6,3. Samenvatting door een scholier 2386 woorden 25 juni keer beoordeeld. Economie in context

Maat: px
Weergave met pagina beginnen:

Download "6,3. Samenvatting door een scholier 2386 woorden 25 juni keer beoordeeld. Economie in context"

Transcriptie

1 Samenvatting door een scholier 2386 woorden 25 juni ,3 13 keer beoordeeld Vak Methode Economie Economie in context Paragraaf 19.1: Consumentenprijsindex en gevolgen inflatie. Inflatie: stijging van het gemiddelde prijspeil in een land. Deflatie: daling van het gemiddelde prijspeil in een land. Consumentenprijsindex: prijsverloop van een pakket goederen en diensten zoals dit gemiddeld wordt aangeschaft door de Nederlandse huishoudens. Je rekent het prijsindexcijfer uit door elke prijsstijging te vermenigvuldigen met de wegingsfactor. Vervolgens wordt de uitkomst gedeeld door de som van de gewichten. Bron 19.3 blz Afgeleide consumentenprijsindex: is gelijk aan de CPI maar dan zonder de kostprijsverhogende belastingen en de subsidies op de prijzen. Europees geharmoniseerde CPI: (HICP) vergelijken van de inflatie in de Europese Unie. Hier wordt een standaardpakket goederen gebruikt. Gevolgen inflatie: Daling van de koopkracht: bron 19.5 koopkrachtberekening. Herverdeling van inkomens: inkomensverschillen kunnen toenemen. Sommige werknemers krijgen prijscompensatie, sommige winkeliers maken meer winst. Heb je een waardevaste of welvaartsvaste uitkering? Verandering in de waarde van je vermogensbezit: Mensen die geld hebben uitgeleend gaan er bij inflatie op achteruit, geldleners hebben voordeel. Loon-prijsspiraal: Als de prijzen stijgen wil je meer loon. Werkgevers berekenen dit weer door in de prijzen van de producten. Gevolg is dat er weer hogere looneisen worden gesteld. Loon-prijsspiraal. Verslechtering van de internationale concurrentiepositie: Nederland wordt te duur voor de export. Het buitenland gaat naar goedkopere landen. Import wordt ook goedkoper, dus we kopen meer in het buitenland. Daling van de werkgelegenheid. Daling van de besparingen: Spaargeld wordt door de inflatie minder waard, dus minder aantrekkelijk. Onzekerheid in het economisch verkeer en sociale onrust: het vertrouwen neemt af bij de consumenten en de bedrijven. Hyperinflatie treedt op als de geldontwaarding heel hard gaat. Deflatie: je koopkracht neemt toe. Maar de winstmarges in de bedrijven nemen af, dit leidt tot dalende investeringen en dat is slecht voor de werkgelegenheid. Soms gaan bedrijven failliet. De consument zal wachten met zijn bestedingen, want de prijzen kunnen nog meer gaan dalen. Op korte termijn minder werkgelegenheid. Paragraaf 19.2: Bestedings- en kosteninflatie Bestedingsinflatie: als de effectieve vraag ( C + I + O + E-M) groter is dan de productiecapaciteit dan is er een tekort Pagina 1 van 5

2 aan goederen. We noemen dit overbesteding of oververhitting van de economie. Kopers zijn bereid om meer te betalen en bedrijven willen wel meer winst maken. Afname van de bestedingsinflatie: Overheidsbezuiningen: korten op ambtenarensalarissen, uitkeringen. Of bezuinigen op onderwijs, defensie gezondheidszorg. Bestedingen nemen af. Verhogen van de belastingen en premies: daling van het netto-inkomen. De bestedingen nemen af door consumenten en bedrijven. Stijging van de rente en beperking van de kredietverlening: sparen wordt aantrekkelijker door een hoge rente. Lenen wordt duurder, de bestedingen nemen af. Kosteninflatie: Loonkosteninflatie: de ondernemers berekenen de gestegen loonkosten ( de lonen stijgen meer dan de arbeidsproductiviteit) door in hun verkoopprijzen. Oplossing: loonmatiging. De stijging van de lonen mag net hoger zijn dan de stijging van de arbeidsproductiviteit. Rente-inflatie: de ondernemers berekenen de gestegen rentekosten door in hun verkoopprijzen. Oplossing: ECB kan de rente verlagen en daardoor volgen de banken in Nederland. Bedrijven kunnen goedkoper lenen en daardoor gaan ze eerder investeren. Belastinginflatie: als de prijsverhogende belastingen stijgen zoals BTW en accijns. Ook kunnen milieuheffingen toenemen en subsidies worden verlaagd. Dit leidt tot inflatie. Oplossing: Niet verhogen van de belastingen en de subsidies niet verlagen. Geïmporteerde inflatie: geïmporteerd goederen en diensten worden duurder. Met name de grondstoffen zoals aardolie. Deze worden doorberekend in de prijzen van de producten. Verder kan ook door de daling van de wisselkoers van de euro de importgoederen duurder worden. Oplossing: nauwelijks, omdat dit een internationaal probleem is. Ze kunnen hooguit overleggen met andere landen. Winstmarge-inflatie: producenten willen meer winst ontvangen. Dit kan alleen als ze internationaal kunnen blijven concurreren, denk aan de OPEC landen, ze drijven de prijs op door minder te produceren. Oplossing: alleen bedrijven met een machtpositie kunnen dit voor elkaar krijgen, onderlinge afspraken zijn verboden. De NMA controleert de bedrijven. Paragraaf 19.3:Prijsrigiditeit en -flexibiliteit Prijsrigiditeit: prijsstarheid. Op korte termijn blijven de prijzen toch gelijk ondanks dat de vraag en het aanbod veranderen. Oorzaken: Bestaande contracten: overeenkomsten tussen bedrijven worden over langere tijd afgesproken. Gedurende de periode worden de prijzen niet aangepast. Bedrijven wachten op de prijsveranderingen van de concurrent en reageren daarop. Bedrijven verlagen de prijzen niet meteen, omdat ze niet het risico willen lopen dat ze daarna de prijzen weer moeten verhogen. Bedrijven verlagen de prijzen niet zo snel, omdat de klanten misschien de indruk krijgen dat de kwaliteit minder is geworden. Neerwaartse prijsrigiditeit: dalende prijzen worden vermeden omdat dit tot lagere winstmarge leidt. Prijsflexibiliteit: door veranderingen in vraag en aanbod passen de prijzen zich aan de nieuwe marktsituatie aan. Bron blz. 226: geaggregeerde prijsvraaglijn ( verband tussen de gevraagde hoeveelheid binnenlands product en het prijs- of inflatieniveau in een land) en de geaggregeerde prijsaanbodlijn (verband tussen de aangeboden hoeveelheid binnenlands product en het prijs- of inflatieniveau in een land). Als de geaggregeerde aanbodlijn Pagina 2 van 5

3 verticaal loopt is op lange termijn de productiecapaciteit in een land bereikt. Op korte termijn loopt de lijn horizontaal, want er is sprake van prijsrigiditeit. Paragraaf 19.4: Geld, krediet en inflatie Geldhoeveelheid en secundaire liquiditeiten: Geldhoeveelheid M1 ( primaire liquiditeiten): totale waarde van het chartale en girale geld in handen van het publiek. Het publiek zijn gezinnen, bedrijven en niet-monetaire instellingen. Monetaire financiële instellingen (mfi s) zijn banken en de rijksoverheid worden niet meegerekend tot de geldhoeveelheid. Secundaire liquiditeiten: kortlopende vorderingen van het publiek op de overheid en de mfi s die op redelijke korte termijn in bedragen kunnen worden omgezet. Deposito s met vaste looptijd tot en met twee jaar of een deposito met opzegtermijn tot en met drie maanden. Met deposito s kun je niet betalen, het wordt ook wel bijna geld genoemd. Geldschepping en vernietiging: als de geldhoeveelheid toeneemt is er sprake van geldschepping: Kredietverlening door monetaire financiële instellingen: geld uitlenen vergroot de geldhoeveelheid, een lening terugbetalen noemen we dan geldvernietiging. Er is sprake van een wederzijdse schuldaanvaarding: de bank is verplicht het geleende geld te leveren en de lener is verplicht om het terug te betalen met rente. Transformatie: geldscheppende transformatie: banken kopen effecten zoals aandelen en obligaties van het publiek of het publiek zet secundaire liquiditeiten om in chartaal of giraal geld. Omgekeerd spreken we van geldvernietiging. Onevenwichtigheden op de betalingsbalans: overschotten op de betalingsbalans leiden tot vergroting van de totale geldhoeveelheid. Tekorten leiden tot een verkleining van de geldhoeveelheid. Tekorten rijksoverheid: als de rijksoverheid haar tekort financiert met kortlopende leningen bij de banken is er sprake van geldschepping: monetaire financiering. (De rijksoverheid brengt dit geld in omloop). Aflossing van deze kredieten heet dan geldvernietiging. Monetaire financiering mag niet sinds de invoering van de euro, dit leidt namelijk tot inflatie. Inflatieverschillen in de verschillende Europese landen leidt tot veranderende concurrentieverhoudingen en dat willen de overheden voorkomen. Grenzen aan de kredietverlening: Liquiditeitseis: in verhouding tot de kortlopende verplichtingen ( rekening-couranttegoeden en/of crediteuren) moet er altijd een bepaalde hoeveelheid liquide middelen ( kasgeld + tegoeden bij de centrale banken en andere banken) aanwezig zijn. Europa kent een minimaal liquiditeitspercentage. Solvabiliteitseis: in verhouding tot de totale schulden van de bank moet er een minimale hoeveelheid van het door de eigenaars van de bank ingebrachte geld ( eigen vermogen) aanwezig zijn. Europa kent een minimaal solvabiliteitspercentage. Blz. 229 bron 19.17: berekening liquiditeit en solvabiliteid. Kredietcrisis: in 2008 kwamen veel banken in de problemen. In Nederland werden Fortis en ABN Amro genationaliseerd. Aegon en ING kregen staatssteun. Geldhoeveelheid en binnenlandse productie: Omloopsnelheid van het geld: het aantal keren dat het geld wordt gebruikt voor bestedingen. In Nederland is dat ongeveer 2,5. Waarde van de bestedingen: EV ( effectieve vraag) = M (money, geldhoeveelheid) x V( velocity, omloopsnelheid) Waarde van het binnenlands product / inkomen: W ( waarde van het binnenlands product) =Y ( waarde van het binnenlands inkomen) = P (prijslevel, prijs van de goederen) x T (transacties, de hoeveelheid in Nederland geproduceerde goederen, reële binnenlands product / inkomen). Er is inkomensevenwicht als Y=W=EV. Verkeersvergelijking van Fisher: Pagina 3 van 5

4 Geldhoeveelheid x omloopsnelheid = prijspeil x reëel binnenlands product. M x V = P x T Invloed veranderingen geldhoeveelheid en omloopsnelheid: Oppotting: gezinnen geven minder snel geld, uit meestal in tijden van crisis. Ontpotting: gezinnen geven meer geld uit, gunstige toekomstverwachtingen. Effecten bij onderbesteding: Bij onderbesteding is de EV kleiner dan de beschikbare productiecapaciteit. Geldschepping ( M ) en /of ontpotting ( V ) leiden tot meer vraag. De productiecapaciteit is nog niet volledig benut, dus er kan meer geproduceerd worden (T ). Effect van geldschepping bij onderbesteding: M x V = P x T Effect van ontpotting bij onderbesteding: M x V = P x T Geldvernietiging (M ) en/of oppotting (V ) leiden tot een daling van de vraag. Er zal dus minder geproduceerd worden (T ), dus nog meer conjunctuurwerkloosheid. Effect van geldvernietiging bij onderbesteding: M x V = P x T Effect van oppotting bij onderbesteding: M x V = P x T Conclusie: bij onderbesteding is het wenselijk om geldschepping en ontpotting te bevorderen. Effecten bij bestedingsevenwicht: De effectieve vraag is gelijk aan de beschikbare productiecapaciteit. Geldschepping ( M ) en /of ontpotting ( V ) leiden tot meer vraag. De productiecapaciteit is volledig benut, dus er kan niet meer geproduceerd worden. Er zal een stijging van het prijspeil ontstaan( P ) Effect van geldschepping bij bestedingsevenwicht: M x V = P x T Effect van ontpotting bij bestedingsevenwicht: M x V = P x T Er ontstaat monetaire bestedingsinflatie De binnenlandse productiewaarde neemt toe, maar dit komt alleen door de prijsstijgingen. Geldvernietiging (M ) en/of oppotting (V ) leiden tot een daling van de vraag. Er zal dus minder geproduceerd worden (T ), er ontstaat onderbesteding en dus conjunctuurwerkloosheid. Effect van geldvernietiging bij bestedingsevenwicht: M x V = P x T Effect van oppotting bij bestedingsevenwicht: M x V = P x T Conclusie: bij bestedingsevenwicht is het wenselijk om de geldhoeveelheid en omloopsnelheid stabiel te houden. Effecten bij overbesteding: Bij overbesteding is de EV groter dan de beschikbare productiecapaciteit. Geldschepping ( M ) en /of ontpotting ( V ) leiden tot meer vraag. De productiecapaciteit is volledig benut, dus er kan niet geproduceerd worden, het prijspeil zal daardoor stijgen (P ) Effect van geldschepping bij overbesteding: M x V = P x T Effect van ontpotting bij overbesteding: M x V = P x T Geldvernietiging (M ) en/of oppotting (V ) leiden tot een daling van de inflatie. Conclusie: bij overbesteding is het wenselijk om te streven naar een beperking van de groei van de geldhoeveelheid. Paragraaf 19.5: Monetair beleid Monetair beleid: maatregelen die het rentepeil en de geldhoeveelheid beïnvloeden. De ESCB is hiervoor verantwoordelijk sinds de invoering van de euro. Monetaire unie: groep landen met dezelfde munteenheid. ESCB: Europees Stelsel van Centrale Banken bestaat uit de ECB (Europese Centrale Bank) en de centrale banken van de lidstaten die de euro hebben ingevoerd. Pagina 4 van 5

5 Doelstellingen monetair beleid in de Europese unie: Handhaven van prijsstabiliteit in het eurogebied. De inflatie mag niet hoger zijn dan 2% per jaar. Indirect kan de ECB invloed uitoefenen via de rente: Rente stijgt lenen wordt duurder, sparen aantrekkelijker. De groei van de kredietverlening en de geldhoeveelheid wordt afgeremd. Hierdoor hebben gezinnen en bedrijven minder te besteden. De prijzen zullen minder sterk stijgen, de inflatie wordt lager. Een rentestijging is daarom zinvol in een tijd van overbesteding / hoogconjunctuur met een hoge inflatie. Rente daalt lenen wordt goedkoper, sparen minder aantrekkelijker. De groei van de kredietverlening en de geldhoeveelheid wordt gestimuleerd. Hierdoor hebben gezinnen en bedrijven meer te besteden. Een rentedaling is daarom zinvol in een tijd van onderbesteding / laagconjunctuur. Extra bestedingen leiden tot meer consumptie en investeringen. De werkgelegenheid groeit en de kans op inflatie is gering. Instrumenten monetair beleid: De ECB kan de rentetarieven verlagen maar kan de banken niet dwingen om dat ook te doen. De volgende instrumenten kunnen worden ingezet: Reserveverplichtingen: de banken zijn verplicht om een bepaalde geldhoeveelheid, de minimumreserves, aan te houden bij hun centrale bank. Hierdoor krijgen de banken een tekort aan liquiditeiten. De banken worden zo gedwongen eerst zelf geld bij de ECB te lenen voordat ze zelf weer geld kunnen uitlenen aan particulieren. Banken zijn dus afhankelijk van hun liquiditeiten van de ECB. Wel ontvangen ze rente over de reserves. Open markttransacties: zijn leningen die de ECB aanbiedt aan banken om te kunnen voorzien in hun behoefte aan liquiditeiten. Banken kunnen hierop inschrijven tegen onderpand van effecten ( aandelen en staatsobligaties). Als de bank de lening krijgt moet daarover rente worden betaald: Refi-rente. Op deze manier zullen banken een eventueel hoger rentetarief doorberekenen naar hun eigen klanten, anders gaat hun winstmarge omlaag. De belangrijkste vorm van open markttransacties zijn herfinancieringtransacties: Basisherfinancieringstransacties: wekelijks aangeboden leningen door de ECB met een looptijd van twee weken. Langer lopende herfinancieringtransacties: maandelijks aangeboden leningen door de ECB met een looptijd van 3 maanden. Marginale beleningsfaciliteit: banken die te weinig liquiditeiten hebben kunnen bij de ECB lenen. Het gaat hier om leningen met een onderpand tot de volgende dag. De rente wordt de lombardrente genoemd. De ECB kan deze zelf bepalen. Depositofaciliteit: teveel liquiditeiten kunnen bij de ECB in een deposito worden gezet tot de volgende dag. De banken ontvangen hierover rente. Pagina 5 van 5

2) sparen -> oppotten: chartaal of giraal geld op een betaalrekening. Direct kunnen gebruiken (=liquide). Geen rendement

2) sparen -> oppotten: chartaal of giraal geld op een betaalrekening. Direct kunnen gebruiken (=liquide). Geen rendement Samenvatting door C. 1209 woorden 29 mei 2016 7,8 6 keer beoordeeld Vak Methode Economie LWEO Samenvatting Economie Monetaire Zaken H.1 Geld * Geld -> Chartaal (munten en bankbiljetten) + Giraal (geld

Nadere informatie

6,3 ECONOMIE. Samenvatting door een scholier 4680 woorden 25 januari keer beoordeeld. Lesbrief Globalisering INFLATIE

6,3 ECONOMIE. Samenvatting door een scholier 4680 woorden 25 januari keer beoordeeld. Lesbrief Globalisering INFLATIE Samenvatting door een scholier 4680 woorden 25 januari 2011 6,3 17 keer beoordeeld Vak Economie ECONOMIE Lesbrief Globalisering INFLATIE Soort Oorzaken OPLOSSINGEN Vraag Bestedingsinflatie Door de oplevende

Nadere informatie

H2 Te veel geld maakt ongelukkig

H2 Te veel geld maakt ongelukkig Samenvatting door M. 940 woorden 15 november 2012 3.3 2 keer beoordeeld Vak Methode Economie Index H2 Te veel geld maakt ongelukkig 2.1 introductie De oorzaak van hyperinflatie is bijna altijd dezelfde:

Nadere informatie

Begrippenlijst Economie H10 geld en geldschepping

Begrippenlijst Economie H10 geld en geldschepping Begrippenlijst Economie H10 geld en geldschep Begrippenlijst door V. 902 woorden 8 juni 2013 3 2 keer beoordeeld Vak Methode Economie Kern van de economie Begrippenlijst economie hoofdstuk 10 10.1 geld

Nadere informatie

Samenvatting Economie Hoofdstuk 1 t/m 4: monetaire zaken

Samenvatting Economie Hoofdstuk 1 t/m 4: monetaire zaken Samenvatting Economie Hoofdstuk 1 t/m 4: monetaire zaken Samenvatting door R. 1640 woorden 24 juni 2014 7,3 5 keer beoordeeld Vak Methode Economie LWEO Hoofdstuk 1. Geld Begrippen Directe ruil Indirecte

Nadere informatie

Als de lonen dalen, dalen de loonkosten voor de producent. Hetgeen kan betekenen dat de producent niet overgaat tot mechanisatie/automatisering.

Als de lonen dalen, dalen de loonkosten voor de producent. Hetgeen kan betekenen dat de producent niet overgaat tot mechanisatie/automatisering. Top 100 vragen. De antwoorden! 1 Als de lonen stijgen, stijgen de productiekosten. De producent rekent de hogere productiekosten door in de eindprijs. Daardoor daalt de vraag naar producten. De productie

Nadere informatie

MACRO-VRAAG EN MACRO-AANBOD

MACRO-VRAAG EN MACRO-AANBOD pdf18 MACRO-VRAAG EN MACRO-AANBOD De macro-vraaglijn of geaggregeerde vraaglijn geeft het verband weer tussen het algemeen prijspeil en de gevraagde hoeveelheid binnenlands product. De macro-vraaglijn

Nadere informatie

Te weinig verschil Verschil tussen de hoogte van uitkeringen en loon is belangrijk. Het moet de moeite waard zijn om te gaan werken.

Te weinig verschil Verschil tussen de hoogte van uitkeringen en loon is belangrijk. Het moet de moeite waard zijn om te gaan werken. Hoofdstuk 4 Inkomen Paragraaf 4.1 De inkomensverschillen Waardoor ontstaan inkomens verschillen. Inkomensverschillen ontstaan door: Opleiding Verantwoordelijkheid Machtspositie Onregelmatigheid of gevaar

Nadere informatie

Samenvatting Economie Hoofdstuk 1 en 2 Inkomen

Samenvatting Economie Hoofdstuk 1 en 2 Inkomen Samenvatting Economie Hoofdstuk 1 en 2 Inkomen Samenvatting door een scholier 1329 woorden 12 maart 2004 7,8 37 keer beoordeeld Vak Economie Samenvatting economie Inkomen hoofdstuk 1: Inkomen in natura:

Nadere informatie

Samenvatting Economie Hoofdstuk 9 en 10

Samenvatting Economie Hoofdstuk 9 en 10 Samenvatting Economie Hoofdstuk 9 en 10 Samenvatting door een scholier 2188 woorden 14 februari 2016 8,6 15 keer beoordeeld Vak Methode Economie Pincode Hoofdstuk 9: Schommelingen in de economie 9.1 Schommelingen

Nadere informatie

Samenvatting Hoofdstuk 9 Betalen in binnen- en buitenland

Samenvatting Hoofdstuk 9 Betalen in binnen- en buitenland Paragraaf 1 Geld Samenvatting Hoofdstuk 9 Betalen in binnen- en buitenland Er is sprake van directe ruil wanneer er goederen tegen goederen worden geruild. We spreken van indirecte ruil wanneer er eerst

Nadere informatie

Vroeger: directe ruil goederen tegen goederen, nadeel: moeilijk waardeverhouding / ruilverhouding te schatten.

Vroeger: directe ruil goederen tegen goederen, nadeel: moeilijk waardeverhouding / ruilverhouding te schatten. Samenvatting door een scholier 1593 woorden 27 juni 2003 4,4 11 keer beoordeeld Vak Economie Leerstof Economie 1: Hoofdstuk 4: Vroeger: directe ruil goederen tegen goederen, nadeel: moeilijk waardeverhouding

Nadere informatie

Domein Goede Tijden, Slechte Tijden

Domein Goede Tijden, Slechte Tijden Domein Goede Tijden, Slechte Tijden Zie steeds de eenvoud!! havo Frans Etman Hoog- of laagconjunctuur Het Centraal Bureau van de Statistiek (CBS) heeft 2 filmpjes gemaakt over de indicatoren van de economie.

Nadere informatie

UIT theorie Fisher

UIT theorie Fisher De econoom Fisher. Fisher was een econoom die zijn theorie over de werking van geld lang voor de depressie in de jaren 30 van vorige eeuw publiceerde (the purchasing power of money 1911). Dit was een uitbreiding

Nadere informatie

Samenvatting Economie Inkomen Hoofdstuk 1 t/m 3

Samenvatting Economie Inkomen Hoofdstuk 1 t/m 3 Samenvatting Economie Inkomen Hoofdstuk 1 t/m 3 Samenvatting door een scholier 1203 woorden 17 januari 2005 6,1 90 keer beoordeeld Vak Economie Samenvatting economie lesbrief: inkomen. Hoofdstuk 1: de

Nadere informatie

7,4. Samenvatting door een scholier 1838 woorden 5 december keer beoordeeld

7,4. Samenvatting door een scholier 1838 woorden 5 december keer beoordeeld Samenvatting door een scholier 1838 woorden 5 december 2005 7,4 9 keer beoordeeld Vak Economie Samenvatting Economie H5 Paragraaf 1 Geld = ongedifferentieerde koopkracht die door iedereen wordt geaccepteerd

Nadere informatie

Domein Goede Tijden, Slechte Tijden

Domein Goede Tijden, Slechte Tijden Domein Goede Tijden, Slechte Tijden Zie steeds de eenvoud!! vwo Frans Etman Hoog- of laagconjunctuur Het Centraal Bureau van de Statistiek (CBS) heeft 2 filmpjes gemaakt over de indicatoren van de economie.

Nadere informatie

Domein GTST havo. 1) Gezinnen, bedrijven, overheid en buitenland; of anders geformuleerd: (C + I + O + E M)

Domein GTST havo. 1) Gezinnen, bedrijven, overheid en buitenland; of anders geformuleerd: (C + I + O + E M) 1) Geef de omschrijving van trendmatige groei. 2) Wat houdt conjunctuurgolf in? 3) Noem 5 conjunctuurindicatoren. 4) Leg uit waarom bij hoogconjunctuur de bedrijfswinsten zullen stijgen. 5) Leg uit waarom

Nadere informatie

Samenvatting Economie Hoofdstuk 6: Geld en geldtheorie

Samenvatting Economie Hoofdstuk 6: Geld en geldtheorie Samenvatting Economie Hoofdstuk 6: Geld en g Samenvatting door een scholier 1227 woorden 13 februari 2005 6,9 25 keer beoordeeld Vak Methode Economie Kern van de economie Hoofdstuk 6: Geld en g 6.1: De

Nadere informatie

Groep Wegingsfactor Prijsverandering Partieel prijsindexcijfer Woning 40% +10% 110 Voeding 30% -10% 90 Kleding 20% +20% 120 Diversen 10% +15% 115

Groep Wegingsfactor Prijsverandering Partieel prijsindexcijfer Woning 40% +10% 110 Voeding 30% -10% 90 Kleding 20% +20% 120 Diversen 10% +15% 115 Samenvatting door M. 1480 woorden 6 januari 2014 7,2 17 keer beoordeeld Vak Methode Economie Praktische economie Tijd is geld De ECB leent geld uit aan de banken. Ze rekenen daar reporente voor. Banken

Nadere informatie

Micronieveau: dat wil zeggen naar de productie van een bedrijf of het inkomen van een huishouden

Micronieveau: dat wil zeggen naar de productie van een bedrijf of het inkomen van een huishouden Samenvatting door een scholier 1037 woorden 19 augustus 2003 5,5 126 keer beoordeeld Vak Economie H1. Micronieveau: dat wil zeggen naar de productie van een bedrijf of het inkomen van een huishouden Macroniveau:

Nadere informatie

Sectorwerkstuk Economie Inflatie

Sectorwerkstuk Economie Inflatie Sectorwerkstuk Economie Inflatie Sectorwerkstuk door een scholier 2560 woorden 7 januari 2007 6,3 70 keer beoordeeld Vak Economie De inflatie van Nederland en de Eurozone tussen 2000 en 2004. Inhoudsopgave:

Nadere informatie

Begrippenlijst Economie Hoofdstuk 7 en 8

Begrippenlijst Economie Hoofdstuk 7 en 8 Begrippenlijst Economie Hoofdstuk 7 en 8 Begrippenlijst door een scholier 1298 woorden 26 februari 2004 6,2 13 keer beoordeeld Vak Economie Begrippen hoofdstuk 7 en 8 Collectieve sector -> bestaat uit

Nadere informatie

Eindexamen economie 1 vwo I

Eindexamen economie 1 vwo I Beoordelingsmodel Algemene regel 3.6 is ook van toepassing als gevraagd wordt een gegeven antwoord toe te lichten, te beschrijven en dergelijke. Opgave 1 1 maximumscore 2 vakbonden, werkgeversbonden, individuele

Nadere informatie

bruto inkomen (per persoon)

bruto inkomen (per persoon) Opgave 1 Lorenzcurve en economische kringloop Definities: Bruto inkomen Loon/pensioen, interest, winst/dividend, huur/pacht Netto inkomen Bruto inkomen inkomstenbelasting (IB) Netto besteedbaar inkomen

Nadere informatie

SPD Bedrijfsadministratie. Correctiemodel ALGEMENE ECONOMIE DINSDAG 4 OKTOBER UUR

SPD Bedrijfsadministratie. Correctiemodel ALGEMENE ECONOMIE DINSDAG 4 OKTOBER UUR SPD Bedrijfsadministratie Correctiemodel ALGEMENE ECONOMIE DINSDAG 4 OKTOBER 2016 09.00 10.30 UUR SPD Bedrijfsadministratie Algemene economie Dinsdag 4 oktober 2016 B / 11 2016 NGO-ENS B / 11 Opgave 1

Nadere informatie

Samenvatting Economie Hoofdstuk 1 en 2 (Lesbrief Inkomen)

Samenvatting Economie Hoofdstuk 1 en 2 (Lesbrief Inkomen) Samenvatting Economie Hoofdstuk 1 en 2 (Lesbrief Inkomen) Samenvatting door een scholier 1996 woorden 17 oktober 2004 6,6 28 keer beoordeeld Vak Economie Samenvatting economie, proefwerk Ho. 1 en 2 Hoofdstuk

Nadere informatie

Vraag Antwoord Scores

Vraag Antwoord Scores Algemene regel 3.6 is ook van toepassing als gevraagd wordt een gegeven antwoord toe te lichten, te beschrijven en dergelijke. Opgave 1 Rek in het arbeidsaanbod 1 maximumscore 2 Doordat het aanbod van

Nadere informatie

Deze examenopgave bestaat uit 8 pagina s, inclusief het voorblad. Controleer of alle pagina s aanwezig zijn.

Deze examenopgave bestaat uit 8 pagina s, inclusief het voorblad. Controleer of alle pagina s aanwezig zijn. SPD Bedrijfsadministratie Examenopgave ALGEMENE ECONOMIE 22 JUNI 2015 15:30-17:00 UUR Belangrijke informatie Deze examenopgave bestaat uit 8 pagina s, inclusief het voorblad. Controleer of alle pagina

Nadere informatie

17.1 Veranderingen van de geldhoeveelheid

17.1 Veranderingen van de geldhoeveelheid Samenvatting door een scholier 2137 woorden 18 juni 2008 7 8 keer beoordeeld Vak Methode Economie Percent Economie: Geldschepping H17 17.1 Veranderingen van de geldhoeveelheid De maatschappelijke geldhoeveelheid

Nadere informatie

Samenvatting Economie Lesbrief Inkomen, Hoofdstuk 1 t/m 6

Samenvatting Economie Lesbrief Inkomen, Hoofdstuk 1 t/m 6 Samenvatting Economie Lesbrief Inkomen, Hoofdstuk 1 t/m 6 Samenvatting door een scholier 1640 woorden 19 januari 2004 7,8 48 keer beoordeeld Vak Methode Economie LWEO Hoofdstuk 1 Paragraaf 1 Directe ruil=

Nadere informatie

Eindexamen economie 1 havo 2008-I

Eindexamen economie 1 havo 2008-I Beoordelingsmodel Algemene regel 3.6 is ook van toepassing als gevraagd wordt een gegeven antwoord toe te lichten, te beschrijven en dergelijke. Opgave 1 1 maximumscore 2 bij (1) primair bij (2) directe

Nadere informatie

Domein E: Ruilen over de tijd. fransetman.nl

Domein E: Ruilen over de tijd. fransetman.nl Domein E: Ruilen over de tijd Rente : prijs van tijd Nu lenen: een lagere rente Nu sparen: een hogere rente Individuele prijs van tijd: het ongemak dat je ervaart Algemene prijs van tijd: de rente die

Nadere informatie

Module 8 havo 5. Hoofdstuk 1 conjunctuurbeweging

Module 8 havo 5. Hoofdstuk 1 conjunctuurbeweging Module 8 havo 5 Hoofdstuk 1 conjunctuurbeweging Economische conjunctuur hoogconjunctuur Reëel binnenlands product groeit procentueel sterker dan gemiddeld. laagconjunctuur Reëel binnenlands product groeit

Nadere informatie

ALGEMENE ECONOMIE /03

ALGEMENE ECONOMIE /03 HBO Algemene economie Raymond Reinhardt 3R Business Development raymond.reinhardt@3r-bdc.com 3R 1 M Productiefactoren: alle middelen die gebruikt worden bij het produceren: NOKIA: natuur, ondernemen, kapitaal,

Nadere informatie

DOMEIN E: RUILEN OVER DE TIJD. Module 4 Nu en later

DOMEIN E: RUILEN OVER DE TIJD. Module 4 Nu en later DOMEIN E: RUILEN OVER DE TIJD Module 4 Nu en later Inflatie Definitie: stijging van het algemeen prijspeil Gevolgen van inflatie koopkracht neemt af Verslechtering internationale concurrentiepositie Bij

Nadere informatie

H2 HET ONTSTAAN VAN GELD

H2 HET ONTSTAAN VAN GELD Samenvatting door S. 2413 woorden 30 juli 2012 5,4 25 keer beoordeeld Vak Methode Economie LWEO H1 GELD Hoe meer geld er in omloop is, hoe groter de kans op inflatie (koopkracht neemt af en vermogen wordt

Nadere informatie

SPD Bedrijfsadministratie. Correctiemodel ALGEMENE ECONOMIE 22 JUNI UUR UUR

SPD Bedrijfsadministratie. Correctiemodel ALGEMENE ECONOMIE 22 JUNI UUR UUR SPD Bedrijfsadministratie Correctiemodel ALGEMENE ECONOMIE 22 JUNI 2015 14.45 UUR 16.15 UUR SPD Bedrijfsadministratie Algemene Economie 22 juni 2015 B / 11 2015 NGO - ENS B / 11 Opgave 1 (21 punten) Vraag

Nadere informatie

Eindexamen economie pilot havo II

Eindexamen economie pilot havo II Beoordelingsmodel Algemene regel 3.6 is ook van toepassing als gevraagd wordt een gegeven antwoord toe te lichten, te beschrijven en dergelijke. Opgave 1 1 maximumscore 2 Een antwoord waaruit blijkt dat

Nadere informatie

Katern 4 Waarde van de munt

Katern 4 Waarde van de munt Katern 4 Waarde van de munt Begrippen CPI = geeft aan hoe hoog de kosten voor het levensonderhoud zijn Deflatie = geld wordt meer waard Geldillusie = mensen denken dat ze rijker zijn dan in werkelijkheid

Nadere informatie

Eindexamen economie havo I

Eindexamen economie havo I Beoordelingsmodel Algemene regel 3.6 is ook van toepassing als gevraagd wordt een gegeven antwoord toe te lichten, te beschrijven en dergelijke. Opgave 1 1 maximumscore 2 Een antwoord waaruit blijkt dat

Nadere informatie

Examen HAVO. Economie 1

Examen HAVO. Economie 1 Economie 1 Examen HAVO Hoger Algemeen Voortgezet Onderwijs Tijdvak 2 Woensdag 21 juni 13.30 16.00 uur 20 00 Dit examen bestaat uit 31 vragen. Voor elk vraagnummer is aangegeven hoeveel punten met een goed

Nadere informatie

Praktische opdracht Economie Inflatie

Praktische opdracht Economie Inflatie Praktische opdracht Economie Inflatie Praktische-opdracht door een scholier 1658 woorden 20 juni 2005 6,9 44 keer beoordeeld Vak Economie Wat is Inflatie? Wat is inflatie en wat is een prijsindexcijfer?

Nadere informatie

Samenvatting Economie Hoofdstuk

Samenvatting Economie Hoofdstuk Samenvatting Economie Hoofdstuk 21 22 23 Samenvatting door E. 2523 woorden 12 juli 2013 5,7 10 keer beoordeeld Vak Methode Economie Percent Economie hoofdstuk 21 22 23 Havo 4 en 5 Hoofdstuk 21: Conjuctuur

Nadere informatie

Samenvatting Economie Conjunctuur en economische beleid

Samenvatting Economie Conjunctuur en economische beleid Samenvatting Economie Conjunctuur en economische beleid Samenvatting door Marise 1679 woorden 6 maart 2017 6,7 11 keer beoordeeld Vak Methode Economie Praktische economie Economie Conjunctuur en economisch

Nadere informatie

Katern De waarde van de munt

Katern De waarde van de munt Vwo katern 5 De waarde van de munt - hoofdstuk 1 Geldontwaarding Katern De waarde van de munt hoofdstuk 1 Geldontwaarding Opdracht 1 a Het gaat om 2,4 procentpunt. In de zin de centrale bank verwacht dat

Nadere informatie

Samenvatting Economie Hoofdstuk 9

Samenvatting Economie Hoofdstuk 9 Samenvatting Economie Hoofdstuk 9 Samenvatting door een scholier 2086 woorden 13 januari 2006 3,5 4 keer beoordeeld Vak Economie Hoofdstuk 9: Betalen in binnen- en buitenland 9.1 Geld Algemeen aanvaard

Nadere informatie

Eindexamen economie 1-2 vwo II

Eindexamen economie 1-2 vwo II Beoordelingsmodel Opmerking Algemene regel 3.6 is ook van toepassing als gevraagd wordt een gegeven antwoord toe te lichten, te beschrijven en dergelijke. Opgave 1 1 maximumscore 2 Voorbeelden van een

Nadere informatie

UIT theorie ASAD

UIT theorie ASAD Uitleg theorie AS-AD model. Het AS-AD model is een theoretisch model over de werking van de economie. Het model is een samenvoeging van de theorie van Keynes met de oude klassieke modellen. In verschijningsvorm

Nadere informatie

Samenvatting Economie Lesbrief Inkomen

Samenvatting Economie Lesbrief Inkomen Samenvatting Economie Lesbrief Inkomen Samenvatting door een scholier 2112 woorden 10 maart 2004 5,5 28 keer beoordeeld Vak Economie Lesbrief Inkomen Hoofdstuk 1 De vorming van inkomen Microniveau= de

Nadere informatie

Waarom houden gezinnen chartaal (kas)geld aan (i.p.v. giraal op de bank)? 1) Transactiemotief Gezinnen hebben contant geld nodig voor L1 = actieve kas

Waarom houden gezinnen chartaal (kas)geld aan (i.p.v. giraal op de bank)? 1) Transactiemotief Gezinnen hebben contant geld nodig voor L1 = actieve kas Domein G Geldwezen Ruil en arbeidsverdeling: 1) Directe ruil: goederen goederen Geringe arbeidsverdeling 2) Indirecte ruil: goederen geld goederen Meer arbeidsverdeling nodig Eigenschappen van geld: 1)

Nadere informatie

SPD Bedrijfsadministratie. Correctiemodel ALGEMENE ECONOMIE MAANDAG 27 JUNI UUR

SPD Bedrijfsadministratie. Correctiemodel ALGEMENE ECONOMIE MAANDAG 27 JUNI UUR SPD Bedrijfsadministratie Correctiemodel ALGEMENE ECONOMIE MAANDAG 27 JUNI 2016 15.30 17.00 UUR SPD Bedrijfsadministratie ALGEMENE ECONOMIE Maandag 27 juni 2016 B / 9 2016 NGO-ENS B / 9 Opgave 1 (20 punten)

Nadere informatie

Economische conjunctuur

Economische conjunctuur Economische conjunctuur hoogconjunctuur Reëel binnenlands product groeit procentueel sterker dan gemiddeld. Ontstaat door veel vraag naar producten Trend (Gemiddelde groei over groot aantal jaren) laagconjunctuur

Nadere informatie

UIT geld en banken

UIT geld en banken Hoe ontstaat geld in de economie? Geld heb je nodig om spullen mee te kunnen kopen, zonder geld valt er niets te kopen, en als er te weinig geld is zitten mensen te wachten op geld voordat ze het uit kunnen

Nadere informatie

Boekverslag door M woorden 21 februari keer beoordeeld

Boekverslag door M woorden 21 februari keer beoordeeld Boekverslag door M. 1345 woorden 21 februari 2012 6 34 keer beoordeeld Vak Methode Economie Percent Samenvatting economie hoofdstuk 8 en hoofdstuk 9 Paragraaf 1 Verzien in behoeften door goederen en diensten

Nadere informatie

Kleurpagina vraagkaartjes beginner Ruilen over de tijd Quiz. Deze pagina 2 keer printen daarna op de achterkant de vraagkaartjes Ruilen over de tijd

Kleurpagina vraagkaartjes beginner Ruilen over de tijd Quiz. Deze pagina 2 keer printen daarna op de achterkant de vraagkaartjes Ruilen over de tijd Kleurpagina vraagkaartjes beginner Ruilen over de tijd Quiz. Deze pagina 2 keer printen daarna op de achterkant de vraagkaartjes Ruilen over de tijd quiz beginner printen en uitsnijden of knippen. Bijlage

Nadere informatie

Eindexamen economie 1 havo 2000-I

Eindexamen economie 1 havo 2000-I Opgave 1 Meer mensen aan de slag Het terugdringen van de werkloosheid is in veel landen een belangrijke doelstelling van de overheid. Om dat doel te bereiken, streeft de overheid meestal naar groei van

Nadere informatie

CPI = 122,5 Wat zegt dit? Hoe bereken je dit? Categorieën Aandeel Prijsstijging Optelling. Voeding 40% 10% Kleding 35% -5% Overig 0 CPI 102,25

CPI = 122,5 Wat zegt dit? Hoe bereken je dit? Categorieën Aandeel Prijsstijging Optelling. Voeding 40% 10% Kleding 35% -5% Overig 0 CPI 102,25 CPI = 122,5 Wat zegt dit? Hoe bereken je dit? Categorieën Aandeel Prijsstijging Optelling Voeding 40% 10% Kleding 35% -5% Overig 0 CPI 102,25 ConsumentenPrijsIndexcijfer Consumenten Prijsindexcijfer in

Nadere informatie

Eindexamen economie havo I

Eindexamen economie havo I Beoordelingsmodel Algemene regel 3.6 is ook van toepassing als gevraagd wordt een gegeven antwoord toe te lichten, te beschrijven en dergelijke. Opgave 1 1 maximumscore 2 salaris: 122.000 175 = 86.437

Nadere informatie

WAT IS GELD? Charta = wet Het is een wettelijk betaalmiddel!

WAT IS GELD? Charta = wet Het is een wettelijk betaalmiddel! GELDZAKEN havo 4 WAT IS GELD? Een betaalmiddel Chartaal geld: alle bankbiljetten en munten Charta = wet Het is een wettelijk betaalmiddel! Giraal geld: digitaal geld = onstoffelijk (niet tastbaar) Giraal

Nadere informatie

Hoofdstuk 1: Waar produceren

Hoofdstuk 1: Waar produceren Hoofdstuk 1: Waar produceren Open economie - Een land handeld veel met het buitenland, importeert & exporteert veel Er is meer keuze aan goederen of diensten dan in een gesloten economie Concurrentiepositie

Nadere informatie

Rente de prijs van tijd. Als rente hoger is dan de opofferingskosten individuele prijs van tijd niet lenen maar sparen

Rente de prijs van tijd. Als rente hoger is dan de opofferingskosten individuele prijs van tijd niet lenen maar sparen Rente de prijs van tijd. Als rente hoger is dan de opofferingskosten individuele prijs van tijd niet lenen maar sparen Ruilen over de tijd Intertemporele substitutie Bedrijven lenen geld om te investeren

Nadere informatie

Profielwerkstuk Economie De euro en de gevolgen voor de werkgelegenheid

Profielwerkstuk Economie De euro en de gevolgen voor de werkgelegenheid Profielwerkstuk Economie De euro en de gevolgen voor de werkgelegenheid Profielwerkstuk door een scholier 2839 woorden 6 maart 2002 6,2 126 keer beoordeeld Vak Economie Inleiding Op 1 Januari 2002 was

Nadere informatie

Eindexamen economie 1-2 havo 2006-I

Eindexamen economie 1-2 havo 2006-I 4 Beoordelingsmodel Algemene regel 3.6 is ook van toepassing als gevraagd wordt een gegeven antwoord toe te lichten, te beschrijven en dergelijke. Opgave 1 Maximumscore 1 1 Uit het antwoord moet blijken

Nadere informatie

Loonkosten per product omhoog - Prijzen omhoog - Internationale concurrentiepositie omlaag

Loonkosten per product omhoog - Prijzen omhoog - Internationale concurrentiepositie omlaag Samenvatting Economie Europa Samenvatting door S. 1608 woorden 27 maart 2017 7,5 27 keer beoordeeld Vak Methode Economie LWEO Hoofdstuk 1: Waar produceren Open economie - Een land handeld veel met het

Nadere informatie

SPD Bedrijfsadministratie. Correctiemodel ALGEMENE ECONOMIE VRIJDAG 16 DECEMBER UUR

SPD Bedrijfsadministratie. Correctiemodel ALGEMENE ECONOMIE VRIJDAG 16 DECEMBER UUR SPD Bedrijfsadministratie Correctiemodel ALGEMENE ECONOMIE VRIJDAG 16 DECEMBER 2016 15.30-17.00 UUR SPD Bedrijfsadministratie Algemene economie vrijdag 16 december 2016 B / 12 2016 NGO-ENS B / 12 Opgave

Nadere informatie

Rendement = investeringsopbrengst/ investering *100% Reëel rendement = Nominaal rendement / CPI * 100-100 Als %

Rendement = investeringsopbrengst/ investering *100% Reëel rendement = Nominaal rendement / CPI * 100-100 Als % Inflatie Stijging algemene prijspeil Consumenten Prijs Indexcijfer Gewogen gemiddelde Voordeel: Mensen met schulden Nadeel: Mensen met loon, spaargeld Reële winst bedrijven daalt Rentekosten bedrijven

Nadere informatie

Antwoorden Lesbrief Waar voor je geld

Antwoorden Lesbrief Waar voor je geld Antwoorden Lesbrief Waar voor je geld Deze lesbrief (derde druk, 2015) is een uitgave van De Nederlandse Bank en tot stand gekomen met medewerking van Gerrit Gorter en Han van Spanje (VECON). 1. Prijzen

Nadere informatie

Eindexamen economie 1 havo I

Eindexamen economie 1 havo I Beoordelingsmodel Algemene regel 3.6 is ook van toepassing als gevraagd wordt een gegeven antwoord toe te lichten, te beschrijven en dergelijke. Opgave 1 1 maximumscore 2 Voorbeelden van een juist antwoord

Nadere informatie

Antwoorden stencils OPGAVE 1 11.313 pond. (36,41%) 1,48 miljard als het BNP in procenten harder is gestegen dan het bedrag in ponden in procenten

Antwoorden stencils OPGAVE 1 11.313 pond. (36,41%) 1,48 miljard als het BNP in procenten harder is gestegen dan het bedrag in ponden in procenten Antwoorden stencils OPGAVE 1 1. Nominaal Inkomen 1996 = 25,34 miljard pond x 1,536 = 38,92224 miljard pond Bevolkingsomvang 1996 = 3.340.000 x 1,03 = 3.440.200 Nominaal Inkomen per hoofd = 38,92224 miljard

Nadere informatie

Eindexamen economie 1-2 havo 2000-I

Eindexamen economie 1-2 havo 2000-I 4 Antwoordmodel Opgave 1 Algemene regel 3.6 is ook van toepassing als gevraagd wordt een gegeven antwoord toe te lichten, te beschrijven en dergelijke. 1 voorbeelden van juiste antwoorden: Een antwoord

Nadere informatie

SPD Bedrijfsadministratie. Correctiemodel ALGEMENE ECONOMIE WOENSDAG 9 MAART UUR

SPD Bedrijfsadministratie. Correctiemodel ALGEMENE ECONOMIE WOENSDAG 9 MAART UUR SPD Bedrijfsadministratie Correctiemodel ALGEMENE ECONOMIE WOENSDAG 9 MAART 2016 08.45-10.15 UUR SPD Bedrijfsadministratie Algemene economie Woensdag 9 maart 2016 B / 9 2015 NGO-ENS B / 9 Opgave 1 (21

Nadere informatie

Vraag Antwoord Scores

Vraag Antwoord Scores Opmerking Algemene regel 3.6 is ook van toepassing als gevraagd wordt een gegeven antwoord toe te lichten, te beschrijven en dergelijke. Opgave 1 Zakelijk boeren 1 maximumscore 1 A, B, D, E, F, H Opmerking

Nadere informatie

Eindexamen economie 1 havo 2004-II

Eindexamen economie 1 havo 2004-II 4 Beoordelingsmodel Algemene regel 3.6 is ook van toepassing als gevraagd wordt een gegeven antwoord toe te lichten, te beschrijven en dergelijke. Opgave 1 1 2,6% 2 Voorbeelden van juiste antwoorden zijn:

Nadere informatie

1. Leg uit dat het sparen door gezinnen een voorbeeld is van ruilen in de tijd. 2. Leg uit waarom investeren door bedrijven als ruilen over de tijd beschouwd kan worden. 3. Wat is intertemporele substitutie?

Nadere informatie

5,8. Praktische-opdracht door een scholier 1585 woorden 12 december keer beoordeeld

5,8. Praktische-opdracht door een scholier 1585 woorden 12 december keer beoordeeld Praktische-opdracht door een scholier 1585 woorden 12 december 2007 5,8 10 keer beoordeeld Vak Economie Conjunctuur Deze praktische opdracht gaat over conjunctuur. Ik beantwoord een aantal vragen in mijn

Nadere informatie

Vraag Antwoord Scores

Vraag Antwoord Scores Opgave 1 1 maximumscore 2 Een antwoord waaruit blijkt dat consumenten (bepaalde) aankopen naar voren halen, wanneer ze een hoge / hogere inflatie in de komende periode verwachten. 2 maximumscore 2 Een

Nadere informatie

Eindexamen economie vwo II

Eindexamen economie vwo II Beoordelingsmodel Opmerking Algemene regel 3.6 is ook van toepassing als gevraagd wordt een gegeven antwoord toe te lichten, te beschrijven en dergelijke. Opgave 1 1 maximumscore 2 Voorbeelden van een

Nadere informatie

Eindexamen economie 1-2 havo 2006-II

Eindexamen economie 1-2 havo 2006-II Opmerking Algemene regel 3.6 is ook van toepassing als gevraagd wordt een gegeven antwoord toe te lichten, te beschrijven en dergelijke. Opgave 1 1 Voorbeelden van een juist antwoord zijn: kosten van politie-inzet

Nadere informatie

Samenvatting Economie Arbeidsmarkt & inkomen

Samenvatting Economie Arbeidsmarkt & inkomen Samenvatting Economie Arbeidsmarkt & inkomen Samenvatting door een scholier 1239 woorden 30 oktober 2003 6,6 81 keer beoordeeld Vak Economie Lesbrief Arbeidsmarkt Hoofdstuk 1 Beroepsbevolking= werkgelegenheid

Nadere informatie

Uitleg theorie AS-AD model. MEV Wat betekent AS-AD. Aggregated demand: de macro-economische vraag.

Uitleg theorie AS-AD model. MEV Wat betekent AS-AD. Aggregated demand: de macro-economische vraag. Uitleg theorie AS-AD model. Het AS-AD model is een theoretisch model over de werking van de economie. Het model is daarmee een macro-economisch model. Het model maakt sterk gebruik van het marktmodel uit

Nadere informatie

5,7. Samenvatting door een scholier 2810 woorden 11 juni keer beoordeeld

5,7. Samenvatting door een scholier 2810 woorden 11 juni keer beoordeeld Samenvatting door een scholier 2810 woorden 11 juni 2012 5,7 25 keer beoordeeld Vak Economie KREDIETCRISIS Bankencrisis Omdat Amerikaanse banken op grote schaal hypotheekleningen verstrekken aan mensen

Nadere informatie

Samenvatting door een scholier 1974 woorden 3 maart keer beoordeeld

Samenvatting door een scholier 1974 woorden 3 maart keer beoordeeld Samenvatting door een scholier 1974 woorden 3 maart 2003 6 14 keer beoordeeld Vak Economie Monetair Beleid 1. Inleiding en herhaling Chartaal en giraal geld vormen samen de maatschappelijke geldhoeveelheid

Nadere informatie

Vraag Antwoord Scores

Vraag Antwoord Scores Opgave 1 1 maximumscore 2 Uit de uitleg moet blijken dat het tarief per keer legen de inwoners stimuleert om de containers minder vaak aan te bieden om daarmee lasten te besparen 1 het tarief per kilo

Nadere informatie

Vraag Antwoord Scores

Vraag Antwoord Scores Opmerking Algemene regel 3.6 is ook van toepassing als gevraagd wordt een gegeven antwoord toe te lichten, te beschrijven en dergelijke. Opgave Is Brazilië uitgedanst? maximumscore 2 Op oktober 205 was

Nadere informatie

UIT VWO geld en banken

UIT VWO geld en banken Hoe ontstaat geld in de economie? Geld heb je nodig om spullen mee te kunnen kopen, zonder geld valt er niets te kopen, en als er te weinig geld is zitten mensen te wachten op geld voordat ze het uit kunnen

Nadere informatie

Het rendement van een belegging is de opbrengst uitgedrukt in procenten van het belegde bedrag.

Het rendement van een belegging is de opbrengst uitgedrukt in procenten van het belegde bedrag. Samenvatting door een scholier 1412 woorden 18 juli 2015 6,7 33 keer beoordeeld Vak Methode Economie LWEO De klassieken Keynes Lange termijn/geen termijn Korte termijn Prijsmechanisme: vraag en aanbod

Nadere informatie

Samenvatting door A woorden 29 april keer beoordeeld. Katern 4 Waarde van de munt. Begrippen

Samenvatting door A woorden 29 april keer beoordeeld. Katern 4 Waarde van de munt. Begrippen Samenvatting door A. 2354 woorden 29 april 2015 7 9 keer beoordeeld Vak Methode Economie Index Katern 4 Waarde van de munt Begrippen CPI = geeft aan hoe hoog de kosten voor het levensonderhoud zijn Deflatie

Nadere informatie

Samenvatting Economie Hoofdstuk 1 t/m 5: Verdienen en Uitgeven

Samenvatting Economie Hoofdstuk 1 t/m 5: Verdienen en Uitgeven Samenvatting Economie Hoofdstuk 1 t/m 5: Verdienen en Uitgeven Samenvatting door D. 1403 woorden 18 januari 2014 7 3 keer beoordeeld Vak Economie Conjunctuurbeweging/Conjunctuur: Het patroon van het stijgen

Nadere informatie

Verboden woord Lesvoorbereiding kaartjes kaartjes achterkant Spelregels Afronding

Verboden woord Lesvoorbereiding kaartjes kaartjes achterkant Spelregels Afronding Verboden woord Lesvoorbereiding Maak de kaartjes (print eerst het (word)document kaartjes op dik papier en vervolgens het (powerpoint)document kaartjes achterkant op de achterzijde. U kunt ook gebruik

Nadere informatie

Eindexamen economie 1-2 havo 2004-II

Eindexamen economie 1-2 havo 2004-II 4 Beoordelingsmodel Opmerking Algemene regel 3.6 is ook van toepassing als gevraagd wordt een gegeven antwoord toe te lichten, te beschrijven en dergelijke. Opgave 1 1 artikel 1 Een verklaring waaruit

Nadere informatie

Economische crisis vragen

Economische crisis vragen Economische crisis vragen 1. Op welke manier kan je de toegevoegde waarde van een bedrijf berekenen? Omzet ingekocht van derden = toegevoegde waarde/productie 2. Leg uit dat productie en inkomen aan elkaar

Nadere informatie

Eindexamen economie 1-2 havo 2008-II

Eindexamen economie 1-2 havo 2008-II Beoordelingsmodel Algemene regel 3.6 is ook van toepassing als gevraagd wordt een gegeven antwoord toe te lichten, te beschrijven en dergelijke. Opgave 1 1 maximumscore 2 De werkgelegenheid verandert met

Nadere informatie