Bij een organisatie die geen rechtspersoonlijkheid bezit is de eigenaar dus wel zelf aansprakelijk voor schulden.

Transcriptie

1 Samenvatting door C woorden 23 februari keer beoordeeld Vak Methode M&O In balans Hoofdstuk 9, rechtsvormen 9.1 organisaties De rechtsvorm van een organisatie is de juridische ofwel wettelijke vorm. Er zijn 6 rechtsvormen die besproken worden: Eenmanszaak Vennootschap onder firma (VOF) Besloten vennootschap (BV) Naamloze vennootschap (NV) Vereniging Stichting Per rechtsvorm zijn een aantal rechtsregels vastgelegd bijvoorbeeld over wie verantwoordelijk is voor de schulden van de organisatie. Er wordt onderscheid gemaakt tussen een natuurlijke persoon en een rechtspersoon: Een natuurlijke persoon is een mens die deelneemt aan het rechtsverkeer en daarbij rechten en verplichtingen heeft. Een rechtspersoon is een organisatie die net als een natuurlijke persoon zelf rechten en verplichtingen heeft; ze kan eigen bezittingen en schulden hebben. Een organisatie met rechtspersoonlijkheid heeft wel een eigenaar maar alle spullen zijn in het bezit van de organisatie. De organisatie kan dus ook eigen schulden hebben die de eigenaar dus niet zelf hoeft te betalen. BV s, NV s, verenigingen en stichtingen hebben rechtspersoonlijkheid. Bij een organisatie die geen rechtspersoonlijkheid bezit is de eigenaar dus wel zelf aansprakelijk voor schulden. 9.2 Eenmanszaak Een eenmanszaak is een ondernemingsvorm die geen rechtspersoonlijkheid bezit. Er is één eigenaar, die de leiding heeft, het eigen vermogen heeft ingebracht en verantwoordelijk is voor de schulden van de eenmanszaak. Om een eenmanszaak op te richten hoef je je alleen maar in te schrijven in het handelsregister van de Kamer van Koophandel. Er is veel geld nodig om een eenmanszaak op te richten. De eigenaar brengt het geld deels zelfs in, dit is Pagina 1 van 10

2 zijn eigen vermogen. Het eigen vermogen alleen is niet genoeg, daarom wordt er ook vaak geld geleend, dit is het vreemd vermogen (schuld). De eigenaar is volledig aansprakelijk voor de schulden, zowel met zijn zaakvermogen als met zijn privévermogen. Het geld dat de eigenaar in de zaak heeft gestopt noemt men het zakelijk vermogen of zaakvermogen. Zijn privébezittingen zoals het huis behoren tot het privévermogen. Het privévermogen is voor schuldeisers ook van belang doordat de eigenaar de schulden heeft en daardoor is hij met zijn totale vermogen aansprakelijk. In het ergste geval gaat de eenmanszaak en daarmee gelijktijdig ook de eigenaar failliet. Een faillissement wordt door een rechtbank uitgesproken als de ondernemer niet meer in staat is de schulden te betalen. Bij een faillissement wort een curator benoemt, deze is verantwoordelijk voor het afhandelen hiervan. Surseance van betaling houdt in dat de ondernemer een bepaalde periode uitstel van betaling krijgt. Wanneer de eigenaar van de zaak gehuwd is kan deze huwelijkse voorwaarden opstellen, de waardevolle spullen zoals het huis worden dan op de naam van de partner gesteld. Bij een echtscheiding krijgt de partner dan wel alle waardevolle spullen. Een ondernemer van een eenmanszaak kan personeel in dienst nemen, hij komt meestal niet in aanmerking voor een uitkering volgens de werknemersverzekering omdat hij een ondernemer is. Het inkomen van de ondernemer staat niet vast, er kan verlies of winst gedraaid worden. Over de winst wordt inkomstenbelasting betaald. De continuïteit van het bedrijf is vrij onzeker, wanneer de eigenaar overlijdt kan dit ook het eind van het bedrijf betekenen. 9.3 vennootschap onder firma. Een vennootschap onder firma is een organisatie waarin twee of meer personen zijn overeengekomen onder een gemeenschappelijke naam een bedrijf uit te voeren. Een vof is geen rechtspersoon. Elke vennoot is hoofdelijk aansprakelijk, deze kan afzonderlijk worden aangesproken voor de volledige schuld. Er kan hierbij ook aanspraak gemaakt worden op het privévermogen van de vennoot. Ten opzichte van een eenmanszaak heeft een vof enkele belangrijke voordelen: Specialisatie, doordat de vof meerdere eigenaren heeft kunnen de taken verdeeld worden op basis van ieders kwaliteiten. Financiering, meer eigenaren kunnen meer vermogen in de zaak steken. Continuïteit, het voortbestaan is niet afhankelijk van één persoon. Er moet wel goed overleg zijn anders ontstaan er conflicten en meningsverschillen. Het is verstandig van tevoren goede afspraken te maken en deze vast te leggen in de notariële akte, hierin staat zaken als de vermogensinbreng, de bevoegdheden en de winstverdeling. Een vof moet net als alle andere rechtsvormen ingeschreven staan in het handelsregister. Als de firmanten over de winstverdeling geen regels hebben gemaakt gelden de wettelijke regels; de winst wordt Pagina 2 van 10

3 naar evenredigheid van het ingebrachte vermogen verdeeld. Wanneer een firmant wel in de zaak werkt maar geen vermogen heeft ingebracht krijgt deze net zoveel als de firmant met de laagste vermogensinbreng. De vof is een persoonlijke ondernemingsvorm de behaalde winst behoort tot het inkomen van de vennoten. Zij betalen over hun winstaandeel inkomstenbelasting. Via een wetswijziging verdwijnt de term vof, het heet nu een openbare vennootschap. Er zijn twee varianten, met of zonder rechtspersoonlijkheid. Wanneer er voor rechtspersoonlijkheid wordt gekozen moet dit worden vastgelegd in de notariële akte en het moet in de naam te zien zijn, openbare vennootschap met rechtspersoonlijkheid (OVR). Het voordeel hiervan is dat de OVR bij het uittreden van een vennoot gewoon voortgezet kan worden, voorheen was dit niet zo. De aansprakelijkheid blijft hetzelfde. Wanneer een vennootschap niet voor rechtspersoonlijkheid kiest wordt het een openbare vennootschap zonder rechtspersoonlijkheid (OV). 9.4 Besloten vennootschap en naamloze vennootschap. Een aandeel is een deel van het eigen vermogen in de bv of nv. De eigenaar van een aandeel heet een aandeelhouder. De aandelen van een bv staan altijd op naam, de namen worden bijgehouden in een aandeelhouderregister, hierin staat ook het vermogen dat ze inbrengen. Aandeelhouders in een bv mogen hun aandelen niet zomaar aan iedereen geven of verkopen, dit mag alleen bij de andere aandeelhouders of een beperkte groep familieleden. Bv s zijn vaak familiebedrijven die het bedrijf niet met buitenstaanders willen delen. In het algemeen is de directeur ook aandeelhouder. Een bv valt wel onder de sociale werknemersverzekeringen zoals de WW. Ook nv s kunnen aandelen op naam uitgeven alleen de meeste doen dat niet. Wanneer de namen onbekend zijn spreken we van aandelen aan toonder, iemand die het aandeel toont is de eigenaar. De aandelen zijn vrij verhandelbaar. Grote bedrijven kiezen vaak voor een nv als rechtsvorm. Het vermogen kan niet door enkele eigenaren worden opgebracht. Door het brede publiek voor aandelen kan het vermogen fors groeien. Het kan voorkomen dat een nv te maken krijgt met een vijandige overname, de concurrent kan meer dan 50% van het aandelenvermogen kopen en zo het bedrijf overnemen. Door certificaten van aandelen uit te geven voorkomt een nv dit, dit zijn aandelen zonder stemrecht in de aandeelhoudersvergadering. De aandeelhouders zijn de eigenaren van een bv of nv. In de Algemene Vergadering van Aandeelhouders (AVA) kunnen zij invloed uitoefenen op het vennootschap. De AVA moet minstens eenmaal per jaar georganiseerd worden. Binnen de vennootschap is de AVA het belangrijkste orgaan. De aandeelhouders kunnen over allerlei besluiten stemmen. 1 aandeel = 1stem. De directie/raad van Bestuur heeft de dagelijkse leiding over de bv of nv. Zij houden zich bezig met het voorbereiden, vaststellen en uitvoeren van het ondernemingsbeleid, bij belangrijke beslissingen is de AVA of de Raad van Commissarissen (RvC) nodig. Wanneer de directie het werk niet goed doet kan de AVA ze ontslaan. De RvC houdt toezicht op de werkzaamheden van de directie en voorziet de directie ook van advies. De bv of nv is een rechtspersoon, de organisatie is dus verantwoordelijk voor de schulden. Aandeelhouders kunnen Pagina 3 van 10

4 alleen het ingebrachte geld verliezen. De continuïteit is bij een nv en bv niet zo n groot probleem, wanneer een directeur of aandeelhouder wegvalt blijft de vennootschap toch bestaan als rechtspersoon. De oprichting van een bv of nv moet aan een aantal wettelijke eisen voldoen. De notariële akte moet worden opgericht en de akte moet worden ingeschreven bij de KvK. In de akte worden de statuten van het vennootschap opgenomen. De statuten vormen het belangrijkste stuk; het is de soort grondwet voor de vennootschap, hierin staan de naam, de gemeente van vestiging, het doel, een regeling voor benoeming van het bestuur en tot welk bedrag er aandelen uitgegeven wordt. Er moet ook een verklaring van geen bezwaar uitgegeven worden, dit wordt niet gedaan wanneer er verwacht wordt dat het bedrijft zich bezig gaat houden met ongeoorloofde praktijken. Bij de bv moet op uitgegeven aandelen worden gestort en bij een nv is het minimum te storten bedrag Zolang niet aan deze eisen wordt voldaan zijn de eigenaren hoofdelijk aansprakelijk. Eenmaal per jaar moet een bv of nv zijn financiële status openbaar maken door hun jaarrekening te deponeren aan de KvK. Een jaarrekening bevat de belangrijkste financiële stukken van een vennootschap: De balans, de winst- en verliesrekening en de toelichting op beide stukken. Hierdoor krijgen onder andere leveranciers zicht op de financiële stand van de onderneming. Het verschilt per nv of bv hoeveel er openbaar gemaakt moet worden. Grote bv s of nv s moeten meer openbaar maken dan kleinere. Alle bv s en nv s zijn vanaf een bepaalde omvang verplicht hun jaarrekening door een registeraccountant te laten controleren. Deze onderzoekt of je jaarrekening aan de wettelijke voorwaarden voldoet. Vanwege de rechtspersoonlijkheid wordt de winst als inkomen van de vennootschappen zelf beschouwd. Er moet hiervoor vennootschapsbelasting betaald worden. 9.5 vereniging De vereniging is een samenwerkingsvorm tussen twee of meer personen die een bepaald doel willen bereiken. Een vereniging moet een doel hebben dat niet in strijd is met de wet. Een vereniging is een non-profit organisatie die wel winst kan maken, deze winst mag niet onder de leden verdeeld worden maar moet ten goede komen aan het doel. Een vereniging moet uit minstens twee mensen bestaan door de samenwerkingsvorm. Voor de belangenorganisaties is een hoog ledenaantal gunstig, samen sta je sterker dan alleen. Je kunt onderscheid maken tussen een informele of formele vereniging: Formele vereniging: Een notarieel opgerichte vereniging is formeel. Staturen van de vereniging moeten hierin worden opgenomen, deze vermelden de naam en de doelstelling van de vereniging. Ook staat hierin hoe lidmaatschap aangevraagd kan worden en de wijze waarop contributie betaal moet worden. Pagina 4 van 10

5 Een formele vereniging die bij notariële akte is opgericht moet ook worden ingeschreven bij de KvK. Hierdoor wordt de vereniging een rechtspersoon. Informele vereniging: Aan het oprichten van een informele vereniging stelt de wet nauwelijks eisen. Het gebeurt mondeling of de oprichters stellen een onderhandse akte op. Hierin zetten de oprichters zelf de overeenkomst op papier. Er wordt wel een financieel risico gelopen, de bestuursleden zijn hoofdelijk aansprakelijk. De algemene ledenvergadering is hierbij de hoogste macht. Deze benoemt de bestuursleden. Het bestuur bestaat uit minstens 3 personen: een voorzitter, een secretaris en een penningmeester. Zij voeren het beleid uit. Het bestuur op de vergadering het jaarverslag ter goedkeuring voor aan de leden. Belangrijk zijn de inkomsten en uitgaven. De voornaamste bron van inkomsten is contributie. Een vereniging kan failliet verklaard worden of opgeheven worden omdat er geen leden meer zijn of omdat de vereniging haar doel heeft bereikt. 9.6 Stichting Een stichting is een rechtspersoon zonder leden die met behulp van een vermogen een bepaald doel wil bereiken. Stichtingen zijn makkelijk te herkennen doordat het woord stichting erin voor moet komen. Stichtingen mogen niet naar winst streven of uitkeringen doen aan de oprichters. Een stichting kan uitsluitend opgericht worden bij notariële akte en moet worden ingeschreven bij de KvK. In de staturen wordt vermeld: de naam, gemeente, het doel, wijze van benoeming en ontslag en een regeling wat er met een eventueel resterend vermogen gebeurd bij opheffing. Een stichting kan geen leden hebben, alleen de realisatie van het doel is belangrijk. Soms wordt een directie benoemt. Een stichting is een rechtspersoon. Een stichting is geen democratische organisatie. Het bestuur hoeft geen rekening en verantwoording aan anderen af te leggen. Als bestuurders wegvallen benoemt het bestuur zelf zijn opvolgers, dit heet coöptatie. Een stichting is financieel afhankelijk van donaties, subsidies en leningen. Een stichting kan opgeheven worden omdat de doelstelling is bereikt of omdat er onvoldoende vermogen is om het doel te verwezenlijken. Een stichting kan ook failliet gaan. 9.7 financiering van niet-commerciële organisaties Budgetfinanciering: Bij overheidsinstelling wordt gewerkt met budgetfinanciering, de instelling geeft zijn plannen met de daarbij horende kosten aan de overheid en deze kijkt of de plannen goed zijn en veranderen eventueel een aantal dingen. Wanneer de overheid de plannen goedkeurt krijgt de instelling het budget voor het uitvoeren van de plannen en voor eventueel onderhoud van werktuig en gebouwen. Lumpsumfinanciering: In het onderwijs wordt gewerkt met de lumpsumfinanciering, afhankelijk van het aantal leerlingen krijgt de school elk jaar een som geld van de overheid. Een kleine school krijgt dus minder dan een grote school en kan dus minder financiële risico s nemen, daarom fuseren (samengaan) kleinere scholen vaak. Pagina 5 van 10

6 Subsidies: De overheid is niet verplicht subsidies te geven. Er moeten wel bepaalde regels zijn wanneer er wél subsidies gegeven worden bijvoorbeeld bij het stimuleren van de jongeren om te sporten. Leningen, contributies en giften: Een niet-commerciële organisatie kan ook een lening afsluiten, dit kan bijvoorbeeld omdat de benodigde subsidie nog niet is toegekend. Het is mogelijk dat de subsidies maar gedeeltelijk of helemaal niet wordt toegekend. Contributies en giften zijn erg belangrijk voor de inkomsten van een niet-commerciële organisatie. Hoofdstuk 10 vermogensmarkt 10.1 vragers van vermogen Consumenten: Wanneer consumenten niet genoeg gespaard hebben maar wel grote uitgaven willen doen kunnen zij besluiten geld te lenen. Hiervoor moet je rente betalen. Vaak moet je bij het afsluiten van een lening ook afsluitprovisie betalen. Alle kosten die verbonden zijn aan het lenen van geld noemen we financieringskosten. Overheid: De uitgaven van de overheid zijn vaak groter dan de inkomsten. Het rijk lost dit op door staatsleningen/staatsobligaties uit te geven. Een obligatielening is een grote lening die is opgesplitst in delen die delen heten obligaties. Iedereen die zo n lening koopt verstrekt een lening aan de overheid en de overheid heeft dus een schuld bij diegene. Doordat de overheid nu veel rente moet betalen ontstaat er een steeds grotere staatsschuld, alleen bij een begrotingsoverschot neemt deze af. Wanneer een obligatiehouder voor het einde van de looptijd zijn geld terug wil kan hij de obligaties via de effectenbeurs aan een belegger verkopen. Het is dan niet zeker of hij de nominale waarde (bedrag dat op de obligatie staat) ook terug krijgt, dit ligt aan de rentestand van de vermogensmarkt. Ondernemingen: Voor de financiering van kapitaalgoederen (gebouwen, machines enz) zijn ondernemingen aangewezen op eigen vermogen en vreemd vermogen (schulden). Je kunt geld reserveren, wanneer je winst maakt houd je telkens een deel hiervan apart zodat je een spaarpotje krijgt. Een grote nv kan duizenden aandeelhouders hebben die allemaal in staat zijn te zorgen voor het eigen vermogen. Wanneer een nv zijn aandelen via de effectenbeurs plaatst spreek je van een aandelenemissie. Een onderneming waarvan de aandelen zijn genoteerd aan de effectenbeurs noemen we een fonds. Hoe meer eigen vermogen, hoe meer vreemd vermogen een onderneming kan aantrekken aanbieders van vermogen Pagina 6 van 10

7 Institutionele beleggers Dit zijn bedrijven zoals het pensioenfonds, zij beleggen grote bedragen al hoofdtaak. Wanneer je nog werkt houdt je werkgever geld van je loon achter voor je pensioenpremie. Vaak geeft de werkgever nog wat geld extra op de premie. Het pensioenfonds waar het geld naartoe gaat keert je vanaf je pensioengerechtigde leeftijd geld uit ten aanvulling op de AOW-uitkering die iedereen boven de 65 automatisch krijgt. Omdat het vaak lang duurt voordat een institutionele belegger de premie moet uitbetalen gaat hij met het geld beleggen om er winst mee te maken. Ze kunnen beleggen in onroerende zaken (winkelcentra, kantoorgebouwen) en in aandelen en obligaties. Institutionele beleggers verstrekken ook vaak onderhandse leningen, hierbij is er rechtstreeks contact tussen geldgever en geldnemer. In een tabel verder op wordt het nog een duidelijk uitgelegd. Spaarders: Kleinere spaarders zetten vaak hun geld op een spaarrekening. Mensen met een hoog inkomen kunnen meer risico s nemen en kopen vaak dus aandelen van nv s. Hiermee kan de belegger winst of verlies maken, dat ligt aan de koers van de nv. De vergoeding voor de aandeelhouder heeft het dividend. Het is slim om je geld te spreiden over verschillende nv s. Beleggingsfondsen: Particulieren kunnen besluiten gebruik te maken van de diensten van een beleggingsfonds. Deze beheren het vermogen van de particulier. De mensen die bij een beleggingsfonds zijn deskundige op het gebied van beleggen en weten dus wat ze doen. Beleggingsfondsen geven participaties uit, elke belegger die een participatie in het fonds koopt is voor een deel eigenaar van de aandelenportefeuille van het fonds. Ondernemingen: Wanneer een onderneming geld heeft waar deze niks mee doet kan de onderneming beslissen te gaan beleggen met dit geld en er aandelen of obligaties van te kopen. Investeren: een onderneming schaft productiemiddelen zoals machines aan. Beleggen: een particulier of onderneming heeft geld over en hier worden bijvoorbeeld aandelen of obligaties van gekocht in verwachting dat het iets opbrengt d.m.v. rente of dividend) Overheid: Wanneer de overheid meer inkomsten dan uitgaven heeft kan ze gaan beleggen. Bij de overheid horen ook gemeenten, waterschappen enz geldmarkten kapitaalmarkt De vermogensmarkt is het geheel van vraag naar en aanbod van vermogen. Voor elke soort vermogen heb je één deelmarkt. Pagina 7 van 10

8 Op de vermogensmarkt komt de prijs tot stand waartegen het vermogen ter beschikking wordt gesteld, meestal in de vorm van interest. Wanneer de vraag naar vermogen groter is dan het aanbod stijgt de interest en anders om. Dit heet het marktmechanisme. Er wordt onderscheid gemaakt tussen korte (max. 1 jaar) en lange kredieten (min. 1 jaar). De vermogensmarkt bestaat uit 2 grote delen: de geldmarkt, met kortstondig tijdelijk vermogen (max. 1 jaar) de kapitaalmarkt, permanent vermogen en langdurig tijdelijk vermogen. De geldnemer kan bij een lang vreemd vermogen besluiten vroegtijdig af te lossen. Dit gebeurd vaak wanneer de geldnemer genoeg geld heeft of wanneer het rentepercentage op de kapitaalmarkt daalt. Lang en middellang vermogen (1 tot 10 jaar) wordt vaak afgelost op termijnen. Geldmarkt: De belangrijkste aanbieders op de geldmarkt zijn de banken. De belangrijkste vragers zijn de consumenten, ondernemingen, overheid en banken. Voor ondernemingen zijn voorbeelden van kredieten van de geldmarkt: rekening-courantkrediet leverancierskrediet afnemerskrediet Een rekening-courantkrediet is dagelijks opzegbaar. Bij leverancierskrediet levert de verkoper eerste de goederen of diensten en later pas betaalt de koper. Bij afnemerskrediet is het precies andersom, eerst betalen, daarna goederen/diensten. Kapitaalmarkt: De belangrijkste aanbieders op de kapitaalmarkt zijn de banken en de institutionele beleggers. Je kunt de kapitaalmarkt opdelen in de openbare en de onderhandse kapitaalmarkt. De openbare voor iedereen toegankelijk. Een obligatielening behoort hier toe. Een onderhandse lening behoort tot de onderhandse kapitaalmarkt. Op de openbare markt worden waardepapieren (aandelen/obligaties) via de effectenbeurs verhandeld. Iedereen kan deze kopen of verkopen. Pagina 8 van 10

9 Onderhandse lening Obligatielening Één geldgever voor het gehele bedrag De geldgever en geldnemer hebben rechtstreeks contact met elkaar, hierdoor ontstaan kostenvoordelen. Over de leningsvoorwaarden kan worden onderhandeld. Het rentepercentage is over het algemeen lager dan bij een obligatielening Doordat er maar één geldgever is gaat de betaling eenvoudiger en goedkoper. De verstrekker van de lening kan zijn geld niet eerder terug krijgen dan de afgesproken looptijd. Talrijke geldgevers. Iedereen kan zich hierop inschrijven Geen rechtstreeks contact, het gaat via de effectenbeurs. Dit brengt kosten met zich mee. De leningsvoorwaarden zijn bekend. De geldgever krijgt de jaarlijkse rente via de bank. De obligatiehouder kan zijn geld terugkrijgen door verkoop van de obligatie via de effectenbeurs De Amsterdamse effectenbeurs. Effecten zijn waardepapieren die kunnen worden gekocht en verkocht, zoals aandelen en obligaties. Alleen leden van de Vereniging van Effectenhandel kunnen op de effectenbeurs handelen. Leden zijn banken en commissionairs. Commissionairs bemiddelen bij de aankoop of verkoop van effecten. Een belegger moet zich wenden tot een van de leden van de Vereniging van Effectenhandel, deze voeren de opdracht van de belegger uit, hiervoor moet wel provisie betaald worden. Een belegger kan 2 soorten orders geven: limietorders, hierbij geeft de belegger de maximale koopprijs of een minimale verkoopprijs aan. market orders (bestensorders), hierbij is geen limiet. Een uitgifte van nieuwe aandelen op de effectenbeurs noemen we een aandelenemissie. Deze wordt begeleid door een bank, je spreekt dan van een emissiehuis. Banken kunnen hierbij ook samenwerken, ze vormen dan een syndicaat of consortium. Een onderneming gaat naar de beurs om de volgende redenen: Een nv waarvan de aandelen op de beurs genoteerd worden, worden bekender. De aandelen van een beursgenoteerde nv zijn gemakkelijker verhandelbaar. De eigenaren van de nv kunnen veel geld verdienen. Een onderneming die een beursnotering overweegt is verplicht een prospectus uit te geven, hierin staan de gegevens en de aanstaande introductie van aandelen. De vraag naar en het aanbod van aandelen van een nv en dus ook de koers kunnen door verschillende manieren veranderen: de resultaten van de nv een fusie economische ontwikkelingen of geruchten. Pagina 9 van 10

10 rentestand Het koersverloop van een bepaalde beurs wordt weergegeven in een index. Deze geeft een beeld van de gezamenlijke prestaties van de fondsen, ze worden ook gebruikt voor de stemming op de beurs. De marktkapitalisatie is een bedrag dat men berekent door het aantal aandelen dat de onderneming heeft uitgegeven te vermenigvuldigen met de koers van het aandeel van die onderneming. De AEX-index is de graadmeter van de Nederlandse effectenmarkt. De eerste aandelenindex was de DowJones-index. Pagina 10 van 10