Aanleggen van een natte ecologische verbindingszone (EVZ) Een handleiding voor particulieren

Maat: px
Weergave met pagina beginnen:

Download "Aanleggen van een natte ecologische verbindingszone (EVZ) Een handleiding voor particulieren"

Transcriptie

1 Aanleggen van een natte ecologische verbindingszone (EVZ) Een handleiding voor particulieren

2 Aanleggen van een natte ecologische verbindingszone (EVZ) Een handleiding voor particulieren Opdrachtgever: Waterschap De Dommel In samenwerking met het Nationaal Watertraineeship Projectteam: Elize van Reenen Joost Aloserij Menno Brouwer Riewert van Doesburgh Daan Henkens Verschijningsdatum: 1 mei 2014 Verdere informatie: Waterschap De Dommel Bosscheweg WB Boxtel Contactpersoon: Elize van Reenen evreenen@dommel.nl Handleiding ecologische verbindingszones voor particulieren

3 Inhoudsopgave handleiding ecologische verbindingszone 1. Inleiding Noodzaak van een ecologische verbindingszone Ecologische verbindingszones en De Dommel Uw bijdrage Leeswijzer Stappenplan Elementen in een ecologische verbindingszone Poel Moeras Grasland Struweel Bos Natuurvriendelijke oever Wetgeving, vergunningen en subsidies Wetgeving Vergunningen Subsidies Beheer en onderhoud Poel Moeraszone Grasland Struweel en bos Onderhoud van de watergang Afronding en terugkoppeling...22 Bijlage 1 EVZ ambitiekaart Waterschap De Dommel...23 Bijlage 2 Terreinbeheerderskaart...24 Bijlage 3 Lijst met organisaties en contactgegevens...25 Bijlage 4 Evaluatieformulier aanleg ecologische verbindingszone...26 Bijlage 5 Beheer- en onderhoudskalender...26 Handleiding ecologische verbindingszones voor particulieren 1

4 1. Inleiding 1.1. Noodzaak van een ecologische verbindingszone Vanaf het begin van de 20e eeuw is de natuur in Nederland steeds meer versnipperd. Bebouwing, infrastructuur en intensieve landbouw hebben ervoor gezorgd dat ook de natuurgebieden in het beheergebied van Waterschap De Dommel niet langer met elkaar in verbinding staan. Het resultaat is dat het gebied voor soorten die grote, uitgestrekte leefgebieden nodig hebben om te overleven, nauwelijks meer interessant is. Bovendien raken de natuurgebieden geïsoleerd, waardoor soortgenoten elkaar niet meer kunnen vinden. Daardoor gaat de genetische variatie binnen het natuurgebied achteruit en worden de populaties kwetsbaar voor ziektes en andere verstoringen. Op nationaal niveau is daarom de Ecologische Hoofdstructuur opgezet: een netwerk van natuurgebieden die met elkaar verbonden zijn, waardoor de natuur robuuster en minder kwetsbaar wordt. Ecologische Verbindingszones (EVZ s) zijn hier een onderdeel van, het zijn stroken natuur die natuurgebieden aan elkaar koppelen. Het aanleggen van een ecologische verbindingszone geeft dieren en planten de kans om hun leefgebied uit te breiden en weer in contact te komen met hun soortgenoten in andere natuurgebieden. Hierdoor wordt de natuur in het beheergebied van De Dommel robuuster en krijgen kwetsbare plant- en diersoorten de kans om in ons beheergebied bestaanszekerheid op te bouwen Ecologische verbindingszones en De Dommel Voor Waterschap De Dommel zijn met name verbindingszones langs waterlopen van belang. Dit type natte ecologische verbindingszone ziet eruit als een kralensnoer, opgebouwd uit corridors en stapstenen. De corridor (het snoer) is een strook tussen de 10 en 25 meter breed langs een watergang waardoor soorten zich ongestoord van het ene naar het andere natuurgebied verplaatsen. De stapstenen (de kralen) zijn plaatselijke verbredingen van de ecologische verbindingszone van 0,5 tot 5 hectare groot, waar aanvullende maatregelen zijn getroffen om de omstandigheden voor de doelsoorten te verbeteren. Deze stapstenen kunnen door de doelsoorten als (tijdelijk) leefgebied worden gebruikt, of kunnen voor soorten die door de ecologische verbindingszone migreren worden gebruikt om even aan te sterken. Zie figuur 1 voor een schematische weergave van een natte ecologische verbindingszone. Het waterschap heeft al veel gedaan om natuurgebieden met elkaar te verbinden. Bijvoorbeeld langs de Heerenbeekloop, de Raamsloop, de Hooidonkse Beek en de Beerze zijn al ecologische verbindingszones aangelegd, en er zijn er nog verschillende in ontwikkeling. Om op korte termijn nog meer te doen voor de Brabantse natuur is de hulp van particuliere landeigenaren méér dan welkom. Samen kunnen we er zo voor zorgen dat er een levendig netwerk van natuur wordt opgebouwd, waardoor we de Brabantse flora en fauna weerbaar maken tegen de toenemende invloed van de mens op de leefomgeving en zowel dier als plant de mogelijkheid krijgen om in hun behoeften te voorzien. Handleiding ecologische verbindingszones voor particulieren 2

5 Figuur 1: Schematische weergave van een ecologische verbindingszone langs een waterloop. 1.3 Uw bijdrage Wanneer u als particuliere grondeigenaar mogelijkheden hebt om door de aanleg van een ecologische verbindingszone bij te dragen aan het verbinden van natuurgebieden, willen wij u daar met deze handreiking graag bij helpen. We geven hier een overzicht van de mogelijkheden voor bijvoorbeeld subsidies, de regels waarmee u rekening moet houden en geven u inzicht in hoe de natuur optimaal kan profiteren van uw inspanningen. De natuur is overal anders en elke ecologische verbindingszone zal te maken krijgen met eigen doelen, gebiedsspecifieke kansen en lokale beperkingen. De beheerders van de natuur bij u in de buurt kunnen u verder helpen om een voor uw grond ideale verbindingszone te ontwerpen. Deze handleiding geeft inzicht in de procedure die u doorloopt als u een ecologische verbindingszone wilt aanleggen, de algemene bouwstenen die nodig zijn om de potentie van een ecologische verbindingszone maximaal te benutten, de juridische aspecten van de aanleg van een ecologische verbindingszone en de do s en don ts bij het onderhouden van een ecologische verbindingszone. We hopen dat u met deze handleiding voldoende kennis in huis hebt om goed voorbereid aan de slag te gaan en dat u hiermee de kansen van een ecologische verbindingszone op uw terrein zo goed mogelijk kunt benutten.deze handleiding richt zich op relatief eenvoudige projecten, die geen invloed hebben op de watergang. Mocht u meer willen (bijvoorbeeld de watergang verleggen of afgraven), neem dan eerst contact op met het waterschap. En hebt u na het lezen nog specifieke vragen? Waterschap De Dommel heeft veel kennis in huis over ecologische verbindingszones en helpt u dan ook graag verder! Handleiding ecologische verbindingszones voor particulieren 3

6 1.4 Leeswijzer De handleiding begint met een stappenplan waarmee we u door het proces leiden dat u doorloopt voordat u de schop in de grond kunt steken. Hierdoor kunt u maximaal gebruik maken van de hulpmiddelen die door de overheid ter beschikking zijn gesteld, en u komt niet halverwege voor juridische verrassingen te staan. In de hoofdstukken die daarop volgen wordt dieper ingegaan op de belangrijkste onderwerpen. Hoofdstuk 3 omvat een rondgang langs de bouwstenen waaruit een ecologische verbindingszone is opgebouwd. Hierdoor krijgt u inzicht in het functioneren van een ecologische verbindingszone en de belangrijkste aandachtspunten voor de aanleg. Daarna wordt in hoofdstuk 4 ingegaan op juridische zaken, vergunningen en subsidies. Het nut van een ecologische verbindingszone valt of staat met effectief beheer. Daarom vindt u in de handleiding tenslotte ook aanbevelingen voor het beheer en onderhoud van de verschillende bouwstenen van de ecologische verbindingszone. Omdat het realiseren van een goed functionerend netwerk van natuur in het Dommelgebied een gezamenlijke missie is van overheden, natuurbeheerders en private partijen, vragen we u tot slot om het Waterschap op te hoogte te brengen van uw inspanningen en ervaringen omtrent de aanleg van een particuliere ecologische verbindingszone middels het terugkoppelingsformulier in bijlage 4. Zo houden we het overzicht over de voortgang van de verbinding van natuurgebieden, en kunnen we de realisatie van ons beleid bewaken. Handleiding ecologische verbindingszones voor particulieren 4

7 2. Stappenplan Er loopt een watergang door uw land, en u wilt hier een ecologische verbindingszone of natuurvriendelijke oever aanleggen. U kunt hiervoor de volgende stappen doorlopen: 1. Als u besluit tot aanleg van een ecologische verbindingszone, neemt u dan eerst even contact op met Waterschap de Dommel. Zij blijven graag op de hoogte van uw plannen en kunnen u begeleiden in het proces. 2. Allereerst bepaalt u wat de inrichtingsambities van het waterschap zijn voor de watergang bij uw terrein. In bijlage 1 vind u de EVZ ambitiekaart. Hierop staat aangegeven waar het waterschap ecologische verbindingszones en natuurvriendelijke oevers gepland heeft. Is op uw terrein een ecologische verbindingszone gepland ga dan naar stap 2. Is op uw terrein een natuurvriendelijke oever gepland ga dan naar hoofdstuk 3.6 voor verdere informatie. Is op uw terrein geen natuurvriendelijke oever of ecologische verbindingszone gepland dan betekent dat niet dat u niets kunt doen, maar dan zult u geen aanspraak kunnen maken op (financiële) ondersteuning vanuit de overheid. Wilt u echter wel graag natuur langs een waterloop op uw terrein ontwikkelen, neem dan contact op met het waterschap (zie bijlage 3). 3. Wanneer u een op de EVZ ambitiekaart aangegeven ecologische verbindingszone wilt realiseren, bepaalt u vervolgens wie de terreinbeheerder is in uw gebied. In bijlage 2 vindt u een kaart waarop de terreinbeheerders van de verschillende natuurgebieden in het beheergebied van Waterschap De Dommel staan aangegeven. U neemt contact op met de betreffende terreinbeheerder(s) of waterschap om af te stemmen. Voor een lijst met contact gegevens zie terreinbeheerders in bijlage 3. Handleiding ecologische verbindingszones voor particulieren 5

8 4. Maak een inrichtingsplan: Bij de terreinbeheerders wint u informatie in over de soorten die voorkomen in de te verbinden gebieden. Vervolgens stemt u met de beheerders af welke doelsoorten worden gekozen voor de ecologische verbindingszone. Bepaal voor elk van de gekozen doelsoorten welke eisen zij stellen aan een ecologische verbindingszone. In de meeste gevallen kan de terreinbeheerder u hier bij helpen. Andere partijen die u hier bij kunnen helpen zijn de ecologen van Waterschap De Dommel, de Stichting RAVON (reptielen, amfibieën en vissen), de Vlinderstichting en de Vogelbescherming. Voeg de eisen van de gekozen doelsoorten samen. Maak een overkoepelend inrichtingsplan met behulp van de elementen/bouwstenen zoals in hoofdstuk 3 staan beschreven. Daarbij zijn er een aantal zaken waar u rekening mee moet houden: Indien u gaat graven voor het aanleggen van bijvoorbeeld een poel of een natuurvriendelijke oever dient u rekening te houden met de grondwaterstanden (zie hoofdstuk 3). De gemiddeld laagste grondwaterstand (GLG) en de gemiddeld hoogste grondwaterstand (GHG) zijn te vinden in de viewer van Waterschap De Dommel via: Wanneer de bodem erg voedselrijk is zult u in bepaalde gevallen, bijvoorbeeld wanneer u een bloemrijk grasland wilt faciliteren, de toplaag van de bodem moeten afgraven. Om de noodzaak van verwijdering- en de dikte van deze laag te bepalen kunt u een fosfaatmeting laten uitvoeren. Om voor subsidies in aanmerking te komen zult u aan bepaalde eisen moeten voldoen (zie hoofdstuk 4.3). Mogelijk zijn er beperkingen in verband met archeologische of aardkundige waarden of vanuit de Flora en Faunawet (zie hoofdstuk 4.1). In het ontwerp moet rekening worden gehouden met toekomstig beheer. Hoe komen de onderhoudsmachine ter plaatse en wie (u of het waterschap) gaat welk onderhoud uitvoeren? Wie is verantwoordelijk voor het afvoeren van het maaisel: u, het waterschap of uw buurman? Kan het onderhoud binnen uw plan via uw eigen grond plaats vinden of moet er van het terrein van de buurman gebruik worden gemaakt? Is er een onderhoudspad aanwezig of moet deze worden aangelegd/verplaatst? Alle betrokken partijen zullen met het plan akkoord moeten gaan. Mocht u besluiten de waterloop aan te passen of te verplaatsen dan zijn hier voor het verkrijgen van een watervergunning meerdere eisen aan verbonden om te voorkomen dat verdroging of vernatting van de omgeving optreedt. Zie hiervoor hoofdstuk 4.2. Handleiding ecologische verbindingszones voor particulieren 6

9 5. Vraag subsidies aan. Voor het ontwikkelen en het beheer en onderhoud van de groene ruimte zijn meerdere subsidies beschikbaar. Wanneer uw inrichtingsplan aan de voorwaarden voldoet komt u dan ook eenvoudig voor één of meerdere subsidies in aanmerking. Het loont de moeite om al tijdens het maken van uw plan hier rekening mee te houden, zodat deze evt. nog kan worden aangepast. In hoofdstuk 4.3 staat welke subsidies van toepassing zijn, wanneer u in aanmerking komt en hoe u de subsidie kunt aanvragen. 6. In veel gevallen zullen er een of meerdere vergunningen moeten worden aangevraagd voordat u aan de slag kan. Dit kunt u eenvoudig controleren opwww.omgevingsloket.nl. Op deze site controleert u wat voor u van toepassing is en regelt u eenvoudig alle vergunningen die van toepassing zijn. Verder moet u erop letten dat u binnen de grenzen van de Flora en Fauna blijft. In hoofdstuk 4 kunt u vinden welke vergunningen nodig zijn om uw inrichtingsplan uit te mogen voeren en hoe u deze kunt aanvragen. 7. Maak een beheer- en onderhoudsplan. In hoofdstuk 5 staat per bouwsteen aangegeven welke onderhoudsmaatregelen genomen moeten worden. Elk element van de ecologische verbindingszone heeft specifieke onderhoudsrichtlijnen met betrekking tot frequentie, materieel, afvoer van maaisel en/of periodiek afgraven van grond. Om dit in goede banen te leiden is een meerjarenplanning onontbeerlijk. Wat een goed moment is om onderhoud uit te voeren, en wanneer u de ecologische verbindingszone beter met rust kunt laten kunt u vinden in bijlage Wanneer u de nodige vergunningen en subsidies hebt gekregen, kunt u starten met de aanleg van de ecologische verbindingszone. 9. Wanneer de aanleg van de ecologische verbindingszone voltooid is wil het waterschap graag op de hoogte gesteld worden van dit vreugdevolle feit. Hiervoor is in bijlage 4een terugkoppelingsformulier opgesteld waarmee u het waterschap informeert over het resultaat. Dit is erg waardevolle informatie omdat hiermee de voortgang van natuurontsnippering kan worden gemonitord zodat we gericht kunnen blijven werken aan het leggen van de noodzakelijke verbindingen in de ecologische hoofdstructuur en het netwerk van ecologische verbindingszones en natuurgebieden effectief kunnen versterken. Handleiding ecologische verbindingszones voor particulieren 7

10 3. Elementen in een ecologische verbindingszone Een ecologische verbindingszone bestaat uit verschillende onderdelen, die steeds worden afgewisseld. Dit zijn poelen, moerasgebieden, grasland, struweel en bos (figuur 2). Elk van deze elementen heeft een eigen functie, en draagt zijn steentje bij aan de gunstige omstandigheden voor de doelsoort(en) van de ecologische verbindingszone. Vaak is de overgang tussen de elementen geleidelijk; een stuk grasland wordt bijvoorbeeld verder van de waterloop steeds ruiger, en gaat geleidelijk over in struweel. Deze elementen vormen in constante afwisseling een corridor langs de waterloop, afgewisseld met stapstenen waarin bijvoorbeeld een poel kan worden opgenomen. Variatie is hierbij het sleutelwoord; wanneer de ecologische verbindingszone wordt aangelegd als een mozaïek van verschillende bouwstenen ontstaat een variatie tussen verschillende typen begroeiing, nat en droog en zon en schaduw. Daardoor vinden soorten die van de ecologische verbindingszone gebruik maken op meerdere plekken aansluiting op hun behoeften. De ideale samenstelling van een ecologische verbindingszone hangt af van de doelsoort(en). De terreinbeheerders van de te verbinden natuurgebieden zijn richtinggevend bij de inrichting van een ecologische verbindingszone, en kunnen specifieke eisen stellen om de kans op goed functioneren van de ecologische verbindingszone te vergroten. 1 Figuur 2: Artist simpression van een ecologische verbindingszone met de elementen: 1 poel, 2 moeras, 3 grasland, 4 struweel en 5 bos. Handleiding ecologische verbindingszones voor particulieren 8

11 3.1 Poel De poel is bij uitstek geschikt als stapsteen. Onder een poel wordt een plas verstaan die los ligt van de waterloop en gevoed wordt met regenwater en/of afstromend grondwater. De oppervlakte van een poel is minimaal 100 m 2, maar m 2 is beter omdat de poel dan beter gebufferd is. Dit houdt in dat de ph (zuurgraad) gemiddeld neutraal-, en in ieder geval tussen ph 5,5 en 8,5 blijft. Een hogere of lagere ph maakt de poel ongeschikt als leefomgeving voor veel voorkomende doelsoorten zoals de kamsalamander. Tevens geldt: hoe groter en gevarieerder de poel, hoe meer soorten zich er thuis kunnen voelen. Voor poelen kan een maximumoppervlakte van 5000 m 2 worden aangehouden; wanneer ze groter zijn treedt er teveel verdamping op uit de omgeving. Poelen zijn bij voorkeur tussen de 1 en 1,5 meter diep op het diepste punt en liggen op een zonnige plaats. Hierdoor kan de poel s zomers opwarmen, wat gunstig is voor amfibieën en hun eitjes, maar zal er wel het hele jaar een laagje water in blijven staan. Het diepste punt ligt op of net onder de gemiddelde laagste grondwaterstand (GLG). Wanneer de GLG te diep ligt (bij grondwatertrap Gt. V-VII) is dit waarschijnlijk niet de aangewezen plaats voor een poel. Uw gemiddelde laagste en hoogste grondwaterstand kunt u opzoeken op de website van het waterschap via de volgende link: map=watertoets. Handleiding ecologische verbindingszones voor particulieren 9

12 3.1 Poel (vervolg) Vissen in een poel zijn ongewenst, deze eten de eitjes van amfibieën. Daarom mogen poelen niet in direct contact staan met de waterloop, en mag de poel niet overstromen. Het is zelfs beter wanneer de poel bij extreem droge omstandigheden een enkele keer droogvalt, dat kan bijdragen aan het visvrij houden van de poel en amfibieën kunnen hier wel tegen. Poelen hebben flauwe oevers met een helling van ongeveer 1:5. Vooral de noordelijke oever is belangrijk, deze vangt de meeste zon en is daarom voor amfibieën en reptielen de ideale plek om op te warmen. Het is daarom goed als de noordelijke oever de langste en flauwst oplopende oever is, met een hellingshoek van circa 1:10. Idealiter liggen poelen maximaal 300 meter uit elkaar. Dit geeft dieren de kans om van poel naar poel te gaan, waardoor het leefgebied wordt vergroot en de verspreiding van de doelsoort wordt bevorderd. Deze afstand tussen de poelen hoeft uiteraard niet altijd strikt te worden aangehouden en zal in de praktijk afhangen van de mogelijkheden ter plaatse. Minimaal moeten er in een ecologische verbindingszone één of twee goed ingerichte poelen per kilometer liggen. Let op: In de volgende gevallen heeft u een watervergunning nodig voor de aanleg van een poel: - Onder het GLG ligt - Binnen 10 meter van de insteek van de watergang ligt als er een ecologische verbindingszone gepland is langs uw watergang De kamsalamander is een zeldzame soort die voorkomt in Zuid-Nederland. De naam komt van de imposante kam die mannetjes krijgen in de paartijd. De kamsalamander kan tot 20 cm groot worden. Hun eitjes leggen ze in zonnige poelen met veel waterplanten, maar zonder vissen. Ze houden van afwisselende landschappen met bosjes, heggen en grasland. Hier vangen ze insecten, wormen en andere kleine diertjes. Handleiding ecologische verbindingszones voor particulieren 10

13 3.2 Moeras Op de overgang tussen water en land bieden stukjes moeraszone een kans aan diverse rietvogels, libellen en kleine zoogdieren. Moeras kan zich plaatselijk ontwikkelen aan de oevers van poelen en op plaatsen waar het maaiveld net onder de gemiddelde hoogste grondwaterstand (GHG) (te vinden onder de link in paragraaf 3.1) ligt. Het is wel belangrijk dat deze gebieden gescheiden zijn van waterlopen, bijvoorbeeld door tussen de moeraszone en de waterloop het maaiveld boven de gemiddelde hoogste grondwaterstand te houden. Zo wordt voorkomen dat de moeraszone water verliest aan de waterloop en de omgeving verdroogt. De karakteristieke begroeiing bestaat uit riet, zegges en lisdodde. Welke begroeiing er verder wenselijk is in een moeraszone hangt sterk van de doelsoorten af. Let op: In het volgende geval heeft u een watervergunning nodig voor de aanleg van moeras: - Binnen 10 meter van de insteek van de watergang ligt De weidebeekjuffer leeft bij beken met schoon, snel stromend water. Ze hebben voldoende planten nodig. Waterplanten worden gebruikt om eitjes op te leggen, en planten op de oever worden gebruikt om te overnachten, en als leefgebied voor jonge juffers. Ze houden niet van te veel schaduw. Weidebeekjuffers vliegen van mei tot september. Handleiding ecologische verbindingszones voor particulieren 11

14 3.3 Grasland Grasland kan op verschillende manieren vorm krijgen. Vaak ligt er in een ecologische verbindingszone dichterbij de waterloop een strook vochtig, bloemrijk grasland met een grote variatie aan plantensoorten. Voor deze variatie aan soorten is het belangrijk dat de bodem niet te voedselrijk is. Om de ontwikkeling van een mooi, soortenrijk grasland mogelijk te maken kan het daarom goed zijn om de bovenste laag van de bodem, waarin zich de meeste voedingsstoffen bevinden, af te graven. Het gaat hierbij om de bovenste 20 à 30 centimeter van de bodem en dit is vooral van belang wanneer de grond een landbouwverleden heeft. Bij twijfel kan een fosfaatmeting uitsluitsel geven. Het bloemrijke grasland is, behalve door de rijke variatie aan plantensoorten, zeer waardevol als leefgebied voor vlinders, libellen en andere insecten.verder van de oever af wordt het grasland droger, ruiger en rijk aan kruiden. In dit type grasland vinden vele kleine zoogdieren, amfibieën, reptielen en vlinders een beschutte leefomgeving. Het is goed als de begroeiing in dit grasland varieert. Dit type grasland kan goed gecombineerd worden met wat plaatselijke struiken of bosjes. Het bont dikkopje is een bedreigde vlindersoort die veel baat heeft bij een EVZ met veel afwisseling. Hij houdt van open plekken, die wel beschut zijn door bos. De eitjes worden afgezet op planten op een zonnige plek. Bonte dikkopjes voeden zich met het nectar van bijvoorbeeld bramenbloesem. Ze zijn te zien van april tot en met juli. Handleiding ecologische verbindingszones voor particulieren 12

15 3.4 Struweel Struweel bestaat uit inheemse struiken, zoals meidoorn, sleedoorn, lijsterbes, vogelkers, braam of fruitbomen, van 1 tot 5 meter hoog. Vaak markeert struweel de overgang tussen ruig grasland en bos, en het wordt dan ook veel gecombineerd met deze twee elementen. Doordat veel struiken in de winter hun blad verliezen kunnen er langs de randen van het struweel grassen en kruiden groeien. De dichte struiken van het struweel dienen als schuilplaats en leefgebied voor broedvogels en insecten, maar zijn ook een essentieel onderdeel van het leefgebied van de boomkikker. Het is belangrijk dat het struweeldicht begroeid is; als de bosjes te breed of te hoog worden ontstaat er onderin teveel ruimte tussen de struiken waardoor de functie als beschut schuil- en broedgebied minder kan worden benut. Let op: In het volgende geval heeft u een watervergunning nodig voor de aanleg van struweel: - Binnen 5 meter van de watergang De boomkikker is een sterk bedreigde soort. Boomkikkers kunnen goed klimmen, en wonen in bomen, vaak verscholen tussen de bladeren. Ze zitten het liefst in de bosrand, en houden van braamstruiken. Ook hebben ze zonnige poeltjes nodig om eitjes in te leggen. Vanaf april de voortplantingstijd- is hun gekwaak te horen in de buurt van poeltjes. Ze eten slakken, wormen en insecten. Handleiding ecologische verbindingszones voor particulieren 13

16 3.5 Bos Binnen een natte, langs een waterloop aangelegde ecologische verbindingszone moet bij bos niet worden gedacht aan grote percelen met dikke bomen, maar eerder aan kleine, lijnvormige elementen met grotere bomen zoals houtwallen en houtsingels. Hoewel het element bos niet het meest essentieel is in natte ecologische verbindingszones, zijn enkele hogere bomen een waardevolle toevoeging aan het leefgebied voor vogels, vleermuizen en insecten. Daarnaast moeten de waterlopen (dus niet de poelen) plaatselijk beschaduwd zijn. Hiervoor kunnen bestaande bossen en bomen een belangrijke bijdrage leveren. Bovendien passen houtwallen en houtsingels goed in het authentieke Brabantse landschap. Het is daarbij wel belangrijk om in de gaten te houden dat de struwelen zich niet op grote schaal tot bosschages gaan ontwikkelen. Let op: In het volgende geval heeft u een watervergunning nodig voor de aanleg van bos: - Binnen 5 meter van de watergang De blauwborst is een zangvogel die voorkomt in struweel. Het gaat steeds beter met hun verspreiding in Nederland! Ze zijn zingend te zien en te horen in bomen en struiken. Blauwborsten eten vooral insecten, slakken, wormen en spinnen, maar ook bessen. Een overgang van nat rietmoeras, via grasland en struweel, naar bos is voor hun een perfecte leefomgeving. Handleiding ecologische verbindingszones voor particulieren 14

17 3.6 Natuurvriendelijke oever Natuurvriendelijke oevers zijn flauwe, divers begroeide oevers en kunnen ook losstaand, buiten ecologische verbindingszones worden aangelegd. Dan dienen ze als buffer tussen landbouw en watergang, zodat er minder meststoffen uitspoelen en in het water terechtkomen. Een op zichzelf staande natuurvriendelijke oever is relatief smal met een breedte van circa 10 meter ten opzichte van circa 25 meter voor een ecologische verbindingszone. De oever loopt hier flauwer op, waardoor de overgang tussen nat en droog geleidelijk is, wat meer ruimte biedt voor een breed scala aan soorten om zich te ontwikkelen dan op een reguliere oever. Een natuurvriendelijke oever kan ook onderdeel zijn van een ecologische verbindingszone. De natuurvriendelijke oever loopt daarbij over in een ecologische verbindingszone, en vormt een moeraszone die opgevolgd wordt door andere bouwstenen van een ecologische verbindingszone. Wanneer er een natuurvriendelijke oever wordt aangelegd is het van belang dat dit geen invloed heeft op het natte profiel van de waterloop. Wanneer een natuurvriendelijke oever verkeerd wordt aangelegd, door bijvoorbeeld het oppervlak van de oever die onder water staat te vergroten, kan de natuurvriendelijke oever ervoor zorgen dat er meer (grond)water uit de omgeving wordt afgevoerd, waardoor de omgeving kan verdrogen. Bij het juist aanleggen van een natuurvriendelijke oever wordt de oever afgegraven vanaf net boven de gemiddelde hoogste grondwaterstand, zo flauw mogelijk (minimaal 1:2) oplopend tot het naastgelegen maaiveld. Een natuurvriendelijke oever is een erg waardevol element voor het waterschap, maar gezien de verschillen met een ecologische verbindingszone wordt er in deze handleiding niet dieper op de natuurvriendelijke oever ingegaan. Wanneer u geïnteresseerd bent in de aanleg van een natuurvriendelijke oever, kunt u in de ambitiekaart vinden waar natuurvriendelijke oevers gewenst zijn. Voor meer informatie over de natuurvriendelijke oever, neem contact op met het waterschap of zie: Handleiding ecologische verbindingszones voor particulieren 15

18 4. Wetgeving, vergunningen en subsidies 4.1 Wetgeving In het gemeentelijke bestemmingsplan zal uw land nu vaak aangeduid worden als landbouw, tenzij er al een ecologische verbindingszone is gepland. In het eerste geval is het wenselijk om een wijziging naar natuur aan te vragen bij uw gemeente. Dit is echter niet verplicht. Er moet altijd rekening gehouden worden met de Flora en Faunawet om planten en dieren te beschermen. Als er beschermde soorten aanwezig zijn die bedreigd worden door uw activiteiten heeft u een meestal een ontheffing nodig. Meer hierover kunt u lezen op de DR loket van het rijk, onderflora- en faunawet ruimtelijke ingrepen ( De waterschappen hebben een gedragscode die helpt om uw activiteiten en beheer zo vorm te geven dat dit past bij de Flora en Faunawet, te vinden in het DR loket van het Rijk ( U kunt aanwezige soorten en de effecten van uw werkzaamheden laten toetsen door een ecologisch adviesbureau bij u in de buurt. Als u in of dichtbij Natura2000 gebied woont, moet hierin ook de Natuurbeschermingswet meegenomen worden. 4.2 Vergunningen Voordat u kunt beginnen met de aanleg van de ecologische verbindingszone dient u in veel gevallen een of meerdere vergunningen aan te vragen. Omdat veel vergunningen tegenwoordig zijn samengevoegd in de omgevingsvergunning, zijn de meeste vergunningen in een keer aan te vragen via het omgevingsloket ( Hier kunt u eenvoudig een vergunningscheck doen om te controleren waarvoor u vergunning- dan wel meldplichtig bent. Binnen deze omgevingsvergunning vallen onder andere de vroegere watervergunning, aanlegvergunning en kapvergunning. Als u grond gaat afgraven, kunt u controleren of u een ontgrondingsvergunning nodig heeft bij de provincie. Wanneer u een watergang wilt verleggen, of u wilt de breedte of diepte van een watergang wijzigen, zijn er enkele aandachtspunten waarop u moet letten om een watervergunning te krijgen: Het laagste punt van de watergang dient op gelijke hoogte te blijven als de bestaande watergang, omdat dit invloed heeft op de maximale ontwateringsdiepte. Het verhang (de hellingshoek van de watergang in de lengterichting) dient gelijk te blijven, omdat dit de afvoersnelheid van het (grond)water beïnvloed. De natte omtrek van de watergang mag niet in grootte veranderen. Met andere woorden, de watergang mag bijvoorbeeld niet breder worden als tegelijkertijd dezelfde diepte wordt aangehouden. Vooral van toepassing bij aanleg van een natuurvriendelijke oever. Neemt u contact op met Waterschap De Dommel voor aanleg zodat u zeker weet dat u voldoet aan de voorwaarden. U kunt ook de Algemene regels Keur opvragen voor randvoorwaarden (ook te vinden op Handleiding ecologische verbindingszones voor particulieren 16

19 4.3 Subsidies Wanneer u als particulier een ecologische verbindingszone of natuurvriendelijke oever aanlegt, kunt u in aanmerking komen voor één of meerdere subsidies. Zo ondersteunt het Groen ontwikkelingsfonds Brabant (GOB) de ontwikkeling van volledige ecologische verbindingszones. Daarnaast zijn er andere provinciale subsidies die via het online Groenloket traceerbaar zijn. Tot slot komt er in de loop van het nieuwe plattelandsontwikkelingsprogramma, POP3, dat mogelijkheden kan bieden voor de ontwikkeling van landbouw gerelateerde ecologische verbindingszones. Groenontwikkelingsfonds Brabant B.V. Dit is een belangrijke subsidie voor de verwerving en ontwikkeling van geplande ecologische verbindingszones die zijn aangegeven op de ambitiekaart. De aanvraag voor deze subsidie dient bij de werkeenheid van het GOB te worden ingediend (voor contactgegevens, zie bijlage 3). Het ecologische verbindingszoneprogramma is voor het eerst opengesteld vanaf het voorjaar van Voor actuele informatie over de openstelling kunt u contact opnemen met de werkeenheid GOB. Om voor deze subsidie in aanmerking te komen worden eisen gesteld aan de subsidieaanvrager en het is belangrijk dat de ecologische verbindingszone aan de vereiste ecologische waarden voldoet. U dient daarom al in de ontwerpfase hiermee rekening te houden. De vereisten zijn op te vragen bij de werkeenheid GOB. Groenloket voor provinciale subsidies Alle provinciale subsidies zijn te traceren via het online groenloket op de website van provincie Brabant. Voor het aanleggen van ecologische verbindingszones en natuurvriendelijke oevers komen voor particulieren de onderstaande subsidies in aanmerking. Hieronder volgt per subsidie een samenvatting waarvoor deze bedoeld is en wat de belangrijkste eisen zijn. Actuele gedetailleerde informatie en de volledige voorwaarden kunt u vinden via het online groenloket van provincie Brabant. Website groenloket: Subsidie landschapselementen Dit is een subsidie die is aan te vragen voor elementen die het landschap mooier maken, bijv. voor het aanleggen of herstellen van landschapselement zoals beplanting, een poel of een natuurvriendelijke oever. De subsidie is aan te vragen door natuurlijke personen en overheden. De subsidie geldt voor gronden met een natuur- of agrarische bestemming buiten de Ecologische Hoofdstructuur (EHS). Het gaat om een bedrag van maximaal ,-. Handleiding ecologische verbindingszones voor particulieren 17

20 Subsidie Natuur- en Landschapsbeheer in de ecologische hoofdstructuur Particuliere grondeigenaren en -gebruikers komen in aanmerking voor subsidie wanneer hun perceel op de ambitie- of beheertypekaart staat aangegeven. Deze kaarten zijn te vinden ophttp://atlas.brabant.nl/natuurbeheerplan/ Op de ambitiekaart staat aangegeven wat de ambitie van de provincie is voor het realiseren en in stand houden van de natuur. Als uw grond op de ambitiekaart staat aangegeven met een bepaald natuurbeheertype, dan komt u in aanmerking voor het onderdeel Kwaliteitsimpulsen natuur- en landschap Noord-Brabant. Op de beheertypekaart staat aangegeven wat de actuele situatie is van de natuur. Voor het in stand houden daarvan kan subsidie worden verkregen. Het zijn de onderdelen agrarisch natuurbeheer, natuurbeheer en landschapsbeheer. Het is dus belangrijk dat de beheertypekaart de juiste informatie bevat met de huidige aanwezige natuur. StikaSubsidie Groen Blauw stimuleringskader o Het Groen Blauw stimuleringskader is een provinciale regeling voor agrariërs en particuliere grondgebruikers. De belangrijkste voorwaarden zijn: o U legt nieuw groen aan o U onderhoudt bestaand of nieuw groen o U ruilt een stuk van uw grond tijdelijk of definitief in voor de aanleg van een nieuw landschapselement. o Uw gemeente doet mee aan deze subsidieregeling. Voor meer informatie over het groen-blauw stimuleringskader zie: en Subsidie Biodiversiteit en Leefgebieden. Er zijn subsidies voor projecten die zorgen voor het behoud of herstel van bedreigde of zeldzame planten en dieren in Brabant. De subsidies zijn jaarlijks tijdelijk beschikbaar, en moeten voor eind maart worden aangevraagd.enkele belangrijke voorwaarden voor subsidieverlening zijn: o het project wordt uitgevoerd in de provincie Noord-Brabant o de plant- of diersoorten zijn opgenomen in een leefgebiedsplan. De hoogte van de subsidie bedraagt maximaal 100% van de subsidiabele kosten en is minimaal en maximaal ,- per project. Het leefgebiedsplan is te vinden op Meer informatie, bijvoorbeeld over belangrijke data en deadlines, kunt u vinden op het online groenloket. Handleiding ecologische verbindingszones voor particulieren 18

21 POP3 (plattelandsontwikkelingsprogramma) Dit is een subsidie voor ecologische verbindingszones of natuurvriendelijke oevers aanpalend aan landbouwgebieden, ter verbetering van de waterkwaliteit. De invulling van deze subsidie is op dit momentnog in ontwikkeling. De subsidie zal naar verwachting eind 2014 of in 2015 worden opengesteld. Nieuws hierover wordt op de volgende site uitgebracht: Waterschap In sommige gevallen kan de ecologische verbindingszone in samenwerking met het waterschap worden ontwikkeld waarbij het waterschap mee investeert in de ecologische verbindingszone. Neem hiervoor contact op met het Waterschap (zie bijlage 3). Handleiding ecologische verbindingszones voor particulieren 19

22 5. Beheer en onderhoud Het is belangrijk dat ecologische verbindingszones in goede conditie blijven, ze moeten dus goed beheerd en onderhouden worden. Alleen dan kunnen de doelen van de ecologische verbindingszone volledig worden gehaald. De realisatie kan worden gezien als een eerste stap, maar pas wanneer de ecologische verbindingszone zich door goed beheer en onderhoud optimaal kan ontwikkelen zal hij kunnen uitgroeien tot een waardevolle schakel in het netwerk van natuurgebieden en zullen alle doelsoorten er gebruik van gaan maken. Echter, onderhoudswerkzaamheden, zoals maaien, zorgen altijd voor enige verstoring van het ecosysteem. Om deze verstoring tot een minimum te beperken moeten de onderhoudswerkzaamheden in een ecologische verbindingszone altijd gefaseerd worden uitgevoerd. Dat wil zeggen dat de ecologische verbindingszone bijvoorbeeld niet in één keer helemaal wordt gemaaid, maar dat er bijvoorbeeld elk jaar één strook wordt aangepakt. De vegetatie kan zich hierdoor makkelijker herstellen en dieren zien niet hun hele leefgebied in een keer verdwijnen, maar kunnen in de delen die niet worden gemaaid een veilig heenkomen zoeken. Bovendien zorgt gefaseerd onderhoud voor een meer gevarieerde structuur, waardoor er een grotere diversiteit aan soorten kan bestaan binnen de ecologische verbindingszone. Om de ecologische verbindingszone niet te voedselrijk te laten worden mag er niet worden bemest en moet het maaisel worden afgevoerd. Het is wel goed om het nog enkele dagen te laten liggen. Dieren kunnen er dan uit kruipen en zaden krijgen de kans om uit het maaisel te vallen Poel Voor poelen betekent gefaseerd onderhoud dat de onderhoudswerkzaamheden, wanneer er meer poelen in een ecologische verbindingszone liggen, niet in alle poelen tegelijk worden uitgevoerd. Bij het maaien van de begroeiing in de directe omgeving van de poel, om te voorkomen dat de poel verlandt, moet bijvoorbeeld telkens de helft van de begroeiing blijven staan. Doorgaans is één keer in het jaar of om het jaar maaien voldoende. De beste tijd om te maaien is in september en oktober, dus na het bloei- en broedseizoen. Laat het maaisel een paar dagen liggen om dieren de kans te geven om weg te komen en zaden eruit te laten vallen. Daarna moet het maaisel worden afgevoerd. Om te veel schaduw en bladinval te voorkomen mag maximaal een kwart van de oever begroeid zijn met hogere vegetatie of bomen. Houd in elk geval de zuidoever vrij van bomen, dan blijft de poel in de zon liggen. Wanneer meer dan de helft van de poel is dichtgegroeid moet driekwart van de aanwezige begroeiing worden verwijderd. Dit kan het beste in september gebeuren. Bij slibophoping of een overschot aan voedingsstoffen in de poel kan er in de wintermaanden worden gebaggerd, maar laat hierbij 10% van de poel ongemoeid om de fauna in de waterbodem niet uit te roeien. Handleiding ecologische verbindingszones voor particulieren 20

23 5.2. Moeraszone Bij een moeraszone hangt het beheer af van de doelsoorten. Wanneer het ongewenst is dat er een moerasbos ontstaat, moet er eens in de twee tot drie jaar in het najaar worden gemaaid, waarbij het maaisel wordt afgevoerd. Het is belangrijk dat de moeraszone niet te rijk wordt aan voedingsstoffen. Bemesting en begrazing is dus niet gewenst. Ook is het voor het in stand houden van de moerasvegetatie gewenst om eens in de 10 tot 20 jaar de bovenste 10 à 20 centimeter van het maaiveld af te graven zodat verlanding wordt voorkomen Grasland Grasland moet doorgaans tweemaal per jaar worden gemaaid, waarbij het maaisel wordt afgevoerd. In voedselarme omstandigheden kan dit minder zijn, hier zal de vegetatie minder snel groeien en is er van nature meer variatie. Minder maaien geeft in deze situaties minder verstoring, waardoor er meer soorten kunnen leven. Er wordt gemaaid buiten het broedseizoen en nadat de planten zaad hebben kunnen zetten, dus in het algemeen in september of oktober in een droge periode. Ook bij grasland is het belangrijk om het maaibeheer gefaseerd uit te voeren; 10% van de begroeiing moet blijven staan om fauna in te laten overwinteren. Hierbij geldt dat een sterke variatie in hoogte van de begroeiing en soortensamenstelling een groter aantal soorten kan herbergen dan een uniformer grasland Struweel en bos De kracht van het struweel zit hem in het ruige, gesloten karakter van het struikgewas. Voor een struweel geldt dus: hoe minder beheer, hoe beter. Eens in de 3 jaar wordt er in de zomer gecontroleerd of het struweel nog aan het streefbeeld voldoet. Er moet worden voorkomen dat het struweel te hoog wordt, hierdoor kunnen de bosjes van binnen hol worden waardoor dieren er niet meer genoeg beschutting kunnen vinden. Boomvormers en niet-inheemse soorten, zoals de Amerikaanse vogelkers, moeten worden verwijderd. Langs de randen van het struweel mag het grasland verruigen, een keer in de 2-3 jaar maaien is hier voldoende. In tegenstelling tot in de overige delen van de ecologische verbindingszone, kunt u hier het maaisel ook laten liggen. Waar bosontwikkeling gewenst is, is nog minder beheer noodzakelijk. Gevallen hout kan gewoon blijven liggen, tenzij dit een belemmering vormt voor aangrenzende functies of, waar van toepassing, recreatief gebruik Onderhoud van de watergang De aanleg van een verbindingszone kan een probleem vormen voor onderhoud van de watergang door het waterschap.dit kan bijvoorbeeld het geval zijn als het land door afgraving te drassig wordt om begaanbaar te zijn voor zwaar materieel, of als er aangeplant wordt direct langs de watergang. Onderhoud kan mogelijk zijn vanaf de andere kant, maar overleg in dit geval altijd eerst met uw buren voor u begint met de aanleg. Het waterschap mag maaisel afzetten op uw grond, en dit kan nadelig zijn voor de kwaliteit van een ecologische verbindingszone. Neem in dit geval contact op met het waterschap om dit te bespreken. Handleiding ecologische verbindingszones voor particulieren 21

24 6. Afronding en terugkoppeling Een goede ecologische verbindingszone kan alleen gerealiseerd worden met de kennis en kunde van verschillende partijen. U bent als initiatiefnemer van een ecologische verbindingszone de belangrijkste schakel in het tot stand brengen van een robuust natuurnetwerk, en als waterschap willen we ons inzetten om uw initiatief zo goed mogelijk te ondersteunen. Met deze handleiding hopen we u een stevig handvat te hebben gegeven om met ecologische verbindingszones aan de slag te gaan. Nu de eerste vragen beantwoord zijn, betekent het niet dat u er alleen voor staat. Bij de terreinbeheerders is veel specifieke kennis aanwezig die voor uw ecologische verbindingszone van belang is, maar ook als waterschap willen we u niet aan uw lot overlaten. Wanneer u naar aanleiding van deze handleiding nog specifieke vragen hebt, of een beroep wilt doen op de kennis die bij het waterschap over ecologische verbindingszones aanwezig is dan kunt u altijd contact met ons opnemen via de adressen in bijlage 3. Ook houdt Waterschap De Dommel graag contact met u. We willen grip houden op de voortgang van de realisatie van de ecologische verbindingszones in ons beheersgebied. Zo houden we zicht op hoe ver we zijn met het behalen van onze doelen, en kunnen we extra aandacht geven aan de locaties waar dat nodig is. Het is daarom belangrijk dat u ons op de hoogte houdt van uw vorderingen en dat u uw ervaringen met ons deelt. In bijlage 4 vindt u een terugkoppelingsformulier waarmee u dit kunt doen. Ook kunt u deze gemakkelijk online invullen op Zo kunnen we altijd paraat staan voor extra ondersteuning, kunnen we tijdig bijsturen als dat nodig is en kan uw ecologische verbindingszone optimaal worden ingepast in de ecologische hoofdstructuur. Samen maken we de ecologische verbindingszone op uw terrein tot een waardevolle natuurschakel waardoor bijzondere soorten die Brabant rijk is zich nog lang zullen thuis voelen in onze omgeving. Handleiding ecologische verbindingszones voor particulieren 22

25 Bijlage 1 EVZ ambitiekaart Waterschap De Dommel Een digitale versie van de ambitiekaart is te vinden op: Hier kunt u bij overige kaarten een vinkje zetten voor ecologische verbindingszones. Handleiding ecologische verbindingszones voor particulieren 23

26 Bijlage 2 Terreinbeheerderskaart Handleiding ecologische verbindingszones voor particulieren 24

27 Bijlage 3 Lijst met organisaties en contactgegevens Waterschap De Dommel Website algemeen: Website natte ecologische verbindingszones: Telefoonnummer algemeen (hoofdkantoor Boxtel): Provincie Noord-Brabant Telefoonnummer algemeen: Groenloket: Werkeenheid Groenontwikkelingsfonds:Martien van Bavel: MvBavel@brabant.nl Ontgrondingsvergunning: Terreinbeheerders Staatsbosbeheer: Telefoonnummer kantoor Tilburg: Natuurmonumenten: Telefoonnummer kantoor Eindhoven: Brabants Landschap: Telefoonnummer coördinatiepunt Landschapsbeheer: Omgevingsloket (vergunningen) RAVON reptielen, amfibieën en vissen Vlinderstichting Vogelbescherming Digitale ambitiekaart Beheertypenkaart Leefgebiedsplan GHG en GLG Handleiding ecologische verbindingszones voor particulieren 25

28 Bijlage 4 Evaluatieformulier aanleg ecologische verbindingszone Waterschap De Dommel blijft graag op de hoogte van uw verbindingszone. U kunt het formulier gemakkelijk online invullen op de website van Waterschap De Dommel: Vult u het formulier liever op papier in? Stuur dan hetonderstaande formulier ingevuld naar: Waterschap De Dommel, Bosscheweg 56, 5283 WB Boxtel. Naam:.. Telefoonnummer:.. Plaats:... Naam van de watergang:... Coordinaten:... Welke bouwstenen heeft u aangelegd? Poel Moeras Struweel Grasland Bos Houdt u rekening met doelsoorten? Wat zijn de afmetingen van uw ecologische verbindingszone? Bent u bij de uitvoeringen problemen tegengekomen? Zo ja, welke? Waren er dingen onduidelijk in de handleiding? Handleiding ecologische verbindingszones voor particulieren 26

29 Bijlage 5 Beheer- en onderhoudskalender Bron: Unie van Waterschappen (2012). Gedragscode Flora- en faunawet voor waterschappen. Handleiding ecologische verbindingszones voor particulieren 27