Logboek Sectorwerkstuk

Transcriptie

1 Fioretti Hillegom 4 VMBOTL Schooljaar Logboek Sectorwerkstuk Naam: Klas: Sector: Begeleider 1

2 Inhoudsopgave Inleiding blz. 3 Werken met het stappenplan blz. 4 Het stappenplan stap 1 & 2 Blok 1 blz. 5 Het stappenplan stap 3 Blok 2 blz. 7 Het stappenplan stap 4 Blok 3 blz. 10 Het stappenplan stap 5 Blok 4 blz. 11 Het stappenplan stap 6 Blok 5 blz. 12 Het stappenplan stap 7 Blok 6 blz. 13 Het stappenplan stap 8 De beoordeling blz. 14 Eindoordeel blz. 15 Instructieformulier interview blz. 16 Instructieformulier zoeken en verwerken blz. 17 Instructieformulier Het maken van een goede powerpoint blz. 18 Instructieformulier Indeling werkstuk blz. 19/20 Instructieformulier Een verslag schrijven blz. 21 2

3 Inleiding Een van de onderdelen van het schoolexamen van de theoretische leerweg is het sectorwerkstuk. Door het sectorwerkstuk te maken kun je laten zien dat je bepaalde vaardigheden beheerst. Dit zijn vaardigheden die je bij alle vakken nodig hebt. Ook voor je vervolgopleiding en toekomst is het belangrijk dat je: kunt samenwerken kunt plannen, informatie kunt zoeken, kunt presenteren enz. Het sectorwerkstuk wordt gemaakt in tweetallen. Per persoon moet er minstens twintig uur aan gewerkt worden. De beoordeling moet voldoende zijn voor het behalen van je diploma. Je kunt ook de beoordeling goed krijgen. Je wordt bij het maken en voor het presenteren van dit sectorwerkstuk begeleid door de klassendocent; mevr. Rusman of mevr. Hulsebosch. De klassendocenten beoordelen het proces. Bij het maken van het sectorwerkstuk moet je dit logboek bijhouden. Met behulp van dit logboek zullen je begeleiders de manier waarop je werkt beoordelen. Zo word je ondersteund en indien nodig gecorrigeerd. Het sectorwerkstuk is gekoppeld aan het oriëntatietraject van het Nova College / Wellant College. In oktober gaan jullie je daar vier donderdagmiddagen oriënteren op het vervolgonderwijs. Het onderwerp van het sectorwerkstuk staat dus al vast: het vervolgonderwijs. Het sectorwerkstuk dient gepresenteerd te worden. Een aantal van jullie presenteren het sectorwerkstuk aan klasgenoten maar de meesten zullen het presenteren aan de lagere klassen bij de 2 e begeleiders. Bij de presentatie kun je gebruik maken van een PowerPointpresentatie maar je kunt ook kiezen voor een andere presentatievorm (na goedkeuring van de begeleiders). Veel succes met het maken van het sectorwerkstuk! K. Mollers teamleider bovenbouw 3

4 Werken met het stappenplan In dit logboek krijg je steeds instructies door middel van het stappenplan. Voor het overzicht volgt hier het totale stappenplan: Stap 1: Samenwerken en onderwerp kiezen Stap 2: Documentatie zoeken Stap 3: Een schrijfplan maken Stap 4: De definitieve opzet van je werkstuk Stap 5: De presentatie voorbereiden Stap 6: Het beschrijven van de presentatie Stap 7: De evaluatie door de leerlingen Stap 8: De beoordeling door de begeleiders 4

5 Het stappenplan Stap 1: Samenwerken en onderwerp kiezen A: Kies een klasgenoot met wie je het sectorwerkstuk gaat maken. B: Het onderwerp: Ben ik geschikt voor de vervolgopleiding/het beroep:? Het onderwerp moet aansluiten bij je sector. Waar gaat in het bijzonder je belangstelling naar uit? Het stappenplan Stap 2: documentatie zoeken Verzamel informatie over het onderwerp. Gebruik minstens drie bronnen (zoals internet, boeken, brochures, tijdschriften, interviews of iets dergelijks). Verzamel de gevonden gegevens in een informatiemap. Maak hierbij een bronnenlijst. Bepaal de hoofdvraag die bij het gekozen onderwerp past: Ben ik geschikt voor de vervolgopleiding/het beroep:? 5

6 Blok 1 A Blok 1 Met wie ga je samenwerken? Beoordeling/advies mentor/klassendocent B Waarom ga je met deze persoon samenwerken? C Over welk onderwerp gaat jullie sectorwerkstuk? D Formuleer de hoofdvraag E Vervolgafspraak (datum en tijdstip) Handtekening docent: Datum: 6

7 Het stappenplan Stap 3: Een schrijfplan maken Je hebt al een hoofdvraag geformuleerd. Maak nu deelvragen bij deze hoofdvraag. Voor de deelvragen is al een opzet gemaakt: Deelvraag 1 Wat zijn de conclusies van de lessencyclus MBOOrientatie Verwerking stap voor stap per leerling wat er gedaan is en wat de conclusies zijn. Verwerk: De testen die je hebt gedaan (uitslag toevoegen als bijlage), welke sector heb je uitgediept? Welke videoclips heb je bekeken? Wat zijn de conclusies? Deelvraag 2 Hoe zit de opleiding in elkaar? Zoek bij de twee opleidingen van deelvraag 1 twee MBOinstellingen die de opleiding aanbieden. (groepjes van 3 leerlingen zoeken 3 opleidingen uit) Beschrijf de twee MBOinstellingen die de opleiding aanbieden: (groepjes van 3 leerlingen zoeken 3 opleidingen uit) Benoem: De verschillen, de toelatingseisen, de vakken, het niveau, bol/bbl, adres, enz. Geef jullie voorkeur aan. En leg dit uit. Deelvraag 3 Welke beroepen kun je kiezen bij je gekozen opleiding? Geef een omschrijving per beroep. Interview 2 mensen die een van deze beroepen uitoefenen. (groepjes van 3 leerlingen interviewen 3 mensen) Zie hiervoor de bijlage interviewen Deelvraag 4 Wat zijn de toekomstmogelijkheden bij de gekozen vervolgopleiding/beroep? Voldoende werkgelegenheid in de regio? Arbeidsvoorwaarden nu en later? (salaris, werktijden, secundaire arbeidsvoorwaarden, doorstroommogelijkheden enz. Benoem bedrijven / instellingen in de regio waar je zou kunnen gaan werken. Tip: Deelvraag 5 Welke 3 actuele problemen komen voor in jouw branche? (groepjes van 3 leerlingen zoeken 4 actuele problemen) De opleiding/het beroep/de branche in de actualiteit. Beschrijf drie actuele problemen die binnen de branche spelen. Minimaal 1 A4 tekst per probleem. 7

8 Deelvraag 6 Wat hebben we geleerd van dit oriëntatietraject op het Novacollege/Wellantcollege? Het oriëntatietraject Novacollege/Wellantcollege Maak per middag een verslag. Benoem conclusies: Wat heb ik geleerd? Ga ik deze opleiding volgen? Motiveer je antwoord. Let op: Vóór de deelvragen komt een inleiding. Hierin beschrijven jullie o.a. de sector waarin jullie nu zitten en wat jullie vakkenpakket is. Ook vermelden jullie het doel van het sectorwerkstuk. Na de deelvragen komt een conclusie en nawoord. Zie hiervoor het instructieformulier indeling werkstuk Verder zijn er als bijlagen instructieformulieren: interview informatie zoeken en verwerken En zijn er als bijlagen instructieboeken van: Hoe maak ik een PowerPointpresentatie. Hoe maak ik een werkstuk 8

9 Blok 2 Het schrijfplan: A B Blok 2 Hoofdvraag: De deelvragen/ deelonderwerpen/ hoofdstukken. 1 Beoordeling/advies docent C Vervolgafspraak (datum en tijdstip) 9

10 Het stappenplan Stap 4: De definitieve opzet van jullie sectorwerkstuk Nu zijn jullie zover dat je kunt bepalen wat je gaat doen. Wat gaan jullie doen? En waarom doe je het zo? Denk hierbij aan: het verzamelen van informatie over het onderwerp; Hoe kom je aan de informatie? het inventariseren en ordenen van gegevens die je gevonden hebt; het maken van het verslag Bepaal in welke volgorde jullie met de deelvragen aan de slag gaan. Wanneer gaat wie aan welk onderdeel werken? Gebruik hierbij dit logboek en jullie agenda. Zorg ervoor dat je goed en ruim plant. Er valt altijd wel iets tegen, er is altijd wel iets waar je niet op gerekend hebt. Een goede planning met goede afspraken is een goed begin. En een goed begin is het halve werk. Blok 3 Blok 3 A Wat gaan jullie doen? Wie gaat wat doen? Beoordeling/advies begeleidend docent B Vervolgafspraak (datum en tijdstip) Jullie kunnen nu het sectorwerkstuk maken. 10

11 Het stappenplan Stap 5: de presentatie voorbereiden Jullie hebben nu het sectorwerkstuk gemaakt en jullie gaan je voorbereiden op de presentatie. Blok 4 A Blok 4: Presentatie voorbereiden Voor welke presentatievorm hebben jullie gekozen? Beoordeling/advies mentor/klassendocent B Wanneer is jullie presentatie? C Wat hebben jullie daarvoor nodig? D Wie regelt wat? Wanneer? Hoe/waar? E Vervolgafspraak (datum en tijdstip) 11

12 Het stappenplan Stap 6: Het beschrijven van de presentatie Controleer alles. Zorg dat alles ruim voor de dag dat jullie de presentatie gaan houden klaar is. Op het allerlaatste moment nog dingen moeten doen is meestal niet zo goed voor je zenuwen. Blok 5 A Blok 5: presentatie Geef een korte beschrijving van de inhoud van jullie presentatie. Beoordeling/advies mentor/klassendocent B Beschrijf de taakverdeling: wie doet wat? C Vervolgafspraak (datum en tijdstip) 12

13 Het stappenplan Stap 7: De evaluatie door de leerlingen Hoe ging het? Hoe is het sectorwerkstuk tot stand gekomen? Hoe was de samenwerking, hoe was de begeleiding van de docenten? Blok 6 Blok 6 evaluatie Wat vonden jullie er zelf van? A Keuzeonderwerp (hoofdvraag en deelvragen) Wat zouden jullie de volgende keer hetzelfde doen en waarom? Wat zouden jullie de volgende keer anders aanpakken? B Was jullie presentatievorm geschikt voor jullie publiek? C Hoe verliep de samenwerking? D Hoe verliep de begeleiding? E Eindoordeel leerlingen: Wij zijn niet tevreden met ons sectorwerkstuk en de presentatie Wij zijn redelijk tevreden met ons sectorwerkstuk en de presentatie Wij zijn zeer tevreden met ons sectorwerkstuk en de presentatie Handtekeningen leerlingen 13

14 Het stappenplan Stap 8: de beoordeling door de begeleiders Jullie begeleiders vullen het beoordelingsformulier volledig in. Beoordelingsformulier Sectorwerkstuk & Presentatie Naam leerling 1 Naam leerling 2 Titel werkstuk Te beoordelen onderdelen Max. te behalen Houden aan inleverdata (Deelvragen en werkstuk) 10 Behaald Het volgen van het stappenplan (is er in de juiste volgorde gewerkt?) 4 Zelfstandig werken (Is er overbodige hulp gevraagd? Is er veelvuldig aangespoord om het werk te doen?) 8 De Informatiebronnen (Is de informatie geschikt voor het onderwerp? Is de informatie actueel? Is de informatie compleet? Heeft men verschillende informatiebronnen 3 geraadpleegd? De samenwerking (Hebben beide partners een volwaardig aandeel geleverd? Hebben beide partners elkaar aangesproken of actie ondernomen als het niet goed liep?) 10 Het logboek (Is het logboek compleet en uitgebreid ingevuld?) 5 De inhoud van het sectorwerkstuk (Heeft het sector werkstukstuk voldoende inhoud en niveau? Is het eigen werk?, is het antwoord op de hoofdvraag door de deelvragen duidelijk beantwoord?) De verzorging van het sectorwerkstuk (Ziet het sectorwerkstuk er netjes en verzorgd uit? Zijn er voldoende illustraties? Is het taalgebruik passend bij de doelgroep? Is er correct Nederlands gebruikt?) De presentatie (Is de presentatie geschikt voor de gekozen doelgroep? Is er voldoende informatie gegeven? Werden er hulpmiddelen gebruikt en werden deze op de juiste wijze gebruikt? Kon men het publiek boeien? Was de houding van de sprekers correct? Behaald

15 Eindoordeel sectorwerkstuk: Behaald aantal Kwalificatie Resultaat Handtekening en naam begeleiders punten tot 55 Onvoldoende Begeleider 1: 55 tot 75 Voldoende 75 en hoger Goed Begeleider 2: Toelichting/Tips voor volgende werkstukken op vervolgonderwijs: Handtekening en naam begeleiders: Begeleider 1: Begeleider 2: 15

16 Bijlagen Instructieformulier interview Een interview is een bijzonder gesprek, omdat de een alleen maar vragen stelt en de ander alleen maar antwoordt. Je moet je van tevoren afvragen wat je moet of wilt weten. Wil je informatie hebben of/en wil je iemands mening horen? Een interviewer stelt niet alleen zijn vragen, maar moet vooral goed luisteren. De vragensteller kan op verschillende manieren reageren op het antwoord Hij kan een controlevraag stellen als het antwoord niet duidelijk is. ( U bedoelt dus.., U vindt dus ) Hij kan ook doorvragen op een gegeven antwoord met een inhaakvraag ( Hoeveel dan precies? ) Tijdens een gesprek moet je niet alleen goed vragen en luisteren maar ook goed kijken. Ook nonverbaal kan iemand informatie overbrengen. Je kunt aan zijn manier van doen zien hoe hij reageert. Dat is de nonverbale boodschap. Bijvoorbeeld: Hij reageert boos of juist onverschillig, twijfelt of is juist erg zelfverzekerd. Je kunt gesloten vragen stellen. Bijvoorbeeld: "Heeft u een eigen huis?" Dan krijg je alleen ja of nee als antwoord. Je komt meer te weten als je open vragen stelt. Bijvoorbeeld: In wat voor een huis woont u? Je kunt informatieve vragen stellen. Dan wil je feiten van iemand hebben. Bijvoorbeeld: Hoelang woont u al in Hillegom? Je kunt ook naar iemands mening vragen. Bijvoorbeeld: Vindt u het leuk om in Hillegom te wonen? Als het interview is afgenomen moet je de gekregen antwoorden gaan verwerken. Je kunt zonder meer de vragen noteren met de antwoorden, maar je kunt er ook een tekst van maken waarin je meer vertelt over wie de persoon is die je interviewt, het waarom van jouw vragen, nonverbale informatie, zijn en jouw kijk op het interview. Bijna dagelijks staan er interviews in de krant of wordt er iemand voor de televisie geïnterviewd. Let eens op de techniek en de verwerking van zo n interview. Werkwijze Wat is het doel van je interview? Wie ga je interviewen? Functie van die persoon? Afspraak maken: uitleg geven wat je wilt en waarom. Tijd en datum afspreken. Zorg dat je op tijd bent! Vragen zorgvuldig voorbereiden. (zie bovenstaande) Interview houden: je vragen, een pen en papier, recorder meenemen. Bedanken voor de medewerking. Antwoorden verwerken (zie bovenstaande) Conclusies maken: Wat ben ik wijzer geworden? Welke antwoorden kan ik gebruiken voor het beantwoorden van mijn hoofd en deelvragen van het sectorwerkstuk Bewaar het interview in je documentatiemap. 16

17 Instructieformulier informatie zoeken en verwerken Om te beginnen ga je je oriënteren op je onderwerp. Je leest bijvoorbeeld een stukje uit de encyclopedie, een hoofdstuk uit een leerboek, je haalt en leest folders, kranten en tijdschriftartikelen enz. Waar en hoe zoek je informatie? Je kunt bronnen vinden met behulp van een of meer trefwoorden. Je kunt met zo n trefwoord gaan zoeken in een encyclopedie of ander naslagwerk, in de catalogus van de bibliotheek, op internet, in een register van een geschikt boek enz. In de Gouden Gids en de plaatselijke gemeentegids kun je winkels, bedrijven en instellingen opzoeken. Die staan geordend onder naam of onder bepaalde trefwoorden. Als je niets vindt moet je een passende zoekstrategie gebruiken. Je moet bijvoorbeeld een breder trefwoord gebruiken dat meer bronnen oplevert. Bijvoorbeeld: Je maakt een werkstuk over Benin, een Afrikaans land. Je vindt niet onder Benin. Dan ga je ook kijken op Afrika. Als je te veel bronnen vindt, kun je een smaller trefwoord gebruiken dat dichter bij jouw onderwerp staat, bijvoorbeeld reggae in plaats van popmuziek. Op internet kun je ook trefwoorden combineren. Voorbeeld: Je bent een werkstuk aan het maken over de gevolgen van de atoombom op Hiroshima. Je kunt zoeken met de combinatie van drie trefwoorden: Hiroshima, atoombom en stralingsziekte. Je vindt dan alle internetpagina s waarop deze drie woorden voorkomen. De Documentatiemap Als je je georiënteerd hebt, bedenk je op welke vragen je antwoord wilt hebben. Je bedenkt de hoofdvraag en de deelvragen. De vragen bepalen welke informatie je nodig hebt. Bruikbare informatie verzamel je in een documentatiemap. In die map komen bijvoorbeeld: Aantekeningen en samenvattingen Kopieën uit boeken, kranten en tijdschriften Uitgeprinte teksten van cdroms of internet Verslagen van interviews en enquêtes Samenvattingen van tvprogramma s of video s Bij elk stukje noteer je ook de bronvermelding. Voor in de documentatiemap zit je bronnenlijst. Misschien is het mogelijk om de informatie per deelvraag/hoofdstuk in de documentatiemap te ordenen. Je kunt dan meteen zien over je overal voldoende informatie over hebt. Als je de tekst uit een krant of tijdschrift komt, moet de naam van het blad en de datum noteren. Bij informatie die je van internet haalt, vermeld je de naam van de site en de datum. Bij een boek noteer je de schrijver en de titel en de uitgever. Als je genoeg informatie hebt verzameld, moet je selecteren. Welke informatie je moet selecteren, hangt af van je doel, je hoofdvraag/hoofdgedachte en je publiek. Je gaat na of je de hoofdvraag en de deelvragen kunt beantwoorden. Welke informatie ontbreekt nog? Dan ga je gericht verder zoeken naar de ontbrekende informatie. Je kunt hierbij ook hulp vragen aan iemand die deskundig is, de bibliothecaris of je docent. Tenslotte maak je een schrijfplan voor de verwerking. 17

18 Het maken van een goede powerpointpresentatie Het is niet zo moeilijk om een aantal pagina s aan elkaar te plakken. Veel kleurtjes erachter, wat plaatjes knippen en plakken van het internet, geluidjes er achter en klaar is je presentatie. Niet dus Een GOEDE powerpoint presentatie moet je verhaal, de mondelinge presentatie dus, VERSTERKEN. Hij moet je toehoorders boeien en bij je verhaal houden. Overdaad schaadt. In dit stukje lees je dus vooral wat je NIET moet doen. Hoe zet je een PP presentatie op? De eerste stappen zet je op papier. Gebruik de tekst van je mondelinge presentatie, knip dit verhaal in een aantal logische stukken en plan je PP pagina s in. Het is voor de toehoorder heel prettig als je pagina s ongeveer even lang zijn. Als je vijf minuten moet spreken, plan je vijf tot tien pagina s in. 1) Zet op papier de trefwoorden die je per pagina gaat gebruiken. Maak korte zinnetjes die je verhaal ondersteunen. 2) Maak de PP pagina s met deze zinnetjes of trefwoorden. Gebruik in elke dia dezelfde opsommingstekens bij voorbeeld bullets of driehoekjes. NIET: Lappen tekst knippen en plakken van het internet. PP is niet om te lezen! Wil je dat je toehoorders uitgebreidere teksten lezen, deel die dan uit. 3) Gebruik in alle pagina;s hetzelfde lettertype en dezelfde lettergrootte. Houd rekening met de leesafstand van je publiek. Te kleine lettertjes zijn niet te lezen. 4) Maak in eerste instantie ALLE tekst op in zwart en gebruik geen kleuren of achtergronden. 5) Gebruik alleen illustraties die iets toevoegen. Als je een PP presentatie houdt over energiezuinige auto s is een plaatje van een auto NIET functioneel. Wel een plaatje van een energiezuinige automotor of diagrammen van energieverbruik. 6) Gebruik niet meer dan één plaatje per pagina. 7) Gebruik alleen SCHERPE afbeeldingen. Plaatjes met (te) lage resolutie vanaf het internet zijn niet bruikbaar want die worden rafelig als je ze groter maakt. 8) Zelf gemaakte foto s en zelf ontworpen illustraties, grafieken ed. verhogen de waarde van je PP. 9) Gebruik geen vallende, rollende of schuivende teksten. Dat ziet er erg onprofessioneel uit en leidt af van het eigenlijke onderwerp. Laat teksten meteen in beeld verschijnen. 10) Je kunt volgende regels en stukken tekst met een muisklik in beeld laten komen maar fraaier is het om in een keer alle teksten te plaatsen met de eerste regel in rood; volgende afbeelding de tweede regel in rood enz. Bij doorklikken ziet de toehoorder alleen de kleur van de regel verspringen. Het voordeel is, dat alle tekst gelezen kan worden maar aan de kleur zichtbaar is waar de spreker het over heeft. 11) Gebruik als je het effect van 11) gebruikt géén overgangen tussen de pagina s. 12) Vermijd visueel lawaai in de vorm van onnodige effecten. 13) Gebruik geen geluidjes, behalve als ze functioneel zijn zoals muziekfragmenten, een toespraak enz. enz. Geen applausjes, klikkende camera s enz. 14) Als de presentatie klaar si, voeg je kleur of een achtergrond toe. Overdaad schaadt! Gebruik één rustige en stijlvolle voor alle pagina s achtergrond en pas je letterkleuren daarop aan. Vermijd schreeuwende kleuren als oranje, felgroen en roze. Zoek je opmaak in standaard voorgeprogrammeerde kleurencombinaties. 15) Een bladzijde EINDE hoort niet bij een presentatie. De spreker bepaalt het einde; niet de visuele ondersteuning! 18

19 Instructieformulier: Indeling werkstuk Titelpagina/voorblad: Hierop zet je: De hoofdvraag, je voornaam en achternaam, je klas en het vak. Inhoudsopgave Hierin geef je aan: Op welke pagina s de verschillende onderwerpen (inleiding, hoofdstukken) te vinden zijn. Inleiding Hierin geef je aan: Waarover het werkstuk zal gaan. Je mening over het onderwerp en de hoofdvraag. Wat je van het eindresultaat verwacht. Hoofdstukken De vijf hoofdstukken vormen het hart van het werkstuk. Hierbij geldt: Elke deelvraag wordt als hoofdstuk uitgewerkt. Elk hoofdstuk begint op een nieuw blad en is in eigen woorden geschreven. Conclusie Hierin geef je: Antwoord op de hoofdvraag en deelvragen. (Hiervoor kun je een samenvatting maken van de vijf hoofdstukken). Eigen mening Hierin geef je aan: Wat je zelf van het werkstuk vindt. Wat er tijdens het maken van het werkstuk is meegevallen en tegengevallen. (zie onderzoeksplan) Wat je bij het maken van een volgend werkstuk anders zal doen. Bronvermelding Hierin geef je aan: Welke bronnen je hebt gebruikt. Let op: Maak minimaal gebruik van twee verschillende bronnen. Voorbeelden van bronnen: Geschreven bronnen: Boeken, tijdschriften, kranten en folders. Noteer de naam van de auteur, titel van het boek en de paginanummers. Cdroms: Elektronische naslagwerken zoals Winkler Prins en Encarta. Personen: Instellingen: Deskundigen (naam en functie vermelden) Gemeentehuis, bibliotheken. De meeste instellingen hebben een afdeling Voorlichting of PR (= Public Relations). 19

20 Internet: Nuttige websites: Gebruik zoekmachines zoals Google of Ilse. Een interessante site die je vaker wilt gebruiken voeg je toe aan favorieten. Noteer het hele internetadres Verzamel (kopieën) van bronnen. Voeg dit toe als bijlage. Layout De layout van je werkstuk bepaalt hoe het werkstuk eruit komt te zien Let op de volgende punten: Maak het werkstuk op A4formaat en stop het geheel in een mapje met doorzichtige voorkant. Beschrijf de pagina s op één kant. Zet paginanummers onderaan de pagina. De inhoudsopgave is pagina 1. Maak gebruik van plaatjes en zet er een verklarende tekst bij. Gebruik bij voorkeur lettertype Times New Roman, lettergrootte

21 Instructieformulier Een Verslag schrijven Wat is een verslag? Een verslag is een zakelijke tekst waarin verteld wordt wat er allemaal gebeurd is. Het wordt geschreven in chronologische volgorde. Waaruit bestaat een verslag? Inleiding: In de inleiding wordt geantwoord op de vragen: Wat? Waar? Wanneer? Wie? Middenstuk: Alle gebeurtenissen worden nauwkeurig in de juiste volgorde opgeschreven. Kijk wat belangrijk is (hoofdzaken) En wat minder belangrijk is (bijzaken) Slot: In het slot wordt geantwoord op de vragen: Wat heb je geleerd? Wat vond je ervan? Werkwijze voor het schrijven van je verslag 1. Verzamel informatie/ maak aantekeningen tijdens gebeurtenissen 2. Maak een schrijfplan (zie: Waaruit bestaat een verslag?) 3. Schrijf het verslag volgens het schrijfplan 4. In goed lopende zinnen en maak alinea s 5. Controleer de spelling 6. Zet er een passende titel boven 21