ONDERZOEK WEIDEVOGELBEHEER IN HET RESERVAATSGEBIED GIETHOORN-WANNEPERVEEN XXI I (2010) O.H. Brandsma
|
|
- Godelieve van den Velde
- 8 jaren geleden
- Aantal bezoeken:
Transcriptie
1 ONDERZOEK WEIDEVOGELBEHEER IN HET RESERVAATSGEBIED GIETHOORN-WANNEPERVEEN XXI I (21) O.H. Brandsma 1
2 2
3 ONDERZOEK WEIDEVOGELBEHEER IN HET RESERVAATSGEBIED GIETHOORN-WANNEPERVEEN XXII (21) Drs. O.H. Brandsma Wanneperveen, december 21 in opdracht van de Vereniging Natuurmonumenten 3
4 C 21 Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd en/of openbaar gemaakt door middel van druk, fotokopie, microfilm en op welke andere wijze dan ook zonder schriftelijke toestemming van de auteur en de uitgever. DANKWOORD Rosalie Martens (Natuurmonumenten) wordt bedankt voor het kritisch doorlezen en becommentariëren van het rapport. Ronald Messenmaker wordt bedankt voor het beschikbaar stellen van de fraaie tekening op de voorpagina (kuiken tureluur). 4
5 INHOUD Blz. 1. INLEIDING 7 2. ONDERZOEKSGEBIED Onderzoeksgebied Weersomstandigheden 8 3. METHODE Kartering broedvogels Broedsucces Overleving kuikens van de grutto Aantal broedparen van weidevogels met vliegvlugge kuikens ONTWIKKELING WEIDEVOGELSTAND Zeer kritische soorten Kritische soorten Niet kritische soorten Voldoen de deelgebieden aan eisen van (zeer) soortenrijk weidevogelgrasland (SN)? Ontwikkeling van de weidevogelstand in het gebied Roekebosch BROEDSUCCES Grutto Kievit Wulp AANTALSVERLOOP GRUTTO IN HET BROEDSEIZOEN AANTAL BROEDPAREN MET VLIEGVLUGGE KUIKENS Grutto Uitkomstdata van de legsels Overleving van de kuikens Vergelijking territoria, succesvolle legsels en paren met vliegvlugge kuikens en Kievit Uitkomstdata van de legsels Schatting aantal paren met vliegvlugge kuikens Wulp, tureluur en scholekster Schatting aantal paren met vliegvlugge kuikens Reproductie INVLOED VAN PREDATOREN OP DE WEIDEVOGELSTAND 4 9. CONCLUSIES, DISCUSSIE EN AANBEVELINGEN Ontwikkeling weidevogelstand Broedsucces Aantalsverloop grutto in het broedseizoen Territoria, succesvolle legsels en gruttoparen met vliegvlugge kuikens Schatting aantal broedparen van weidevogels met vliegvlugge kuikens Invloed van de vos op de weidevogelstand Effect kap bosopslag Aanbevelingen 5 5
6 1.SAMENVATTING LITERATUUR 54 BIJLAGEN 58 Broedparen en dichtheden deelgebieden en totaal onderzoeksgebied (tabel 1 t/m 3) Tabel 4 tot en met 7: Weidevogelparen met kuikens per ronde per deelgebied. Tabel 8: Aantal waargenomen vossen per ronde Kaart 1 t/m 8: Verspreiding weidevogels Kaart 9. Aanbevelingen beheer 6
7 1. INLEIDING In 1981 is in het kader van de relatienota een beheersplan opgesteld voor het reservaatsgebied Giethoorn- Wanneperveen. Een van de belangrijkste doelstellingen van het reservaatsgebied Giethoorn-Wanneperveen is het behoud en de ontwikkeling van de weidevogelstand, met een sterke nadruk op de kritische (grutto, tureluur, wulp, graspieper en veldleeuwerik) en zeer kritische soorten (watersnip, slobeend, zomertaling, kemphaan). In 1987 is een onderzoek gestart naar het effect van het beheer (beheerovereenkomsten en eindbeheer) op de weidevogelstand (o.a. Brandsma, 1992, 1993 en 1996). Hieruit bleek dat naarmate er een zwaarder beheer (met name later maaien en beweiden) werd gevoerd, dit ook leidde tot hogere dichtheden van kritische en zeer kritische weidevogels. Tevens werden een aantal beheermaatregelen voorgesteld (o.a. kappen van bosopslag en bekalking). Vanaf 1992 tot en met 1996 heeft het onderzoek zich met name toegespitst op de relatie weidevogels en bodemfauna (o.a. Brandsma, 1997). Hieruit kwam naar voren dat de afname van de grutto in een deelgebied, dat een aantal jaren niet was bemest, werd veroorzaakt door een te gering voedselaanbod (regenwormen). Een regelmatige (jaarlijkse) bemesting met organische mest (liefst stalmest, anders drijfmest) blijkt van grote betekenis voor het voedselaanbod (regenwormen) van met name de grutto en kievit. Bekalking leidt eveneens tot een sterke toename van regenwormen. Als de ph in veenweidegebieden daalt onder de circa 4.5, lijkt bekalking noodzakelijk voor behoud van voldoende voedselaanbod (regenwormen). Het reservaatsgebied Giethoorn-Wanneperveen is van grote betekenis voor de kritische soorten tureluur, grutto, wulp, graspieper en de zeer kritische soorten watersnip, zomertaling en slobeend. Tot circa 1994 wisten deze soorten zich goed te handhaven of namen (sterk) toe. In de periode loopt de stand sterk terug. Uit het onderzoek (Brandsma 1997, 1998, 1999, 2 en 22) blijkt dat de oorzaak van de sterke afname vrijwel zeker wordt veroorzaakt door de sterke toename van de vos. Vanaf 23 neemt de weidevogelstand weer toe (Brandsma, 23 t/m 29). Het onderzoek richt zich op de volgende vragen: 1. Hoe ontwikkelt zich de weidevogelstand in het gebied? 2. Hoe groot is het broedsucces (percentage uitgekomen legsels)? 3. Van hoeveel weidevogelparen van grutto, kievit, wulp en tureluur worden één of meerdere kuikens vliegvlug? 4. Welke invloed heeft de vos en/of andere predatoren op de weidevogelstand? 5. Adviezen voor het beheer. Achtereenvolgens zal worden ingegaan op het onderzoeksgebied (hoofdstuk 2), de methode (hoofdstuk 3), de ontwikkeling van de weidevogelstand (hoofdstuk 4), broedsucces (hoofdstuk 5) en het aantalsverloop van de grutto in het broedseizoen (hoofdstuk 6). In hoofdstuk 7 wordt op basis van uitkomstdata en tellingen van paren met kuikens een schatting gemaakt van het aantal paren met vliegvlugge kuikens van grutto, kievit, wulp, tureluur, grutto en scholekster. In hoofdstuk 8 wordt ingegaan op predatie en het effect van de vos op de weidevogelstand. Vanuit deze resultaten worden vervolgens conclusies getrokken en aanbevelingen voor het beheer gedaan (hoofdstuk 9). 7
8 2. ONDERZOEKSGEBIED 2.1. Onderzoeksgebied Het reservaatsgebied Giethoorn-Wanneperveen is gelegen in Noordwest-Overijssel en is een onderdeel van De Wieden. De Wieden is een laagveengebied bestaande uit plassen, moerassen, rietvelden, broekbosjes en natte graslanden (hooi- en weilanden). Het reservaatsgebied Giethoorn-Wanneperveen omvat 2.4 hectare, onderverdeeld in cultuurgrond (94 hectare), riet en ruigte (1. hectare) en open water (5 hectare). Het in onderzochte gebied is een deel van het oorspronkelijke onderzoeksgebied ( ) van 491 ha (o.a. Brandsma, 1993). Het betreft de gebieden Stouwe (76 ha) en de Bramen (153 ha), in totaal 229 ha. (kaart 2.1). In de winter van is in het aangrenzende gebied Roekebosch (23 ha) bosopslag verwijderd om het biotoop voor weidevogels te verbeteren. Daarom vindt hier vanaf 24 ook onderzoek plaats. Dit gebied is echter niet bij de langjarige reeksen betrokken. Beheer In de loop der jaren zijn geleidelijk aan steeds meer gronden onder een beheerovereenkomst gekomen, dan wel aangekocht (in eigendom en beheer van de Vereniging Natuurmonumenten). In de periode 1987 tot en met 1992 viel circa 35 % van de gronden onder een beheerovereenkomst met uitgestelde maai- en/of beweidingsdatum, 25 % was aangekocht en 4 % van de gronden waren in normaal landbouwkundig gebruik of met een lichte (niet effectieve) beheersovereenkomst (maaien en weiden vrij). In het kader van de ruilverkaveling Giethoorn-Wanneperveen heeft met name in de jaren 1992 en 1993 veel uitruil van gronden plaatsgevonden. Vanaf 1993 is op het grootste deel van de percelen (circa 85-9 %) sprake van een uitgestelde maai- (1 juni of later) en beweidingsdatum (22 mei of later). Percelen met eindbeheer (Vereniging Natuurmonunten) worden niet eerder dan 1 juni (een deel niet eerder dan 1 juli) beweid en niet eerder dan 15 juni of 1 juli gemaaid Weersomstandigheden Weersomstandigheden kunnen van invloed zijn op de vestiging en het broedgedrag van weidevogels. Zo kunnen b.v. relatief hoge temperaturen en veel neerslag in maart en april leiden tot meer vroege legsels. Onderstaande gegevens zijn gebaseerd op de gegevens van het KNMI (29) (website). De winter van was koud (2.2 C tegen normaal 1.1 C), de koudste sinds 1996, met een normale hoeveelheid zon en neerslag. Maart was vrij zacht (6.4 C tegen normaal 5.8 C), zonnig en aan de droge kant (53 mm, tegen 65 mm normaal) met een in De Bilt gemiddeld normale temperatuur (6.3 C tegen normaal 5.8 C). April was zacht (9.7 C ; normaal 8.3 C), droog (27 mm tegen 42 mm normaal) en zeer zonnig. Mei was zeer koel (1.5 C; normaal 12.7 C), met een normale hoeveelheid neerslag (57 mm; normaal 57 mm) en zon. Juni was warm (16.4 C; normaal 15.2 C), zeer zonnig en zeer droog (23 mm; normaal 71 mm). 8
9 9
10 3. METHODE 3.1. Kartering broedvogels Alle broedvogelsoorten zijn volgens een interprovinciaal vastgestelde karteringsmethode (ANON, 1992, Van Dijk, 1996) kwantitatief geïnventariseerd. In de periode april tot en met juni zijn zes inventarisatieronden gemaakt. Aangezien de kartering gericht is op perceelsniveau, is veel tijd besteed aan het veldwerk. Vooral in percelen met hoge dichtheden van weidevogels zijn bij gunstige weersomstandigheden de legsels opgezocht om de betrouwbaarheid van de resultaten te vergroten. Om te bepalen tot welk perceel het territorium wordt gerekend, is een hiërarchische regel toegepast. Het territorium wordt gerekend tot het perceel waarin: a. het nest is gevonden; b. de waarneming met de hoogste code is verricht, met uitzondering van vogels met kuikens; c. de meeste waarnemingen zijn verricht; d. de laatste waarneming binnen de datumgrenzen is verricht. Twee verschillende nestvondsten zijn alleen geclusterd (eerste en tweede legsel), als tussen de ronden minimaal 12 dagen verschil lag. Om de ontwikkelingen van de weidevogelstand door de jaren heen vast te leggen zijn de dichtheden van weidevogels bepaald Broedsucces Om het broedsucces (=hier percentage uitgekomen legsels) te kunnen bepalen, zijn zoveel mogelijk legsels opgezocht. Er is met name gezocht naar legsels van de grutto, kievit en zo mogelijk slobeend en wulp. Bij het afzoeken van de percelen zijn ook alle overige weidevogellegsels in kaart gebracht. De slobeend, en waarschijnlijk ook de zomertaling, zijn met name in de legfase gevoelig voor verstoring. Het zoeken en controleren van legsels is daarom hoofdzakelijk 's middags uitgevoerd, als de eenden in de legfase de nesten hebben verlaten. Alle legsels zijn om de circa 9 dagen gecontroleerd en de lotgevallen zijn genoteerd op een legselformulier. De uitkomstpercentages van de legsels zijn bepaald aan hand van de totale dagelijkse overlevingskansen. De percentages legsels die verloren gingen, worden namelijk in alle gevallen te laag geschat, omdat de legsels die verloren gingen voor ze gevonden konden worden, niet meegeteld worden. Men kan dit bezwaar ondervangen door nestverliezen niet uit te drukken in aantallen, maar door de kans te schatten dat een bepaald nest één dag blootstelling aan verliesoorzaken zal overleven (Mayfield-methode) (o.a. Beintema, 1992 en Johnson, 1979). In formule: s = a a+b s = dagelijkse overlevingskans; a = tijdsduur dat legsels ongeschonden onder controle zijn geweest, uitgedrukt in nestdagen; b = aantal legsels, die verloren gingen Door s tot de macht van de broedduur (in dagen) te verheffen, wordt de overlevingskans van legsels van begin tot eind geschat. Beintema (1992) hanteert als vuistregel dat per proefsituatie minstens 1 nestdagen nodig zijn. Naarmate het aantal nestdagen lager is neemt de betrouwbaarheid van de schatting van de dagelijkse overlevingskans af. Voorbeeld n = 84 legsels van de grutto; a (aantal dagen onder controle) : 1.134; b (aantal legsels, die volledig verloren gingen) : 42; s = a = =.9643 a+b
11 De leg- en broedfase van de grutto duurt gemiddeld 29 dagen (Beintema en Müskens, 1981). De overlevingskans van een legsel van begin tot eind is (.9643)29 = 34.8%. Dit percentage is lager dan het uitkomstpercentage: 42/84 = 5.%. De methode van de dagelijkse overlevingskansen leidt tot lagere uitkomstpercentages. Voor vergelijking tussen gebieden is deze methode noodzakelijk, omdat een lagere zoekactiviteit (minder controles) leidt tot relatief hogere uitkomstpercentages. Een deel van de legsels die verloren gingen (door predatie, landbouwwerkzaamheden, enz.), wordt niet gevonden! Hoewel de methode van de dagelijkse overlevingskansen de werkelijkheid het dichtst benadert en voor het vergelijken van verschillende gebieden de beste methode is (Beintema, 1992), kunnen toch twee kanttekeningen bij de methode worden geplaatst. Ten eerste: als in een bepaalde situatie alle legsels verloren gaan in het laatste stadium van broeden, komt geen enkel nest uit en is er geen broedsucces. Met de methode van de dagelijkse overlevingskansen wordt dan het broedsucces overschat. Ten tweede: als op basis van de methode van de dagelijkse overlevingskansen uitkomstpercentages worden bepaald, leidt dit tot enige onderschatting van het werkelijke broedsucces, omdat geen rekening wordt gehouden met vervolglegsels. Als 2 broedparen 2 legsels en 5 vervolglegsels produceren en 1 legsels verloren gaan, leidt dit tot uitkomstpercentages van 15/25 = 6% (dagelijkse overlevingskans afhankelijk van aantal dagen onder controle). Maar van de 2 broedparen heeft 15/2 = 75% met succes gebroed! 3.3 Overleving kuikens van de grutto Kuikens van de grutto houden zich hoofdzakelijk op in percelen met lang gras. Het bepalen van de overleving van kuikens van de grutto is dan ook erg moeilijk. Het bepalen van hoeveel paar grutto's één of meerdere kuikens vliegvlug zijn geworden is wel mogelijk. Dit is vastgesteld door een relatie te leggen tussen de uitkomstdata van de succesvolle legsels en het aantal aanwezige paren met kuikens in het veld (o.a. Brandsma, 1992 en 1993). Hiertoe zijn de legsels één keer in de 7 tot 9 dagen gecontroleerd en zijn de uitkomstdata vastgelegd. Voor dit onderzoek is het wel noodzakelijk dat intensief onderzoek plaatsvindt naar het broedsucces en het grootste deel van de succesvolle legsels wordt gevonden. Vanaf het uitkomen van de legsels zijn wekelijks de gruttoparen met kuikens in het veld geteld. Voor een dergelijke benadering is het noodzakelijk dat het gebied redelijk geïsoleerd ligt en immigratie en emigratie beperkt blijven. De voorkeur gaat daarbij uit naar een groter telgebied. Hoe groter het telgebied, hoe kleiner de ruis door emigratie en immigratie. Met name maaien leidt vaak tot veel verhuizingen van gruttoparen met kuikens. Het onderzoeksgebied voldoet goed aan deze voorwaarden. Als het verwachte aantal gruttoparen met kuikens op basis van de uitkomstdata van de legsels sterk overeenkomt met het aantal in het veld getelde paren met kuikens gedurende het broedseizoen, mag er vanuit worden gegaan dat van deze paren één of meerdere kuikens vliegvlug zijn geworden. 3.4 Aantal broedparen met vliegvlugge kuikens Na het uitkomen van de eerste weidevogellegsels is het onderzoeksgebied wekelijks doorkruist om, aan de hand van de alarmering, te kunnen vaststellen hoeveel paren weidevogels met kuikens aanwezig zijn. Dit is uitgevoerd voor de kievit, grutto, tureluur, scholekster en wulp. In combinatie met de uitkomstdata van de gevonden legsels, de plaats van uitkomen van het legsel en de opgroeifase naar vliegvlug is een redelijk goede schatting te maken van het aantal paren weidevogels, waarvan met succes één of meerdere kuikens vliegvlug zijn geworden. De watersnip is hier buiten gelaten, omdat voor de watersnip de aanwezigheid van kuikens alleen is vast te stellen, als je vrijwel alle percelen afloopt. 11
12 4. ONTWIKKELING WEIDEVOGELSTAND In tegenstelling tot veel andere weidevogelgebieden (o.a. Beintema, 1995) is in het reservaatsgebied Giethoorn-Wanneperveen de weidevogelgemeenschap nog vrijwel compleet. Bij de beoordeling van de ontwikkeling van de weidevogelstand moet worden bedacht dat in 1987 op circa 5 % van de percelen sprake was van een uitgestelde maai- en beweidingsdatum en dat dit geleidelijk aan is toegenomen tot circa 85 % (vanaf 1992). Daarnaast zijn in de loop der jaren diverse beheermaatregelen genomen (o.a. terugdringen bosopslag, bekalking en achterstallig slootonderhoud). De figuren 4.1a, b en c en 4.2a, b en c geven een overzicht van de dichtheden van weidevogels in de deelgebieden de Stouwe en de Bramen. De figuren 4.3a, b en c geven een overzicht van de dichtheden van weidevogels voor het totale onderzoeksgebied in de periode Voor de verspreiding van territoria in 21 en voor een overzicht van het aantal broedparen over bovengenoemde periode wordt verwezen naar de bijlage (kaarten 1 tot en met 8; tabel 1 tot en met 3). Bij de bespreking van de ontwikkeling van de weidevogelstand wordt onderscheid gemaakt tussen zeer kritische, kritische en niet kritische soorten weidevogels. Hierbij zal worden ingegaan op de ontwikkeling per deelgebied en op de ontwikkeling in het totale onderzoeksgebied Zeer kritische soorten Zeer kritische soorten stellen zeer hoge eisen aan hun biotoop (o.a. zeer hoge waterstand: circa 5-25 cm beneden maaiveld, extensief gebruik: bloemrijke graslanden met structuur (pollen), een rustperiode van 1 april tot half juni of later) (o.a. Brandsma, 1994). Het betreft de watersnip, kemphaan, slobeend en zomertaling. Fig. 4.1a. Dichtheden weidevogels in het gebied de Stouwe (76 ha) aantal/km Kievit Grutto Scholekster Tureluur Watersnip Wulp jaar
13 Fig. 4.1b. Dichtheden weidevogels in het gebied de Stouwe (76 ha) aantal/km Kemphaan Slobeend Zomertaling Krakeend Kuifeend Graspieper jaar Fig. 4.1c. Dichtheden weidevogels in het gebied de Stouwe (76 ha) aantal/km Tafeleend Wintertaling Veldleeuwerik Gele kwikstaart Kwartel Paapje jaar
14 Fig. 4.2a. Dichtheden weidevogels in het gebied de Bramen (153 ha) aantal/km Kievit Grutto Scholekster Tureluur Watersnip Wulp Fig.4.2b. Dichtheden weidevogels in het gebied Bramen (153 ha) aantal/km Kemphaan Slobeend Zomertaling Krakeend Kuifeend Wintertaling
15 Fig. 4.2c. Dichtheden van weidevogels in het gebied de Bramen (153 ha) aantal/km Tafeleend Graspieper Veldleeuwerik Gele kwikstaart Kwartel Paapje Fig. 4.3a. Dichtheden weidevogels in het reservaatsgebied Giethoorn-Wanneperveen (229 ha) aantal/km Kievit Grutto Scholekster Tureluur Watersnip Wulp jaar
16 Fig.4.3b. Dichtheden van weidevogels in het reservaatsgebied Giethoorn-Wanneperveen (229 ha) aantal/km Kemphaan Slobeend Zomertaling Krakeend Kuifeend Wintertaling jaar Fig. 4.3c. Dichtheden van weidevogels in het reservaatsgebied Giethoorn- Wanneperveen (229 ha) aantal/km Tafeleend Graspieper Veldleeuwerik Gele kwikstaart Kwartel Paapje jaar Watersnip In het gebied de Stouwe neemt de dichtheid tot en met 1997 toe tot circa 21 paar per km2. Daarna neemt hier de dichtheid sterk af. De laatste jaren varieert de dichtheid tussen de 3 tot 8 paar per km2. In 23 is sprake van een opmerkelijke piek van 16 paar per km2. In het gebied de Bramen nam de dichtheid van de watersnip in de periode toe van 14 naar 2 paar per km2. Daarna loopt de dichtheid hier sterk terug tot 8 paar per km2 in 2. Na 23 is sprake van een licht herstel (9-12 paar per km2). 16
17 Over het totale onderzoeksgebied bekeken, nemen de dichtheden van de watersnip van 1987 tot 1995 duidelijk toe van circa 14 tot circa 17 paar per km2. Vanaf 1997 neemt de dichtheid af tot 7 paar per km2 in 22. Vanaf 22 is sprake van een licht herstel tot 8-1 paar per km2. Kemphaan In het onderzoeksgebied werd, vanaf de start van het onderzoek in 1987, alleen in 1988 een broedpaar vastgesteld. In 1993 werd in een deelgebied van het gebied de Stouwe het peil sterk verhoogd en ontstonden plaatselijk plas-dras-situaties. Hier werden in 1995 twee territoria van de kemphaan vastgesteld. Ook werden twee territoria vastgesteld in enkele droge grazige kopjes van de aanliggende hoogwaterzone (instelling voorjaar 1995). In 1996 werd één territorium van de kemphaan vastgesteld in de aangrenzende hoogwaterzone. In 1997 werden vier territoria vastgesteld. In 1998 werd tot diep in juni (laatste waarneming 2 juni) een kemphennetje waargenomen. Op basis van het gedrag leek broeden waarschijnlijk. Een vrouwtje met kuikens is echter niet waargenomen. Plas-dras-situaties en zeer natte graslanden (vanaf 1993) hebben waarschijnlijk geleid tot de tijdelijke vestiging van de kemphaan. In 21 werden op 3 mei nog 2 (broed)verdachte kemphennetjes waargenomen. Op 7 juni waren hier echter door predatie van de vos alle weidevogellegsels en kuikens verdwenen. Ook de kemphennetjes waren verdwenen. In 23 werd op 7 mei en 26 juni een solitair vrouwtje waargenomen. Er is geen hen met kuikens waargenomen. In de periode zijn geen broedverdachte hennetjes waargenomen. Slobeend In beide deelgebieden is de dichtheid van de slobeend aan schommelingen onderhevig. Er is echter wel een duidelijke tendens aanwezig. In het gebied de Stouwe neemt de dichtheid tussen 1987 en 1989 sterk af (van 22 naar 11 paar per km2), maar neemt daarna weer sterk toe tot zeer hoge dichtheden in de periode (3-39 paar per km2). Na 2 is sprake van een sterke afname tot 2 paar per km2 in de periode Opmerkelijk is het zeer sterke herstel in 25 (33 paar per km2) en de piek in 26 (47 paar per km2!). Vanaf 27 neemt de dichtheid weer af (21: 18 paar per km2). In het gebied de Bramen neemt de dichtheid van 1987 tot 1991 sterk toe van 12 tot 28 paar per km2, maar neemt daarna zeer sterk af tot 2-3 paar per km2 in de periode In de periode neemt de soort gestaag toe (21: 9 paar per km2). In het totale onderzoeksgebied neemt de dichtheid van de slobeend in de loop der jaren toe van circa 15 tot 2 paar per km2 in Na 2 is sprake van een sterke afname tot 8-9 paar per km2 in de periode Opmerkelijk is de hoge dichtheid in 25 (15 paar per km2) en 26 (21 paar per km2). Dit evenaart bijna het topjaar 1991 (22 paar per km2). In de periode schommelt de dichtheid rond de paar per km2. Zomertaling De zomertaling is in het gebied de Stouwe in de periode sterk toegenomen van 4 tot 15 paar per km2. In de periode schommelt de dichtheid tussen de 1-15 paar per km2. In 23 neemt de dichtheid sterk af tot 7 paar per km2. Opmerkelijk is het herstel in 25 (14 paar per km2) en de afname van de laatste jaren (tot 3-5 paar per km2). In het gebied de Bramen neemt de zomertaling in de periode toe van 4 tot 9 paar per km2. Daarna neemt de dichtheid sterk af met grote schommelingen van jaar tot jaar. In de periode 2-22 broeden er nog slechts 1-2 paar per km2. In de periode neemt de dichtheid weer toe (3-7 paar per km2), maar zakt daarna weer terug. De laatste jaren schommelt de dichtheid tussen de 5-9 paar per km2. Er lijkt een verschuiving te hebben plaatsgevonden van het gebied de Stouwe naar het gebied de Bramen. In het totale onderzoeksgebied zijn de dichtheden tot 1991 sterk toegenomen (van 4 naar 1 paar per km2). Vanaf 1992 schommelt de dichtheid een aantal jaren rond de 7 paar per km2, waarna de dichtheid in de periode 2-22 verder afneemt tot 4 paar per km2. In de periode schommelt de dichtheid tussen de 4-8 paar per km2. 17
18 4.2. Kritische soorten Kritische soorten stellen minder hoge eisen aan hun broedbiotoop. Ze hebben in het algemeen een voorkeur voor een hoog waterpeil (circa 1-4 cm beneden maaiveld) en een rustperiode tot ongeveer half juni. Voor dit gebied betreft dit grutto, tureluur, wulp, veldleeuwerik, graspieper, gele kwikstaart, kuifeend, krakeend, wintertaling, tafeleend, kwartel en paapje. Met name de grutto en veldleeuwerik nemen in het grootste deel van het land sterk in aantal af (o.a. Beintema, et.al, 1995, Hoekstra, 21 en Van Dijk et.al, 28). Voor het voortbestaan van deze twee soorten in Nederland wordt gevreesd (o.a. Altenburg & Wymenga, 2). Grutto In het gebied de Stouwe is de dichtheid van de grutto in de periode sterk afgenomen (van 67 naar 2 paar per km2). Na het wegwerken van achterstallig beheer (opentrekken van dichtgegroeide sloten, bekalking en bemesting) is de dichtheid van de grutto in de periode weer sterk toegenomen (van 22 naar 8 paar per km2). In de periode neemt de dichtheid van de grutto sterk af (van 8 naar 17 paar per km2). In 23 en 24 neemt de soort sterk toe tot 45 paar per km2. In 25 en 26 is er een lichte toename tot 5 paar per km2. In 27 neemt de Grutto hier weer sterk af tot 26 paar per km2. In de periode is sprake van een licht herstel (tot paar per km2). In het gebied de Bramen schommelt de dichtheid van de grutto in de periode tussen de 4 en 5 paar per km2. Vanaf 1994 is de stand hier zeer sterk afgenomen tot 1 paar per km2 in 22. De afname wordt vrijwel zeker veroorzaakt door predatie en de aanwezigheid van de vos. In de periode is sprake van enig herstel (tot 6-9 paar per km2), dat zich doorzet in 29 en 21 (18 paar per km2). In het totale onderzoeksgebied neemt de grutto in de periode af van 53 tot 35 paar per km2. Daarna herstelt de soort zich weer tot 57 paar per km2 in Daarna is sprake van een zeer sterke afname tot 16 paar per km2 in In 2 en 21 lijkt sprake van enige stabilisatie. In 22 is de dichtheid nog verder gezakt (6 paar per km2). Vanaf 23 is sprake van een opmerkelijk herstel tot 21 paar per km2 in 25 en 26. In 27 is de dichtheid gedaald (14 paar per km2). In 28 is sprake van een licht herstel (16 paar per km2), dat doorzet in 29 en 21 (21 paar per km2). Tureluur De tureluur verdedigt zijn eigen nest niet of nauwelijks, maar zoekt bescherming door zijn nest te maken vlakbij het nest van een kievit of grutto (Brandsma, 29). In het gebied de Stouwe is de dichtheid van de tureluur, na een afname in de periode 1987 tot en met 199 (van 8 naar 1 paar per km2), sterk toegenomen tot 15-2 paar per km2. Na een afname vanaf 22 neemt de soort weer toe (26: 14 paar per km2). De laatste jaren schommelt de dichtheid tussen de 8 en 12 paar per km2. In het gebied de Bramen nam de dichtheid van 1987 tot 1991 toe van 9 tot 16 paar per km2. Vanaf 1997 is de dichtheid hier zeer sterk teruggelopen tot 4 paar per km2 in 21. Vanaf 22 neemt de dichtheid weer toe tot 8-1 paar per km2 (24-29). Opmerkelijk is de sterke toename in 21 (14 paar per km2). In het totale gebied is vanaf 1987 tot en met 1996 sprake van een toename van 8 naar 14 paar per km2. Vanaf 1997 loopt de dichtheid sterk terug tot 7 paar per km2 in 23. De laatste jaren schommelt de dichtheid tussen de 8-11 paar per km2. Opmerkelijk is de sterke toename in 21 (14 paar per km2). Wulp In het gebied de Stouwe neemt de dichtheid van de wulp in de loop der jaren toe van 12 tot circa 22 paar per km2 in 2. In de periode schommelt de dichtheid tussen de 18 en 22 paar per km2 met een negetieve uitschieter in 29 (14 paar per km2). In het gebied de Bramen neemt de soort vanaf 1987 tot 1995 toe van 8 tot 14 paar per km2. Daarna varieert de dichtheid tussen de paar per km2. Opvallend is dat, in tegenstelling tot vrijwel alle andere soorten weidevogels, de wulp in het gebied de Bramen ook in de jaren stabiel is gebleven. In het totale onderzoeksgebied neemt de dichtheid van de wulp in de periode toe van 8 tot 16 paar 18
19 per km2. Daarna schommelt de dichtheid tussen de 14 en 18 paar per km2, waarbij 24 en 28 er in positieve zin (18 paar per km2) en 27 en 29 (14 paar per km2) er in negatieve zin uitspringen. Gezien het territoriale gedrag van de wulp zijn dit zeer hoge dichtheden. Graspieper In beide deelgebieden zijn de dichtheden van de graspieper vanaf 1988 zeer sterk toegenomen. In het totale onderzoeksgebied betreft dit een toename van 4 tot 25 paar per km2 in In de periode lijkt de stand zich te stabiliseren. Vanaf 21 is sprake van een forse afname tot 14 paar per km2 in 23. In 24 is sprake van een sterk herstel in alle gebieden. In het totale gebied neemt de soort toe tot 23 paar per km2. Dit stabiliseert zich in de periode Opmerkelijk is de sterke toename in 29 (33 paar per km2). In 21 neemt de stand licht af. Veldleeuwerik De veldleeuwerik broedt incidenteel in het gebied. Opvallend is dat de soort broedde in de meest intensief bewerkte en ontwaterde percelen. De soort voelt zich kennelijk minder goed thuis in het natte veenweidegebied. In 1999 werd voor het eerst sinds jaren weer een territorium vastgesteld. In 2 werden 2 territoria vastgesteld. In de periode 2-29 zijn geen territoria vastgesteld. Opmerkelijk is dat in 21 sinds jaren weer een territorium is vastgesteld. Gele kwikstaart In de periode zijn in het onderzoeksgebied geen territoria van de gele kwikstaart vastgesteld. Ook in eerdere inventarisaties in de Wieden (o.a. Veldkamp 1985) is de soort niet als broedvogel vastgesteld. In 1998 werd de soort voor het eerst als broedvogel (1 broedpaar) in het onderzoeksgebied vastgesteld. In 1999 werden in het deelgebied de Stouwe 2 territoria vastgesteld. In 2 is de soort alleen op doortrek waargenomen. Vanaf 21 broedt de soort jaarlijks in het gebied (1-4 paar per km2). Krakeend In het onderzoeksgebied is het aantal broedparen van de krakeend tot 1996 toegenomen van enkele broedparen per km2 tot circa 5 paar per km2. In de periode schommelt de dichtheid tussen de 3-5 paar per km2. De laatste jaren neemt de soort verder toe (21: 7 paar per km2). Kuifeend De kuifeend heeft zich eind jaren tachtig in het onderzoeksgebied gevestigd en is toegenomen tot circa 2-3 paar per km2. In 1996 zijn opvallend veel broedparen van de kuifeend vastgesteld (6 paar per km2). In 1998 waren er opvallend weinig broedparen (1 paar per km2). De laatste jaren schommelt de dichtheid tussen de 3-6 paar per km2. De aangrenzende hoogwaterzone is echter van veel grotere betekenis als broedgebied voor de kuifeend. Wintertaling De wintertaling broedt de meeste jaren met één tot vier paren (=.5 tot 2 paar per km2) in het onderzoeksgebied. Alleen in 26 werden 7 broedparen vastgesteld. Tafeleend De tafeleend broedt onregelmatig met één tot enkele paren in het onderzoeksgebied. De laatste jaren zijn geen broedgevallen vastgesteld. Kwartel De kwartel broedt incidenteel in het onderzoeksgebied. Paapje Het paapje broedt slechts zeer incidenteel in het onderzoeksgebied. 19
20 4.3. Niet kritische soorten Niet kritische soorten stellen weinig eisen aan hun broedbiotoop. Het betreft de kievit en de scholekster. Beide soorten broeden op kale akkers of in korte vegetatie. Met name de kievit heeft een voorkeur voor een vochtige omgeving, maar ze broeden ook op drogere akkers. Ook broeden ze graag op de bagger die is blijven liggen bij het schonen van de sloten. De kuikens hebben een voorkeur voor kort gras (beweide, en gemaaide percelen), maar ook voor percelen met veel structuur (kort en lang gras). Als het legsel uitgekomen is, zijn deze soorten hierdoor weinig gevoelig voor maaiactiviteiten. Kievit Het lange broedseizoen (maart tot en met juni) en de hoge vervolglegselcapaciteit van de kievit verhogen de kans op succesvol broeden aanmerkelijk. In het gebied de Stouwe is de dichtheid van de kievit in de jaren 1987 tot 199 in het onderzoeksgebied sterk afgenomen (van 49 tot 17 paar per km2). Na het wegwerken van achterstallig beheer (opentrekken van dichtgegroeide sloten, bekalking en bemesting) is de kievit in de periode weer sterk toegenomen (tot 7 paar per km2). Na een afname in 1996 (37 paar per km2) is de dichtheid daarna weer sterk toegenomen (21: 9 paar per km2). Na een dip in 22 en 23 (63 paar per km2) is de stand toegenomen tot zeer hoge dichtheden van 11 paar per km2 in 24 en 25 en 119 paar per km2 in 26. In 27 en 28 valt de dichtheid terug tot 85 paar per km2 en in in 29 loopt de stand nog verder af (56 paar per km2). In 21 neemt de soort weer toe (76 paar per km2). In het gebied de Bramen schommelt de dichtheid in de periode rond de 35 tot 45 paar per km2. Daarna is sprake van een sterke afname (8 paar per km2 in 21). In 24 is sprake van herstel (28 paar per km2), maar de opvolgende jaren neemt de soort weer langzaam af. De sterke toename in 21 is opmerkelijk (42 paar per km2). In het totale onderzoeksgebied neemt de dichtheid in de periode af (van 45 tot 34 paar per km2). Daarna neemt de dichtheid toe tot ca. 5 paar per km2 ( ). In de periode varieert de dichtheid tussen de 35-4 paar per km2. In daalt dit tot 25-3 paar per km2. Vanaf 24 is sprake van een spectaculaire toename tot 58 paar per km2 in 26. In 27 valt de dichtheid terug tot 45 paar per km2 en in 29 valt deze verder terug (3 paar per km2). Opmerkelijk is het sterke herstel in 21 (54 paar per km2). Scholekster De dichtheid van de scholekster was in het totale onderzoeksgebied tot 1997 vrij stabiel (circa 11 paar per km2). Vanaf 1998 loopt de dichtheid sterk terug tot 2-3 paar per km2 (27-21). 4.4 Voldoen deelgebieden aan eisen (zeer) soortenrijk weidevogelgrasland (SN)? In dit hoofdstuk wordt kort ingegaan op de vraag of de deelgebieden ook voldoen aan de eisen van de Subsidieregeling Natuurbeheer (SN). In de SN zijn 2 weidevogelpakketten opgenomen: pluspakket soortenrijk weidevogelgrasland: eisen: 75 broedparen van weidevogels per 1 ha, waarvan 35 paar van de kritische soorten. pluspakket zeer soortenrijk weidevogelgrasland: eisen: 1 broedparen van weidevogels per 1 ha, waarvan 5 paar kritische soorten. Het onderzoeksgebied voldoet over de gehele periode ruimschoots aan de eisen van zeer soortenrijk weidevogelgrasland. Zelfs in 22, het jaar met de laagste weidevogelstand, wordt de norm gehaald. In de meeste jaren is het aantal broedparen, en met name het aantal paren van de kritische soorten veel hoger dan de eisen van het pluspakket zeer soortenrijk weidevogelgrasland (figuur 4.4). 2
21 Fig. 4.4 Totaal aantal broedparen weidevogels per km2 reservaatsgebied Giethoorn-Wanneperveen aantal Totaal Kritisch 4.5. Ontwikkeling weidevogelstand in het gebied Roekebosch Het gebied Roekebosch was in het verleden ( ) ook betrokken bij het onderzoek. Door de aanwezigheid van bosopslag in en langs de randen van dit gebied was het biotoop hier niet optimaal voor weidevogels en liep de stand terug. In 1997 is het onderzoeksgebied ingeperkt en is dit gebied komen te vervallen. Gegevens over de periode ontbreken. Dit gebied is daarom ook niet meegenomen in het totaal overzicht. In het najaar van 23 is hier de bosopslag verwijderd. Hierdoor is het biotoop voor weidevogels sterk verbeterd. Vanaf 23 is daarom de ontwikkeling van de weidevogelstand weer gevolgd. In het overzicht is alleen het aantal broedparen opgenomen en geen dichtheden, omdat het om een relatief klein gebied (23 ha) gaat. Uit het overzicht blijkt dat de verwijdering van bosopslag heeft geleid tot vestiging van meer weidevogels: kievit, watersnip en tureluur zijn zeer sterk toegenomen; slobeend, zomertaling, scholekster en graspieper hebben zich weer gevestigd. Opvallend is vooral de sterke toename van de kievit en de watersnip. Al neemt het aantal broedparen van de watersnip de laatste jaren weer af. De afname van de kievit in 21 wordt waarschijnlijk veroorzaakt, doordat een deel van de kieviten is uitgeweken naar een aanliggend geplagd rietland, dat net buiten het onderzoeksgebied valt. Vanaf 26 voldoet dit gebied ook ruim aan de norm van zeer soortenrijk weidevogelgrasland. 21
22 Het aantal broedparen van weidevogels in het gebied Roekebosch (23 ha) en (in najaar 23 bosopslag verwijderd) Kievit Grutto Scholekster Tureluur Watersnip Wulp Slobeend Zomertaling Krakeend Kuifeend Wintertaling 1 Graspieper Gele kwikstaart
23 5. BROEDSUCCES In dit hoofdstuk wordt nader ingegaan op het broedsucces. Onder broedsucces wordt hier verstaan het percentage uitgekomen legsels (methode: dagelijkse overlevingskansen volgens Mayfield) (Johnson, 1979 en Beintema, 1992). In de periode zijn van een groot aantal legsels de lotgevallen vastgesteld en het broedsucces bepaald. Er zijn vrij grote verschillen in aantallen nesten en nestdagen per jaar. Dit komt vooral door de variatie in het aantal aanwezige broedparen. Hoe groter het aantal nestdagen, hoe betrouwbaarder het broedsucces kan worden bepaald. In dit hoofdstuk wordt nader ingegaan op het broedsucces van de grutto, kievit en wulp. Succesvolle legsels Uitgekomen legsels zijn te herkennen aan de achtergebleven droge doppen (b.v. bij grutto en wulp) of droge eischilfers (b.v. bij kievit) in het nest. Verliesoorzaken Over de verliezen door predatie wordt nader ingegaan in hoofdstuk 8. Verliezen door beweiding, maaien en landbouwwerkzaamheden zijn in het algemeen eenvoudig vast te stellen. Soms wordt een nest verlaten. Dit kan diverse oorzaken hebben (b.v. verstoring bij maaiactiviteiten, gedeeltelijke predatie van het legsel, activiteiten mol onder het nest of aanwezigheid van predatoren). Dit is vaak niet goed vast te stellen Grutto In de periode was het percentage succesvolle legsels zeer laag (3-45 %) met extreem lage waarden in 1989, 1995 en 1996 (12-25 %)(figuur 5.1). In de periode was het broedsucces duidelijk hoger (48-57 %). In de periode 2-22 was het broedsucces zeer laag: 3 % resp.17 % en in 22 kwam slechts één van de 5 legsels uit (aantal legsels te laag om broedsucces te bepalen). Fig. 5.1 Broedsucces van de grutto a.h.v dagelijkse overlevingskans (S) ( ) uitkomst % nvt * n= 5 legsels; 46 nestdagen: te weinig om broedsucces te bepalen jaar Nesten Nestdagen
24 In de periode was het broedsucces (47-62 %) aanzienlijk hoger dan in voorgaande jaren met een negatieve uitschieter in 27 (39 %) en een positieve in 28 (72 %). Toch zou dit de normale waarde horen te zijn in gebieden, waar het beheer is geoptimaliseerd voor weidevogels (geen landbouwwerkzaamheden of beweiding in het broedseizoen) en geen extreme predatie plaatsvindt (o.a. Brandsma, 1988 en Buker en Reyrink, 1989). In 29 en 21 is het broedsucces, als gevolg van zeer hoge predatie, erg laag (25 resp. 32 %). Belangrijkste oorzaak van de legselverliezen is de zeer hoge predatie: 4-6 % met extreme uitschieters van % in 1989, 1995, 1996, 2, 21, 22, 29 en 21 (figuur 5.2.). Fig. 5.2 Predatie van legsels van de grutto a.h.v. dagelijkse overlevingskans (S) ( ) % gepredeerde legsels nvt* * n= 5 legsels; 46 nestdagen: te weinig om broedsucces te bepalen jaar Nesten Nestdagen In de periode is de predatie gedaald, maar nog steeds relatief hoog. In 28 was de predatie 27 %, het laagst sinds de start van het onderzoek in 1987, maar nog steeds aan de hoge kant. Opmerkelijk is de zeer sterkte toename van de predatiedruk in 29 en 21. Doorgaans mag in ongestoorde situaties (open gebied, rustperiode in het broedseizoen en geen extreme predatie) een predatiepercentage in de orde van de 15-2 % worden verwacht (o.a. Brandsma, 1988 en Buker en Reyrink, 1989). Deze referenties zijn gebaseerd op goede weidevogelgebieden, waar op dat moment geen vossen voorkwamen. In de periode speelden, naast predatie, ook verliezen door beweiding en landbouwwerkzaamheden nog een belangrijke rol. In de periode was in het grootste deel van het terrein sprake van een uitgestelde maai- en beweidingsdatum en speelde verlies van legsels door landbouwwerkzaamheden en beweiding maar een zeer beperkte rol Kievit Het percentage succesvolle legsels van de kievit varieert tussen de 55 % en 75 %, met negatieve uitschieters in 1989, in de periode en in 27, 29 en 21 (35-45 %). In de periode was in het grootste deel van het terrein sprake van een uitgestelde maai- en beweidingsdatum en speelde verlies van legsels 24
25 Fig. 5.3 Broedsucces van de kievit a.h.v. dagelijkse overlevingskans (S) ( ) uitkomst % jaar Nesten Nestdagen Fig. 5.4 Predatie van legsels van de kievit a.h.v dagelijkse overlevingskans (S) ( ) % gepredeerde legsels jaar Nesten Nestdagen
26 door landbouwwerkzaamheden en beweiding maar een zeer beperkte rol. Doorgaans mag, in percelen waar geen landbouwwerkzaamheden of beweiding plaatsvinden in het broedseizoen, een broedsucces in de orde van de 75 % worden verwacht (o.a. Brandsma, 1988 en Buker en Reyrink, 1989). Belangrijkste oorzaak van de legselverliezen is de hoge predatie (3-45 %), met extreme uitschieters in 1989, in de periode en in 27 en 29 (5-6 %) (figuur 5.4). Alleen in 1988, 1991, 1993, 1999, 22, 24 en 25 blijft de predatie onder de 25 %. Doorgaans mag in een ongestoorde situatie (optimaal weidevogelbeheer en geen extreme predatie door vossen) een predatie in de orde van de 15-2 % worden verwacht (o.a. Brandsma, 1988 en Buker en Reyrink, 1989). In de periode speelden naast predatie ook verliezen door beweiding en landbouwwerkzaamheden nog een belangrijke rol. Als de predatie van legsels van de kievit (figuur 5.4) wordt vergeleken met de predatie van legsels van de grutto (figuur 5.2), valt op dat over de jaren een vergelijkbare ontwikkeling is te zien. De predatiedruk bij de kievit is gemiddeld jaarlijks echter ongeveer 2 % lager Wulp Het aantal gevonden legsels per jaar is te laag om jaarlijks het broedsucces te kunnen bepalen. Daarom zijn een aantal jaren samengenomen. Het broedsucces is in de periode erg laag (31 %), maar neemt daarna in de periode toe tot rond de 5 %. In de periode neemt dit verder toe tot rond de 6 %. De verliezen worden vrijwel volledig veroorzaakt door predatie. In is het broedsucces laag (34 %). De figuur geeft een tendens aan dat de predatie van legsels van de wulp in de loop der jaren (tot 26) afneemt. In de periode is de predatie erg hoog, maar dit wordt vooral bepaald door de hoge predatie in 27 (figuur 5.5). Figuur 5.5 Broedsucces en predatie van legsels van de Wulp a.h.v. dagelijkse overlevingskans in de periodes , , , 23-26, % legsels (1183 nestdagen) 27 legsels (413 nestdagen) 35 legsels (658 nestdagen) 49 legsels (86 nestdagen) 3 legsels (45 n = aantal legsels nd = aantal nestdagen (Mayfield) Broedsucces Predatie 26
27 6. AANTALSVERLOOP GRUTTO IN HET BROEDSEIZOEN Aantalsverloop In dit hoofdstuk wordt ingegaan op het aantalsverloop van de grutto in het broedseizoen. Per telronde is vastgelegd of er sprake is van een territorium, een waarschijnlijk broedpaar (broedverdacht of nest) of gruttoparen met kuikens. In een gemiddeld broedseizoen mag worden verwacht dat de meeste gruttoparen in de eerste helft van april een territorium hebben, in de tweede helft van april beginnen met broeden en dat de meeste nesten tussen 1 en 25 mei uitkomen. Daarna duurt het nog 24 dagen voordat de kuikens vliegvlug zijn. In het gebied de Stouwe zijn in 21 in totaal 21 broedparen van de grutto vastgesteld. Het hoogste aantal broedparen wordt in de tweede helft van april bereikt. In de periode en in 28 nam het aantal broedparen nog toe tot half mei (Brandsma 23, 24, 25 en 28). In deze jaren was sprake van hervestiging van grutto s, die mogelijk elders hun legsels waren verloren. Dit is in 29 en 21 hier niet vastgesteld (figuur 6.1). Tot 15 mei is het aantal paren vrij stabiel. Daarna neemt het aantal snel af. Op 16 juni waren er geen grutto s meer aanwezig. In het gebied de Bramen zijn 27 broedparen vastgesteld. Tot 21 mei blijft het aantal broedparen vrij stabiel. Daarna neemt het aantal broedparen langzaam af. Op 3 juli waren geen broedparen meer aanwezig. Fig. 6.1 Aantalsverloop grutto per ronde per deelgebied 21 (229 ha) aantal Stouwe Bramen Totaal 2-3 april 9-15 april 2-27 april 3 ap-5 mei 6-14 mei mei 3-jun 1-jun 16-jun 24-jun n=48 broedparen Verloop territoria en broedgevallen in het broedseizoen In het gebied de Stouwe zijn eind april/begin mei nog veel paren aanwezig die nog niet broeden. Eind mei zijn er relatief weinig paren met kuikens. Dit duidt op forse verliezen in de broedfase. De weinige paren met kuikens blijven wel aanwezig tot en met 1 juni. Dit betekent dat van deze paren waarschijnlijk wel één of meer kuikens vliegvlug zijn geworden (figuur 6.2). In het gebied de Bramen broeden begin mei de meeste paren. De eerste nesten zijn eind april al uit. Eind mei neemt het aantal broedparen flink af. Dit duidt op verliezen in de broedfase. Daarna neemt zowel het aantal broedparen als het aantal paren met kuikens geleidelijk af. Tot 24 juni worden paren met kuikens waargenomen. Dit duidt op een succesvolle kuikenfase (figuur 6.3). 27
28 Fig. 6.2 Aantal territoria, broedverdacht/nesten en paren met kuikens van de grutto per telronde (Stouwe 76 ha) aantal territoria broedverdacht/nest paren met kuikens n = 21 broedparen 4 2 2=4 9=4 2=4 3=4 6=5 15=5 27=5 3=6 1=6 16=6 24=6 Fig.6.3 Aantal territoria, broedverdacht/nesten en paren met kuikens van de grutto per telronde (Bramen 153 ha) aantal territoria broedverdacht/nest paren met kuikens n = 27 broedparen 4 2 3=4 15=4 27=4 5=5 14=5 21=5 29=5 3=6 1=6 16=6 24=6 28
29 7. AANTAL BROEDPAREN MET VLIEGVLUGGE KUIKENS In dit hoofdstuk wordt nader ingegaan op het aantal broedparen dat met succes één of meerdere kuikens grootbrengt (vliegvlug). Dit is bepaald door, op basis van de uitkomstdata van de legsels, een vergelijking te maken tussen het verwachte aantal paren met kuikens in het veld, met het getelde aantal paren met kuikens in het veld. Hierbij zijn ook de succesvolle legsels betrokken die niet zijn gevonden, maar op basis van de kartering wel met zekerheid zijn uitgekomen Grutto Uitkomstdata van de legsels Figuur 7.1 geeft een overzicht van de uitkomstdata van de legsels in 21. Van de 23 gevonden legsels van de grutto waren er 1 succesvol. Daarnaast waren er nog 4 succesvolle legsels die niet zijn gevonden. De eerste legsels kwamen eind april uit. 25 mei waren de meeste legsels uit. Begin juni kwam het laatste legsel uit. Fig. 7.1 Tijdstip van uitkomen van de legsels van de grutto (cumulatief) (n=14) aantal legsels uit per 5 dagen april 25-3 april 1-5 mei 6-1 mei mei 16-2 mei mei 26-3 mei 31-4 juni Overleving van de kuikens De overleving van de kuikens van de grutto is per deelgebied (de Bramen en de Stouwe) bepaald. Dit onderscheid is gemaakt, omdat de ontwikkelingen in beide gebieden in de loop der jaren nogal verschillen en omdat van het deelgebied de Bramen ook vergelijkbare gegevens beschikbaar zijn uit de periode Circa 24 dagen na het uitkomen van de legsels zijn de kuikens vliegvlug (Beintema en Müskens, 1981). Enkele dagen na het vliegvlug worden van de kuikens wordt het gezinsverband verbroken (Glutz e.a. 1977). Er is daarom vanuit gegaan dat 26 dagen na het uitkomen van de legsels het gezinsverband wordt verbroken. In het gehele onderzoeksgebied zijn, evenals in voorgaande jaren, de gruttoparen met kuikens wekelijks geteld. Op basis van de uitkomstdata van de gevonden legsels, kan dan een vergelijking worden gemaakt tussen het verwachte aantal paren met kuikens en het aantal getelde paren met kuikens in het veld. In het gebied de Stouwe (figuur 7.2a) kwamen 4 nesten uit. Het aantal verwachte paren met kuikens (op basis 29
Fig. 4.3a. Dichtheden weidevogels in het reservaatsgebied Giethoorn-Wanneperveen 1987-2010 (229 ha)
Lichte groei weidevogelstand Giethoorn-Wanneperveen in 2010 Obe Brandsma De belangrijkste resultaten samengevat: Het onderzoeksgebied Giethoorn-Wanneperveen (229 ha) is één van de weinige gebieden in Nederland
Nadere informatieWEIDEVOGELS LOPIKERWAARD
WEIDEVOGELS LOPIKERWAARD 214 Er is goed nieuws en er is slecht nieuws WEIDEVOGELS LOPIKERWAARD 214: ER IS GOED NIEUWS EN ER IS SLECHT NIEUWS Sinds 211 telt DNatuur voor ANV Lopikerwaard hoeveel Grutto
Nadere informatieAantal gevonden legsels in 2008
10 1 Broedpaaraantallen 2. Reproductie Na terugkomst van weidevogels in hun broedgebied vormen zich paren en kiezen de vogels een plek om te gaan broeden: de vestiging. Daarna komen twee belangrijke reproductiefasen:
Nadere informatieWEIDEVOGELINVENTARISATIE WATERBERGING WOUDSE POLDER MIDDEN DELFLAND 2017
WEIDEVOGELINVENTARISATIE WATERBERGING WOUDSE POLDER MIDDEN DELFLAND 2017 Opdrachtgever: Auteur: Datum: Hoogheemraadschap van Delfland Ferry van der Lans 2 juli 2017 I N H O U D S O P G A V E 1. Inleiding...
Nadere informatieInvloed van de Vos op de weidevogelstand in het reservaatsgebied Gietlioorn-\)C^neperveen
Levende Natuur Obe Brandsma De laatste 10-15 heeft de Vos (Vulpes vulpes) zich in Nederland vanuit de oostelijke zandgebieden sterk uitgebreid, zelfs tot in de natte veenweidegebieden. Dit blijft niet
Nadere informatieWorkshop Eenden in de wei. Frank Majoor
Workshop Eenden in de wei Frank Majoor Inhoud workshop Eenden als weidevogels BTS versus BMP Waar moet je op letten in het veld bij het tellen van eenden? kievit grutto tureluur wulp watersnip kemphaan
Nadere informatieProvinciaal weidevogelonderzoek in de regio Amstel-, Gooi- en Vechtstreek Uit het Jaarboek Weidevogels 2007
Provinciaal weidevogelonderzoek in de regio Amstel-, Gooi- en Vechtstreek Uit het Jaarboek Weidevogels 2007 Inleiding In 2005 verschenen alarmerende berichten over een snelle teruggang van weidevogels
Nadere informatieRapportage natuurbeheer. Weidevogels. Stichting Agrarische Bedrijven Spaarnwoude (SAS) Melkveebedrijf de Ettingen Zoogkoeienbedrijf de Koningshoeve
Rapportage natuurbeheer Weidevogels Stichting Agrarische Bedrijven Spaarnwoude (SAS) Melkveebedrijf de Ettingen Zoogkoeienbedrijf de Koningshoeve 2016 1 Inhoud 1. Inleiding... 3 2. Weidevogels... 5 2.a.
Nadere informatieGreppel plas dras op Texel. Resultaten van een driejarig experiment
Greppel plas dras op Texel Resultaten van een driejarig experiment ANLV De Lieuw Texel Siebold van Breukelen September 2015 ANLV De Lieuw Texel - Ottersaat 5-1792 CC Oudeschild - tel 0222 314072 -E mail
Nadere informatienestbescherming, Inleiding Bescherming weidevogellegsels in Noord-Holland
14 Bescherming weidevogellegsels in Noord-Holland Frans Parmentier * Inleiding Sedert begin jaren tachtig houden ook in Noord-Holland vrijwilligers zich bezig met nestbescherming, de laatste jaren in toenemende
Nadere informatieBescherming Weidevogels Zuid-Holland Versterken, ondersteunen en stimuleren van vrijwilligerswerk in het groen
Bescherming Weidevogels Zuid-Holland 2018 Versterken, ondersteunen en stimuleren van vrijwilligerswerk in het groen Dit jaarverslag is tot stand gekomen in samenwerking met 17 actieve weidevogelgroepen
Nadere informatieO. H. Brandsma. Jonge watersnip (Gallinago gallinagol/chicken of the Snipe.
O. H. Brandsma Grutto (Limosa Limosa), Tureluur (Tringa tetanus), Watersnip (GalLinago gallinago), Kemphaan (Phdomacbus pugnax), Slobeend (Anas clypeata) en Zomertaling (Anas querquedula). Jonge watersnip
Nadere informatie1-1. f e bruari INVENTARISATIE BROEDVOGELS OP DE GRASLANDKAVELS W 29, W 32. EN W 36 IN OOSTELIJK FLEVOLAND, VOORJAAR door. H.
BIBLIOTHEEK IJS~tl Mi: :l,.;(:,loehs...... W E R K D O C U M E N T INVENTARISATIE BROEDVOGELS OP DE GRASLANDKAVELS W 29, W 32. EN W 36 IN OOSTELIJK FLEVOLAND, VOORJAAR 1980 door H. van Elburg 198127 Abw
Nadere informatieWEIDEVOGELS RESULTATEN 2011 TOTAAL
WEIDEVOGELS RESULTATEN 211 TOTAAL A. Weidevogelmeetnet Overijssel van 1994 tot en met 211 Het gaat nog steeds niet goed met de weidevogels. De al jarenlang neerwaartse trend blijft doorgaan. Positief is
Nadere informatieBeheerevaluatie 2018 weidevogels
Beheerevaluatie 2018 weidevogels Auteur Opdrachtgever Status Stichting Landschapsbeheer Gelderland VALA Definitieve versie Datum 06-11-2018 1 Inhoudsopgave 1 Inhoudsopgave 2 Inleiding... 3 3 Beltrumse
Nadere informatieVogels van weide/boerenland en plas-dras
Vogels van weide/boerenland en plas-dras Vogelherkenningscursus 2017 Bert Geelmuijden Waarnemen en kennis Kun je iets waarnemen dat je niet kent? (5 e symfonie van Beethoven als ezelsbrug voor zang van
Nadere informatieRapportage natuurbeheer. Weidevogels. Stichting Agrarische Bedrijven Spaarnwoude (SAS) Melkveebedrijf de Ettingen Zoogkoeienbedrijf de Koningshoeve
Rapportage natuurbeheer Weidevogels Stichting Agrarische Bedrijven Spaarnwoude (SAS) Melkveebedrijf de Ettingen Zoogkoeienbedrijf de Koningshoeve 2015 1 Inhoud 1. Inleiding... 3 2. Weidevogels... 5 2.a.
Nadere informatieWEIDEVOGELS IN HET REITDIEPGEBIED 2011
WEIDEVOGELS IN HET REITDIEPGEBIED 2011 Colofon Tekst en foto s : H. Feenstra Wijze van citeren: Feenstra H. Weidevogels in het Reitdiepgebied 2011. Bureau Vogelinventarisatie De Kraanvogel 2011/11. Fochteloo.
Nadere informatieDe kern ligt bij plasdras
7-3-2014 Inleiding presentatie Weidevogelbeheer Vereniging Noardlike Fryske Wâlden Weidevogelaantallen 2009-2012 Plasdras voor meer weidevogels Netwerken voor vitale populaties De kern ligt bij plasdras
Nadere informatieWeidevogelnieuws. Landbouwkundige situatie vroeger en nu. Rijswijkse Veld
Landbouwkundige situatie vroeger en nu Weidevogelnieuws Het Zoelense en Rijswijkse Veld vind je in het meest westelijke deel van het werkgebied van onze VANL. De bodem bestaat er overwegend uit laaggelegen
Nadere informatieWeidevogels en predatie. Wolf Teunissen Paul Goedhart Hans Schekkerman Maja Roodbergen
Weidevogels en predatie Wolf Teunissen Paul Goedhart Hans Schekkerman Maja Roodbergen kievit grutto tureluur wulp watersnip kemphaan scholekster slobeend krakeend kuifeend zomertaling tafeleend wintertaling
Nadere informatieGEVONDEN EIEREN. Behoorlijke daling aantal broedparen kievit
5. DE WEIDEVOGELRESULTATEN PER AFDELING Afdeling Fleringen : BROEDPAREN Kievit 52 38 51 27 172 >96 >79 >43 19 15 Grutto 5 5 2 2 8 7 >4 4-1 Scholekster 8 8 5 5 13 13 2 10 2 1 Wulp 2 2 1 2-7 - 3 1 1 Tureluur
Nadere informatieWeidevogelbescherming Spaarndam/Haarlemmerliede. Spaarndam/Haarlemmerliede in het voorjaar van 2010
Weidevogelbescherming 2010 Spaarndam/Haarlemmerliede Martin Ikelaar In dit artikel gaan we in op de activiteiten van de vrijwilligers weidevogelbescherming Spaarndam/Haarlemmerliede in het voorjaar van
Nadere informatieBroedende en overzomerende ganzen in en rondom de Hoogwaterzone (De Wieden) V (2012) O.H. Brandsma
Broedende en overzomerende ganzen in en rondom de Hoogwaterzone (De Wieden) V (2012) O.H. Brandsma 2 Broedende en overzomerende ganzen in en rondom de Hoogwaterzone (De Wieden) V (2012) Drs. O.H. Brandsma
Nadere informatie2013 wordt het jaar van de Patrijs.
2013 wordt het jaar van de Patrijs. 1 Waarom? De soort kwam vroeger in grote aantallen voor in NL; er werd zelfs op gejaagd (en in sommige landen nog steeds) Bijna iedereen heeft de vogel wel eens gezien
Nadere informatieWeidevogelbeheerevaluatie Gelderland 2017
Weidevogelbeheerevaluatie Gelderland 2017 Collectief Rivierenland Beeld: Shutterstock Datum: 15-11-2017 In opdracht van De agrarische collectieven Gelderland 1 Duivense broek Een deel van het Duivense
Nadere informatieBroedende en overzomerende ganzen in en rondom de Hoogwaterzone (De Wieden) III (2010) O.H. Brandsma
Broedende en overzomerende ganzen in en rondom de Hoogwaterzone (De Wieden) III (2010) O.H. Brandsma 2 Broedende en overzomerende ganzen in en rondom de Hoogwaterzone (De Wieden) III (2010) Drs. O.H. Brandsma
Nadere informatieCollectieve weidevogelpakketten SAN beheerspakketten 18 t/m 21
Collectieve weidevogelpakketten SAN beheerspakketten 18 t/m 21 Dit document is een uitgave van Dienst Landelijk Gebied en Dienst Regelingen. De beschrijving heeft een informatieve functie en er kunnen
Nadere informatieNotitie Weidevogels Noord-Holland, 20 mei 2010
Notitie Weidevogels Noord-Holland, 20 mei 2010 Kees (C.) J.G. Scharringa, 19 mei 2010 Inleiding De notitie geeft beknopte informatie over de verspreiding, aantallen en trends van weidevogels in Noord-Holland
Nadere informatieGREIDHOEKE EN LYTSE BOUHOEKE. Broedvogelinventarisatie 2018
GREIDHOEKE EN LYTSE BOUHOEKE Broedvogelinventarisatie 2018 A Aantallen broedparen in de Friese weidevogelgebieden B Skrok Skrins Lionserpolder Filenspolder Hegewiersterfjild Totaal 2018 Totaal 2017 Totaal
Nadere informatieWeidevogelbescherming ~ jaarverslag 2012. Staphorsterveld
Weidevogelbescherming ~ jaarverslag 2012 Staphorsterveld 1 Contactgegevens Agrarische Natuurvereniging Horst en Maten Postweg 2, 7951 KT Staphorst T: 06-55556812 E: info@anvhorstenmaten.nl I: www.anvhorstenmaten.nl
Nadere informatieJAARVERSLAG WEIDEVOGELBESCHERMING IN AMSTELLAND. Werkgroep Weidevogelbescherming IVN Amstelveen Vogelwerkgroep Ouderkerk ANV De Amstel
JAARVERSLAG WEIDEVOGELBESCHERMING IN AMSTELLAND 2012 Werkgroep Weidevogelbescherming IVN Amstelveen Vogelwerkgroep Ouderkerk ANV De Amstel 0 1 1. Weersverloop voorjaar 2012 Het voorjaar van 2012 was zacht
Nadere informatieSoort Aantal broedparen
4. WEIDEVOGELS 212 totaaloverzicht Het spookbeeld dat de weidevogels in Twente verloren dreigen te gaan, krijgt steeds meer vorm. Het gaat de laatste jaren hard achteruit met onze vogels. Weidevogelseizoen
Nadere informatieWeidevogel beheer Spaarnwoude Andries Kamstra & Mark Kuiper
Weidevogel beheer Spaarnwoude 2017 Andries Kamstra & Mark Kuiper Inhoud 1. Gebied en beheer... 3 2. Weidevogelstand... 4 3. Nestbescherming en broedsucces... 7 4. Randfactoren... 9 4.1 Predatie... 9 4.2
Nadere informatieJaarverslag 2009. Tureluurnest op maïsakker. Weidevogelwerkgroep "De Marel" Bunschoten-Spakenburg jaarverslag 2009
Pagina 1 Colofon Tureluurnest op maïsakker Weidevogelwerkgroep "De Marel" Bunschoten-Spakenburg jaarverslag 29 "De Marel" is een oudhollandse benaming voor grutto en betekent: "Boodschapper van het nieuwe
Nadere informatieWeidevogelinventarisatie ANV De Amstel 2009
Weidevogelinventarisatie ANV De Amstel 2009 CONCEPT juli Opdrachtgevers: ANV De Amstel Landschap Noord-Holland Uitvoering: NatuurBeleven bv René Reekers Ton Rewijk Mark Kuiper e.a. Van der Goes en Groot
Nadere informatieBIBLIOTK-EK RIJKS: VOOR OE USSELMttRPOLDcRS WERKDOCUMENT. door. W. Dubbeldam. 1980-80 Abw maart. X 7t. ^TJ, 6wo
BIBLIOTK-EK RIJKS: VOOR OE USSELMttRPOLDcRS WERKDOCUMENT RESULTATEN VAN EEN VERKENNENDE BROEDVOGEL- INVENTARISATIE IN HET NATUURTERREIN HET HARDERBROEK door W. Dubbeldam 1980-80 Abw maart R 13381 X 7t
Nadere informatieVOGELWERKGROEP OUDERKERK WERKGROEP WEIDEVOGELS IVN AMSTELVEEN AGRARISCHE NATUURVERENIGING DE AMSTEL
JAARVERSLAG WEIDEVOGELBESCHERMING EN -BEHEER IN AMSTELLAND 2008 VOGELWERKGROEP OUDERKERK WERKGROEP WEIDEVOGELS IVN AMSTELVEEN AGRARISCHE NATUURVERENIGING DE AMSTEL Colofon Samenstelling en foto s: Mark
Nadere informatieHet provinciaal weidevogelmeetnet in 2007 Uit het Jaarboek Weidevogels 2007
Het provinciaal weidevogelmeetnet in 7 Uit het Jaarboek Weidevogels 7 Al 21 jaar meetnetwerk Het weidevogelmeetnet Noord-Holland is één van de oudste in ons land. Vanaf 1987 zijn in 51 proefvlakken elk
Nadere informatieBijlage 1. Mayfieldberekeningen
Predatie bij weidevogels Bijlage 1. Mayfieldberekeningen Het berekenen van het uitkomstsucces binnen een gebied door de verhouding succesvolle/niet-succesvolle nesten te bepalen leidt tot een overschatting
Nadere informatieNIEUWSBRIEF 2015 VOGELWACHT HARLINGEN-KIMSWERD
NIEUWSBRIEF 2015 VOGELWACHT HARLINGEN-KIMSWERD Beste leden, Zoals gebruikelijk krijgt u hierbij weer de nieuwsbrief van onze vogelwacht. Wij zijn nog steeds op een goede manier actief in ons gebied. Toch
Nadere informatieWAARNEMEN REGISTREREN ANALYSEREN COMMUNICEREN/RAPPORTEREN. Aad van Paassen, Landschapsbeheer Nederland/LandschappenNL
BROEDEN OP WEIDEVOGELDATA VAN WAARNEMEN TOT REGISTREREN TOT ANALYSEREN TOT COMMUNICEREN/RAPPORTEREN Aad van Paassen, Landschapsbeheer Nederland/LandschappenNL VAN WAARNEMEN TOT REGISTREREN TOT ANALYSEREN
Nadere informatieJAARVERSLAG WEIDEVOGELBESCHERMING IN AMSTELLAND
JAARVERSLAG WEIDEVOGELBESCHERMING IN AMSTELLAND 2013 Werkgroep Weidevogelbescherming IVN Amstelveen Vogelwerkgroep Ouderkerk ANV De Amstel en erfvogels 0 Inhoudsopgave 1. Weersverloop voorjaar 2013 2 2.
Nadere informatieKraaiachtigen een bedreiging voor weidevogels? Attie F. Bos Pim Vugteveen
Rijksuniversiteit Groningen Wetenschapswinkel Biologie Rapport 67 Kraaiachtigen een bedreiging voor weidevogels? Een literatuuronderzoek naar de rol van kraaiachtigen als predator en de invloed daarvan
Nadere informatieffi SrnTEN '?",iffhorrand ETf,E Lid Gedeputeerde Staten 2,0 MEI 1016 Nulmeting Aan Provinciale Staten
Lid Gedeputeerde Staten SrnTEN Mr. J.F. (Han) Weber Contact 070 441 61 96 jf.weber@pzh.nl '?",iffhorrand Postadres Provinciehuis Postbus 90602 2509 LP Den Haag T 070-441 66 11 www.zuid-holland.nl Aan Provinciale
Nadere informatieDe Groenzoom Weidevogels
De Groenzoom Weidevogels 1 Inhoudsopgave Slobeend 1. Levenscyclus 1.1 soorten Slobeend 3 Kievit 4 Grutto 5 Krakeend 6 Wintertaling 7 Tureluur 8 Veldleeuwerik 9 Graspieper 10 Kuifeend 11 Gele kwikstaart
Nadere informatieAcht jaar maatregelen ter bescherming van grutto, wulp en tureluur op graslandpercelen
Eindrapportage Regeling Rustzones voor kritische weidevogels Periode 2008-2015 Acht jaar maatregelen ter bescherming van grutto, wulp en tureluur op graslandpercelen Jochem Sloothaak & Annette den Hollander
Nadere informatieDe Groenzoom Weidevogels
De Groenzoom Weidevogels 1 Inhoudsopgave 1. Levenscyclus 1.1 soorten Slobeend 3 Kievit 4 Grutto 5 Krakeend 6 Wintertaling 7 Tureluur 8 Veldleeuwerik 9 Graspieper 10 Kuifeend 11 Gele kwikstaart 12 Watersnip
Nadere informatieWeidevogels van ANV Oost-Groningen in 2009
Weidevogels van ANV Oost-Groningen in 2009 Jelle Postma & Klaas Jager SOVON-inventarisatierapport 2009/56 Dit rapport is opgesteld in opdracht van BoerenNatuur Colofon SOVON Vogelonderzoek Nederland 2009
Nadere informatieHoe kunt u meedoen? Help
Agrariërs Weidevogelwerkgroepen snest Gemeenten Weidevogelwerkgroep Binnenveld-Oost, Weidevogelwerkgroep Binnenveld-West, de initiatiefnemers van het Weidevogelplan WERV-gemeenten Wageningen, Ede, Rhenen
Nadere informatieSymposium Op reis op de Boschplaat, 30 mei 2017 Over (broed)vogels in veranderende landschappen
Symposium Op reis op de Boschplaat, 30 mei 2017 Over (broed)vogels in veranderende landschappen Kees Koffijberg Sovon Vogelonderzoek Nederland 2 / 23 Boschplaat op reis, 30.05.2017 Vogels zijn belangrijke
Nadere informatieWeidevogels monitoring Polderpark Oostpolder 2014-2016. verslag, conclusies en aanbevelingen 2014
Broedende weidevogels in de Oostpolder van Gouda nu en in de toekomst Weidevogels monitoring Polderpark Oostpolder 2014-2016 verslag, conclusies en aanbevelingen 2014 Komen er wel broedende weidevogels
Nadere informatieWeidevogels van Agrarische natuurvereniging De Eendracht in 2009
Weidevogels van Agrarische natuurvereniging De Eendracht in 2009 Jelle Postma & Klaas Jager SOVON-inventarisatierapport 2009/53 Dit rapport is opgesteld in opdracht van BoerenNatuur Colofon SOVON Vogelonderzoek
Nadere informatieWeidevogelbeheer 2016
Beheerpakketten Agrarisch Natuur- & Landschapsbeheer 2016 Versie 1.5, 1 Oktober 2015 (Wijzigingen voorbehouden) 1 Grasland met rustperiode - De beheereenheid is ten minste 0,5 hectare groot. - Cumulatie
Nadere informatieWeidevogels van Agrarische natuurvereniging De Eendracht in 2009
Weidevogels van Agrarische natuurvereniging De Eendracht in 2009 Jelle Postma & Klaas Jager SOVON-inventarisatierapport 2009/53 Dit rapport is opgesteld in opdracht van BoerenNatuur Colofon SOVON Vogelonderzoek
Nadere informatieWeidevogels van Vereniging boerenbelang Schiermonnikoog in 2009
Weidevogels van Vereniging boerenbelang Schiermonnikoog in 2009 Jelle Postma & Klaas Jager SOVON-inventarisatierapport 2009/59 Dit rapport is opgesteld in opdracht van BoerenNatuur Colofon SOVON Vogelonderzoek
Nadere informatieNieuwsbrief algemeen
Nieuwsbrief algemeen 207. Terugblik 20 Leden In 20 telde de vereniging 2 leden, waaronder vrijwilligers en praktiserende veehouders. De weidevogelpas: Om zich te kunnen legitimeren als door de Vereniging
Nadere informatieWeidevogels van ANV Eastermars Lânsdouwe in 2009
Weidevogels van ANV Eastermars Lânsdouwe in 2009 Jelle Postma & Klaas Jager SOVON-inventarisatierapport 2009/47 Dit rapport is opgesteld in opdracht van BoerenNatuur Colofon SOVON Vogelonderzoek Nederland
Nadere informatieSrnTËN. '?',îîhonand. Lid Gedeputeerde Staten 3 0 AUG 2017
'?',îîhonand Provinciale Staten SrnTËN Lid Gedeputeerde Staten Mr. J.F. (Han) Weber Contact 070 441 61 96 jf.weber@pzh.nl Postadres Provinciehuis Postbus 90602 2509 LP Den Haag T 070-441 66 11 www.zuid-holland.nl
Nadere informatieBezoekeffecten en nestbescherming bij weidevogels. Paul Goedhart Wolf Teunissen Hans Schekkerman Maja Roodbergen
Bezoekeffecten en nestbescherming bij weidevogels Paul Goedhart Wolf Teunissen Hans Schekkerman Maja Roodbergen Aantalveranderingen 200 180 160 140 Index 120 100 80 60 40 20 1960 1970 1980 1990 2000 2010
Nadere informatieBMP rapport Gat van Pinte 2012
BMP rapport Gat van Pinte 2012 Bert van Broekhoven VWG De Steltkluut Juli 2012 1 van 9 BMP Gat van Pinte 2012 Inhoud: Pagina 1. Inleiding 3 2. Gebiedsbeschrijving 3 3. Telrondes 3 4. De looproute 4 5.
Nadere informatieWEIDEVOGELINVENTARISATIE EN ADVIES TOEKOMSTIG BEHEER WATERBERGING WOUDSE POLDER MIDDEN DELFLAND 2016
WEIDEVOGELINVENTARISATIE EN ADVIES TOEKOMSTIG BEHEER WATERBERGING WOUDSE POLDER MIDDEN DELFLAND 2016 Opdrachtgever: Auteur: Datum: Hoogheemraadschap van Delfland Ferry van der Lans 17 juli 2016 I N H O
Nadere informatieWeidevogels van ANV Wierde en Dijk in 2010
SOVON Vogelonderzoek Nederland Toernooiveld 1 6525 ED Nijmegen T (024) 7 410 410 E info@sovon.nl I www.sovon.nl Weidevogels van ANV Wierde en Dijk in 2010 Jelle Postma SOVON-inventarisatierapport 2010/45
Nadere informatieWeidevogels van Vereniging Agrarisch Natuurbeheer en ganzenopvang Ameland in 2009
Weidevogels van Vereniging Agrarisch Natuurbeheer en ganzenopvang Ameland in 2009 Jelle Postma & Klaas Jager SOVON-inventarisatierapport 2009/58 Dit rapport is opgesteld in opdracht van BoerenNatuur Colofon
Nadere informatieWeidevogels van Vereniging Kop van de NOP in 2009
Weidevogels van Vereniging Kop van de NOP in 2009 Jelle Postma & Klaas Jager SOVON-inventarisatierapport 2009/34 Dit rapport is opgesteld in opdracht van BoerenNatuur Colofon SOVON Vogelonderzoek Nederland
Nadere informatieWeidevogelrapport december 2016
Weidevogelrapport 2016 december 2016 Foto op het voorblad: nest met kievitseieren (Afke Kester) www.vanlweststellingwerf.nl 2 Inhoudsopgave. Inhoudsopgave.... 3 Voorwoord... 3 Inleiding... 4 De Ontginning
Nadere informatieWeidevogelrapport 2017
Weidevogelrapport 2017 Inhoudsopgave. Klik op de link om naar de pagina te gaan Voorwoord 3 Inleiding 4 De Ontginning 5 ParelPostma 7 Oldetrijne Zuid 8 Oldetrijne Noord 10 Gracht 11 Langelille 12 Lindedijk
Nadere informatieWeidevogelinventarisatie Stinswei 2011 A&W-rapport 1669
Weidevogelinventarisatie Stinswei 2011 A&W-rapport 1669 in opdracht van Weidevogelinventarisatie Stinswei 2011 A&W- rapport 1669 M. Koopmans Foto Voorplaat Noordelijk deel van het onderzoeksgebied, A&W
Nadere informatieBeheerevaluatie 2018 weidevogels
Beheerevaluatie 2018 weidevogels Auteur Opdrachtgever Status Stichting Landschapsbeheer Gelderland Collectief Veluwe Definitief Datum 11-12-2018 Inhoud 1 Inleiding... 4 2 Polder Oosterwolde... 5 2.1 Gegevens
Nadere informatieWeidevogels van ANV De Fjûrlannen in 2009
Weidevogels van ANV De Fjûrlannen in 2009 Jelle Postma & Klaas Jager SOVON-inventarisatierapport 2009/41 Dit rapport is opgesteld in opdracht van BoerenNatuur Colofon SOVON Vogelonderzoek Nederland 2009
Nadere informatieWeidevogels van ANV De Greidhoeke in 2009
Weidevogels van ANV De Greidhoeke in 2009 Jelle Postma & Klaas Jager SOVON-inventarisatierapport 2009/43 Dit rapport is opgesteld in opdracht van BoerenNatuur Colofon SOVON Vogelonderzoek Nederland 2009
Nadere informatieWeidevogels van ANV Gooyumerpolder in 2010
SOVON Vogelonderzoek Nederland Toernooiveld 1 6525 ED Nijmegen T (024) 7 410 410 E info@sovon.nl I www.sovon.nl Weidevogels van ANV Gooyumerpolder in 2010 Jelle Postma SOVON-inventarisatierapport 2010/35
Nadere informatieGREIDHOEKE EN LYTSE BOUHOEKE
GREIDHOEKE EN LYTSE BOUHOEKE Broedvogelinventarisatie 2017 1 Trots op ons weidevogellandschap De grutto is uitgeroepen tot onze nationale vogel en als Kening fan e Greide onlosmakelijk verbonden met Fryslân.
Nadere informatieTOELICHTING WEIDEVOGEL- LEEFGEBIEDEN
TOELICHTING WEIDEVOGEL- LEEFGEBIEDEN Foto: Onno Steendam Landschap Noord-Holland Toelichting Weidevogelleefgebieden Over wie gaat het? Weidevogels zijn vogels die in uitgestrekte en kruidige graslanden
Nadere informatieDe ondergang van een rijk weidevogelgebied
De ondergang van een rijk weidevogelgebied in Hillegom Vosse- en Weerlanerpolder Tussen Hillegom en Bennebroek ligt een nog mooi veenweidegebied met een uitzonderlijk hoge weidevogelstand. Het gebied is
Nadere informatieTellingen van Grutto s en andere weidevogels in de Alblasserwaard en Vijfheerenlanden in 2015
Slaterus R. Tellingen van Grutto s en andere weidevogels in de Alblasserwaard en Vijfheerenlanden in 2015 In opdracht van: Collectief Alblasserwaard-Vijfheerenlanden Sovon Vogelonderzoek Nederland E info@sovon.nl
Nadere informatieRESULTATEN WEIDEVOGELS 2014 NATUUR-EN VOGELWERKGROEP DE GRUTTO. Inleiding
88 2 6 8 2 2 26 28 2 2 RESULTATEN WEIDEVOGELS 2 NATUUR-EN VOGELWERKGROEP DE GRUTTO Inleiding Het voorjaar 2 was in tegenstelling tot het droge en koude voorjaar van 23, voor de weidevogels een gunstig
Nadere informatieWeidevogels van Vereniging voor Agrarisch natuur- en landschapsbeheer Smelne s Singellân in 2009
Weidevogels van Vereniging voor Agrarisch natuur- en landschapsbeheer Smelne s Singellân in 2009 Jelle Postma & Klaas Jager SOVON-inventarisatierapport 2009/46 Dit rapport is opgesteld in opdracht van
Nadere informatieWeidevogelinventarisaties in de provincie Utrecht in 2014
Slaterus R. & Majoor F. Weidevogelinventarisaties in de provincie Utrecht in 2014 Weidevogelinventarisaties in de provincie Utrecht in 2014 Roy slaterus & Frank Majoor Sovon-rapport 2014/50 Sovon Vogelonderzoek
Nadere informatieWeidevogels van ANV Tusken Marren en Fearten in 2009
Weidevogels van ANV Tusken Marren en Fearten in 2009 Jelle Postma & Klaas Jager SOVON-inventarisatierapport 2009/36 Dit rapport is opgesteld in opdracht van BoerenNatuur Colofon SOVON Vogelonderzoek Nederland
Nadere informatieWeidevogels van Vereniging voor Agrarisch Natuur- en Landschapsbeheer Achtkarspelen in 2009
Weidevogels van Vereniging voor Agrarisch Natuur- en Landschapsbeheer Achtkarspelen in 2009 Jelle Postma & Klaas Jager SOVON-inventarisatierapport 2009/49 Dit rapport is opgesteld in opdracht van BoerenNatuur
Nadere informatieKievit-onderzoek Roodkerk Stand van zaken na vijfde onderzoeksjaar. Willem Bil & Jack Schuurs
Kievit-onderzoek Roodkerk 1996. Stand van zaken na vijfde onderzoeksjaar Willem Bil & Jack Schuurs Van dit onderzoek zijn reeds eerdere jaaroverzichten verschenen in OHV 69, 73, 76 en 79. Voor uitvoerige
Nadere informatieWeidevogels van Vereniging Agrarisch Natuurbeheer Weststellingwerf in 2009
Weidevogels van Vereniging Agrarisch Natuurbeheer Weststellingwerf in 2009 Jelle Postma & Klaas Jager SOVON-inventarisatierapport 2009/37 Dit rapport is opgesteld in opdracht van BoerenNatuur Colofon SOVON
Nadere informatieWEIDEVOGELINVENTARISATIE EN ADVIES TOEKOMSTIG BEHEER WATERBERGING WOUDSE POLDER MIDDEN DELFLAND 2015
WEIDEVOGELINVENTARISATIE EN ADVIES TOEKOMSTIG BEHEER WATERBERGING WOUDSE POLDER MIDDEN DELFLAND 2015 Opdrachtgever: Auteur: Datum: Hoogheemraadschap van Delfland Ferry van der Lans 10 augustus 2015 I N
Nadere informatieAtlas van de Weidevogels in Laag Holland
Atlas van de Weidevogels in Laag Holland Overzicht van soorten, aantallen, dichtheden en trends in 3. hectare weidevogelgebied. C.J.G. Scharringa & R. van t Veer De voorliggende atlas is het resultaat
Nadere informatieMONITORINGSRESULTATEN 2017
MONITORINGSRESULTATEN 2017 MONITORINGSRESULTATEN 2017 WEIDEVOGELS BIJ DE KOPSE AGRARISCHE NATUURVERENIGING Datum: November 2017 Opgesteld voor: Kopse Agrarische Natuurvereniging Door: Ton Fleer Benno Vaartjes
Nadere informatieWeidevogels in een aantal gebieden in Overijssel in 2010. Inventarisatie van weidevogels in negen kerngebieden
Weidevogels in een aantal gebieden in Overijssel in 2010 Inventarisatie van weidevogels in negen kerngebieden COLOFON Titel: Weidevogels in een aantal gebieden in Overijssel in 2010 Subtitel: Inventarisatie
Nadere informatieBroedvogelonderzoek De Liede. De gemeente Haarlemmermeer
Broedvogelonderzoek De Liede De gemeente Haarlemmermeer Broedvogelonderzoek De Liede Opdrachtgever: Uitvoering: Samenstelling: Veldwerk: Status Gemeente Haarlemmermeer Adviesbureau E.C.O. Logisch ing.
Nadere informatieWeidevogels van Vereniging voor duurzame landbouw Stad en Ommeland in 2009
Weidevogels van Vereniging voor duurzame landbouw Stad en Ommeland in 2009 Jelle Postma & Klaas Jager SOVON-inventarisatierapport 2009/55 Dit rapport is opgesteld in opdracht van BoerenNatuur Colofon SOVON
Nadere informatieWEIDEVOGELRESULTATEN PER AFDELING 2014 NATUUR-EN VOGELWERKGROEP DE GRUTTO
WEIDEVOGELRESULTATEN PER AFDELING 2014 NATUUR-EN VOGELWERKGROEP DE GRUTTO Afdeling Fleringen Vergelijking resultaten 2013 en 2014: Kievit 35 43 26 34 22 26 4 5 8 28 Grutto 6 4 1 2 4 onbekend - 2 1 0 Scholekster
Nadere informatieWeidevogelbescherming 2011 Zutphen en omstreken
Weidevogelbescherming 2011 Zutphen en omstreken Net als in 2010 beperkt dit verslag van de weidevogelbescherming zich niet tot de Tichelbeekse Waarden, maar nemen we de activiteiten binnen de hele gemeente
Nadere informatieWeidevogels van Vereniging Boer en Natuur Zuidelijk Westerkwartier in 2009
Weidevogels van Vereniging Boer en Natuur Zuidelijk Westerkwartier in 2009 Jelle Postma & Klaas Jager SOVON-inventarisatierapport 2009/54 Dit rapport is opgesteld in opdracht van BoerenNatuur Colofon SOVON
Nadere informatieTellingen van Grutto s en andere weidevogels in de provincie Utrecht in 2015
Slaterus R. & Majoor F. Tellingen van Grutto s en andere weidevogels in de provincie Utrecht in 2015 In opdracht van de: Tellingen van Grutto s en andere weidevogels in de provincie Utrecht in 2015 Roy
Nadere informatieWeidevogels en predatie: een literatuuroverzicht
Weidevogels en predatie: een literatuuroverzicht Weidevogels en predatie: een literatuuroverzicht i o o o o o ii A&W-rapport 1448 o o o Weidevogels en predatie: een literatuuroverzicht iii Weidevogels
Nadere informatieHet belang van kruidenrijk grasland voor de Grutto Grutto-onderzoek Rijksuniversiteit Groningen
Het belang van kruidenrijk grasland voor de Grutto Grutto-onderzoek Rijksuniversiteit Groningen Krijn Trimbos Projectleider weidevogelbeheer Landschap Noord Holland Langjarig Demografisch Onderzoek = Burgerlijke
Nadere informatieIndexen en trends van een aantal weidevogelsoorten uit het Weidevogelmeetnet. Periode
Indexen en trends van een aantal weidevogelsoorten uit het Weidevogelmeetnet. Periode 1990-2004 a SOVON Vogelonderzoek Nederland b Centraal Bureau voor de Statistiek Wolf Teunissen a & Leo Soldaat b Inleiding
Nadere informatieBMP rapport. Gat van Pinte 2014. Bert van Broekhoven VWG De Steltkluut September 2014
BMP rapport Gat van Pinte 2014 Bert van Broekhoven VWG De Steltkluut September 2014 1 van 10 BMP Gat van Pinte 2014 Inhoud 1. Inleiding... 3 2. Gebiedsbeschrijving Gat van Pinte... 3 3. De telronden...
Nadere informatieWeidevogels van het Reitdiepgebied in 2010
SOVON Vogelonderzoek Nederland Toernooiveld 1 6503 GA Nijmegen T (024) 7 410 410 E info@sovon.nl I www.sovon.nl In het voorjaar van 2010 heeft SOVON Vogelonderzoek Nederland in opdracht van Stichting Het
Nadere informatieAlgemene Ledenvergadering
ELAN Agrarische Natuurverenigingen Zuidoost-Friesland Algemene Ledenvergadering Collectief ELAN Nijeholtpade, 28-06-2017 Opgericht in 2010 Vijf inliggende Agrarische natuurverenigingen (ANV s): Gagelvenne
Nadere informatieBeheerevaluatie 2018 weidevogels
Beheerevaluatie 2018 weidevogels Auteur Opdrachtgever Status Stichting Landschapsbeheer Gelderland Collectief Rivierenland Definitief Datum 08-11-2018 1 Inhoudsopgave 1 Inhoudsopgave 2 Inleiding... 5 3
Nadere informatie