze opvatting van het Gerechtshof. Vervalbeding bij verzekering HR 3 december 2004 Naar huidig recht moet worden aangenomen dat een beroep op de sanctie van verval van ieder recht op uitkering slechts gerechtvaardigd wordt geacht indien de verzekeraar aantoont dat hij door het verzuim van de verzekerde in enig redelijk belang is geschaad. De Verzekeraars dienen dan ook op het concrete geval toegespitste feiten en omstandigheden te stellen die het vermoeden rechtvaardigen dat het missen van de hiervoor aangeduide onderzoeksmogelijkheden hen daadwerkelijk in een ongunstigere positie heeft gebracht. Het enkele feit dat Verzekeraars door de niet tijdige aanmelding door de verzekerde de mogelijkheid is onthouden om tijdig zelfstandig onderzoek te doen (naar onder andere de werkplek van [betrokkene 1] en zijn werkomstandigheden, zoals deze was c.q. waren ten tijde van de RSI-klachten), zoals Verzekeraars stellen, en om (andere) feiten en omstandigheden te verzamelen die van belang kunnen zijn voor de beantwoording van de dekkingsvraag is daartoe onvoldoende "Door toevoeging van de woorden "behoudens voor zover deze misleiding het verval van het recht op uitkering niet rechtvaardigt", wordt de rechter bij toepassing van de sanctie de mogelijkheid gegeven met de bijzonderheden van elk geval rekening te houden. Aldus kan de rechter een gezien de zwaarte van het bedrog passende, meer proportionele sanctie toepassen, bijvoorbeeld indien het frauduleus handelen slechts betrekking heeft op één van de verschillende vorderingen die de verzekerde onder verschillende rubrieken van de polis heeft ingediend. Wel zal als uitgangspunt moeten gelden dat gezien de opzet tot misleiding, alleen in bijzondere omstandigheden aangenomen kan worden dat het (gehele) verval van de uitkering niet gerechtvaardigd is." Door in rov. 4.9 voorop te stellen dat verzekeringsbedrog leidt tot algeheel verval op schade-uitkering, heeft het hof, anders dan onderdeel 4 betoogt, derhalve niet blijk gegeven van een onjuiste rechtsopvatting. In 's Hofs oordeel dat geen bijzondere omstandigheden zijn gesteld of gebleken die tot een ander oordeel nopen, ligt besloten dat het hof de enkele door [eiseres] in de feitelijke instanties aangevoerde omstandigheid dat de fraude slechts een gering gedeelte van de schade betrof, niet een zodanige bijzondere omstandigheid acht dat op grond daarvan het verval van het recht op uitkering niet gerechtvaardigd is. Dit oordeel geeft niet blijk van een onjuiste rechtsopvatting en is zozeer verweven met waarderingen van feitelijke aard dat het voor het overige in cassatie niet op juistheid kan worden getoetst. Het is ook niet onbegrijpelijk en behoefde geen nadere motivering. HOOFDSTUK 6 Vonk-Overijsselsche (1930) Spoorwegongeval De Vink (1931) IBC-Derx (1969) In dit arrest besliste de HR dat de verzekeraar niet zelfstandig uit onrechtmatige daad tegen de laedens kan ageren. Brandstichting door een derde (i.c. de echtgenote van de verzekerde). Onrechtmatige daad jegens de verzekeraar? De daad van brandstichting was jegens de verzekeraar niet onrechtmatig. Dit zou alleen dan het geval zijn indien de brand was gesticht met de bedoeling de verzekeraar te benadelen, waarvan hier niet is gebleken. Art. 284 K is alleen van toepassing op een schadeverzekering. Braakensiek overlijdt t.g.v. spoorwegongeval. Braakensiek was hiertegen t.b.v. zijn erfgenamen verzekerd. Zij moeten fl. 5000,- ontvangen. Verzekeraar stelt vervolgens dat zijn is getreden in het recht op schadevergoeding t.o.v. de spoorwegmaatschappij ten belope van het uitgekeerde bedrag. HR verwerpt deze stelling van de spoorwegmaatschappij. Schadestaatprocedure. Aan gelaedeerde opkomend voordeel in mindering te brengen op de aan hem te vergoeden schade? De artt. 612 t/m 614 Rv. staan er niet aan in de weg dat, indien het onzeker is welke schade door de gelaedeerde in de toekomst zal worden geleden, de schadevergoeding wordt vastgesteld bij wege van twee of meer successievelijk in te stellen schadestaatprocedures. Het Hof heeft vastgesteld dat de door verweerder afgesloten verzekering een sommenverzekering is, welke aan verweerder in geval van tijdelijke of blijvende invaliditeit t.g.v. een ongeval recht gaf op bij de polis bepaalde uitkeringen, ongeacht of verweerder als gevolg van die invaliditeit al dan niet enige schade zou hebben geleden. In zodanig geval brengt geen rechtsregel mede dat de verzekeringsuitkering, of de vordering te dier zake, als een aan de gelaedeerde opkomend voordeel op de aan hem te vergoeden schade in

14 mindering moet worden gebracht. NBM-Eagle Star (1970) Nieuw Rotterdam-Dirne (1976) Beperking van het recht op schadevergoeding krachtens art BW. Feiten welke bepalend zijn voor het bepalen van de behoeftigheid der nabestaanden. In gevallen bedoeld in art BW wordt aan de daar genoemde personen een recht toegekend op vergoeding van de schade die zij lijden door het derven van levensonderhoud t.g.v. de dood van degene door wiens arbeid zij werden onderhouden. Blijkens de tekst en geschiedenis van art BW wordt het recht op schadevergoeding krachtens dit artikel in dier voege beperkt, dat vergoeding van de hiervoor bedoelde schade niet kan worden gevorderd voor zover en voorzolang de nabestaande, gezien zijn financiële omstandigheden en de stand waarin hij leeft, ondanks deze schade als niet-behoeftig zal kunnen worden aangemerkt. Voor het bepalen van die behoeftigheid moet in beginsel worden rekening gehouden met alle feiten die daarop van invloed zijn, ongeacht of die feiten verband houden met het overlijden. Uit dien hoofde - derhalve niet bij wege van voordeelstoerekening ter berekening van de geleden schade - moet ook rekening worden gehouden met bedragen waarop de nabestaande aanspraak kan maken krachtens een overeenkomst van verzekering tegen ongevallen. Het Hof had, ter waardering van het door de eiser tot cassatie 'uiteindelijk verschuldigde bedrag', mede bepalend moeten achten het feit dat de overblijvende echtgenote van de overledene er op kon rekenen de beschikking te krijgen over een bedrag van fl ,-. Verzekerde Nagtzaam komt met zijn motorfiets ten val doordat de niet-aangelijnde hond van Dirne plotseling de rijbaan oversteekt. Nagtzaam lijdt fl. 1500,- schade die, zonder dat Dirne daarvan op de hoogte is, door Nagtzaams verzekeraar, Nieuw Rotterdam, volledig wordt vergoed. Enige tijd later komen Nagtzaam en Dirne in der minne een schaderegeling overeen. Dirne betaalt Nagtzaam een schadevergoeding van fl. 250,-, waarvoor Nagtzaam aan Dirne kwijting geeft. Nieuw Rotterdam zoekt vervolgens ex art. 284 K voor fl. 1500,- verhaal op Dirne. De kantonrechter wijst de vordering met een beroep op art BW (oud; thans art. 6:34 BW) volledig af omdat Dirne onder de gegeven omstandigheden te goeder trouw heeft mogen aannemen dat hij met de door hem gedane betaling van de totale schade was gekweten. In cassatie wordt dit vonnis vernietigd. De HR beslist dat het beroep op bevrijdende betaling de laedens alleen toekomt voor zover hij een prestatie heeft verricht. In het onderhavige geval was Dirne daarom alleen voor fl. 250,- bevrijd en kon Nieuw Rotterdam hem nog voor de resterende fl. 1250,- aanspreken. Rijnstreek III of Rijnstreek-Atlantic Verhaalsvordering van ziekenfonds tegen zelfstandig verplicht verzekerd minderjarig (1985) kind ter zake van kosten, gemaakt t.b.v. een tot hetzelfde gezin behorend ander minderjarig kind (broer) dat medeverzekerd was t.o.v. de verplicht verzekerde vader. Uit het karakter van de ziekenfondsverzekering als gezinsverzekering volgt wel dat aansprakelijkheid van een van de medeverzekerden aan het feit dat tot het verlenen aan een andere medeverzekerde van verstrekkingen of vergoedingen aanleiding geeft, voor het ziekenfonds geen grond kan opleveren om zich d.m.v. verhaal op de aansprakelijke medeverzekerde te onttrekken aan het dragen van de financiële gevolgen van de verleende verstrekkingen of vergoedingen. Maar Johannes, op wiens aansprakelijkheid Rijnstreek de onderhavige verhaalsvordering heeft gegrond, is niet een medeverzekerde, maar een zelfstandig verzekerde in de zin van de art. 2 en 3 Ziekenfondswet. Het karakter van de ziekenfondsverzekering als gezinsverzekering levert dan geen grond op om aan het ziekenfonds het verhaalsrecht te onthouden. Ook de omstandigheid dat Johannes en (het slachtoffer) Theo ten tijde van het ongeval als inwonende kinderen tot hetzelfde gezin behoorden, staat niet aan het verhaalsrecht van Rijnstreek in de weg. Voor uitsluiting van het verhaalsrecht enkel op grond van deze omstandigheid is noch in de tekst van de wet noch in haar strekking steun te vinden. Aan een en ander doet - anders dan het hof klaarblijkelijk voor ogen heeft gestaan - niet af dat vader J. Peters krachtens art lid 2 BW in beginsel aansprakelijk is voor onrechtmatige daden van Johannes. Rijnstreek heeft haar vordering immers niet gebaseerd op deze aansprakelijkheid van de vader maar op die van Johannes. IZA-Vrerink (1992) Verkeersaansprakelijkheid eigenaar motorvoertuig. Overmacht. Eigen schuld fietser of voetganger. Schadeverdeling. Minimumaansprakelijkheid eigenaar motorvoertuig (50%). In geval de schade van het slachtoffer ten laste van een verzekeraar is gekomen, mist deze schadeverdeling toepassing. AANVULLENDE JURISPRUDENTIE

15 Nationale Nederlanden Woudsend In het arrest Donggola, HR 19 januari 1941, NJ 1941, 824 besliste de Hoge Raad dat (2000) art. 284K (oud) geen toepassing vindt bij onverplichte verzekeringsuitkering. In het arrest NN-Woudsend, HR 7 januari 2000, NJ 2000, 212 is de Hoge Raad hierop teruggekomen. Ze anticipeerde hiermee op art. 7:962 BW dat ook verhaal toelaat bij onverplichte uitkeringen. Indien art. 7:930, tweede lid, BW van toepassing zou zijn, zou er sprake zijn geweest van een verplichte uitkering. HOOFDSTUK 7 Maastricht-Taxi Centrale Crals (1992) Aansprakelijkheidsverzekering. Erkenning aansprakelijkheid door verzekeraar. Wanneer een persoon die tegen aansprakelijkheid is verzekerd, tot een derde die hem aansprakelijk heeft gesteld, een verklaring richt die de derde heeft opgevat en in de gegeven omstandigheden heeft mogen opvatten als een verklaring dat hij de beoordeling van en de beslissing omtrent zijn aansprakelijkheid overlaat aan zijn verzekeraar, dan kan de derde deze persoon aan de beslissing van de verzekeraar houden. Het antwoord op de vraag of deze verzekerde door de derde aan een vervolgens door die verzekeraar gedane erkenning kan worden gehouden in dier voege dat dan tussen hem en deze derde komt te gelden dat hij jegens de derde aansprakelijk is, hangt ervan af of de derde de verklaring van de verzekeraar heeft opgevat en in de gegeven omstandigheden heeft mogen opvatten als een door de verzekeraar tot hem gerichte verklaring die ertoe strekte dit rechtsgevolg tot stand te brengen. Wanneer de verzekeraar tot zijn erkenning van aansprakelijkheid is gekomen op grond van een rapport van een door hem ingeschakelde deskundige, is de enkele omstandigheid dat nadien (een) andere deskundige(n) een andere visie omtrent de aansprakelijkheid geeft (geven) of het eerder onderzoek als ondeugdelijk aanmerkt, niet voldoende voor een ander oordeel omtrent de gebondenheid en ook niet voor een beroep op dwaling. De omstandigheid dat het rapport van de deskundige achteraf onjuist of ondeugdelijk wordt bevonden behoort krachtens de in het verkeer geldende opvattingen in de verhouding tot de derde voor rekening van de verzekeraar en diens verzekerde te komen. HOOFDSTUK 8 Nouwens-Waarborgfonds (1980) Holland-Beek (1987) Vraag of het Waarborgfonds Motorverkeer aansprakelijk kan worden gesteld indien niet kan worden vastgesteld wie van een beperkte kring van bestuurders van bij een kettingbotsing betrokken motorrijtuigen, van welke bestuurders de identiteit bekend is, als de aansprakelijke persoon moet worden aangemerkt. Het Hof veronderstellenderwijze ervan uitgaande dat zich hier het geval voordoet waarin enerzijds de schade, waarvan de benadeelde vergoeding vordert van het Waarborgfonds, door een motorrijtuig op zodanige wijze is veroorzaakt dat er voor die schade een burgerrechtelijke aansprakelijkheid bestaat, doch anderzijds niet kan worden vastgesteld wie van een beperkte kring van bestuurders der bij het betreffende ongeval (kettingbotsing) betrokken motorrijtuigen van welke bestuurders de identiteit bekend is als de aansprakelijke persoon moet worden aangemerkt - heeft geoordeeld dat de werking van het bepaalde bij art. 25 lid 1, aanhef en onder a, WAM zich niet uitstrekt tot bedoeld geval, aangezien die bepaling verhaal op het Waarborgfonds slechts toelaat 'indien en voorzover voor de schade aansprakelijk blijkt te zijn iemand wiens identiteit niet achterhaald is kunnen worden'. Een beperking als door het Hof m.b.t. de werking van genoemde bepaling aangenomen, valt in de bewoordingen daarvan niet te lezen, terwijl de ontstaansgeschiedenis van voormelde wet niet tot het aanvaarden van zodanige beperking dwingt. Integendeel moet worden aangenomen dat ook een geval als het hiervoor omschrevene onder de werking der bepaling valt, zulks gelet op de strekking van art. 25, hetwelk ten doel heeft te bewerkstelligen dat degene die door een motorrijtuig veroorzaakte schade heeft geleden, een recht op vergoeding daarvan tegen het Waarborgfonds geldend kan maken in al die gevallen waarin er voor deze schade een burgerrechtelijke aansprakelijkheid in de zin van meergemelde wet bestaat, maar een verzekeraar tegen wie hij zijn uit art. 6 van deze wet voortvloeiende recht op vergoeding van die schade met vrucht kan uitoefenen ontbreekt. De door Van den Bergh bestuurde motor, waarop zijn echtgenote Beek meerijdt, komt door schuld van Van den Bergh in botsing met een autobus. Beek, die met Van den Bergh in algehele gemeenschap van goederen is gehuwd, raakt door het ongeval

16 gewond. Zij lijdt daardoor een schade van ruim fl ,-, welk bedrag zij op grond van art. 6 WAM juncto 1407 BW oud (zie thans art. 107 Boek 6 BW) vordert van Verzekering Maatschappij Holland NV, de WAM-verzekeraar van haar echtgenoot. De verzekeraar wijst Beeks claim af met het argument dat door de bestaande huwelijksgemeenschap de schuld van de man aan de vrouw is weggevallen en er dus geen door de verzekeraar te dekken burgerrechtelijke aansprakelijkheid van Van den Bergh jegens Beek bestaat. De HR wijst de vordering van Beek echter toe. De HR doet in dit arrest geen principiële uitspraak over de vraag of dogmatisch gezien een verbintenis tot betaling van schadevergoeding uit hoofde van onrechtmatige daad tussen in algemene gemeenschap van goederen gehuwde echtgenoten kan bestaan, maar beslist dat tegenover de verzekeraar zo'n verbintenis niet als tenietgegaan heeft te gelden wanneer schuldenaar en schuldeiser ten tijde van het ontstaan van de verbintenis met elkaar in gemeenschap van goederen zijn gehuwd. Immers, zo overweegt de HR, 'enerzijds hebben beide echtgenoten er belang bij dat de schade uiteindelijk wordt gedragen door de verzekeraar die de aansprakelijkheid had gedekt, en hebben zij daarom belang bij het voortbestaan van de verbintenis, anderzijds is er, gegeven dit belang, geen redelijke grond om de verbintenis tegenover de verzekeraar als tenietgegaan aan te merken'. Opgevoerde bromfiets (1988) Opgevoerde Yamaha (1992) Een verzekeraar verzekerde tegen WA een duidelijk omschreven gemotoriseerd voertuig, dat door de verzekeringnemer als bromfiets was aangeduid. De bromfiets werd 'opgevoerd'. De verzekeraar kan aan de benadeelde niet tegenwerpen dat dit motorrijtuig als gevolg van daaraan aangebrachte wijzigingen (te grote motor; trappers verwijderd) op het tijdstip van het sluiten van de verzekering geen bromfiets was of deze hoedanigheid op een later tijdstip vóór de aanrijding heeft verloren. Van Spanje veroorzaakt in 1988 op zijn opgevoerde bromfiets een verkeersongeval. Van Spanjes WAM-verzekeraar, Groep Josi Verzekeringen Maatschappij 1909 NV, stelt de benadeelde schadeloos. Groep Josi zoekt voor het uitgekeerde bedrag krachtens art. 15 WAM verhaal op Van Spanje, daarvoor aanvoerend dat de door Van Spanje verzekerde 'bromfiets' ten tijde van het ongeval niet (meer) voldeed aan de wettelijke definitie van bromfietsen zoals opgenomen in het WVR en RVV. De HR stelt in het arrest voorop dat in het algemeen niet kan worden aanvaard dat de eisen van redelijkheid en billijkheid meebrengen dat de verzekeringnemer of de verzekerde gehouden is aan de verzekeraar mededeling te doen van verzwaring van het risico als gevolg van aan het motorrijtuig aangebrachte veranderingen. Verklaart de verzekeraar dat hij de aansprakelijkheid waartoe een uitsluitend als bromfiets en zonder nadere omschrijving aangeduid, maar overigens geïndividualiseerd motorrijtuig aanleiding kan geven, verzekert, dan mag de nietprofessionele verzekerde er in beginsel van uit gaan dat de verzekeraar het begrip bromfiets in ruime zin bezigt, in dier voege dat daaronder ook een bromfiets kan vallen die niet voldoet aan de beperkte omschrijving van het WVR en RVV. De HR wijst er overigens nog op dat de verzekeraar in voorkomende gevallen mogelijk wel met succes een beroep op art. 251 K kan doen indien vaststaat dat de verzekeringnemer geen mededeling heeft gedaan van vóór het sluiten van de verzekering bestaande eigenschappen van de bromfiets die voor de verzekeraar van doorslaggevende betekenis waren voor zijn beslissing of hij de verzekering al dan niet zou aangaan en zo ja onder welke voorwaarden. Uit deze beslissing volgt echter dat van de aspirant-verzekeringnemer in beginsel niet verlangd kan worden dat hij bij het aangaan van de verzekering uit eigener beweging opgeeft dat de aangeboden bromfiets niet voldoet aan de definitie van het RVV en WVR. AANVULLENDE JURISPRUDENTIE HOOFDSTUK 8 Wijnings-Klaverblad (1997) Een op de as van de weg stilstaande voetganger is plotseling voorover gevallen en aangereden door een passerende auto. De voetganger is als gevolg van dit ongeval overleden. De erven van de voetganger vorderen in dit geding van de WAMverzekeraar op de voet van art. 6 lid 1 WAM, betaling van de door de voetganger geleden schade, stellende dat de automobilist aansprakelijk is op grond van art. 31 (oud) WVW. HR: Niet beslissend is of de door de automobilist gehouden afstand niet 'ongebruikelijk kort' was, maar of de automobilist rechtens geen enkel verwijt kan worden gemaakt t.a.v. de afstand die zij tussen haar auto en de voetganger heeft aangehouden. Indien zich duidelijk zichtbaar op de as van de weg daar stilstaande voetgangers bevinden - die aldus in een kwetsbare positie verkeren - dient een autobestuurder bij het bepalen van de afstand waarop hij zal passeren, mede rekening

17 te houden met hun mogelijke onverwachte gedragingen, waaronder reacties op het passeren van zijn auto zelf. Bij de beoordeling van het gedrag van de autobestuurder te dier zake is mede van belang of hij in de gegeven verkeerssituatie die afstand ruimer heeft kunnen nemen dan hij heeft gedaan. Het is aan de autobestuurder om de desbetreffende omstandigheden te stellen en eventueel ook te bewijzen. Younis-Waarborgfonds (1997) Rechtskarakter van het aan het Waarborgfonds in art. 27 lid 1 WAM toegekende recht van verhaal tegen degene die (al dan niet verwijtbaar) zijn verzekeringsplicht niet is nagekomen. Verjaring. Subsidiaire karakter aansprakelijkheid Waarborgfonds. Het Waarborgfonds zoekt voor de door het fonds vergoede schade, ex. art. 27 lid 1 WAM - meer dan 3 jaar na een ongeval - verhaal op de eigenaar van de onverzekerde auto. Het in art. 27 lid 1 WAM aan het Waarborgfonds toegekende rechts van verhaal is een eigen recht, niet een recht dat bij wijze van subrogatie of anderszins op het Waarborgfonds is overgegaan. Deze verhaalsvordering ontstaat doordat het fonds de schade aan de benadeelde vergoedt. Hieruit vloeit voort dat de verjaringstermijn van art. 31 lid 8 WVW (oud) en art. 10 WAM n.v.t. zijn. Uit de tekst noch uit de strekking van art. 27 lid 1 WAM volgt dat het verhaalsrecht van het Waarborgfonds is beperkt tot het geval waarin de verzekeringsplichtige zijn verplichting tot verzekering verwijtbaar niet is nagekomen. Art. 26 lid 5 WAM heeft, en had ook vóór 1 jan. 1993, de strekking te voorkomen dat een benadeelde het Waarborgfonds zou kunnen dwingen schade te vergoeden zonder pogingen te hebben gedaan om betaling te verkrijgen van de primair aansprakelijke persoon of personen. De bepaling strekt dus ter bescherming van het Waarborgfonds waarvan de aansprakelijkheid slechts een subsidiair karakter heeft. De bepaling geeft echter geen grond voor de opvatting dat het Waarborgfonds, menende dat het onder de omstandigheden van het geval tot vergoeding van de schade diende over te gaan zonder dat was gebleken dat de benadeelden hadden getracht de schade op de aansprakelijke persoon te verhalen, geen verhaal kan nemen op degene die zijn verplichting tot verzekering van het motorrijtuig niet is nagekomen. Aegon Waarborgfonds (1999) Arrest Aegon-Waarborgfonds Motorverkeer: HR 19 november 1999, NJ 2000, 116 Nietigheid verzekering. Verzekerde heeft een schade gemeld die al was ontstaan voordat de verzekering was afgesloten. Het Waarborgfonds deed met succes een beroep op art. 11 WAM (Verweer of verval kan niet aan de benadeelde worden tegengeworpen). HOOFDSTUK 10 Bakker-Olveh (1953) Weduwe Fortmann (1913) Cessie van de rechten uit levensverzekering. Herroeping van de aanwijzing van de begunstigde. Levensverzekering door man gesloten aldus, dat de uitkering op zeker tijdstip aan hem of bij zijn eerder overlijden terstond aan zijn weduwe zou geschieden. Bij akte herroept de man de begunstiging en draagt hij alle rechten uit de polis tot zekerheid over aan een crediteur. Na het overlijden van de man en na aanvaarding begunstiging door vrouw wordt deze akte aan de verzekeraar betekend. Daarna wordt het bedrag door de verzekeraar aan de weduwe (die de polis had) uitbetaald. De crediteur spreekt de verzekeraar tot betaling aan. De intrekking van een begunstiging wordt eerst van kracht, wanneer zij ter kennis van de verzekeraar is gebracht. Dit laatste is hier in ieder geval te laat geschied, immers eerst nadat de weduwe, na het overlijden van haar man, de begunstiging had aanvaard (nl. door het aanbieden van de polis en vragen van betaling). De stelling, dat voormelde crediteur recht op de uitkering bij het overlijden van de man heeft verkregen doordat deze hem zijn rechten uit de levensverzekering had gecedeerd, is onjuist, omdat, nu te dezen een geldige herroeping van de begunstiging niet heeft plaats gehad, de man of zijn rechtsopvolgers nimmer een recht op de uitkering hebben gehad en derhalve zodanig recht ook niet op voormelde crediteur kan zijn overgegaan. Levensverzekeringscontract. Wederkerige overeenkomst. Het recht van de verzekeringnemer om naar believen te beschikken over de verzekeringssom, die na zijn dood zou worden uitbetaald, vertegenwoordigt een vermogenswaarde, zodat de verbintenis van de verzekeraar om zich naar die beschikking te gedragen tot het vermogen van de verzekeringnemer behoort. Bij faillissement van de verzekeringnemer moet het beheer over dat vermogensrecht door de curators in het belang der schuldeisers worden gevoerd en kon het in dier voege worden uitgeoefend, dat de curators in die hoedanigheid zich zelven als begunstigden aanwezen, waarvan het noodzakelijk gevolg was, dat, nu de verzekeringnemer gedurende het faillissement

18 overleed, de verzekeringssom behoorde tot zijn vermogen en viel in het actief van de failliete boedel. Ontvanger-Noord-Brabant (1952) Executoriaal derden-beslag onder levensverzekeringmij. Recht van beslaglegger tot afkoop van de polis; tot verkoop vordering op Mij? De schuldeiser, die t.l.v. zijn schuldenaar derden-beslag heeft gelegd onder een verzekeringmij., waarmee de schuldenaar een overeenkomst van levensverzekering heeft gesloten, is niet bevoegd gebruik te maken van het aan die schuldenaar krachtens die overeenkomst toekomende recht op afkoop van de polis. Aan de rechter is niet een bevoegdheid gegeven om aan de beslaglegger verlof te verlenen tot executoriale verkoop van de vordering van de geëxecuteerde op de derde-beslagene. AANVULLENDE JURISPRUDENTIE Kwidama Raphaël (2000) Uit het arrest Kwidama-Raphaël volgt dat geen recht op schade bestaat voorzover de nabestaande ondanks deze schade als niet-behoeftig kan worden aangemerkt. Bij het bepalen van de behoefte van de nabestaande behoort in beginsel zijn gehele financiële positie in aanmerking te worden genomen; ook met een sommenverzekering moet rekening worden gehouden (bijv. een aflossing voor hypotheek).

RAAD VAN TOEZICHT VERZEKERINGEN. Uit de stukken is, voor zover voor de beoordeling van de klacht van belang, het navolgende gebleken.

RAAD VAN TOEZICHT VERZEKERINGEN. Uit de stukken is, voor zover voor de beoordeling van de klacht van belang, het navolgende gebleken. RAAD VAN TOEZICHT VERZEKERINGEN U I T S P R A A K Nr. i n d e k l a c h t nr. 2005.0156 (004.05) ingediend door: hierna te noemen 'klager', tegen: hierna te noemen 'verzekeraar'. De Raad van Toezicht Verzekeringen

Nadere informatie

De vaststellingsovereenkomst. Prof. mr dr Edwin van Wechem

De vaststellingsovereenkomst. Prof. mr dr Edwin van Wechem De vaststellingsovereenkomst Prof. mr dr Edwin van Wechem Wat is een vaststellingsovereenkomst? Artikel 7:900 BW Bij een vaststellingsovereenkomst binden partijen, ter beëindiging of ter voorkoming van

Nadere informatie

Het criterium van de redelijk handelend verzekeraar. Nu5g hulpmiddel of belemmering bij verzwijgingszaken?

Het criterium van de redelijk handelend verzekeraar. Nu5g hulpmiddel of belemmering bij verzwijgingszaken? Het criterium van de redelijk handelend verzekeraar. Nu5g hulpmiddel of belemmering bij verzwijgingszaken? K. Engel, LLM, BA ACIS Symposium 20 maart 2015 Inleiding (1/2) Inleiding verzwijging. Oud recht:

Nadere informatie

Wetteksten Verzekeringsrecht

Wetteksten Verzekeringsrecht Wetteksten Verzekeringsrecht Titel 17. Verzekering Afdeling 1. Algemene bepalingen Artikel 925 1. Verzekering is een overeenkomst waarbij de ene partij, de verzekeraar, zich tegen het genot van premie

Nadere informatie

MONOGRAFIEËN BW. B88 Verzekering. Prof. mr. F.H.J. Mijnssen. Tweede druk. Kluwer a Wolters Kluwer business

MONOGRAFIEËN BW. B88 Verzekering. Prof. mr. F.H.J. Mijnssen. Tweede druk. Kluwer a Wolters Kluwer business MONOGRAFIEËN BW B88 Verzekering Prof. mr. F.H.J. Mijnssen Tweede druk Kluwer a Wolters Kluwer business Deventer - 2012 INHOUDSOPGAVE Voorwoord / V lijst van afkortingen / XV Verkort aangehaalde literatuur

Nadere informatie

Algemene Voorwaarden van De Jong Assurantiën cv en/of De Jong & Bouterse bv, behorend bij de Overeenkomst tot het verrichten van diensten

Algemene Voorwaarden van De Jong Assurantiën cv en/of De Jong & Bouterse bv, behorend bij de Overeenkomst tot het verrichten van diensten Algemene Voorwaarden van De Jong Assurantiën cv en/of De Jong & Bouterse bv, behorend bij de Overeenkomst tot het verrichten van diensten Artikel 1 Algemeen 1.1 In de Algemene Voorwaarden wordt verstaan

Nadere informatie

Contractsduur, uitvoering en wijziging overeen-komst

Contractsduur, uitvoering en wijziging overeen-komst artikel 1. Algemeen 1.1 Deze voorwaarden zijn van toepassing op iedere aanbieding, offerte en overeenkomst tussen Juncto juridisch advies en training, hierna te noemen: Juncto, en een Opdrachtgever waarop

Nadere informatie

RAAD VAN TOEZICHT VERZEKERINGEN

RAAD VAN TOEZICHT VERZEKERINGEN RAAD VAN TOEZICHT VERZEKERINGEN U I T S P R A A K Nr. 2000/103 Mo i n d e k l a c h t nr. 012.00 ingediend door: hierna te noemen 'klager', tegen: hierna te noemen 'verzekeraar'. De Raad van Toezicht Verzekeringen

Nadere informatie

RAAD VAN TOEZICHT VERZEKERINGEN. Uit de stukken is, voor zover voor de beoordeling van de klacht van belang, het navolgende gebleken.

RAAD VAN TOEZICHT VERZEKERINGEN. Uit de stukken is, voor zover voor de beoordeling van de klacht van belang, het navolgende gebleken. RAAD VAN TOEZICHT VERZEKERINGEN U I T S P R A A K Nr. i n d e k l a c h t nr. 2002.3660 (105.02) ingediend door: hierna te noemen 'klager', tegen: hierna te noemen 'verzekeraar'. De Raad van Toezicht Verzekeringen

Nadere informatie

RAAD VAN TOEZICHT VERZEKERINGEN

RAAD VAN TOEZICHT VERZEKERINGEN RAAD VAN TOEZICHT VERZEKERINGEN U I T S P R A A K Nr. i n d e k l a c h t nr. 2003.1733 (052.03) ingediend door: hierna te noemen 'klager', tegen: hierna te noemen 'verzekeraar'. De Raad van Toezicht Verzekeringen

Nadere informatie

De Commissie heeft vastgesteld dat tussenkomst van de Ombudsman Financiële Dienstverlening niet tot oplossing van het geschil heeft geleid.

De Commissie heeft vastgesteld dat tussenkomst van de Ombudsman Financiële Dienstverlening niet tot oplossing van het geschil heeft geleid. Uitspraak Geschillencommissie Financiële Dienstverlening nr. 204 d.d. 30 augustus 2011 (mr P.A. Offers, voorzitter, prof. mr M.L. Hendrikse en mr B.F. Keulen, leden, en mr S.N.W. Karreman, secretaris)

Nadere informatie

N.V. Surinaamse Assurantie Maatschappij

N.V. Surinaamse Assurantie Maatschappij Algemene Voorwaarden Aansprakelijkheidsverzekering voor Bedrijven en Beroepen Artikel 1: Verzekerden Verzekerden krachtens deze verzekering zijn: - de verzekeringnemer (met wie de verzekering is aangegaan),

Nadere informatie

ALGEMENE VOORWAARDEN

ALGEMENE VOORWAARDEN ALGEMENE VOORWAARDEN ADVISERING FINANCIEEL ADVIESBUREAU KARIN BLOTT OP HET TERREIN VAN HYPOTHEKEN / VERZEKERINGEN / OVERIG FINANCIEEL ADVIES. 1. ALGEMEEN. 1.1 Deze algemene voorwaarden zijn van toepassing

Nadere informatie

ECLI:NL:RBROT:2009:BH4446

ECLI:NL:RBROT:2009:BH4446 ECLI:NL:RBROT:2009:BH4446 Instantie Rechtbank Rotterdam Datum uitspraak 04-02-2009 Datum publicatie 03-03-2009 Zaaknummer 265169 / HA ZA 06-1949 Rechtsgebieden Civiel recht Bijzondere kenmerken Eerste

Nadere informatie

Algemene Voorwaarden het Perspectief, financieel & strategisch management

Algemene Voorwaarden het Perspectief, financieel & strategisch management Algemene Voorwaarden het Perspectief, financieel & strategisch management Artikel 1 Definities 1. In deze algemene voorwaarden worden de hiernavolgende termen in de navolgende betekenis gebruikt, tenzij

Nadere informatie

Artikel 3:40 Een besluit treedt niet in werking voordat het is bekendgemaakt.

Artikel 3:40 Een besluit treedt niet in werking voordat het is bekendgemaakt. Wetgeving Algemene wet bestuursrecht Artikel 1:3 1. Onder besluit wordt verstaan: een schriftelijke beslissing van een bestuursorgaan, inhoudende een publiekrechtelijke rechtshandeling. 2. Onder beschikking

Nadere informatie

Voorwaarden. Watersport Cliëntenobjecten FGD

Voorwaarden. Watersport Cliëntenobjecten FGD Voorwaarden Watersport Cliëntenobjecten FGD 2013-01 Inhoudsopgave Algemene voorwaarden 3 Artikel 1 Begripsomschrijvingen 3 Artikel 2 Verzekeringsgebied 4 Artikel 3 Omschrijving van de dekking 4 Artikel

Nadere informatie

ALGEMENE VOORWAARDEN ADVISERING VAN NL PENSIOEN OP HET TERREIN VAN PENSIOENEN EN EMPLOYEE BENEFITS

ALGEMENE VOORWAARDEN ADVISERING VAN NL PENSIOEN OP HET TERREIN VAN PENSIOENEN EN EMPLOYEE BENEFITS ALGEMENE VOORWAARDEN ADVISERING VAN NL PENSIOEN OP HET TERREIN VAN PENSIOENEN EN EMPLOYEE BENEFITS 1. ALGEMEEN. 1.1 Deze algemene voorwaarden zijn van toepassing op overeenkomsten waarbij door NL Pensioen,

Nadere informatie

ALGEMENE VOORWAARDEN ADVISERING JOHN VAN VLIET FINANCIEEL ADVIES OP HET TERREIN VAN VERZEKERINGEN, PENSIOENEN EN ANDERE EMPLOYEE BENEFITS

ALGEMENE VOORWAARDEN ADVISERING JOHN VAN VLIET FINANCIEEL ADVIES OP HET TERREIN VAN VERZEKERINGEN, PENSIOENEN EN ANDERE EMPLOYEE BENEFITS ALGEMENE VOORWAARDEN ADVISERING JOHN VAN VLIET FINANCIEEL ADVIES OP HET TERREIN VAN VERZEKERINGEN, PENSIOENEN EN ANDERE EMPLOYEE BENEFITS 1. ALGEMEEN. 1.1 Deze algemene voorwaarden zijn van toepassing

Nadere informatie

ALGEMENE VOORWAARDEN ADVISERING VAKADI ASSURANTIEN C.V. OP HET TERREIN VAN RISK MANAGEMENT, VERZEKERINGEN EN EMPLOYEE BENEFITS

ALGEMENE VOORWAARDEN ADVISERING VAKADI ASSURANTIEN C.V. OP HET TERREIN VAN RISK MANAGEMENT, VERZEKERINGEN EN EMPLOYEE BENEFITS ALGEMENE VOORWAARDEN ADVISERING VAKADI ASSURANTIEN C.V. OP HET TERREIN VAN RISK MANAGEMENT, VERZEKERINGEN EN EMPLOYEE BENEFITS 1. ALGEMEEN. 1.1 Deze algemene voorwaarden zijn van toepassing op overeenkomsten

Nadere informatie

2.2 Assurantie Service Jan van Veen behoudt zich het recht voor opdrachten zonder opgave van redenen te weigeren.

2.2 Assurantie Service Jan van Veen behoudt zich het recht voor opdrachten zonder opgave van redenen te weigeren. ALGEMENE VOORWAARDEN ADVISERING Assurantie Service Jan van Veen OP HET TERREIN VAN Individuele Arbeidsongeschiktheidsverzekering, Uitvaartverzekering, Overlijdensrisicoverzekering, (Direct Ingaande) Lijfrenteverzekering

Nadere informatie

Burgerlijk Wetboek boek 7 titel 12. Aanneming van werk. Afdeling 1. Aanneming van werk in het algemeen

Burgerlijk Wetboek boek 7 titel 12. Aanneming van werk. Afdeling 1. Aanneming van werk in het algemeen Burgerlijk Wetboek boek 7 titel 12. Aanneming van werk Afdeling 1. Aanneming van werk in het algemeen Artikel 750 1. Aanneming van werk is de overeenkomst waarbij de ene partij, de aannemer, zich jegens

Nadere informatie

1. Deze voorwaarden zijn van toepassing op iedere offerte, de website en de overeenkomst tussen Snelontruiming.nl, en u de opdrachtgever.

1. Deze voorwaarden zijn van toepassing op iedere offerte, de website en de overeenkomst tussen Snelontruiming.nl, en u de opdrachtgever. Algemene voorwaarden Snelontruiming.nl 1. Deze voorwaarden zijn van toepassing op iedere offerte, de website en de overeenkomst tussen Snelontruiming.nl, en u de opdrachtgever. 2. Alle offertes en aanbiedingen

Nadere informatie

ALGEMENE VOORWAARDEN ADVISERING ALFISURE 1. ALGEMEEN.

ALGEMENE VOORWAARDEN ADVISERING ALFISURE 1. ALGEMEEN. ALGEMENE VOORWAARDEN ADVISERING ALFISURE 1. ALGEMEEN. 1.1 Deze algemene voorwaarden zijn van toepassing op overeenkomsten waarbij door Alfisure, verder ook opdrachtnemer te noemen, al dan niet op declaratiebasis

Nadere informatie

1. In deze algemene voorwaarden worden de hiernavolgende termen in de navolgende betekenis gebruikt, tenzij uitdrukkelijk anders is aangegeven.

1. In deze algemene voorwaarden worden de hiernavolgende termen in de navolgende betekenis gebruikt, tenzij uitdrukkelijk anders is aangegeven. Algemene Voorwaarden Interim Recruitment Recruvisie Artikel 1 Definities 1. In deze algemene voorwaarden worden de hiernavolgende termen in de navolgende betekenis gebruikt, tenzij uitdrukkelijk anders

Nadere informatie

VERZEKERINGSPERIKELEN DEEL 1. Inleiding

VERZEKERINGSPERIKELEN DEEL 1. Inleiding VERZEKERINGSPERIKELEN DEEL 1 Inleiding Na hevige regenval ondervindt eigenaar X ernstige waterschade in het privé gedeelte van zijn appartement. De regen is via de gevel het privé gedeelte binnengedrongen.

Nadere informatie

Amsterdam Centre for Insurance Studies (ACIS) De opzetclausule in aansprakelijkheidsverzekeringen

Amsterdam Centre for Insurance Studies (ACIS) De opzetclausule in aansprakelijkheidsverzekeringen Amsterdam Centre for Insurance Studies (ACIS) De opzetclausule in aansprakelijkheidsverzekeringen Prof. dr. M.L. Hendrikse Inleiding: de aard van de aansprakelijkheidsverzekering (1) Art. 7:952 BW (eigen

Nadere informatie

Leergang Verzekeringsrecht Magna Charta d.d. 9 en 10 september 2016 Risicoverzwaring Jacco van de Meent

Leergang Verzekeringsrecht Magna Charta d.d. 9 en 10 september 2016 Risicoverzwaring Jacco van de Meent Leergang Verzekeringsrecht Magna Charta d.d. 9 en 10 september 2016 Risicoverzwaring Jacco van de Meent Inleiding 1. Wat is risicoverzwaring? 2. Welke vormen van bescherming verzekeraar? 3. Gevolgen schending

Nadere informatie

ALGEMENE LEVERINGSVOORWAARDEN. JVUcalculatie

ALGEMENE LEVERINGSVOORWAARDEN. JVUcalculatie ALGEMENE LEVERINGSVOORWAARDEN JVUcalculatie Artikel 1 Toepassingsgebied 1.1 Deze algemene leveringsvoorwaarden zijn van toepassing bij opdrachten aan en op alle aanbiedingen en overeenkomsten waarbij JVUcalculatie

Nadere informatie

De Commissie heeft vastgesteld dat tussenkomst van de Ombudsman Financiële Dienstverlening niet tot oplossing van het geschil heeft geleid.

De Commissie heeft vastgesteld dat tussenkomst van de Ombudsman Financiële Dienstverlening niet tot oplossing van het geschil heeft geleid. Uitspraak Geschillencommissie Financiële Dienstverlening nr. 110 d.d. 27 april 2011 (mr. P.A. Offers, voorzitter, prof. mr. M.M. Mendel en mr. B.F. Keulen, leden en mr. E.E. Ribbers, secretaris) Samenvatting

Nadere informatie

De Commissie beslist met inachtneming van haar reglement en op basis van de volgende stukken:

De Commissie beslist met inachtneming van haar reglement en op basis van de volgende stukken: Uitspraak Geschillencommissie Financiële Dienstverlening nr. 2015-294 (mr. B.F. Keulen, voorzitter, mr. S. Riemens en mr. drs. S.F. Van Merwijk, leden en mr. M. van Pelt, secretaris) Klacht ontvangen op

Nadere informatie

De verplichtingen van De Financiële Experts gaan nooit verder dan door De Financiële Experts schriftelijk is bevestigd.

De verplichtingen van De Financiële Experts gaan nooit verder dan door De Financiële Experts schriftelijk is bevestigd. Artikel 1 Toepassingsgebied Deze algemene leveringsvoorwaarden zijn van toepassing bij opdrachten aan en op alle aanbiedingen en overeenkomsten waarbij De Financiële Experts partij is, tenzij uitdrukkelijk

Nadere informatie

ALGEMENE VOORWAARDEN PENSIOENADVISERING D.B. van der Oord Advies BV handelend onder VDO Pensioen

ALGEMENE VOORWAARDEN PENSIOENADVISERING D.B. van der Oord Advies BV handelend onder VDO Pensioen ALGEMENE VOORWAARDEN PENSIOENADVISERING D.B. van der Oord Advies BV handelend onder VDO Pensioen 1. ALGEMEEN. 1.1 Deze algemene voorwaarden zijn van toepassing op overeenkomsten waarbij door D.B. van der

Nadere informatie

De Commissie heeft vastgesteld dat tussenkomst van de Ombudsman Financiële Dienstverlening niet tot oplossing van het geschil heeft geleid.

De Commissie heeft vastgesteld dat tussenkomst van de Ombudsman Financiële Dienstverlening niet tot oplossing van het geschil heeft geleid. Uitspraak Geschillencommissie Financiële Dienstverlening nr. 2012-160 d.d. 22 mei 2012 (mr. R.J. Verschoof, voorzitter, prof. mr. M.L.Hendrikse en mr. E.M. Dil-Stork, leden, en mr. E.E. Ribbers, secretaris)

Nadere informatie

RAAD VAN TOEZICHT VERZEKERINGEN

RAAD VAN TOEZICHT VERZEKERINGEN RAAD VAN TOEZICHT VERZEKERINGEN U I T S P R A A K Nr. i n d e k l a c h t nr. 070.00 ingediend door: hierna te noemen klager`, tegen: hierna te noemen 'verzekeraar. De Raad van Toezicht Verzekeringen heeft

Nadere informatie

1. ALGEMEEN. 2. OVEREENKOMST.

1. ALGEMEEN. 2. OVEREENKOMST. ALGEMENE VOORWAARDEN ADVISERING VAN SCHRIJVER ASSURANTIE MANAGEMENT OP HET TERREIN VAN RISK MANAGEMENT, VERZEKERINGEN, PENSIOENEN EN ANDERE EMPLOYEE BENEFITS 1. ALGEMEEN. 1.1 Deze algemene voorwaarden

Nadere informatie

Samenvatting. 1. Procedure

Samenvatting. 1. Procedure 1 Uitspraak Geschillencommissie Financiële Dienstverlening nr. 162, d.d. 6 juli 2011 (mr. P.A. Offers, voorzitter, prof. mr. drs. M.L. Hendrikse en mr. B.F. Keulen) Samenvatting Betalingsbeschermingsverzekering.

Nadere informatie

Uitspraak Geschillencommissie Financiële Dienstverlening nr (voorzitter, prof. mr. M.L. Hendrikse en mr. C.A. Koopman, secretaris)

Uitspraak Geschillencommissie Financiële Dienstverlening nr (voorzitter, prof. mr. M.L. Hendrikse en mr. C.A. Koopman, secretaris) Uitspraak Geschillencommissie Financiële Dienstverlening nr. 2015-299 (voorzitter, prof. mr. M.L. Hendrikse en mr. C.A. Koopman, secretaris) Klacht ontvangen op : 5 februari 2015 Ingesteld door : Consument

Nadere informatie

De Commissie heeft vastgesteld dat tussenkomst van de Ombudsman Financiële Dienstverlening niet tot oplossing van het geschil heeft geleid.

De Commissie heeft vastgesteld dat tussenkomst van de Ombudsman Financiële Dienstverlening niet tot oplossing van het geschil heeft geleid. Uitspraak Geschillencommissie Financiële Dienstverlening nr. 21 d.d. 24 januari 2011 (mr C.E. du Perron, voorzitter, drs A.I.M. Kool, drs L.B. Lauwaars, mr B.F. Keulen en mr P.A. Offers) Samenvatting Beleggingsverzekering

Nadere informatie

ARTIKEL 1. BEGRIPSBEPALINGEN Bart Jansen Advies: Bart Jansen Advies, ingeschreven in het Handelsregister onder nummer

ARTIKEL 1. BEGRIPSBEPALINGEN Bart Jansen Advies: Bart Jansen Advies, ingeschreven in het Handelsregister onder nummer ARTIKEL 1. BEGRIPSBEPALINGEN Bart Jansen Advies: Bart Jansen Advies, ingeschreven in het Handelsregister onder nummer 74414860 Offerte: een aanbieding (schriftelijk of per mail) van Bart Jansen Advies

Nadere informatie

Algemene voorwaarden Snelontruiming.nl 1. Deze voorwaarden zijn van toepassing op iedere offerte, de website en de overeenkomst tussen

Algemene voorwaarden Snelontruiming.nl 1. Deze voorwaarden zijn van toepassing op iedere offerte, de website en de overeenkomst tussen Algemene voorwaarden Snelontruiming.nl 1. Deze voorwaarden zijn van toepassing op iedere offerte, de website en de overeenkomst tussen Snelontruiming.nl, en u de opdrachtgever. 2. Alle offertes en aanbiedingen

Nadere informatie

Algemene voorwaarden zakelijke dienstverlening

Algemene voorwaarden zakelijke dienstverlening Algemene voorwaarden zakelijke dienstverlening Biercontract.nl Graaf Wichmanlaan 62 1405 HC Bussum Handelsregisternummer: 57084033 BTW nummer 167606657B02 1. Definities 1. In deze algemene voorwaarden

Nadere informatie

Samenvatting. Consument, ARAG SE, gevestigd te Leusden, hierna te noemen: Aangeslotene. 1. Procesverloop

Samenvatting. Consument, ARAG SE, gevestigd te Leusden, hierna te noemen: Aangeslotene. 1. Procesverloop Uitspraak Geschillencommissie Financiële Dienstverlening nr. 2014-373 d.d. 9 oktober 2014 (mr. P.A. Offers, prof. mr. E.H. Hondius en drs. W. Dullemond, leden en mr. E.E. Ribbers, secretaris) Samenvatting

Nadere informatie

Jubilee Europe B.V., gevestigd te Amsterdam, hierna te noemen Aangeslotene.

Jubilee Europe B.V., gevestigd te Amsterdam, hierna te noemen Aangeslotene. Uitspraak Geschillencommissie Financiële Dienstverlening nr. 2012-340 d.d. 12 december 2012 (mr. A.W.H. Vink, voorzitter en mr.drs. D.J. Olthoff, secretaris) Samenvatting Consument heeft met ingang van

Nadere informatie

De Commissie beslist met inachtneming van haar Reglement en op basis van de volgende stukken:

De Commissie beslist met inachtneming van haar Reglement en op basis van de volgende stukken: Uitspraak Geschillencommissie Financiële Dienstverlening nr. 204 d.d. 6 december 2010 (mr. M.M. Mendel, voorzitter, mr. E.H. Hondius en mr. P.A. Offers) Samenvatting Op 2 juli 2007 zijn twee autoverzekeringen

Nadere informatie

De Commissie beslist met inachtneming van haar Reglement en op basis van de volgende stukken:

De Commissie beslist met inachtneming van haar Reglement en op basis van de volgende stukken: Uitspraak Geschillencommissie Financiële Dienstverlening nr. 2012-82 d.d. 13 maart 2012 (mr. R.J. Verschoof, voorzitter, prof. mr. M.M. Mendel en mr. A.W.H. Vink, leden, en mr. drs. D.J. Olthoff, secretaris)

Nadere informatie

van het ingevolge de Voorwaarden g. Einddatum (overlijdensrisico): De in de Polis vermelde Einddatum van de dekking van het ingevolge de Voorwaarden

van het ingevolge de Voorwaarden g. Einddatum (overlijdensrisico): De in de Polis vermelde Einddatum van de dekking van het ingevolge de Voorwaarden ! "##$% %&$%''( %)%*%+ #, #- De Voorwaarden Overlijdensrisicoverzekering gelden in aanvulling op de Algemene Voorwaarden, die eveneens op de Verzekeringsovereenkomst van toepassing zijn. De Voorwaarden

Nadere informatie

Algemene voorwaarden QHHT Nederland

Algemene voorwaarden QHHT Nederland Algemene voorwaarden QHHT Nederland Artikel 1 Toepassingsgebied Deze algemene leveringsvoorwaarden zijn van toepassing bij opdrachten aan en op alle aanbiedingen en overeenkomsten waarbij QHHT Nederland

Nadere informatie

De Commissie heeft partijen opgeroepen voor een mondelinge behandeling op 6 februari 2012.

De Commissie heeft partijen opgeroepen voor een mondelinge behandeling op 6 februari 2012. Uitspraak Geschillencommissie Financiële Dienstverlening nr. 2012-103 d.d. 2 april 2012 (mr. P.A. Offers, voorzitter, B.F. Keulen en mr. A.W.H. Vink, leden, en mr. F.E. Uijleman, secretaris) Samenvatting

Nadere informatie

Naar aanleiding van uw brief van 8 februari 2012 heb ik de eer het volgende op te merken.

Naar aanleiding van uw brief van 8 februari 2012 heb ik de eer het volgende op te merken. I f^l öobuicq3~o\ Den Haag, 2 O MRT 2012 Kenmerk: DGB 2012-753 TL Motivering van liet beroepsciirir: in cassatie (rolnummer 12/00641) tegen de uitspraak van het Gerechtshof te 's-gravenhage van 21 december

Nadere informatie

Algemene voorwaarden Advies bij Arbeid B.V.

Algemene voorwaarden Advies bij Arbeid B.V. Bij het uitbrengen van offertes en de uitvoering van opdrachten hanteert kantoorhoudend te Dordrecht en ingeschreven bij de KvK Rotterdam onder nummer: 24389685 de volgende algemene leveringsvoorwaarden:

Nadere informatie

Algemene leveringsvoorwaarden Clensch

Algemene leveringsvoorwaarden Clensch Algemene leveringsvoorwaarden Clensch Artikel 1 Toepassingsgebied 1. Deze algemene leveringsvoorwaarden zijn van toepassing bij opdrachten aan en op alle aanbiedingen en overeenkomsten waarbij Clensch

Nadere informatie

De Commissie beslist met inachtneming van haar Reglement en op basis van de volgende stukken:

De Commissie beslist met inachtneming van haar Reglement en op basis van de volgende stukken: Uitspraak Geschillencommissie Financiële Dienstverlening nr. 162 d.d. 2 september 2010 (mr. M.M. Mendel, voorzitter, mr. B.F. Keulen en dr. D.F. Rijkels) 1. Procedure De Commissie beslist met inachtneming

Nadere informatie

De Commissie beslist met inachtneming van haar Reglement en op basis van de volgende stukken:

De Commissie beslist met inachtneming van haar Reglement en op basis van de volgende stukken: Uitspraak Geschillencommissie Financiële Dienstverlening nr. 2011-346 d.d. 2 december 2011 (mr. P.A. Offers, voorzitter, mr. B.F. Keulen en mr. A.W.H. Vink, leden, en mr.drs. D.J. Olthoff, secretaris)

Nadere informatie

De Commissie beslist met inachtneming van haar Reglement en op basis van de volgende stukken:

De Commissie beslist met inachtneming van haar Reglement en op basis van de volgende stukken: Uitspraak Geschillencommissie Financiële Dienstverlening nr. 102 d.d. 2 november 2009 (mr. R.J. Verschoof, voorzitter, mr. E.M. Dil-Stork en drs. A.I.M. Kool) 1. Procedure De Commissie beslist met inachtneming

Nadere informatie

ALGEMENE VOORWAARDEN DE NEDERLANDSE PENSIOEN ASSOCIATIE Versie mei 2015

ALGEMENE VOORWAARDEN DE NEDERLANDSE PENSIOEN ASSOCIATIE Versie mei 2015 ALGEMENE VOORWAARDEN DE NEDERLANDSE PENSIOEN ASSOCIATIE Versie mei 2015 1. ALGEMEEN. 1.1 Deze algemene voorwaarden zijn van toepassing op overeenkomsten waarbij door De Nederlandse Pensioen Associatie,

Nadere informatie

Personenautoverzekering

Personenautoverzekering Polis Home 1 (Polis) Personenautoverzekering Artikel 1 Artikel 2 Artikel 3 Artikel 4 Artikel 5 Artikel 6 Artikel 7 Artikel 8 Begripsomschrijvingen Premie Wijziging van premies en/of Aanmelding van schade

Nadere informatie

1. ALGEMEEN. 2. OVEREENKOMST.

1. ALGEMEEN. 2. OVEREENKOMST. Algemene voorwaarden van den Boorn Financieel Advies B.V. Betrekking hebbende op het gebied van advisering in financiële diensten in de ruimste zin des woord evenals het besturen en deelnemen van management-

Nadere informatie

2.2 Huis & Hypotheek Bergen behoudt zich het recht voor opdrachten zonder opgave van redenen te weigeren.

2.2 Huis & Hypotheek Bergen behoudt zich het recht voor opdrachten zonder opgave van redenen te weigeren. Algemene voorwaarden 1 Algemeen 1.1 Deze algemene voorwaarden zijn van toepassing op overeenkomsten waarbij door Huis & Hypotheek Bergen verder ook opdrachtnemer te noemen, al dan niet op declaratiebasis

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2001 2002 19 529 Vaststelling van titel 7.17 (verzekering) en titel 7.18 (lijfrente) van het nieuwe Burgerlijk Wetboek Nr. 8 TWEEDE NOT VN WIJZIGING Ontvangen

Nadere informatie

RAAD VAN TOEZICHT VERZEKERINGEN. tegen: hierna te noemen de tussenpersoon'.

RAAD VAN TOEZICHT VERZEKERINGEN. tegen: hierna te noemen de tussenpersoon'. RAAD VAN TOEZICHT VERZEKERINGEN U I T S P R A A K Nr. i n d e k l a c h t nr. 2006.4211 (126.06) ingediend door: hierna te noemen 'klaagster 1', hierna te noemen klager en klaagster 2, allen tezamen hierna

Nadere informatie

Algemene Leveringsvoorwaarden voor advisering op het terrein van risk management, verzekeringen, pensioenen en andere employee benefits

Algemene Leveringsvoorwaarden voor advisering op het terrein van risk management, verzekeringen, pensioenen en andere employee benefits 1 Algemene Leveringsvoorwaarden voor advisering op het terrein van risk management, verzekeringen, pensioenen en andere employee benefits 1. ALGEMEEN. 1.1 Deze algemene voorwaarden zijn van toepassing

Nadere informatie

LEVERINGSVOORWAARDEN STRUIJS FINANCIAL PLANNING:

LEVERINGSVOORWAARDEN STRUIJS FINANCIAL PLANNING: LEVERINGSVOORWAARDEN STRUIJS FINANCIAL PLANNING: 1. ALGEMEEN 1.1 Deze algemene voorwaarden zijn van toepassing op overeenkomsten waarbij door Struijs Financial Planning (hierna SFP) al dan niet op declaratiebasis

Nadere informatie

De Commissie heeft vastgesteld dat tussenkomst van de Ombudsman Financiële Dienstverlening niet tot oplossing van het geschil heeft geleid.

De Commissie heeft vastgesteld dat tussenkomst van de Ombudsman Financiële Dienstverlening niet tot oplossing van het geschil heeft geleid. Uitspraak Geschillencommissie Financiële Dienstverlening nr. 41 d.d. 22 februari 2011 (mr. B.F. Keulen, voorzitter, mw. mr. E.M. Dil-Stork en prof. mr. M.L. Hendrikse) Samenvatting Natura-uitvaartverzekering.

Nadere informatie

ALGEMENE VOORWAARDEN VAN VISA2CHINA

ALGEMENE VOORWAARDEN VAN VISA2CHINA ALGEMENE VOORWAARDEN VAN VISA2CHINA Artikel 1. Werkingssfeer 1. Deze Algemene Voorwaarden zijn van toepassing op alle overeenkomsten tussen Visa2china en opdrachtgevers. 2. Visa2china is bevoegd om bij

Nadere informatie

Delta Lloyd Schadeverzekering N.V, gevestigd te Amsterdam, hierna te noemen: Aangeslotene.

Delta Lloyd Schadeverzekering N.V, gevestigd te Amsterdam, hierna te noemen: Aangeslotene. Uitspraak Geschillencommissie Financiële Dienstverlening nr. 2013-122 d.d. 23 april 2013 (mr. A.W.H. Vink, voorzitter, mr. E.M. Dil-Stork en mr. B.F. Keulen, leden en mr. E.E. Ribbers, secretaris) Samenvatting

Nadere informatie

WETTEKST NIEUW VERZEKERINGSRECHT

WETTEKST NIEUW VERZEKERINGSRECHT NDE TEKST VAN HET VOORSTEL VAN WET TOT VASTSTELLING VAN TITEL 7.17 (VERZEKERING) VAN HET NIEUWE BURGERLIJK WETBOEK OP BASIS VAN HET GEWIJZIGDE VOORSTEL VAN WET TOT VASTSTELLING VAN TITEL 7.17 EN TITEL

Nadere informatie

Algemene leveringsvoorwaarden golfkortingskaart. Artikel 1 Toepassingsgebied

Algemene leveringsvoorwaarden golfkortingskaart. Artikel 1 Toepassingsgebied Algemene leveringsvoorwaarden golfkortingskaart Artikel 1 Toepassingsgebied 1. Deze algemene leveringsvoorwaarden zijn van toepassing bij opdrachten aan en op alle aanbiedingen en overeenkomsten waarbij

Nadere informatie

Aanvraagformulier Beroepsaansprakelijkheidsverzekering. van een medeverzekerde

Aanvraagformulier Beroepsaansprakelijkheidsverzekering. van een medeverzekerde Aanvraagformulier Beroepsaansprakelijkheidsverzekering in verband met opname van een medeverzekerde Belangrijk: toelichting op de reikwijdte van de mededelingsplicht 1. Als aanvrager/kandidaat-verzekeringnemer

Nadere informatie

Bedrijfsmotorrijtuigenverzekering

Bedrijfsmotorrijtuigenverzekering Voorwaardenblad 320-91 Bedrijfsmotorrijtuigenverzekering Algemene voorwaarden Artikel 17-21.1504 Datum 1 april 2015 pagina 1 Begripsomschrijvingen 3 1.1 Polisblad 3 1.2 Motorrijtuig 3 1.3 Schadegeval 3

Nadere informatie

Algemene leveringsvoorwaarden Buro Inge Knegt

Algemene leveringsvoorwaarden Buro Inge Knegt Algemene leveringsvoorwaarden Buro Inge Knegt Artikel 1 Toepassingsgebied 1. Deze algemene leveringsvoorwaarden zijn van toepassing bij opdrachten aan en op alle aanbiedingen en overeenkomsten waarbij

Nadere informatie

Algemene Voorwaarden Van de Ven Uitvaarten. A. Opdrachtgever: de natuurlijke of rechtspersoon met wie Van de Ven Uitvaarten een Overeenkomst sluit.

Algemene Voorwaarden Van de Ven Uitvaarten. A. Opdrachtgever: de natuurlijke of rechtspersoon met wie Van de Ven Uitvaarten een Overeenkomst sluit. Algemene Voorwaarden Van de Ven Uitvaarten Artikel 1 - Definities In deze algemene voorwaarden wordt verstaan onder: A. Opdrachtgever: de natuurlijke of rechtspersoon met wie Van de Ven Uitvaarten een

Nadere informatie

De Commissie heeft partijen opgeroepen voor een mondelinge behandeling op 5 maart 2012.

De Commissie heeft partijen opgeroepen voor een mondelinge behandeling op 5 maart 2012. Uitspraak Geschillencommissie Financiële Dienstverlening nr. 2012-122 d.d. 17 april 2012 (mr. A.W.H. Vink, voorzitter, en mr. F.E. Uijleman, secretaris) Samenvatting Reisverzekering, toepasselijkheid verzekeringsvoorwaarden,

Nadere informatie

Bedrijfsmotorrijtuigenverzekering

Bedrijfsmotorrijtuigenverzekering Algemene Home 1 Algemene Bedrijfsmotorrijtuigenverzekering Artikel 1 Artikel 2 Artikel 3 Artikel 4 Artikel 5 Artikel 6 Artikel 7 Artikel 8 Begripsomschrijvingen Premie Wijziging van premies en/of Aanmelding

Nadere informatie

VALENT PENSIOEN- EN LEVEN ADVISEURS B.V.

VALENT PENSIOEN- EN LEVEN ADVISEURS B.V. ADVISERING VALENT PENSIOEN- EN LEVEN ADVISEURS B.V OP HET TERREIN VAN RISK MANAGEMENT, VERZEKERINGEN, PENSIOEN EN ANDERE EMPLOYEE BENEFITS 1. ALGEMEEN. 1.1 DEZE ZIJN VAN TOEPASSING OP OVEREENKOMSTEN WAARBIJ

Nadere informatie

Uitspraak Geschillencommissie Financiële Dienstverlening nr (prof. mr. M.L. Hendrikse, voorzitter en mr. D.G. Rosenquist, secretaris)

Uitspraak Geschillencommissie Financiële Dienstverlening nr (prof. mr. M.L. Hendrikse, voorzitter en mr. D.G. Rosenquist, secretaris) Uitspraak Geschillencommissie Financiële Dienstverlening nr. 2018-073 (prof. mr. M.L. Hendrikse, voorzitter en mr. D.G. Rosenquist, secretaris) Klacht ontvangen op : 2 april 2017 Ingediend door : Consument

Nadere informatie

Algemene leveringsvoorwaarden Copy & more

Algemene leveringsvoorwaarden Copy & more Algemene leveringsvoorwaarden Copy & more Artikel 1 Toepassingsgebied Deze algemene leveringsvoorwaarden zijn van toepassing bij opdrachten aan en op alle aanbiedingen en overeenkomsten waarbij Copy &

Nadere informatie

Steenvoordenuitvaart Algemene voorwaarden

Steenvoordenuitvaart Algemene voorwaarden Steenvoordenuitvaart Algemene voorwaarden Artikel 1 Toepassingsgebied 1. Deze algemene leveringsvoorwaarden zijn van toepassing bij opdrachten aan en op alle aanbiedingen en overeenkomsten waarbij Steenvoordenuitvaart

Nadere informatie

de persoon aan wie door de consulent advies en begeleiding verleend wordt dan wel diens wettelijke vertegenwoordiger;

de persoon aan wie door de consulent advies en begeleiding verleend wordt dan wel diens wettelijke vertegenwoordiger; Algemene voorwaarden Definities: In de algemene voorwaarden wordt verstaan onder: Gewichtsconsulent: Cliënt: Praktijkadres: Arts: Klaaske Goos Minnema, lid van de Beroepsvereniging Gewichtsconsulenten

Nadere informatie

Algemene leveringsvoorwaarden

Algemene leveringsvoorwaarden Algemene leveringsvoorwaarden Artikel 1 Toepassingsgebied Deze algemene leveringsvoorwaarden zijn van toepassing bij opdrachten aan en op alle aanbiedingen en overeenkomsten waarbij Help in Progress partij

Nadere informatie

Algemene leveringsvoorwaarden Kwaliteits Reiniging Delfzijl

Algemene leveringsvoorwaarden Kwaliteits Reiniging Delfzijl Algemene leveringsvoorwaarden Kwaliteits Reiniging Delfzijl Artikel 1 Toepassingsgebied 1. Deze algemene leveringsvoorwaarden zijn van toepassing bij opdrachten aan en op alle aanbiedingen en overeenkomsten

Nadere informatie

Samenvatting. 1. Procedure

Samenvatting. 1. Procedure Uitspraak Geschillencommissie Financiële Dienstverlening nr. 209 d.d. 17 juli 2012 (mr. P.A. Offers, voorzitter, B.F. Keulen en prof. mr. M.L. Hendrikse, leden en mevrouw mr. F.E. Uijleman, secretaris)

Nadere informatie

A L G E M E N E V O O R W A A R D E N S C H E E P V A A R T B E D R I J F V E R S L U I S

A L G E M E N E V O O R W A A R D E N S C H E E P V A A R T B E D R I J F V E R S L U I S A L G E M E N E V O O R W A A R D E N S C H E E P V A A R T B E D R I J F V E R S L U I S ARTIKEL 1. DEFINITIES 1. Versluis: Scheepvaartbedrijf Versluis; de gebruiker van deze algemene voorwaarden, gevestigd

Nadere informatie

Polismantel Garageverzekering. Algemene voorwaarden. Artikel Datum 1 april 2015

Polismantel Garageverzekering. Algemene voorwaarden. Artikel Datum 1 april 2015 Polismantel 360-96 Garageverzekering Algemene voorwaarden Artikel 59-90.1504 Datum 1 april 2015 pagina 1 Begripsomschrijvingen 3 1.1 Maatschappij 3 1.2 Polisblad 3 1.3 Verzekeringsjaar 3 1.4 Schade 3 1.5

Nadere informatie

Algemene leveringsvoorwaarden TYGEO Inkomensbeheer en TYGEO Advies

Algemene leveringsvoorwaarden TYGEO Inkomensbeheer en TYGEO Advies Algemene leveringsvoorwaarden TYGEO Inkomensbeheer en TYGEO Advies Budgetbeheer, Financieel planning, Budgetcoaching. Artikel 1 Toepassingsgebied 1. Deze algemene leveringsvoorwaarden zijn van toepassing

Nadere informatie

ALGEMENE VOORWAARDEN

ALGEMENE VOORWAARDEN Artikel 1 Definities 1.1. In deze algemene voorwaarden worden de hiernavolgende termen in de navolgende betekenis gebruikt, tenzij uitdrukkelijk anders is aangegeven. 1.2. DIGI HR: DIGI HR. 1.3. Opdrachtgever:

Nadere informatie

De Commissie stelt vast dat partijen hebben gekozen voor bindend advies.

De Commissie stelt vast dat partijen hebben gekozen voor bindend advies. Uitspraak Geschillencommissie Financiële Dienstverlening nr. 2018-567 (mr. dr. S.O.H. Bakkerus, voorzitter en mr. S. Rutten, secretaris) Klacht ontvangen op : 15 januari 2018 Ingediend door : Consument

Nadere informatie

REGLEMENT GESCHILLENCOMMISSIE POST per 1 april 2016

REGLEMENT GESCHILLENCOMMISSIE POST per 1 april 2016 REGLEMENT GESCHILLENCOMMISSIE POST per 1 april 2016 Begripsomschrijving Artikel 1. In dit reglement wordt verstaan onder: stichting : de Stichting Geschillencommissies voor Consumentenzaken; commissie

Nadere informatie

3.2 De verplichtingen van Factor Horsten gaan nooit verder dan door opdrachtgever en Factor Horsten schriftelijk zijn bevestigd.

3.2 De verplichtingen van Factor Horsten gaan nooit verder dan door opdrachtgever en Factor Horsten schriftelijk zijn bevestigd. ALGEMENE LEVERINGS- EN BETALINGSVOORWAARDEN FACTOR HORSTEN Artikel 1 Algemeen 1.1 Met de opdrachtgever wordt in deze algemene leverings- en betalingsvoorwaarden, hierna te noemen: algemene voorwaarden,

Nadere informatie

ALGEMENE VOORWAARDEN. Algemeen

ALGEMENE VOORWAARDEN. Algemeen ALGEMENE VOORWAARDEN Algemeen 1. Deze voorwaarden zijn van toepassing op alle offertes en overeenkomsten met Artishock events & marketing B.V.. Afwijkingen van deze voorwaarden zijn uitsluitend bindend,

Nadere informatie

REGLEMENT GESCHILLENCOMMISSIE ENERGIELABEL per 7 juli 2015

REGLEMENT GESCHILLENCOMMISSIE ENERGIELABEL per 7 juli 2015 REGLEMENT GESCHILLENCOMMISSIE ENERGIELABEL per 7 juli 2015 Begripsomschrijving Artikel 1. In dit reglement wordt verstaan onder: stichting : de Stichting Geschillencommissies voor Consumentenzaken; commissie

Nadere informatie

1.2 De toepasselijkheid van de door de opdrachtgever gehanteerde algemene voorwaarden wordt uitdrukkelijk uitgesloten.

1.2 De toepasselijkheid van de door de opdrachtgever gehanteerde algemene voorwaarden wordt uitdrukkelijk uitgesloten. Algemene voorwaarden J&S Diensten 1. Algemeen 1.1 Al onze aanbiedingen, overeenkomsten en uitvoering daarvan, worden uitsluitend beheerst door de onderhavige voorwaarden. Afwijkingen dienen uitdrukkelijk

Nadere informatie

Algemene Voorwaarden Administratiekantoor Van Bavel m.i.v. 01-01-2017 Artikel 1. Toepasselijkheid. De voorwaarden zijn van toepassing op iedere overeenkomst gesloten tussen Administratiekantoor Van Bavel

Nadere informatie

ALGEMENE BEDRIJFSVOORWAARDEN WERVING & SELECTIE FLEXURANCE B.V.

ALGEMENE BEDRIJFSVOORWAARDEN WERVING & SELECTIE FLEXURANCE B.V. ALGEMENE BEDRIJFSVOORWAARDEN WERVING & SELECTIE FLEXURANCE B.V. Voor het uitvoeren van Werving & Selectie opdrachten door Flexurance B.V., verder te noemen Flexurance in het kader van een overeenkomst

Nadere informatie

Monuta Verzekeringen N.V, gevestigd te Apeldoorn, hierna te noemen: Aangeslotene,

Monuta Verzekeringen N.V, gevestigd te Apeldoorn, hierna te noemen: Aangeslotene, Uitspraak Geschillencommissie Financiële Dienstverlening nr. 2013-267 d.d. 4 september 2013 (mr. A.W.H. Vink, voorzitter, mr. E.M. Dil-Stork en mr. B.F. Keulen, leden en mr. E.E. Ribbers, secretaris) Samenvatting

Nadere informatie

ALGEMENE VOORWAARDEN ADVISERING PUUR VERZEKEREN OP HET TERREIN VAN RISK MANAGEMENT, VERZEKERINGEN, PENSIOENEN EN ANDERE EMPLOYEE BENEFITS

ALGEMENE VOORWAARDEN ADVISERING PUUR VERZEKEREN OP HET TERREIN VAN RISK MANAGEMENT, VERZEKERINGEN, PENSIOENEN EN ANDERE EMPLOYEE BENEFITS ALGEMENE VOORWAARDEN ADVISERING PUUR VERZEKEREN OP HET TERREIN VAN RISK MANAGEMENT, VERZEKERINGEN, PENSIOENEN EN ANDERE EMPLOYEE BENEFITS 1. ALGEMEEN. 1.1 Deze algemene voorwaarden zijn van toepassing

Nadere informatie

ALGEMENE VOORWAARDEN. Artikel 5 Uitvoering Bricks and Business VOF neemt bij de uitvoering van de overeenkomst een

ALGEMENE VOORWAARDEN. Artikel 5 Uitvoering Bricks and Business VOF neemt bij de uitvoering van de overeenkomst een ALGEMENE VOORWAARDEN Artikel 1 Toepassingsgebied Deze algemene leveringsvoorwaarden zijn van toepassing bij opdrachten aan en op alle aanbiedingen en overeenkomsten waarbij Bricks and Business VOF partij

Nadere informatie

Schaderegeling in de handelsverzekering. Prof.mr. Ph.H.J.G. van Huizen ACIS Symposium: 6 april 2018

Schaderegeling in de handelsverzekering. Prof.mr. Ph.H.J.G. van Huizen ACIS Symposium: 6 april 2018 Schaderegeling in de handelsverzekering Prof.mr. Ph.H.J.G. van Huizen ACIS Symposium: 6 april 2018 Goederentransportverzekering De schaderegeling in het transportverzekeringsrecht heeft haar oorsprong

Nadere informatie

Algemene voorwaarden SpaaQ versie

Algemene voorwaarden SpaaQ versie Algemene voorwaarden SpaaQ versie 1.0 2016 Artikel 1 Definities In deze algemene voorwaarden wordt verstaan onder: Opdrachtgever: degene die, alleen of gezamenlijk en niet in de uitoefening van een beroep

Nadere informatie