De rol van de diamanthandel in de tweede Congo-oorlog ( ): Bas De Roo Masterproef

Maat: px
Weergave met pagina beginnen:

Download "De rol van de diamanthandel in de tweede Congo-oorlog (1998-2003): Bas De Roo 20040956 Bastiaan.deroo@ugent.be Masterproef"

Transcriptie

1 De rol van de diamanthandel in de tweede Congo-oorlog ( ): Bas De Roo Masterproef

2 2

3 Inhoudstafel: Tabellen:... 5 Figuren:... 5 Afkortingen:... 6 Inleiding: Hoofdstuk 1: Methodologie en theoretisch concepten: cijfers, plunderen, diamant, greed en grievance: Bronnen en methodologie: Problemen met cijfergegevens: Plunderen of illegale exploitatie? Bloeddiamanten, conflictdiamanten? Problemen met definities: Greed vs. Grievance? De rol van economische motieven in conflicten na de Koude Oorlog: Hoofdstuk 2: De tweede Congo-oorlog ( ): Het verloop: Hoofdoorzaken van de tweede Congo-oorlog ( ): a) Het falen van de Congolese staat: b) De rol van de internationale gemeenschap: c) Etniciteit: d) Motieven van externe actoren: Hoofdstuk 3: Motieven van de strijdende partijen in de tweede Congo-oorlog ( ): greed of grievance? De aanvallende partijen: Rwanda: Oeganda: Burundi: De rebellen: a) RCD-Goma: b) RCD-ML: c) MLC: De DRC en haar bondgenoten: Angola: Namibië: De DRC: Zimbabwe: Maï-Maï milities: Hoofdstuk 4: De rol van de diamant in de tweede Congo-oorlog ( ): Voorgeschiedenis: De Congolese diamantsector tot 1998: De strijdende partijen betrokken bij de diamanthandel: Rwanda: Oeganda: a) Het Victoria-netwerk: b) Trinity: c) De rol van Museveni bij het plunderen van de Congolese diamant: Burundi: Zimbabwe: a) Sengamines: Namibië: De DRC: Het door Laurent-Désiré en Joseph Kabila gecontroleerde gebied: a) De rol van MIBA tijdens de tweede Congolese oorlog:

4 b) De artisanale diamantsector: De rebellen: MLC, RCD s, Maï-Maï en anderen: a) RCD-Goma: b) De MLC: Hoofdstuk 5: Na de tweede Congo-oorlog: De effecten van het Kimberley Process: De huidige rol van de diamanthandel in Congo: Slotconclusie: Bibliografie: Bijlagen:

5 Tabellen: Tabel 1: De diamantexport in relatie tot de totale export van de DRC ( ) Tabel 2: De handelsbalans van de DRC en de frauduleuze diamantexport ( ) Tabel 3: De Congolese diamantexport ( ) Tabel 4: De Rwandese diamantexport ( )...82 Tabel 5: De Oegandese diamantexport ( ) Tabel 6: De productie van SENGAMINES ( ) Tabel 7: De Congolese diamantexport naar België (augustus januari 2001) Tabel 8: De diamantexport uit het door de RCD-Goma gecontroleerde gebied (2000) Figuren: Figuur 1: De Democratische Republiek Congo... 9 Figuur 2: Diamantgebieden in de DRC Figuur 3: De belangrijkste vindplaatsen van diamant in de DRC Figuur 4: Conflicten, natuurlijke rijkdommen en hun trafiek in de DRC ( ) Figuur 5: De strijdende partijen in Congo en hun vermoedelijke posities in

6 Afkortingen: ADF ADFL ADP ANR APR BBP BCMP Britmond CAR CEEC CERI CNDD-FDD CNE COMIEX CRD DDC DRC EACW FAB FAC FAP FAZ FDLR FLC Forminière HRD IDPM IPIS Gécamines GRIP MBC MIBA Allied Democratic Forces Alliance des Forces Démocratiques pour la Libération du Congo Alliance Démocratique des Peuples Agence Nationale des Renseignements Armée Patriotique Rwandaise Bruto Binnenlands Product Bourse Congolaise des Matières Précieuses British Diamond Distributors Centraal Afrikaanse Republiek Centre d Expertise d Evaluation et de Certification Centre d Etudes et Recherches Internationales Conseil National pour la Défense de la Démocratie Forces pour la Défence de la Démocratie Centre National d Expertise Compagnie mixte d import-export Conseil de la Résistance pour la Démocratie Développement du Diamant Congolais Democratische Republiek Congo Economic Agendas in Civil Wars Forces Armées de Burundi Forces Armées Congolaises Forces d Autodéfense Populaire Forces Armées Zaïroises Forces Démocratiques de Libération du Rwanda Front pour la Libération du Congo Société Internationale Forestière et Minière du Congo Hoge Raad voor de Diamant Institute of Development Policy and Management International Peace Information Service Générale des Carrières et Mines Groupe de Recherche et d Information sur la Paix et la sécurité Minerals Business Company Societé Minière de Bakwanga 6

7 MITSHI MLC MLRZ MONUC MPLA NALU NRM OCC OFIDA OGT ONR OSLEG OZ PPRD PRP RCD RCD-Bunia RCD-Goma RCD-Kisangani RCD-K-ML RCD-ML RCD-National RCD-Populaire RPF SADC SASMIP Sengamines SMK SU SWAPO UNITA Minière de Tshikapa Mouvement de Libération du Congo Mouvement Révolutionnaire pour la Libération du Zaïre Mission de l Organisation des Nations Unies en République Démocratique Congo Movimento Popular para a Libertação de Angola National Army for the Liberation of Uganda National Resistance Movement Office Congolais de Contrôle Office de Douanes et Accises Observatoire Gouvernance-Transparance Oryx Natural Resources Operation Sovereign Legitimacy Oryx Zimcon Parti Pour la Reconstruction et le Développement Parti de la Révolution populaire Rassemblement Congolais pour la Démocratie Rassemblement Congolais pour la Démocratie-Bunia Rassemblement Congolais pour la Démocratie-Goma Rassemblement Congolais pour la Démocratie-Kisangani Rassemblement Congolais pour la Démocratie-Kisangani-Mouvement de Libération Rassemblement Congolais pour la Démocratie- Mouvement de Libération Rassemblement Congolais pour la Démocratie-National Rassemblement Congolais pour la Démocratie-Populaire Rwandan Patriotic Front Southern African Development Community Service d Achat des Substances Minérales Précieuses La Minière de Senga Senga Société Minière du Kasaï Sovjet-Unie South West Africa Peoples Organisation União Nacional para a Independência Total de Angola 7

8 UDPF UDPS VN VS ZDF ZDI Uganda People s Defence Force Union pour la Démocratie et le Progrès Social Verenigde Naties Verenigde Staten Zimbabwean Defence Force Zimbabwean Defence Industries 8

9 Figuur 1: De Democratische Republiek Congo (NIZA, The State vs. the people Governance, mining and the transitional regime in the Democratic Republic of Congo. 2006, NIZA. p. 1) 9

10 Figuur 2: Diamantgebieden in de DRC (Dietrich, Christian. "Hard Currency. The Criminalized Diamond Economy of the Democratic Republic of the Congo and Its Neighbours." In The Diamond and Human Security Project, edited by Ian Smillie, St. Ottawa: Partnership Africa Canada, 2002) 10

11 Figuur 3: De belangrijkste vindplaatsen van diamant in de DRC (Partnership Africa Canada. "Diamond Industry Annual Review. Democratic Republic of the Congo 2004." The Diamonds and Human Security Project, 2004, p. 2) 11

12 Inleiding: Op 3 augustus 1998 vielen Rwandese en Oegandese troepen met de steun van Burundi Congo binnen. Dit was het begin van de tweede Congo-oorlog. Kort daarna werd de Congolese rebellenbeweging RCD (Rassemblement Congolais pour la Démocratie) opgericht. De RCD streed aan de zijde van Rwanda, Oeganda en Burundi tegen het Kabila-regime. In tegenstelling tot de eerste Congo-oorlog ( ) zou de tweede niet zo snel verlopen. Angola, Zimbabwe en Namibië kwamen Laurent-Désiré Kabila immers te hulp en verhinderden een snelle overwinning van Rwanda, Oeganda, Burundi en de RCD. 1 Geen van de strijdende kampen was sterk genoeg om de bovenhand te krijgen in het conflict en het front liep vast. De strijd die ongeveer 3,3 miljoen dodelijke slachtoffers zou eisen, duurde officieel tot Toen werd in Sun City (Zuid-Afrika) een vredesverdrag ondertekend en een voorlopige Congolese eenheidsregering gevormd. 3 Het conflict blijft echter tot op de dag van vandaag nasmeulen in de oostelijke provincie Kivu. Om de aanslepende oorlog te financieren, plunderden alle strijdende partijen Congolese natuurlijke rijkdommen. De belangrijkste grondstoffen die werden geplunderd waren coltan, diamant, hout, koper, kobalt en goud. 4 Deze masterproef onderzoekt de rol van de diamanthandel in de tweede Congo-oorlog. De andere grondstoffen die werden geplunderd door de strijdende partijen worden niet betrokken bij het onderzoek. Hier zijn een aantal redenen voor. In de eerste plaats moest er een onderzoeksgebied afgebakend worden wegens een overvloed aan informatie over de rol van de verschillende grondstoffen in de tweede Congo-oorlog. De tweede reden waarom deze masterproef zich toespitst op het onderzoeken van de rol van de Congolese diamant in het tweede Congo-conflict is dat de diamantsector zo overheersend was in de Congolese economie. Door het ineenstorten van de Congolese formele economie en de vroeger dominante kopersector werd diamant immers het belangrijkste exportproduct van de DRC. Het belang van diamant als exportproduct nam verder toe tijdens de tweede Congooorlog. Zo was diamant in waarde in 1995 goed voor 46% van de totale Congolese export. In 1999 maakte de diamant 70,90% uit van de totale Congolese exportwaarde. 5 Dit zijn enkel 1 Reyntjens, F. "Briefing: The Second Congo War. More than a Remake." African Affairs 98, no. 391 (1999): International Rescue Committee. "Mortality in the Democratic Republic of Congo: Results from a Nationwide Survey." New York: International Rescue Committee, Turner, Thomas. The Congo Wars. Conflict, Myth & Reality. New York: Zed Books, 2007, p VN. "Addendum to the Report of the Panel of Experts on the Illegal Exploitation of Natural Resources and Other Forms of Wealth of the Democratic Republic of the Congo." New York: VN, Lumbi, Pierre en Amuri Tobakombee, Daito. "La gestion des ressources minières en RCD. 1. Le diamant." Kinshasa: OGT, 2001, p

13 nog maar de cijfers van de formele diamantexport. Wanneer men immers spreekt over Congolese economie en Congolese export, moet men er steeds rekening mee houden dat er in Congo twee economieën bestaan: een formele en een informele. In de formele economie verlopen economische activiteiten volgens een officieel regelgevend, institutioneel kader en worden er belastingen betaald. De formele Congolese economie kent al sinds 1974 een zware neergang. De hoofdoorzaken waren divers. Eerst en vooral was er de mondiale recessie van de jaren 1970 met een daling van de prijzen van natuurlijke rijkdommen als koper als gevolg. Deze daling van de grondstofprijzen was rampzalig voor de Zaïrese economie, die volledig afhankelijk was van de export van ruwe materialen. Na de crisis van de jaren 1970 kwam de formele Congolese economie in een neerwaartse spiraal terecht. Het BBP (Bruto Binnenlands Product) dat in 1974 nog 10 miljard US dollar bedroeg, was in 1990 teruggelopen tot 3,8 miljard US dollar. 6 Een van de hoofdoorzaken van de economische achteruitgang in Zaïre was het economische en politieke wanbeleid van het Mobutu-regime. Beslissingen werden genomen door mensen van de elite in functie van hun eigen belangen en die van hun netwerken. Zo wilde Mobutu met zijn zaïriseringsbeleid de Zaïrese economie er weer bovenop helpen. Alle grote bedrijven werden genationaliseerd en toegewezen aan de Zaïrese burgers (lees: de elite rond Mobutu). Het zaïriseringsbeleid had rampzalige gevolgen voor de economie aangezien de elite nu de grote bedrijven controleerde en deze positie misbruikte voor eigen gewin. 7 Onder Mobutu werd Zaïre een failed state 8 : de staat werd geleidelijk van haar macht en functies ontdaan totdat er nagenoeg niets meer overbleef. Failed states worden gekenmerkt door privatisering en informalisering van de economie en de politieke macht. Dit wil zeggen dat men publieke functies misbruikt voor private doeleinden, meestal persoonlijk gewin en de uitbouw van de eigen macht. Zoals kenmerkend is voor een gefaalde staat, transformeerde Zaïre naar een patrimonialistische of clientilistische staat: macht werd verkregen via informele machtsnetwerken, zowel op lokaal als op nationaal niveau. Om deze machtsnetwerken in stand te houden had de elite geld nodig om de leden van hun netwerken 6 Colla, Marcel en Georges, Dallemagne. "Verslag van de parlementaire onderzoekscommissie belast met het onderzoek naar de legale en illegale exploitatie van en de handel in natuurlijke rijkdommen in de regio van de Grote Meren, in het licht van de huidige conflictsituatie en de betrokkenheid van België daarbij." Brussel: Onderzoekscommissie "Grote Meren", 2003, p Colla en Dallemagne. "Verslag van de parlementaire onderzoekscommissie belast met het onderzoek naar de legale en illegale exploitatie van en de handel in natuurlijke rijkdommen in de regio van de Grote Meren, in het licht van de huidige conflictsituatie en de betrokkenheid van België daarbij." p Trefon, Theodore, Saskia Van Hoyweghen en Stefaan Smis. "State Failure in the Congo: Perceptions & Realities." Review of African Political Economy (2002): , p

14 aan zich te binden met gunsten. 9 Hierdoor gaan failed states als de DRC ook gepaard met plundergedrag en een criminalization of the state 10 : corruptie en fraude waren alomtegenwoordig, de Zaïrese staat en formele economie werden leeggezogen door de verschillende elites vaak in samenwerking met criminele milieus tot ze nagenoeg niet meer bestonden en enkel de informele sector overbleef. Publieke fondsen werden door alle niveaus van de formele machtsstructuur afgeroomd via allerlei praktijken. 11 Of om het met de woorden van Eric Kennes, onderzoeker aan het Afrika Instituut van Tervuren, te zeggen: The general evolution is simple: A formal institutional framework created at indepence and modified under the regime of President Mobutu was gradually emptied of all content and subsumed under local informal politico-commercial clientilistic networks. 12 In de jaren 1990 ging het nog verder achteruit met de formele economische en politieke structuren van Zaïre. Mobutu bouwde de resterende formele macht van de staat verder af om zijn eigen macht te vergroten en rivaliserende facties binnen de staat hun macht te ontnemen. Bovendien zwakte de Zaïrese staat verder af door het dalen van de overheidsinkomsten. Deze liepen terug van 2 miljard US dollar in de jaren 1980 tot 200 miljoen US dollar in de jaren Dit gebeurde door de crisis van de formele economie, doordat het Westen zijn steun aan het Mobutu-regime afbouwde na de Koude Oorlog en vooral door het plundergedrag van de verschillende patrimonialistische netwerken van de elite. 14 Door het verder instorten van het Zaïrese formele kader werd de trend van het falen van de staat nog meer versterkt. Lokale machthebbers uit het netwerk van Mobutu werden steeds autonomer en konden hun macht uitbouwen dankzij het plunderen van de Zaïrese natuurlijke rijkdommen, het bezetten van sleutelposities in zowel de formele als informele politieke machtsnetwerken en het uitbouwen van hun eigen cliëntnetwerken. 15 William Reno, professor 9 Van Hoyweghen, Saskia en Stefaan Smis. "The Crisis of the Nation-State in Central Africa: A Theoretical Introduction." Review of African Political Economy (2002): Bayart, Jean-François, Stephen Ellis en Béatrice Hibou, ed. The Criminalization of the State in Africa. Bloomington & Indianapolis: Indiana University Press, 1999, p Trefon, Van Hoyweghen en Smis. "State Failure in the Congo: Perceptions & Realities." p Kennes, Eric. "The Democratic Republic of the Congo: Structures of Greed, Networks of Need. In Rethinking the Economies of War. The Intersection of Need, Creed and Greed., edited by Cynthia Arnson en William Zartman, Baltimore: The John Hopkins University Press 2005, p Ter vergelijking: het jaarlijkse budget van de stad Antwerpen bedraagt ongeveer evenveel. 14 Colla en Dallemagne "Verslag. p en Van Hoyweghen en Smis. "The Crisis of the Nation-State in Central Africa: A Theoretical Introduction." p Kennes. "The Democratic Republic of the Congo: Structures of Greed, Networks of Need." p

15 in de Politieke Wetenschappen aan de Florida International University, bestempelt deze evolutie als warlordism 16. Wanneer Laurent-Désiré Kabila in 1997 aan de macht kwam, veranderde er niet veel. De nieuwe regering probeerde niet om het tij te keren en de formele politieke en economische sferen te herstellen in hun oorspronkelijke staat. De Congolese formele politieke en economische structuren stortten nu definitief in. Laurent-Désiré Kabila en de zijnen waren er enkel op uit om hun eigen macht te consolideren. Aangezien dit niet op formele wijze lukte, trachtte de nieuwe elite haar macht dan maar op informele wijze te vestigen door het uitbouwen van een eigen patrimoniaal netwerk. De figuren die Kabila op de hoogste posities plaatste, waren naasten die vaak zeer incompetent waren door gebrek aan ervaring, net als Laurent-Désiré Kabila zelf overigens. De nieuwe elite ging door met het leegroven van de laatste restanten van de formele economie en staat, en misbruikte haar positie voor persoonlijk gewin. Naast inkomsten uit de formele sector rijfde de elite ook via informele, buitenstatelijke kanalen veel geld binnen. 17 Het plunderen van de formele structuren deed zich niet enkel voor op het hoogste niveau. Lagere niveaus kopieerden het gedrag van de elite. Men kan de patrimoniale staat het beste beschrijven als een machtsstructuur waarbinnen verschillende pyramidaal georganiseerde informele machtsnetwerken opereren en met elkaar concurreren om de macht en rijkdom. Geld vloeide van het laagste niveau naar de top van zo n netwerk. Op alle niveaus van de Congolese staat gebruikten ambtenaren, maar ook militairen hun positie om zichzelf te verrijken. Lage niveaus roomden een klein deel van overheidsinkomsten af en stuurden de rest door naar een hoger niveau dat een groter deel voor zich hield en het geld dan weer overdroeg aan een hoger niveau. 18 Het falen van de staat kan op de lagere niveaus gezien worden als een vicieuze cirkel: ambtenaren krijgen steeds minder loon doordat het inkomen van de staat steeds verder krimpt wegens het roofgedrag van de ambtenaren, daarom moeten ze hun inkomsten steeds meer halen uit het plunderen van de Congolese formele economische en politieke structuren, waardoor de staat nog minder inkomsten ontving en verder verzwakte Reno, William. Warlord Politics and African States. London: Lynne Rienner Publishers Inc., 1998, p Kennes. "Democratic." p. 157, 158 en Dunn, Kevin. "A Survival Guide to Kinshasa: Lessons of the Father, Passed Down to the Son." In The African Stakes of the Congo War., edited by John Clark, New York: Palgrave Macmillan, 2002, p Interview met Didier Verbruggen en Raf Custers, onderzoekers bij IPIS, Antwerpen, 11/03/ Dietrich, Christian. "Commercialisme militaire sans éthique et sans frontières." In L Afrique des Grands Lacs. Annuaire , edited by Stefaan en Reyntjens Filip Marysse, Parijs: L'Harmattan, , p. 338,

16 Het falen van de formele Zaïrese economie leidde tot het ontstaan en de bloei van een informele economie. De informele economie in Congo en andere Afrikaanse landen is een veelbesproken fenomeen, waarvan vele definities bestaan. In deze thesis wordt de definitie van Afrika-onderzoeker Gauthier De Villers gebruikt. Hij definieert de informele economie als activiteiten die ontsnappen aan het officieel regelgevend en institutioneel kader van de economie. 20 De informele economie is een reactie van het volk om te overleven in een situatie waarbij de formele economie in een diepe crisis zit. De informele economie bestaat uit miljoenen zeer precaire (vaak artisanale) activiteiten. Het gaat om een markteconomie die verankerd is in solidariteitsnetwerken die berusten op familiale, etnische en andere banden, met lokale en grensoverschrijdende contacten. Via de elites staat de informele economie in contact met de formele economie en de wereldeconomie. Over de Congolese informele economie bestaan geen cijfergegevens. Toch schat men dat de informele economie tijdens de tweede Congo-oorlog goed was voor twee derden van het Congolese BBP. 21 Over de Congolese informele diamanthandel bestaan er net als over andere informele sectoren geen exacte cijfergegevens, enkel uiteenlopende schattingen. Toch vermoedt men dat de informele diamanthandel tijdens de tweede Congolese oorlog omvangrijker was dan de formele. Zo schat diamant-expert Christian Dietrich dat er in 2000 voor 288 miljoen US dollar aan diamanten illegaal geëxporteerd werden uit Congo, terwijl de officiële diamantexport slechts 240 miljoen US dollar bedroeg. 22 Net als bij de formele economie speelde de diamanthandel tijdens het tweede Congolese conflict een belangrijke rol in de informele economie. Bovendien deed diamant tijdens de tweede Congolese oorlog dienst als informeel betaalmiddel. De reden hiervoor is de sterke devaluatie van de Congolese frank, veroorzaakt door de ondergang van het formele politicoeconomische kader van de DRC (Democratische Republiek Congo). 23 De hoofdreden waarom deze masterscriptie zich toespits op de rol van de diamanthandel in de tweede Congo-oorlog is dat er zeer veel geschreven is over de rol van deze edelstenen in het Congo-conflict toch veel meer dan over andere grondstoffen. Over de rol van de diamant zijn echter niet alle bronnen het eens. Globaal gezien zijn er drie visies. Een eerste visie stelt dat de verschillende strijdende partijen de Congolese diamant enkel gebruikten voor het 20 Colla en Dallemagne "Verslag." p Colla en Dallemagne "Verslag." p Dietrich, Christian. "Hard Currency. The Criminalized Diamond Economy of the Democratic Republic of the Congo and its Neighbours." The Diamond and Human Security Project, edited by Ian Smillie. St. Ottawa: Partnership Africa Canada, 2002, p Interview met Mark Van Bockstael, Chief Officer International Affairs van de HRD en Chair of the Working Group Diamond Experts and Technical Issues van het Kimberley Process, Antwerpen, 21/03/

17 financieren van de oorlog. 24 Alle strijdende partijen zouden dankzij de opbrengsten van de formele of informele diamanthandel de middelen hebben gehad om wapens, voedsel en medicijnen voor hun troepen aan te kopen en hun soldij uit te betalen. 25 Een tweede visie stelt dat naast het financieren van de oorlog de diamanthandel ook veel geld opbracht voor de elite die daarom de oorlog liet aanslepen. Een derde en meer recente visie relativeert de rol van de diamanthandel in het Congolese conflict: diamant bracht niet zoveel geld op als andere Congolese grondstoffen en het geld dat er al mee verdiend werd, ging niet naar de oorlog maar naar de elite. De eerste visie stelt dat de diamanthandel een belangrijke rol speelde in het financieren van de oorlog in de DRC om verschillende redenen. Een eerste reden is dat diamant in grote delen van Congo kan gevonden worden. 26 Dat maakt dat alle strijdende partijen toegang hadden tot diamant in de door hen bezette gebieden. 27 Zimbabwe, Namibië en het Kabila-regime hadden toegang tot de diamanten van de Kasaï provincie, waar de belangrijkste en grootste Congolese diamantafzettingen en mijnen zich bevonden. Rwanda, Oeganda, Burundi en de verschillende rebellenbewegingen hadden toegang tot de diamantgebieden in de Orientale en Equateur provincies met als belangrijkste vindplaats van diamant de streek rond het diamantencentrum Kisangani. 28 Een tweede reden waarom Congolese diamant zo belangrijk geweest zou zijn voor de financiering van de oorlog door de strijdende partijen, is dat het ontginnen van diamant weinig technische expertise vereist, in tegenstelling tot andere Congolese grondstoffen zoals koper. Grote investeringen en industriële ontginningsmethodes zijn niet nodig. Eens een diamantconcessie bezet was, kon een strijdende partij dus relatief snel en gemakkelijk aan diamant geraken. Hier moet wel meteen bij vermeld worden dat er nog andere grondstoffen waren die op artisanale wijze werden ontgonnen. Ook goud en coltan kunnen met weinig technische expertise en kapitaal opgegraven worden. 29 Ten derde hebben diamanten een relatief constante en internationaal erkende prijs. Bovendien is de waarde van diamant zeer groot in verhouding tot het gewicht en het volume van de 24 Zie bijvoorbeeld: Samset, Ingrid. "Conflict of Interest or Interest in Conflict? Diamonds & War in the DRC." Review of African Political Economy (2002): Raeymakers, Tim. "Network War: An Introduction to Congo s Privatised War Economy." Antwerpen: IPIS, 2002, p. 13, Zie: Figuur 2: Diamantgebieden in de DRC. p. 9 en Figuur 3: De belangrijkste vindplaatsen van diamant in de DRC. p Samset. "Conflict of Interest or Interest in Conflict? Diamonds & War in the Drc." p Leclercq, Hugues. "Le rôle économique du diamant dans le conflict congolais." Afrika Studies/ Cahiers Africains (2000): 47-78, p Interview met Mark Van Bockstael, Chief Officer International Affairs van de HRD en Chair of the Working Group Diamond Experts and Technical Issues van het Kimberley Process. 17

18 edelstenen. Daar komt nog eens bij dat er weinig controle is op de diamantsector, zowel in Congo, de buurlanden als in het Westen. 30 Zeker tijdens het tweede Congo-conflict ontbrak het aan efficiënte controle op de diamantsector. De DRC was immers een zwakke staat waar corruptie hoogtij vierde. Hierdoor was het gemakkelijk om een paar mensen om te kopen en zo diamanten naar hun bestemming te smokkelen. 31 Een bijkomende reden waarom diamant een dominante rol zou gespeeld hebben in het financieren van de tweede Congolese oorlog, is dat er tijdens het conflict met diamant het meeste geld te verdienen viel. In vergelijking met andere Congolese grondstoffen zou de diamanthandel gewoonweg veel meer opbrengen deels vanwege het feit dat diamant het belangrijkste Congolese exportproduct was, deels omdat diamant een hoge waarde had op de wereldmarkt. Vandaar het belang van deze handel voor de strijdende partijen. 32 Een tweede visie over de rol van de diamanthandel in het Congolese conflict bevestigt dat de strijdende partijen gebruik maakten van de diamanthandel om hun oorlog te financieren. Deze tweede visie gaat echter nog een stap verder. Volgens sommige auteurs zijn er individuen geweest binnen de verschillende naties, elites en rebellengroepen, die de inkomsten uit de diamanthandel deels voor zichzelf hielden of diamanten rechtstreeks plunderden en zo voordeel haalden uit de oorlog. 33 De controle over diamantrijke gebieden werd op die manier een doel van de oorlog. 34 Dit brengt ons bij het greed and grievance debat. Dit debat gaat over de rol van economische motieven in hedendaagse burgeroorlogen. De greed-these poneert dat de burgeroorlogen na de Koude Oorlog veroorzaakt worden en blijven aanslepen door economische greed (hebzucht) van de elites van strijdende partijen. Andere motieven van strijdende partijen zoals bijvoorbeeld onvrede met het huidige regime, economische ongelijkheid en etnische spanningen worden door de aanhangers van de greed-these onder de noemer grievance geplaatst. Grievance-motieven zijn volgens de greed-these van secundair belang en zijn vaak niet meer dan schijnmotieven om de ware economische doelen van de elite te rechtvaardigen Dietrich. "Hard Currency. The Criminalized Diamond Economy of the Democratic Republic of the Congo and its Neighbours." p Colla en Dallemagne "Verslag." p Interview met Didier Verbruggen en Raf Custers. 33 Nest, Michael, François Grignon en Emizet F. Kisangani. The Democratic Republic of the Congo. Economic Dimensions of War and Peace. London: Lynne Rienner Publishers, Monnier, Laurent-Désiré. "Introduction: Chasse Au Diamant Du Congo/ Zaïre." Cahiers Africains/ Afrika Studies (2000): 9-26, p Zie bijv.: Collier, Paul. "On the Economic Consequences of Civil War." Oxford Economic Papers 51 (1999):

19 Vertaald naar het conflict in Congo, stellen aanhangers van de greed-these dat de oorlog niets te maken heeft met een strijd voor democratie door de rebellen, etnische spanningen of een oorlog tussen natiestaten vanuit politiek-strategische overwegingen. De verschillende strijdende partijen voerden oorlog om geld te verdienen door het plunderen van Congolese natuurlijke rijkdommen, waaronder diamant. 36 De laatste jaren heeft de greed-these echter veel kritiek gekregen en is ze veel genuanceerder geworden. 37 In hoofdstuk 1 zal verder op dit greed and grievance debat ingaan worden. Een derde standpunt over de rol van de diamanthandel relativeert het belang van de diamantsector in het tweede Congolese conflict. 38 Deze derde visie stelt dat diamanten niet gebruikt werden door strijdende partijen voor het financieren van de oorlog, of dat het aandeel van de staatsinkomsten uit de diamanthandel te verwaarlozen was in vergelijking met de inkomsten uit het plunderen van andere Congolese rijkdommen. De beperkte opbrengsten van de diamanthandel gingen zo goed als volledig naar de elites van de strijdende partijen die zichzelf op deze manier verrijkten. 39 Deze masterproef onderzoekt de rol van de diamanthandel in de tweede Congo-oorlog. De scriptie beschrijft welke strijdende partijen betrokken waren bij de diamanthandel, op welke manier ze betrokken waren en wat er met de opbrengsten gebeurde. Gingen opbrengsten van de diamanthandel naar het financieren van de oorlog, of ook deels naar de elite, of enkel naar de elite? Over de rol van de diamanthandel is zoals hier boven vermeld al veel geschreven. Vaak gaat het echter om bronnen die geschreven zijn toen het conflict nog bezig was. Bovendien bespreken de bronnen meestal de rol van alle grondstoffen in het conflict en wordt de rol van diamant slechts in grote lijnen weergegeven. Er is geen enkele recente studie beschikbaar die specifiek handelt over de rol van de diamanthandel in het tweede Congolese conflict. Bovendien gebruikt geen van de studies over de rol van de diamanthandel alle primaire bronnen die publiek toegankelijk zijn. Deel 1.1. bespreekt de vier belangrijkste primaire bronnen van deze masterproef. Twee van deze primaire bronnen zijn voor zover bekend nog niet gebruikt in de bestaande secundaire bronnen over de rol van de diamanthandel. Ze bevatten echter wel belangrijk nieuwe informatie. Nog veel belangrijker is echter het feit dat ze een andere visie naar voren brengen dan de rapporten van het VN-panel (Verenigde Naties) 36 Zie bijv.: Samset. "Conflict." 37 Zie bijv.: Vlassenroot, Koen en Raeymakers Timothy. Conflict and Social Transformation in Eastern DR Congo. Gent: Academia Press, Zie bijv.: Kennes. "Democratic." 39 Interview met Mark Van Bockstael. 19

20 van experts waarop de meeste secundaire bronnen gebaseerd zijn, maar die daarom niet feiloos zijn. Het eerste hoofdstuk handelt over de verschillende concepten die gehanteerd worden in deze masterproef. Er wordt uitgelegd waarom het in deze thesis gaat over plunderen en niet over illegale exploitatie, over diamanten en niet over bloeddiamanten. Het eerste deel geeft ook een status quaestionis over het greed and grievance debat, waarna het uitgangspunt van deze masterscriptie over de rol van economische motieven in oorlogen uiteengezet wordt. In dit hoofdstuk worden ook de bronnen en hun eventuele zwakte punten besproken. Het tweede hoofdstuk geeft kort het verloop van de tweede Congo-oorlog weer. De tweede oorlog is immers een zeer complex conflict met tal van verschillende strijdende partijen. Het is nodig het verloop van oorlog en de verschillende strijdende kampen te kennen om de rest van de masterproef te kunnen situeren en te begrijpen. Heel kort worden in dit tweede deel ook de hoofdoorzaken van de tweede Congolese oorlog besproken. In het derde hoofdstuk wordt dieper ingegaan op de motieven van de verschillende strijdende partijen. Zo wordt er nagegaan of er sprake is van greed-motieven bij de actoren in het Congo-conflict. Dit is belangrijk voor het onderzoek naar de rol van de diamant in de tweede Congo-oorlog. Als een strijdende partij zich immers laat leiden door greed-motieven, zullen de winsten uit de diamanthandel niet enkel gebruikt worden voor het bekostigen van de oorlog in Congo. De elite zal zich in dat geval proberen te verrijken met het plunderen van diamant. Het vierde hoofdstuk handelt over de rol van de diamant in de tweede Congo-oorlog. Eerst wordt de voorgeschiedenis van de diamantexploitatie in Congo gegeven. Daarna wordt voor elke strijdende partij apart besproken in welke mate en op welke manier ze betrokken zijn geweest bij de diamanthandel en wordt er geprobeerd te achterhalen wat er met de winsten gebeurde. Het laatste hoofdstuk geeft als uitleiding kort de impact van het Kimberley Process op de Congolese diamanthandel en kijkt of diamant de dag van vandaag nog een rol speelt in het aanslepende conflict in Congo. 20

21 Hoofdstuk 1: Methodologie en theoretisch concepten: cijfers, plunderen, diamant, greed en grievance: 1.1. Bronnen en methodologie: Dit onderzoek naar de rol van de diamanthandel in de tweede Congolese oorlog baseert zich op vier soorten bronnen: rapporten, artikels, secundaire literatuur en interviews met experts. Er worden in de eerste plaats rapporten van zowel gouvernementele als niet-gouvernementele instanties gebruikt. Over de plundering van natuurlijke rijkdommen tijdens het conflict in de DRC zijn immers talrijke rapporten geschreven die gemakkelijk terug te vinden zijn op het internet. De meeste van deze rapporten behandelen de plundering van alle Congolese grondstoffen en niet enkel van diamanten. Alleen de delen die over de Congolese diamanthandel gaan worden gebruikt. Deze rapporten heb ik allemaal gevonden op basis van de voetnoten in boeken die ik heb gelezen over de Congolese diamanthandel. De vier belangrijkste rapporten die worden gebruikt in deze thesis zijn rapporten van overheidsinstanties. Het belangrijkst zijn de rapporten van het VN-Panel of Experts on the Illegal Exploitation of Natural Resources and Other Forms of Wealth of the Democratic Republic of the Congo. 40 Dit panel heeft vier rapporten gepubliceerd over de rol van natuurlijke rijkdommen in de tweede Congo-oorlog. Deze VN-rapporten bevatten een schat aan informatie over hoe het er tijdens de oorlog aan toeging in de Congolese diamantsector, wie er betrokken was bij het plunderen van Congolese diamanten en wat de rol was van de diamanthandel in het Congolese conflict. Een tweede belangrijke bron is het eindrapport van de Juridicial Commission of Inquiry into Allegations into Illegal Exploitation of Natural Recources and Other Forms of Wealth of the Democratic Republic of the Congo, ook wel de Porter-commissie genoemd. 41 Dit rapport handelt uitsluitend over de betrokkenheid van Oeganda bij het plunderen van Congolese grondstoffen. De Porter-commissie is een Oegandese parlementaire commissie die werd opgericht om de beschuldigingen in de VN-rapporten aan het adres van Oegandese individuen en bedrijven in verband met de illegale exploitatie van Congolese natuurlijke rijkdommen te 40 VN. "Report of the Panel of Experts on the Illegal Exploitation of Natural Resources and Other Forms of Wealth of the Democratic Republic of the Congo." New York: VN, 2001 en VN. "Addendum to the Report of the Panel of Experts on the Illegal Exploitation of Natural Resources and Other Forms of Wealth of the Democratic Republic of the Congo." New York: VN, 2001 en VN. "Final Report of the Panel of Experts on the Illegal Exploitation of Natural Resources and Other Forms of Wealth of the Democratic Republic of the Congo." New York: VN, 2002 en VN. "Third Report of the Panel of Experts on the Illegal Exploitation of Natural Resources and Other Forms of Wealth of the Democratic Republic of the Congo." New York: VN, Porter, David. "Juridicial Commission of Inquiry into Allegations into Illegal Exploitation of Natural Recources and Other Forms of Wealth of the Democratic Republic of the Congo Final Report." The Republic of Uganda,

22 onderzoeken. Het eindrapport van de Porter-commissie spreekt het VN-rapport op veel vlakken tegen. Door beide rapporten te combineren en door andere bronnen bij deze twee rapporten te betrekken, wordt in deze masterproef geprobeerd een beeld te schetsen van hoe er aan Oegandese zijde diamanten werden geplunderd in Congo. Belangrijk aan het rapport van de Porter-commissie is dat het veel gedetailleerdere informatie geeft (bijv. namen van bedrijven en personen) dan de VN-rapporten. Zowel het VN-panel van experts als de Porter-commissie zelf stellen dat het onderzoek van de Porter-commissie op verschillende manieren werd tegengewerkt en dat de leden van de Porter-commissie geen toegang hadden tot alle bronnen. 42 Volgens Mark van Bockstael, Chief Officer International Affairs van de HRD en Chair of the Working Group Diamond Experts and Technical Issues van het Kimberley Process, is het rapport van de Porter-commissie niettemin een zeer waardevolle bron die de werking van bepaalde Oegandese bedrijven en plundernetwerken duidelijk uiteenzet. Het enige punt van kritiek dat men volgens hem eventueel kan geven, is dat het rapport niet ver genoeg gaat. Men vangt een paar kleine garnalen, maar de grote vissen laat men zwemmen. 43 Volgens Van Bockstael komt deze kritiek voornamelijk van NGO s die pas tevreden zouden zijn als het rapport tot de conclusie zou gekomen zijn dat de Oegandese president Yoweri Museveni zelf achter het plunderen van Congolese rijkdommen zat. Van Bockstael zegt dat er een aantal zaken zijn die de Portercommissie grondiger had kunnen onderzoeken, maar dat het rapport over het algemeen zeer goed is. 44 Een derde belangrijk rapport is het eindrapport van de Congolese Lutundula-commissie. 45 In deze onafhankelijke parlementaire commissie zetelden vertegenwoordigers van alle Congolese strijdende groeperingen (MLC, RCD-G, RCD-ML, RCD-N en Kabila s PPRD), vertegenwoordigers van Civil Society groeperingen en de Congolese politieke oppositiepartijen. De opdracht van de commissie was alle commerciële contracten die in de periode werden afgesloten in de DRC te onderzoeken. 46 Ondanks occasionele 42 VN. "Final Report of the Panel of Experts on the Illegal Exploitation of Natural Resources and Other Forms of Wealth of the Democratic Republic of the Congo." p en Porter. "Juridicial Commission of Inquiry into Allegations into Illegal Exploitation of Natural Recources and Other Forms of Wealth of the Democratic Republic of the Congo 2001." p. 3, Interview met Mark Van Bockstael. 44 Interview met Mark Van Bockstael. 45 Lutundula, Apala Christophe. "Assemblée Nationale. Commission spéciale chargée de l'examen de la validité des conventions à caractère économique et financier. Conclués pendant les guerres de et de 1998." Kinshasa: Commission spéciale chargée de l'examen de la validité des conventions à caractère économique et financier, NIZA. "The State Vs. The People. Governance, Mining and the Transitional Regime in the Democratic Republic of Congo." NIZA, 2006, p

23 hiaten in het rapport en de tegenwerking die de commissie tijdens haar onderzoek ondervond, is het rapport van de Lutundula-commissie toch een zeer belangrijke en waardevolle bron die zich kritisch opstelt ten opzichte van de vele misbruiken met betrekking tot het plunderen van Congolese rijkdommen tijdens de tweede Congolese oorlog. 47 Zeker in combinatie met andere bronnen, is dit rapport zeer waardevol. Een laatste rapport van een officiële instantie over het plunderen van Congolese rijkdommen is het rapport van de Senaatscommissie van de Grote Meren. Dit rapport bestaat uit twee delen: het eindverslag van de parlementaire commissie 48 en de verslagen van de openbare hoorzittingen 49. Deze bron is enorm interessant aangezien ze de visie van alle Belgische experts terzake samenbrengt. Bovendien wordt er in dit rapport extra aandacht besteed aan de Congolese diamantsector tijdens de tweede Congolese oorlog. Een tweede soort bron die gebruikt wordt in deze thesis, is secundaire literatuur over de Congolese diamantsector en de rol van diamant in het tweede Congo-conflict. Vaak is deze secundaire literatuur geschreven tijdens het conflict en zijn de bevindingen gebaseerd op interviews en onderzoek ter plaatste. Hierdoor zijn veel secundaire bronnen vaak gelijk te schakelen met rapporten. Rapporten van verschillende instanties zijn immers ook grotendeels opgesteld aan de hand van onderzoek ter plaatse en interviews met betrokken partijen en experts terzake. Een derde soort bron die wordt gebruikt, zijn interviews met van experts terzake. Ik heb voornamelijk mensen geïnterviewd van wie ik rapporten of secundaire literatuur had gelezen. Ik ben begonnen met het interviewen van Eric Kennes, onderzoeker aan het Afrika Instituut van Tervuren en expert in het gebied van de Congolese mijnbouwsector. Hij adviseerde mij om zeker met mensen van het onafhankelijke researchinstituut IPIS (International Peace Information Service) te spreken. Mensen van IPIS raden mij aan Koen Vlassenroot en Mark Van Bockstael te interviewen. De vragen die ik gesteld heb, gingen steeds over de probleemstelling van deze masterproef en over eventuele onduidelijkheden in de bronnen. 47 Verbruggen, Didier. "De Congolese politiek als sleutel tot een rationeel beheer van natuurlijke rijkdommen." Antwerpen: IPIS, 2006, p. 3, Colla en Dallemagne. "Verslag van de parlementaire onderzoekscommissie belast met het onderzoek naar de legale en illegale exploitatie van en de handel in natuurlijke rijkdommen in de regio van de Grote Meren, in het licht van de huidige conflictsituatie en de betrokkenheid van België daarbij." Brussel: Onderzoekscommissie "Grote Meren", Colla, Marcel en Georges, Dallemagne. "Verslag van de parlementaire onderzoekscommissie belast met het onderzoek naar de legale en illegale exploitatie van en de handel in natuurlijke rijkdommen in de regio van de Grote Meren, in het licht van de huidige conflictsituatie en de betrokkenheid van België daarbij. Verslagen van de openbare hoorzittingen." Brussel: Onderzoekscommissie "Grote Meren"

24 Tijdens het interview heb ik de geïnterviewden steeds geconfronteerd met andere meningen over wat zij vertelden, om zo hun kritieken hierop te weten te komen. De interviews hebben geholpen om bepaalde onduidelijkheden te begrijpen en een beter inzicht te krijgen in de toch wel complexe diamantsector. Bovendien weerspiegelen deze interviews de meest recente visies op de rol van de diamanthandel in het conflict. Dit heeft geholpen om een standpunt in te nemen in bepaalde discussies waarbij verschillende bronnen elkaar tegenspreken. Zo focussen veel secundaire maar ook primaire bronnen die geschreven zijn tijdens de tweede Congolese oorlog op de economische motieven van strijdende partijen en het belang van greed als oorzaak van de oorlog. 50 Latere secundaire bronnen en de interviews geven echter een veel genuanceerder beeld. 51 Het aantal interviews dat wordt gebruikt in deze masterproef is beperkt. Er is echter geprobeerd om alle standpunten over de rol van diamant in de tweede Congo-oorlog min of meer aan bod te laten komen. Tot slot maakt deze thesis ook gebruik van een aantal artikels uit tijdschriften. Africa Mining Intelligence en Africa Confidential zijn gerenommeerde magazines als het over Afrikaanse oorlogen en de Afrikaanse mijnbouwsector gaat. De artikels worden in deze masterscriptie meestal gebruikt in case-studies over bepaalde bedrijven of personen. Vaak bevatten deze artikels gedetailleerde informatie die nergens anders terug te vinden is. Wat betreft methodologie, wordt er in deze thesis geen gebruik gemaakt van een specifieke benadering van de bronnen. De gebruikte onderzoeksmethode is de klassieke narrativistische aanpak waarbij bronnen kritisch worden benaderd, met elkaar worden vergeleken en waarbij er uit de verschillende bronnen gehaald wordt wat belangrijk is voor het vinden van een antwoord op de probleemstelling van deze masterproef. Een belangrijk probleem was echter dat veel bronnen elkaar tegenspraken, zowel secundaire als primaire bronnen. Dit probleem wordt steeds opgelost door de discussie weer te geven en daarna te verantwoorden waarom er voor een bepaald standpunt wordt gekozen. De interviews met de experts terzake speelden hierin een belangrijke rol. Ze hebben geholpen bij het uiteenzetten van de grote lijnen van deze thesis en het afbakenen van het kader waarbinnen de feiten uit de verschillende bronnen worden geordend. 50 Zie bijv.: Dietrich. "Hard." 51 Zie bijv.: Kennes. "Democratic." en Interview met Koen Vlassenroot, professor aan de vakgroep Derde Wereld Studies van de Universiteit Gent, Gent, 05/05/

25 1.2. Problemen met cijfergegevens: Over de periode voor de implementering van het Kimberley Process in 2003 zijn er geen betrouwbare cijfers te vinden over de formele diamanthandel. Over de informele diamanthandel bestaan er geen cijfergegevens, enkel schattingen. Wel wordt aangenomen dat de informele ontginning, handel en export van diamanten veel omvangrijker is dan de formele. Zo verliep volgens Dietrich het grootste deel van de diamanthandel tijdens de tweede Congo-oorlog via informele kanalen. 52 Het probleem is echter dat de schattingen sterk uiteen lopen. Een goed voorbeeld hiervan zijn twee tabellen uit twee verschillende studies over de Congolese diamant. De eerste tabel komt uit het rapport van Dietrich Hard Currency. The Criminalized Diamond Economy of the Democratic Republic of the Congo and Its Neighbours en is gebaseerd op cijfers van de Congolese Nationale Bank. 53 Tabel 1: De diamantexport in relatie tot de totale export van de DRC ( ) (uitgedrukt in miljoenen US dollar) (Dietrich, Christian. "Hard Currency. The Criminalized Diamond Economy of the Democratic Republic of the Congo and Its Neighbours." In The Diamond and Human Security Project, edited by Ian Smillie, St. Ottawa: Partnership Africa Canada, 2002, p. 13) De tweede tabel komt uit het artikel Guerre et pillage économique en République Démocratique du Congo van Stefaan Marysse en Catherine André, onderzoekers aan het IDPM (Institute of Development Policy and Management) van de universiteit Antwerpen. Hun tabel is eveneens opgesteld aan de hand van gegevens van de Congolese Nationale Bank Dietrich. "Hard." 53 Dietrich, Christian. "Hard Currency." p Marysse, Stefaan en Catherine, André " Guerre et pillage économique en République Démocratique du Congo." In L Afrique des Grands Lacs. Annuaire , edited by Marysse Stefaan en Filip Reyntjens, Parijs: l'harmattan,

26 Tabel 2: De handelsbalans van de DRC en de frauduleuze diamantexport ( ) (uitgedrukt in miljoenen US dollar) (Marysse, Stefaan en Catherine, André "Guerre et pillage économique en République Démocratique du Congo." In L Afrique des Grands Lacs. Annuaire , edited by Marysse Stefaan en Filip Reyntjens, Parijs: l'harmattan, , p. 316) Beide tabellen tonen aan dat er grote verschillen zijn in de schattingen van de omvang van de informele diamanthandel. Zelfs de officiële cijfers over de formele diamantsector vertonen er verschillen. Volgens Johan Peleman, voormalig directeur van IPIS, zijn de officiële cijfers een grove onderschatting. De officiële statistieken geven volgens hem maar 10 à 20% van de totale productie weer. Cijfers van het CNE (Centre National d Expertise) 55 tonen aan dat de formele diamantexport vanuit Congo midden jaren 1990 zo n 200 à 250 miljoen US dollar vertegenwoordigde. In 2001 was deze export volgens Peleman verdubbeld. Als men echter elke Congolese comptoir (exportbedrijf) apart zou controleren, dan zou men het dubbele of driedubbele van het officiële exportcijfer bekomen. Peleman zegt dat met de informele diamanthandel inbegrepen, de waarde van de Congolese diamantexport tijdens de tweede Congo-oorlog tot enkele miljarden US dollar zou kunnen oplopen. 56 Ook Dietrich wijst op de problematiek van de cijfergegevens over de diamanthandel: We weten ook niet juist hoeveel diamanten afkomstig zijn uit Congo, Angola of de Centraal- Afrikaanse Republiek. Statistieken bewijzen niets: de regeringen van die landen publiceren vervalste of helemaal geen statistieken. In een systeem waarin de verholen handel honderden miljoenen dollar vertegenwoordigt, kunnen wij niet exact weten hoeveel diamanten afkomstig zijn uit Centraal-Afrika Het CNE was een controleorgaan dat in 1982 werd opgericht om de export van de Congolese diamant te controleren en de waarde van de diamanten te ramen voor fiscale doeleinden. 56 Colla en Dallemagne. "Verslag van de parlementaire onderzoekscommissie belast met het onderzoek naar de legale en illegale exploitatie van en de handel in natuurlijke rijkdommen in de regio van de Grote Meren, in het licht van de huidige conflictsituatie en de betrokkenheid van België daarbij. Verslagen van de openbare hoorzittingen." p. 59, Colla en Dallemagne. "Verslag. Verslagen van de openbare hoorzittingen." p

27 De reden waarom het ontbreekt aan betrouwbare cijfers over de formele en informele diamanthandel, is dat er tijdens en voor de Congo-oorlogen massaal gefraudeerd werd in de Congolese diamantsector. Fraude begon op het laagste niveau van de kleine verkopers en zette zich door tot bij de grote exporteurs. Een eerste manier waarop men fraudeerde, was op het vlak van het volume van de lading diamanten. Men gaf een veel kleiner volume aan bij de controlerende instanties dan het reële volume. Zo hoefde men minder belastingen te betalen. Omgekeerd kwam het ook voor dat men net meer opgaf dan het eigenlijke volume van de lading diamant. Tijdens en voor de oorlog moest een exportbedrijf in Congo namelijk exportquota s halen of het bedrijf speelde zijn vergunning kwijt en moest een boete betalen. Men ging er bij de Congolese overheid vanuit dat als een comptoir minder exporteerde dan de quota s, er fraude in het spel was. 58 Men fraudeerde ook met de plaats van herkomst van de diamanten. Tijdens de oorlog werden op grote schaal diamanten vanuit Congo naar de buurlanden gesmokkeld en daar als diamanten van dat buurland gereëxporteerd. 59 Diamanthandelaars smokkelden diamanten naar de buurlanden omdat de belastingen op de diamanthandel daar lager waren. De diamantstromen verliepen langs die routes waar het minste taksen moesten worden betaald. Zo waren de CAR (Centraal Afrikaanse Republiek) en Congo-Brazzaville belangrijke bestemmingen van waaruit Congolese diamanten werden gereëxporteerd als diamanten uit de CAR en Congo-Brazzaville. 60 Diamanten werden ook geëxporteerd naar die landen die tijdens de tweede Congo-oorlog militair actief waren in de DRC. Van daaruit werden de diamanten gereëxporteerd. Zo exporteerde Rwanda tijdens de tweede Congolese oorlog diamanten terwijl er in Rwanda geen diamant voorkomt. 61 De NGO Global Witness becijferde dat in % van de diamanten op informele wijze uit Congo werden gesmokkeld. 62 Diamanten uit de bezette gebieden werden ook naar het door het Kabila-regime gecontroleerde deel van Congo gesmokkeld en van daaruit als legitieme Congolese diamanten geëxporteerd. 63 Een derde reden waarom duidelijke cijfergegevens over de Congolese diamanthandel ontbreken is dat de HRD (Hoge Raad voor de Diamant) in Antwerpen enkel cijfers per land vrijgeeft, niet per comptoir. Men weet dus wel hoeveel diamanten er formeel uit Congo 58 Colla en Dallemagne. "Verslag." p VN. "Addendum to the Report of the Panel of Experts on the Illegal Exploitation of Natural Resources and Other Forms of Wealth of the Democratic Republic of the Congo." p Dietrich. "Hard." p. 6 en VN. "Addendum." p VN. "Report of the Panel of Experts on the Illegal Exploitation of Natural Resources and Other Forms of Wealth of the Democratic Republic of the Congo." p Global Witness. "Same Old Story. A Background Study on Natural Recources in the Democratic Republic of Congo." Washington DC: Global Witness, 2004, p Colla en Dallemagne. "Verslag. Verslagen van de openbare hoorzittingen." p. 115,

28 komen, maar niet hoeveel elke comptoir exporteert. Hierdoor is het moeilijk om te achterhalen welke bedrijven er in welke mate betrokken zijn bij de diamanthandel. Ook Van Bockstael waarschuwt voor cijfergegevens. Hij relativeert sommige uitspraken van NGO s omtrent cijfergegevens. Volgens hem gaven NGO s vaak te hoge cijfers over het plunderen van Congolese diamant om de publieke opinie achter zich te krijgen en zo iets aan het probleem te doen. Hij noemt dit campaining by exaggeration 64. Volgens Van Bockstael lag de Congolese diamantproductie altijd ongeveer op hetzelfde niveau. Sinds het Kimberley Process van start ging in de DRC, zijn er betrouwbare statistieken over de diamanthandel beschikbaar. Smokkelen en fraude komen alleen nog op kleinere schaal voor en nagenoeg alle diamanten worden op formele wijze uitgevoerd. 65 Vandaag exporteert de DRC jaarlijks ongeveer 30 miljoen karaat diamanten met een totale waarde van ongeveer 800 à 900 miljoen euro. 66 Sommige bronnen schatten de waarde van de totale productie echter op zo n 1 miljard US dollar. 67 Volgens Van Bockstael is er geen reden om aan te nemen dat er in het verleden minder geproduceerd werd dan deze hoeveelheid diamanten. 68 Didier Verbruggen, directeur van IPIS, treedt hem hierin bij. De werking van de Congolese diamantsector is volgens Verbruggen immers niet fundamenteel gewijzigd sinds de tweede Congo-oorlog. 69 Door de cijfergegevens van de huidige Congolese diamantexport te extrapoleren, krijgen we dus een vrij goed beeld van de omvang van de totale Congolese diamantproductie tijdens de tweede Congo-oorlog. Dit kan ons helpen om cijfergegevens over de Congolese diamanthandel te kaderen en te evalueren. Betrouwbaar cijfermateriaal over de informele en zelfs de formele diamanthandel is er echter niet. Dit maakt het moeilijk om exact te bepalen wie in welke mate betrokken was bij de diamanthandel tijdens de tweede Congo-oorlog. Wel wordt algemeen aangenomen dat de Congolese informele diamanthandel tijdens de tweede Congo-oorlog veel groter was dan de formele diamanthandel en gaan we ervan uit dat de jaarlijkse diamantproductie in de DRC ongeveer 30 miljoen karaat bedroeg ter waarde van 800 miljoen à 1 miljard US dollar. Deze studie maakt toch gebruik van cijfermateriaal omdat cijfers, indien ze kritisch benaderd 64 Interview met Mark Van Bockstael. 65 Interview met Mark Van Bockstael. 66 Kimberley Process. "Annual Global Summary: 2004 Production, Imports, Exports and KPC Counts." : (27/03/2008) en Kimberley Process. "Annual Global Summary: 2005 Production, Imports, Exports and KPC Counts." : (27/03/2008) en Kimberley Process. "Annual Global Summary: 2006 Production, Imports, Exports and KPC Counts." : (27/03/2008). 67 Partnership Africa Canada. "Diamond Industry Annual Review. Democratic Republic of the Congo 2005." The Diamonds and Human Security Project, 2005, p Interview met Mark Van Bockstael. 69 Interview met Didier Verbruggen en Raf Custers. 28

29 worden, een goed beeld kunnen geven van hoe het er aan toeging in de Congolese diamanthandel tijdens de tweede Congo-oorlog Plunderen of illegale exploitatie? Tot dusver heb ik in verband met de ontginning van en handel in diamant en andere Congolese natuurlijke rijkdommen steeds gesproken over plunderen. Oorspronkelijk werd hiervoor echter een andere term gebruikt, namelijk illegale exploitatie. Deze term werd door het panel van VN-experts gebruikt in hun rapporten over de illegale exploitatie van Congolese rijkdommen tijdens het tweede Congo-conflict. Exploitatie wordt door het panel van experts in brede zin gebruikt: het gaat niet enkel om ontginning, maar ook om productie, commercialisering en export van Congolese rijkdommen. 70 Volgens het VN-panel waren de verschillende strijdende partijen tijdens de tweede Congolese oorlog betrokken bij illegale exploitatie van natuurlijke rijkdommen. De exploitatie was illegaal in vier opzichten. Het exploiteren van Congolese natuurlijke rijkdommen door de strijdende partijen was illegaal omdat de strijdende partijen de soevereiniteit van de DRC schonden aangezien ze geen toestemming hadden van Laurent-Désiré Kabila en later diens zoon. Ten tweede ging het om illegale exploitatie, aangezien de exploitatie van grondstoffen door de strijdende partijen indruisde tegen de wetten van de DRC. Ten derde ging de exploitatie vaak gepaard met machtsmisbruik. Ten slotte was de exploitatie illegaal, omdat de internationale wetten geschonden werden. 71 De term illegale exploitatie is volgens de parlementaire commissie Grote Meren problematisch in een aantal opzichten. Eerst en vooral wordt alles wat inging tegen de wil van de Kabila-regeringen als illegaal bestempeld. Maar welke autoriteit had nog legitimiteit in Congo tijdens de tweede oorlog? De rebellengroeperingen hadden samen met Rwanda en Oeganda in de door hen bezette gebieden toch ook vormen van overheidsstructuren gecreëerd? Vaak werd het wetgevende kader van voor de oorlog gewoon overgenomen. 72 Zijn de dingen die deze rebellenautoriteiten toestonden dan minder wettig dan wat de regering in Kinshasa toestond? Geen enkele van de Congolese regeringen kon haar autoriteit immers beroepen op de stem van het volk. Stuk voor stuk kwamen ze aan de macht door middel van geweld en met steun van andere staten. Daar komt nog eens bij dat de Lusaka- 70 VN. "Report." p VN. "Report." p Porter. "Juridicial." p

30 vredesakkoorden van 1999 de rebellenregeringen een zekere legitimiteit gaven door met hen te onderhandelen. 73 Het verslag van de parlementaire commissie Grote Meren geeft nog twee andere kritieken op de term illegale exploitatie. Ten eerste gebruikte de regering Kabila tijdens de tweede Congo-oorlog zelf illegale methodes bij de exploitatie van natuurlijke rijkdommen. Ten tweede is Congo een failed state. Onder Mobutu deed zich een implosie van de staat voor waardoor de Congolese staat nauwelijks nog macht had. In deze situatie stelden nationale wetten en institutionele kaders nog slechts weinig voor of ontbraken ze soms volledig. Een onderzoek naar de illegaliteit van exploitatie volstaat dus niet om een analyse te maken van de oorzaken van de tweede Congo-oorlog en de rol die economische motieven daarbij speelden. 74 De analyse op grond van de wettelijkheid is niet afdoende om de processen en mechanismen die aan de grondslag van de oorlog liggen aan het licht te brengen. 75 Ook de Porter-comissie uit kritiek op de term illegale exploitatie die het VN-panel van experts hanteert in zijn rapporten. Deze kritiek geldt enkel voor het Oegandese optreden in de DRC, aangezien de Porter-commissie de misbruiken in het tweede Congolese conflict langs Oegandese zijde onderzocht heeft. Ten eerste stelt het Porter-rapport dat zelfs als de invasie van Oeganda op basis van VN-resoluties als illegaal wordt aanzien, dit niet noodzakelijk wil zeggen dat de exploitatie van Congolese natuurlijke rijkdommen in het door de UDPF (Uganda People s Defence Force) bezette deel van de DRC illegaal is. Volgens de Portercommissie gaat de zogenaamde illegale exploitatie vaak om handel door reguliere bedrijven. Deze handel zou in vredestijd niet als illegaal bestempeld worden. De productie en handel van goederen gaan volgens de Porter-commissie gewoon door tijdens een oorlog, ook in bezet gebied. 76 Tot slot doet niet echt ter zake om te onderzoeken of de exploitatie van natuurlijke rijkdommen al dan niet legaal is wanneer men de rol van een bepaalde grondstof in het Congolese conflict analyseert. Zowel legale als illegale grondstofexploitatie kunnen immers oorlogen financieren, de elite verrijken en er dus voor zorgen dat het conflict blijft aanslepen. 77 Marysse stelt in plaats van illegale exploitatie een nieuw economisch begrip voor, namelijk plunderen. Men spreekt volgens Marysse van plunderen wanneer het: surplus 73 Colla en Dallemagne. "Verslag." p Colla en Dallemagne. "Verslag." p Colla en Dallemagne. "Verslag." p Porter Commission. "Juridicial." p Samset. "Conflict." p. 466,

31 économique est drainé en dehors du pays qui exporte ses ressources naturelles et à partir du moment où celui-ci n est pas compensé par des investissements dans le pays exportateur lui permettant de préserver son capital productif. 78 Volgens Marysse is er dus sprake van plundering wanneer rijkdommen Congo verlaten zonder een compensatie in de vorm van een evenwaardige import van geld of goederen. 79 Het gebruik van de term plunderen laat toe om de exploitatie van natuurlijke rijkdommen in Congo veel breder te bekijken. Eerst en vooral maakt toepassing van de term plunderen het mogelijk om wat er tijdens de tweede Congo-oorlog gebeurde te begrijpen in zijn historische context. 80 Men mag immers niet vergeten dat reeds lang voor de Congo-oorlogen Congolese grondstoffen werden geplunderd. 81 De mogelijkheid tot het plunderen van de overvloedige rijkdommen was zelfs de voornaamste reden waarom Congo aanvankelijk werd gekoloniseerd. Ook na de onafhankelijkheid ging het plunderen voort. Belgische bedrijven bleven de Congolese grondstoffen plunderen met de steun van de lokale elite. 82 Onder Mobutu werden de buitenlandse bedrijven die de Congolese grondstoffen ontgonnen, genationaliseerd. De Congolese rijkdommen werden van dan af gecontroleerd door Mobutu en zijn elite. De winsten gingen niet naar de staat of de Congolese bevolking, maar naar het patronagenetwerk van Mobutu. Later wanneer het netwerk van Mobutu uiteen begon te vallen, beseften lokale leiders uit Mobutu s patronagenetwerk (warlords) dat ze veel directer konden profiteren van de Congolese rijkdommen. Ook zij begonnen nu rechtstreeks de Congolese grondstoffen te plunderen. 83 Er wordt geschat dat Mobutu en zijn getrouwen voor vier à tien miljard US dollar van Congo s natuurlijke rijkdommen hebben geplunderd. 84 Laurent-Désiré Kabila zette de politiek van zijn voorganger voort en bouwde zijn eigen op plunderen gebaseerde patronagenetwerk uit. 85 Tijdens het tweede Congolese conflict bleven plundernetwerken nagenoeg ongewijzigd in het door het Kabila-kamp gecontroleerde deel van de DRC. De aanvallende partijen, Rwanda, Oeganda, Burundi en de rebellen behielden de 78 Marysse en, André. "Guerre Et Pillage Économique En Republique Democratique Du Congo." p Marysse en André. "Guerre." p Marysse en André. "Guerre." p Voor een volledig en gedetailleerd overzicht van de geschiedenis van het plunderen van Congolese rijkdommen zie: Kankwenda, Mbaya. L économie politique de la prédation au Congo Kinshasa. Des origines a nos jours Washington : Incredes, McCalpin, Jermaine. "Historicity of a Crisis: The Origins of the Congo War." In The African Stakes of the Congo War., edited by John Clark, New York: Palgrave Macmillan, Reno. Warlord Politics and African States. p Collins, Carole. "The Congo Is Back!" Review of African Political Economy 24, no. 72 (1997): , p Turner. The Congo Wars. Conflict, Myth & Reality. 31

32 bestaande plundernetwerken die ze probeerden te domineren door nieuwe mensen aan het hoofd van de netwerken te plaatsen. 86 Een tweede voordeel van het gebruik van het concept plunderen, is dat het mogelijk maakt om het plunderen van grondstoffen door alle actoren in de Congolese oorlog te onderzoeken en niet enkel van Rwanda, Oeganda, Burundi en de rebellenbewegingen. Ook de Zimbabwaanse, Namibische en de Congolese elite, ambtenaren en militairen maakten zich immers schuldig aan plundering van Congolese rijkdommen. 87 Plunderen is ook een breder concept dan illegale exploitatie : zo kunnen bijvoorbeeld ook belastingen gezien worden als plunderen. Dit is belangrijk voor mijn onderzoek naar de rol van diamant in de Congo-oorlogen aangezien strijdende partijen vooral geld verdienden aan het heffen van belastingen op de diamanthandel (bijv. Rwanda 88 ). De belastingsinkomsten werd immers niet geïnvesteerd in Congo zelf maar gingen naar de elite of werden gebruikt om de oorlogsinspanningen van de actoren te financieren. Ook fraude, diefstal en corruptie, de meest voorkomende manieren waarop individuen zich verrijkten aan de Congolese diamanthandel, vallen onder de definitie van plunderen. 89 De term plunderen is in een enkel opzicht problematisch. Als we ervan uitgaan dat er sprake is van plunderen wanneer een deel van het economisch surplus het land verlaat zonder compensatie in de vorm van een evenwaardige import of investeringen, dan maken alle multinationale grondstoffenbedrijven in Congo zich deels schuldig aan plundering. Bijvoorbeeld: een mijnbouwbedrijf betaalt de Congolese regering 10% royalty s voor het exploiteren van een bepaalde concessie, nog een bepaald percentage van de winsten gaat naar lonen voor de Congolese arbeiders en eventueel naar een aantal ontwikkelingsprojecten voor de lokale bevolking. De rest van de winst verlaat Congo echter zonder compensatie. Dit is dus ook plundering, volgens Marysse. Het plunder-concept van Marysse is een goed concept om te hanteren in een onderzoek naar de rol van de diamanthandel tijdens de tweede Congo-oorlog. In vredestijd is zijn concept echter veel minder werkbaar en bovendien sterk ideologisch beladen. In de rest van deze masterproef hanteer ik de definitie van Marysse en zal ik dus spreken over plunderen in plaats van illegale exploitatie. 86 Kennes. "Democratic." p Marysse, Stefaan. Regress, War and Fragile Reconvery: The Case of the DRCongo. In The Political Economy of the Great Lakes Region in Africa. The Pitfalls of Enforced Democracy and Globalization, edited by Marysse Stefaan en Filip Reyntjens, New York: Palgrave Macmillan, VN. "Final." p Marysse en André. "Guerre." 32

33 1.4. Bloeddiamanten, conflictdiamanten? Problemen met definities: Het Kimberley Process is een initiatief van regeringen, NGO s en de diamantindustrie om door middel van onder meer een certificatiesysteem de handel in bloeddiamanten of conflictdiamanten (beide termen zijn synoniemen van elkaar) aan banden te leggen. 90 Conflictdiamanten worden door het Kimberley Process als volgt gedefinieerd: conflict diamonds means rough diamonds used by rebel movements or their allies to finance conflict aimed at undermining legitimate governments, as described in relevant United Nations Security Council (UNSC) resolutions insofar as they remain in effect, or in other similar UNSC resolutions which may be adopted in the future, and as understood and recognised in United Nations General Assembly (UNGA) Resolution 55/56, or in other similar UNGA resolutions which may be adopted in future; 91 Een eerste probleem van deze Kimberley-definitie is dat er wordt uitgegaan van het feit dat enkel rebellen gebruik maken van diamanten om hun strijd te financieren. Een tweede probleem is dat volgens de definitie van het Kimberley Process de conflictdiamanten door rebellen gebruikt worden om legitieme regeringen te bestrijden. Deze twee stellingen zorgen ervoor dat de Kimberley-definitie van de term conflictdiamant moeilijk toepasbaar is op de situatie tijdens de tweede Congo-oorlog. De Congolese oorlog werd immers niet alleen gestreden tussen rebellen en een legitieme regering. Er waren verschillende staten betrokken bij het conflict en de Kabila-regeringen waren even legitiem als die van de rebellen. Dietrich wijst op een andere probleem van de Kimberley-definitie van conflictdiamanten met betrekking tot de situatie in Congo. Er is volgens hem geen duidelijk onderscheid te maken tussen conflictdiamanten en gewone diamanten uit de DRC. Het overgrote deel van de diamanten in Congo wordt opgegraven door kleine zelfstandigen, creuseurs genaamd. Hun diamanten worden opgekocht door tussenpersonen of négociants. Zij verkopen de diamanten dan op hun beurt weer door aan de comptoirs. De négociants kopen diamanten uit alle gebieden van Congo, dus zowel conflictdiamanten als gewone diamanten. Hierdoor raken de diamanten vermengd en kan er niet meer achterhaald worden welke conflictdiamanten zijn. Vaak worden diamanten ook naar de buurlanden gesmokkeld en daar verkocht als diamanten uit het buurland zelf. 92 Van Bockstael weerlegt deze stelling van Dietrich. Diamanten die uit de rebellengebieden gesmokkeld werden, kwamen helemaal niet ten goede aan de rebellen, tenzij deze er 90 (20/02/2008) 91 Kimberley Process. "Kimberley Process Certification Scheme." p. 3: (20/02/2008) 92 Dietrich. "Hard." p. 45,

34 belastingen op konden heffen. Dit is echter iets wat de creuseurs vermeden omdat dit verlies van winst betekende. Volgens Van Bockstael kwam het ook helemaal niet zo vaak voor dat diamanten uit de gebieden van de rebellen vermengd raakten met diamanten uit overheidsgebied. De verschillende ontginningsgebieden lagen immers ver genoeg uit elkaar om dit te voorkomen. In het noorden bevonden zich diamantgebieden die werden gecontroleerd door Oeganda, Rwanda en de rebellen. In het Zuiden was er de Kasaï provincie, rijk aan diamanten. Deze provincie was grotendeels in handen van de Congolese regering en haar bondgenoten. In het centrale deel van Congo was er enkel te Sankuru een gebied rijk aan diamant. Daar staken mensen de grens over om hun diamanten in het ander gebied te verkopen als dat meer geld opleverde. 93 De Kimberley-definitie van conflictdiamanten is te eng om toe te passen op de situatie in de Congolese diamantsector tijdens de tweede Congo-oorlog. Deze masterproef gebruikt dus bewust niet de term conflictdiamant of bloeddiamant, maar onderzoekt de rol van heel de diamantsector in de tweede Congo-oorlog Greed vs. Grievance? De rol van economische motieven in conflicten na de Koude Oorlog: Er is de laatste jaren binnen de politieke wetenschappen heel wat onderzoek gedaan naar de oorzaken van gewapende conflicten na de Koude Oorlog. De oorlogen na de Koude Oorlog hebben immers een aantal specifieke kenmerken die hen onderscheiden van de traditionele oorlogen uit de voorafgaande periode. Politicologe Mary Kaldor spreekt daarom van new wars. 94 Andere benamingen zijn low-intensity conflicts, informele of geprivatiseerde oorlogen of postmoderne conflicten. Wat zijn de kenmerken van de nieuwe oorlogen? Het eerste belangrijke kenmerk is dat het zo goed als altijd gaat over burgeroorlogen. Tussen 1989 en 1998 zijn er 108 gewapende conflicten geweest. In slechts zeven gevallen ging het om oorlogen tussen natiestaten. Alle andere conflicten waren burgeroorlogen, eventueel met inmenging van andere natiestaten. 95 Vaak worden deze burgeroorlogen gekenmerkt door etnisch geweld. Het gaat ook bijna steeds om oorlogen tussen verschillende rebellengroepen en een failed state Interview met Mark Van Bockstael. 94 Kaldor, Mary, ed. New & Old Wars. Organized Violence in a Global Era. 2nd Edition. Cambridge: Polity Press, 2006, p Kalyvas, Stathis. "Les guerres civiles après la Guerre Froide." In Guerres et sociétés. État et violence après la Guerre Froide, edited by Hassner Pierre en Marchal Roland, Paris, Kaldor. New & Old Wars. Organized Violence in a Global Era. p

35 Het meest relevante kenmerk van deze new wars voor het debat over de rol van economische motieven in burgeroorlogen is echter dat de strijdende partijen door het bestaan van een oorlogseconomie minder afhankelijk zijn van buitenlandse steun. 97 Deze oorlogseconomie moet gezien worden als de radicale variant van de informele economie in vredestijd. De enige verschillen zijn de nieuwe (militaire) spelers en het gebruik van geweld als essentieel element van economische exploitatie. 98 In een oorlogseconomie kunnen rebellen en staten geld verdienen met het plunderen van natuurlijke rijkdommen, door informele handel en door illegale transacties. Hierdoor kunnen ze hun strijd zelf financieren. 99 Dit is ook nodig aangezien het Westen en de SU (Sovjet-Unie) sinds het einde van de Koude Oorlog hun steun aan strijdende partijen hebben afgebouwd of helemaal stopgezet. 100 Een belangrijk kenmerk van oorlogseconomieën is de link tussen de lokale oorlogseconomie en de wereldeconomie. Het ontstaan van oorlogseconomieën is sterk gerelateerd aan de opkomst van de globalisering in Afrika. Globalisering creëerde immers nieuwe mogelijkheden voor elites om oorlogen te financieren door middel van legale en illegale handel via globale netwerken. 101 Aan het begin van de jaren 1990 ontwikkelde zich een nieuwe school binnen het onderzoek naar de oorzaken van de conflicten na de Koude Oorlog. Deze school zag vooral economische motieven als oorzaak van burgeroorlogen. De these die deze school naar voren bracht, was de greed-these. Kort samengevat hield deze greed-stelling in dat economische motieven van elites de hoofdoorzaak van new wars waren. Andere oorzaken of motieven zoals bijvoorbeeld ontevredenheid ten opzichte van het huidige regime, etnische spanningen, sociale ongelijkheid, eisen voor democratie en politieke of strategische doelen werden onder de noemer grievance geplaatst. Grievance-motieven speelden volgens de greed-these hoogstens een secundaire rol in de new wars. De greed-these kende door de jaren heen een hele evolutie: de radicale these van de beginjaren werd steeds verder genuanceerd. 97 Voor meer informatie over het functioneren van oorlogseconomieën zie: Keen, David. The Economic Functions of Violence and Civil Wars. Adelphi Papers, Vol Oxford: Oxford University Press, Vlassenroot, Koen. Économies de guerre et entrepeneurs militaires. La rationalité économique dans le conflict au Sud-Kivu (République Démocratique du Congo). In Guerres et sociétés. État et violence après la Guerre Froide, edited by Hassner Pierre en Marchal Roland, Paris, 2003, p Arnson, Cynthia. "The Political Economy of War: Situating the Debate." In Rethinking the Economies of War. The Intersection of Need, Creed and Greed., edited by Cynthia Arnson en William Zartman, Baltimore: The John Hopkins University Press 2005, p Nest, Grignon en Kisangani. The Democratic Republic of the Congo. Economic Dimensions of War and Peace. p Duffield, Mark. "Globalisation, Transborder Trade, and War Economies." In Greed and Grievance. Economic Agendas in Civil Wars., edited by Mats en David Berdal, Malone, Boulder & London: Lynne Rienner Publisher,

36 Het basiswerk over de greed-these, is Greed and Grievance. Economic Agendas in Civil Wars van Mats Berdal, Professor aan het Department of War Studies van King's College in London, en David Malone, voormalig voorzitter van de International Peace Academy. 102 Zij stellen dat economische motieven of greed altijd al hebben meegespeeld in oorlogen. In recente oorlogen gaat het er echter anders aan toe. Door het ontstaan van een oorlogseconomie is oorlog niet langer een verlieslatende bezigheid, er kan ook geld mee verdiend worden. Hierdoor verandert het doel van de strijd. Men vecht niet langer om de tegenstander te verslaan en de oorlog te beëindigen, men wil net blijven vechten en geweld institutionaliseren om economische rijkdom te vergaren. De mate waarin economische motieven meespelen varieert van conflict tot conflict. Toch is het volgens Berdal en Malone vaak zo dat zelfs wanneer politieke en/of militaire motieven primeren er nog steeds achterliggende economische belangen spelen. 103 De greed-these vindt haar meest radicale verdediger in Paul Collier, professor in de economie aan de universiteit van Oxford die verbonden is aan de Wereldbank. Volgens deze econoom is niet grievance, maar greed de oorzaak van de hedendaagse burgeroorlogen. Oorlog creëert economische opportuniteiten voor een kleine elite, die daarom het conflict wil laten aanslepen. Grievance is volgens Collier slechts een schijnmotief, een rechtvaardigend discours, te pervers om grote conflicten te veroorzaken. Er zitten altijd economische motieven achter de burgeroorlogen. Zijn statistisch onderzoek naar de vele burgeroorlogen sinds 1965 brengt hem tot deze conclusie. Collier definieert en onderzoekt grievance in vier grote categorieën: etnische/religieuze haat (vaak met een ondertoon van sociale en economische grievance), economische ongelijkheid, gebrek aan politieke rechten en economische incompetentie van de regering. Zijn conclusie is dat deze vier vormen van grievance in geen enkele van de vele oorlogen sinds 1965 een rol speelden. 104 De laatste jaren heeft de radicale greed-these van Collier veel kritiek gekregen. Ik bespreek in dit hoofdstuk de belangrijkste. De kritieken op Collier s model zijn van uiteenlopende aard. Roland Marchal, onderzoeker aan het CERI (Centre d Etudes et Recherches Internationales) en Christine Messiant, onderzoekster verbonden aan de Cahiers d Études Africaines, bekritiseren vooral de door Collier gebruikte statistische analyse, die ze bestempelen als 102 Berdal, Mats en David, Malone, ed. Greed and Grievance. Economic Agendas in Civil Wars. Boulder & London: Lynne Rienner Publishers, Berdal en Malone. Greed and Grievance. p Collier, Paul. "Doing Well out of War: An Economic Perspective." In Greed and Grievance. Economic Agendas in Civil Wars., edited by Mats en David Berdal, Malone, Boulder & London: Lynne Rienner Publishers, 2000 en Collier. "On the Economic Consequences of Civil War." p

37 ivresse économétrique 105. Eerst en vooral maakt Collier volgens hen de fout geen onderscheid te maken tussen nieuwe en oude oorlogen. Hij start zijn onderzoek in 1965 zonder rekening te houden met bijvoorbeeld het einde van de Koude Oorlog of de onafhankelijkheidsstrijd in sommige Westerse kolonies. Ten tweede definieert hij a priori alle rebellieën als crimineel en gericht op plunderen, zonder dit te kunnen staven. Een andere kritiek is dat hij niet alle oorlogen sinds 1965 in zijn analyse verwerkt wegens een gebrek aan bronnenmateriaal. Volgens Marchal en Messiant is het bovendien niet mogelijk om een duidelijk onderscheid te maken tussen greed en grievance. Beide overlappen, komen samen voor en beïnvloeden elkaar. Een laatste kritiek van Marchal en Messiant is dat de theorie van Collier geen rekening houdt met het feit dat ook staten kunnen plunderen. 106 Een meer fundamentele kritiek komt van Kennes. Volgens hem is een statistische analyse van conflicten slechts het begin van een onderzoek. Daarna moet men de theorie toetsen aan de werkelijkheid door middel van een case-study. Hoe dieper men gaat met dit onderzoek, hoe meer men de eerste stelling, bekomen door een statistische analyse, zal moeten nuanceren. Als men de greed-these dus gaat toepassen op een concrete casus (bijv. de tweede Congooorlog), zal men volgens Kennes deze these moeten nuanceren en zal men zien dat grievancemotieven wel degelijk een rol spelen in oorlogen en dat het belang van greed gerelativeerd moet worden. 107 Later past Collier vanwege de vele kritieken zijn radicale greed-theorie ietwat aan: volgens Collier ontstaan burgeroorlogen door rebellieën. Deze rebellieën kunnen worden uitgelokt door greed of door grievance. Wat het motief echter ook moge zijn, de rebellen hebben geld nodig om hun strijd te kunnen voeren. Bijgevolg verhoogt de aanwezigheid van natuurlijke rijkdommen de kans op een conflict in Afrika. Als er geen geld is om oorlog te voeren, uit grievance zich immers nooit in geweld. Dat betekent dat grievance de kans op een conflict in een land nooit alleen beïnvloedt. Collier concludeert alsnog dat alleen greed verantwoordelijk is voor het ontstaan van oorlog. 108 Tatiana Carayannis, Associate Director of the Social Science Research Council's Conflict Prevention and Peace Forum, wijst op de complexiteit van recente conflicten. Het verschil tussen de conflicten voor de Koude Oorlog en latere oorlogen is volgens haar dat er veel meer 105 Marchal, Roland en Christine, Messiant. "De l avidité des rebelles l analyse économique de la guerre civile selon Paul Collier." Critique Internationale 16 (2002): 58-69, p Marchal en Messiant. "De l avidité des rebelles l analyse économique de la guerre civile selon Paul Collier." p Interview met Eric Kennes, onderzoeker aan het Afrika Instituut, Tervuren, 05/02/ Collier, Paul en Hoeffler Anke. On the Incidence of Civil War in Afrika. The Journal of Conflict Resolution 46, no. 1 (2002):

38 verschillende partijen bij zijn betrokken. 109 Het is dus verkeerd om de oorzaken van een conflict terug te brengen tot louter economische motieven. In de nieuwe oorlogen zijn er verschillende strijdende partijen met uiteenlopende doelen die kunnen veranderen tijdens de oorlog. Bovendien hebben niet alle individuen binnen eenzelfde strijdende groep dezelfde motieven. 110 In 2000 startte het EACW-Programma (Economic Agendas in Civil Wars). Deze studiegroep onderzocht drie zaken: ten eerste, in welke mate economische motieven van strijdende facties een rol spelen in burgeroorlogen. Ten tweede, wat de impact van globalisering is op dit gegeven. Ten derde, hoe men door economische motieven veroorzaakte burgeroorlogen kan beëindigen. De groep publiceerde in 2004 een eindrapport over de onderzoeksresultaten. Het EACW-onderzoek kwam tot de conclusie dat er inderdaad een trend is naar zelffinanciering van burgeroorlogen waarbij natuurlijke rijkdommen van enorm strategisch belang zijn. Deze trend wordt mogelijk gemaakt door de geliberaliseerde wereldeconomie. 111 Deze conclusie is tot hier toe volledig in lijn met de greed-these. Toch uit het rapport ook veel kritiek op de greed-these. Het belangrijkste punt van kritiek is dat greed nooit het eerste doel is van een oorlog. Oorlogen worden veroorzaakt door grievances. Greed kan wel de reden zijn waarom oorlogen aanslepen en evolueren naar conflicten op lage schaal. Verder weerlegt het EACW-rapport de stelling van Collier dat er een direct verband bestaat tussen de aanwezigheid van natuurlijke rijkdommen en de kans op een burgeroorlog. Veel belangrijker is volgens het EACW-rapport de sterkte van de staat. Zo greep de burgeroorlog in Congo plaats wanneer de legitimiteit en militaire sterkte van de staat fel verzwakt waren. De kans op een burgeroorlog is groter in landen waar gemakkelijk te exploiteren natuurlijke rijkdommen (bijv. diamanten) aanwezig zijn, het regime erg verzwakt is (wat leidt tot grievance bij de bevolking) en waar informele economieën reeds bestaan. 112 Een belangrijke kritiek op het model van Collier en andere greed-denkers is gericht tegen de landcentrische aanpak van de these. Collier houdt immers geen rekening met buitenlandse 109 Carayannis, Tatiana. "The Complex Wars of the Congo: Towards a New Analytic Approach." Journal of Asian and African Studies 38, no. 2-3 (2003): , p Ballentine, Karen en Jake Sherman. The Poltitical Economy of Armed Conflict. Beyond Greed and Grievance. Londen: Lynne Rienner Publishers, 2003, p Ballentine, Karen en Nitzschke, Heiko. "Beyond Greed and Grievance: Policy Lessons from Studies in the Political Economy of Armed Conflict. IPA Policy Report." New York: EACW program, 2003, p. 1-3 en Ballentine, Karen. "Program on Economic Agendas in Civil Wars: Principal Research Findings and Policy Recommendations International Peace Academy. Final Report." New York: EACW Program, 2004, p Ballentine. "Program on Economic Agendas in Civil Wars: Principal Research Findings and Policy Recommendations." p

39 invloeden in burgeroorlogen of de regionale en internationale economische dimensie. 113 Deze kritiek is zeer belangrijk wanneer men gaat kijken naar het conflict in de DRC. De tweede Congo-oorlog is immers geen conflict van rebellen tegen een legitiem regime. De belangrijkste tegenstanders van Kabila en zijn bondgenoten zijn immers Rwanda en Oeganda, twee staten. 114 Koen Vlassenroot, professor van de vakgroep Derde Wereld Studies aan de Universiteit Gent, geeft ook twee belangrijke kritieken op de greed-these. Ten eerste houdt de greed-these volgens hem geen rekening met het micro-niveau van greed. Tijdens de tweede Congo-oorlog bijvoorbeeld, zetten alle gewapende groepen een controlestructuur op om via gewapende middelen economische bronnen te exploiteren. De opbrengsten werden echter niet van bovenuit verdeeld onder de lagere echelons. Integendeel, stelt Vlassenroot, de opbrengsten uit het plunderen van rijkdommen werden in de onderste lagen van een gewapende groep gegenereerd en sijpelden zo naar de top. Op elk niveau werd er wel een deel van de opbrengst afgeroomd door individuele actoren. 115 Dietrich s werk over military commercialism 116 sluit bij deze visie van Vlassenroot aan. Tijdens de Congolese oorlog werd greed geleidelijk aan een belangrijk motief voor de elites van de verschillende partijen. In het kader van de patrimonialistische netwerken van de elite plunderden de verschillende strijdende partijen Congolese rijkdommen. Volgens Dietrich gingen lokale officieren zich tijdens de tweede Congo-oorlog meer en meer gedragen als warlords. Deze officieren bootsten het gedrag van de legertop na en begonnen ook Congolese rijkdommen te plunderen via participaties in netwerken en bedrijven. De soldaten werden ingeschakeld in dit project en kregen een deel van de buit. De winsten die deze officieren binnenrijfden, gingen niet naar een centraal verdeelpunt om van daaruit door de elite verdeeld te worden, maar bleven binnen de plundernetwerken van de militairen. 117 Deze twee visies geven een veel genuanceerder beeld dan dat van greed-theoretici. Die gaan ervan uit dat de verschillende actoren in een conflict een hoge mate van controle hebben over het plunderen van grondstoffen door hun organisatie, zodat ze de plunderopbrengsten kunnen centraliseren en herverdelen om zo de oorlog te financieren en de elite te verrijken. De tweede 113 Ballentine, Karen en Jake Sherman. The Poltitical Economy of Armed Conflict. Beyond Greed and Grievance. Londen: Lynne Rienner Publishers, 2003, p. 8, Carayannis. "The Complex Wars of the Congo: Towards a New Analytic Approach." p Interview met Koen Vlassenroot, professor van de vakgroep Derde Wereld Studies aan de Universiteit Gent. 116 Dietrich, Christian. "The Commercialization of Military Deployement in Africa." Africa Security Review 9, no. 1 (2000), (14/05/2008). 117 Dietrich, Christian. "Commercialisme militaire sans éthique et sans frontières." In L Afrique des Grands Lacs. Annuaire , edited by Stefaan en Reyntjens Filip Marysse, Parijs: L'Harmattan, , p. 356,

40 Congolese oorlog toont duidelijk aan dat in de realiteit de zaken net omgekeerd in zijn werk gaan en militaire organisaties vaak veel minder controle hebben over de plunderopbrengsten van hun groep. Een tweede punt waarop Vlassenroot wijst is dat er een onderscheid moet gemaakt worden tussen enerzijds het voortduren van conflicten vanuit economische en andere motieven van de elite en anderzijds greed van lokale officieren en soldaten binnen het conflict. Deze officieren en soldaten proberen in hun eigen belang bepaalde economische bronnen gewapenderhand te controleren. Dit heeft volgens Vlassenroot niets te maken met greed-motieven die het conflict doen transformeren en aanslepen. Winsten gingen immers niet naar de elite maar bleven op het lokaal niveau dat geen invloed had op de beslissing of de troepen al dan niet werden teruggetrokken. Vlassenroot spreekt van een verregaande militarisering van patrimonialisme. Deze militarisering van patrimonialisme deed zich tijdens de tweede Congolese oorlog voor in heel de DRC, zowel in de gebieden gecontroleerd door de Kabila-regimes als in de bezette delen, zowel in streken waar gestreden werd als in streken waar nooit oorlog is gevoerd. 118 De greed-these werd door de jaren heen steeds verder genuanceerd. Op deze manier had de these een positieve impact op het onderzoek naar de oorzaken van nieuwe oorlogen. Dankzij de greed-these hebben onderzoekers nu wel oog voor eventuele economische motieven van strijdende partijen. Voordien had men hier misschien niet genoeg aandacht voor, waardoor het moeilijk was om aanslepende conflicten zoals in Sierra Leone en Angola waar greed daadwerkelijk een rol speelde te verklaren. 119 Greed kan gebruikt worden als analysekader om een conflict te analyseren en te verklaren. Men moet echter wel inzien dat greed nooit de oorzaak is van recente oorlogen maar dat het steeds grievance-motieven zijn die verantwoordelijk zijn voor het begin van een conflict. Na verloop van tijd lopen recente conflicten in Afrika echter steeds vast, omdat geen van de partijen sterk genoeg is om de bovenhand te halen. Door het creëren van een oorlogseconomie en het plunderen van natuurlijke rijkdommen van een land kunnen de strijdende partijen zich in stand houden en kunnen ze blijven strijden. Het is in deze fase dat greed kan beginnen meespelen en economische motieven kunnen zorgen voor het aanslepen van een conflict. Het is echter niet omdat bepaalde partijen geld verdienen aan een oorlog dat ze noodzakelijkerwijs willen dat de oorlog blijft voortduren. Belangrijk is ook dat greed niet als algemene drijfveer wordt gezien in een conflict. Sommige strijdende partijen of individuen laten zich leiden door 118 Interview met Koen Vlassenroot. 119 Arnson. "The Political Economy of War: Situating the Debate." p

41 greed, anderen dan weer niet. 120 Nog een belangrijke nuancering van de greed-these is dat niet alleen rebellen zich kunnen laten leiden door economische motieven. In Afrika hebben we vaak te maken met een failed state, gekenmerkt door een criminalisering van de staat en warlordism, waarbij alle niveaus van de militaire en gouvernementele hierarchieën ook plunderen en zich laten leiden door greed. 121 Het is vanuit deze genuanceerde visie op greed en grievance dat deze masterproef vertrekt: de tweede Congolese oorlog is begonnen door grievance-motieven van de verschillende strijdende partijen en bleef aanslepen door uiteenlopende motieven, waaronder greed. De belangrijkste motieven worden kort besproken hoofdstuk 3. Deze masterproef spitst zich echter voornamelijk toe op economische motieven en dus ook greed aangezien de rol van diamant een economisch goed in de tweede Congo-oorlog onderzocht wordt. 120 Interview met Eric Kennes, onderzoeker aan het Afrika Instituut. 121 Ganesan, Arvind en Alex Vines. "Engine of War: Resources, Greed, and the Predatory State." In World Report: Human Rights Watch,

42 Hoofdstuk 2: De tweede Congo-oorlog ( ): Dit hoofdstuk schetst het verloop van de tweede Congo-oorlog. Dit is nodig om het vervolg van deze masterproef te kunnen begrijpen en situeren. Het is immers belangrijk om te weten welke partijen betrokken waren bij het conflict, in welk gebied ze actief waren en aan welke zijde ze streden. De tweede Congo-oorlog zit enorm complex in elkaar. De eerste reden hiervoor is dat er veel verschillende strijdende partijen waren. De oorlog in de DRC werd eerst en vooral gestreden tussen verschillende staten: de DRC, Rwanda, Oeganda, Burundi, Namibië, Angola en Zimbabwe. Daarnaast waren er landen die niet mee streden, maar wel één van de twee kampen financieel steunden (bijv. Soedan). Vervolgens waren er nog de verschillende rebellengroepen (bijv. RCD en MLC) die erg verdeeld waren en zich vaak opsplitsten in nieuwe bewegingen (bijv. de RCD). In de oorlog streden ook verschillende milities mee (bijv. Maï-Maï milities). Dan waren er ook nog de buitenlandse rebellenbewegingen (bijv. UNITA, FDLR, ADF, CNDD-FDD) die hun basissen hadden in Congo. 122 Dit zijn alleen nog maar de belangrijkste actoren van het Congolese conflict. Zeker naar het einde van de oorlog toe raakten rebellenbewegingen en milities steeds verder verdeeld en ontstonden er nieuwe splintergroeperingen en allianties. Bij gebrek aan bronnen en tijd beperkt deze masterproef zich tot het bespreken van de grootste partijen hun rol in het conflict en hun belangen in de diamanthandel. Met de grootste partijen bedoel ik Angola, Namibië, de DRC, Zimbabwe, Rwanda, Oeganda, Burundi, de MLC, de RCD-Goma, de RCD-ML, de Maï-Maï en de Interahamwe en ex-far. Een tweede reden voor de complexiteit van de tweede Congolese oorlog is dat er nog steeds discussie is over de betrokkenheid en de motieven van de verschillende partijen. Een derde reden is dat er geen consensus is over de oorzaken van het conflict. Daar komt nog eens bij dat de tweede Congo-oorlog niet los gezien kan worden van de eerste Congo-oorlog en dat de twee Congolese oorlogen verbonden zijn met gebeurtenissen in de buurlanden (bijv. de genocide in Rwanda in 1994). Na een overzicht van het verloop van de tweede Congo-oorlog wordt er kort ingaan op de hoofdoorzaken van het conflict. Een van deze hoofdoorzaken is volgens veel auteurs de overvloedige aanwezigheid van grondstoffen in Congo. De rol van deze grondstoffen in het Congolese conflict wordt uitvoeriger besproken in hoofdstuk drie. 122 Verdere informatie over de verschillende actoren wordt gegeven in deel

43 2.1. Het verloop: Op 3 augustus 1998 vielen Rwandese troepen Congo binnen en begon de tweede-congolese oorlog. Tegelijkertijd stroomden Oegandese troepen Congo binnen langs het noorden. 123 De oorlog werd voorgedaan als een Congolese rebellie tegen Laurent-Désiré Kabila en daarom richtten Rwanda en Oeganda op 5 augustus de RCD (Rassemblement Congolais pour la Démocratie) op. Deze rebellenbeweging bestond uit verschillende groepen die niets met elkaar gemeen hadden behalve het feit dat ze tegen Kabila waren. 124 Zij kwamen in opstand en werden militair gesteund door Rwanda, Burundi en Oeganda. 125 Net als in de eerste Congo-oorlog van boekte het rebellenoffensief aanvankelijk zeer snel vooruitgang. Dit is voornamelijk te verklaren door het feit dat de Burundese, Rwandese en Oegandese troepen het voortouw namen in de oorlog tegen Kabila. De rebellie breidde ook snel uit en andere etnieën maar ook FAC-contingenten (Forces Armées Congolaises) sloten zich aan bij de RCD dat gedomineerd werd door de Banyarwanda. 126 De tweede Congolese oorlog was echter geen herhaling van de eerste. In tegenstelling tot Mobutu in 1996, kreeg Kabila in 1998 wel hulp van een aantal buurlanden en stond een groot deel van de bevolking achter hem. Wanneer het aanvallende kamp reeds op 26 augustus Kinshasa had bereikt (dankzij het inzetten van vliegtuigen) deed Laurent-Désiré Kabila een oproep aan de buurlanden. Hij sloot allianties met Angola, Namibië en Zimbabwe, die hem militair te hulp kwamen en hem van de ondergang redden. De toestroom van troepen uit Zimbabwe, Namibië en Angola (het sterkste leger uit de regio) dwong de aanvallende partijen om zich terug te trekken uit de regio rond Kinshasa. Soedan, dat vroeger Mobutu steunde tegen Kabila, koos nu de zijde van Laurent-Désiré Kabila tegen Rwanda en Oeganda. Dit in het kader van het conflict met Oeganda dat de rebellen in Zuid-Soedan steunde. 127 Op 3 september 1998 vonden de eerste vredesbesprekingen plaats in Durban (Zuid-Afrika). De rechtstreeks betrokken landen zouden hun troepen terugtrekken en een politieke oplossing voor het conflict zoeken. De besprekingen faalden echter door de ambities van de verschillende naties om zich te profileren als regionale grootmacht. Laurent-Désiré Kabila profiteerde van de besprekingen om nieuwe binnenlandse allianties te smeden. 128 De Maï-Maï 123 Havenne, Emile. "La deuxième guerre d Afrique Central." In L'Afrique des Grands Lacs. Annuaire , edited by Marysse Stefaan en Filip Reyntjens, Parijs: l'harmattan, Nzongola-Ntajala, Georges. The Congo from Leopold to Kabila. A People's History. London: Zed Books, 2002, p. 227 en Afoaku, Osita. "Congo s Rebels. Their Origins, Motivations and Strategies." In The African Stakes of the Congo War, edited by John Clark, New York, 2002, p Turner. Congo. p en Reyntjens. "Briefing: The Second Congo War: More Than a Remake." p Reyntjens, Filip. "Briefing." p Havenne. "La deuxième guerre d Afrique Central." en Reyntjens. "Briefing." p Havenne. "Deuxième." p

44 bewegingen die voor de tweede Congo-oorlog tegen Laurent-Désiré Kabila streden, sloten zich nu bij hem aan om een anti-tutsi coalitie te creëren. Voor de Hutu-milities 129 van de Interahamwe en de ex-far, die zich hadden verenigd in de FDLR (Forces Démocratiques de Libération du Rwanda), was dit de reden om zich bij het Kabila kamp aan te sluiten, hoewel Kabila en de zijnen bij de vorige Congo-oorlog vele Hutu s hadden vermoord. Dit speelde in het voordeel van Rwanda, dat zijn strijd in Congo nu kon verantwoorden als een strijd tegen de génocidaires. Bij de Interahamwe en FAR zaten immers de Hutu s die verantwoordelijk waren voor het uitmoorden van Tutsi s in Rwanda. 130 De Burundese Hutu-milities sloten zich ook aan bij Kabila. 131 De latere vredesbesprekingen van 17 december te Ouagadougou (Burkina Faso) en 18 april te Syrte (Libië) faalden. 132 Op 12 november 1998 werd in Oeganda de MLC (Mouvement de Libération du Congo) opgericht. Deze nieuwe, onafhankelijke rebellenbeweging werd geleid door Jean-Pierre Bemba. Een groot deel van de MLC ers waren vroegere aanhangers van Mobutu en soldaten van de vroegere FAZ (Forces Armées Zaïroises). De MLC werd gesteund door Oeganda en slaagde erin heel de Equateur provincie en een deel van de Orientale provincie te veroveren. 133 Belangrijk is dat de MLC aanvankelijk wel steun had van de lokale bevolking. Dit in tegenstelling tot de RCD-rebellen die door een groot deel van de Congolezen als verraders en collaborateurs werden beschouwd. 134 Congo was nu in drie grote zones verdeeld. De Equateur provincie en een deel van de Orientale provincie stonden onder controle van de MLC en Oeganda. Kabila en zijn bondgenoten controleerden het Zuiden van Congo, gaande van het Atlantische kustgebied rond Kinshasa, het zuiden van de Kasaï provincie met Mbuji-May (belangrijkste Congolese diamantcentrum), tot Kabila s thuisprovincie en machtsbasis, Katanga. De RCD en Rwanda controleerden een groot gebied in het oosten van Congo. Ze bezetten Kivu, Maniema en delen van de Katanga, Kasaï en de Oriental provincies. 135 In de Kivu-streek opereerden ook de Maï- Maï en de FDLR. Deze verdeling bleef min of meer gehandhaafd gedurende de rest van de oorlog Nadat de APR in 1994 de macht greep in Rwanda en een einde maakte aan de genocide vluchten de Hutu s verantwoordelijk voor de genocide naar Congo. 130 Danssaert, Peter en Brian Johnson Thomas. "Greed & Guns: Uganda s Role in the Rape of the Congo." Antwerpen: IPIS, 2005, p Nest, Grignon en Kisangani. Democratic. p Havenne. "Deuxième." p. 154, Havenne. "Deuxième." p. 152, 153 en Turner. Congo. p Nzongola-Ntajala. The Congo from Leopold to Kabila. p Havenne. "Deuxième." p. 155 en Nest, Grignon en Kisangani. Democratic. p Zie ook: Figuur 5: De strijdende partijen in Congo en hun vermoedelijke posities in 2000 in de bijlagen. 44

45 Figuur 4: Conflicten, natuurlijke rijkdommen en hun trafiek in de DRC ( ) (NIZA, The State vs. the people Governance, mining and the transitional regime in the Democratic Republic of Congo. 2006, NIZA. p. 14) 45

46 Vanaf 1999 begon de strijd om de Kasaï provincie. Deze provincie was enorm rijk aan diamant en was een belangrijk strategisch doelwit voor beide kampen. In 1998 had het kamp van Laurent-Désiré Kabila veel gebied verloren in deze provincie. De slecht getrainde en gedemoraliseerde Congolese troepen boden maar weinig weerstand tegen de soldaten van Rwanda en de RCD. Ook het Angolese leger kwam in de problemen door de samenwerking van UNITA en oude Mobutu-aanhangers van de FAZ. De bondgenoten van Kabila wilden tot elke prijs vermijden dat de diamantmijnen van de Kasaï provincie in handen van de vijand kwamen. Dit zou betekenen dat het Kabila-regime heel wat inkomsten zou verliezen en dat het door de overheid gecontroleerde gebied in twee delen zou uiteenvallen. Daarom verhoogden Angola, Zimbabwe en Namibië hun steun aan Kabila. Ook Tsjaad, Soedan, Libië en Gabon voerden hun steun op en raakten meer betrokken in het conflict. Dankzij de verhoogde steun en militaire hulp slaagden Laurent-Désiré Kabila en zijn bondgenoten erin het zuiden van de Kasaï provincie en haar hoofdstad Mbuji-May te behouden. 137 In 1999 volgde een tegenoffensief in de Kasaï provincie waarbij het kamp van Laurent-Désiré Kabila enige successen boekte. Het opnieuw opflakkeren van de oorlog ging gepaard met massamoorden en plunderingen langs beide kanten was ook het jaar waarin de RCD verdeeld raakte. Op 19 mei werd Ernest Wamba dia Wamba aan de kant geschoven als leider van de RCD. In zijn plaats kwam Emile Llunga aan de macht. Deze machtswissel was het werk van Rwanda dat meer controle wou over de RCD en daarom een pion aan de macht bracht. Wamba dia Wamba trok met zijn volgelingen naar Kisangani en kreeg van dan af steun van Oeganda. De RCD heette voortaan RCD-Goma en werd gedomineerd door Congolese Tutsi en Rwanda. De groep van Wamba dia Wamba stond bekend als RCD- Kisangani of RCD-K-ML (RCD-Kisangani-Mouvement de Libération). 139 In juni en juli 1999 kwamen de verschillende landen die militair aanwezig waren in Congo samen in Lusaka (Zambia) om te praten over vrede. Op 10 juli werd onder zware internationale druk een wapenstilstand getekend. Enkel de rebellenbewegingen MLC, RCD- Goma en RCD-K-ML tekenden het verdrag niet. 140 In Lusaka werd overeengekomen dat 24 uur na het ondertekenen van het akkoord een algehele wapenstilstand van kracht zou worden, oorlogsgevangen zouden worden vrijgelaten, vrij verkeer van goederen en personen zou 137 Havenne. "Deuxième." p. 153, 154 en Turner. Congo. p Havenne. "Deuxième." p Global Witness. "Same Old Story." p. 12, 13 en Human Rights Watch. "Uganda in Eastern DRC: Fueling political and Ethnic Strife." 2001, Human Rights Watch. p Havenne. "Deuxième." p. 158,

47 gelden in heel de DRC en een VN-vredesmissie zou toegelaten worden. 141 Het zou tot 25 februari 2000 duren vooraleer de eerste MONUC-troepen (Mission de l Organisation des Nations Unies en République Démocratique Congo) in Congo aankwamen. Met de jaren steeg hun aantal en kregen ze een uitgebreider mandaat. 142 Verder werd er besloten om 180 dagen na de ondertekening van het akkoord alle buitenlandse troepen uit de DRC terug te trekken, de soevereiniteit van de Congolese overheid over heel het Congolese grondgebied te herstellen en de gewapende groepen in Congo te ontwapenen. Dit alles zou gebeuren onder auspiciën van de VN. 143 Kort na het ondertekenen van het Lusaka-verdrag brak de oorlog opnieuw uit in heel Congo. 144 Rwanda zette zijn offensief om Mubji-May in te nemen voort. Oeganda vreesde dat Rwanda te dominant zou worden en zette de oorlog eveneens voort. De verschillende rebellengroepen streden met beide landen mee. In augustus 1999 begonnen de gevechten tussen Rwanda en Oeganda om de controle over Kisangani, het diamantencentrum in de Orientale provincie. 145 Door de aanvankelijke nederlaag van Oeganda tegen Rwanda koos Wamba dia Wamba ervoor om zijn rebellenbeweging vanuit Kisangani te verhuizen naar Bunia. De RCD-K-ML veranderde opnieuw van naam en werd RCD-ML (RCD-Mouvement de Libération) of RCD- Bunia. Meer dan ooit werd deze rebellenbeweging afhankelijk van Oeganda. Er was nauwelijks autonomie. 146 Later zou de RCD-ML versplinterd raken en in 2000 scheidden de RCD-National en de RCD-populaire zich af. Nog later probeerde Oeganda de rebellenbewegingen die het steunde te verenigen in één grote beweging onder leiding van Bemba, de FLC (Front pour la Libération du Congo). Deze poging faalde omdat Wamba dia Wamba weigerde mee te werken. 147 In de Kivu provincie, maar ook in andere provincies, was er veel weerstand tegen de bezetters en de rebellengroepen. De belangrijkste reden hiervoor was dat de verschillende partijen zelden tegen elkaar vochten maar de bevolking met hun geweld viseerden en enkel uit waren op plunderen. Geregeld slachtten de Rwandese en Oegandese troepen, gesteund door Congolese rebellen onschuldigen af. 148 De weerstand van de bevolking tegen de bezetter ging 141 Democratic Republic of Congo: Lusaka Cease Fire Agreement. 1999: Lusaka. 142 Mattelaar, Alexander. "Vredesoperaties in Rwanda En Congo: Lessen Voor Het Ontwerp Van Militair- Humanitaire Interventies." Antwerpen: IPIS, 2006, p Democratic Republic of Congo: Lusaka Cease Fire Agreement. 1999: Lusaka. 144 Turner. Congo. p Havenne. "Deuxième." p Nzongola-Ntajala. Congo. p Human Rights Watch. "Uganda in Eastern DRC: Fueling political and Ethnic Strife." p Nzongola-Ntajala. Congo. p

48 gepaard met etnische haat en geweld tegenover Tutsi s. De Tutsi s werden immers vanwege de steun van vele Congolese Tutsi s aan de Rwandese Tutsi s als verraders gezien. Overal ontstonden milities om zich te verdedigen tegen de bezetters. Deze FAP-milities (Forces d Autodéfense Populaire) zijn beter gekend onder hun Afrikaanse naam Maï-Maï. De milities kregen de steun van Kinshasa en streden mee met het FAC en de Interahamwe. 149 De Maï- Maï werden oorspronkelijk opgericht om de lokale bevolking te beschermen. Al snel vervielen vele milities echter in hetzelfde misdadige gedrag als de rebellenbewegingen. 150 In december 1999 en januari 2000 werd er opnieuw over vrede en de implementatie van de Lusaka-akkoorden gesproken, maar weer werd niets bereikt. Ondertussen ging de oorlog gewoon verder. Ook de strijd van Oeganda en Rwanda om de controle over Kisangani duurde voort. In oktober en december 2000 werden opnieuw vredesbesprekingen gehouden, deze keer in Maputo (Mozambique) en Harare (Zimbabwe). Voor de zoveelste keer draaiden de gesprekken op niets uit. 151 Op 16 januari 2001 werd Laurent-Désiré Kabila doodgeschoten door een van zijn lijfwachten. 48 uur later werd hij al opgevolgd door zijn zoon Joseph Kabila. Kabila junior stond vanaf zijn aantreden als president van de DRC tussen twee vuren. Enerzijds was er de conservatieve clan, de oudgedienden van zijn vader, die gesteund werden door Zimbabwe. Anderzijds waren er de hervormingsgezinde leden van zijn elite. Deze groep werd gesteund door Angola. Joseph Kabila koos voor de hervorming, ontnam de oudgedienden de macht en vormde een nieuwe regering. 152 Met het aantreden van Kabila junior groeide de hoop op vrede. De inter-congolese dialoog over de toekomst van de DRC kwam op gang. De gevechten tussen de verschillende landen in Congo hielden op en Oeganda en Rwanda trokken hun troepen terug uit hun verst gevorderde posities. 153 Op 16 februari gingen er opnieuw vredesonderhandelingen van start in Lusaka. Tijdens deze gesprekken toonde Joseph Kabila zich veel toegeeflijker dan zijn vader. Er werd een akkoord bereikt over de ontwapening van de binnenlandse groeperingen, de terugtrekking van de buitenlandse troepen en de versterking van de VN-vredesmacht. In mei 2001 werd deze VNvredesmacht ontplooid in heel Congo Havenne. "Deuxième." p Nest, Grignon en Kisangani. Democratic. p Havenne. "Deuxième." p Havenne. "Deuxième." p Nest, Grignon en Kisangani. Democratic. p Turner. Congo. p

49 Rwanda begon op 28 februari met het terugtrekken van troepen uit een aantal gebieden in Congo. Ook Oeganda startte met het terugtrekken van een deel van zijn troepen. Het waren voornamelijk de rebellenbewegingen MLC en RCD-Goma die moeilijk deden. Rwanda gaf echter ook niet toe in Kivu, daar bleef de APR (Armée Patriotique Rwandaise) nog lang gepositioneerd. Ook Oeganda probeerde zijn invloed in de DRC te behouden via de MLC en later de FLC. Rwandese en Oegandese soldaten bleven in Congo, de rebellenbewegingen streden voort en de oorlog werd op lage schaal voortgezet. 155 Van februari tot april 2002 kwamen de strijdende landen bij elkaar te Sun City om te onderhandelen over vrede. Er werd echter weinig vooruitgang geboekt. De eerste echte doorbraak in het vredesproces kwam er pas op 30 juli Toen ondertekenden Rwanda en de DRC een verdrag waarin Rwanda beloofde zijn troepen terug te trekken indien de DRC de Interahamwe en de FAR zou ontwapenen. Rwanda kwam zijn belofte na. Pas in 2005 ging de DRC over tot het ontwapenen van de Interahamwe en FAR. In september 2002 werd een gelijkaardig verdrag getekend tussen de DRC en Oeganda en trok de UPDF (Uganda People s Defence Force) zich uit Congo terug. 156 Het duurde tot 17 december 2002 vooraleer er tussen de Congolese strijdende partijen een wapenstilstand werd gesloten. Met deze Pretoria Agreement werd bovendien een regeringsstructuur gecreëerd om Congo te besturen tijdens de transitieperiode. Joseph Kabila bleef president en zijn PPRD (Parti Pour la Reconstruction et le Développement) bleef de hoogste macht uitoefenen. Onder Kabila junior werden vier vice-presidenten aangesteld: één door de regering, één door de MLC, één door de RCD-Goma en één door de politieke oppositiepartijen. 157 Op 2 april 2003 werd in het Zuid-Afrikaanse Sun City door alle Congolese strijdende partijen een vredesverdrag getekend. Het verdrag werd ondertekend door: de Congolese regering, de oppositiepartijen, de MLC, de RCD-Goma, de RCD-ML, de RCD-National en de Maï-Maï milities. Er werd overeengekomen om een transitieregering te vormen die de democratische verkiezingen van 2006 zou moeten voorbereiden. Deze regering stond onder leiding van president Joseph Kabila en bestond uit vertegenwoordigers van alle strijdende Congolese partijen en Congolese oppositiepartijen. Men zou ook de gewapende groepen demobiliseren en ontwapenen of integreren in het FAC. Buitenlandse machten moesten zich nu definitief terugtrekken uit Congo. Verder werd ook beslist om speciale onderzoekscommissies op te 155 Turner. Congo. p en Havenne. "Deuxième." 156 Nest, Grignon en Kisangani. Democratic. p Nest, Grignon en Kisangani. Democratic. p

50 richten om de kosten van de oorlog te ramen en misbruiken op het vlak van grondstoffenplundering te onderzoeken. Ten slotte omvatte het verdrag een hele reeks resoluties over de heropbouw van Congo. 158 Het verdrag van Sun City maakte officieel een einde aan de tweede Congolese oorlog. Dit wil echter niet zeggen dat de oorlog ook echt gedaan was. Tot op de dag van vandaag blijft het conflict nasmeulen in de Kivu provincie en van tijd tot tijd barst het conflict weer uit Hoofdoorzaken van de tweede Congo-oorlog ( ): a) Het falen van de Congolese staat: Een eerste hoofdoorzaak van de tweede Congolese oorlog is het verval van de Congolese staat. Volgens Georges Nzongola-Ntajala, professor van het departement Afrika Studies aan de Howard University, is het falen van de Congolese staat de belangrijkste oorzaak van de twee Congolese conflicten en de huidige instabiliteit in de regio van de Grote Meren. Door het verval van de Congolese staat was het mogelijk dat Oeganda, een land ter grootte van een kleine Congolese provincie, en Rwanda, een land ter grootte van een Congolees district, Congo tot twee maal toe konden binnenvallen en grote delen van het land konden bezetten en plunderen. Rwanda slaagde er zelfs in om na Mobutu, Kabila aan de macht te brengen. 159 Kennes gaat akkoord met Nzongola-Ntajala s stelling dat het falen van de Congolese staat de belangrijkste oorzaak was van het tweede Congolese conflict. Volgens Kennes was de strijd in de DRC deels een strijd om regionale macht. Door het ineenstorten van de Congolese staat onder Mobutu en Laurent-Désiré Kabila onstond er een machtsvacuüm in centraal Afrika. Rwanda, Oeganda, Zimbabwe en Angola vochten in de DRC om dit machtvacuüm op te vullen. 160 Een belangrijk gevolg van het falen van de staat was het verdwijnen of toch vervagen van ethiek in Congo. Kennes spreekt van een ethical void 161 : jaren van politiek en economisch wanbeheer, corruptie, diefstal en machtsmisbruik vernietigden het ethische kader van de Congolese bevolking. Zo verdwenen bijvoorbeeld samen met de structuur van de staat ook de interne conflictresolutiemechanismen, wat ervoor zorgde dat er moeilijk een vreedzame oplossing kon gevonden worden om de burgeroorlog te voorkomen en later te beëindigen. Het vervagen van de ethische normen speelde ook een rol in de etnische gruwelen van de tweede Congolese oorlog. Het gebrek aan een ethisch kader speelde ook een rol bij het plunderen van 158 Inter-Congolese Political Negociations. The Final Act. 2003: Sun City. 159 Nzongola-Ntajala. Congo. p Kennes. "Democratic." p Kennes. "Democratic." p. 142,

51 Congolese rijkdommen: greed werd immers aanvaardbaar en het was de normaalste zaak van de wereld dat overheidsambtenaren, militairen en elites plunderden. Ethisch verval had ook invloed op de opkomst van rebellenbewegingen en het streven naar politieke macht in Congo. De elite plunderde immers al jaren de Congolese rijkdommen en was al jaren onrechtmatig aan de macht, enkel en alleen door hun netwerken en geld. Dit creërde bij veel Congolezen het gevoel van: waarom ik niet? 162 b) De rol van de internationale gemeenschap: Een tweede belangrijke oorzaak van de tweede Congo-oorlog is de onverschilligheid van de internationale gemeenschap. Lange tijd geloofde men dat de oorlog in Congo een burgeroorlog was, zodat men niet kon ingrijpen. 163 Dit idee was ontstaan doordat Rwanda en Oeganda rebellenbewegingen hadden gecreëerd als dekmantel voor hun offensief. Het duurde tot het jaar 2000 vooraleer de VN-veiligheidsraad een resolutie aannam die Oeganda en Rwanda beval hun troepen terug te trekken uit Congolees grondgebied. De VS (Verenigde Staten) hadden door hun bondgenootschap met Oeganda en Rwanda een belangrijke aandeel in het uitblijven van enige beslissing van de VN omtrent de Congo-crisis. De VS bleven bovendien lang technische en financiële steun verlenen aan beide landen. Wat zeker meespeelde, was een soort collectief schuldgevoel van de internationale gemeenschap tegenover Rwanda. Dit schuldgevoel ontstond doordat de VN niets had kunnen doen om de genocide in Rwanda te voorkomen of te stoppen. Rwanda dat zich opwierp als de beschermer van de Congolese Tutsi s kon op veel bijval rekenen. Daar kwam dan nog eens bij dat de leiders van Oeganda en Rwanda, Museveni en Kagame door de internationale gemeenschap werden gezien als goede leiders van een nieuwe generatie. 164 c) Etniciteit: Een belangrijke rol in de tweede Congolese oorlog is weggelegd voor etniciteit. Tijdens de Congo-oorlogen is er immers heel wat etnisch geweld gepleegd (bijv. het conflict tussen Hema en Lendu 165 ). Vaak speelde etniciteit echter enkel een rol doordat de verschillende strijdende partijen etnische argumenten aanhaalden en etniciteit instrumentaliseerden in het kader van hun politieke, strategische en economische doelen. 166 Tijdens de Congolese oorlogen waren de etnische frustraties en conflicten het grootst in de Kivu-streek. Daar 162 Kennes. "Democratic." p. 142, Het is de taak van de VN om de vrede tussen verschillende natiestaten te handhaven. Bij burgeroorlogen grijpt de VN niet in, tenzij de soevereine nationale overheid hier om vraagt. 164 Nzongola-Ntajala. Congo. p en Havenne. "Deuxième." 165 Voor meer informatie over dit etnische conflict zie bijv.: Human Rights Watch. "Uganda." p Interview met Didier Verbruggen en Raf Custers. 51

52 speelden de conflicten en spanningen tussen de Banyamulenge/Banyarwanda (etnische identiteiten gebaseerd op afkomst uit Rwanda en het spreken van de Kinyarwanda-taal) en andere etnieën zich af. 167 Het etnische conflict tussen Hutu s en Tutsi s wordt door een aantal auteurs aangewezen als een van de oorzaken achter de twee Congo-oorlogen. 168 De Hutu s verantwoordelijk voor de genocide in Rwanda de zogenaamde génocidaires bevonden zich immers in de DRC. In de vluchtelingenkampen reorganiseerden de Interahamwe-milities de verantwoordelijken voor de genocide zich. Samen met ex-soldaten van de FAR voerden deze Interahamwe raids uit tegen de Tutsi s in Congo en Rwanda. Rwanda zou de DRC zijn binnengevallen om een einde te maken aan deze aanvallen van de Interahamwe en FAR-soldaten en om de Congolese Tutsi s te beschermen. 169 Gelijktijdig groeiden de anti-tutsi gevoelens bij de Congolezen, vanwege de link met de regimes in Rwanda, Oeganda en Burundi. Zo vormden lokale Maï-Maï milities samen met de Interahamwe een anti-tutsi front. Kabila speelde in op de anti-tutsi en nationalistische gevoelens van de Congolezen, om ze achter zich te krijgen. 170 d) Motieven van externe actoren: De tweede Congolese oorlog was niet alleen een burgeroorlog, maar ook een internationaal conflict waar verschillende landen bij betrokken waren. De machthebbers van al deze landen streden in de DRC in het belang van het regime in eigen land. Alle betrokken regimes wilden een leider in Congo die hen gunstig gezind was en gehoorzaamde in het kader van hun politieke en strategische doelen. 171 Aanvankelijk lieten de strijdende staten, maar ook de verschillende rebellengroepen zich leiden door politiek/militaire motieven. Steeds vaker gingen economische agenda s echter meespelen naarmate het conflict vorderde. Zo kom ik bij de laatste hoofdoorzaak van de tweede Congo-oorlog, namelijk de overvloedige aanwezigheid van heel wat natuurlijke rijkdommen. Dit terwijl de landen die Congo binnenvielen Rwanda, Oeganda, Burundi kleine landen met weinig grondstoffen zijn. Het falen van de staat in Congo, de informalisering van de economische en politieke sectoren, de oorlogseconomie en de link met 167 Voor meer informatie over dit conflict zie: Willame, Jean-Claude. Banyarwanda Et Banyamulenge : Violences Ethniques Et Gestion De L identitaire Au Kivu. Bruxelles: Institut Africain-CEDAF, 1997 en Turner. Congo. 168 Zie bijv. Turner. Congo. 169 Timothy, Longman. "The Complex Reasons for Rwanda s Engagement in Congo." In The African Stakes of the Congo War., edited by John Clark, New York: Palgrave Macmillan, Dunn. "A Survival Guide to Kinshasa: Lessons of the Father, Passed Down to the Son." p Shearer, David. "Africa's Great War." Survival 41, no. 2 (1999): , p. 89,

53 de wereldeconomie zorgden ervoor dat er in de DRC veel geld kon verdiend worden met het plunderen van grondstoffen. Niet enkel criminelen en zakenlui profiteerden van de situatie. Alle strijdende partijen maakten gebruik van natuurlijke rijkdommen om hun oorlog in Congo te bekostigen en daarom werkten ze samen met de louche bedrijven en criminele netwerken. Maar verdwenen winsten van de plundering van Congo ook in de zakken van de elites van de strijdende partijen? Was het feit dat er veel geld kon verdiend worden in Congo tijdens de tweede oorlog de reden waarom de partijen niet bereid waren om vrede te sluiten? Was er met andere woorden sprake van greed bij sommige actoren in het conflict? Op deze vragen probeert hoofdstuk 3 een antwoord te geven. 53

54 Hoofdstuk 3: Motieven van de strijdende partijen in de tweede Congo-oorlog ( ): greed of grievance? Na een korte schets van het verloop van de oorlog worden in dit hoofdstuk de motieven van de verschillende partijen onderzocht. De belangrijkste motieven zullen besproken worden. Dit hoofdstuk bespreekt echter voornamelijk de economische motieven van de strijdende partijen. Er wordt geprobeerd een antwoord te geven op de vraag of er bij de verschillende actoren in het Congo-conflict sprake was van greed als motief voor de betrokkenheid bij de oorlog. Welke bij het Congolese conflict betrokken partijen plunderden Congolese rijkdommen? Gebeurde dit enkel om de oorlog te financieren of was er sprake van persoonlijke verrijking van de elite? Was dit de reden waarom de oorlog bleef voortduren? Het is belangrijk om te weten dat er geen absolute duidelijkheid bestaat over de motieven van de verschillende partijen. Het grootste deel van de kennis over de Congo-oorlogen en de eventuele rol van greed in dit conflict berust voornamelijk op interviews met betrokken individuen en specialisten terzake. Vaak kunnen bronnen het enkel hebben over vermoedens en waarschijnlijkheden en spreken ze elkaar tegen. Het is ook bijna onmogelijk om namen van betrokken individuen te noemen. De meeste rapporten blijven vrij abstract, ze spreken wel van misbruiken, greed en plunderen bij de elite, maar kunnen geen namen noemen bij gebrek aan bewijzen. Slecht in een aantal gevallen zijn er bewijzen tegen bepaalde bedrijven en personen (bijv. de bewijzen tegen generaal Salim Saleh en de Victoria Group in de VN rapporten 172 ). Verder moet benadrukt worden dat de Congolese oorlogen niet veroorzaakt werden door greed of economisch motieven van elites. De oorzaken van de Congo-oorlog zijn talrijk en complex. Etnische spanningen, nationale veiligheid, politieke en strategische maar ook economische doelen, interne frustraties tegenover het Kabila-regime en het falen van de staat zijn allemaal motieven en oorzaken die meespelen bij de aanvang van de tweede Congolese oorlog. Alle actoren raakten betrokken in het conflict omwille van grievance-motieven en het is pas tijdens de oorlog dat greed-motieven begonnen mee te spelen en ze aan belang wonnen. Meer bepaald in 1999, wanneer het conflict vastliep. Van dan af moesten er inkomsten gegenereerd worden om de aanslepende oorlog te financieren. Hierdoor zagen de strijdende partijen in dat er geld verdiend kon worden in Congo en dat een oorlog niet alleen verlies hoefde te betekenen. Geleidelijk aan kregen economische motieven en greed de bovenhand 172 VN. "Report." p. 17,

55 bij sommige personen. Andere, niet-economische motieven bleven echter nog altijd meespelen in het conflict. 173 Als dominante drijfveer bij vele actoren in de tweede Congo-oorlog, hebben greed-motieven er mee voor gezorgd dat het conflict aansleepte. Iedereen die betrokken was bij de op plunderen gebaseerde Congolese oorlogseconomie had er immers belang bij dat de oorlog bleef duren. Op deze manier konden ze immers hun illegale praktijken voortzetten en geld verdienen. Als er een einde zou komen aan de oorlog en de instabiliteit in de DRC, zou de exploitatie van natuurlijke rijkdommen steeds meer gereguleerd worden. Dat zou het einde betekenen van de plunderinkomsten van bepaalde personen. 174 Dit is ook de reden waarom het transitieproces na de oorlog zo lang duurde. De overgangsperiode werd met opzet gerokken door de elites van de verschillende partijen, om nog zoveel mogelijk te kunnen plunderen alvorens een nieuwe politieke constellatie een einde zou maken aan deze praktijken. 175 Een belangrijke fout die men niet mag maken, is te veralgemenen en greed te bestempelen als dé oorzaak van de aanslepende Congo-oorlog. Niet alle strijdende partijen lieten zich na verloop van tijd leiden door greed. Veel actoren waren betrokken in de tweede Congo-oorlog om andere redenen dan economische verrijking. Als een strijdende partij een economische agenda had, betekende dat overigens niet noodzakelijk dat de partij die had om zijn elite te verrijken. Vaak diende het plunderen van Congolese rijkdommen om de oorlog te financieren en maakten enkel bepaalde individuen hier misbruik van om geld te verdienen. Het is ook niet zo dat alle individuen van een strijdende partij zich lieten leiden door greed. Zo is het goed mogelijk dat sommige leden van een bepaalde rebellenbeweging vochten voor democratie en alleen grondstoffen plunderden om hun strijd te bekostigen, terwijl andere leden van diezelfde beweging misschien achterliggende motieven hadden en erop uit waren om geld te verdienen. 176 Tot slot moet benadrukt worden dat niet alleen rebellenleiders, legerofficieren, criminele zakenlui en politici geld verdienden aan de Congolese oorlogseconomie. Miljoenen Congolezen waren voor hun overleven tijdens de tweede Congo-oorlog aangewezen op deze oorlogseconomie gebaseerd op het plunderen van Congolese rijkdommen Nest, Grignon en Kisangani. Democratic. p Trefon, Van Hoyweghen en Smis. "State." p Interview met Didier Verbruggen en Raf Custers. 176 Nest, Grignon en Kisangani. Democratic. p Vlassenroot. "Économies de guerre et entrepeneurs militaries." p. 368 en Monnier. "Introduction: Chasse Au Diamant Du Congo/ Zaïre." p

56 Het is niet het doel van dit hoofdstuk om te onderzoeken wie zich allemaal liet leiden door greed-motieven. Vaak gaat het om bepaalde bedrijven, soldaten en leden van de politieke en militaire elite. 178 Het is ook niet mogelijk om dit te doen wegens gebrek aan tijd en bronnen. Dit hoofdstuk geeft enkel een overzicht van de motieven van de belangrijkste strijdende partijen en kijkt in welke mate ze zich in hun optreden in Congo lieten leiden door greedmotieven De aanvallende partijen: Rwanda: De Rwandezen rechtvaardigden hun strijd tegen Laurent-Désiré Kabila op drie manieren: ze verantwoordden hun ingreep in de DRC als een strijd voor democratie in Congo, als een oorlog ter bescherming van de Tutsi s en als een conflict met de Hutu-rebellen in Congo die het Kagame-regime in Kigali bedreigden. Gezien het dictatoriale karakter van het Rwandese regime moet het democratische motief van Kagame in twijfel worden getrokken. De andere twee motieven waren echter reële drijfveren voor de Rwandese inval in de DRC. Deze politiek-strategische doelen lagen bovendien al aan de basis van de Rwandese invasie van Het eerste motief van Rwanda om oorlog te voeren tegen Kabila was het vinden van een oplossing voor de problematische situatie van de Banyarwanda in de Kivu provincie. 180 Al vele decennia lang waren er etnische spanningen tussen deze Banyarwanda en andere Congolese etnieën, vaak over de toegang tot gronden. Bovendien werden de Banyarwanda door het Mobutu-regime onderdrukt. 181 Na de val van Mobutu liepen de spanningen nog hoger op. Bij veel Congolezen groeiden de anti-rwandese gevoelens wegens de vele misdaden van de Rwandese bezettingsmacht. De Banyarwanda waren voornamelijk Tutsi s en werden gelijkgeschakeld met de Rwandese troepen. Bovendien vonden er wraakacties van Banyarwanda tegen andere etnische groepen plaats. Er was dus sprake van een groeiende anti- Tutsi mentaliteit in de DRC. Bovendien bedreigden de FDLR de Congolese Banyarwanda Tutsi. 182 De banden tussen de Rwandese en Congolese Tutsi s waren zeer sterk en daarom 178 Lumbi, Pierre. "Guerre en RDC. Enjeux économiques: Intérêts et acteurs. Rapport final." Kinshasa: OGT, 2000, p Longman. "The Complex Reasons for Rwanda s Engagement in Congo." p Reyntjens. "Briefing." p Mattelaar. "Vredesoperaties in Rwanda En Congo." p Dunn. "Survival." p

57 wilde Rwanda de veiligheid van deze Congolese Tutsi s garanderen. De regering Kabila was hier volgens Rwanda niet toe in staat en daarom trad Kigali op in Het streven van het door Tutsi s gedomineerde Rwandese regime om de Tutsi s in de DRC te beschermen, zou er mee voor gezorgd hebben dat de oorlog bleef aanslepen. Eens de Rwandese troepen immers Congo zouden verlaten, zouden de Banyarwanda misschien opnieuw het slachtoffer worden van etnisch geweld. Dit was in het verleden immers al eens gebeurd. 184 Het belangrijkste doel van de Rwandese strijd in de DRC was de voormalige FAR-soldaten en de Interahamwe-milities te verslaan. Deze génocidaires voerden vanuit hun basissen in Congo geregeld aanvallen uit in Rwanda en bedreigden zo Kagame s regime. Kabila toonde zich echter onvoldoende bereid om een einde te maken aan deze aanvallen. 185 Sterker nog, de situatie verergerde nadat hij aan de macht kwam. De lokale bevolking geloofde in een soort samenzwering van Tutsi s die eerst in Rwanda de macht hadden gegrepen en die nu hetzelfde probeerden in Congo waar ze de president omringden. De Maï-Maï-milities steunden de Rwandese rebellen die zich in Congo bevonden. Ook Kabila leek de Rwandese rebellen te steunen. In een aantal gevallen hielpen de FAC de rebellen door ze naar de grenzen met Burundi, Rwanda en Oeganda te vervoeren. 186 Rwanda viel Kabila s regime dus aan uit veiligheidsoverwegingen. De Rwandezen beperkten hun offensief echter niet tot de Kivu-streek. Samen met Oegandese en Burundese soldaten deed Rwanda een poging om de Congolese hoofdstad Kinshasa in te nemen. 187 De officieuze politieke motivatie en de ware reden achter de Rwandese inval in de DRC was dat de Rwandese leiding, net als bij alle landen betrokken in het conflict, een Congolees regime wilde dat hen gunstig gezind was. Dit in het kader van hun eerdervermelde twee politiek-strategische doelen, namelijk het beëindigen van etnisch geweld tegen Tutsi s en het behoud van het Kagame-regime en dus het beëindigen van de aanvallen van rebellen uit Congo. 188 Kabila stelde zich echter vanaf de herfst van 1997 steeds onafhankelijker op tegenover zijn beschermheren Kagame en Museveni. Het was bekend geraakt dat Rwanda een grote rol had gespeeld in de strijd tegen Mobutu en dat door toedoen van Rwanda en Oeganda Kabila aan de macht was gekomen. Om een einde te maken aan de geruchten dat hij slechts een pion was 183 Reyntjens. "Briefing." p Longman. "Complex." p Nzongola-Ntajala. Congo. p Reyntjens. "Briefing." p , Longman. "Complex." p Nest, Grignon en Kisangani. Democratic. p

58 van Rwanda en Oeganda, zag Kabila zich verplicht zich onafhankelijker op te stellen ten aanzien van deze twee buurlanden. De groeiende anti-rwandese gevoelens onder de Congolese bevolking speelden hier zeker ook mee. 189 Wanneer Kabila op 28 juli 1998 de terugtrekking van alle Rwandese troepen eiste (nadat hij eerder alle Rwandese officieren uit het Congolese leger had ontslaan) was de maat vol voor Kagame. Samen met Oeganda en Burundi besliste Rwanda om de ondankbare Kabila van de macht te verdrijven. 190 Een vierde reden achter het militaire optreden van Rwanda en Oeganda in Congo zou te maken hebben met invloedszones in de DRC. Tijdens de eerste Congo-oorlog hadden Rwanda en Oeganda misbruik gemaakt van de zwakte van de Congolese staat en de AFDLrebellenbeweging om invloedszones te creëren in het oosten van Congo. Dit om de bovengenoemde politiek-strategische redenen, maar ook om economische redenen. Nzongola- Ntalaja spreekt van de expansionist aims 191 van Rwanda en Oeganda. Beide landen hadden Kabila aan de macht gebracht in Congo en hadden hem daarna de rekening gepresenteerd. Kabila zou hen toegestaan hebben om zich te bedienen in de Kivu-streek. Uiteindelijk kwam Kabila terug op zijn belofte en eiste hij zelfs het vertrek van de Oegandese en Rwandese troepen. Kagame en Museveni zagen hun economische compensaties wegvallen en besloten Kabila te vervangen door een trouwere handlanger. 192 Economische motieven speelden naast de bekende geopolitieke en strategische motieven vermoedelijk een rol bij de beslissing van Kagame en Museveni om de DRC binnen te vallen. Of er in het geval van Rwanda sprake was van greed is het onderwerp van discussie. Het is in ieder geval zo dat Rwanda tijdens de oorlog heel wat geld verdiend heeft. Dit gebeurde op vier verschillende manieren. Eerst en vooral door het rechtstreeks plunderen van Congolese rijkdommen (zo verdiende Rwanda alleen al aan de coltanhandel 250 miljoen US dollar). Ten tweede via bedrijven die actief waren in Congo en waar de Rwandese staat aandelen in had. Ten derde door betalingen van de RCD-Goma aan Rwanda. Tot slot door het innen van belastingen. De inkomsten uit de Congolese oorlog volstonden ruimschoots om de oorlog te financieren. Bovendien waren er veel mensen die persoonlijk geld verdienden aan de oorlog en waren er heel wat Rwandezen die economische belangen hadden in de DRC. 193 Plundering van Congolese rijkdommen werd mogelijk gemaakt door de sterke militaire aanwezigheid van de APR in de DRC. Indien deze troepen teruggetrokken zouden worden 189 Reyntjens. "Briefing." en Turner. Congo. p Havenne. "Deuxième." p. 144, Nzongola-Ntajala. Congo. p Interview met Eric Kennes, onderzoeker aan het Afrika Instituut. 193 VN. "Report." p. 27,

59 betekende dit niet alleen een verlies van inkomsten voor de Rwandese staat en de APR, ook heel wat individuen zouden hun commerciële activiteiten moeten stopzetten. 194 Het is dus niet ondenkbaar dat een aantal mensen niet erg happig waren om een einde te maken aan de oorlog. De vraag is natuurlijk of dit nu daadwerkelijk geleid heeft tot het voortduren van de oorlog? Timothy Longman, professor in de Afrika Studies en Politieke Wetenschappen aan het Vassar College, maakt een terechte kritische kanttekening bij de genoemde veiligheidsmotieven van Rwanda. Het is immers zo dat de Rwandezen hun militaire activiteiten niet beperkten tot de grensstreek in de Kivu provincie waar de Hutu-rebellen zich bevonden. Ook in de Kasaï, Orientale, Maniema en Katanga provincies ontplooide de Rwandese troepenmacht zich. 195 Bovendien ondernam de APR weinig actie tegen de Hutu-rebellen in de Kivu-streek. 196 Sterker nog, naarmate de oorlog vorderde, verbeterden de relaties tussen de APR, de Interahamwe, ex-far en Maï-Maï. Beide kampen lieten elkaar met rust en hielden zich enkel bezig met het plunderen van rijkdommen. 197 Ook volgens Dietrich is er zowel bij de Rwandese als de Oegandese overheidselite sprake van greed. In beide landen waren de presidenten aan de macht dankzij een uitgebreid patrimonialistisch netwerk. Door de afname van de ontwikkelingssteun uit het Westen en de toenemende internationale druk tot liberalisering, beschikten de patrimonialistische heersers in Oeganda en Rwanda over steeds minder bronnen om hun netwerken financieel te onderhouden en hun bondgenoten aan zich te binden. Daarom zouden Kagame en Museveni zich steeds meer focussen op de rijkdommen van de DRC. 198 Dietrich spreekt van military commercialism 199 : In het kader van legitieme politieke en militaire motieven vielen de APR en de UPDF de DRC binnen. Na verloop van tijd veranderden de motieven en werd economische verrijking een belangrijk doel. De APR en de UDPF plunderden Congo s natuurlijke rijkdommen om zo de patrimonialistische netwerken van Kagame en Museveni te financieren en hun regimes in stand te houden. Zowel het Rwandese als het Oegandese leger gedroegen zich als commerciële actoren die uit waren op het maken van winst ten dienste van de regerende elite van hun land Samset. "Conflict." p Longman. "Complex." p Lanotte, Olivier. République Démocratique du Congo. Guerres sans frontières. De Joseph-Désiré Mobutu à Joseph Kabila. Brussel : Editions GRIP, 2003, p VN. "Final." p Dietrich. "Hard." p Dietrich. "The Commercialization of Military Deployement in Africa." 200 Dietrich. "Commercialisme Militaire Sans Éthique Et Sans Frontières." p. 334, 341, 342,

60 Raf Custers, onderzoeker bij IPIS, zegt dat het heel moeilijk is om aan te tonen dat er sprake is van greed aan Rwandese zijde. Het verschil tussen Rwanda en Oeganda de twee aanvallende landen die het sterkst betrokken waren bij het plunderen van Congolese rijkdommen is dat het in het geval van Oeganda veel duidelijker was welke individuen en instanties schuldig waren aan het plunderen van Congolese grondstoffen. Plunderen van Congolese rijkdommen is in het geval van Rwanda altijd een heel gesloten aangelegenheid geweest. Tot op de dag van vandaag zijn de meest invloedrijke figuren van het Rwandese regime en hun economische belangen niet bekend. Daarom is het niet mogelijk om te onderzoeken of er bij deze elite individuen waren die zich persoonlijk hebben kunnen verrijken aan de oorlog in Congo. 201 Volgens Verbruggen heeft Rwanda de oorlog in Congo hoofdzakelijk ingezet uit politieke motivaties. Economische belangen speelden volgens hem niet mee. Om de oorlog in Congo te financieren, plunderden de Rwandezen wel Congolese rijkdommen, maar in tegenstelling tot Oeganda verliep het Rwandese plunderproces op een vrij gestructureerde en gedisciplineerde wijze. Alle inkomsten uit Congo gingen naar de APR en haar strijd in Congo. Volgens Verbrugge is er in het geval van Rwanda geen sprake van systematische persoonlijke verrijking door de elite. 202 Olivier Lanotte, onderzoeker bij GRIP (Groupe de Recherche et d Information sur la Paix et la sécurité), stelt echter dat greed wel een reden was voor de aanslepende militaire aanwezigheid van de APR in Congo. 203 Ik ben het met hem eens. Het is immers zo dat bepaalde officieren binnen de hiërarchie van het APR gebruik maakten van hun positie om zich te verrijken door middel van plundering. Een bewijs hiervoor is het conflict tussen Rwanda en Oeganda over de diamantstad Kisangani. De APR controleerde de stad zelf en haalde veel inkomsten uit het heffen van belastingen op de diamant- en coltanhandel. De UDPF controleerde de omgeving rond Kisangani en haalde geld uit het heffen van tol aan wegversperringen. 204 De Oegandese soldaten wilden echter meer en trachtten Kisangani in te nemen. Museveni en Kagame hadden nooit bevel gegeven om slag te leveren om Kisangani en waren na de eerste gevechten reeds overeengekomen om de strijd te staken. Ze slaagden er echter maar met moeite in om hun troepen in Kisangani te controleren. Dit kwam doordat 201 Interview met Didier Verbruggen en Raf Custers. 202 Interview met Didier Verbruggen en Raf Custers. 203 Lanotte. République Démocratique du Congo. p Colla en Dallemagne "Verslag." p

61 lokale officieren, zowel aan Rwandese als Oegandese zijde, de rijkdommen van Kisangani wilden controleren voor hun persoonlijk gewin. 205 Hoewel de hierboven besproken politieke en strategische motieven het begin van de oorlog langs Rwandese zijde verantwoorden, volstaan ze niet om de voortdurende aanwezigheid van de APR in Congo te verklaren. Ik ben het eens met Longman wanneer hij zegt dat de mogelijkheid tot persoonlijke verrijking ervoor zorgde dat Rwandese troepen in Congo bleven en dat Kigali de RCD-Goma bleef steunen. Geld dat werd verdiend met het plunderen van Congolese rijkdommen en goederen werd niet enkel gebruikt voor het financieren van de oorlog, maar verdween ook in de zakken van hooggeplaatste individuen die daarom de oorlog wilden laten voortduren. 206 Als besluit kan men over Rwanda en eigenlijk over alle andere betrokken partijen zeggen dat er geen zekerheid bestaat over de motieven van de elite om oorlog te voeren in Congo. Er was zeker sprake van greed en economische motieven langs Rwandese zijde, maar of dit nu het geval was bij de elite die daarom besliste ten oorlog te trekken? Of doken greed-motieven pas later op bij de elite die daarom de oorlog liet aanslepen? Of kwam greed voornamelijk voor bij de troepen in Congo die geld verdienden met plunderen maar geen invloed hadden op de duur van het conflict? De verschillende secundaire maar ook primaire bronnen spreken elkaar hierover tegen en halen allemaal goede argumenten aan. De masterproef is echter eerder geneigd om de visie van de meest recente werken en de geïnterviewde experts te volgen en te concluderen dat greed zeker een rol speelde op alle niveaus van de gouvernementele en militaire structuren. Greed was echter niet de reden waarom Rwanda de oorlog startte. Later transformeerde de oorlog naar een conflict over de controle van grondstoffen door de greed-motieven aan Rwandese zijde. De greed van de elite was mee de reden waarom de oorlog zo lang aansleepte Oeganda: Officieel viel Oeganda Congo binnen om de ADF- (Allied Democratic Forces), WNBF- (West Nile Bank Front) en NALU- (National Army for the Liberation of Uganda) rebellenbewegingen uit te schakelen. Vanuit hun basissen in de Congolese grensstreek deden deze rebellengroepen geregeld invallen in Oeganda en bedreigden ze het regime van Museveni. 207 Een tweede officiële reden die werd aangevoerd als verklaring voor de 205 Interview met Didier Verbruggen en Raf Custers. 206 Longman. "Complex." p. 136, ICG. "Congo at War. A Briefing on the Internal and External Players in the Central African Conflict." Brussel/ Nairobi: International Crisis Group, Democratic Republic of the Congo Report N 2,

62 Oegandese invasie, was dat Oeganda net als Rwanda de Congolese Banyarwanda wilde beschermen. In werkelijkheid was er van deze twee redenen niet veel aan. Oeganda bezette immers niet alleen de Congolese grensstreek. De UDPF ontplooide zich tot duizend kilometer van de Oegandese grens en trachtte Kinshasa te veroveren. 208 Bovendien steunde Museveni de MLC die tot ver in het westen van de DRC opereerde. Tot slot had Laurent-Désiré Kabila het Oegandese leger toegang gegeven tot de Congolese grensstreek om af te rekenen met de ADF en de NALU. Een oorlog was dus niet nodig om deze rebellen te bestrijden. 209 Een tweede motief achter het optreden van Oeganda in Congo zou van ideologische aard zijn. Museveni zou zich willen hebben profileren als vrijheidsstrijder en brenger van democratie zoals hij dit eerder in Oeganda zelf had gedaan. Twee zaken argumenteren tegen deze stelling. Ten eerste trad Museveni aanvankelijk niet op tegen Mobutu, de dictator bij uitstek. Het was pas toen Rwanda zich volledig in de strijd wierp dat Oeganda op de kar sprong. Ten tweede was Museveni zelf een dictator die een uitgebreid patrimonialistisch netwerk rondom zich had uitgebouwd. 210 Het zou wel kunnen dat Museveni deze ideologische kaart uitspeelde om zijn populariteit bij de Oegandese bevolking op te krikken. In ieder geval speelde dit ideologische motief slechts een beperkte rol in het besluit van Oeganda om Congo binnen te vallen, als het al een rol speelde. De ware reden waarom Oeganda deelnam aan de tweede Congolese oorlog had te maken met de alliantie tussen de regimes van Kagame en Museveni. 211 Beide presidenten hadden nauwe banden en steunden elkaar in het behoud van hun macht. 212 Het Rwandese RPF-regime werd bedreigd door de FDLR in Congo en voornamelijk daarom viel Rwanda het land binnen. Rwanda kreeg echter veel tegenstand in de DRC en leek het niet te zullen halen. Museveni en zijn NRM (National Resistance Movement) konden het zich politiek niet veroorloven dat het RPF-regime in Rwanda zou vallen. Vandaar de beslissing om mee te strijden aan de zijde van de APR. Het NRM had immers veel tegenstand in het thuisland en langs de grens met Congo. Als er op de koop toe een vijandig regime in buurland Rwanda aan de macht zou komen, zou dit de ondergang van Museveni kunnen betekenen. 213 Bovendien zou de val van het RPFregime in Rwanda een vluchtelingenstroom van Rwandese Tutsi s naar Oeganda kunnen veroorzaken, net als in Dit zou de toestand in Oeganda kunnen destabiliseren, wat 208 Prunier, Gérard. "L Ouganda et les Guerres Congolaises." Politique Africaine 75 (1999): 43-59, p. 43, Clark, John. "Museveni s Adventure in the Congo War. Uganda s Vietnam?" In The African Stakes of the Congo War, edited by John Clark, New York: Palgrave Macmillan, 2002, p. 148, Clark. "Museveni s Adventure in the Congo War." p Clark. "Museveni." p. 151, Clark, John. "Explaining Ugandan Intervention in Congo: Evidence and Interpretations." The Journal of Modern African Studies, Vol. 39, No. 2. (Jun., 2001): , p Nest, Grignon en Kisangani. Democratic. p

63 Museveni wilde vermijden. 214 In het kader van de Oegandese nationale veiligheid en met het oog op het behoud van zijn regime in Oeganda, besloot Museveni Rwanda te steunen in Congo. Is er nu sprake van greed langs Oegandese zijde? Eerst en vooral maakte de Oegandese staat geen winst aan de oorlog in Congo. Integendeel, de groei van de Oegandese economie vertraagde zelfs af na Het is wel zo dat veel kopstukken uit de Oegandese elite geld verdienden aan het plunderen van Congolese rijkdommen. 215 De plunderopbrengsten werden immers niet enkel gebruikt voor het financieren van de oorlog, maar vooral voor de verrijking van de militaire en politieke elite rond Museveni. Deze elite wilde dat de oorlog zou blijven duren en dat de UDPF in Congo bleef. 216 Een eerste bewijs van greed bij de Oegandese militaire en politieke elite is de eerder besproken strijd om Kisangani. Het tweede bewijs wordt geleverd door de Porter-commissie. Het eindrapport van deze commissie bevat als bijlage een brief van generaal Kazini, stafchef van het Oegandese leger in de DRC. Hierin zegt hij: It is true that some officers were getting excited about doing business in Congo from the beginning but it was discouraged. 217 De stafchef van de UDPF geeft dus letterlijk toe dat er van in het begin UDPF-officieren waren die maar al te graag naar Congo wilden om zaken te doen. Toch ontkent de Porter-commissie de beschuldiging van de VN-rapporten dat Oegandese officieren door hun aanwezigheid in Congo tijdens de eerste Congo-oorlog zeer goed wisten wat er in Congo te rapen viel en daarom maar al te graag Congo voor een tweede maal wilden binnenvallen. De betrokkenheid van de UDPF in de eerste Congo-oorlog bleef volgens de Porter-commissie beperkt tot het noordoosten van Congo en duurde slechts heel even. Verder ontkracht de commissie de beschuldigingen van de VN-experts met het argument dat de Congolese rijkdom aan grondstoffen een publiek geheim was en dat men niet in de DRC hoefde geweest te zijn om dit te weten. 218 Ook Clark gaat in tegen de VN-rapporten door te zeggen dat er bewijzen zijn dat de UDPF aanvankelijk net niet happig was om te gaan vechten in de DRC en dat greed niet meespeelde aan Oegandese zijde in het begin van de oorlog. 219 In deel worden echter het tegendeel bewezen en blijkt dat het VN-panel van experts waarschijnlijk gelijk had. 214 Shearer. "Africa's Great War." p Clark. "Museveni s Adventure in the Congo War. Uganda s Vietnam?" p , VN. "Report." p. 20, Porter. "Juridicial." p Porter. "Juridicial." p Clark. "Museveni." p ,

64 Als conclusie zouden we kunnen stellen dat Museveni besloot om Congo binnen te vallen vanuit politiek-strategische motieven. Om zijn macht in eigen land te behouden, wilde Museveni de NALU en ADF uitschakelen en Kagame in de DRC steunen. Binnen de militaire en politieke top van Oeganda waren er echter mensen met een verborgen economische agenda. Eenmaal in Congo profiteerde een deel van de Oegandese militaire en politieke elite ervan om zich te verrijken met het plunderen van Congolese rijkdommen. Er is dus sprake van greed bij de Oegandese elite die daarom belang had bij het voortduren van de tweede Congolese oorlog Burundi: Over de oorlogsmotieven van Burundi is weinig informatie te vinden. Dit heeft te maken met de beperkte rol die het land speelde in de tweede Congolese oorlog. Hetzelfde zien we bij Namibië. Burundi was zeker betrokken bij het plunderen van Congolese rijkdommen. Vanaf het begin van de tweede Congo-oorlog begon het land immers hout, diamant, coltan en goud uit te voeren. Met uitzondering van hout kwamen al deze grondstoffen niet voor in Burundi. 220 In het addendum bij hun eerste rapport stelt het VN-panel wel dat het geen bewijzen kon vinden voor een verband tussen de plundering van Congolese natuurlijke rijkdommen door Burundi en de voortdurende aanwezigheid van het Burundese leger in Congo. Het lijkt erop dat de FAB (Forces Armées de Burundi) enkel aanwezig was in de DRC om te strijden tegen de verschillende Burundese rebellenbewegingen die opereerden in de Congolese grensstreek en geregeld invallen deden in Burundi (voornamelijk de FDD). 221 Bovendien had Burundi enkel troepen in de grensstreek met Congo en niet daarbuiten zoals Rwanda en Oeganda. In het geval van Burundi zou er geen sprake zijn van greed. Eventuele inkomsten uit het plunderen van Congolese rijkdommen gingen naar het financieren van de oorlog en niet naar de elite De rebellen: Ik bespreek in dit deel enkel de vier belangrijkste rebellenbewegingen: de RCD, de RCD- Goma, de RCD-ML en de MLC. Ik doe dit wegens een gebrek aan bronnen over de andere twee rebellengroepen, de RCD-Nationale en RCD-Populaire. De RCD en MLC (de eerste twee rebellenbewegingen) verantwoordden hun opstand tegen Kabila met politieke motieven. Zij streden om het dictatoriale regime van Kabila omver te werpen en democratie te installeren in de DRC. Naarmate de oorlog vorderde, raakten de 220 VN. "Report." p. 7, VN. "Addendum." p Lanotte. République. p

65 rebellengroepen steeds meer verdeeld. Zo splitste de RCD zich op in verschillende facties. De redenen voor deze verdeeldheid waren niet zozeer van politieke aard (hoewel grievances ook meespeelden). De nieuwe rebellen groepen verantwoordden hun oorlog immers met dezelfde politieke motieven. De eerste reden voor de verdeeldheid onder de rebellen heeft te maken met de verschillende economische agenda s van de bewegingen. Om hun oorlog te financieren, hingen de rebellen immers niet alleen af van de steun van hun patroons Rwanda en Oeganda, ze plunderden ook de natuurlijke rijkdommen in het door hen bezette gebied. Dit zorgde voor het ontstaan van op plunderen gebaseerde patronagenetwerken van de rebellenleiders die zich lieten leiden door greed. De verschillende rebellenbewegingen streden daarom onderling voor de controle over gebied omwille van economische motieven. Een tweede reden waarom de rebellenbewegingen opsplitsten heeft te maken met de houding van Rwanda en Oeganda die de rebellengroepen zo nauw mogelijk wilden controleren en daarom steeds nieuwe leiders naar voor schoven of nieuwe rebellenbewegingen oprichtten. 223 a) RCD-Goma: De vroegere RCD was een samenraapsel van verschillende Congolese groepen die om uiteenlopende redenen tegen Laurent-Désiré Kabila waren en daarom de zijde van Rwanda, Burundi en Oeganda kozen. Grievance-motieven speelden bij een deel van de RCD-leiders zeker mee. De eis voor democratie en later de wens om onafhankelijker te opereren van hun patroons Rwanda en Oeganda, zette de intellectuelen rond Wamba dia Wamba aan om tot twee maal toe een nieuwe rebellengroep te vormen. Ook de Congolese Tutsi s die de RCD en de latere RCD-Goma domineerden hadden legitieme grievance-motieven voor hun strijd in de DRC. Onder Laurent-Désiré Kabila werden hun eisen naar macht en erkenning en hun klachten over etnisch geweld tegen hun entische groep door het regime in Kinshasa genegeerd. De ex-faz en de Mobutu-elite (de derde groep binnen de RCD) die onder Kabila geen macht meer had, streed ook mee. Deze voormalige elite streed echter voornamelijk mee vanuit greed-motieven: zij wilden hun macht, en dus hun bron van rijkdom, terugwinnen. 224 De RCD-Goma hing voor zijn inkomsten af van de steun van Rwanda en het plunderen van Congolese rijkdommen. Dit plunderen gebeurde in samenwerking met het APR. Het is niet duidelijk hoe de verdeling van de winst verliep. Ondanks het feit dat Rwanda een quasimonopolie op de economische activiteiten in Oost-Congo had, beschikte de RCD-Goma 223 Afoaku. "Congo s Rebels." p. 119, Kennes. "Democratic." p

66 over een vrij onafhankelijk netwerk van bedrijven en handelaars dat voor inkomsten zorgde. 225 Ondanks de aanvankelijke grievance-motieven werd greed bij de RCD-elite, en later de RCD- Goma-elite, een steeds belangrijkere drijfveer. Inkomsten uit het plunderen van Congolese rijkdommen en het heffen van belastingen gingen vooral naar de leiders van de RCD- Goma. 226 Bovendien werkten veel officieren van de RCD-Goma samen met Rwandese officieren om bedrijven op te starten in Oost-Congo. De winsten van deze bedrijven gingen naar de officieren en niet naar de RCD-Goma. Er is dus zeker sprake van greed bij de RCD- Goma-elite en deze hebzucht droeg bij tot het voortduren van het Congolese conflict. 227 b) RCD-ML: Net als de RCD-Goma werkte de RCD-ML nauw samen met zijn patroon Oeganda voor het genereren van inkomsten. Oeganda had wel veel meer greep op de economische activiteiten van de RCD-ML dan Rwanda had over de operaties van de RCD-Goma. Net als de RCD- Goma haalde de RCD-ML zijn inkomsten uit het plunderen van natuurlijke rijkdommen en de financiële steun van Oeganda. Er zaten zeker en vast economische motieven achter de strijd van de RCD-ML. De belangrijkste bron van inkomsten was het heffen van belastingen in de handelstad Bunia. Vandaar dat de RCD-ML daar zijn hoofdkwartier vestigde. 228 Over greed bij de RCD-ML zijn geen bronnen beschikbaar. Vermoedelijk ging het er echter op dezelfde manier aan toe als bij andere rebellenbewegingen. Ze hadden aanvankelijk allemaal goede bedoelingen, maar na verloop van tijd lieten vele leiders zich leiden door greed en probeerden ze zich te verrijken met het plunderen van Congolese grondstoffen. c) MLC: De MLC werd opgericht rond een aantal jonge intellectuelen die streefden naar democratie. Achter de schermen waren het echter mensen uit de Equateur provincie die ten tijde van Mobutu deel uitmaakten van de elite die de plak zwaaiden. Het beste voorbeeld hiervan is de leider van de MLC, Jean-Pierre Bemba. Bemba s vader was een van de rijkste zakenmannen van Congo. Bemba junior en senior maakten voor 1997 deel uit van de elite rond Mobutu. Er was een grievance-motief dat deze twee zeer verschillende groepen (progressieven en reactionairen) verbond, namelijk gebrek aan deelname aan de macht. Kabila positioneerde enkel zijn naasten op de hoogste posten binnen de DRC. Het ging meestal om mensen die 225 Nest, Grignon en Kisangani. Democratic. p Nest, Grignon en Kisangani. Democratic. p VN. "Addendum." p. 23, Nest, Grignon en Kisangani. Democratic. p

67 afkomstig waren uit Katanga, Kabila s thuisbasis. Mensen uit de Equateur werden geweerd uit het bestuur en eisten deelname aan de macht. 229 De belangrijkste inkomstenbron voor de MLC waren het plunderen van grondstoffen en de financiële steun van Oeganda. Bij de MLC was er onmiskenbaar sprake van greed. De leiders van de rebellenbeweging waren allemaal rijke zakenlui en ex-mobutisten die grote economische belangen hadden in het noorden van Congo. Het Kabila-regime had deze belangen geschaad door de ex-mobutisten de macht te ontnemen, bij sommigen bezittingen te confisqueren en hen belastingen op te leggen. Hun economische belangen verdedigen was een van de voornaamste redenen waarom de MLC werd opgericht De DRC en haar bondgenoten: Op basis van het principe de vijand van mijn vijand is mijn vriend, sloten Angola, Namibië en Zimbabwe een bondgenootschap met Laurent-Désiré Kabila tegen de aanvallende partijen. Dit terwijl Kabila s medestanders en de aanvallende landen vroeger bondgenoten waren tegen Mobutu. 231 Onder het mom van solidarititeit binnen de SADC (Southern African Development Community) een samenwerkingsverband tussen Zuid-Afrikaanse landen snelden Namibië, Angola en Zimbabwe hun mede SADC-lid te hulp. Hieronder zal echter blijken dat elk land eigen motieven had om militair tussenbeide te komen in de tweede Congo-oorlog Angola: Angola s relaties met Laurent-Désiré Kabila waren verre van goed. Volgens Thomas Turner, professor aan de Victoria Commonwealth University, zou het zelfs kunnen dat Angola de moord op Laurent-Désiré Kabila beval. 233 Toch koos het land er in 1998 voor om aan de zijde van de DRC te strijden. Angola deed dit om een aantal redenen. De hoofdreden waarom Angola Laurent-Désiré Kabila en later diens zoon steunde in het Congo-conflict, heeft te maken met de strijd van het MPLA-regime (Movimento Popular para a Libertação de Angola) in Luanda tegen de rebellenbeweging UNITA. De UNITA zou volgens de Angolese inlichtingendienst banden hebben gehad met de Congolese rebellen en hun patroons. De verschillende rebellengroepen zouden elkaar steunen. 234 Bovendien zouden Rwanda en Oeganda de UNITA ook steunen. Zo werd de vice-president van de UNITA, 229 Kennes. " Democratic." p Nest, Grignon en Kisangani. Democratic. p Reyntjens. "Briefing." p Dunn. "Survival." p Turner, Thomas. Angola s Role in the Congo War. In The African Stakes of the Congo War, edited by John Clark, New York, 2002, p Reyntjens. "Briefing." p

68 Antonio Dembo, voor het begin van de tweede Congo-oorlog in Kigali gespot. Jonas Savimbi, de leider van de UNITA, had dan weer Oeganda bezocht. Angola vreesde dat de UNITA van de verovering van de DRC door Rwanda, Oeganda, Burundi en de rebellen zou profiteren om haar machtsbasis in Congo te versterken. Voor de eerste Congo-oorlog gebruikte de UNITA Congo immers al als uitvalsbasis voor invallen in Angola. 235 Angola steunde Kabila omdat hij hen steunde in de strijd tegen de UNITA. Angola maakte bovendien gebruik van de oorlog in de DRC om meteen ook de UNITA in Congo zelf te bestrijden. Angola wilde met zijn militaire aanwezigheid in de DRC komaf maken met de diamantnetwerken waarmee de UNITA geld verdiende. Door de rebellenbeweging economisch te treffen, wilde het regime in Luanda de UNITA verslaan. De rebellenbeweging zocht steun bij Rwanda en Oeganda en sloot met beide landen een bondgenootschap. Angola was vrij succesvol in de oorlog tegen de UNITA en slaagde erin de rebellenbeweging ernstig te verzwakken. In 2000 was de rebellenbeweging verslagen als een conventionele militaire macht. Ze voerde echter nog steeds een guerrillaoorlog tegen het MPLA-regime. 236 Naarmate de oorlog vorderde groeide de ontevredenheid van Luanda tegenover Laurent- Désiré Kabila. Ten eerste vond Angola dat Laurent-Désiré Kabila onvoldoende inspanning leverde om de UNITA te bestrijden. Ten tweede was de MPLA teleurgesteld in de Congolese president omdat hij er ondanks alle steun die hij kreeg niet in slaagde de overhand te halen in het Congo-conflict. Toen Kabila ten slotte niet bereid was om vrede te sluiten wanneer Angola dat wilde, werd waarschijnlijk beslist hem te elimineren of in ieder geval toe te laten dat hij werd vermoord. 237 Net als de regerende elite van Rwanda en Oeganda wilde de MPLA enkel een Congolese machthebber die hen trouw was. Dit voor het zelfbehoud van het MPLAregime in Angola. Een tweede motief van de MPLA dat in mindere mate meespeelde bij de betrokkenheid van Angola in de DRC-oorlog, was dat Angola, meer dan de andere landen die betrokken waren bij het conflict, belang had bij stabiliteit in de DRC. Het land deelde immers een enorm lange grens met Congo. Indien de DRC zou destabiliseren, zouden de gevolgen ook merkbaar zijn in Angola. De MPLA vreesde dat het conflict zich zou verplaatsen naar Angola. 238 Bovendien was het MPLA-regime er niet mee gediend dat Rwanda en Oeganda zonder goedkeuring in de achtertuin van Angola een oorlog waren begonnen Nzongola-Ntajala. Congo. p Turner. "Angola s Role in the Congo War." p Turner. "Angola s Role in the Congo War." p Nzongola-Ntajala. Congo. p Nest, Grignon en Kisangani. Democratic. p

69 Naast politiek-strategische motieven speelde de Angolese economische agenda ook een rol in het tweede Congo-conflict. Zo steunde het Luanda-regime Laurent-Désiré Kabila ook om de Angolese olie- en diamantvelden aan de grens met Congo te beveiligen. 240 Door in te grijpen in de DRC wilde de MPLA ook de Angolese investeringen in Congo beschermen tegen de rebellen, Oeganda, Rwanda en Burundi. 241 Bovendien had Angola van Laurent-Désiré Kabila een financiële compensatie gekregen voor zijn oorlogsinspanningen in DRC. Via het bedrijf Sonangol-Congo had Angola belangen in de Congolese olie-industrie. Sonangol-Congo was een joint venture tussen COMIEX (Compagnie mixte d import-export) 242 en Sonangol. 243 COMIEX was een bedrijf dat toebehoorde aan Kabila en zijn elite. Tijdens de oorlog functioneerde COMIEX als het voornaamste platform van de Congolese overheid voor economische samenwerking met haar bondgenoten. 244 De winsten van COMIEX gingen echter niet naar de staat maar naar Kabila en zijn elite. 245 Sonangol was het Angolese staatsbedrijf voor het ontginnen van olie dat onder controle van de Angolese president stond. 246 Angola trachtte ook compensaties te krijgen in de Congolese diamantsector. In 2002 probeerde de regering in Luanda diamantconcessies te verkrijgen van de DRC-overheid als compensatie voor haar deelname aan de Congolese oorlog. Er werd geregeld onderhandeld tussen de Angolese en Congolese regering over de oprichting van een joint venture om een Congolese diamantconcessie te ontginnen, deels ten voordele van de Angolese staat. Bovendien eiste de regering in Luanda compensaties van de DRC voor de grote hoeveelheid diamanten die illegaal uit Angola werden gesmokkeld en in de DRC werden verhandeld. Angola heeft echter nooit concessies gekregen als compensatie. 247 Angola had dus economische belangen in Congo die het tijdens de oorlog probeerde te verdedigen, maar was er nu sprake van greed? Een deel van de Angolese politieke en militaire elite kon zich inderdaad verrijken door het plunderen van Congolese rijkdommen. Zo gingen de opbrengsten van Angolese plunderoperaties in samenwerking met de Congolese overheid en COMIEX voornamelijk naar kopstukken binnen het regime en niet naar de staatskas of het 240 Lanotte. République. p Nzongola-Ntajala. Congo. p Zie deel voor meer informatie over dit bedrijf. 243 VN. "Addendum." p Misser, François en Olivier Vallée. "Du scandale zaïrois au Congo gemmocratique." Cahiers Africains/ Afrika Studies (2000): 27-45, p. 40 en Kennes, Eric. "Le secteur minier au Congo: «deconnexion» et descente aux enfers." In L afrique Des Grands Lacs. Annuaire , edited by Marysse Stefaan en Filip Reyntjens, Parijs: l'harmattan, , p Interview met Didier Verbruggen en Raf Custers. 246 VN. "Addendum." p Samset. "Conflict." p

70 financieren van de oorlog. 248 De plunderinkomsten werden gecontroleerd door de Angolese president, Dos Santos, die dankzij dit geld in staat was zijn regime in Angola aan de macht te houden. Bovendien zouden bepaalde Angolese generaals dankzij de oorlog voet aan de grond hebben gekregen in de Congolese diamanthandel, net zoals ze dat in Angola hadden gedaan. 249 Er was dus sprake van greed bij een deel van de Angolese elite. Toch was dit niet de voornaamste drijfveer van de MPLA om de Kabila-regimes te steunen. De strijd tegen de UNITA was de belangrijkste beweegreden voor Angola s strijd in de DRC. De greed van de Angolese elite speelde geen rol in het aanslepen van de oorlog. Integendeel, Angola stuurde aan op vrede Namibië: Net als Angola koos Namibië uit vrees voor de UNITA de zijde van Laurent-Désiré Kabila in het Congolese conflict. De Namibische overheid vreesde dat de UNITA sterker zou worden in een Congo zonder Laurent-Désiré Kabila en dat het conflict van de MPLA en de UNITA zich daardoor zou verplaatsen naar Namibië. Voor de tweede Congo-oorlog opereerde UNITA immers al op Namibisch grondgebied. Door samen met Angola en de DRC te strijden tegen de UNITA en haar bondgenoten, de Congolese rebellen en hun patroons, wilde Namibië voorkomen dat de UNITA ook sterk werd in Namibië. Bovendien gaf de UNITA ook steun aan een afscheidingsbeweging in de Namibische Caprivi-strook. 250 Namibië had dus een gegrond politiek-strategisch doel om deel te nemen aan de oorlog in Congo. Bovendien waren de economische belangen van Namibië in de Congolese oorlog zeer beperkt: gezien de kleinschalige Namibische militaire aanwezigheid (er zijn nooit meer dan 2000 Namibische troepen gestationeerd geweest in de DRC) kreeg het land in 1999 slechts een beperkte compensatie van Laurent-Désiré Kabila, ook al liepen de kosten voor Namibië op tot zo n 72 miljoen US dollar (over deze compensaties in de vorm van een diamantconcessie en daarmee verbonden greed wordt in deel meer uitleg gegeven). Dit alles wil echter niet zeggen dat er geen officieren waren die profiteerden van het conflict om zich door plunderen te verrijken. 251 Meer informatie over greed aan Namibische zijde is niet beschikbaar. 248 Dunn. "Survival." p Turner. " Angola." p Nzongola-Ntajala. Congo. p VN. "Addendum." p. 18,

71 De DRC: De economische belangen van de DRC waren tijdens de oorlog nauw verweven met de politieke belangen. Tijdens de tweede Congo-oorlog had het Kabila-regime ongeveer een derde tot de helft van zijn grondgebied verloren aan de aanvallende krachten. 252 Dit betekende een groot verlies aan belastingsinkomsten voor de Congolese staat. Bovendien nam de buitenlandse steun aan de DRC in 1998 sterk af omdat de grote donorlanden negatief stonden tegenover de Congolese regering. 253 Dit terwijl het Kabila-regime net zeer afhankelijk was van deze internationale hulp. Bovendien kwam het leeuwendeel van de financiële hulp aan de DRC, voor de oorlog, van Rwanda. Laurent-Désiré Kabila verloor dus ook nog eens zijn belangrijkste steunverlener. Door dit alles zag de Congolese regering haar inkomsten drastisch verminderen. Tegelijkertijd moest de DRC een zware oorlogsinspanning leveren. Hiervoor was snel veel geld nodig. Daarom ging Kabila op zoek naar inkomsten. 254 Om aan geld te komen, deed de Congolese regering twee zaken. Ten eerste verhoogde ze de belastingen in het gebied dat nog onder regeringscontrole stond. Vooral op consumptiegoederen werden de taksen verhoogd. In 2000 kwam 75% van de overheidsinkomsten uit belastingen, slechts 3% kwam van de belangrijkste parastatale bedrijven MIBA (Societé Minière de Bakwanga) 255 en Gécamines (Générale des Carrières et Mines) Een tweede manier waarop de Congolese overheid aan fondsen voor de oorlog kwam, was door samen te werken met buitenlandse bedrijven om grondstoffen te ontginnen die snel winst opleverden (bijv. diamant). Later in de oorlog ging de Congolese overheid meer rekenen op de parastatale bedrijven voor inkomsten. 258 Het probleem was echter dat deze parastatalen het steeds moeilijker kregen: de productie en de winst daalden, de schulden stapelden zich op. 259 De Congolese regering nam tijdens de oorlog verschillende economische maatregelen. Deze waren niet enkel gericht op het creëren van nieuwe inkomsten voor de overheid. De DRC was immers een failed state waar politici, criminelen en warlords profiteerden van de oorlog en de zwakte van de Congolese staat om zich te verrijken. Meestal gebeurde dit door het plunderen van rijkdommen (al dan niet in samenwerking met buitenlandse bedrijven) of door het 252 Zie: figuur 4 op p. 45 en figuur 5 in de bijlagen. 253 Laurent-Désiré Kabila weigerde immers de Congolese schulden, gemaakt onder Mobutu, te betalen. 254 Nest, Grignon en Kisangani. Democratic. p en Dunn. "Survival." p Parastataal bedrijf voor industriële diamantontginning. 256 Parastataal bedrijf voor het ontginnen van koper, zink, tin, uranium en kobalt. 257 Nest, Grignon en Kisangani. Democratic. p Nest, Grignon en Kisangani. Democratic. p Dunn. "Survival." p

72 toeëigenen van publieke fondsen. 260 Het was dus niet alleen om de oorlog te financieren dat de elite maatregelen nam om de staatsinkomsten te verhogen. Ze deed dit ook omdat er dan meer staatsinkomsten zouden zijn waarvan zij zou kunnen profiteren. Een van de individuen die van de oorlog profiteerde om zich te verrijken was Laurent-Désiré Kabila zelf. Net als Mobutu bouwde deze Congolese president een patronagenetwerk uit om zijn macht op te stoelen. Om zijn cliënten aan zich te binden had Kabila veel geld nodig, dit haalde hij onder meer uit het plunderen van Congolese rijkdommen. 261 De DRC bevocht de aanvallende partijen niet alleen. Ook tijdens de oorlog bleef het regime van Laurent-Désiré Kabila sterk afhangen van buitenlandse hulp. 262 Angola, Zimbabwe en in mindere mate Namibië zetten hun troepen in aan de zijde van de Congolese president. De drie landen kregen hiervoor een vergoeding in de vorm van concessies en participaties in Congolese parastatale bedrijven. De vergoeding stond in verhouding tot de geleverde oorlogsinspanning Zimbabwe: Aangezien Zimbabwe niet aan de DRC grenst, werd het land niet direct bedreigd door de situatie in Congo. Het was dus niet uit nationale veiligheidsoverwegingen dat Zimbabwe ingreep ten voordele van Kabila. De motieven van Zimbabwe waren van bij het begin voornamelijk van economische aard. 264 Dit wil niet noodzakelijk zeggen dat er ook van bij het begin sprake was van greed. Een eerste economische reden voor de interventie van Zimbabwe was dat Kabila s ADFL een grote schuld had bij Zimbabwe. Tijdens de eerste Congo-oorlog had de ADFL miljoenen US dollar geleend van Zimbabwe om militair materieel, voedsel en medicijnen te kopen voor de troepen. De goederen werden geleverd door ZDI (Zimbabwean Defence Industries), de commerciële tak van het Zimbabwaanse leger, de ZDF (Zimbabwean Defence Force). 265 Zimbabwe vreesde dat deze schuld niet terugbetaald zou worden indien het Kabila-regime zou worden afgezet. 266 Het bedrag dat de DRC verschuldigd was, wordt geschat tussen de 40 en de 200 miljoen US dollar. 267 Volgens Michael Nest, co-auteur van het boek The 260 Nest, Grignon en Kisangani. Democratic. p Interview met Didier Verbruggen en Raf Custers. 262 Dunn. "Survival." p Nest, Grignon en Kisangani. Democratic. p Koyame, Mungbalemwe en John Clark. The Economic Impact of the Congo War. In The African Stakes of the Congo War., edited by John Clark, New York: Palgrave Macmillan, 2002, p Kennes. "Le secteur minier au Congo: «deconnexion» et descente aux enfers." p Shearer. "Africa." p Reyntjens. "Briefing." p

73 Democratic Republic of the Congo. Economic Dimensions of War and Peace, bedroeg de schuld 145 miljoen US dollar. 268 Een tweede economisch motief van Zimbabwe om aan de zijde van Laurent-Désiré Kabila te strijden was om de Zimbabwaanse investeringen in de DRC veilig te stellen. Na de eerste Congolese oorlog had het nieuwe Kabila-regime alle concessies en contracten die goedgekeurd waren in de voorgaande periode nietig verklaard. Alle contracten moesten opnieuw onderhandeld worden, vele werden niet vernieuwd. De Zimbabwaanse bedrijven hadden sinds Kabila aan de macht kwam veel geïnvesteerd in de Congolese economie (vooral in de mijnsector) en vreesden dat het scenario van 1997 zich zou herhalen als Kabila verslagen zou worden door de rebellen. Het waren voornamelijk de zakenpartners van Mugabe en officieren van de UDPF die veel geld in de Congolese mijnsector hadden geïnvesteerd en het risico liepen dit geld te verliezen. 269 Een eerste politiek motief achter Zimbabwe s militaire interventie was dat het land zich opnieuw wilde profileren als regionale grootmacht. In eerste instantie probeerde Zimbabwe dit te doen binnen het SADC, waar Mugabe de laatste jaren veel van zijn leiderschap had verloren aan Nelson Mandela. 270 De SADC was voornamelijk bedoeld als een samenwerkingsverband voor de ontwikkeling van Zuid-Afrikaanse landen. In het SADCverdrag was echter een clausule inzake collectieve veiligheid opgenomen. Die bepaalde dat de leden de DRC moesten helpen wanneer het land door buitenlandse machten werd aangevallen. 271 Zimbabwe wilde zijn macht ook laten zien aan opkomende regionale machten zoals Oeganda en Rwanda die gesteund en gepromoot werden door de VS. 272 Een tweede politieke reden waarom Zimbabwe ingreep in de DRC was dat het Mugaberegime zich weer populair wilde maken bij de Zimbabwanen. Jaren van economisch wanbeleid, eenpartijsysteem en corruptie hadden de levensstandaard van het Zimbabwaanse volk sterk doen dalen. Met een succesvolle militaire interventie hoopte de Zimbabwaanse politieke elite de Zimbabwanen weer achter zich te krijgen. 273 Deze strategie had echter het omgekeerde effect gezien veel Zimbabwanen net tegen de militaire aanwezigheid van Zimbabwe in de DRC waren Nest, Grignon en Kisangani. Democratic. p Reyntjens. "Briefing." p Lanotte. République. p Nest, Grignon en Kisangani. Democratic. p Reyntjens. "Briefing." p VN. "Addendum." p Lanotte. République. p

74 Bij Zimbabwe was er zeker sprake van greed. Door de achteruitgang van de Zimbabwaanse economie en meer specifiek de mijnsector, bleef er voor de elite in Zimbabwe niet veel meer over om te plunderen. Veel individuen keken daardoor met begerige ogen naar de DRC. 275 Bij bepaalde leden van de elite was er dus sprake van greed. In welke mate dit de uiteindelijk beslissing om Kabila te steunen heeft beïnvloed, is niet geweten. In ieder geval had de Zimbabwaanse militaire elite grote commerciële belangen in de DRC. Mugabe moedigde reeds tijdens de tweede Congo-oorlog Zimbabwaanse bedrijven aan om te investeren in Congo. Het land wilde niet dezelfde fout maken als in Mozambique. In dat conflict had Zimbabwe ook de regering gesteund. Na de oorlog waren het echter Zuid- Afrikaanse bedrijven die profiteerden van de economische opportuniteiten. Mozambique gaf de Zimbabwaanse bedrijven geen geprivilegieerde toegang tot haar economie. In Zimbabwe vreesde men dat Kabila hetzelfde zou doen na de tweede Congolese oorlog. Na de eerste Congo-oorlog had hij zich immers ook afgekeerd van zijn bondgenoten Rwanda en Oeganda. Daarom wilde Zimbabwe er deze keer snel bij zijn. 276 Zimbabwe kreeg bovendien voor zijn oorlogsinspanningen in Congo concessies toegekend. Door middel van plundering van Congolese grondstoffen kon Zimbabwe zijn militaire optreden in Congo financieren. De kosten van de oorlog die in 2000 al opliepen tot 200 miljoen US dollar. Het meeste geld dat verdiend werd met het plunderen van Congolese rijkdommen verdween echter in de zakken van de Zimbabwaanse elite. 277 Eigenlijk betaalden de Zimbabweanen voor de inspanningen van hun leger in de DRC en ging de elite rond Mugabe met de compensaties aan de haal Maï-Maï milities: Over de economische agenda van de Maï-Maï beweging is weinig geweten. Deze milities werden aanvankelijk opgericht om te strijden tegen de bezetters en om de lokale bevolking te beschermen tegen het geweld dat hen werd aangedaan. Greed zou voor deze milities geen motief zijn geweest. Integendeel, de Maï-Maï beweging streed net tegen de aanvallende krachten omdat van hen werd gedacht dat ze enkel in Congo waren omwille van de economische motieven van de elite. Een van de doelen van deze Maï-Maï was net om de 275 VN. "Addendum." p Nest, Grignon en Kisangani. Democratic. p. 41 en Rupiya, Martin. A Polititical and Military Review of Zimbabwe s Involvement in the Second Congo War. In The African Stakes of the Congo War., edited by John Clark, New York: Palgrave Macmillan, Nzongola-Ntajala. Congo. p Koyame en Clark. "The Economic Impact of the Congo War." p

75 rebellenbewegingen, Rwanda, Oeganda en Burundi de toegang tot de Congolese rijkdommen te ontzeggen. 279 Al snel vervielen de milities echter in dezelfde praktijken als de rebellen en startten ze met plunderen van grondstoffen en het heffen van belastingen om aan geld te raken voor hun oorlog. De milities werden ook gesteund door de Kabila-regering die hen regelmatig bevoorraadde met vliegtuigen. Inkomsten gingen op patrimonialistische wijze niet enkel naar de oorlog maar kwamen ook in de handen van de leiding. 280 Niet al het geld ging echter naar de elite. Zo zouden de leiders van de Maï-Maï milities in het geheim connecties hebben gehad met landen uit het Midden-Oosten. In ruil voor militair materieel zouden Congolese natuurlijke rijkdommen geleverd zijn en handelsafspraken gemaakt zijn VN. "Addendum." p Nest, Grignon en Kisangani. Democratic. p. 48, VN. "Addendum." p

76 Hoofdstuk 4: De rol van de diamant in de tweede Congo-oorlog ( ): 4.1. Voorgeschiedenis: De Congolese diamantsector tot 1998: Hoe verliep de Congolese diamanthandel? Eerst en vooral moet er een onderscheid gemaakt worden tussen twee verschillende productiewijzen: de industriële en de artisanale productiewijze. Dit verschil was er al voor de oorlogen en bestaat nog steeds. De dag van vandaag ligt de industriële diamantproductie echter nagenoeg volledig stil en wordt de hele diamantsector gedomineerd wordt door de artisanale productie. 282 De eerste diamanten werden in 1907 ontdekt in de Kasaï provincie. Al snel werden ook in andere delen van Belgisch Congo diamanten gevonden. Aanvankelijk was enkel industriële diamantontginning door een staatsbedrijf mogelijk. In de koloniale periode stond het Belgische bedrijf Forminière (Société Internationale Forestière et Minière du Congo) in voor de ontginning van diamant in Belgisch Congo. Mbuji-May was toen al het belangrijkste centrum van de Congolese diamantsector. De diamanthandel bloeide en reeds in 1929 was Belgisch Congo de grootste diamantexporteur ter wereld, na Zuid-Afrika. 283 Na de onafhankelijkheid van Congo werden alle diamantmijnen verenigd in het bedrijf MIBA. In 1967 nationaliseerde Mobutu alle mijnbouwbedrijven. 284 MIBA werd een parastatale. Via het staatsbedrijf Gécamines was 80% in handen van de Zaïrese overheid. De overige 20% was van het Belgische SIBEKA, een dochterbedrijf van Union Minière (het huidige Umicore). 285 MIBA zou van dan af de belangrijkste diamantconcessies in de streek rond Mbuji-May exploiteren. Bovendien had het bedrijf het exclusieve recht op prospectie en onderzoek naar eventuele nieuwe diamantafzettingen in een gebied van km² in de Kasaï provincie. Aangezien artisanale diamanthandel tot 1982 zo goed als illegaal was, had MIBA een quasimonopolie op de ontginning van diamanten in Zaïre. De Zuid-Afrikaanse diamantgigant De Beers had een monopolie op de export van Zaïrese diamanten via haar lokale filiaal Britmond (British Diamond Distributors). 286 Tot in 1982 werd er hard opgetreden tegen de zo goed als illegale artisanale diamanthandel. Deze artisanale diamanthandel was echter niet verboden. De diamanten die door creuseurs werden ontgonnen, mochten echter enkel verkocht worden in zones waar zich een aankoopfiliaal van De Beers bevond. Het was wel verboden artisanale diamanten te transporteren tussen verschillende zones. Aangezien niet elke zone een aankoopbureau van 282 Interview met Didier Verbruggen en Raf Custers. 283 Global Witness. "Same." p Kennes, Eric. "Footnotes to the Mining Story." Review of African Political Economy (2002): Peleman, Johan. "Zaïre: de privatisering van de machtswissel." Antwerpen: IPIS, 1997, p Leclercq."Le rôle économique du diamant dans le conflict congolais." p. 47,

77 De Beers had, was het zeer moeilijk om op legale wijze betrokken te zijn bij de artisanale diamanthandel. Het gevolg hiervan was dat er voor 1982 veel diamantensmokkel was en dat een aanzienlijk deel van de diamanthandel toen al in de informele sector plaatsvond. Vaak gebeurde de smokkel in samenwerking met corrupte overheidsambtenaren die de illegale diamanthandel oogluikend toestonden in ruil voor een deel van de winst. 287 Op vijf november 1982 liberaliseerde de Zaïrese overheid de diamantsector. Het exportmonopolie van De Beers werd opgehieven. Van dan af mochten alle Zaïrezen diamanten uit Zaïre exporteren indien ze beschikten over een exportlicentie. Bovendien werd de artisanale diamanthandel volledig gelegaliseerd. Vanaf 1982 had elke Zaïrese burger het recht om diamanten te ontginnen en in zijn bezit te hebben. 288 Het doel van deze hervormingen was dubbel. Eerst en vooral wilde Mobutu met deze maatregel een einde maken aan de diamantsmokkel en de informele diamanthandel inperken, zodat de Zaïrese overheid (lees: Mobutu en zijn elite) meer inkomsten konden genereren uit de Zaïrese diamanthandel. 289 Ten tweede moest de vrijmaking van de diamantmarkt ervoor zorgen dat handelaars en producenten de beste prijs per karaat kregen voor hun diamanten. 290 Hogere opbrengsten in de diamantverkoop betekenden meer belastingsinkomsten voor de Zaïrese staat. Er moest immers steeds een bepaald percentage van de verkoopsprijs als taks betaald worden. Het resultaat van de liberalisering van de diamantsector was een explosieve toename van de artisanale diamantproductie. 291 Geleidelijk aan stak de artisanale diamantproductie de MIBA-productie voorbij in omvang (zoals de onderstaande tabel aantoont). Dit kwam door de algemene achteruitgang van de Zaïrese formele economie sinds 1974 en de opkomst van de informele economie. Door de teloorgang van de eens zo dominante Zaïrese koperindustrie werd diamant steeds belangrijker als Congolees exportproduct. 292 Ook al werd MIBA niet getroffen door dezelfde crisis als haar tegenhanger in de koperindustrie, Gécamines, toch daalde het productieniveau van het bedrijf steeds verder. Bovendien werd de parastatale door de politieke elite beroofd van al haar winsten. Hierdoor ontbrak het MIBA aan investeringen, waardoor de productie verder achterging ten opzichte van de artisanale diamantproductie. Diamant werd echter steeds belangrijker in de Congolese economie, zeker in de informele economie. MIBA produceerde steeds minder en bijgevolg vulde de artisanale (grotendeels informele) diamantsector de 287 Dietrich. "Hard." p. 5 en Global Witness. "Same." p Global Witness. "Same." p Dietrich. "Hard." p Leclercq. "Rôle." p Lumbi en Daito. "La gestion des ressources minières en RCD." p Marysse en André. "Guerre." p

78 leemte. Zo ging de artisanale sector geleidelijk aan het grootste deel van de Congolese diamantproductie uitmaken. 293 Jaar MIBA-productie (Mln. US dollar) Artisanale diamantproductie (Mln. US dollar) Tabel 3: De Congolese diamantexport in de periode ( ) (GECOB. "Le nouvel ordre politique et les enjeux économiques du conflit en République Démocratique du Congo. Mise en perspective du dialogue intercongolais." Brussel: Groupe d'expertise Congolaise de Belgique, 2001, p ) Hoe ging de artisanale diamanthandel voor 1998 in zijn werk? Een onbekend aantal zelfstandige Congolezen ontgonnen de diamanten in rivieren en mijnen, ze werden creuseurs of artisans genoemd. Hun exacte aantal is onbekend, maar ramingen hebben het over een à een miljoen. De creuseurs ontgonnen voornamelijk de alluviale diamantafzettingen die overal in Congo voorkwamen. 294 Het was immers niet rendabel om deze afzettingen op industriële wijze te exploiteren. Dit in tegenstelling tot kimberliet diamantafzettingen die door MIBA werden geëxploiteerd. 295 De artisans stonden een deel van hun opbrengst af aan de lokale chef die de mijn controleerde, aan de eigenaar van de artisanale diamantconcessie (vaak de chef), aan lokale ambtenaren en occasonieel ook aan militairen en lokale politiediensten. Al deze taksen gingen niet naar de staat maar naar de lokale elite. Vervolgens verkochten de creuseurs wat hun nog restte aan diamanten aan een tussenpersoon of négociant. Deze verzamelde de diamanten van verschillende creuseurs en verkocht de diamanten in grotere hoeveelheden door Leclercq. "Rôle." p. 47 en Colla en Dallemagne "Verslag." p Diamantafzetting ontstaan door het afzetten van materiaal door een rivier. Deze afzettingen zijn makkelijk te ontginnen. 295 Diamantafzetting ontstaan door vulkanische activiteit. Deze afzettingen zitten diep in de grond en kunnen enkel ontgonnen worden op industriële manier. 296 Interview met Didier Verbruggen en Raf Custersen en Leclercq. "Rôle." p. 62,

79 De négociant was ofwel verbonden aan een bepaalde comptoir waar hij zijn diamanten rechtstreeks aan verkocht, ofwel was hij een zelfstandige handelaar. In dat geval verkocht hij zijn edelstenen aan de hoogst biedende groothandelaar. Deze groothandelaars ging dan met de diamanten naar de exportbedrijven of comptoirs. Vaak verkochten de négociants hun diamanten aan dezelfde groothandelaars. Zo ontstonden verschillende diamantnetwerken. In ieder geval bereikten de Congolese diamanten op deze manier via een zeer ingewikkelde keten de aankoopbureaus van de comptoirs in de grote Congolese diamantcentra (bijv. Kisangani). Van daaruit werden de edelstenen naar de hoofdfilialen in Kinshasa getransporteerd en uiteindelijk geëxporteerd. 297 De comptoirs waren niet noodzakelijk verbonden aan een vaste klant in het buitenland. Vaak verkochten ze hun diamanten aan een veertigtal ondernemingen in verschillende landen. De connecties tussen de verschillende bedrijven in het buitenland en de comptoirs in de DRC zijn niet duidelijk. Het ging vaak om banden die volledig gebaseerd waren op mondelinge afspraken en vertrouwensrelaties. 298 Aan de liberalisering van de Zaïrese artisanale diamanthandel hingen strenge voorwaarden vast. Controle gebeurde door het eerder vermelde CNE. Om te beginnen mochten enkel Zaïrezen diamanten ontginnen en verhandelen in Zaïre. Ten tweede moesten alle exportbedrijven over een licentie beschikken. De comptoirs moesten een exportbelasting betalen van 3% per karaat. Verder moesten diamantexporteurs een eenmalige waarborg betalen van tot US dollar, afhankelijk van de periode waarin het bedrijf opgestart werd. Naar gelang van de omvang van de comptoir moest er ook nog een jaarlijkse belasting betaald worden van tot US dollar. Daar bovenop kwam nog een jaarlijkse waarborg van US dollar. Tot slot moest er een taks van US dollar betaald worden per buitenlandse persoon die voor de comptoir werkte. Ook de creuseurs moesten belastingen betalen. Zij betaalden 0,16% op elke verkochte karaat, net als de négociants. Deze négociants moesten ook nog een jaarlijkse belasting betalen van , 1.200, 120 of 60 US dollar, afhankelijk van de omvang van hun aankoopbedrijf. 299 Door het falen van de Zaïrese staat werden er meestal geen belastingen betaald aan overheidsinstellingen en speelde de artisanale diamanthandel zich grotendeels af in de informele sector. De Zaïrese diamanthandel verliep via ingewikkelde, zeer informele ketens met eigen regels en gebruiken, waar vele verschillende instanties en individuen via allerlei 297 Interview met Didier Verbruggen en Raf Custersen en Leclercq. "Rôle." p. 62, Dietrich. "Hard." p Leclercq. "Rôle." p. 60, 61 en Lumbi en Daito. "Gestion." p. 10,

80 taksen en corrupte praktijken geld uit haalden. 300 De artisanale diamantsector had een sterk cliëntelistisch karakter net als in alle andere sectoren van Zaïre en later de DRC. Op alle niveaus van de diamanthandel waren er mensen die betalingen eisten. 301 Het volstond niet voor hoofd van een bepaald diamantnetwerk meestal verbonden aan een comptoir om goede zakenrelaties te onderhouden met leden van de politieke elite om zijn handel te laten draaien. Op lokaal niveau moesten ook een hele reeks lagere functionarissen te vriend gehouden worden met omkoperijen. 302 De informele taksen die artisans moesten betalen, kwamen reeds eerder aan bod. Vaak werden diamanten ook naar de buurlanden gesmokkeld om daar gereëxporteerd te worden. Op deze manier trachtte men de hoge belastingen in Zaïre te ontduiken. Zo opende De Beers verscheidene exportbureaus in Congo-Brazzaville nadat het zijn monopolie op de export van Congolese diamanten kwijtspeelde. Diamanten uit Zaïre werden immers vaak naar Congo-Brazzaville gesmokkeld omdat de belastingen daar lager waren. 303 In 1997 kwam Laurent-Désiré Kabila aan de macht in Congo. Veel veranderde er niet. MIBA bleef bestaan in haar oude vorm en behield haar mijnrechten. Het enige wat hervormd werd, was de commercialisering van de MIBA-diamanten. Britmond had immers nog steeds een exportmonopolie op de totale MIBA-productie. Vanaf 1997 werd de MIBA-productie echter per openbaar opbod verkocht. Het CNE veilde van dan af de MIBA-diamanten. Veel veranderde deze maatregel echter niet. De Beers deed immers meestal het hoogste bod. 304 Ook de informele diamanthandel bleef grotendeels hetzelfde. De structuur bleef ongewijzigd en het enige wat veranderde, waren de leiders van de diamantnetwerken. Mobutu s elite moest nu plaatsruimen voor die van Kabila. Net als Mobutu gebruikte de nieuwe president de diamant om zijn patronagenetwerk te financieren. 305 Ook tijdens de tweede Congolese oorlog veranderde er niet veel aan de informele diamantnetwerken. In overheidsgebied bleef de informele keten bijna volledig dezelfde. In het door de aanvallende krachten bezette gebied veranderden enkel de mensen aan de top van de ketens. Rwandese en Oegandese legerofficieren en rebellenleiders stonden van dan af aan het hoofd van de diamantnetwerken. Het waren de militairen van de aanvallende krachten die vanaf dan belastingen op de diamanthandel hieven en een deel van de diamanten van de 300 Interview met Didier Verbruggen en Raf Custers. 301 Kennes. "Democratic." p Leclercq. "Rôle." p Dietrich, Christian. "Hard Currency. The Criminalized Diamond Economy of the Democratic Republic of the Congo and Its Neighbours." In The Diamond and Human Security Project, edited by Ian Smillie, St. Ottawa: Partnership Africa Canada, 2002, p Lumbi en Daito. "Gestion." p. 9, 10 en Leclercq. "Rôle." p. 49, Dietrich. "Hard." p

81 creuseurs en de négociants voor zichzelf opeisten. 306 Bij MIBA veranderde er niets, aangezien het bedrijf in de Kasaï provincie actief was en haar concessies dus in handen van de DRC bleven De strijdende partijen betrokken bij de diamanthandel: De beschikbaarheid van informatie over de rol van de diamanthandel in de tweede Congolese oorlog is uiteenlopend voor de verschillende actoren in het conflict. Over sommige strijdende partijen is veel informatie beschikbaar (bijv. de DRC), over anderen niet (bijv. de RCD-ML). Voor een aantal actoren zijn er zelfs geen bronnen beschikbaar over hun betrokkenheid bij de het plunderen van Congolese diamanten. Daarom bespreekt dit hoofdstuk de RCD-Populaire, RCD-ML, de FDLR en de Maï-Maï niet. De RCD-National komt slechts terloops ter sprake. Ook Angola wordt niet besproken. Alle informatie over de eventuele rol van Angolezen bij het plunderen van Congolese diamant werd reeds gegeven in deel Tot slot wordt ook de RCD niet besproken. De RCD raakte immers opgesplitst in mei 1999 en het is pas vanaf augustus 1999 dat diamant een rol begon te spelen in het Congolese conflict (zie deel ). Hierdoor zijn er geen bronnen beschikbaar over de eventuele betrokkenheid van de RCD bij het plunderen van Congolese diamanten. Het volgende hoofdstuk probeert te onderzoeken in welke mate de verschillende strijdende partijen betrokken waren bij het plunderen van Congolese diamanten tijdens de tweede Congo-oorlog. Voor de ene partij zal de uiteenzetting uitgebreider en gedetailleerder zijn dan voor de andere, afhankelijk van de beschikbare bronnen. Zekerheid is er vaak niet over de rol van de diamanthandel in de tweede Congo-oorlog. Vaak gaat het om vermoedens. Het is ook belangrijk om te weten dat de verschillende besproken bedrijven en individuen niet de enige zijn die zich schuldig hebben gemaakt aan het plunderen van Congolese diamant. Het zijn gewoon de misbruiken waar informatie over beschikbaar is. Deze casussen dienen als illustratie van hoe het er in de diamantsector aan toeging tijdens de oorlog. De DRC is een reusachtig land en bovendien een failed state zonder een behoorlijk werkende administratie, daardoor is het onmogelijk om alle misdrijven met betrekking tot het plunderen van diamant te noemen Rwanda: Het plunderen van Congolese rijkdommen door Rwanda, Oeganda, Burundi en de rebellen kan opgedeeld worden in twee fases. De eerste fase deed zich voor van september 1998 tot augustus De aanvallende troepen en de rebellen plunderden toen op grote schaal de 306 Interview met Mark Van Bockstael. 81

82 Congolese grondstoffenvoorraden. De grondstoffen werden naar de aanvallende landen getransporteerd en van daaruit geëxporteerd. Niet alleen grondstoffen, maar ook geld, machines en auto s werden gestolen. Het plunderen gebeurde niet door op hol geslagen soldaten. Integendeel, het gebeurde met de aanmoediging of toch minstens met de goedkeuring van de legerleiding die de plundering vaak van bovenaf coördineerde. De VNrapporten spreken over de fase van mass-scale looting 307. In deze eerste plunderfase speelde diamant nog geen grote rol. Eens alle beschikbare voorraden van Congolese natuurlijke rijkdommen uitgeput waren, schakelden de bezetters over op nieuwe, meer systematische plundermethodes. In deze fase speelde diamant wel een rol. 308 Het verschil tussen de plundernetwerken van Oeganda en Rwanda is dat het plunderen aan Rwandese kant gedisciplineerder en meer systematisch verliep. De Congolese grondstoffen werden geplunderd door een aantal sleutelbedrijven die onderlinge banden hadden. Zo werden ze allemaal geleid door dezelfde hooggeplaatste figuren die goede relaties hadden met officieren van de APR. Verder was het Rwandese plundernetwerk ook op verschillende manieren verbonden met het plundernetwerk van de RCD-Goma. Bovendien controleerde de APR ook de RCD-structuren. In het geval van Rwanda kunnen we spreken van een soort piramidaal, relatief goedgestructureerd en efficiënt plundernetwerk. Bovenaan het plundernetwerk van de APR stond de Congo Desk, een instelling binnen het Rwandese leger die verantwoordelijk was voor de economische belangen van de APR in de DRC. Deze instelling controleerde het plunderen in Congo. 309 Het grote bewijs dat Rwanda betrokken was bij het plunderen van Congolese diamanten is dat het land vanaf het begin van de oorlog diamanten begon te exporteren. Dit terwijl er geen diamanten werden ontgonnen in Rwanda. 310 Tabel 4: De Rwandese diamantexport ( ) (VN. "Report of the Panel of Experts on the Illegal Exploitation of Natural Resources and Other Forms of Wealth of the Democratic Republic of the Congo." 1-56: VN, 2001, p. 25.) 307 VN. "Report." p VN. "Report." p VN. "Report." p VN. "Report." p

83 In het geval van Rwanda moet het belang van de Congolese diamanthandel tijdens het tweede Congolese conflict gerelativeerd worden. Ondanks het feit dat het een van de belangrijkste Congolese diamantcentra (Kisangani) en een aantal belangrijke diamantmijnen in de oostelijke Kasaï provincie controleerde, heeft de Rwandese staat nooit veel geld verdiend aan het rechtstreekse plunderen van de Congolese diamant. 311 De Rwandezen zijn er net als de Oegandezen nooit goed in geslaagd om de verschillende diamantnetwerken die actief waren in de DRC te controleren. 80% van de winsten van zo n diamantnetwerk bleven immers bij de Congolezen. 312 Door de enorme hoge graad van informalisering in de diamantsector was het controleren van de in- en uitgangen van diamantnetwerken het enige wat de APR kon doen. 313 Bijgevolg bracht de Congolese diamantsector vooral geld op door het heffen van belastingen op bedrijven, een aantal grote mijnen en de comptoirs in Kisangani en door het uitvaardigen van licenties aan comptoirs. 314 Van 1998 tot 2000 moesten diamantverkoopers in het door de APR gecontroleerde gebied 5% van de waarde van de diamanten als belasting betalen aan de militaire administratie. Vanaf 2001 werden de belastingen verhoogd tot 10%. 5% procent ging van dan af naar de RCD-Goma, de rest naar de APR-administratie. Op deze manier financierde de diamantsector de Rwandese strijd in de DRC. 315 Tot juli 2000 waren er verschillende comptoirs in Kisangani waar de APR via de Congo Desk belastingen van inde. De Congo Desk probeerde echter meer controle te krijgen op de zo goed als volledig informele diamanthandel door exportmonopolies toe te kennen aan een aantal comptoirs. Op deze manier was het gemakkelijker om de belastingsinkomsten uit de diamantsector te controleren. Zo kende de APR in juli 2000 een exportmonopolie toe aan de comptoir Nassour en de comptoir Arslanian. 316 Nassour, de eigenaar van de gelijknamige comptoir, zou de leider zijn van een internationaal crimineel diamantnetwerk dat ook opereerde in het niet bezette deel van de DRC. 317 Later werd het monopolie van de Nassourcomptoir geschrapt en werd een licentie uitgereikt aan een nieuw exportbedrijf, de Belcocomptoir. 318 De maatregelen van Rwanda om meer geld te verdienen aan de Congolese diamanthandel leidden tot een toename van smokkel en fraude net zoals in het door de overheid 311 Leclercq. "Rôle." p. 70, Colla en Dallemagne. "Verslag. Verslagen van de openbare hoorzittingen." p Interview met Eric Kennes. 314 Dietrich. "Hard." p Colla en Dallemagne "Verslag." p. 88 en Samset. "Conflict." p VN. "Report." p VN. "Final." p VN. "Addendum." p

84 gecontroleerde deel van de DRC (zie deel ). Zeker vanaf 2001 groeide de diamantsmokkel vanuit het door de APR bezette gebied naar de CAR, Congo-Brazzaville, Oeganda en het door de UDPF, maar ook het door de Congolese overheid gecontroleerde gebied van de DRC. Dit kwam doordat de belastingen in deze gebieden en landen lager lagen en de diamantsector er minder streng gereguleerd was. 319 De toename van de diamantsmokkel vanuit het Rwandese DRC-gebied is heel duidelijk te zien aan de diamantexportcijfers van Rwanda en Oeganda. Vanaf 2001 daalt de Rwandese diamantexport sterk, terwijl die van Oeganda nagenoeg verdubbelt tot een exportwaarde van 3,8 miljoen US dollar. 320 Cijfergegevens over hoeveel Rwanda exact verdiende aan het heffen van belastingen op de Congolese diamanthandel zijn niet bekend. Wel weet men dat Rwanda van 1999 tot 2001 jaarlijks zo n twee miljoen US dollar verdiende aan de belastingen op de comptoirs in Kisangani. 321 In vergelijking met wat Rwanda aan coltan verdiende, is dit bedrag echter te verwaarlozen. Er wordt immers geschat dat Rwanda van begin 1999 tot eind 2000 op een periode van 18 maanden zo n 250 miljoen US dollar verdiende met de coltanhandel. Aangezien het Rwandese militaire budget maar 70 miljoen US dollar per jaar bedroeg volstond dit bedrag ruimschoots om de kosten van de oorlog in de DRC te dekken. 322 Rwanda verdiende veel meer aan grondstoffen als coltan en goud omdat deze sectoren veel gemakkelijker te controleren waren. Zo ging bijvoorbeeld maar 50% van de winsten van de coltanhandel naar de Congolezen. 323 Bovendien lieten de Rwandezen op grote schaal Congolezen voor hun rekening werken in de coltan- en goudmijnen. Dit gebeurde niet in de diamantsector. 324 In vergelijking met de opbrengsten uit de coltanhandel is het geld dat de Rwandese staat verdiende aan belastingen op de diamanthandel en met de rechtstreekse diamanthandel een peulenschil. Diamant speelde dus niet zo n belangrijke rol bij het financieren van de Rwandese oorlog in Congo. Wie wel veel geld verdienden aan het plunderen van Congolese diamanten, waren Rwandese en Congolese Tutsi zakenlui die banden hadden met APRofficieren. 325 In het door de APR en RCD-Goma bezette gebied waren er twee manieren waarop individuen geld konden verdienen aan de Congolese diamanthandel. Eerst en vooral werd een deel van de 319 Samset. "Conflict." p. 472 en Dietrich. "Hard." p VN. "Addendum." p VN. "Report." p VN. "Report." p. 27, 29, Samset. "Conflict." p VN. "Report." p Leclercq. "Rôle." p. 70,

85 belastingsinkomsten afgeroomd door de verschillende echelons van de APR en de troepen van de RCD-Goma. Rwandese soldaten dwongen creuseurs of négociants om een deel van hun diamanten af te staan als taksen. Een deel verdween in de zakken van de militairen en de rest ging naar de hogere financiële administraties, die ook hun deel namen. 326 Sommige officieren lieten creuseurs zelfs rechtstreeks voor zich werken. In een aantal gevallen gebruikten de Rwandezen ook gevangenen. De dwangarbeiders werden door de officieren ingezet om zowel goud, coltan als diamant te delven in de verschillende mijnen in het door de APR bezette gebied. Belastingen van comptoirs en grote handelaars bleef ook plakken aan de vingers van ambtenaren, soldaten en officieren, de rest ging naar de Congo Desk. 327 In al deze gevallen is er sprake van greed. Soldaten en zeker officieren konden zich verrijken dankzij hun militaire aanwezigheid in de DRC. Het is echter niet de greed waarover het greed and grievance-debat gaat. Dat debat gaat over greed in een conflict: de elite laat zijn troepen in een ander land plunderen voor eigen rekening. In de hier boven gesproken gevallen gaat het om persoonlijke greed op lokaal niveau. Elk schakel van de militaire hierarchie houdt een deel van de inkomsten uit de diamanthandel achter voor zichzelf. Deze vorm van plunderen kan gezien worden als een vorm van patrimonialisme en komt zoals we later zullen zien bij alle strijdende partijen terug. Lokale of individuele greed speelde niet noodzakelijk mee in het verlengen van het Congolese conflict. De lokale militairen hadden immers weinig invloed op de beslissing om de APR terug te trekken uit de DRC. 328 Een tweede manier waarop Rwandezen zich persoonlijk konden verrijken aan de Congolese diamanthandel was via participatie in informele diamantnetwerken. Een van de netwerken waar we informatie over hebben, is dat van Ali Hussein. 329 Ali Hussein was de schoonbroer van Abdul Karim, de belangrijkste zakenpartner van Khanaffer. Deze Khanaffer was leider van de zogenaamde filière libanaise 330. Dit smokkelnetwerk voor diamanten werd al in 1995 opgedoekt door de Zaïrese overheid. Een negentigtal betrokkenen, waaronder Khanaffer, werden uit Zaïre verbannen. Dankzij zijn goede banden met Mobutu en diens generaals Baramoto en Nzimbi, kon Khanaffer echter al enkele weken later terugkeren en zijn illegale diamanthandel voortzetten. Via zijn schoonbroer was Hussein verbonden met het netwerk van Khanaffer voor wiens comptoir Sitcombine hij werkte. Hussein coördineerde zijn smokkelnetwerk vanuit het hotel Milles Collines te Kigali. Verschillende bronnen getuigen 326 Interview met Mark Van Bockstael. 327 Colla en Dallemagne. "Verslag. Verslagen van de openbare hoorzittingen." p Interview met Koen Vlassenroot. 329 In deel zullen we Hussein nog terug zien wanneer we het hebben over het Oegandese Victoria-netwerk. 330 Lumbi. "Guerre en RDC." p

86 dat er bij de transacties vaak een raadgever van de Rwandese president aanwezig was die meer dan eens deelnam aan het handeltje van Hussein. 331 Een tweede manier waarop Paul Kagame betrokken zou geweest zijn bij het plunderen van Congolese diamant was via het diamantnetwerk rond Sanjivan Ruprah. Ruprah was een diamanthandelaar die ook diamantconcessies had in Tshikapa (Kasaï provincie), Banalia (in de buurt van Kisangani) en in Poko (Orientale provincie). Voor de tweede Congo-oorlog had hij al relaties met Rwandezen in de diamanthandel. Ruprah zou toegegeven hebben samen met twee andere handelaars diamanten gekocht te hebben van Kagame in hoogsteigen persoon. Verder had Ruprah ook banden met James Kabarebe, commandant van de APR in de DRC, door wie hij beschermd werd. Bovendien zou Ruprah via zijn vrouw verwant zijn met Adolphe Onusumba, de leider van de RCD-Goma. 332 De handelsrelatie tussen Ruprah, Kagame en mogelijk ook Onusumba en Kabarebe is een goed voorbeeld van hoe de Rwandese elite zich persoonlijk verrijkte aan de Congolese diamanthandel en hoe de plundernetwerken van de RCD-Goma en de APR in elkaar overvloeiden. Ruprah was niet enkel verbonden aan de Rwandese elite en haar diamantnetwerken, maar had via zijn aandeel in COMIEX ook banden met Kabila en de belangen van de Congolese elite in de diamantsector. 333 Hij kon bovendien ook gelinkt worden aan de Oegandese plundernetwerken rond Salim Saleh. Tot slot werkte Ruprah samen met Branch Energy. Dit Angolese diamantexploitatiebedrijf leverde de nodige expertise en het materieel voor de ontginning van Ruprah s concessies. 334 Ruprah is een typisch voorbeeld van hoe criminele zakenlui tijdens het tweede Congo-conflict zoveel mogelijk geld probeerden te slaan uit het plunderen van onder meer de Congolese diamantsector en daarbij niet terugschrokken om van verschillende walletjes te eten. Een tweede voorbeeld van een diamantnetwerk waar Rwandezen bij betrokken waren, was het kleine netwerk rond STIPAG. Deze Congolese onderneming was eigendom van mijnheer Mbugiye (voornaam onbekend). De handelsactiviteiten van het STIPAG-netwerk werden mogelijk gemaakt door de collaboratie van het bedrijf met majoor Kazura, hoofd van de veiligheidsdienst van de APR in de DRC, en majoor Gatete. Beide officieren waren ook betrokken bij een aantal andere bedrijven en netwerken die Congolese rijkdommen 331 Lumbi. "Guerre." p. 5, 6, 8, 9, 13, Dietrich. "Hard." p. 39 en Kennes. "Secteur." p Lutundula. " Assemblée Nationale. Commission spéciale chargée de l'examen de la validité des conventions à caractère économique et financier. Conclués pendant les guerres de et de 1998." p Kennes. "Secteur." p

87 plunderden. 335 STIPAG is een uitstekend voorbeeld van hoe ook Rwandese militairen met een minder hoge rang hun macht in de DRC misbruikten om via een aantal bedrijven en Congolese collaborateurs geld te verdienen. De opbrengsten uit de rechtstreekse diamanthandel en het taxeren van de diamantsector waren vrij beperkt voor de Rwandese staat en bleven bovendien vaak hangen bij de verschillende niveaus van de APR. De rol van de diamanthandel in het financieren van het conflict moet dus gerelativeerd worden. De diamanthandel zou aan Rwandese zijde wel op een andere manier een rol gespeeld kunnen hebben in het tweede Congo-conflict. Een aantal hooggeplaatste Rwandese politici en militairen verdienden immers grof geld met de Congolese diamanthandel en hadden dus belang bij het voortduren van het conflict. Toch moet ook deze rol van de Congolese diamantsector in het conflict gerelativeerd worden. In vergelijking met andere Congolese grondstoffen viel er met Congolese diamanten immers niet zoveel te verdienen Oeganda: Het verschil tussen Rwanda en Oeganda op het vlak van plunderen van Congolese rijkdommen, is dat het er aan Oegandese zijde minder systematisch en gedisciplineerd aan toeging. In het geval van Oeganda was het niet de overheid maar de legertop die het plundernetwerk in de DRC controleerde. Deze legertop deed dit in samenwerking met de rebellenleiders die aan hun kant stonden. Aan Oegandese zijde waren het voornamelijk hooggeplaatste militairen en criminele zakenlui die genoten van de opbrengsten van het plunderen van Congolese rijkdommen. Plunderopbrengsten werden nauwelijks gebruikt voor het financieren van de Oegandese oorlog in de DRC. 336 De diamanthandel heeft echter aan Oegandese zijde op een heel andere manier een rol gespeeld in het tweede Congolese conflict. Sommige Oegandese officieren (vaak naasten van Museveni) waren goed op de hoogte van het economisch potentieel van de Congolese diamantsector. Zij gingen in 1998 naar de DRC met een verborgen agenda. Het is goed mogelijk dat deze hooggeplaatste figuren Museveni geadviseerd hadden om militair in te grijpen in Congo, al dan niet in alle eerlijkheid over hun economische motieven. Een goed voorbeeld is de broer (en tevens militaire adviseur) van president Museveni, generaal Khaleb Akandwanaho beter bekend als Salim Saleh. Salim Saleh had al sinds de eerste Congolese oorlog van belangen in de Congelese diamantsector via zijn bedrijf Caleb International. Tijdens de Congolese oorlog kan Salim Saleh in verband gebracht worden met 335 VN. "Report." p VN. "Report." p

88 allerlei plundernetwerken. Hij liet zich dus leiden door greed en het is goed mogelijk dat hij zijn broer Museveni adviseerde om Congo binnen te vallen. 337 Een eerste bewijs voor het feit dat de Oegandese militaire elite zich al van meet af aan liet leiden door greed-motieven, is dat het Oegandese leger in het begin van de oorlog zo snel mogelijk de diamantrijke gebieden wilde bezetten. Dit kan natuurlijk ook gebeurd zijn om strategische redenen. De diamantsector was immers zeer belangrijk voor het Kabila-regime (zie deel ). Een tweede bewijs is dat Salim Saleh, Muhoozi Kainerugabe (de zoon van Museveni) en generaal James Kazini (stafchef van het Oegandese leger en commandant van de UDPF-troepen in de DRC) in de maanden voor het begin van de oorlog regelmatig gesignaleerd werden in de DRC. Deze drie zouden zich tijdens de tweede Congolese oorlog op grote schaal verrijkt hebben met het plunderen van Congolese diamant. 338 Van Kazini is bovendien geweten dat hij al veel langer handelsbelangen had in Congo. Hij wist dus maar al te goed waar er geld viel te verdienen in de DRC. Kazini was de rechterhand van Salim Saleh, die het Oegandese plundernetwerk controleerde. Het was Kazini die alle plunderactiviteiten organiseerde en financierde. Hij had bovendien banden met heel wat machtige Congolezen, zoals bijvoorbeeld Jean-Pierre Bemba van de MLC. Dit alles maakte het voor Kazini mogelijk om een uitgebreid netwerk uit te bouwen dat zich onder meer bezighield met het plunderen van diamant. Zelfs nadat hij Congo moest verlaten na zijn ontslag als commandant van de UDPF in Congo, bleef zijn netwerk actief. 339 Het belangrijkste bewijs dat Oeganda daadwerkelijk betrokken was bij het plunderen van Congolese diamanten, is dat de Oegandese diamantexport sterk toenam vanaf het begin van de tweede Congolese oorlog (voor de oorlog werd er maar een klein deel van de Congolese diamanten verhandeld via Oeganda). Dit terwijl er in Oeganda geen diamanten worden ontgonnen. Belangrijk is dat de Oegandese regering hierover geen informatie gaf aan het VNpanel van experts Kennes, Eric. "Le secteur minier au Congo: «deconnexion» et descente aux enfers." In L afrique Des Grands Lacs. Annuaire , edited by Marysse Stefaan en Filip Reyntjens, Parijs: l'harmattan, , p VN. "Report of the Panel of Experts on the Illegal Exploitation of Natural Resources and Other Forms of Wealth of the Democratic Republic of the Congo." 1-56: VN, 2001, p VN. "Report of the Panel of Experts on the Illegal Exploitation of Natural Resources and Other Forms of Wealth of the Democratic Republic of the Congo." 1-56: VN, 2001, p. 7, VN. "Report of the Panel of Experts on the Illegal Exploitation of Natural Resources and Other Forms of Wealth of the Democratic Republic of the Congo." 1-56: VN, 2001, p

89 Tabel 5: De Oegandese diamantexport ( ) (VN. "Report of the Panel of Experts on the Illegal Exploitation of Natural Resources and Other Forms of Wealth of the Democratic Republic of the Congo." 1-56: VN, 2001, p. 21.) De tabel laat zien dat Oeganda nooit erg succesvol is geweest in zijn pogingen om Congolese diamanten via Oeganda naar het Westen te exporteren. Wat Oeganda aan diamanten exporteerde, was slechts een fractie van de totale diamantproductie van de DRC. Er zijn twee redenen waarom de Oegandezen niet zo succesvol waren in het plunderen van Congolese diamanten. Ten eerste slaagde de UDPF er slechts met moeite in om de Congolese diamantnetwerken te controleren. Dit in tegenstelling tot de goudnetwerken waarop het Oegandese leger een sterke greep had. Ten tweede hadden de UPDF en de MLC geen controle over het belangrijkste diamantcentrum in de bezette gebieden, Kisangani. Deze stad werd immers gecontroleerd door Rwanda en de RCD-Goma. 341 Hier moet wel meteen vermeld worden dat niet alle diamantexport via Oeganda officieel werd aangegeven in Oeganda, zoals de hieronder vermelde Victoria-zaak zal aantonen. Het zou dus kunnen dat een veel groter deel van de Congolese diamanten via Oeganda geëxporteerd werd, maar dan via smokkelroutes. Een andere belangrijke smokkelroute van diamant liep van de door de UDPF en MLC gecontroleerde Equateur provincie naar de CAR. Daar kregen de Congolese stenen een certificaat als bewijs dat ze uit de CAR afkomstig waren en werden ze gereëxporteerd. Hetzelfde gebeurde in Congo-Brazzaville. 342 Ook voor Oeganda speelde de Congolese diamanthandel dus niet zo n belangrijke rol voor het financieren van de oorlog in de DRC. De grootste winsten werden niet uit de rechtstreekse handel in diamanten gehaald, aangezien Oeganda de diamantnetwerken niet onder controle kreeg. Ook de belastingen op de diamanthandel brachten de Oegandese staat weinig op. Door de massale smokkel- en fraudeactiviteiten binnen de sector kon Oeganda immers maar op een 341 Leclercq. "Rôle." p VN. "Addendum." p

90 klein aantal diamanten belastingen heffen. Bovendien bleven veel taksen plakken aan de vingers van individuen uit de UDPF-hiërarchie. 343 Als men de Oegandese exportcijfers van diamant en goud met elkaar vergelijkt, wordt meteen duidelijk waarom de rol van de diamanthandel voor het financieren van de UPDF-activiteiten in de DRC moet gerelativeerd worden. In 2000 bedroeg de Oegandese goudexport zo n 43 miljoen US dollar, terwijl de diamantexport slechts 1,3 miljoen US dollar bedroeg. De Kilo Moto goudmijnen alleen al leverden zo n 3,12 miljoen US dollar per jaar op voor Oeganda. 344 Er was echter een andere manier waarop de Congolese diamantsector de Oegandese aanwezigheid in de DRC aanmoedigde. De opbrengsten van de Congolese diamanthandel waren dan misschien beperkt voor de Oegandese staat, voor de elite betekenden ze een aanzienlijk inkomstenbron. Een klein deel van de elite verdiende veel geld met het rechtstreeks plunderen van de Congolese diamant. 345 Er was dus wel degelijk sprake van greed aan Oegandese zijde. Om rechtstreeks geld te verdienen aan de Congolese diamanthandel rekende de Oegandese elite voornamelijk op haar netwerken van Congolezen. De Oegandese elite had de UDPF dan ook niet echt nodig om geld te verdienen aan het plunderen van diamanten. Ze zetten hun illegale handelsactiviteiten ook gewoon voort na het terugtrekken van het aanzienlijk deel van de Oegandese soldaten. 346 Toch wist de Oegandese elite dat haar praktijken opgedoekt zouden worden als de orde in Congo hersteld zou worden. Daarom hadden zij belang bij een gedestabiliseerd Congo. 347 Er is aan Oegandese zijde nog een tweede niveau van greed met betrekking tot de Congolese diamanthandel. Veel van de belastingen die door de UPDF werden gehieven op de diamantsector werden door de verschillende lokale militaire niveaus verduisterd. Net als bij Rwanda gaat het hier om individuele greed op een microniveau. Dit moet gezien worden als patrimonialisme en heeft weinig te maken met het conflict zelf. 348 a) Het Victoria-netwerk: Een bedrijf dat in sterke mate betrokken was bij het plunderen van Congolese diamant was de Victoria Group. Dit bedrijf was volgens de rapporten van de VN in handen van Muhoozi Kainerugabe, Salem Saleh en zijn vrouw, Jovia Akandwanaho. De voorzitter van dit bedrijf was Nazeem Ibrahim Khalil, die opereerde vanuit de hoofdzetel in Kampala. Alles wat met 343 Interview met Didier Verbruggen en Raf Custers. 344 Porter. "Juridicial." p Kennes. "Secteur." p VN. "Addendum." p Interview met Didier Verbruggen en Raf Custers. 348 Interview met Koen Vlassenroot. 90

91 diamant te maken had, handelde Khalil rechtstreeks af met Jovia Akandwanaho. Zij ging zeer agressief te werk bij het plunderen van Congolese rijkdommen en was vooral geïnteresseerd in diamanten (zij zou de aanstoker geweest zijn van de Rwandese/ Oegandese gevechten rond Kisangani). Verder had het bedrijf twee Libanese medewerkers in Congo: de heren Gassan en Talal. Beide speelden een belangrijke rol bij de aankoop van diamanten in de DRC. De groep was actief in in Isiro, Bunia, Bumba, Bondo, Buta en Kisangani en betaalde belastingen aan de MLC, maar niet aan de RCD-ML. 349 De Porter-commissie toont in haar eindrapport aan dat de zaken wat betreft de Victoria Group niet zo eenvoudig zijn als in het eerste VN-rapport wordt uitgelegd. Eerst en vooral bleek de groep nergens op papier te bestaan in Oeganda. Ten tweede ontkenden alle beschuldigden iedere betrokkenheid bij de hele affaire en was er geen bewijs van hun schuld. Uit verder onderzoek bleek echter dat er wel een bedrijf bestond dat Victoria Diamonds heette. Dit bedrijf werd geleid door de Libanees Ahmed Ibrahim en de Oegandese Kay Nduhuukire. Victoria Diamonds was gevestigd in Goma en handelde inderdaad in goud, koffie en diamanten; producten die werden aangekocht in Isiro, Bunia, Bumba, Bondo, Buta en Kisangani. Het bedrijf betaalde belastingen aan de MLC en had van generaal Kazini toestemming om vrij te opereren in het door de MLC en Oeganda bezette gebied. Kazini ontkende iedere band met dit bedrijf maar ook de Porter-commissie stelt dat het niet anders kan dan dat hij belangen had in Victoria Diamonds. 350 Op 14 juli 2000 werd er een diefstal gepleegd vlakbij de belangrijkste Oegandese militaire luchthaven in Entebbe. Het slachtoffer dat van US dollar werd berooft, was Khalil. Uit de verklaring die hij aan de politie aflegde, bleek hoe Victoria Diamonds te werk ging. Khalil opereerde vanuit Kampala. Hij verhandelde van daaruit Congolese diamanten via de luchthaven van Entebbe. Meestal stuurde hij geld naar Congo om diamanten te kopen via Ali Hussein Hamad. Een aantal keren reisde hij ook zelf naar de DRC. Later stuurde hij Ismael Kamil Dakhlallah naar Congo om in zijn plaats diamanten te kopen. De in Congo aangekochte diamanten werden naar de luchthaven van Entebbe gesmokkeld. Daar werden de edelstenen verkocht aan Nasser Murtada, die ze op zijn beurt naar België smokkelde. Khalil gaf de naam van het bedrijf waar hij voor werkte niet vrij. 351 Ismael Kamil Dakhlallah werkte voor het bedrijf Piccadilly dat gevestigd was in Kampala. Zijn partner daar was Abbas Khazal. Piccadilly werd financieel ondersteund door Nami 349 VN. "Report." p. 16, Porter. "Juridicial." p , Porter. "Juridicial." p. 118,

92 Gems, een bedrijf gevestigd in België. Er bestond volgens het rapport van de Portercommissie een duidelijke link tussen Khalil en Khazal. Zo betaalde Khazal in US dollar belastingen aan de MLC in naam van Victoria Diamonds. Er was dus nog een tweede bedrijf betrokken bij de activiteiten van Victoria Diamonds, namelijk Piccadilly. De spilfiguur van heel het Victoria-netwerk was Khalil. Zijn activiteiten in Oeganda verliepen via het bedrijf Piccadilly en in Congo via Victoria Diamonds. De militaire luchthaven van Entebbe was de draaischaaf van de diamanthandel van het netwerk. Vaak maakten de smokkelaars zelfs gebruik van militaire vluchten. Hierdoor is het zo goed als zeker dat het Victoria-netwerk handlangers had binnen de UDPF. 352 Wat is nu de link tussen dit netwerk van diamantsmokkelaars en generaal Kazini, Muhoozi Kainerugabe, Salem Saleh en zijn vrouw, Jovia Akandwanaho? Alle individuen die door het VN-rapport beschuldigd werden van betrokkenheid bij het Victoria-netwerk ontkenden immers ook maar iets te maken hebben met heel de affaire. De enige drie personen tegen wie de Porter-commissie bewijzen kon vinden waren Jean-Pierre Bemba, de leider van de MLC, Jovia Akandwanaho en generaal Kazini. Bemba was op de hoogte van het bestaan van Victoria Diamonds aangezien hij als leider van de MLC belastingen van het bedrijf ontving. 353 Bovendien zou Bemba in 1999 een diamantconcessie verleend hebben aan Khalil in ruil voor een lading Oegandese gevechtskledij en sokken voor zijn troepen. 354 Generaal Kazini was in grote mate betrokken bij het netwerk van Khalil. Zo gaf hij het bedrijf een vrijgeleide om handel te drijven in het door de UDPF en de MLC bezette deel van de DRC. Hij was het ook die ervoor zorgde dat Libanese handelaars met UDPF-vliegtuigen naar Entebbe konden vliegen. Bovendien beval Kazini zijn commandanten dat al het veiligheidsgeld dat Victoria Diamonds aan de UDPF moest betalen aan hem persoonlijk overgemaakt moest worden. Kazini speelde dus een enorm belangrijke rol in het Victorianetwerk en het lijkt onwaarschijnlijk dat hij dit deed zonder er veel geld aan te verdienen. 355 Via Kazini zou de Victoria Group bovendien toegang hebben gehad tot het diamantrijke Baswafende gebied. 356 Kazini had in 2000 de RCD-National opgericht en Roger Lumbala de leiding gegeven over deze nieuwe rebellengroep. Het was via de relatie van Kazini met Lumbala dat Victoria Diamonds een monopolie verwierf op de handel in diamanten uit 352 Porter. "Juridicial." p Porter. "Juridicial." p. 120, VN. "Report." p Porter. "Juridicial." p VN. "Report." p

93 Baswafende. 357 Ook Salim Saleh zou betrokken zijn geweest bij het oprichten van de RCD- National. Door Lumbala aan de macht te plaatsen zou het Oegandese netwerk rond Salim Saleh toegang gekregen hebben tot de diamantgebieden van Buta en Isoro. 358 De eerste manier waarop Jovia Akandwanaho aan de Victoria Group kan gelinkt worden, is via het bedrijf Leban. Via deze onderneming waren Akandwanaho en Khalil eigenaars van een Libanees restaurant in Kampala. Jovia Akandwanaho zou later haar aandelen verkocht hebben aan Khalil. Een tweede manier waarop de vrouw van Salim Saleh bij het Victorianetwerk betrokken zou zijn geweest, is via haar contact met een douaneofficier op de luchthaven van Entebbe. De officier die betrokken was bij het smokkelnetwerk en er steeds voor zorgde dat de diamantkoeriers zonder problemen de douane passeerden vertelde de Porter-commissie dat hij door Jovia Akandwanaho was voorgesteld aan Khalil en geregeld door haar werd gecontacteerd in verband met de diamanttrafiek. 359 Pierre Lumbi, de directeur generaal van de NGO OGT (Observatoire Gouvernance- Transparance), noemt nog een aantal andere personen die kunnen verbonden worden aan het Victoria-netwerk. Via de eerdergenoemde heren Gassan en Talal was de Victoria Group gelieerd aan de Libanees Nahim Khanaffer, de baas van de reeds vermelde filière libanaise (zie deel ). Gassan en Talal waren medeplichtigen van Khanaffer in dit smokkelnetwerk voor diamanten. Tijdens de oorlog was Khanaffer betrokken bij het Victoria-netwerk. Lumbi vermoedt zelfs dat de filière libanaise deels werd voortgezet in het Victoria-netwerk. Ook Salim Saleh zou via deze filière libanaise betrokken zijn bij het Victoria-netwerk. Dit via dezelfde heren Baramoto en Nzimbi. Zij hadden banden met Khanaffer en waren tijdens de tweede Congolese oorlog handlangers van Salim Saleh. 360 Het Victoria-netwerk is een duidelijk voorbeeld van hoe de Oegandese militaire en politieke elite via reeds bestaande Congolese diamantnetwerken actief was in het rechtstreeks plunderen van de Congolese diamantsector met als doel zich te verrijken. b) Trinity: Een tweede bedrijf dat volgens de VN-rapporten door de Oegandese elite werd gebruikt voor het aankopen en commercialiseren van Congolese diamanten was Trinity. Dit bedrijf was een fictief conglomeraat van allerlei bedrijfjes dat eigendom was van Salim Saleh en zijn vrouw. Trinity was voornamelijk actief in de Orientale provincie. Belangrijk is dat de voorzitter van 357 VN. "Addendum." p VN. "Final." p Porter. "Juridicial." p. 124, Lumbi. "Guerre." p. 5, 6, 8, 9. 93

94 het bedrijf, Ateenyi Tibasima, tevens de vice-voorzitter was van de RCD-ML en later de Commissaire général adjoint van de FLC. Dankzij Tibasima genoot Trinity een belastingsvrijstelling in het door de RCD-ML gecontroleerde gebied. 361 Het eindrapport van de Porter-commissie geeft echter een andere versie van de feiten. Volgens de commissie was Trinity allerminst een fictief bedrijf. De verschillende betrokkenen die ze ondervraagden, gaven echter allemaal een andere verklaring. Salim Saleh en Tibasima ontkenden mede-eigenaar te zijn van Trinity. Tibasima wees in plaats daarvan twee Congolese zakenmannen, Iddi Taban en Manu Soban, aan als eigenaars van Trinity. Deze twee Congolezen steunden volgens Tibasima de RCD-ML door het betalen van belastingen op de door Trinity verhandelde producten. Iddi Taban ontkende echter eigenaar te zijn van Trinity en beweerde dat Tibasima een van de medeoprichters was van Trinity met als doel via dit bedrijf inkomsten te genereren voor de RCD-ML. Volgens een onafhankelijke bron, van wie de naam niet wordt vrijgegeven door de Porter-commissie, zit de zaak nog anders in elkaar. Trinity zou in handen geweest zijn van Salim Saleh, Tibasima en Manu Soba. Deze anonieme bron kon deze aantijgingen echter niet hard maken met bewijzen. 362 Dit alles brachtt de Porter-commissie ertoe te concluderen dat Trinity werd opgericht door Tibasima. Hij deed dit om fondsen te werven voor de RCD-ML voor de strijd tegen het Kabila-regime. Later werd de manier waarop geld werd verdiend met Trinity een twistpunt tussen Wamba dia Wamba en Tibasima. Dit was de reden waarom het bedrijf uiteindelijk werd opgedoekt. De commissie ontkent de betrokkenheid van Salim Saleh en zijn vrouw wegens gebrek aan bewijzen. 363 Het is dus mogelijk dat de Oegandese legerelite, maar ook de Congolese rebellenelite, geld verdiende met het plunderen van Congolese diamanten via Trinity. De verschillende bronnen spreken elkaar echter tegen, dus zekerheid hebben we niet. c) De rol van Museveni bij het plunderen van de Congolese diamant: Was Museveni net als Kagame betrokken bij het plunderen van diamanten in Congo? Volgens het VN-panel van experts is het best mogelijk dat hij inderdaad betrokken was bij de diamantnetwerken van de Oegandese officieren. Hij wist in ieder geval wat er gaande was in de DRC en stond de praktijken van zijn officieren dus oogluikend toe. 364 Dietrich stelt dat 361 VN. "Report." p. 16 en Porter. "Juridicial." p Porter. "Juridicial." p VN. "Report." p

95 Museveni dit deed om zijn patronagenetwerk te voorzien van inkomsten, door de leden van zijn netwerk de kans te geven om zich te verrijken in de DRC. 365 De Porter-commissie gaat niet akkoord met deze visie. Het eindrapport van de commissie stelt dat de vele beschuldigingen van de VN-rapporten tegen Oegandese officieren waar zijn. Dit wil volgens de commissie echter niet zeggen dat de Oegandese overheid of president Museveni betrokken waren bij het plunderen van Congolese rijkdommen tijdens de tweede oorlog. 366 Als bewijs van Museveni s onschuld haalt de Porter-commissie een gesprek met de president aan. Daaruit bleek volgens de commissie de oprechte verbazing van Museveni over de praktijken die zich afspeelden in Congo. Volgens het eindrapport van de Porter-commissie was de ware schuldige generaal Kazini. Hij was diegene die op de hoogte was van het plunderen van diamanten door de Oegandese officieren. Hij tolereerde en moedigde deze praktijken aan door geen onderzoeken in te stellen en zijn officieren niet te disciplineren. Sterker nog, Kazini participeerde in de diamantnetwerken en verdiende er waarschijnlijk veel geld aan. Om die reden had hij de president niet geïnformeerd over de situatie in Congo. Toen de president uiteindelijk wel op de hoogte was van de misdrijven die zijn soldaten begingen in Congo, nam hij volgens de Porter-Comissie maatregelen. Zo werd het verboden voor burgers om mee te vliegen op militaire vluchten en kreeg Kazini verbod zich nog te bemoeien met de Oegandese administratie in de DRC. 367 Er zijn echter een aantal zaken die de stelling van de Porter-commissie tegenspreken. Eerst en vooral is Oeganda een dictatuur. Ook al is de Porter-commissie een onafhankelijke onderzoekscommissie, ze zou nooit zo ver kunnen gaan his Excellency the President 368 te beschuldigen van wat dan ook. Ten tweede doet de Porter-commissie of Museveni nauwelijks op de hoogte was van wat er gaande was in de DRC. Dit lijkt zeer onwaarschijnlijk, aangezien het Museveni zelf was die beslist had om Congo binnen te vallen en hij een strenge controle uitoefende op zijn troepen. 369 Bovendien zijn veel van de mensen die zich schuldig maakten aan het plunderen van Congolese rijkdommen naasten van Museveni (bijvoorbeeld zijn broer Salim Saleh die wel degelijk een economische agenda had en Museveni s militaire adviseur was). Een dictator als Museveni zou minstens op de hoogte geweest zijn van wat er zich binnen zijn leger afspeelde, wat hem op zijn minst medeplichtig maakt aan het plunderen van 365 Dietrich. "Hard." p Porter. "Juridicial." p Porter. "Juridicial." p. 23, 24, 30-32, , Porter Commission. "Juridicial." p Clark. "Museveni." p

96 Congolese rijkdommen. Hij ondernam immers lange tijd niets om deze praktijken een halt toe te roepen. Nochtans had hij in 1999 en 2000 reeds rapporten ontvangen over een aantal misbruiken van zijn officieren en Oegandese bedrijven zoals Trinity Burundi: Net als Oeganda en Rwanda worden er in Burundi geen diamanten ontgonnen. Toch startte ook dit land vanaf 1998 met het exporteren van diamanten. Dit levert het bewijs dat ook Burundi betrokken was bij het plunderen van Congolese diamanten. 371 Een belangrijk Congolees diamantgebied is de Baswafende-regio die deels onder controle van het Burundese leger stond. Het moet echter gezegd dat Burundi traditioneel een transitland is waar Congolese diamanten en goud werden gereëxporteerd. 372 Smokkelnetwerken die al voor de Congolese crisis opereerden via Burundi, zetten hun handel tijdens de oorlog gewoon voort. Verdere informatie over de rol van de diamanthandel aan Burundese zijde is niet beschikbaar Zimbabwe: De Zimbabwaanse commerciële activiteiten in de DRC stonden tijdens de tweede Congolese oorlog ten dienste van de politieke en militaire elite rond Mugabe. Deze elite verdiende geld via privé-bedrijven, maar ook via openbare projecten en overheidsbedrijven. De bedrijven waar de Zimbabwaanse elite in participeerde ondervonden echter heel wat moeilijkheden in de DRC: de Congolese banksector functioneerde slecht, vele Congolezen betaalden hun schulden niet aan Zimbabwaanse bedrijven en de corrupte Congolese staat creëerde grote onzekerheid inzake de geldigheid van contracten. Daarom spitsten de Zimbabwaanse bedrijven zich toe op die sectoren waar snel winst gemaakt kon worden, zoals bijvoorbeeld de diamantsector. 373 Dube Associates is een eerste bedrijf dat door de Zimbabwaanse elite gebruikt werd om diamanten te plunderen. De onderneming ontgon in het geheim diamanten in Kalobo (Kasaï provincie). Een belangrijke persoon binnen Dube Associates was Tshinga Dube, kolonel van de ZDF verbonden aan ZDI, de commerciële tak van het Zimbabwaanse leger. Het handelsbedrijf Thorntree Industries, een joint venture tussen ZDF en Tandan Holdings, is een andere onderneming die door de Zimbabwaanse elite werd gebruikt om geld te verdienen aan de Congolese diamantsector VN. "Report." p. 40, VN. "Report." p VN. "Addendum." p Nest, Grignon en Kisangani. Democratic. p VN. "Final." p. 8, 9. 96

97 Niet alleen via privé-bedrijven of joint ventures verdiende de Zimbabwaanse elite geld aan de Congolese diamantsector. Net als de aanvallende partijen eisten Zimbabwaanse militairen vaak illegaal taksen op de diamanthandel. Zo lieten ZDF-soldaten die de MIBA-concessies bewaakten creuseurs toe om in de concessies diamanten te ontginnen in ruil voor een deel van de opbrengst. 375 Weer gaat het hier over greed op lokaal niveau. Dit kan het best omschreven worden als de vergevorderde vorm van patrimonialisme waar Vlassenroot over spreekt. 376 Of deze lokale greed een rol speelde in het voortduren van het conflict, staat niet vast. Het valt echter te betwijfelen of soldaten en officieren van lagere rang een hand hadden in het besluit om de troepen al dan niet terug te trekken. a) Sengamines: Wanneer we over Zimbabwe s belangen in de Congolese diamanthandel spreken, kunnen we niet anders dan ingaan op het bedrijf Sengamines (La Minière de Senga Senga). Deze joint venture werd op 29 augustus 2000 opgericht om een diamantconcessie in de Kasaï provincie te exploiteren. Sengamines had deze concessie gekregen voor een periode van 25 jaar. Bovendien zou het bedrijf 25 jaar lang vrijgesteld worden van allerlei belastingen. De Sengamines-concessie was oorspronkelijk eigendom van MIBA. De concessie was ongeveer 800 km² groot en bestond uit de alluviale diamantafzettingen in het gebied van de Senga Senga rivier en de kimberliet-afzettingen te Thsibwa. De concessie bevatte 45% procent van MIBA s diamantreserves. De waarde ervan werd geschat op 1,63 miljard US dollar. Dit betekende dus een aanzienlijke aderlating voor MIBA. Toch heeft het bestuur van MIBA nooit inspraak gehad in deze beslissing van de Congolese overheid. 377 Van bij de oprichting was Sengamines gehuld in onduidelijkheid. De joint venture had een enorm complexe aandelenstructuur en was van meet af aan omgeven door valse bedrijven, schijnaandeelhouders en frauduleuze praktijken. Sengamines zou oorspronkelijk in handen van het bedrijf COSLEG komen. COSLEG was een joint venture tussen OSLEG (Operation Sovereign Legitimacy) en COMIEX-Congo. OSLEG was een privé-bedrijf in handen van de militaire en politieke elite van Zimbabwe dat fungeerde als de economische unit van Mugabe s ZANU-PF-partij (Zimbabwean African National Union Patriotic Front) en de ZDF. 378 OSLEG werd opgericht in 1999 nadat Laurent-Désiré Kabila toestemde om zijn Zimbabwaanse bondgenoten te compenseren voor 375 VN. "Final." p Interview met Koen Vlassenroot. 377 Lutundula. "Assemblée." p. 31 en VN. "Final." p De Villers, Gauthier, Jean Omasombo en Eric Kennes. "Chapitre Troisième. Économie Politique." Afrika Studies/ Cahiers Africains (2001): en VN. "Report." p

98 hun militaire inspanningen. De bestuursleden van dit bedrijf waren voornamelijk officieren van de ZDF en vertegenwoordigers van het ministerie van defensie. 379 COMIEX-Congo werd gecontroleerd door Laurent-Désiré Kabila, enkele ministers en een aantal hooggeplaatste AFDL ers. Het bedrijf was een lokaal filiaal van COMIEX Limited, een bedrijf dat later een schijnbedrijf bleek te zijn. COMIEX-Congo diende tijdens de Congolese oorlog als voornaamste platform voor commerciële deals vanwege de Congolese overheid en werd gebruikt door de Congolese elite rond Laurent-Désiré Kabila om zich te verrijken. Het was een privé-bedrijf van Kabila en zijn elite, maar het was wel via allerlei frauduleuze wegen opgericht met Congolese publieke fondsen. 380 De aandelenstructuur van COSLEG zag er als volgt uit: naast COMIEX en OSLEG die elk 49,4% van COSLEG bezaten, hadden Denis Kalume Numbi, Frederic Kibassa Maliba, Godefroid Tchamlesso, Moven Mahachi, Hubert Murer Wa en Sydney Sekerama Yi allemaal 0,2% van de aandelen in handen. Het aandeel van deze zes individuen in Sengamines was louter symbolisch. Dit was nodig omdat het volgens de Congolese wet verplicht was voor een joint venture om minstens zeven verschillende aandeelhouders te hebben. Later verkochten alle individuele aandeelhouders hun aandelen aan COMIEX, dat van dan af 50,6% van de aandelen van COSLEG bezat. Nog later werden de aandelen opnieuw verdeeld en had COMIEX 51% van de aandelen en OSLEG 49%. 381 OSLEG en COMIEX zouden bij de oprichting van Sengamines allebei 49,4% van de aandelen van Sengamines in bezit krijgen. De andere aandeelhouders van Sengamines zouden Frédéric Kibassa Maliba (0,2%), Denis Kalume Numbi (0,2%), Mwenze Kongolo (0,2%), Charles Dauramanzi (0,2%), Shadreck Chriramba (0,2%) en Francis Zvina Vashe (0,2%) worden. 382 Sengamines werd officieel opgericht als compensatie voor de Zimbabwaanse oorlogsinspanningen in de DRC. 383 De winsten van Sengamines zouden echter niet naar de Zimbabwaanse staat of de ZDF gaan, maar naar COSLEG, en dus naar de Zimbabwaanse en Congolese elite. Aangezien COSLEG noch over het nodige kapitaal, noch over de nodige technische expertise beschikte om de Sengamines-concessie te ontginnen, werd een extra partner gezocht die in deze twee zaken kon voorzien. Deze partner werd OZ (Oryx Zimcon), een joint venture tussen ONR (Oryx Natural Resources) en OSLEG. Oryx Natural Recources was een Omaans bedrijf 379 Dietrich. "Commercialisme." p. 352 en Leclercq. "Rôle." p VN. "Addendum." p. 10, Lutundula. "Assemblée." p. 32, 33, Lutundula. "Assemblée." p VN. "Report." p

99 van Thamer bin Said Shanfari. 384 ONR zou allerminst een gewoon bedrijf zijn geweest. Niet voor niets spreekt het rapport van de Lutundula Commissie van une nébuleuse à la limite de la mafia. 385 De taakverdeling tussen de drie bedrijven binnen Sengamines zou als volgt zijn: COMIEX- Congo zou de concessie verschaffen, OSLEG zou geen echte rol hebben in Sengamines behalve het beveiligen van de concessie door de aanwezigeheid van de ZDF en ONR zou verantwoordelijk zijn voor de input van het nodige kapitaal en expertise om de concessie te ontginnen. ONR zou ook direct betrokken worden bij het vermarkten van de diamanten via zijn partner in Antwerpen, het bedrijf Abadiam. 386 ONR en OSLEG zouden 40% van de opbrengsten krijgen en de overige 20% zou naar COSLEG gaan. 387 Bij de officiële oprichting van Sengamines op 29 augustus 2000 zag de aandelenstructuur er echter als volgt uit: ONR had 49% van de aandelen, COMIEX 33,8%, MIBA 16% en vier privé-personen hadden ieder 0,3%. 388 Wil dit nu zeggen dat de Zimbabwaanse elite geen geld verdiende via OSLEG s betrokkenheid bij de Sengamines-affaire? Dit zou vreemd zijn, aangezien heel de Sengamines-constructie net opgezet was om Zimbabwe s oorlogsinspanningen te vergoeden en om geld op te brengen voor de Zimbabwaanse elite. De Zimbabwaanse elite die, zoals in deel reeds werd aangehaald, zich schuldig maakte aan het plunderen van Congolese rijkdommen in eigen belang. De bronnen over de Sengaminesaffaire zijn het niet eens over de betrokkenheid van de Zimbabwaanse elite bij het bedrijf. Volgens een aantal bronnen, zoals het VN-panel van experts, had OSLEG via OZ nog steeds een aandeel in Sengamines. Bovendien zou ONR een schijnbedrijf geweest zijn dat de belangen van de Zimbabweaanse elite in Sengamines vertegenwoordigde. De hele constructie met OZ zou opgezet zijn om de link tussen Sengamines en de Zimbabwaanse elite te verdoezelen. 389 Thamer bin Said Shanfari, eigenaar van ONR, zou deel uitmaken van of toch banden hebben met de Congolese en Zimbabwaanse politieke en militaire elite. 390 ONR wijdt een heel rapport met zeer uitgebreide bijlagen aan het weerleggen van de beschuldigingen aan zijn adres. 391 De reactie van ONR op de beschuldigingen was : The 384 Leclercq. "Rôle." p Lutundula. "Assemblée." p VN. "Addendum." p. 10, Africa Confidential. "Zimbabwe/ Congo-Kinshasa. Glittering prizes from the war. A new mining consortium in partnership with Congo en Zimbabwe is to be launched on the London Stock Exchange." Africa Confidential 41, no. 11 (26/05/2000): 1-4, p Lutundula. "Assemblée." p. 32, 36, VN. "Final." p Leclercq. "Rôle." p ONR. "Memorandum in Response to the Final Report of the Panel of Experts on the Illegal Exploitation of Natural Resources and Other Froms of Wealth of the Democratic Republic of Congo (the Report ). Filed on 99

100 allegation that Oryx owned its shares on behalf of the Zimbabwean military came as a complete shock to it. It is not true. Neither is it true that Thamer bin Said Shanfari or Oryx is a member of a Zimbabwean or Congolese elite network or involved with prominent members of such networks, or anyone who could be described as such, other than in a limited social context. 392 Volledige ontkenning van de beschuldigingen dus. De VN-experts concluderen echter dat de Zimbabwaanse elite op twee manieren belangen had in Sengamines na de aandeeloverdracht van OSLEG: via het bedrijf OZ en via ONR zelf dat onder controle van de Zimbabwaanse elite zou staan. Hier zijn een aantal zaken tegen in te brengen. Eerst en vooral werden de Sengamines-aandelen van OSLEG overgeheveld naar ONR en niet naar OZ. 393 ONR had zijn commerciële relatie met OSLEG in OZ verbroken, omdat samenwerken met de Zimbabwaanse overheid en elite zowel politiek als economisch niet rendabel bleek. Zo had OZ al in 1999 prospectierechten gekregen voor een diamantconcessie te Senga Senga. Het was echter ONR dat heel het onderzoek financierde, OSLEG deed niets. Deze situatie zou zich binnen Sengamines herhalen. Bovendien was het om politieke redenen niet wenselijk om met OSLEG of de Zimbabwaanse elite economisch samen te werken. 394 Zo was een poging van ONR om samen met het Britse Petra Diamonds Oryx Limited te vormen mislukt doordat de Britse aandeelhouders van Petra Diamonds dit hebben tegengehouden. De fusie werd tegenhouden om politieke redenen. In Groot-Brittannië wilde men immers niet samenwerken met de Zimbabwaanse elite en ONR, doordat er toen een debat werd gevoerd over conflictdiamanten. 395 Aangezien ONR heel het Sengamines-project zou financieren, kon het van COMIEX eisen dat OSLEG buiten Sengamines gehouden zou worden. 396 OSLEG had dus geen aandelen in Sengamines via OZ. Zou het echter kunnen dat de Zimbabwaanse elite dan rechtstreeks via ONR geld verdiende aan Sengamines? Volgens de VN was ONR immers een schijnbedrijf dat de commerciële belangen van de Zimbabwaanse behalf of Oryx Natural Resources ( Oryx ) and Thamer Al-Shafari ( TAS )." Oryx Natural Resources: onuitgegeven bron. 392 ONR. "Memorandum in Response to the Final Report of the Panel of Experts on the Illegal Exploitation of Natural Resources and Other Froms of Wealth of the Democratic Republic of Congo (the Report )." p Sengamines. "Proces verbal de l assemblee generale extraordinaire. Kinshasa 04/11/2000." In ONR. "Memorandum in Response to the Final Report of the Panel of Experts on the Illegal Exploitation of Natural Resources and Other Froms of Wealth of the Democratic Republic of Congo (the Report ). Filed on behalf of Oryx Natural Resources ( Oryx ) and Thamer Al-Shafari ( TAS ). Appendices 1 and 2." Oryx Natural Resources: onuitgegeven bron, appendix 2 tap 3, p. 2 en Lutundula. "Assemblée." p ONR. "Memorandum." p Africa Confidential. "Zimbabwe/ Congo-Kinshasa. Glittering prizes from the war." p ONR. "Memorandum." p

101 elite vertegenwoordigde. De Zimbabwaanse elite waarmee de eigenaar van ONR, Thamer bin Said Shanfari, goede relaties zou hebben. 397 OSLEG zou ONR aangeduid hebben om in zijn belang te handelen binnen de Sengaminesstructuur en had daarom al zijn Sengamines-aandelen overgeheveld naar ONR. Het verslag van de algemene vergadering van COSLEG besluit immers op 1 augustus 2000 dat: Pursuant to a resolution duly passed by the General Assembly of OSLEG Ltd., the latter nominates Oryx Natural Resources Ltd. to hold on its 49% of the shares in Sengamines. In that capacity Oryx Natural Resources shall be fully empowered to make such decisions and do all acts as it may deem necessary to implement the objectives of Sengamines. 398 Ook in het proces-verbaal van de algemene vergadering van Sengamines van 4 november 2000 staat dat: OSLEG désigne Oryx Natural Resources pour agir en ses lieu et place sur les 490 actions revenant de droit. 399 ONR geeft een aantal zeer goed argumenten tegen deze beschuldigingen aan zijn adres. Eerst en vooral zegt het niet aanwezig geweest te zijn op de algemene vergaderingen van COSLEG en Sengamines, waar beslist werd om de aandelen van OSLEG over te dragen aan ONR zodat ONR in het belang van OSLEG kon handelen binnen Sengamines. ONR zegt zelfs nooit weet gehad te hebben van deze algemene vergaderingen. 400 Op de documenten waarop de VNbeschuldigingen gebaseerd zijn, staan inderdaad geen handtekening van ONRvertegenwoordigers. 401 Verder stelt ONR zich terecht de vraag waarom de ONRaandeelhouders, die geen banden hadden met de Zimbabwaanse elite, zo n 100 miljoen US dollar zouden investeren in een bedrijf om daarna de winsten te overhandigen aan de Zimbabwaanse elite? 402 Het is moeilijk partij te kiezen in deze kwestie. ONR, dat zich natuurlijk met alle mogelijke middelen probeert te verdedigen, brengt een zeer goed verweer tegen de aantijgingen van de VN-rapporten. Het VN-panel van experts zal echter niet zomaar beschuldigingen uiten tegen een bepaald bedrijf. Bovendien wijzigde het panel de beschuldigingen tegen ONR en zijn 397 VN. "Final." p Zie de bijlagen: COSLEG. "Resolutions of the Extraordinary Meeting of the General Assembly Sitting at Kinshasa on 1st August 2000." In ONR. "Memorandum in Response to the Final Report of the Panel of Experts on the Illegal Exploitation of Natural Resources and Other Froms of Wealth of the Democratic Republic of Congo (the Report ). Filed on behalf of Oryx Natural Resources ( Oryx ) and Thamer Al-Shafari ( TAS ). Appendices 1 and 2." Oryx Natural Resources: onuitgegeven bron, appendix 2 tap 2, p Zie de bijlagen : Sengamines. "Proces verbal de l assemblee generale extraordinaire. Kinshasa 04/11/2000." 400 ONR. "Memorandum." p Zie in de bijlagen: COSLEG. "Resolutions." p. 3-5 en Sengamines. "Proces." p. 5, ONR. "Memorandum." p. 7,

102 eigenaar Thamer bin Said Shanfari niet na het horen van het weerwoord van het bedrijf. 403 We hebben echter geen toegang tot de documenten en bronnen van de VN, zodat we de zaak niet dieper kunnen uitspitten. Zekerheid hebben we dus niet over de rol van ONR en de Zimbabwaanse elite in Sengamines. In ieder geval staat het niet voor 100% vast dat Sengamines en ONR schuldig waren aan het plunderen van Congolese diamanten in het belang van de Zimbabwaanse elite zoals een aantal secundaire bronnen stellen. 404 Waar we wel zekerheid over hebben, is dat de Congolese elite rond Kabila veel geld verdiende aan Sengamines via COMIEX-Congo. Na de overdracht van de Sengamines-aandelen van OSLEG aan ONR, ging COMIEX-Congo over tot de herverdeling van zijn Sengamines-aandelen: een deel ging naar MIBA, de rest ging naar een aantal individuele aandeelhouders. Deze aandelenoverdracht was illegaal. De aandelenstructuur van Sengamines zag er van dan af als volgt uit: 49% van de aandelen was in handen van ONR, 33,8% van de aandelen was in het bezit van COMIEX-Congo, 16% van de aandelen ging naar MIBA en de overige 1,2% van de aandelen ging naar individuele actoren (Mwenze Kongolo 0,3%, Kalume Numbi 0,3%, Frédéric Kabasele T 0,3% en Edmond Bulundwe Mukumbi 0,3 %). 405 COMIEX-Congo was een filiaal van COMIEX Limited. Dit bedrijf had 99,4% van de aandelen van COMIEX-Congo en was zelf eigendom van de Congolese staat. De andere zes symbolische partners hadden elk 0,1% van de aandelen. COMIEX Limited bleek echter een schijnbedrijf te zijn. 406 Toen dit uitkwam, werd COMIEX op 24 april 2002 opgedoekt en werden de aandelen van het bedrijf onder druk van het IMF overgeheveld naar de Congolese staat. 407 De Sengamines-aandelen werden opnieuw verdeeld: 79,5% ging naar ONR, 20% naar MIBA en de overige 0,5% naar individuele personen (Geoffrey White 0,1%, Hilal Alazri 0,1%, Alexander Van Hoeken 0,1%, Bradley Coward 0,1% en Edmond Bulundwe Mukumbi 0,1%). Vier van de vijf individuele aandeelhouders waren echter mandatarissen van ONR. Bovendien bemachtigde dit bedrijf in februari 2005 ook nog het aandeel van Edmond Bulundwe Mukumbi waardoor ONR nu 80% van Sengamines bezat en MIBA 20%. 408 De rol van Sengamines in het Congolese conflict moet gerelativeerd worden. Als de Zimbabwaanse elite al betrokken was geweest in Sengamines, hield ze er niet zo overdreven 403 VN. "Third Report of the Panel of Experts on the Illegal Exploitation of Natural Resources and Other Forms of Wealth of the Democratic Republic of the Congo." p Zie bijv.: Leclercq. "Rôle." p Lutundula. "Assemblée." p Lutundula. "Assemblée." p Lacordaire, Arnaud. "RD Congo : des carats dans la nature. Les secrets inavouables de la Sengamines." Jeune Afrique L Intelligent vol. 45, no (11/09/ /09/2005) : 54-56, p Lutundula. "Assemblée." p

103 veel geld aan over. De onderstaande tabel toont immers aan dat de productie van Sengamines altijd vrij beperkt is gebleven in verhouding tot de hoeveelheid diamanten die er in de concessie aanwezig was. Sengamines heeft nooit naar behoren gefunctioneerd. Nu is het bedrijf zelfs zo goed als failliet en wil men de concessie zelfs verkopen. 409 Ook Kabila en zijn elite hebben niet zoveel geld verdiend aan de Sengamines-affaire. Eerst en vooral kreeg COMIEX maar 33,5% van de winst van Sengamines. Bovendien kwam de productie van Sengamines pas in 2002 goed op gang. Toen waren de Sengamines-aandelen van COMIEX- Congo al in handen van ONR. Tabel 6: De productie van SENGAMINES ( ) (uitgedrukt in karaat) (Lutundula, Apala Christophe. "Assemblée Nationale. Commission spéciale chargée de l'examen de la validité des conventions à caractère économique et financier. Conclués pendant les guerres de et de 1998." 270. Kinshasa: Commission spéciale chargée de l'examen de la validité des conventions à caractère économique et financier, 2005, p. 46.) Er moet wel een opmerking gemaakt worden bij de tabel. Diamanten die door Sengamines werden geproduceerd moesten aan geen enkele Congolese controle-instantie voorgelegd worden. Noch OFIDA (Office des Douanes et Accises), noch OCC (Office Congolais de Contrôle), noch de provinciale afdeling van het ministerie van mijnen in de Kasaï provincie controleerde de door Sengamines geproduceerde diamanten. 410 Bijgevolg zijn de waarde, de hoeveelheid en de bestemming van deze diamanten onbekend. 411 Bovendien zouden diamanten van Sengamines uit de DRC gesmokkeld worden door Thamer bin Said Shanfari. 412 De werkelijke Sengamines-productie zal dus vermoedelijk hoger liggen dan de officiële statistieken weergeven en misschien konden zowel de Zimbabwaanse als de Congolese elite via informele kanalen dus toch geld verdienen aan Sengamines. De Sengamines-diamanten werden voor en na het exportmonopolie van IDI Diamonds (zie deel ) aangekocht door MBC (Minerals Business Company). Deze comptoir vertegenwoordigde de commerciële belangen van de Zimbabwaanse elite in de Congolese diamantexport. Het bedrijf gebruikte zijn banden met de Zimbabwaanse militaire top om geen belastingen te moeten betalen aan de Congolese overheid. Diamantbedrijven die ook gelinkt 409 Interview met Mark Van Bockstael en Partnership Africa Canada. "Diamond Industry Annual Review " p Lutundula. "Assemblée." p VN. "Addendum." p. 10, VN. "Final." p

104 waren aan de Zimbabwaanse elite, zoals het hierboven vermelde Thorntree Industries, exporteerden hun diamanten ook via MBC Namibië: Als vergoeding voor zijn oorlogsinspanningen kreeg Namibië van het Congolese ministerie van mijnbouw in 1999 drie diamantconcessies in de Tshikapa-regio voor een periode van vijf jaar. Deze concessies werden uitgebaat door August 26. Dit bedrijf was een joint venture tussen COMIEX en de Namibische overheid. 414 August 26 was geregistreerd in Kinshasa en stond geklasseerd onder het label defensiegeheim. Hierdoor is er maar weinig informatie beschikbaar over dit diamantbedrijf en zijn concessies. 415 In 2001 was August 26 volgens de Namibische overheid enkel begonnen met de exploratie van de concessies. In de mijnen werden nog geen diamanten ontgonnen en de concessies brachten dus nog geen geld op voor de Namibische overheid. 416 Volgens het panel van experts van de VN zijn er echter wel andere bronnen (die niet vermeld worden) die stellen dat de mijnen wel degelijk operationeel waren. De 40 soldaten die in 2001 nog in Congo gestationeerd waren, zouden zich daar enkel bevinden om de mijnen te beschermen. Namibië en August 26 ontkenden deze aantijgingen. Bovendien waren er geen winsten uit de Congolese diamantsector ingeschreven in het Namibische staatsbudget. 417 Dat betekent dat de Congolese diamanthandel dus geen rol speelde in het financieren van de Namibische oorlog in de DRC. Een tweede link die Namibië verbindt met het plunderen van Congolese diamanten werd ontdekt in 1999 toen drie Namibiërs werden gearresteerd in Kinshasa. Deze Namibiërs zouden daar een diamantdeal hebben willen sluiten. De eerste Namibiër was N. Kashume, directeur van de diamantholding Kalahari Holdings. De tweede was D. Shimwino, directeur van August 26 en Namibian Security Services, een dochtermaatschappij van Kalahari Holdings. De laatste Namibische arrestant was P. Naudili, manager van Namib Contract Haulage, tevens een dochtermaatschappij van Kalahari Holdings. Kalahari Holding werd naar verluidt bestuurd door de toenmalige regerende partij in Namibië, SWAPO (South West Africa Peoples Organisation). Kalahari Holdings had zakenbelangen in diverse sectoren, waaronder de Congolese diamantsector. De drie arrestanten zouden in de DRC diamanten 413 VN. "Final." p.13 en Africa Mining Intelligence. "Congo-K. Three Trading Agencies Rule Roost." Africa Mining Intelligence, no. 20 (29/08/2001): Misser, François en Olivier Vallée. "Du scandale zaïrois au Congo gemmocratique." Cahiers Africains/ Afrika Studies (2000): 27-45, p Dietrich. "Hard." p. 42, Interview met Mark Van Bockstael. 417 VN. "Addendum." p. 18,

105 hebben willen kopen in naam van het bedrijf Glahari, nog een dochterbedrijf van Kalahari Holdings. Enkel door directe tussenkomst van de Namibische president Sam Nujoma werden de drie vrijgelaten. 418 Uit de beperkte informatie die we hebben over de affaire van de drie Namibische arrestanten blijkt het volgende. Eerst en vooral zal de diamantdeal niet legaal geweest zijn, aangezien de drie gearresteerd werden en enkel met de hulp van de Namibische president werden vrijgelaten. Ten tweede lijkt het erop dat de heersende elite in Namibië geld verdiende aan het plunderen van Congolese diamanten via Kalahari Holdings. Bovendien was de Namibische parastatale August 26, via haar directeur Shimwino, gelieerd aan Kalahari Holdings. Zelfs de Namibische president was mogelijk betrokken bij de hele zaak, aangezien hij persoonlijk tussenbeide kwam bij de vrijlating van de drie Namibische diamanthandelaars. Bovendien was het zijn partij die Kalahari Holding controleerde. Het lijkt erop dat de Namibische elite, net zoals bij andere landen, geld verdiende aan de Congolese diamantsector via een ingewikkeld netwerk van individuen en bedrijven. Wat er met het geld gebeurde, is niet bekend. Aangezien Kalahari Holdings werd bestuurd door SWAPO, zal het geld wel deels naar de partij zijn gegaan. De heersende elite gebruikte dus de winsten uit het plunderen van de Congolese diamantsector voor het financieren van haar macht in het thuisland, net als het geval was bij Rwanda, Oeganda en Zimbabwe De DRC: Het door Laurent-Désiré en Joseph Kabila gecontroleerde gebied: Tot hier toe hebben we de rol van de diamanthandel in de tweede Congo-oorlog steeds moeten relativeren. Alle strijdende partijen die deze masterproef tot hier toe heeft besproken, haalden immers weinig inkomsten uit de diamanthandel. De rol van de Congolese diamanthandel in het financieren van de tweede Congo-oorlog is dus klein. Veel van de opbrengsten gingen bovendien naar de elite en legerofficieren die zich persoonlijk verrijkten aan de Congolese diamanthandel. Op deze manier speelde de diamant wel een rol in het conflict: de elites wilden immers hun inkomsten uit de diamanthandel behouden en daarom was het nodig dat het conflict aansleepte. Toch moet ook hier de rol van de diamanthandel gerelativeerd worden. Er viel immers meer geld te verdienen met het plunderen van andere Congolese grondstoffen. Voor het Congolese regime daarentegen was de diamanthandel veel belangrijker. De hoeveelheid geld die de diamanthandel opbracht voor de Congolese overheid, moet echter net als bij de andere actoren in het Congo-conflict gerelativeerd worden. Zo bedroeg de waarde 418 Dietrich. "Hard." p

106 van de totale Congolese diamantexport in miljoen US dollar, waarvan officieel 13 miljoen US dollar naar de Congolese staat ging. 419 Toch was de diamanthandel de belangrijkste bron van inkomsten voor de Congolese staat en elite. 420 Het is mede dankzij de diamantsector dat Kabila junior en senior erin slaagden hun regime te consolideren, zowel ten opzichte van de aanvallende partijen als in eigen gebied. François Misser en Olivier Vallée noemen het Congolese politieke systeem zelfs een gemmocratie 421 vanwege het belang van de diamanthandel in het aan de macht blijven van de regerende elite. Inkomsten uit de diamanthandel werden door Laurent-Désiré en Joseph Kabila gebruikt om de oorlog in de DRC te financieren, bondgenoten aan zich te binden en intern het patrimonialistische netwerk dat hen aan de macht hield, draaiende te houden. De elite verdiende veel geld aan het plunderen van grondstoffen (waaronder diamant) en de Congolese staat en bleef trouw aan de president. Er is echter nog een tweede niveau van plunderen. In de gefaalde Congolese staat kregen ambtenaren en soldaten weinig of geen loon, geld verdienden ze door via corrupte praktijken een deel van de staatsinkomsten te verduisteren (bijv. door taksen te heffen op de diamanthandel en deze deels achter te houden). Zolang ze dit konden doen, bleven ook zij trouw aan het regime. 422 a) De rol van MIBA tijdens de tweede Congolese oorlog: MIBA speelde een belangrijke rol in de tweede Congolese oorlog. Na het falen van het offensief tegen Kinshasa richtten de aanvallende krachten hun pijlen immers op de MIBA- concessies in de streek rond Mbuji-May. De diamantgebieden rond Mbuji-May waren heel belangrijk voor Kabila en zijn elite. 423 Zonder de inkomsten van de belastingen op de lokale diamanthandel en zonder de inkomsten van de MIBA-concessies zou het Kabila-regime niet langer over voldoende financiële middelen beschikken voor de oorlog en zou het bovendien haar interne macht verliezen. Daarom probeerde de APR steeds nieuwe delen van de Kasaï provincie te veroveren en was het grootste deel van de Zimbabwaanse troepen in de streek rond Mbuji-May gelegerd. 424 Voor en tijdens de tweede Congo-oorlog haalden de elites rond Laurent-Désiré en later Joseph Kabila heel wat geld uit MIBA. Zo geeft het eerste VN-rapport het voorbeeld van een overschrijving van 3,5 miljoen US dollar van MIBA naar COMIEX, het bedrijf onder controle 419 Partnership Africa Canada. "Diamond " p Kennes. "Secteur." p Misser en Vallée. "Du scandale zaïrois au Congo gemmocratique." 422 Monnier. "Introduction: Chasse Au Diamant Du Congo/ Zaïre." p Misser en Vallée. "Scandale." p VN. "Report." p. 36, 37 en Interview met Didier Verbruggen en Raf Custers. 106

107 van Laurent-Désiré Kabila en een aantal van zijn trouwste bondgenoten zoals bijvoorbeeld de minister van Economie, Victor Mpoyo. Dit bedrag zou een bijdrage van MIBA aan de oorlogskosten van de AFDL zijn geweest. Het geld ging echter naar de elite rond COMIEX. 425 Verder betaalde MIBA van 1999 tot 2001 in totaal US dollar belastingen aan de Congolese overheid. Van deze US dollar werd US dollar op legale wijze overgemaakt aan de Congolese staatskas. De overige US dollar werd door de MIBA-bestuurders Nyembe, Ndumbi en Kabangu op volstrekt illegale wijze cash uitbetaald aan onbekende overheidsambtenaren. Ondervraagd over de bestemming en de redenen van deze illegale geldtransfers, weigerden de toenmalige beheerders van MIBA een verklaring af te leggen of ontkenden ze de feiten. 426 De praktijk van het cash betalen van een deel van MIBA s belastingen aan overheidsambtenaren begon toen de AFDL aan de macht kwam in De beheerders van MIBA moesten betalen of ze werden ontslagen. Zo zou er meermaals geld gegeven zijn aan de toenmalige minister van Economie, Mpoyo, minister van Financieën, Mawapanga, en Kabongo, de administrateur-generaal van de ANR (Agence Nationale des Renseignements), de Congolese inlichtingendienst. Deze drie richtten zich steeds tot MIBA in naam van president Kabila. De Lutundula-commissie stelt zeer duidelijk dat de betrokken personen geen verantwoording konden geven voor deze illegale geldtransfers. 427 Het Lutundula-rapport geeft nog meer voorbeelden van hoe de Congolese politieke elite en hooggeplaatste MIBA-functionarissen MIBA plunderden voor eigen rekening. Zo is er het voorbeeld van Jean-Charles Okoto Lolakombe, hoofd van bestuur van MIBA, die US dollar van het bedrijf verduisterde en er huizen mee kocht in het Westen. Ook Generaal Denis Kalume Numbi maakte zich tijdens zijn ambtstermijn als minister van Nationale Reconstructie op allerlei manieren schuldig aan corruptie en fraude met betrekking tot MIBA en het plunderen van diamanten: hij was betrokken in de Sengamines-affaire, verhandelde verduisterde MIBA-diamanten en ontvreemde publieke MIBA-fondsen. Beide beschuldigden weigerden zich te verantwoorden voor de Lutundula-commissie of ontkenden de feiten. 428 Een tweede manier waarop Laurent-Désiré Kabila en de zijnen zich verrijkten via MIBA was door diefstal van waardevolle stenen. MIBA produceerde voornamelijk diamanten van lage kwaliteit bestemd voor industriële toepassingen (bijv. voor het maken van boorkoppen). 425 VN. "Report." p Lutundula. "Assemblée." p Lutundula. "Assemblée." p Lutundula. "Assemblée." p. 68,

108 Slechts 4% van de productie bestond uit diamanten van hoge kwaliteit die gebruikt worden voor het vervaardigen van juwelen, de zogenaamde gem-stenen. Tegen 2001 maakten deze gem-diamanten nog slechts 1,8% van de totale MIBA-productie uit. Deze daling van de productiecijfers doen de VN-experts vermoeden dat MIBA door hooggeplaatste medewerkers en overheidsambtenaren systematisch bestolen werd van haar meest waardevolle diamanten. 429 Per jaar zou er voor zo n 25 miljoen US dollar aan gem-diamanten gestolen zijn bij MIBA. 430 Niet al het geld dat bij MIBA verdween, kwam bij de elite terecht. Er zou ook geregeld een deel van de winsten van MIBA afgeroomd worden door de Congolese overheid. Ongeveer 60% van de winst van MIBA ging naar de Congolese overheid om de oorlog te financieren. 431 Ook een deel van de illegaal betaalde belastingen werd gebruikt voor het financieren van de oorlog. MIBA betaalde in miljoen US dollar aan de generale staf van de FAC en US dollar aan het ministerie van Defensie. Wat er met dit geld uiteindelijk gebeurde en of het daadwerkelijk werd gebruikt om de oorlog te bekostigen, is niet duidelijk. 432 MIBA stond ook rechtstreeks in contact met wapenhandelaars. Zo kocht het bedrijf in november 1999 voor 1,5 miljoen US dollar wapens voor de Congolese regering bij het Oekraïnse wapenbedrijf Ukroboron. 433 Deze financiële aderlatingen zorgden samen met de frequente diefstallen, fraude en het verliezen van concessies (onder meer de Sengamines-concessie) voor het steeds verder achteruitgaan van MIBA. MIBA werd niet alleen door binnen- en buitenlandse elites bestolen, maar ook door creuseurs. Het gebeurde vaak dat een groep artisanale mijnwerkers een MIBA-concessie clandestien binnendrong en daar diamanten ontgon. Het ging over duizenden creuseurs die elke nacht illegaal de MIBA-concessies binnendrongen om diamanten te ontginnen. Ook overdag waagden veel artisans het diamanten te plunderen op MIBA-terreinen. Deze mensen hadden over het algemeen weinig keuze. Illegale diamantontginning was voor hen de enige manier om geld te verdienen, vandaar dat ze de grote risico s erbij namen. 434 Het plunderen van de MIBA-concessies door creuseurs, ging gepaard met heel wat geweld. De MIBA-terreinen werden immers bewaakt door MIBA-bewakers en soldaten van het Congolese en Zimbabwaanse leger die onafhankelijk van elkaar opereerden. Vanwege de 429 VN. "Addendum." p. 9, VN. "Final." p Leclercq. "Rôle." p Lutundula. "Assemblée." p Africa Mining Intelligence. "Congo-K. When MIBA s Money Was Used for Guns." Africa Mining Intelligence, no. 47 (16/10/ /10/2002): Amnesty International. "The DRC. Making a Killing." Washington: Amnesty International, 2002, p

109 uitgestrektheid van de MIBA-concessies en de grote aantallen artisans die dag en nacht naar binnen slopen, was het onbegonnen werk voor de bewakers om alle creuseurs tegen te houden. Het enige wat ze konden doen, was proberen de aantallen binnen de perken te houden. Dagelijks werden er mensen waaronder veel kinderen neergeschoten en gevangengenomen in de ontginningsgebieden van MIBA rond Mbuji-May. Meer dan eens werd er zonder waarschuwing geschoten op groepen creuseurs. In sommige gevallen drongen artisans zelfs in gewapende groepen de MIBA-concessies binnen en kwam het tot bloedige schietpartijen met de bewakers van de concessies wanneer men deze tegenkwam. 435 De bewakers van de MIBA concessies verdienden veel geld aan het illegaal opleggen van taksen aan de artisans die de mijnen wilden betreden. Vaak stonden de creuseurs een deel van hun vondsten van die dag af aan de bewakers of betaalden ze een bedrag in US dollar. Meestal schommelde dit bedrag rond de zeven à tien US dollar. Dit wil echter niet zeggen dat de mijnwerkers vrij konden opereren in de hele MIBA-concessie. Als ze een andere groep bewakers of soldaten tegenkwamen, moest er opnieuw betaald worden. Het ging zelfs zo ver dat wanneer een bepaalde groep bewakers de creuseurs escorteerde om zo een deel van hun vondsten in beslag te nemen, ze slaags raakten met een ander contingent bewakers. 436 Bovendien waren de artisans er niet zeker van dat ze de concessie konden verlaten eens ze de wachters betaald hadden. Vaak openden de bewakers immers alsnog het vuur. 437 De misdrijven in de Congolese diamantmijnen zijn een goed voorbeeld van de vergevorderde vorm van gemilitariseerd patrimonialisme waar deze masterproef het reeds over had. Terwijl de militaire en politieke elite de diamanthandel op een hoger niveau controleerde en met de grootste winsten aan de haal ging, vulden de slecht of niet betaalde soldaten, lage officieren en ambtenaren hun loon aan met het op kleine schaal plunderen van de Congolese diamantsector. 438 Dit gebeurde zowel in de industriële als in de artisanale diamantsector. Deze greed staat echter los van de conflictdynamiek. Voor de oorlog bestond deze praktijken al en na de oorlog werden ze voortgezet. 439 b) De artisanale diamantsector: Laurent-Désiré Kabila s politiek naar de diamanthandel toe berustte op vier pijlers en was erop gericht zoveel mogelijk geld te halen uit de Congolese diamantsector. Eerst en vooral wilde het Kabila-regime grotere controle op de tot dan toe grotendeels informele 435 Amnesty International. "The DRC." p. 1-3, VN. "Final." p Amnesty International. "DRC." p Monnier. "Introduction." p. 9 en VN. "Final." p NIZA. "The State Vs. The People." p

110 handelsstromen van de Congolese diamant. Zo wilde het regime een einde maken aan de onderwaardering van diamanten, smokkel en fraude. Door deze praktijken liep de Congolese oorlog immers heel wat belastinginkomsten mis. Ten tweede wilde de Congolese regering de Congolese diamantsector ook aantrekkelijker maken voor buitenlandse investeerders en deze investeringen beter controleren. 440 Tot slot eiste de Congolese overheid (zoals in het vorige deel besproken) heel wat winsten van MIBA op. Met zijn diamantbeleid wilde Kabila officieel meer overheidsinkomsten genereren om zo de oorlog te kunnen financieren. Wat echter zeker meespeelde was dat Laurent-Désiré Kabila en zijn elite op deze manier meer geld uit de diamanthandel wilden puren om zich persoonlijk te verrijken en om hun patrimoniale netwerken in stand te houden. 441 Een derde politiek doel was bondgenootschappen smeden en bondgenoten aan zich binden door middel van het schenken van diamantconcessies (zie bijvoorbeeld de Sengamines-affaire uit deel ). Alle initiatieven van de Congolese overheid om meer geld te halen uit de Congolese diamantsector, draaiden echter uit op een mislukking. Doordat de Kabila-regering dringend fondsen nodig had om de oorlog te financieren, werden vaak dure fouten gemaakt. Zo werden de belastingen op de Congolese diamanthandel verhoogd om meer geld te verdienen aan de artisanale diamantsector. Dit had echter het tegenovergestelde effect: er werd meer gesmokkeld, waardoor er net minder belastingsinkomsten waren. Tijdens de Congolese oorlog werd er elk jaar voor ongeveer 300 miljoen US dollar aan diamanten uit het door de overheid gecontroleerde gebied gesmokkeld naar Congo-Brazzaville en de CAR. Men deed dit omdat de exportbelastingen daar veel lager lagen, waardoor zowel négociants als aankoopbedrijven er meer winst op konden maken. Bovendien was de diamanthandel in deze twee landen minder gereguleerd. 442 Een eerste poging van de Congolese regering om de strijd aan te gaan tegen de informele diamanthandel, de smokkel en de handel in bloeddiamanten, was het oprichten van de SASMIP (Service d Achat des Substances Minérales Précieuses) op 11 augustus Alle comptoirs werden verplicht hun activiteiten stop te zetten. De commerciële staatsinstelling SASMIP had van dan af het monopolie op de aankoop en de export van Congolese diamant. Deze aankopen zouden enkel in de DRC mogen gebeuren, in Congolese frank. De verkoop aan buitenlandse bedrijven zou in US dollars gebeuren. Met deze maatregel wilde Laurent- 440 Lumbi en Daito. "Gestion." p Interview met Koen Vlassenroot en Monnier. "Introduction." p VN. "Addendum." p. 10,

111 Désiré Kabila de frauduleuze comptoirs uitschakelen. 443 SASMIP heeft echter nooit gefunctioneerd en op 26 oktober 1998 werd besloten om de instelling op te doeken. 444 Een volgend initiatief van de Congolese overheid in haar strijd tegen de fraude in de diamantsector en de informele diamanthandel was de oprichting van de BCMP (Bourse Congolaise des Matières Précieuses) op 9 januari Het grootste deel van het kapitaal dat werd geïnvesteerd in de Congolese diamanthandel was afkomstig uit het buitenland. De transfermechanismen waren zeer ingewikkeld, waardoor de Congolese Nationale Bank nauwelijks controle had op de geldstromen die circuleerden in het diamantcircuit. Een belangrijk deel van de investeringen in de Congolese diamantsector kwamen dan ook uit criminele circuits. Met het BCMP-initiatief wilde men hieraan een einde maken. Buitenlandse bedrijven waren voortaan verplicht om hun diamanten in US dollar aan te kopen via deze beurs. Om lid te worden van de beurs, moest men 3 miljoen US dollar betalen. Onder druk van de verschillende diamantlobby s floot de Congolese regering het programma uiteindelijk terug en zocht ze een nieuwe oplossing voor het controleren van de investeringen in de diamanthandel. 446 Zowel het SASMIP-initiatief als het BCMP-initiatief faalden. De inkomsten van de Congolese overheid uit de artisanale diamanthandel liepen in 1999 steeds verder terug door de toenemende informalisering van deze sector. De belangrijkste reden hiervoor was echter niet het falen van de twee initiatieven, maar het feit dat buitenlandse bedrijven die Congolese diamanten wilden kopen, dit moesten doen in Congolese frank tegen een officiële koers die vier keer hoger was dan de eigenlijke waarde van de munt. Dit maakte het veel duurder om op legale wijze te participeren aan de Congolese diamanthandel, waardoor veel comptoirs steeds vaker in de informele circuits terechtkwamen. 447 Een nieuwe oplossing kwam er op 31 juli 2000 met het exportmonopolie van IDI Diamonds, een bedrijf van de Israëliër Dan Gertler. Weer moesten alle comptoirs hun handel stopzetten. Laurent-Désiré Kabila gaf IDI Diamonds via zijn lokale filiaal, IDI-Congo, een monopolie op de export van Congolese diamanten, voor een periode van 18 maanden. Het officiële doel van deze maatregel was een einde maken aan de handel in bloeddiamanten die de oorlog van de rebellen financierde. 448 IDI Diamonds kreeg daarom de bevoegdheid om de diamanten die het 443 Leclercq. "Rôle." p De Villers, Omasombo en Kennes. "Chapitre Troisième." p De Villers, Omasombo en Kennes. "Chapitre." p Lumbi en Daito. "Gestion." p en Leclercq. "Rôle." p. 66 en Dietrich, Christian. "Hard." p Leclercq. "Rôle." p Lumbi en Daito. "Gestion." p. 12,

112 exporteerde te voorzien van een certificaat. Met dit certificaat werd de conflictvrijheid van de edelstenen gegarandeerd. 449 De ware reden waarom de Kabila-regering IDI Diamonds een exportmonopolie verleende, was dat er dringend geld nodig was om de oorlog te financieren. IDI Diamonds zou de Congolese overheid bovenop de vaste 3% belastingen op elke verkoop van diamanten immers een som betalen van 20 miljoen US dollar om het monopolie te bemachtigen. Dit geld kreeg Laurent-Désiré Kabila direct in handen en kon meteen voor oorlogsdoeleinden gebruikt worden miljoen US dollar voor een monopolie dat ongeveer 600 miljoen US dollar per jaar zou opbrengen was echter een zeer ongelijke ruil. De 20 miljoen US dollar was dan ook niet het enige wat IDI Diamonds ter compensatie gaf aan de Congolese regering. Zo zou Kabila via de connecties van Gertler in Israëlische militaire kringen wapens en training voor zijn troepen krijgen van bepaalde Israëlische officieren. 451 Ook zou hij hulp krijgen van de Israëlische inlichtingendienst, de Mossad. 452 Het Israëlische leger zou ook de Congolese antismokkelunit trainen. 453 Door het monopolie van IDI Diamonds waren alle négociants verplicht om hun diamanten voortaan te verkopen aan aankoopbureaus van IDI. De IDI-aankopers betaalden echter minder dan de marktwaarde van de diamant. Bovendien betekende het aankoopmonopolie een breuk met de traditionele diamantnetwerken waarin diamanthandelaars opereerden. Velen weigerden dus hun diamanten aan IDI te verkopen en schakelden over op informele kanalen en smokkel om hun diamanten te verkopen. IDI Diamonds weigerde ook vaak om diamanten van lage kwaliteit aan te kopen. Deze diamanten verdwenen bijgevolg in de informele sfeer. 454 Het IDI-initiatief bereikte dus het omgekeerde effect: de smokkel en informele handel in diamanten nam net toe waardoor het IDI-initiatief minder geld opleverde als gepland. 455 Zo verdubbelde de diamantexport van Congo-Brazzaville naar België in de maanden na de afkondiging van het IDI-monopolie, door de stijging van de diamantsmokkel uit de DRC (zie onderstaande tabel). Volgens het magazine African Mining Intelligence zou in de periode van 449 Leclercq. "Rôle." p Dietrich. "Hard." p VN. "Addendum." p VN. "Report." p Samset. "Conflict." p Africa Mining Intelligence. "Congo-K. IDI Congo Slammed by Report." Africa Mining Intelligence, no. 4 (13/12/2000): Colla en Dallemagne "Verslag." p. 85 en VN. "Report." p

113 oktober 2000 tot januari 2001 voor 98 miljoen US dollar aan diamanten gesmokkeld zijn naar Congo-Brazzaville als gevolg van het monopolie van IDI Diamonds. 456 Tabel 7: De Congolese diamantexport naar België (augustus januari 2001) (Dietrich, Christian. "Hard Currency. The Criminalized Diamond Economy of the Democratic Republic of the Congo and Its Neighbours." In The Diamond and Human Security Project, edited by Ian Smillie, St. Ottawa: Partnership Africa Canada, 2002, p. 16) Verder kon IDI Diamonds verschillende keren onvoldoende geld bijeenbrengen om de MIBAproductie aan te kopen en kon het dus zijn monopolie niet uitoefenen. 457 Bovendien zou IDI Diamonds ook Angolese diamanten van de UNITA aankopen. 458 Tot slot betaalde het Israëlische bedrijf slechts 3 miljoen US dollar in plaats van de afgesproken 20 miljoen en werden de beloofde wapens nooit geleverd. Reden te meer dus voor Joseph Kabila om in april 2001 na amper zes maanden het exportmonopolie van IDI Diamonds in te trekken. 459 Het bedrijf zette zijn aankoopactiviteiten echter gewoon voort via dochterbedrijf IDI-Congo. 460 Dat Laurent-Désiré Kabila zijn pogingen om de artisanale diamantsector beter te controleren faalden, wordt bewezen door de daling van de officiële artisanale diamantexport van de DRC sinds het invoeren van verschillende initiatieven. Zo exporteerde de DRC in 1997 nog 599 miljoen US dollar aan artisanale diamanten. In het jaar 1999 was de export teruggelopen tot 192 miljoen US dollar. 461 In 2000 bereikten de artisanale diamantexport een dieptepunt van 175 miljoen US dollar. De belangrijkste reden hiervoor was de massale toename van diamantsmokkel Africa Mining Intelligence. "Congo-K. More Woe for IDI Diamonds." Africa Mining Intelligence, no. 7 (31/01/2001): Africa Mining Intelligence. "Congo-K. New Setback for IDI-Congo." Africa Mining Intelligence, no. 1 (1/11/2000), p. 1. en Africa Mining Intelligence. "Congo-K. MIBA: IDI Diamonds Misses Again on October Auction." Africa Mining Intelligence, no. 2 (15/11/2000): Africa Mining Intelligence. "Congo-K. More Woe for IDI Diamonds." 459 Colla en Dallemagne "Verslag." p. 85 en Samset. "Conflict." p. 473 en VN. "Report." p Africa Mining Intelligence. " Congo-K. Diamond Traders Stream Back." Africa Mining Intelligence, no. 18 (11/07/20001): Dietrich. "Hard." p De Villers, Omasombo en Kennes. "Chapitre." p

Resolutie CDJA. Werkgroep Buitenlandse Zaken & Defensie, namens de Politieke Commissie

Resolutie CDJA. Werkgroep Buitenlandse Zaken & Defensie, namens de Politieke Commissie Resolutie CDJA Indiener: Resolutie: Werkgroep Buitenlandse Zaken & Defensie, namens de Politieke Commissie Situatie Oost-Congo De Nederlandse regering moet alert zijn op grondstoffenroof uit Oost-Congo

Nadere informatie

Het mysterie: Moord op Lumumba

Het mysterie: Moord op Lumumba Het mysterie: Moord op Lumumba Lumumba was de eerste premier van onafhankelijk Congo in 1960. Twee weken na zijn aantreden werden Lumumba en zijn regering afgezet tijdens een staatsgreep en werd Lumumba

Nadere informatie

GEZONDHEIDSENQUETE 2013

GEZONDHEIDSENQUETE 2013 GEZONDHEIDSENQUETE 2013 RAPPORT 1: GEZONDHEID EN WELZIJN Johan Van Der Heyden, Rana Charafeddine (ed.) Wetenschappelijk Instituut Volksgezondheid Operationele Directie Volksgezondheid en surveillance J.

Nadere informatie

Een nieuwe nationale conferentie voor vrede in Congo

Een nieuwe nationale conferentie voor vrede in Congo Een nieuwe nationale conferentie voor vrede in Congo Op woensdag 16 januari 2013 brachten Broederlijk Delen en Pax Christi Vlaanderen, in samenwerking met MO*, vijf sprekers 1 samen voor het debat: Oorlog

Nadere informatie

Samenvatting van het rapport. De illegale diamantsector in de Democratische Republiek Congo en haar buurlanden

Samenvatting van het rapport. De illegale diamantsector in de Democratische Republiek Congo en haar buurlanden Samenvatting van het rapport HARDE VALUTA De illegale diamantsector in de Democratische Republiek Congo en haar buurlanden The Diamonds and Human Security Project Auteur: Christian Dietrich Vertaling:

Nadere informatie

Amsterdam, 30 juli 2004. Onderwerp: Vragenlijst diamanten. Beste vrijwilliger,

Amsterdam, 30 juli 2004. Onderwerp: Vragenlijst diamanten. Beste vrijwilliger, Amsterdam, 30 juli 2004 Onderwerp: Vragenlijst diamanten Beste vrijwilliger, Prins Hendrikkade 33 Postbus 10707 1001 ES Amsterdam T: +31 (0) 20 520 62 10 F: +31 (0) 20 520 62 49 I: www.niza.nl We zijn

Nadere informatie

impact in Antwerpen Meer dan 550 jaar aan diamantgeschiedenis zit vervat in de slogan Cut in Antwerp, tot op vandaag nog

impact in Antwerpen Meer dan 550 jaar aan diamantgeschiedenis zit vervat in de slogan Cut in Antwerp, tot op vandaag nog Hoofdstuk 6 Indirecte economische impact in Antwerpen De Antwerpse diamantsector is ontzettend belangrijk voor de Vlaamse en Belgische economie. Niet alleen door de toegevoegde waarde en inkomsten die

Nadere informatie

Inleiding. Johan Van der Heyden

Inleiding. Johan Van der Heyden Inleiding Johan Van der Heyden Wetenschappelijk Instituut Volksgezondheid Operationele Directie Volksgezondheid en surveillance J. Wytsmanstraat, 14 B - 1050 Brussel 02 / 642 57 26 E-mail : johan.vanderheyden@iph.fgov.be

Nadere informatie

Toespraak van de heer Armand DE DECKER, Voorzitter van de Senaat. Colloquium Peace and Reconciliation. 8 december 2009

Toespraak van de heer Armand DE DECKER, Voorzitter van de Senaat. Colloquium Peace and Reconciliation. 8 december 2009 Toespraak van de heer Armand DE DECKER, Voorzitter van de Senaat Colloquium Peace and Reconciliation 8 december 2009 Excellenties, Beste collega s, Dames en heren, Het is voor mij een eer u vandaag te

Nadere informatie

Armoede en ongelijkheid in de wereld. Inleiding tot een eenvoudig én complex onderwerp Francine Mestrum, 27 maart 2016

Armoede en ongelijkheid in de wereld. Inleiding tot een eenvoudig én complex onderwerp Francine Mestrum, 27 maart 2016 Armoede en ongelijkheid in de wereld Inleiding tot een eenvoudig én complex onderwerp Francine Mestrum, 27 maart 2016 Wat gaan we bestuderen? Wanneer en hoe zijn armoede en ongelijkheid op de agenda van

Nadere informatie

Eindexamen geschiedenis havo 2009 - I

Eindexamen geschiedenis havo 2009 - I Ten oorlog! Europese oorlogen 1789-1919. Oorlog als maatschappelijk fenomeen In de Coalitieoorlogen voerde de Franse regering de dienstplicht in. 2p 1 Leg uit dat zij hiermee de betrokkenheid van Franse

Nadere informatie

Rwanda in de Grote-Merenregio: buitenlandse expansie, binnenlandse onderdrukking

Rwanda in de Grote-Merenregio: buitenlandse expansie, binnenlandse onderdrukking Rwanda in de Grote-Merenregio: buitenlandse expansie, binnenlandse onderdrukking JEROEN CORDUWENER SUN CITY EEN LUXUEUS RESORT AAN DE westkust van Zuid-Afrika moet de geschiedenis ingaan als de Afrikaanse

Nadere informatie

Democratie op bestelling?

Democratie op bestelling? Democratie op bestelling? De Arabische Lente en andere seizoenen Studium Generale Universiteit Twente 1 november 2011 Jaap de Wilde Afdeling Internationale Betrekkingen & Internationale Organisatie (IBIO)

Nadere informatie

De impact van supersterbedrijven op de inkomensverdeling

De impact van supersterbedrijven op de inkomensverdeling VIVES BRIEFING 2018/05 De impact van supersterbedrijven op de inkomensverdeling Relatief verlies, absolute winst voor werknemers Yannick Bormans KU Leuven, Faculteit Economie en Bedrijfswetenschappen,

Nadere informatie

DR Congo (update 12/2012)

DR Congo (update 12/2012) DR Congo (update 12/2012) De Democratische Republiek Congo ligt in centraal Afrika en heeft Kinshasa als hoofdstad. Het land werd onafhankelijk van België in 1960. DR Congo heeft verschillende burgeroorlogen

Nadere informatie

Mevrouw A.M.A. van Ardenne - van der Hoeven Minister van Ontwikkelingssamenwerking Ministerie van Buitenlandse zaken Bezuidenhoutseweg 67 DEN HAAG

Mevrouw A.M.A. van Ardenne - van der Hoeven Minister van Ontwikkelingssamenwerking Ministerie van Buitenlandse zaken Bezuidenhoutseweg 67 DEN HAAG Mevrouw A.M.A. van Ardenne - van der Hoeven Minister van Ontwikkelingssamenwerking Ministerie van Buitenlandse zaken Bezuidenhoutseweg 67 DEN HAAG Ons kenmerk: Betreft: NiZA/2003/0826/ph/jh Angola Amsterdam,

Nadere informatie

Joint Venture in de Westas? Hoe nu verder. Leren van Joint Venture Silicon Valley Network Kennislab voor Urbanisme Geert Kievit

Joint Venture in de Westas? Hoe nu verder. Leren van Joint Venture Silicon Valley Network Kennislab voor Urbanisme Geert Kievit Joint Venture in de Westas? Hoe nu verder. Leren van Joint Venture Silicon Valley Network. 28-1-2015 Kennislab voor Urbanisme Geert Kievit Joint Venture in de Westas? Hoe nu verder. In de huidige situatie

Nadere informatie

Wat is een economische crisis?

Wat is een economische crisis? Wat is een economische crisis? D. Para Marxistische zomeruniversiteit 21 augustus 2008 Wat is een economische crisis? Fenomenen: - Beurzen zakken - Immobiliën markten storten in (USA) - De centrale banken

Nadere informatie

GEZONDHEIDSENQUETE 2013

GEZONDHEIDSENQUETE 2013 GEZONDHEIDSENQUETE 2013 RAPPORT 4: FYSIEKE EN SOCIALE OMGEVING Rana Charafeddine, Stefaan Demarest (ed.) Wetenschappelijk Instituut Volksgezondheid Operationele Directie Volksgezondheid en surveillance

Nadere informatie

IJsbreker 1 Congo ontrafeld

IJsbreker 1 Congo ontrafeld IJsbreker 1 Congo ontrafeld Stap1. Conflicten in de wereld Welke voorbeelden van conflicten in de wereld ken je? Noteer ze in de tabel. Vermeld ook hoe het conflict zich afspeelt: - tussen 2 landen.. -

Nadere informatie

FARMACIJFERS 2014. De geneesmiddelenindustrie in België : een vector voor groei. De kerncijfers

FARMACIJFERS 2014. De geneesmiddelenindustrie in België : een vector voor groei. De kerncijfers FARMACIJFERS 214 De geneesmiddelenindustrie in België : een vector voor groei De kerncijfers Verantwoordelijke uitgever : Catherine Rutten voor pharma.be, Algemene Vereniging van de Geneesmiddelenindustrie

Nadere informatie

Congo: : van oorlog naar vrede. Informatiefiche 1

Congo: : van oorlog naar vrede. Informatiefiche 1 Informatiefiche 1 Grondstof Meest producerende landen Aandeel in wereldproductie Kobalt DR Congo, Zambia, Marokko & Westelijke Sahara 51 % Industrieel Diamant DR Congo, Botswana, Zuid-Afrika 49% Koper

Nadere informatie

Statistisch Magazine Internationale economische ontwikkelingen in de periode 2010 tot en met 2012

Statistisch Magazine Internationale economische ontwikkelingen in de periode 2010 tot en met 2012 Internationale economische ontwikkelingen in de periode 2010 tot en met 2012 Inleiding Lorette Ford De economische ontwikkeling van een land kan door middel van drie belangrijke economische indicatoren

Nadere informatie

geschiedenis geschiedenis

geschiedenis geschiedenis Examen HAVO 2009 tijdvak 1 woensdag 20 mei 9.00-12.00 uur tevens oud programma geschiedenis geschiedenis Bij dit examen hoort een bijlage. Dit examen bestaat uit 30 vragen. Voor dit examen zijn maximaal

Nadere informatie

Regionale vooruitzichten Sub-Sahara Afrika - bijlage Percentage grondstoffen in goederen export

Regionale vooruitzichten Sub-Sahara Afrika - bijlage Percentage grondstoffen in goederen export Tabel 1: Indicatoren voor economische structuur Aantal inwoners (mln) Grootte van economie (USD mrd) Grootte van economie (% van wereld BBP) Percentage grondstoffen in goederen export Percentage grondstoffen

Nadere informatie

indirecte EconomiScHE impact in diamant producerende landen

indirecte EconomiScHE impact in diamant producerende landen Hoofdstuk 7 Indirecte economische impact in diamant producerende landen Wat staat er op het spel? Antwerpen is als handelscentrum afhankelijk van het aanbod van en de vraag naar diamant. De belangrijkste

Nadere informatie

20 congo s gewelddadige vrede

20 congo s gewelddadige vrede 19 Inleiding Ik weet nog precies waar en wanneer ik besloot dit boek te schrijven. In Bukavu, op 21 november 2012. Een dag eerder was Goma in handen gevallen van de Mouvement du 23 Mars, kortweg M23 genoemd,

Nadere informatie

Studiedag De modernisering van het begroten in België. Brussel, 11 mei 2004

Studiedag De modernisering van het begroten in België. Brussel, 11 mei 2004 Studiedag De modernisering van het begroten in België Brussel, 11 mei 2004 Internationale trends in overheidsbegroten Prof. dr. Geert Bouckaert A. Internationale trends Inhoud 1. Gebruik van prestatiegegevens

Nadere informatie

Crisis in Centraal-Afrika

Crisis in Centraal-Afrika Crisis in Centraal-Afrika Door Pieter-Jan Hamels Vrijwilligersdag van Artsen Zonder Vakantie 24 maart 2018 1. Inleiding Democratische Republiek Congo HDI: 176 ( op 188) BNP per capita: 173 (van 175) 70

Nadere informatie

Evenwichtige verslaggeving

Evenwichtige verslaggeving Hoofdstuk 4 Transparantie De Antwerpse diamantsector wordt door het grote publiek vaak gezien als een gesloten sector. Het is één van de grootste uitdagingen van AWDC om de sector meer open te stellen

Nadere informatie

Congo-Kinshasa Geschiedenis en algemene informatie

Congo-Kinshasa Geschiedenis en algemene informatie Congo-Kinshasa Geschiedenis en algemene informatie Bron: www.nl.wikipedia.org Congo-Kinshasa of de Democratische Republiek Congo (vaak afgekort als DR Congo), het vroegere Zaïre, is een onafhankelijk land

Nadere informatie

Naam KIDS FOR WARCHILD Oorlog en vrede in de wereld

Naam KIDS FOR WARCHILD Oorlog en vrede in de wereld Naam KIDS FOR WARCHILD Oorlog en vrede in de wereld In meer dan dertig landen in de wereld is er oorlog. Wereldwijd zijn er dus miljoenen kinderen die een oorlog meemaken. Vraag 1. Kun je drie landen noemen

Nadere informatie

Verhaal van verandering

Verhaal van verandering Belgische Ashoka Fellow Ashoka : Kun je ons iets vertellen over je familie en waar je bent opgegroeid? Ingrid : Ik ben opgegroeid in Antwerpen, een belangrijke stad in Vlaanderen, België. Ik heb een oudere

Nadere informatie

het mobiliteitsbudget en cash for car

het mobiliteitsbudget en cash for car Vilvoorde 21/11/2018 het mobiliteitsbudget en cash for car Thomas Vanoutrive Onderzoeksgroep voor Stadsontwikkeling Urban Studies Institute Universiteit Antwerpen cash for car en mobiliteitsbudget Wat

Nadere informatie

Leeractiviteit Internationale Organisaties IMF Quota s

Leeractiviteit Internationale Organisaties IMF Quota s Leeractiviteit Internationale Organisaties IMF Quota s Deze LA gaat over de hervormingen van de IMF quota s waarbij men de ontwikkelingslanden en de opkomende economieën meer vertegenwoordiging wou geven.

Nadere informatie

TIJDVAK 7 Bepoederde pruiken, bruisende ideeën

TIJDVAK 7 Bepoederde pruiken, bruisende ideeën TIJDVAK 7 Bepoederde pruiken, bruisende ideeën Bepoederde pruiken, bruisende ideeën Tijd van Pruiken en Revoluties 1700-1800 Vroegmoderne Tijd Kenmerkende aspecten Uitbouw van de Europese overheersing,

Nadere informatie

5.7. Werkstuk door een scholier 1836 woorden 20 mei keer beoordeeld. Geschiedenis. Opdracht: Politieke brandhaarden

5.7. Werkstuk door een scholier 1836 woorden 20 mei keer beoordeeld. Geschiedenis. Opdracht: Politieke brandhaarden Werkstuk door een scholier 1836 woorden 20 mei 2003 5.7 123 keer beoordeeld Vak Geschiedenis Opdracht: Politieke brandhaarden 1 De beschaving van Zimbabwe Tussen de rivieren de Limpopo en de Zambezi in

Nadere informatie

Grondstoffen: Afrika is rijk!

Grondstoffen: Afrika is rijk! Grondstoffen: Afrika is rijk! Veel ontwikkelingslanden, vooral in Afrika, herbergen grote rijkdommen aan grondstoffen. Nederland heeft in navolging van de EU haar grondstoffenbeleid uiteengezet. Deze heeft

Nadere informatie

Hierbij gaat voor de delegaties Commissiedocument D017336/01

Hierbij gaat voor de delegaties Commissiedocument D017336/01 RAAD VA DE EUROPESE U IE Brussel, 8 december 2011 (09.12) (OR. en) 18335/11 ECOFI 876 STATIS 108 I GEKOME DOCUME T van: de Europese Commissie ingekomen: 22 november 2011 aan: het secretaris-generaal van

Nadere informatie

Economie. 1 Kempense economie presteert in de Vlaamse middenmoot Kempen Provincie Antwerpen Vlaams Gewest

Economie. 1 Kempense economie presteert in de Vlaamse middenmoot Kempen Provincie Antwerpen Vlaams Gewest Streekpact 2013-2018 Cijferanalyse Publicatiedatum: 30 september 2013 Contactpersoon: Severine Appelmans Economie Samenvatting 14,75 miljard euro aan waardecreatie (BBP) BBP per inwoner net boven Vlaamse

Nadere informatie

2-942/1 2-942/1 ZITTING 2002-2003 SESSION DE 2002-2003 20 FEBRUARI 2003 20 FÉVRIER 2003

2-942/1 2-942/1 ZITTING 2002-2003 SESSION DE 2002-2003 20 FEBRUARI 2003 20 FÉVRIER 2003 2-942/1 2-942/1 BELGISCHE SENAAT SÉNAT DE BELGIQUE ZITTING 2002-2003 SESSION DE 2002-2003 20 FEBRUARI 2003 20 FÉVRIER 2003 Parlementaire onderzoekscommissie belast met het onderzoek naar de legale en illegale

Nadere informatie

Stortingslijst van het archief van Jan Vanheukelom van ondermeer het Fonds voor Ontwikkelingssamenwerking (FOS) (1977-1997) (S/1997/102)

Stortingslijst van het archief van Jan Vanheukelom van ondermeer het Fonds voor Ontwikkelingssamenwerking (FOS) (1977-1997) (S/1997/102) 451 Stortingslijst van het archief van Jan Vanheukelom van ondermeer het Fonds voor Ontwikkelingssamenwerking (FOS) (1977-1997) (S/1997/102) Jessica Langouche Amsab-Instituut voor Sociale Geschiedenis

Nadere informatie

PUBLIEKE LEZING (in het Engels) π Woensdag 7 december 2011 π Universiteit Antwerpen π Hof van Liere VOLUNTEERING

PUBLIEKE LEZING (in het Engels) π Woensdag 7 december 2011 π Universiteit Antwerpen π Hof van Liere VOLUNTEERING PUBLIEKE LEZING (in het Engels) π Woensdag 7 december 2011 π Universiteit Antwerpen π Hof van Liere VOLUNTEERING Het Universitair Centrum Sint-Ignatius Antwerpen (ucsia) organiseert in samenwerking met

Nadere informatie

Waar blijft het geld?

Waar blijft het geld? Waar blijft het geld? Uitkomsten v/d vierde Monitor Georganiseerde Criminaliteit Edwin Kruisbergen 13 maart 2013 Structuur De Monitor Georganiseerde Criminaliteit Criminele inkomsten: Verdienen Verdelen

Nadere informatie

Farmacijfers 2016 België, een groeiende farmahub

Farmacijfers 2016 België, een groeiende farmahub Farmacijfers 2016 België, een groeiende farmahub 2016 in een oogopslag Groeiende en 1 2016 was opnieuw een bijzonder jaar voor de farmaceutische sector in België. Ons land versterkte haar positie als speler

Nadere informatie

Farmacijfers 2016 België, een groeiende farmahub

Farmacijfers 2016 België, een groeiende farmahub Farmacijfers 2016 België, een groeiende farmahub 2016 in een oogopslag 2016 was opnieuw een bijzonder jaar voor de farmaceutische sector in België. Ons land versterkte haar positie als speler van wereldformaat

Nadere informatie

Claude Delmas : European Union Robert Schuman McCormick, 2002: 56. Hettne, 2001: xvii.

Claude Delmas : European Union Robert Schuman McCormick, 2002: 56. Hettne, 2001: xvii. 1 Claude Delmas 1980 1980 1989: 31 2004 5 1 10 25 European Union 1980 Robert Schuman 1950 McCormick, 2002: 56 Hettne, 2001: xvii Hettne, 2003: 15 1 post-modern state Caporaso, 1996 Francois Mitterrand

Nadere informatie

Achtergrond bij de aanslepende oorlog Nadia Nsayi Beleidsmedewerker Broederlijk Delen en Pax Christi Vlaanderen Augustus 2015

Achtergrond bij de aanslepende oorlog Nadia Nsayi Beleidsmedewerker Broederlijk Delen en Pax Christi Vlaanderen Augustus 2015 Achtergrond bij de aanslepende oorlog Nadia Nsayi Beleidsmedewerker Broederlijk Delen en Pax Christi Vlaanderen Augustus 2015 Foto : Chrispin Mvano Inleiding... 3 2 oorlogen, 2 vredesakkoorden en de eerste

Nadere informatie

West-Afrika, grondstoffenrijk maar industriearm

West-Afrika, grondstoffenrijk maar industriearm West-Afrika, grondstoffenrijk maar industriearm Luc Zwartjes 1. Fysisch kader van West-Afrika: a. Duid op de kaart de belangrijkste reliëfeenheden aan: gebergteketen (bruine lijn), plateua (geel) en vlakte

Nadere informatie

IJsbreker 1 Congo ontrafeld

IJsbreker 1 Congo ontrafeld IJsbreker 1 Congo ontrafeld Stap1. Conflicten in de wereld Welke voorbeelden van conflicten in de wereld ken je? Noteer ze in de tabel. Vermeld ook hoe het conflict zich afspeelt: - tussen 2 landen.. -

Nadere informatie

Op 12 augustus 2001 is, onder UNO-toezicht, een boot met Belgische en

Op 12 augustus 2001 is, onder UNO-toezicht, een boot met Belgische en Is in Centraal-Afrika vrede mogelijk? Jules Devos Op 12 augustus 2001 is, onder UNO-toezicht, een boot met Belgische en andere hulpgoederen vanuit Kinshasa aangekomen in Bokungu op de Ubangi-rivier in

Nadere informatie

Care IS klantbijeenkomst. Hotel Van der Valk oktober 2015

Care IS klantbijeenkomst. Hotel Van der Valk oktober 2015 Care IS klantbijeenkomst Hotel Van der Valk oktober 2015 Welkom Wij heten u van harte welkom in Van der Valk Hotel 2 Programma 19.00 uur Ontvangst 19.30 uur Opening 19.40 uur Chinese groeivertraging 20.00

Nadere informatie

TRACTATENBLAD VAN HET KONINKRIJK DER NEDERLANDEN. JAARGANG 2004 Nr. 133

TRACTATENBLAD VAN HET KONINKRIJK DER NEDERLANDEN. JAARGANG 2004 Nr. 133 27 (1990) Nr. 3 TRACTATENBLAD VAN HET KONINKRIJK DER NEDERLANDEN JAARGANG 2004 Nr. 133 A. TITEL Overeenkomst tot oprichting van de Europese Bank voor Wederopbouw en Ontwikkeling, met bijlagen; Parijs,

Nadere informatie

Geadresseerd reclamedrukwerk in België

Geadresseerd reclamedrukwerk in België Met een bruto-investering van 351 miljoen en een groei in het laatste semester van 2008 consolideert geadresseerde Direct Mail zijn vooruitgang van de laatste jaren. Sinds begin 2008 worden de bruto-investeringen

Nadere informatie

Bijstandsuitkeringen in veel OESO-landen gedaald

Bijstandsuitkeringen in veel OESO-landen gedaald Bron: O. van Vliet (2017) Bijstandsuitkeringen in veel OESO-landen gedaald, Sociaal Bestek, nr. 6, pp. 58-59. Bijstandsuitkeringen in veel OESO-landen gedaald Olaf van Vliet Universiteit Leiden Voor veel

Nadere informatie

Democratisering in (Centraal-)Afrika. Prof. Peter Verlinden (KU Leuven/VRT)

Democratisering in (Centraal-)Afrika. Prof. Peter Verlinden (KU Leuven/VRT) Democratisering in (Centraal-)Afrika Prof. Peter Verlinden (KU Leuven/VRT) ERVARINGEN MET DEMOCRATISERING Centraal-Afrika 1990-2014 journalistieke ervaringen, pas achteraf aangevuld met wetenschappelijk

Nadere informatie

RESEARCH CONTENT. Loïs Vehof GAR1D

RESEARCH CONTENT. Loïs Vehof GAR1D RESEARCH CONTENT Loïs Vehof GAR1D INHOUD Inleiding ------------------------------------------------------------------------------------------------------------------ blz. 2 Methode -----------------------------------------------------------------------------------------------------------------

Nadere informatie

Aandeel MKB in buitenlandse handel en investeringen

Aandeel MKB in buitenlandse handel en investeringen Rapport Aandeel MKB in buitenlandse handel en investeringen Drie afbakeningen van het MKB Oscar Lemmers Dit onderzoek werd uitgevoerd in opdracht van het Ministerie van Buitenlandse Zaken. Er waren geen

Nadere informatie

Kongo in de geschiedenisleerboeken, 1960-heden: Dé Waarheid? Beel...

Kongo in de geschiedenisleerboeken, 1960-heden: Dé Waarheid? Beel... 1 sur 5 6/09/2008 21:57 Kongo in de geschiedenisleerboeken 1960-heden Dé Waarheid? Beeldvorming over de (de)kolonisatie van Kongo in Vlaamse wereldoriëntatie- en geschiedenisleerboeken lager en secundair

Nadere informatie

Voorwoord 9. Inleiding 11

Voorwoord 9. Inleiding 11 inhoud Voorwoord 9 Inleiding 11 deel 1 theorie en geschiedenis 15 1. Een omstreden begrip 1.1 Inleiding 17 1.2 Het probleem van de definitie 18 1.3 Kenmerken van de representatieve democratie 20 1.4 Dilemma

Nadere informatie

Het Bedrog van de Bankiers

Het Bedrog van de Bankiers Het Bedrog van de Bankiers Door P.F.v.d.Meer sr Pentahof@planet.nl www.pentahof.nl Dit is uitgave no. 952 van het Lage Landen Leerhuis Datum 27-03- 2016 1 2 Inleiding Het gaat in deze brochure over het

Nadere informatie

CONGO. Achtergrond bij oorlog en vredesproces

CONGO. Achtergrond bij oorlog en vredesproces CONGO Achtergrond bij oorlog en vredesproces Nadia Nsayi Beleidsmedewerker Broederlijk Delen en Pax Christi Vlaanderen Juni 2016 INHOUD 1. Inleiding... 3 2. Twee oorlogen, twee vredesakkoorden en de eerste

Nadere informatie

COLLOQUIUM. Vrijdag 27 februari 2004. van 9.00u tot 19.00u

COLLOQUIUM. Vrijdag 27 februari 2004. van 9.00u tot 19.00u COLLOQUIUM Vrijdag 27 februari 2004 van 9.00u tot 19.00u Europese antiterrorisme wetgevingen en de bescherming van de fundamentele rechten en vrijheden Progress Lawyers Network i.s.m. I.A.P.L. (International

Nadere informatie

Kritisch kijken op verschillende schaalniveaus

Kritisch kijken op verschillende schaalniveaus Kritisch kijken op verschillende schaalniveaus Inleiding In het eerste jaar van Geogenie ben je begonnen vanuit België naar de wereld te kijken. In het tweede jaar heb je veel geleerd over Europa en in

Nadere informatie

De handelsbetrekkingen van België met Botswana

De handelsbetrekkingen van België met Botswana De handelsbetrekkingen van België met Botswana Algemeen: 2009 BBP (2010 - schatting) 12,5 miljard USD Groeipercentage van het BBP (schatting) -5,4% Inflatie 8,1% Uitvoer van goederen (FOB- schatting) Invoer

Nadere informatie

Een Europese democratie: utopie of noodzaak?

Een Europese democratie: utopie of noodzaak? Een Europese democratie: utopie of noodzaak? Prof. Stefan Rummens Hoger Instituut voor Wijsbegeerte 14 november 2016 Europa in crisis? Europa in crisis de EU verliest slagkracht de EU verliest legitimiteit

Nadere informatie

VASTSTELLINGEN EN AANBEVELINGEN.

VASTSTELLINGEN EN AANBEVELINGEN. Parlementaire onderzoekscommissie Grote Meren VASTSTELLINGEN EN AANBEVELINGEN. De onderzoekscommissie benadrukt dat de vaststellingen en aanbevelingen die volgen, zijn opgesteld met het volste respect

Nadere informatie

De handelsbetrekkingen van België met Bolivia

De handelsbetrekkingen van België met Bolivia De handelsbetrekkingen van België met Bolivia Algemeen: 2010 (schattingen) BBP 19,4 miljard USD Groeipercentage van het BBP 4,2% Inflatie 7,2% Uitvoer van goederen (FOB) Invoer van goederen (FOB) Handelsbalans

Nadere informatie

CBRN-DREIGING: DE NIEUWE UITDAGINGEN. CBRN-dag. 3 oktober 2017 Maj. O. ROUSSEAU

CBRN-DREIGING: DE NIEUWE UITDAGINGEN. CBRN-dag. 3 oktober 2017 Maj. O. ROUSSEAU CBRN-DREIGING: DE NIEUWE UITDAGINGEN CBRN-dag 3 oktober 2017 Maj. O. ROUSSEAU Doelstelling To inform about the evolution of the CBRN threat and the new challenges which have arisen. Informeren over de

Nadere informatie

Studiedienst PVDA Studie over de transfers van lonen naar winsten onder de regering-michel.

Studiedienst PVDA Studie over de transfers van lonen naar winsten onder de regering-michel. Studiedienst PVDA Studie over de transfers van lonen naar winsten onder de regering-michel. EEN TRANSFER VAN BIJNA 9 MILJARD UIT DE PORTEMONNEE VAN DE WERKENDE MENSEN NAAR DE BEDRIJFSWINSTEN. EEN VERLIES

Nadere informatie

GEDEELTELIJKE WIJZIGING VAN HET GBP GGB 15 HEIZEL ONTWERP LASTENBOEK BETREFFENDE DE UITWERKING VAN EEN AANVULLING VOOR HET MILIEUEFFECTENRAPPORT

GEDEELTELIJKE WIJZIGING VAN HET GBP GGB 15 HEIZEL ONTWERP LASTENBOEK BETREFFENDE DE UITWERKING VAN EEN AANVULLING VOOR HET MILIEUEFFECTENRAPPORT BRUSSELS HOOFDSTEDELIJK GEWEST REGION DE BRUXELLES-CAPITALE DE GEWESTELIJKE LA COMMISSION ONTWIKKELINGSCOMMISSIE REGIONALE DE DEVELOPPEMENT CRD-GOC GEDEELTELIJKE WIJZIGING VAN HET GBP GGB 15 HEIZEL ONTWERP

Nadere informatie

Isa Van Dorsselaer en Bart Beirlant 09/10/2004

Isa Van Dorsselaer en Bart Beirlant 09/10/2004 BREEDHOEK. Buigen of barsten Isa Van Dorsselaer en Bart Beirlant 09/10/2004 De minister van Buitenlandse Zaken, Karel De Gucht (VLD), begint woensdag een tour d'horizon in Centraal-Afrika om de hoofdrolspelers

Nadere informatie

1. WAT VOORAFGING...1 2. HET CONGRES VAN WENEN...2 2.1. BESLISSINGEN...3 2.2. GEVOLGEN...6 2.3. BELANG VAN HET CONGRES VAN WENEN...

1. WAT VOORAFGING...1 2. HET CONGRES VAN WENEN...2 2.1. BESLISSINGEN...3 2.2. GEVOLGEN...6 2.3. BELANG VAN HET CONGRES VAN WENEN... HET CONGRES VAN WENEN 1. WAT VOORAFGING...1 2. HET CONGRES VAN WENEN...2 2.1. BESLISSINGEN...3 2.2. GEVOLGEN...6 2.3. BELANG VAN HET CONGRES VAN WENEN...7 3.1. Het Congres van Wenen en de restauratie Het

Nadere informatie

Aarde, werk van onze handen?

Aarde, werk van onze handen? Stichting Oecumenische Vieringen Eindhoven (SOVE) Aarde, werk van onze handen? Zaterdag 1 november 2014 18.30 uur Toespraak: Rijkdom in onze aarde: bron voor ontwikkeling en conflict: Olie in Zuid-Soedan

Nadere informatie

UITDAGINGEN VOOR ONTWIKKELINGSSAMENWERKING. Arnout Justaert Directeur ngo-federatie

UITDAGINGEN VOOR ONTWIKKELINGSSAMENWERKING. Arnout Justaert Directeur ngo-federatie UITDAGINGEN VOOR ONTWIKKELINGSSAMENWERKING Arnout Justaert Directeur ngo-federatie INHOUD 1. Een internationale agenda: aangepast aan de uitdagingen van vandaag? 2. Een hedendaagse Belgische ontwikkelingssamenwerking?

Nadere informatie

International Association of Lions Clubs. Wij zijn Lions

International Association of Lions Clubs. Wij zijn Lions Wij zijn Lions De grootste humanitaire NGO 3 Canada Verenigde Staten Europa Verre Oosten Zuid-Oost-Azië 1.675 Lions Clubs 39.621 leden 12.845 Lions Clubs 379.738 leden 9.541 Lions Clubs 270.688 leden 7.509

Nadere informatie

Bilaterale handel Vlaanderen - Colombia

Bilaterale handel Vlaanderen - Colombia Bilaterale handel Vlaanderen - Colombia Handelsbalans Vlaanderen - Colombia Onze handel met Colombia is steevast in een handelstekort geëindigd. Dat tekort was op zijn hoogst in 2008: zowat een half miljard

Nadere informatie

Zit er muziek in Congo?

Zit er muziek in Congo? Zit er muziek in Congo? Drs. Ellen Berends 11 januari 2011 Uw taak is immens... De grootste gevaren die u bedreigen zijn de onervarenheid van de bevolking zichzelf te besturen; de etnische strijd die vroeger

Nadere informatie

Natalia Tsvetkova. Samenvatting

Natalia Tsvetkova. Samenvatting Natalia Tsvetkova De hervorming van Duitse universiteiten tijdens de Koude Oorlog: De mislukking van het culturele imperialisme van de Verenigde Staten en de Sovjet-Unie Samenvatting Mijn onderzoek reconstrueert

Nadere informatie

De handelsbetrekkingen van België met Mozambique

De handelsbetrekkingen van België met Mozambique De handelsbetrekkingen van België met Mozambique Algemeen: 2010 (schattingen) BBP 9,9 miljard USD Groeipercentage van het BBP 7,0% Inflatie 13,0% Uitvoer van goederen (FOB) Invoer van goederen (FOB) Handelsbalans

Nadere informatie

Overheid en economie

Overheid en economie Overheid en economie Overheid en economie Het aandeel van de overheid in de economie, de overheid als actor en de overheid op regionaal niveau, een verkenning Inleiding Het begrip economische groei komt

Nadere informatie

Eindexamen geschiedenis en staatsinrichting vmbo gl/tl 2005 - II

Eindexamen geschiedenis en staatsinrichting vmbo gl/tl 2005 - II Meerkeuzevragen Schrijf alleen de hoofdletter van het goede antwoord op. DE KOUDE OORLOG + NEDERLAND EN DE VERENIGDE STATEN NA DE TWEEDE WERELDOORLOG Gebruik bron 1. 1p 1 De bron maakt duidelijk dat de

Nadere informatie

In deze les werk je in groepen van drie of vier personen. Vul hier de namen van de groepsleden in:

In deze les werk je in groepen van drie of vier personen. Vul hier de namen van de groepsleden in: Congo De Democratische Republiek Congo is nu vaak in het nieuws. Er is een verschrikkelijke burgeroorlog aan de gang. Verschillende groepen in het land vechten met elkaar. De Europese Unie wil misschien

Nadere informatie

Wat betekenden de verschillen tussen Noord en Zuid-Korea voor de Koude Oorlog? (conclusie)

Wat betekenden de verschillen tussen Noord en Zuid-Korea voor de Koude Oorlog? (conclusie) Praktische-opdracht door J. 1743 woorden 12 september 2011 6,1 32 keer beoordeeld Vak Geschiedenis Hoofdvraag Wat betekenden de verschillen tussen Noord en Zuid-Korea voor de Koude Oorlog? (conclusie)

Nadere informatie

DE PERFECTE STORM. Hoe de economische crisis de wereld overviel en vooral: hoe we eruit geraken. Gert Peersman & Koen Schoors.

DE PERFECTE STORM. Hoe de economische crisis de wereld overviel en vooral: hoe we eruit geraken. Gert Peersman & Koen Schoors. DE PERFECTE STORM Hoe de economische crisis de wereld overviel en vooral: hoe we eruit geraken Gert Peersman & Koen Schoors Universiteit Gent Beleidsseminarie eindeloopbaan 6 december 2012 De Perfecte

Nadere informatie

UvA-DARE (Digital Academic Repository)

UvA-DARE (Digital Academic Repository) UvA-DARE (Digital Academic Repository) Politiek burgerschap van migranten in Berlijn: De weerbarstige relatie tussen sociaal kapitaal en integratie van Turken, Italianen, Russische Joden en Aussiedler

Nadere informatie

Global Economic Crime Survey

Global Economic Crime Survey www.pwc.nl Global Economic Crime Survey Update Financial Sector Juni 2012 In samenwerking met de VU Amsterdam en de Martin Luther Universiteit Halle Bij PwC in Nederland werken ruim 4.600 mensen met elkaar

Nadere informatie

Enquête rond het familiebedrijf in België

Enquête rond het familiebedrijf in België www.pwc.be Enquête rond het familiebedrijf in België December 2010 Kernbevindingen 1. 1 op 2 respondenten ziet overheidsbeleid en regulering als één van de voornaamste externe uitdagingen voor hun onderneming.

Nadere informatie

Tewerkstelling. pharma.be vzw asbl

Tewerkstelling. pharma.be vzw asbl Tewerkstelling In 2012e werkten in de sector meer dan 32.500 personen. Dat is 6,7 % van de totale tewerkstelling in de verwerkende industrie en 1,2 % van de totale tewerkstelling in de private sector.

Nadere informatie

"De financiële sector is het probleem,

De financiële sector is het probleem, 1 van 5 22-2-2019 07:44 sg.uu.nl "De financiële sector is het probleem, niet de oplossing" 6-8 minuten Investeren in een duurzamere wereld? Als het aan de aandeelhouders ligt, liever niet. Onderzoeker

Nadere informatie

Stortingslijst van het archief van de Belgische Bank van de Arbeid (BBA) (1913-1943) (D/1986/005) Martijn Vandenbroucke

Stortingslijst van het archief van de Belgische Bank van de Arbeid (BBA) (1913-1943) (D/1986/005) Martijn Vandenbroucke 089 Stortingslijst van het archief van de Belgische Bank van de Arbeid (BBA) (1913-1943) (D/1986/005) Martijn Vandenbroucke Amsab-Instituut voor Sociale Geschiedenis 2012 INLEIDING De Belgische Bank van

Nadere informatie

PRENDRE LE BIC PAK JE PEN

PRENDRE LE BIC PAK JE PEN STELLINGEN behorende bij het proefschrift: PRENDRE LE BIC LE COMBAT SPIRITUEL CONGOLAIS ET LES TRANSFORMATIONS SOCIALES PAK JE PEN DE CONGOLESE COMBAT SPIRITUEL EN MAATSCHAPPELIJKE VERANDERINGEN Julie

Nadere informatie

Speech ter gelegenheid van de ontvangst van Nederlandse ambassadeurs door de Staten-Generaal, d.d. donderdag 29 januari 2015 Anouchka van Miltenburg, Voorzitter Tweede Kamer Het gesproken woord geldt Geachte

Nadere informatie

6. Zee- en luchthavens: poorten op Europa en de wereld

6. Zee- en luchthavens: poorten op Europa en de wereld 6. Zee- en luchthavens: poorten op Europa en de wereld De totale toegevoegde waarde van de Vlaamse zeehavens en luchthavens nam in 2006 toe. De directe toegevoegde waarde van de zeehavens nam af, maar

Nadere informatie

Bediende in de logistieke sector: kansen voor vrouwen?

Bediende in de logistieke sector: kansen voor vrouwen? Bediende in de logistieke sector: kansen voor vrouwen? Welke percepties leven er bij werknemers en studenten omtrent de logistieke sector? Lynn De Bock en Valerie Smid trachten in hun gezamenlijke masterproef

Nadere informatie

De handelsbetrekkingen van België met Moldavië

De handelsbetrekkingen van België met Moldavië De handelsbetrekkingen van België met Moldavië Algemeen: 2009 BBP (schatting) 5,4 miljard USD Groeipercentage van het BBP -6,5% Inflatie -0,1% Uitvoer van goederen (FOB) Invoer van goederen (FOB) Handelsbalans

Nadere informatie

PUBLIEKE LEZINGEN (in het Engels) π Dinsdag 25 augustus en donderdag 27 augustus 2015 π Universiteit Antwerpen π Hof van Liere π Prinsstraat 13 2000

PUBLIEKE LEZINGEN (in het Engels) π Dinsdag 25 augustus en donderdag 27 augustus 2015 π Universiteit Antwerpen π Hof van Liere π Prinsstraat 13 2000 2015 PUBLIEKE LEZINGEN (in het Engels) π Dinsdag 25 augustus en donderdag 27 augustus 2015 π Universiteit Antwerpen π Hof van Liere π Prinsstraat 13 2000 Antwerpen In augustus 2015 vindt de negende editie

Nadere informatie

Publicatieblad van de Europese Unie L 314/35

Publicatieblad van de Europese Unie L 314/35 30.11.2005 Publicatieblad van de Europese Unie L 314/35 (Besluiten aangenomen krachtens titel V van het Verdrag betreffende de Europese Unie) BESLUIT 2005/846/GBVB VAN DE RAAD van 29 november 2005 tot

Nadere informatie

1. Soorten wetenschappelijke informatiebronnen

1. Soorten wetenschappelijke informatiebronnen 1. Soorten wetenschappelijke informatiebronnen Wanneer je als student in het hoger onderwijs de opdracht krijgt om te zoeken naar wetenschappelijke informatie heb je de keuze uit verschillende informatiebronnen.

Nadere informatie

math inside Model orde reductie

math inside Model orde reductie math inside Model orde reductie Model orde reductie Met het voortschrijden van de rekenkracht van computers en numerieke algoritmen is het mogelijk om steeds complexere problemen op te lossen. Was het

Nadere informatie