Gevalideerd onder het nummer 2003/02

Maat: px
Weergave met pagina beginnen:

Download "Gevalideerd onder het nummer 2003/02"

Transcriptie

1 A A N B E V E L I N G V O O R G O E D E M E D I S C H E P R A K T I J K V O E R I N G H Y P E R T E N S I E Gevalideerd onder het nummer 2003/02 AUTEURS: PAUL DE CORT, HILDE PHILIPS, FRANS GOVAERTS, PAUL VAN ROYEN Inbreng van de patiënt en afweging door de huisarts Aanbevelingen voor goede medische praktijk zijn richtinggevend als ondersteuning en houvast bij het nemen van diagnostische of therapeutische beslissingen in de huisartsengeneeskunde. Zij vatten voor de huisarts samen wat voor de gemiddelde patiënt wetenschappelijk gezien het beste beleid is. Daarnaast is er de agenda van de patiënt, die een gelijkwaardige partner is bij het nemen van beslissingen. Daarom moet door een heldere communicatie de vraag van de patiënt voor de huisarts duidelijk zijn en moet de huisarts de patiënt voldoende informeren over alle aspecten van de verschillende beleidsopties. Het kan dus voorkomen dat de huisarts samen met de patiënt verantwoord en beredeneerd een andere beste keuze maakt. Om praktische redenen komt dit uitgangspunt niet telkens opnieuw in de aanbevelingen aan de orde, maar wordt het hier expliciet vermeld. Deze aanbeveling is het resultaat van huisartsengeneeskundig wetenschappelijk onderzoek, uitgebreide literatuuronderzoeken en discussies over de klinische ervaringen van verschillende huisartsen in peergroepen. Dankzij dit breed en degelijk draagvlak kan de huisarts deze aanbeveling als leidraad en inspiratiebron gebruiken in zijn dagelijkse klinische praktijk met hypertensiepatiënten. Het is tevens een discussietekst die via voortdurende intercollegiale toetsing en met de nieuwe toekomstige wetenschappelijke inzichten zal evolueren. Deze aanbeveling heeft tot doel vanuit de positie van de huisarts een multidisciplinaire aanpak te beschrijven voor het beleid van patiënten met verhoogde bloeddruk. Het is eveneens een eerste poging tot protocol voor een hypertensiezorgenplan. Niettegenstaande hypertensie een aandoening is die vooral in de eerste lijn wordt gescreend, gediagnosticeerd en behandeld, worden hier de noodzakelijke samenwerkingsmomenten met de specialist gedefinieerd. Op die manier kan huisartsengeneeskundig handelen resulteren in de beste zorgen voor de individuele patiënt en de volksgezondheid in het algemeen. E p i d e m i o l o g i e Een verhoogde bloeddruk heeft een belangrijke impact op de volksgezondheid. Hypertensie is één van de voornaamste cardiovasculaire risicofactoren, zowel voor coronaire hartziekten en beroerte als voor hartfalen 1. Anderzijds wordt de omkeerbaarheid van dit risico door middel van bloeddrukverlagende behandeling duidelijk aangetoond 2. 1 De resultaten van negen prospectieve observatiestudies (24-84 jaar, 96 % mannen) tonen aan dat het relatief risico van myocardinfarct bij patiënten met een diastolische bloeddruk hoger dan 105 mmhg, tweemaal hoger is dan met een diastolische bloeddruk van 90 mmhg en bijna viermaal hoger is dan bij patiënten met een diastolische bloeddruk van 80 mmhg. Het relatief risico van beroerte, voor een diastolische bloeddruk hoger dan 105 mmhg, is bijna viermaal hoger dan voor een diastolische bloeddruk van mmhg en meer dan zevenmaal hoger dan voor een bloeddruk van mmhg. Eveneens is aangetoond dat het cardiovasculair risico zelfs sterker geassocieerd is met de systolische dan met de diastolische bloeddruk. MacMahon S, Peto R, Cutler J, et al. Blood pressure, stroke and coronary heart disease. Part 1: Prolonged differences in blood pressure: prospective observational studies corrected for regression dilution bias. Lancet 1990;335: Kannel WB, Dawber TR, McGee DL. Perspectives on systolic hypertension: The Framingham study. Circulation 1998;61: In de meta-analyse van Collins betreffende dubbelblind behandelde hypertensieven van middelbare leeftijd gaat een vermindering van de diastolische bloeddruk met 5-6 mmhg gedurende vijf jaar gepaard met een relatieve reductie van % voor CVA en van % voor coronaire hartziekte. De meta-analyse van Thijs (n=8 701), uitgevoerd op acht interventiestudies bij bejaarden, bevestigt de vorige resultaten in deze leeftijdscategorie namelijk dat een significante bloeddrukdaling resulteert in een relatieve vermindering met 33 % voor CVA en met 14 % voor coronaire hartziekten. Voor wat de risicodaling van medicamenteuze behandeling bij geïsoleerde systolische hypertensie betreft, vinden de SHEP- en de Syst-Eur-trial respectievelijk een relatieve risicodaling voor niet-fatale beroerte van 37 % en 44 %. De relatieve daling van niet-fataal myocardinfarct bedraagt in de SHEP-studie 33 % en de fatale en niet-fatale cardiale eindpunten verminderen met 26 % in de Syst-Eur-studie. Collins R, Peto R, MacMahon S, Hebert P, et al. Blood pressure, stroke and coronary heart disease. Lancet 1990;335: Thijs L, Fagard R, Lijnen P, Staessen J, et al. Why is antihypertensive drug therapy needed in elderly patients with systolodiastolic hypertension? J Hypertens 1994;12(suppl 6):S25-S34. Prevention of stroke by antihypertensive drug treatment in older persons with isolated systolic hypertension. Final results of SHEP. JAMA 1991;265: Staessen J, Fagard R, Thijs L, Celis H, et al. Randomised double blind comparison of placebo and active treatment for older patients with isolated systolic hypertension. Lancet 1997;350: Huisarts Nu oktober 2003; 32(8)

2 De prevalentie van hypertensie in de bevolking stijgt met de leeftijd, van minstens 5 % bij personen van middelbare leeftijd tot meer dan 30 % bij tachtigjarigen 3. Ook het voorkomen van geïsoleerde systolische hypertensie stijgt exponentieel met de leeftijd, van circa 5 % op zestigjarige tot 30 % op tachtigjarige leeftijd 4. De incidentiecijfers zijn moeilijker te bepalen, maar aangenomen wordt dat er ongeveer een 5 %-toename is van verhoogde bloeddruk per tien jaar bij 65-plussers 5. Deze epidemiologische gegevens weerspiegelen zich in de huisartsenpraktijk. De diagnose van verhoogde bloeddruk wordt vooral vanaf 45 jaar gesteld en is hoog prevalent bij oudere mensen 6. Patiënten met ongecompliceerde hypertensie blijken in de eerste plaats hun huisarts te raadplegen 7. Hypertensie bij bejaarden is de meest voorkomende ziekte-episode (15,4 %) in deze leeftijdsgroep 7. Op bevolkingsniveau is er onvoldoende bloeddrukcontrole 8. De huisarts heeft hier een belangrijke taak en verantwoordelijkheid, die hij mits steun van de overheid adequaat kan invullen 9. 3 Natuurlijk is de prevalentie afhankelijk van de gebruikte normaalwaarden. Die kunnen verschillen naargelang van de geraadpleegde studies. Vooral Amerikaanse onderzoekers baseren zich op lagere criteria van normaalwaarden dan de door ons gevolgde WHO/ISH-normen (140/90 mmhg) en publiceren dus hogere prevalentiecijfers. Staessen J, Van Hoof R, Fagard R, Amery A. Epidemiology of treated and untreated hypertension in the elderly. In: Amery A, Staessen J, eds. Handbook of hypertension, Vol. 12, Hypertension in the elderly. New York: Elsevier, 1989: Davies SJ, Ghahramani P, Jackson PR, Noble TW, et al. Association of panic disorder and panic attacks with hypertension. Am J Med 1999;107: Staessen J, Amery A, Fagard R. Isolated systolic hypertension in the elderly. Editorial review. J Hypertens 1990;8: Bulpitt CJ. Definition, prevalence and incidence of hypertension in the elderly. In: Amery A, Staessen J, eds. Handbook of Hypertension, Vol 12, Hypertension in the elderly. New York: Elsevier, 1989: Het Nederlandse transitieproject vermeldt een prevalentie van 204 ziekte-episoden per personen tussen jaar per jaar en het Nederlandse autonomieproject bij 60-plussers spreekt van 200,8 episoden per ouderen per jaar. De Nijmeegse continue morbiditeitsregistratie (CMR) beschrijft een gestabiliseerde incidentie van 3 per per jaar. De overall prevalentie voor mannen bedraagt in deze studie 36 per en voor vrouwen 71 per 1 000, hetgeen overeenkomt met de schattingen van ongeveer 5 % voor de totale Nederlandse bevolking, zij het dat daarbij nauwelijks een verschil tussen de geslachten wordt opgegeven. Voor de Vlaamse huisartsenpopulatie bestaan hierover geen gegevens, maar ze zullen vermoedelijk gelijkaardig zijn aan de Nederlandse. Lamberts H. In het huis van de huisarts, verslag van het transitieproject. Lelystad: Meditekst, 1994: Meyboom-de Jong B. Bejaarde patiënten, een onderzoek in twaalf huisartspraktijken. Lelystad: Meditekst, Van de Lisdonk EH, Van den Bosch WJHM, Huygen FJA, Lagro-Janssen ALM. Ziekten in de huisartspraktijk. Utrecht: Bunge, 1994: Deze gegevens komen uit het hogervermelde autonomieproject waaruit blijkt dat hypertensie de koploper is in de top 10 van de meest voorkomende ziekten bij bejaarden in de huisartsengeneeskunde. Anderzijds toont het Nijmeegse CMR-project aan dat ernstige hypertensie een sporadische aandoening is die slechts bij 0,3 % van de onderzochten werd geregistreerd. Het opvolgen van patiënten met hoge bloeddruk is dus in de eerste plaats de verantwoordelijkheid van de huisarts. 8 Meerdere epidemiologische studies tonen aan dat op het vlak van de bevolking, hypertensie niet alleen onvoldoende is opgespoord, maar daarenboven ondermaats wordt behandeld. Mancia beschrijft dat er geen significant verschil bestaat tussen de bloeddrukwaarden van behandelde en onbehandelde hypertensieven voor wat de conventionele en ambulante systolische bloeddruk betreft. De Canadian Heart Health Survey vermeldt dat slechts de helft van de Canadese hypertensiepatiënten gekend is, van wie amper 16 % voldoende behandeld is. Een goede indruk van de situatie bij ons hebben we dankzij het observationeel onderzoek van Fagard, dat patiënten van 253 Belgische huisartsen screende naar hun behandelingsgraad. In deze onderzoekspopulatie bleek bij slechts 31 % van alle hypertensieve patiënten een voldoende bloeddrukcontrole te zijn gerealiseerd. Verder toont deze studie aan dat: (1) om een behandeling op te starten de huisartsen zich nog vooral laten leiden door de bloeddrukwaarde van hun patiënt, in plaats van het totaal risicoprofiel in beschouwing te nemen, en (2) een groot deel van de behandelde patiënten (54 %) slechts één geneesmiddel inneemt. Mancia G, Sega R, Milesi C, Cesana G, Zanchetti A. Blood-pressure control in the hypertensive population. Lancet 1997;349: Joffres MR, et al. Awareness, treatment and control of hypertension in Canada. Am J Hypertens 1997;10: Fagard R, Van den Enden M, Leeman M, Warling X. Survey on treatment of hypertension and implementation of World Health Organization/International Society of Hypertention risk stratification in primary care in Belgium. J Hypertens 2002;7: Een efficiënte screeningsmethode, namelijk actieve case finding in de risicogroep van de bevolking (alle 50-plussers), zou mits een verplichte inschrijvingsprocedure bij de vaste huisarts, mogelijk worden. De huisarts zal dan beschikken over een risicoprofiel van deze bevolkingsgroep, dat hij/zij opneemt in zijn/haar elektronisch medisch dossier. Een risicostratificatie kan gemakkelijk (automatisch) berekend worden. Verder moet de huisarts beschikken over aangepaste richtlijnen voor diagnose en behandeling in de eerste lijn, gebaseerd op klinische evidentie en de nieuwste diagnosemogelijkheden waarvan de kosteneffectiviteit en de positieve outcome bewezen zijn. Huisartsen moeten tevens aandacht hebben voor een optimale therapietrouw bij hun patiënten. Moderne strategieën van counseling, informeren, motiveren en betrekken van de patiënt bij het beleid zijn hierbij nodig. Tevens hoopt de huisarts een beroep te kunnen doen op de medewerking van alle betrokken partijen: overheid (informatiecampagnes, budgetten voor preventiecampagnes, informaticaprogramma s en praktijkassistentie, erkennen van diëtisten, bewegingstherapeuten), farmaceutische industrie, verpleegkundigen, cardiologen enzovoort. Huisarts Nu oktober 2003; 32(8) 388

3 De huisarts kan deze aanbevelingstekst gebruiken bij volwassenen patiënten tussen 40 en 80 jaar naar aanleiding van een bloeddrukmeting (case finding) en/of follow-up van verhoogde bloeddruk. Hoogbejaarden ouder dan 80 jaar 10, kinderen en adolescenten, maar ook zwangere vrouwen met verhoogde bloeddruk, worden niet in deze aanbeveling besproken. Deze aanbeveling behandelt ook de differentiaaldiagnose van secundaire hypertensie. Secundaire hypertensie wordt beschouwd als een waakvlamdiagnose. De huisarts moet hier dus aan denken en zo nodig verwijzen. De specifieke diagnose en behandeling situeren zich echter op specialistisch niveau en komen in deze aanbeveling verder niet meer aan bod. Deze aanbeveling tracht een antwoord te geven op de volgende klinische vragen: Met welke bijkomende elementen kan een huisarts het risico van hart- en bloedvatziekten bij zijn hypertensiepatiënt inschatten? Op welke manier moet de huisarts de bloeddruk meten bij zijn/haar patiënt teneinde de diagnose van een verhoogde bloeddruk te stellen? Welke diagnostische onderzoeken moet de huisarts uitvoeren voor de oppuntstelling van de hypertensiepatiënt? Op basis van welke criteria moet een behandeling van een patiënt met verhoogde bloeddruk worden gestart? Welke bloeddrukwaarde wordt nagestreefd bij behandeling? Welke niet-medicamenteuze maatregelen moet men adviseren aan hypertensiepatiënten? Welke medicamenten zijn effectief voor de behandeling van niet-gecompliceerde hypertensie en zijn dus eerste keus? R i s i c o p r o f i e l v a n d e p a t i ë n t Voor de patiënt is het risico van een hart- of bloedvatziekte multifactorieel. De grootteorde van dit risico zal de behandelingsstrategie bepalen. Voor het inschatten van het individuele risico baseert de huisarts zich op de tabellen afgeleid van de Framingham-studie 11. Deze tabellen geven de kans weer om binnen de tien jaar een cardiovasculaire aandoening te ontwikkelen. De schattingen gebeuren aan de hand van het optellen van volgende risicofactoren: mannelijk geslacht, leeftijd (mannen >55 jaar, vrouwen >65 jaar of vroege menopauze), hypertensie, rookgedrag, diabetes, totaal serumcholesterol >250 mg/dl en aanwezigheid van cardiovasculaire voorgeschiedenis bij familieleden (in eerste lijn) vóór de leeftijd van 50 jaar. Andere risicofactoren zoals obesitas, lagere socio-economische klasse, verminderde HDL-cholesterol, verhoogde LDL-cholesterol, microalbuminurie bij diabetici, gestoorde glucosetolerantietest, sedentaire levensstijl en verhoogd fibrinogeen zijn niet rechtstreeks in de risicotabellen opgenomen, omdat hun risicoaandeel onduidelijk is of vervat zit in de andere risicofactoren 12. Nochtans zal hun eventuele aanwezigheid de behandelingsbeslissing mee beïnvloeden. Hetzelfde geldt voor de tekenen van eindorgaanbeschadiging zoals linkerventrikelhypertrofie (vol- 10 De streefbloeddruk en de evidentie voor behandeling bij patiënten ouder dan 80 jaar zijn niet duidelijk. De meeste interventiestudies excluderen 80-plussers of includeren maar een beperkt aantal van hen. Een meta-analyse over de behandeling in deze bevolkingsgroep suggereert een gunstig effect van medicamenteuze behandeling op het verminderen van beroerte, maar ook de mogelijkheid van toename van de totale sterfte. Daarom is de eventuele antihypertensieve behandeling bij hoogbejaarden momenteel het onderwerp van wetenschappelijk onderzoek. Insua JT, Sacks HS, Lau TS, Lau J, et al. Drug treatment of hypertension in the elderly: a meta-analysis. Ann Intern Med 1994;122(1): Bulpitt C, Fletcher A, Beckett N, Coope J, et al. Hypertension in the Very Elderly Trial (HYVET): protocol for the main trial. Drugs Aging 2001;18(3): Uit onderzoek blijkt dat huisartsen niet in staat zijn om het risicoprofiel van hun patiënten accuraat te bepalen zonder zich te baseren op risicotabellen als gouden standaard. Montgomery onderzocht het door de huisarts (n=27) geschatte risicoprofiel van 810 individuen en vond dat slechts 21 % van de schattingen correct was. In 63 % werd het risico onderschat, in 16 % overschat. Dit is een bevestiging van eerdere onderzoeken. Anderzijds is aangetoond dat het screenen naar cardiovasculaire risicofactoren in de huisartsenpraktijk door middel van een consensusinstrument perfect haalbaar en accuraat is. Montgomery T, Fahey C, Mackintosh DJ, Sharp T, J Peters. Estimation of cardiovascular risk in hypertensive patients in primary care. Br J Gen Pract 2000:50: Meland E, Laerum E, Stensvold I. Assessment of coronary heart disease risk. I. A postal inquiry among primary care physicians. Fam Pract 1994;11: Grover S, Lowensteyn I, Esrey K, et al. Do doctors accurately assess coronary risk in their patients? Preliminary results of the coronary health assessment study. BMJ 1995;310: Hellénius ML, Johansson J, de Faire U, Elofsson S, Krakau I. Four years experience of a cardiovascular opportunistic screening and prevention programme in the primary health care in Sollentuna, Sweden. Scand J Prim Health Care 1999;17: Deze parameters waren niet geïncludeerd in de Framingham-studie; later epidemiologisch onderzoek bewijst echter hun predictieve rol. 389 Huisarts Nu oktober 2003; 32(8)

4 gens ECG of echocardiografie), proteïnurie en/of lichte verhoging van het plasmacreatinine (1,2-2,0 mg/dl), radiografische of ultrasonische evidentie van atherosclerotische plaques (art. carotis, aorta, iliaca, femoralis, renalis) en gegeneraliseerde of focale vernauwing van de oogarteries. Op basis van deze risicofactoren stelt de World Health Organization en de International Society of Hypertension (WHO/ISH) 13 een risicostratificatie voor bij patiënten zonder geassocieerde cardiovasculaire pathologie (tabel 1) 14. Bij patiënten met aanwezige cardiovasculaire pathologie is, ongeacht de leeftijd, het geslacht of de ernst van de hypertensie, het risico steeds zeer hoog. Onder deze klinische condities wordt verstaan: beroerte, TIA, angina pectoris, myocardinfarct, coronaire revascularisatie, hartfalen, diabetische retinopathie, nierinsufficiëntie met plasmacreatinine >2,0 mg/dl, dissectie van aneurysma, symptomen van arteriële obstructie zoals claudicatio en tekenen van gevorderde hypertensieve retinopathie. De behandeling is die van secundaire preventie en wordt sneller en rigoureuzer ingesteld (zie verder). De kans op cardiovasculaire ziekte binnen de tien jaar is bij: laag risico: <15 %, matig risico: tussen 15 en 20 %, hoog risico: tussen 20 en 30 %, zeer hoog risico: >30 % 15. D e f i n i t i e s e n n o r m a a l - w a a r d e n Vooreerst moet worden gesteld dat elke definitie van een bloeddrukwaarde die een verhoogd risico inhoudt, arbitrair is. De toename van het risico is immers continu. Hoe hoger de bloeddruk, hoe groter het risico van cardiovasculaire ziekten en omgekeerd. Anderzijds mag de bloeddrukwaarde waarop hypertensie wordt gediagnosticeerd ook niet te laag zijn, zodat grote bevolkingsgroepen niet onnodig ongerust worden gemaakt. Conventionele bloeddrukmetingen Deze metingen worden verricht door een arts (huisarts of specialist, in het ziekenhuis, op het spreekuur of tijdens een Bloeddruk (mmhg) Andere risicofactoren en pathologie 90-99/ / / 180 I. Geen andere pathologie laag risico matig risico hoog risico II. Eén of twee risicofactoren matig risico matig risico zeer hoog risico III. Drie of meer risicofactoren of orgaanschade of diabetes hoog risico hoog risico zeer hoog risico Tabel 1: Risicofactoren volgens WHO/ISH. 13 Guidelines Subcommittee World Health Organization International Society of Hypertension Guidelines for the Management of Hypertension J Hypertens 1999;17: Gebaseerd op dezelfde Framingham-databank zijn recentelijk meerdere risicotabellen ontwikkeld. De huisarts moet hieruit zijn/haar keuze maken. De WHO/ISH-tabel is volledig en bruikbaar en vertrekt vanuit de bloeddrukverhoging, zowel systolisch als diastolisch. Andere tabellen, zoals deze van de European Society of Cardiology en Belgian Lipid Club (Eur Heart J 1998;19: ) of deze van het Nederlandse Huisartsgenootschap (Huisarts Wet 1999;42:67-72) zijn minder nauwkeurig. De Britse risicokaarten zijn bijzonder aanschouwelijk, maar berekenen enkel het risico van coronaire hartziekten. Om het meer belangrijke CVA-risico te berekenen, moet de lezer het afgelezen risico vermenigvuldigen met 4/3. Joint British recommendations on prevention of coronary heart disease in clinical practice. BMJ 2000;320: (of Bijzonder handig, volledig en illustratief voor de patiënt zijn de herwerkte Nieuw-Zeelandse tabellen die rekening houden met verschillende hypertensiegroepen en met zowel de totale cholesterol als de ratio van cholesterol en HDL-cholesterol. Tevens vermelden ze de NNT en de absolute risicodaling bij eventuele behandeling. Rodney J. Updated New Zealand cardiovascular disease risk-benefit prediction guide. BMJ 2000;320: (of 15 Onder risicofactoren wordt verstaan: ernst van de bloeddruk, man >55 jaar, vrouw >65 jaar, roken, totaalcholesterol >250 mg/dl, diabetes, familiale voorgeschiedenis van hart- en bloedvatziekten. Onder orgaanschade wordt verstaan: linkerventrikelhypertrofie, proteïnurie en/of stijging plasmacreatinine, artherosclerotische plaques in carotis, aorta of femoralis en afwijkingen ter hoogte van de retina-arteries. Huisarts Nu oktober 2003; 32(8) 390

5 huisbezoek). Deze meetmethode definieert verhoogde bloeddruk of hypertensie als elke systolische bloeddruk gelijk aan of hoger dan 140 mmhg en/of elke diastolische bloeddruk gelijk aan of hoger dan 90 mmhg bij patiënten die geen antihypertensieve medicatie nemen. Men spreekt van ernstige hypertensie als de systolische bloeddruk gelijk is aan of groter is dan 180 mmhg en/of de diastolische bloeddruk gelijk is aan of groter is dan 110 mmhg 16. Wanneer enkel de systolische bloeddruk verhoogd is, spreekt men van geïsoleerde systolische hypertensie 17. Essentiële of primaire hypertensie Hierbij kent de verhoogde bloeddruk geen duidelijke oorzaak. Dit is zo in 95 % van de gevallen. Familiaal voorkomen is frequent. Secundaire hypertensie Hierbij bestaat een aantoonbare etiologie. De huisarts zal alle hypertensieven screenen op secundaire hypertensie (5 % van de gevallen). De behandeling is oorzakelijk en gewoonlijk specialistisch (waakvlamdiagnose). Zelfmeting Zelfmetingen van de bloeddruk gebeuren in principe door de patiënt zelf of zijn verwante (in het thuis- of werkmilieu), meestal met een automatisch toestel. Met deze methode bedraagt de bovengrens van normale bloeddruk 135/85 mmhg 18, ook voor bejaarden 19. Ambulante bloeddrukmonitoring Dit is een niet-invasieve, automatische methode die gedurende 24 uur of langer de bloeddruk van de patiënt meet 20. Wittejashypertensie Dit is de tijdelijke bloeddrukverhoging in aanwezigheid van een arts-onderzoeker 21. De prevalentie bedraagt gemiddeld 25 % zowel bij meting aan huis als op consultatie. De prevalentie is het hoogst in geval van matige of lichte bloeddrukverhoging en veel geringer bij ernstig verhoogde bloeddrukwaarden. 16 Over deze definities zijn de belangrijkste expertgroepen het eens (WHO/ISH en de Amerikaanse JNC VI). Om verwarring te voorkomen nam de WHO/ISH in haar laatste rapport, zonder veel overtuiging of commentaar, de definitie van hoognormale bloeddruk over (systolische bloeddruk mmhg en diastolische bloeddruk mmhg), nadat ze gedurende verschillende jaren het belang van deze risicogroep op basis van gebrekkige wetenschappelijke evidentie in twijfel had getrokken. Volgens de WHO/ISH vertoont deze bevolkingsgroep nog geen echt verhoogd risicogevaar. Guidelines Subcommittee World Health Organization International Society of Hypertension Guidelines for the Management of Hypertension J Hypertens 1999;17: Joint National Committee on Prevention, Detection, Evaluation, and Treatment of High Blood Pressure. The sixth report of the joint national committee on prevention, detection, evaluation, and treatment of high blood pressure (JNC VI). Bethesda, Md: National Institutes of Health, Lung, and Blood institute, NH publication 1997;98: Geïsoleerde systolische hypertensie is een recent beschreven vorm van hypertensie met een eigen epidemiologie (vooral bejaarden), fysiopathologie (stijfheid van de grote arteries en het hart), risicoprofiel (systolische bloeddrukverhoging met zeker zoveel risico dan diastolische) en behandelingsstrategie. De Cort P, Heyrman J. Onderzoek in een huisartspraktijk: geïsoleerde systolische hypertensie. Huisarts Nu 1995;24: Staessen J, Amery A, Fagard R. Isolated systolic hypertension in the elderly. Editorial review. J Hypertens 1990;8: In afwachting van de bevestiging door klinische studies en prospectief onderzoek zijn deze algemeen aanvaarde normaalwaarden berekend aan de hand van een meta-analyse die normotensieven poolde. Het betrof een internationale databank waarvan het 95ste percentiel van de zelfmetingen gedurende de dag 137/85 mmhg was. Thijs L, Staessen JA, Celis H, Fagard R, et al. Self-recorded blood pressure in normotensive and hypertensive subjects: a meta-analysis of individual patient data. Blood Press Monit 1999;4: Een andere benadering berekent de normaalwaarde die overeenkomt met de conventionele normaalwaarde (140/90 mmhg) volgens een regressieanalyse in een grote populatiestudie. De op die manier verkregen normaalwaarde bedraagt 130/80 mmhg. Meer voorzichtige artsen kunnen deze iets lagere bovengrens van normaliteit overwegen. Mancia G, Sega R, Bravi C, De Vito G, et al. Ambulatory blood pressure normality: results from the PAMELA study. J Hypertens 1995;13: Weisser B, et al. The Düdendorf Study: a population-based investigation on normal values of blood pressure self-measurement. J Hum Hypertens 1994;8: De bloeddruk is ambulant normaal als het daggemiddelde minder bedraagt dan 135/85 mmhg, het 24-uurgemiddelde minder dan 130/80 mmhg en het nachtgemiddelde minder dan 120/70 mmhg. Staessen J, O Brien E, Amery A, Atkins N, et al. Ambulatory blood pressure in normotensive and hypertensive subjects: results from an international database. J Hypertens 1994;12(suppl 7):S1-S Invasieve ambulante bloeddrukregistratie toont aan dat de aanwezigheid van de arts tijdens het meten van de bloeddruk een alarmreactie bij de patiënt veroorzaakt, hetgeen resulteert in een tijdelijke stijging van de bloeddruk en de hartfrequentie. In de vroege experimenten van Mancia bedroeg deze intra-arteriële bloeddrukstijging gemiddeld 27/14 mmhg, was ze maximaal gedurende de eerste vier minuten en verdween ongeveer tien minuten nadat de arts zich verwijderde. Dit fenomeen wordt het wittejaseffect genoemd. Sommige individuen vertonen zelfs een conventionele hypertensie, maar een 391 Huisarts Nu oktober 2003; 32(8)

6 D e d i a g n o s e : h e t m e t e n v a n d e b l o e d d r u k Conventionele bloeddrukmeting De huidige wetenschappelijke kennis over het verband tussen bloeddruk en cardiovasculair risico, alsook de omkeerbaarheid van dit risico door behandeling, is hoofdzakelijk gebaseerd op de techniek van de conventionele bloeddrukmeting door de arts. Hiervoor gebruikt de arts de kwikkolom of de geijkte aneroïde sphygmomanometer, waarbij door middel van auscultatie de Korotkofftonen worden gedetecteerd. Omdat de variabiliteit van de bloeddruk groot is 22, moet de meting gestandaardiseerd verlopen en meermaals worden herhaald. Tabel 2 (zie volgende blz.) vat de criteria samen waaraan de door de arts verrichte conventionele bloeddrukmeting moet voldoen. De arts meet de bloeddruk aan de arm die de hoogste metingen geeft. Vervolgens wordt de bloeddrukmeting minstens vijfmaal herhaald binnen een periode van één tot enkele maanden, waarbij men zich steeds baseert op het gemiddelde van de laatste metingen 23. Als de conventionele metingen aan deze kwaliteitscriteria voldoen, is de betrouwbaarheid groot 24. Maar omdat dit in de huisartsenpraktijk niet altijd haalbaar is en op deze manier wittejashypertensie niet kan worden opgespoord, is in geval van herhaalde verhoogde bloeddruk een alter- (vervolg voetnoot 21) normotensie tijdens ambulante registratie. Dit wordt wittejashypertensie (WJH) genoemd. Dit fenomeen is in de huisartsenpraktijk prominent aanwezig bij circa 25 % van de hypertensiepatiënten. Of wittejashypertensie een zeker gezondheidsrisico inhoudt, is uit de literatuur vooralsnog niet duidelijk. Twee prospectieve studies (Perloff en Verdecchia) suggereren dat er niet méér risico bestaat dan bij normotensieven. Anderzijds beschrijven verschillende cross-sectionele studies het verband tussen WJH en eindorgaanbeschadiging en vinden sommige studies dat patiënten met WJH niet hetzelfde risico lopen als hypertensieven, maar dat toch vaker linkerkamerhypertrofie, diastolische functiebeperkingen of verminderde nierfunctie optreden dan bij normotensieven. Er bestaat dus een discordantie tussen de resultaten van de prospectieve en de cross-sectionele studies. Misschien is WJH een prehypertensief stadium, zoals gesuggereerd wordt in de studie van Burnier, waarin patiënten met WJH dezelfde toename van tubulaire natriumreabsorptie vertonen als echte hypertensieven, en zijn er langere follow-up studies nodig om significante toename van de morbiditeit aan te tonen. Alleszins kan men besluiten dat mensen met WJH een lager risico van hart- en vaatziekten vertonen dan echte hypertensieven en daarom ook geen behandeling behoeven. Dit is ook bewezen voor geïsoleerde systolische wittejashypertensie (Fagard). Omdat een deel van deze groep echter later toch hypertensie zal ontwikkelen, wordt geadviseerd om jaarlijks de bloeddruk te herevalueren. De Cort P. Witte jas effect en wittejashypertensie : prevalentie en determinanten. In: Vergelijkende studie van de bloeddruk, verkregen met verschillende methoden, bij personen boven de 60 jaar [Doctoraatsthesis]. Leuven: KUL, Landray MJ, Lip GY. White coat hypertension a recognised syndrome with uncertain implications. J Hum Hypertens 1999;13:5-8. Zakopoulos N, Papamichael C, Papaconstantinou H, Dubbins PA, et al. Isolated clinic hypertension is not an innocent phenomenon. Am J Hypertens 1999;12: Burnier M, Biollaz J, Magnin JL, Bidlingmeyer M, Brunner HR. Renal sodium handling in patients with untreated hypertension and white coat hypertension. Hypertension 1994;23: Parati G, Ulian I, Sampieri I, Palatini P, et al. Attenuation of the white coat effect by antihypertensive treatment and regression of target organ damage. Hypertension 2000;35: Lantelme P, Milon H, Vernet M, Gayet C. Difference between office and ambulatory blood pressure or real white coat effect: does it matter in terms of prognosis? J Hypertens 2000;18: Muldoon MF, Nazzaro P, Sutton-Tyrrell K, Manuck SB. White coat hypertension and carotid artery atherosclerosis. Arch Intern Med 2000;160: Fagard R, Staessen J, Thijs L, Gasowski J, et al. Response to antihypertensive therapy in older patients with sustained and nonsustained systolic hypertension. Circulation 2000;102: De bloeddruk is onderhevig aan vele schommelingen. Men onderscheidt de variaties op basis van de biologische parameters (zoals dag- en nachtritme, veranderingen van seizoen, omgevingstemperatuur, toestand van het autonoom zenuwstelsel door maaltijdgebruik, stress, blaasvulling, vermoeidheid, fysieke inspanningen, rookgewoonten, alcoholconsumptie, koffiegebruik...), op basis van meetvariatie, zoals het verminderen van de bloeddruk door het herhalen van de meting ( regression to the mean ), door de aanpassing aan de omgeving (een verhoging zoals door het wittejaseffect) en door het voorkomen van meetfouten zelf. Over dit laatste rapporteert een onderzoek naar de status van 500 kwikbloeddrukmeters gebruikt in de praktijk van een Londens ziekenhuis. Meer dan de helft van de kwikbloeddrukmeters vertoont ernstige problemen. Markandu ND, Whitcher F, Arnold A, Carney C. The mercury sphygmomanometer should be abandoned before it is proscribed. J Hum Hypertens 2000;14: Het aantal keren dat bloeddrukmetingen moeten worden herhaald om de kans op verkeerde classificatie zo klein mogelijk te maken, hangt af van de ingangsbloeddruk. Naarmate deze verder boven de klinisch relevante grenswaarde ligt, zal een geringer aantal metingen volstaan. In de NHG-standaard hypertensie worden bij licht verhoogde bloeddruk vijf consulten met twee metingen per consult aanbevolen en bij matig verhoogde ingangsmeting, drie consulten met twee metingen per keer. Maar Brueren bewijst dat zelfs met vier metingen binnen één maand nog aanzienlijke misclassificaties optreden, namelijk 56 % overschatting van de systolische bloeddruk en 38 % van de diastolische bloeddruk in geval van initiële matige bloeddrukverhoging. Brueren M, Van Limpt P, Schouten H, De Leeuw P, Van Ree W. Is a series of blood pressure measurements by the general practitioner or the patient a reliable alternative to ambulatory blood pressure measurement? Am J Hypertens 1997;10: Fagard R, Staessen J, Thijs L, Amery A. Multiple standardized clinic blood pressures may predict left ventricular mass as well as ambulatory monitoring. A meta-analysis of comparative studies. Am J Hypertens 1995;8: Huisarts Nu oktober 2003; 32(8) 392

7 natieve bloeddrukmeting noodzakelijk. Het herhalen van de bloeddrukmeting door de huisarts bij de patiënt thuis (huisbezoek) kan wittejashypertensie evenmin uitsluiten 25. Zelfmeting van de bloeddruk Thuismeting (TM) van de bloeddruk door de patiënt zelf of zijn verwante is een eerstekeusalternatief 26. Het is een goedkope methode die toelaat wittejashypertensie makkelijk op te sporen 27 en de patiënt maximaal te betrekken 28. Vóór de meting vertoeft de patiënt minstens 5 minuten in een rustige omgeving.* De patiënt zit op een stoel met comfortabele rugsteun. De arm is ontbloot, ontspannen en ondersteund. De elleboog is gebogen, de manchet op harthoogte. 30 minuten vóór de meting mag de patiënt niet roken of koffiedrinken.* Zoek eerst aan beide armen het bloeddrukverschil.* Bedraagt dit meer dan 10 mm Hg, dan gebruikt men daarna altijd de arm met de hoogste bloeddruk. De manchet is van gepaste grootte. Het opblaasbaar deel is 13 tot 15 cm breed en 30 tot 35 cm lang. De oppervlakte bedekt minstens 80 % van de bovenarm. Langzame deflatie van de manchet: 2 mm Hg per seconde.* Verricht minstens 2 metingen in een periode van ten minste 3 minuten en bereken de gemiddelde waarde. De systolische bloeddruk wordt afgelezen bij de eerste Korotkoff-tonen (fase I) en de diastolische bloeddruk bij het verdwijnen van de tonen (fase V). Zoek vooreerst naar de grootteorde van de systolische bloeddruk, door palpatie van de radialispols.* Bij bejaarden is steeds een meting in staande houding nodig om orthostatische hypotensie uit te sluiten. * niet altijd haalbaar in de huisartsenpraktijk. Tabel 2: WHO/ISH-criteria voor conventionele bloeddrukmeting. 25 Uit onderzoek bij 420 zestigplussers, van wie de bloeddruk door dezelfde huisarts aan huis en tijdens het spreekuur werd gemeten, bleek dat ongeacht de belangrijke individuele verschillen, de systolische bloeddruk in deze onderzoekspopulatie gemiddeld gelijk was in de twee meetsituaties en de diastolische bloeddruk gemiddeld 2-3 mm Hg lager was tijdens het huisbezoek. Dit verschil is klein en klinisch niet relevant, zodat kan worden besloten dat ook voor de diastolische bloeddruk de thuismetingen geen klinische meerwaarde bieden. De Cort P. De bloeddruk gemeten door de huisarts aan huis en tijdens het spreekuur. In: Vergelijkende studie van de bloeddruk, verkregen met verschillende methoden, bij personen boven de 60 jaar [Doctoraatsthesis]. Leuven: KUL, Van de waarden bij thuismeting is reeds meer dan 60 jaar bekend dat ze lager zijn dan bij conventionele metingen. De metingen kunnen gebeuren tijdens het dagelijks leven van de patiënten en gedurende verschillende opeenvolgende dagen. De methode is patiëntvriendelijk en goedkoop. Ayman AP, Goldshine AD. Blood pressure determinations by patients with essential hypertension. The difference between clinic and home readings before treatment. Am J Med Sci 1940;200: Beltman FW, Heesen WF, Smit AJ, et al. Acceptance and side effects of ambulatory blood pressure monitoring: evaluation of a new technology. J Hum Hypertens 1996;10(suppl 30):S39-S Alhoewel het bewustzijn dat de bloeddruk wordt gemeten op zichzelf al een mentale stress kan veroorzaken, waardoor de bloeddruk tijdelijk verhoogd is (cuff-responding), is de thuisbloeddrukmeting een betrouwbare methode voor het vaststellen van wittejashypertensie. Redman S, Dutch J. Cardiovascular responses during cuff inflation in subjects who have been sensitised to the measurement of their blood pressure. NZ Med J 1984;97: De Cort P. Vergelijkende studie tussen de bloeddruk door de patiënt zelf of zijn verwante gemeten: de huisartsmeting en het ambulante daggemiddelde. In: De Cort P. Vergelijkende studie van de bloeddruk, verkregen met verschillende methoden bij personen boven de 60 jaar [Doctoraatsthesis]. Leuven: KUL, Beltman FW, Van Der Meer K, Fennema MA. De diagnostiek van witte jashypertensie door middel van thuis bloeddrukmeting. Huisarts Wet 2000,4: Op basis van de literatuur kan vooralsnog niet worden besloten of zelfmeting van de bloeddruk de therapietrouw steeds verbetert en de bloeddruk doet dalen, maar de tendensen wijzen wel in die richting (volledige literatuurlijst bij auteurs). Haynes R, Gibson E, Hackett B, Sacket D, et al. Improvement of medication compliance in uncontrolled hypertension. Lancet 1976;12: Edmonds D, Foerster E, Groth H, Greminger P, et al. Does self-measurement of blood pressure improve patient compliance in hypertension? J Hypertens 1985;3(suppl 1): Huisarts Nu oktober 2003; 32(8)

8 De wetenschappelijkheid ervan is onderbouwd: er is een goede tot zeer goede correlatie van de meetmethode met eindorgaanbeschadiging 29 en een sterkere voorspellende waarde voor cardiovasculaire en algemene mortaliteit en CVA dan de conventionele metingen 30. De specifieke normaalwaarden zijn overigens gepubliceerd (zie eerder). De huisarts geeft duidelijke instructies over hoe de bloeddrukmeting moet gebeuren 31. Verkiest de patiënt een automatisch bloeddrukmeter, dan raadt de huisarts hem/haar een gevalideerd toestel aan 32. Omdat de meerderheid van de verkochte toestellen niet gevalideerd zijn, zal de huisarts het ambulante toestel steeds ijken ten opzichte van zijn/haar kwikkolom. De patiënt wordt gevraagd gedurende zeven dagen viermaal daags (tweemaal s morgens en tweemaal s namiddags of s avonds) de bloeddruk te meten na vijf minuten rust, in zithouding, met een manchet van gepaste grootte (zie conventionele metingen) op harthoogte bevestigd aan de ontblote bovenarm 33. Ook 29 Zelfmetingen zijn beter gecorreleerd met eindorgaanbeschadiging dan klinische metingen, zeker als deze laatste niet voldoende gestandaardiseerd zijn. Daarenboven bieden deze metingen een sterkere voorspellende waarde voor cardiovasculaire en algemene mortaliteit en beroerte dan de conventionele bloeddrukmetingen. Er is zelfs geen verschil tussen de voorspellende waarde van zelfmetingen en die van de ambulante automatische bloeddrukmonitoring. Fagard R, Staessen J, Thijs L. Prediction of cardiac structure and function by repeated clinic and ambulatory blood pressure. Hypertension 1997;29: Kok RHJ, Beltman FW, Terpstra WF, et al. Home blood pressure measurement: reproducibility and relationship with left ventricular mass. Blood Press Monit 1999;4:65-9. Asmar R, Zanchetti A. Guidelines for the use of self-blood pressure monitoring: a summary report of the first international consensus conference. J Hypertens 2000;18: De correlatie van de thuisbloeddrukmeting met mortaliteitsgegevens werd aangetoond in een studie bij de Japanse bevolking. Men kan veronderstellen dat een gelijkaardige correlatie bestaat bij de westerse bevolking. Ohkubo T, Imai Y, Tsuji I, Nagai K, et al. Home blood pressure measurement has a stronger predictive power for mortality than does screening blood pressure: a population-based observation in Ohasama, Japan. J Hypertens 1998;16: Ingeval de patiënt een aneroïde manometer heeft, voorzien van een stethoscoop met ingebouwde membraan in de armband (om het toestel met één hand te kunnen bedienen), wordt vóór de instructie een Y-vormige stethoscoop gebruikt zodat patiënt en huisarts tegelijkertijd de Korotkoff-tonen kunnen beluisteren. Als zijn meetwaarden niet meer dan 5 mm Hg verschillen van die van de huisarts wordt de patiënt verondersteld de techniek voldoende te beheersen. Dit is volgens verschillende studies haalbaar na een training van gemiddeld twintig minuten. Een zekere graad van fysieke en mentale geschiktheid is vereist. Sommige bejaarden, gehoorgestoorden en slechtzienden kunnen moeilijkheden ondervinden met de bruikbaarheid van deze apparaten. Deze methode is valide en goedkoop en daarom nog altijd van toepassing. De moderne automatische en semi-automatische toestellen zijn gebruiksvriendelijk. Slechthorenden kunnen ze ook gebruiken. De digitale weergave van de resultaten en de geheugenfunctie omzeilen bovendien het probleem van de mogelijke subjectieve interpretatie van de bloeddrukwaarden door de patiënt. Maar ook wanneer een automatisch toestel wordt gebruikt, krijgt de patiënt de volledige instructies van de huisarts. De meting wordt minstens éénmaal uitgevoerd in de praktijk om na te gaan of alles correct gebeurt. Het is in beide gevallen aan te raden de patiënten de geschreven instructies en een kaart waarop de gemeten bloeddrukken worden genoteerd, mee naar huis te geven. Mejia A, Julius S: Practical utility of blood pressure readings obtained by self-determination. J Hypertens 1989;7(suppl 13):S53-S Niet enkel de technologische vooruitgang, maar ook de toxiciteit van en de potentiële milieuschade veroorzaakt door kwik, zorgen ervoor dat de klassieke kwiksphygmomanometer steeds meer wordt geweerd uit de klinische praktijk. In de toekomst zal daarom de eenheidsmaat van bloeddruk, mmhg, vervangen worden door kpa (kilopascal). De verkoop van elektronische, automatische toestellen voor zelfmeting kent nu reeds een groot succes. De meeste van deze toestellen zijn voorzien van een manchet die rond de bovenarm, de pols of de vinger sluit. Eén van de problemen is echter dat het lidmaat waarvan de bloeddruk wordt gemeten zich op harthoogte moet bevinden, anders worden belangrijke fouten gemaakt. Hoewel alle verkochte toestellen tegenwoordig een Europees certificaat moeten hebben dat de technische kwaliteit garandeert, is verplichte validatie volgens een internationaal protocol niet verplicht. De Working Group on Blood Pressure Monitoring van de European Society of Hypertension zal binnenkort een manuscript publiceren waarin de validering van alle beschikbare toestellen wordt samengevat. In geval van ritmestoornissen zijn de manuele toestellen op basis van Korotkoff-tonen, mits een degelijke training van de patiënt, te verkiezen. Automatische oscillometrische toestellen zijn hier onbetrouwbaar. Meest recente evaluatie: O Brien E, Waeber B, Parati G, Staessen J, Myers MG. Blood pressure measuring devices: recommendations of the European Society of hypertension. BMJ 2001;322: (ook: 33 Niettegenstaande de World Hypertension League reeds in 1988 de waarde van zelfmeting van de bloeddruk aan huis erkent, zijn de recentste richtlijnen voor wat de standaardisering van de zelfmetingen betreft, onvolledig. Een uitgebreide literatuurstudie suggereert dat er geen significant verschil bestaat tussen de verschillende opeenvolgende thuisbloeddrukmetingen in het verloop van de tijd. Een recente studie bevestigt dat thuismeting van de bloeddruk gedurende drie dagen door een bejaarde of zijn verwante voldoende zijn om een stabiel niveau van de bloeddrukwaarden te bekomen voor de zittende bloeddruk. Self-measurement of blood pressure: a statement by the World Hypertension League [Report]. J Hypertens 1988;6: Asmar R, Zanchetti A. Guidelines for the use of self-blood pressure monitoring: a summary report of the First international consensus conference. J Hypertens 2000;18: Celis H, De Cort P, Fagard R, Thijs L, Staessen J. For how many days should blood pressure be measured at home in older patients before steady levels are obtained? J Hum Hypertens 1997;11: (Dit artikel bevat ook een volledig literatuuroverzicht over dit onderwerp) Stergiou GS, Skeva II, Zourbaki AS, Mountokalakis TD. Self measurement of blood pressure at home: how many measurements are needed. Am J Hypertens 1998;16: Huisarts Nu oktober 2003; 32(8) 394

9 hier kiest men de arm die conventioneel de hoogste waarde geeft. De metingen gebeuren in de loop van de voormiddag, de namiddag of de avond, minstens één uur na de maaltijd en niet kort na het opstaan en kort voor het slapengaan 34. Bij analyse van de resultaten worden de eerste drie dagen van de registratie niet meegeteld. Ambulante bloeddrukmonitoring De ambulante niet-invasieve, automatische 24-uurbloeddrukmonitoring is een andere alternatieve methode van bloeddrukmeting, die naast het dag- en het 24-uurgemiddelde, ook de registratie van de nachtelijke bloeddruk mogelijk maakt 35. Ambulante bloeddrukmonitoring is minder patiëntvriendelijk en de apparatuur is duur. Deze methode is vooral wetenschappelijk belangrijk en wordt soms aangewend in de specialistische praktijk. Er is aangetoond dat, in vergelijking met de conventionele meetmethode, bij ambulante bloeddrukmonitoring minder geneesmiddelen worden gebruikt voor eenzelfde bloeddrukcontrole. Door de meerkost van het toestel is de finale kost echter dezelfde 36. De normaalwaarden voor deze methode zijn bekend 37, evenals de accuraatheidscriteria 38. Voorlopig behoort deze methode niet tot het routine-instrumentarium van de huisarts. F l o w c h a r t v o o r h e t h y p e r t e n s i e b e l e i d Voor de diagnose en follow-up van patiënten met verhoogde bloeddruk baseert de huisarts zich in de eerste plaats op zijn conventionele bloeddrukmetingen. Zo kunnen patiënten met een normale bloeddruk alvast worden gerustgesteld. In volgende situaties is nochtans een verdere oppuntstelling van de bloeddruk aangewezen door middel van zelfmetingen door de patiënt 39 : bij vermoeden van wittejashypertensie (WJH). In principe komt elke patiënt met een verhoogde conventionele bloeddrukwaarde hiervoor in aanmerking, vermits het profiel van de WJH-patiënt niet bekend is; nieuw gediagnosticeerde hypertensieven met een laag tot matig tienjarig risico van hart- en bloedvatziekten, waarbij de observatieperiode op basis van de conventionele meetmethoden drie tot twaalf maanden kan bedragen. Deze lange periode kan bij deze groep patiënten aanzienlijk worden verkort; langetermijnfollow-up van wittejashypertensieven. Het gebruik van zelfmetingen van de bloeddruk is vooral aan te moedigen bij hypertensiepatiënten bij wie het instellen van een medicamenteuze therapie met de grootst 34 Uit de studies met ambulante 24-uur bloeddrukregistratie leert men dat deze perioden van de dag afwijkende bloeddrukwaarden opleveren. Ze zijn dus minder representatief voor de dagbloeddruk en worden daarom bij de zelfmeting best vermeden. Weber MA. Whole-day blood pressure. Hypertension 1988;11: Bij deze methode wordt aan de patiënt gevraagd om gedurende minstens 24 uur een geautomatiseerd apparaat te dragen, dat bestaat uit een manchet van voldoende grootte die ter hoogte van de bovenarm bevestigd is en door middel van een slangetje verbonden is met een toestel bestaande uit een stroombron, een luchtpompje en een chip. De elektronische circuits in het apparaatje maken een volautomatische sturing, het opsporen van het bloeddruksignaal, de eerste verwerking en het opslaan van gegevens in het geheugen mogelijk. De gegevens van elke registratie, waarvan de frequentie op voorhand is geprogrammeerd, worden via een interface rechtstreeks op de harde schijf van de computer bewaard, op het scherm getoond en zo nodig afgedrukt. Overdag kan de patiënt verwittigd worden van een komende meting door middel van een pieptoon, zodat de arm waaraan de manchet is bevestigd, stilgehouden kan worden gedurende de hele duur van de meting. 36 Staessen JA, Celis H, Hond ED, Giot C, et al. (THOP Investigators). Comparison of conventional and automated blood pressure measurements: interim analysis of the THOP-trial (Treatment of hypertension according to Home and Office blood Pressure). Blood Press Monit 2002;7(1): De bloeddruk is ambulant normaal als het daggemiddelde minder dan 135/85 mm Hg bedraagt, het 24-uurgemiddelde minder dan 130/80 mm Hg en het nachtgemiddelde minder dan 120/70 mm Hg. Staessen J, O Brien E, Amery A, Atkins N, Baumgart P, De Cort P, et al. Ambulatory blood pressure in normotensive and hypertensive subjects: results from an international database. J Hypertens 1994;12(suppl 7):S1-S De accuraatheidsregels werden vastgesteld door de British Hypertension Society. 39 Asmar R, Zanchetti A. Guidelines for the use of self-blood pressure monitoring: a summary report of the first international consensus conference. J Hypertens 2000;18: De Cort P. Conclusies uit vergelijkende studie van de bloeddruk, verkregen met verschillende methoden, bij personen boven de 60 jaar [Doctoraatsthesis]. Leuven: KU Leuven, 1998: Huisarts Nu oktober 2003; 32(8)

10 mogelijke omzichtigheid moet gebeuren, zoals bijvoorbeeld diabetici, zwangere vrouwen en bejaarden. Aangezien de waarden van de zelfmetingen een hoge specificiteit (0,93) vertonen voor hypertensie, kunnen patiënten met een gemiddelde thuismeting <135/85 mmhg worden gerustgesteld 40. Thuismeting van de bloeddruk door de patiënt zelf is een mogelijke geschikte screeningsmethode voor hypertensie 41. Een ambulante bloeddrukmonitoring wordt enkel uitgevoerd in geval van specialistische indicatie. Flowchart Bloeddrukmeting Standaard Conventionele bloeddrukmeting 2 1 Alternatief 1 Thuismeting door de patiënt zelf 3 Alternatief 2 Ambulante bloeddrukmonitoring 1. In geval van nieuwe gediagnosticeerde hypertensie, zeker bij matige of lichte hypertensie en bij vermoeden van wittejashypertensie. 2. Ingeval de patiënt zelf hypertensie vaststelt. 3. In geval van specialistische indicatie. V e r d e r e o p p u n t s t e l l i n g v a n d e p a t i ë n t De huisarts heeft verschillende diagnostische middelen ter beschikking die hij/zij al dan niet in eigen beheer kan aanwenden. In dit deel geven wij een overzicht van de diagnostische onderzoeken die noodzakelijk zijn vanaf het ogenblik dat bij een patiënt de diagnose arteriële hypertensie is gesteld. Deze oppuntstelling bestaat uit vier belangrijke doelstellingen: 1. het inschatten van de ernst van de arteriële hypertensie; 2.een zicht krijgen op de reeds aanwezige en/of dreigende orgaanschade; 3.het inschatten van het risicoprofiel voor de ontwikkeling van cardiovasculaire aandoeningen; 4.het actief opsporen van secundaire arteriële hypertensie 42. Anamnese Tijdens de anamnese kan de arts via bevraging een zicht krijgen op: 1. de aanwezigheid van bijkomende risicofactoren (zowel persoonlijk als familiaal): geslacht, leeftijd, rookgedrag, diabetes, dyslipidemie (zie Risicoprofiel van de patiënt, blz. 389). De anamnese is hier complementair aan de gegevens in het medisch dossier. 2. aanwezige of dreigende orgaanschade: tekenen van linkerventrikel- of linkeratriumfalen, coronair lijden, nierschade en/of vasculaire schade (zie Risicoprofiel van de patiënt, blz. 389). 40 Het ambulante daggemiddelde van de bloeddruk wordt hier gebruikt als gouden standaard. 41 Stergiou GS, Skleva II, Zourbaki AS, Papantonopoulou S, et al. Which is the best strategy to diagnose hypertension: based on home, ambulatory or clinic blood pressure measurements? (abstract) 13th Scientific Meeting of the American Society of Hypertension, New York, Am J Hypertens 1998;11:65A. 42 Larson AW, Strong CG. Initial assessment of the patient with hypertension. Mayo Clin Proc 1989;64(12): Huisarts Nu oktober 2003; 32(8) 396

11 3.een typisch verhaal van secundaire hypertensie (zie tabel blz. 399). Met het oog op het starten of aanpassen van een behandeling kan bijkomende informatie vereist zijn (bijvoorbeeld het gebruik van andere medicatie, een jichtaanval in persoonlijke voorgeschiedenis enzovoort). Lichamelijk onderzoek Het gericht lichamelijk onderzoek van de patiënt met arteriële hypertensie is van zeer groot belang voor het detecteren van bijkomende risicofactoren, het (actief) opsporen van orgaanschade en secundaire hypertensie. Het meten van de bloeddruk, het berekenen van de Body Mass Index (gewicht (kg)/lengte (m) 2 ) en hartauscultatie 43 zijn onderzoeken die routinematig moeten worden uitgevoerd. Ze zijn essentieel bij alle hypertensiepatiënten. Andere onderzoeken kunnen facultatief worden verricht in geval van indicatie van orgaanschade of bepaalde pathologie in de voorgeschiedenis. Technische en laboratoriumonderzoeken Alle patiënten met arteriële hypertensie moeten grondig worden onderzocht (zie verder). De anamnese en het lichamelijk onderzoek kunnen als leidraad dienen in de beslissing al dan geen technische onderzoeken uit te voeren of aan te vragen. Wanneer bij anamnese en klinisch onderzoek geen argumenten aanwezig zijn voor eindorgaanschade of andere risicofactoren, kan het aantal technische onderzoeken tot een strikt minimum worden beperkt. Bij een patiënt met blanco anamnese, negatief klinisch onderzoek en afwezigheid van risicofactoren worden volgende onderzoeken uitgevoerd: serumcreatinine 44, nuchtere glykemiebepaling, bepaling van totaalcholesterol 45, hematocriet en hemoglobine 46, elektrocardiografie (ECG) 47, 43 Auscultatie: - de eerste harttoon is vaak variabel bij hypertensie. - klassiek is de tweede harttoon nauw gesplitst, met een toename van de aortacomponent. - aanwezigheid van een derde harttoon wijst op hartdecompensatie en is meestal geassocieerd met congestief hartfalen of ischemisch hartlijden, echter niet met hypertensie alleen! - aanwezigheid van een vierde harttoon (bij volwassenen) stemt overeen met krachtige atriale contracties met een starre linkerventrikel en een vertraagde vulling, tenzij in geval van voorkamerfibrillatie. Deze vierde harttoon is echter niet alleen bij hypertensie te horen. Het kan ook wijzen op ischemisch hartlijden, aortastenose en hypertrofe cardiomyopathie. - frequent detecteert men bij hypertensiepatiënten een eerste- of tweedegraads systolisch ejectiegeruis. Zij ontstaan door turbulenties ter hoogte van de aorta outflow en zijn het best hoorbaar aan de apex en de basis. - bij een hypertensiepatiënt met een mitralisgeruis moet men steeds bedacht zijn op een primair defect van de linkerventrikelwand of een secundaire afwijking van de mitralisklep of van een papillaire spier. Larson AW, Strong CG. Initial assessment of the patient with hypertension. Mayo Clin Proc 1989;64(12): Creatinineklaring kan worden berekend aan de hand van de formule van Cockroft en Gault: (140-leeftijd) x gewicht/72 x serumcreatinine. Deze formule dient voor vrouwen nog vermenigvuldigd te worden met 0,85. De normale creatinineklaring ligt tussen de 80 en 120 ml/minuut. 45 Nuchtere glykemie en serumlipiden dragen bij tot een betere inschatting van het risicoprofiel. Indien het totaalcholesterol afwijkend blijkt, kunnen LDL, HDL en triglyceriden worden aangevraagd. 46 In bepaalde richtlijnen wordt een telling van de rode bloedcellen en een bezinkingssnelheid aangeraden, hoewel hier geen evidentie voor bestaat. Guidelines Subcommittee World Health Organization International Society of Hypertension Guidelines for the Management of Hypertension J Hypertens 1999;17: Laboratoriumonderzoek bij diagnose en follow-up van hypertensie. Folia diagnostica 1996, 5 nr Volgens de Guidelines for management of hypertension moet bij elke patiënt een ECG worden uitgevoerd, ook al zijn er geen argumenten gevonden om aanwezigheid van eindorgaanschade ter hoogte van het hart te vermoeden. Afwijkingen zoals verhoogde linkerventrikelvoltages, in combinatie met afwezigheid van T-golf-afwijkingen, kunnen wijzen op linkerventrikelhypertrofie in een asymptomatisch stadium. Bovendien wordt dit fenomeen frequent gevonden bij jongere patiënten. Gezien het belang voor prognose, behandeling en follow-up is het raadzaam dit onderzoek in de normale routine te plannen. Bij afwijkingen van het elektrocardiogram wordt bij voorkeur cardiologisch advies ingewonnen. Het ECG is hierbij niet van belang voor de differentiatie tussen primaire en secundaire hypertensie, maar waardevol vanuit volgende invalshoeken: 1 Aanwezigheid van linkerventrikelhypertrofie wijst ons op de aanwezigheid van eindorgaanschade, soms zelfs in afwezigheid van enig klinisch teken. De behandeling moet in dit geval rigoureus worden doorgevoerd, met vaak normalisatie van de cardiale afwijkingen. 2 Linkerventrikelhypertrofie kan wijzen op een voorgeschiedenis van arteriële hypertensie. 3 Op middelbare en oudere leeftijd kan men door middel van een ECG silentieus ischemisch hartlijden op het spoor komen. Dit heeft uiteraard gevolgen op de prognose. Tevens is het nuttig dat de huisarts volgende gegevens in het medisch dossier noteert: de som van de potentialen van de diepste S (S-golf) in V1 (precordiale afleiding V1) of V2 en de hoogste R (R-golf) in V5 of V6 (de bekende Sokolof-Lyon-index) en/of de som van RAVL (R-golf in afleiding AVL) +RI (Rgolf in afleiding I)+ SIII (S-golf in afleiding III). Zo kan de evolutie van de dikte van de linkerventrikel worden gevolgd. 397 Huisarts Nu oktober 2003; 32(8)

12 urineonderzoek: albuminurie en micro-albuminurie 48, kalium (facultatief), urinezuur (facultatief) 49. RX Thorax, urinecultuur en echocardiografie behoren niet tot de routineonderzoeken bij arteriële hypertensie 50. Medicatie-interacties Gecontroleerde en niet-gecontroleerde hypertensie blijven een relatieve contra-indicatie voor het gebruik van orale contraceptiva 51. Van thiaziden is bekend dat ze kaliumdepletie en urinezuurverhoging kunnen induceren. Belangrijker is dat ze, evenals de ACE-inhibitoren, in combinatie met een NSAID (of COX-2 inhibitoren), een levensbedreigende nierinsufficiëntie kunnen veroorzaken 52. Secundaire hypertensie Tijdens anamnese, klinisch onderzoek, technisch onderzoek en laboratoriumonderzoek is het opsporen van secundaire hypertensie van zeer groot belang. Het stelt de huisarts in de mogelijkheid de oorzaak van de hypertensie aan te pakken en de genezing van de hypertensiepatiënt te bewerkstelligen. De meeste oorzaken van secundaire hypertensie zijn uiterst zeldzaam en reeds specialistisch ontdekt in de vroegere levensjaren. Daarom verkozen we enkel die vormen te beschrijven (zie tabel 3, volgende blz.) die frequenter voorkomen op volwassen leeftijd, en die de huisarts zeker niet mag missen 53. I n s t e l l e n v a n d e b e h a n d e l i n g Een aanbeveling over het inschatten en het beleid van het globaal cardiovasculair risicoprofiel is in voorbereiding. In afwachting schetsen we hier een werkzame risicoschaal voor de patiënt met verhoogde bloeddruk. Deze indeling zal later waarschijnlijk complementair zijn aan de nieuwe tekst over globale risicobepaling. De vier risicogroepen worden als volgt benaderd: 1. Zeer hoog risico: onmiddellijk behandelen! Patiënten met cardiovasculaire complicaties, ongeacht de hypertensiegraad, en patiënten met een systolische bloeddruk >=180 mmhg en/of een diastolische bloeddruk van >= 110 mmhg. 2. Hoog risico: onmiddellijk behandelen! Patiënten met een systolische bloeddruk tussen 140 en 179 mmhg en/of een diastolische bloeddruk tussen 90 en 109 mmhg, met daarenboven diabetes of tekenen van orgaanschade of minstens drie risicofactoren. 3. Matig risico: (a) Patiënten met dezelfde hypertensiegraad als 2, maar met slechts één of twee risicofactoren. Indien de bloeddruk na drie tot zes maanden met conventionele bloeddrukmethode of na één week thuismeting dezelfde blijft: behandelen. (b) Patiënten met dezelfde hypertensiegraad als 2, maar zonder risicofactoren. Indien de bloeddruk na zes tot 48 Volgens Jensen et al., Rosa et al. en Cottone et al. is microalbuminurie de parameter die opgespoord moet worden als uiting van endotheeldisfunctie van de nieren en bloedvaten. Over de frequentie waarmee deze parameter moet worden opgevolgd, bestaat nog geen duidelijkheid. Jensen JS, Fedt-Rasmussen B, Strandgaard S, Schroll M, Borch-Johnsen K. Arterial hypertension, microalbuminuria and risk of ischemic heart disease. Hypertension 2000; 35: Rosa TT, Palatini P. Clinical value of microalbuminuria in hypertension. J Hypertens 2000;18: Cottone S, Vadala A, Mangano MT, Riccobene R, et al. Endothelium-derived factors in microalbuminuric and nonmicroalbuminuric essential hypertension. Am J Hypertens 2000;13: Bepaling van kalium of urinezuur kan zinvol zijn bij het opstarten van een behandeling (zie verder). 50 RX thorax is enkel aangewezen bij vermoeden van coarctatio aortae. De diagnose kan hiermee uitgesloten of bevestigd worden. Aangezien RX thorax veel minder sensitief is, biedt het ten opzichte van het ECG geen meerwaarde om linkerventrikelhypertrofie op te sporen. Ramsay LE, Williams B, Johnston DJ, Mc Gregor GA, et al. Guidelines for Management of Hypertension: report of the third working party of the British Hypertension Society. J Hum Hypertens 1999;13: Opie LH. Hypertension in general practice: Part I: examination and investigation of a patient with hypertension. S Afr Med J 1980;58(24): McInnes GT, Semple PF. Hypertension: investigation, assessment and diagnosis. Br Med Bull 1994;50(2): Peremans L, Michels J, Van Royen P, Van Peer W. WVVH-aanbeveling voor goede medische praktijkvoering: Orale Anticonceptie. Huisarts Nu 2002;31: Ahmad SR, Kortepeter C, Brinker A, Chen M, Beitz J. Renal failure associated with the use of celecoxib and rofecoxib. Drug Saf 2002;25(7): Wagdi P, Horber F. Practical diagnosis and treatment of secondary hypertension (with particular reference to renal artery stenosis). Schweiz Rundsch Med Prax 2000;89(4): Marcantoni C, Jafar TH, Oldrizzi L, Levey AS, Maschio G. The role of systemic hypertension in the progression of nondiabetic renal disease. Kidney Int 2000;57(suppl 75):S44-S48. Bakris GL. Hypertension and the progression of renal disease. Dial Transplant 2000;29: Huisarts Nu oktober 2003; 32(8) 398

13 Secundaire hypertensie Prevalentie 54 Bijkomende symptomen Wanneer eraan denken? Renovasculaire hypertensie 1-4 % van alle hypertensiepatiënten Proteïnurie en hematurie In geval van: claudicatio intermittens onderste ledematen uitgebreide atherosclerose unilaterale schrompelnier plots opgetreden ernstige of maligne hypertensie ernstige hypertensie op leeftijd < 20 of > 50 jaar onverklaarde nierinsufficiëntie acute verslechtering van nierfunctie verslechtering van nierfunctie na gebruik van een ACE-inhibitor Aandoeningen van het nierparenchym Volgens ontwikkelingsstadium treden op: polyurie oligurie anurie dysurie hematurie kolieken proteïnurie uremie In geval van gelokaliseerde of gegeneraliseerde oedemen Hyperthyroïdie In geval van: nervositeit palpitaties tachycardie gewichtsverlies diarree warmte-intolerantie zweten exophthalmie Cushing syndroom 13 op 1 miljoen inwoners Primaire natriumretentie In geval van: langdurige corticoïdenbehandeling psychische labiliteit zwakte hirsutisme oligomenorree truncale obesitas moon face huid- en spieratrofie striae diabetische stofwisseling Ziekte van Conn of primair hyperaldosteronisme 0,5-2 % van de hypertensiepatiënten Hardnekkige hypertensie bij vrouwen van middelbare leeftijd in combinatie met hypokaliëmie In geval van: zwakte moeheid hoofdpijn polyurie obstipatie Feochromocytoom 0,1 % van de hypertensiepatiënten Paroxismale of aanhoudende hypertensie, orthostatische episoden mogelijk In geval van aanvalsgewijs voorkomen van: palpitaties hoofdpijn zweten warmtegevoel visusstoornissen nervositeit angst Syndroom van slaapapnoe 0,45 % van de mensen ouder dan 35 jaar; driemaal frequenter bij hypertensiepatiënten In geval van: vermoeidheid concentratieproblemen slaperigheid overdag Coarctatio aortae Asymmetrische pols en bloeddrukverschil tussen beide armen Precordiaal kan een systolisch geruis aanwezig zijn In geval van: hoofdpijn koudegevoel ter hoogte van linker bovenste en beide onderste ledematen Tabel 3: Meest voorkomende vormen en/of vormen van secundaire hypertensie die de huisarts niet mag missen. 54 Diagnostisch Kompas , College voor Zorgverzekeraars. Er zijn geen specifieke prevalentiecijfers voor de huisartsengeneeskunde in België ter beschikking. 399 Huisarts Nu oktober 2003; 32(8)

14 twaalf maanden follow-up via conventionele bloeddrukmeting of na enkele malen zelfmeting nog steeds >= 140mmHg systolisch en/of >90 mmhg diastolisch is: behandelen Laag risico: verdere monitoring Dezelfde patiënten als in 3b, maar die na follow-up van de bloeddruk een waarde vertonen <= 140/90 mmhg. De criteria voor behandeling zijn samengevat in tabel 4.Onder behandelen verstaan we het starten met niet-medicamenteuze maatregelen. Bij onvoldoende resultaat wordt medicamenteus ingegrepen. In de zeer hoge en hoge risicogroep zal onmiddellijk worden gestart met beide strategieën. Streefbloeddruk De arts beoogt met de behandeling een maximale reductie van het morbiditeits- en mortaliteitsrisico van hart- en vaatziekten. Hiervoor is zowel behandeling van de bloeddruk als van alle andere aanwezige risicofactoren nood- Cardiovasculaire complicaties S: mmhg D: mmhg S: >= 180 mmhg D: >= 110 mmhg Geen RF 6 mnd-12 mnd + 1 of 2 RF + diabetes en/of + EOB 3 mnd-6 mnd en/of + 3 RF S: <=140mmHg D: < 90 mmhg S: >= 140 mmhg D: > 90 mmhg R FU R R R R = zeer hoog risico D = diastolische bloeddruk = hoog risico RF = risicofactor = matig risico R = behandelen = laag risico FU = follow-up S = systolische bloeddruk EOB = eindorgaanbeschadiging Tabel 4: Criteria voor behandeling. 55 De WHO/ISH-richtlijnen van 1999 hanteren afkappunten van 150/95 mmhg. In het licht van de prospectieve populatiestudie van Vasan, waaruit blijkt dat hoognormale bloeddruk (>135/85 mmhg) reeds een, weliswaar beperkt, cardiovasculair risico inhoudt, zijn deze afkappunten te verkiezen. Daarenboven zijn ze praktischer voor de praktijk: de huisarts moet enkel denken aan de gangbare normaalwaarden voor conventionele bloeddruk, namelijk 140/90 mmhg. Vasan RS, Larson MG, Leip EP, et al. Impact of high-normal blood pressure on the risk of cardiovascular disease. N Engl J Med 2001;345: Huisarts Nu oktober 2003; 32(8) 400

15 zakelijk. Als streefbloeddruk voor behandeling wordt vooropgesteld 56 : bij patiënten van middelbare leeftijd en bejaarden: <140/90 mmhg, bij diabetes en nierlijden zonder proteïnurie (minder dan 1 g): <130/85 mmhg, bij nierlijden met proteïnurie > 1 g/24 uur: <125/75 mmhg. Indien de evaluatie van de behandeling via zelfmetingen gebeurt, moet men ermee rekening houden dat de gemiddelde dagwaarden bij zelfmeting gemiddeld 10 mmhg systolisch en 5 mmhg diastolisch lager liggen dan de bloeddrukwaarden verkregen op conventionele wijze 57. De streefbloeddruk voor zelfmeting is dan bij: patiënten van middelbare leeftijd en bejaarden: <130/85 mmhg, diabetes en nierlijden zonder proteïnurie: <120/80 mmhg, nierlijden met proteïnurie: <115/70 mmhg. Inschakelen van de tweede lijn In volgende situaties is het aangewezen specialistisch advies in te winnen: zeer hoge risicopatiënten die niet snel gunstig reageren op de behandeling, hypertensiecrisissen en maligne hypertensie, patiënt jonger dan 40 jaar, vermoeden van secundaire hypertensie, zwangerschap, hoge en matige risicopatiënten die niet of onvoldoende reageren op een combinatietherapie bestaande uit minstens drie verschillende geneesmiddelen, optreden van cardiovasculaire complicaties. Algemene beleidsprincipes voor de huisarts 1.Adequate monitoring van bloeddruk, andere risicofactoren en eventuele geassocieerde pathologieën, met actieve medewerking van de patiënt: geven van informatie, verstrekken van apparatuur, leren bijhouden van dagboek; 2.Het aanpassen van de levensstijl: beheersen van implementatietechnieken en het inschakelen van andere eerstelijnswerkers (diëtist, bewegingstherapeut enzovoort); 3. Eventueel instellen van medicamenteuze therapie (voor de verhoogde bloeddruk, de aanwezige risicofactoren en de geassocieerde pathologieën): het is noodzakelijk dat de streefbloeddruk wordt bereikt en de andere risicofactoren onder controle zijn. N i e t - m e d i c a m e n t e u z e b e h a n d e l i n g De niet-farmacologische maatregelen vormen in de huisartsenpraktijk steeds de eerste en vaak de enige behandeling. Zelfs bij hoge en zeer hoge risicopatiënten zijn ze onontbeerlijk. Ze worden samen met de medicamenteuze therapie onmiddellijk opgestart. Levensstijlveranderingen zijn eveneens nodig bij primaire preventie van hypertensie 58. Gewichtsreductie 59 Een gewichtsafname van 3 tot 9 % van het totale lichaamsgewicht geeft zowel een systolische als diastolische bloeddrukvermindering van ongeveer 3 mmhg Over de streefwaarden voor jongeren en patiënten van middelbare leeftijd bestaat discussie. De HOT-studie randomiseert drie behandelingsdoelgroepen (<90, 85 en 80 mmhg) en is niet in staat om in deze groepen significante verschillen aan te tonen betreffende het cardiovasculair risico. Omdat er tussen deze drie groepen ook geen verhoogd risico is, menen sommigen (WHO/ISH) hieruit te kunnen concluderen dat de streefwaarden van <130/85 mmhg moeten worden vooropgesteld voor alle leeftijdsgroepen, behalve de ouderen. Velen zijn ervan overtuigd dat deze interpretatie van de HOT-studiegegevens overdreven is, en dat, tot het tegendeel afdoende bewezen is, <140/90 mmhg als doelbloeddruk kan worden behouden. Bij diabetici in de HOT-studie wordt daarentegen wel een significant lager risico aangetoond in de laagste bloeddrukgroep. Hansson L, Zanchetti A, Carruthers SG, Dahlöf B, et al. for the HOT study Group. Effects of intensive blood pressure lowering and low-dose aspirin in patients with hypertension: principal results of the Hypertension Optimal Treatment (HOT) randomised trial. Lancet 1998;351: Dit wordt reeds duidelijk vermeld in de WHO/ISH-richtlijnen die nochtans nog niet zo progressief zijn betreffende het promoten van de thuismetingen bij de diagnose en het opvolgen van de behandeling van hypertensie. 58 Alhoewel niet telkens vermeld, zijn de voorgestelde maatregelen conform het hoofdstuk primaire preventie van hart- en bloedvatziekten in Clinical Evidence en BMJ 2000: Overgewicht (BMI >25) en in het bijzonder een verhoogde lenden/heupenratio als parameter voor centrale vetopstapeling zijn sterk geassocieerd met hypertensie, hyperlipidemie, diabetes en coronaire hartziekte. Pouliot MC, Després JP, Lemieux S, et al. Waist circumference and abdominal sagittal diameter: best simple anthropometric indexes of abdominal visceral adipose tissure accumulation and related cardiovascular risk in men and women. Am J Cardiol 1994;73: Brand MB, Mulrow CD, Chiquette E, et al. Weight-reducing diets for control of hypertension in adults. In: The Cochrane Library. Issue 4. Oxford: Update Software, Huisarts Nu oktober 2003; 32(8)

16 Gewichtsreductie is daarom een belangrijke curatieve maatregel die ook andere risicofactoren gunstig beïnvloedt en de werking van antihypertensieve medicatie versterkt 61, ook bij ouderen 62. Bij zwaarlijvige kinderen en adolescenten is gewichtsreductie een preventieve maatregel 63. Rookstop Roken is de belangrijkste risicofactor voor cardiovasculaire aandoeningen; rookstop is daarom essentieel. Blijft de patiënt roken, dan zal het gunstig effect van een eventuele medicamenteuze behandeling nooit optimaal zijn 64. Matigen van alcoholgebruik Overmatig alcoholgebruik is een belangrijke risicofactor voor hoge bloeddruk 65. Het kan therapieresistentie voor antihypertensieve middelen veroorzaken 66 en vormt een risicofactor voor beroerte 67. Anderzijds zou een matig dagelijks gebruik van maximum twee à drie standaarddrinks voor mannen en één à twee voor vrouwen het cardiovasculair risico kunnen verminderen 68. Zoutgebruik beperken 69 Aan hypertensiepatiënten ouder dan 45 jaar wordt een reductie van de zoutinname aanbevolen tot maximaal 100 mmol of 6 gram NaCl per dag Neaton JD, Grimm RH, Prineas RJ, et al. for the Treatment of Mild Hypertension Study Research Group. Treatment of mild hypertension study: final results. JAMA 1993;270: In de TONE-studie krijgen 875 bejaarden (tussen 60 en 80 jaar) met lichte hypertensie een interventie gebaseerd op zoutreductie, vermageren en meer lichaamsbeweging. Het besluit is dat met deze maatregelen minder medicatie nodig is voor dezelfde bloeddrukcontrole en dat 65 % van de patiënten normotensief wordt zonder toevoeging van medicatie. Whelton P, et al. Trial for nonpharmacologic intervention in the elderly (TONE study). JAMA 1998;297: De Cort P. Commentaarstuk Het effect van gewichtsverlies en zoutbeperking op hypertensie bij ouderen Huisarts Nu (Minerva) 1998;9-10: Stamler J. Epidemiologic findings on body mass and blood pressure in adults. Ann Epidemiol 1991;1: Greenberg G, Thompson SG, Brennan PJ. The relationship between smoking and the response to antihypertensive treatment in mild hypertensives in the Medical Research Council s trial of treatment. Int J Epidemiol 1987;16: Stamler J, Caggiula AW, Grandits GA. Relation of body mass and alcohol, nutrient, fiber, and caffeine intakes to blood pressure in the special intervention and usual care group in the Multiple Risk Factor Intervention Trial. Am J Clin Nutr 1997;65(suppl):S338-S Puddey IB, Parker M, Beilen LJ, Vandongen R, Masarei JRL. Effects of alcohol and caloric restriction on blood pressure and serum lipids in overweight men. Hypertension 1992;20: Gill JS, Shipley MJ, Tsementzis SA, et al. Alcohol consumption a risk factor for hemorrhagic and non-hemorrhagic stroke. Am J Med 1991;90: Patiënten die alcohol willen gebruiken, moeten worden aangeraden de dagelijkse consumptie te beperken tot 30 ml ethanol/dag. Dit komt overeen met 720 ml bier, 300 ml wijn of 60 ml whisky. Voor vrouwen en personen met een laag lichaamsgewicht moet deze dosis worden gehalveerd. Rimm EB, Klatsky A, Grobbee D, Stampfer MJ. Review of moderate alcohol consumption and reduced risk of coronary heart disease: is the effect due to beer, wine or spirits? BMJ 1996;312: Deze maatregel is nog altijd controversieel, vooral omdat de respons van bevolkingsgroepen op zoutinname heterogeen is. Verschillende jongere hypertensieven vertonen een deficitaire zoutbalans, terwijl bij oudere hypertensieven meermaals een zoutoverschot wordt vastgesteld (1). Dit weerspiegelt zich in een meta-analyse en een review van klinische studies (2,3), waaruit blijkt dat een reductie van 75 tot 100 mmol NaCl per dag een vermindering van de bloeddruk van 6,3/2,2 mmhg veroorzaakt bij oudere (>45 jaar) patiënten met hypertensie. De observatiestudie van Alderman uit enige bezorgdheid over een te strenge zoutbeperking (4). Clinical Evidence besluit aan de hand van een meta-analyse (5) dat zoutreductie een matige verlaging van de bloeddruk veroorzaakt, vooral bij patiënten ouder dan 45 jaar. (1) Beretta-Piccoli C, et al. Relationship of arterial pressure with body sodium, body potassium, and plasma potassium in essential hypertension. Clin Sci 1982;63: (2) Cutler JA, Follmann D, Allender PS. Randomized trials of sodium reduction: an overview. Am J Clin Nutr 1997;65(suppl):S643-S651. (3) Midgley JP, Matthew AG, Greenwood CMT, Logan AG. Effect of reduced dietary sodium on blood pressure: a meta-analysis of randomized controlled trials. JAMA 1996;275: (4) Alderman MH, Madhavan S, Cohen H, Sealey JE, Laragh JH. Low urinary sodium is associated with greater risk of myocardial infarction among treated hypertensive men. Hypertension 1995;25: (5) Graudal NA, Galloe AM, Garred P. Effects of sodium restriction on blood pressure, renin, aldosterone, catecholamines, cholesterols and triglyceride. JAMA 1998;279: Hierdoor zou bij bejaarde hypertensieven en diabetici niet enkel de bloeddruk dalen, maar zijn er ook andere gunstige effecten waargenomen zoals de verminderde nood aan medicamenteuze behandeling (1), vermindering van de thiazidegeïnduceerde hypokaliëmie (2,3), mogelijke regressie van linkerkamerhypertrofie (4) en protectie tegen osteoporose en nierstenen door de geassocieerde reductie van urinair calcium (5). (1) Whelton PK, Applegate WB, Ettinger WH, et al. Efficacy of weight loss and reduced sodium intake in the Trial of Nonpharmacologic Interventions in the Elderly (TONE)[abstract]. Circulation 1996;94(suppl I):178. (vervolg voetnoot 70, zie volgende blz.) Huisarts Nu oktober 2003; 32(8) 402

17 De huisarts verstrekt informatie over de bereiding van zoutarm voedsel (aan de hand van een folder) en beklemtoont dat niet zozeer brood, dan wel beleg een grote zoutaanbrenger. Hij/zij leert de patiënten hoe ze zoutrijk voedsel kunnen herkennen in grootwarenhuizen (aflezen van etiketten op de verpakking) en op restaurant. Eventueel schakelt hij/zij een diëtist(e) in 71. Andere dieetmaatregelen Het combineren van voldoende inname van verse groenten, fruit, vezels en onverzadigd vet en het afbouwen van de totale vetinname geeft een belangrijke bloeddrukvermindering, zelfs bij normotensieven 72. Toename van de fysieke activiteit 73 Er wordt aangeraden minstens driemaal per week gedurende 30 à 45 minuten matige dynamische inspanningen te doen (fietsen, flink wandelen, lopen) 74. Krachtsporten en piekprestaties worden best vermeden. Relaxatie en biofeedback Psychologische factoren, persoonlijkheidsfactoren en stress zijn geassocieerd met minder gezonde leefpatronen, en als dusdanig met hypertensie en een verhoogd risico op harten vaatziekten 75. In die zin zullen efficiënte copingmechanismen voor stress een gunstige invloed hebben op de bloeddruk en de therapietrouw aan eventuele medicamenteuze hypertensiebehandeling 76. M e d i c a m e n t e u z e b e h a n d e l i n g De huisarts heeft zeven geneesmiddelengroepen met antihypertensieve werking tot zijn/haar beschikking. Allen hebben aan therapeutische dosis een even krachtige bloeddrukverlagende werking. Voor ongecompliceerde essentiële hypertensie kiest de huisarts uit die middelen met de meeste wetenschappelijke evidentie qua veiligheid en werkzaamheid. Dit zijn ongetwijfeld de diuretica en de bètareceptorblokkeerders, die daarenboven de goedkoopste zijn. Bij elke nieuwe patiënt (vervolg voetnoot 70) (2) Singer DRJ, Markandu ND, Cappuccio FP, Miller MA, et al. Reduction of salt intake during converting enzyme inhibitor treatment compared with addition of a thiazide. Hypertension 1995;25: (3) Ram CVS, Garrett BN, Kaplan NM. Moderate sodium restriction and various diuretics in the treatment of hypertension: effect of potassium wastage and blood pressure control. Arch Intern Med 1981;141: (4) Liebson PR, Grandits GA, Dianzumba SN, et al, for the Treatment of Hypertenion Study Research Group. Comparison of five antihypertensive monotherapies and placebo for change in left ventricular mass in patients receiving nutritional-hygienic therapy in the Treatment of Mild Hypertension Study (TOMHS). Circulation 1995;91: (5) Cirilla M, Laurenzi M, Panarelli W, Starnler J, for the Gubbio Population Study Research Group. Urinary sodium to potassium ratio and urinary stone disease. Kidney Int 1994;46: In westerse landen overschrijdt de dagelijkse inname van natriumchloride 150 mmol per dag; 75 % hiervan is afkomstig van (industrieel) bereid voedsel. De voorgestelde reductie veronderstelt het vermijden van toegevoegd zout, het gebruik van zoutarm brood en het gebruik van uitsluitend natuurlijke ingrediënten bij eigen voedselbereidingen. 72 Dit zijn vooral de bevindingen van Appel die bij oudere hypertensieven een duidelijke bloeddrukvermindering vaststelde, enkel gebaseerd op dieetmaatregelen. Hij randomiseerde de studiegroep in een controlegroep, een groep die supplementair groenten en fruit at (dieet 1) en een derde groep die daarbovenop magere zuivel en een laag gehalte aan totaal en verzadigd vet gebruikte (dieet 2). In de eerste groep vertoonden de hypertensieven een significante bloeddrukdaling van 7,2/2,8 mmhg. Bij de proefpersonen uit de tweede groep was er zelfs een significante bloeddrukdaling van 3,5/2,1 mmhg bij de normotensieven en tot 11,4/5,5 mmhg bij de hypertensieven. Een vegetarisch dieet deed de bloeddruk effectief dalen. Dit is waarschijnlijk ook de reden waarom bij vegetariërs de bloeddruk lager is dan bij vleeseters. De gesignaleerde nuttige effecten van kalium-, calcium- en magnesiuminname op de bloeddruk zijn vanzelf verwezenlijkt bij het volgen van het dieet uit de studie van Appel. Appel LJ, Moore TJ, Obarzamel E, Vollmer WM, et al. A clinical trial of the effects of dietary patterns on blood pressure. N Engl J Med 1997;336: Margetts BM, Beilin LJ, Vandongen R, Armstrong BK. Vegetarian diet in mild hypertension: a randomized controlled trial. BMJ 1986;293: Regelmatige aërobe fysieke inspanningen zorgen niet alleen voor een gewichtscontrole, een goede functionele gezondheidstoestand en een vermindering van het risico van cardiovasculaire ziekten (1), maar verminderen tevens de systolische bloeddruk met gemiddeld 4-8 mmhg (2). In vergelijking met meer actieve en fitte personen, hebben mensen met een sedentaire levensstijl 20 tot 50 % meer kans om hypertensie te ontwikkelen (3). (1) Paffenbarger DR, Hyde RT, Wing AL, Lee IM, Jung DL, Kamper JB. The association of changes in physical-activity level and other lifestyle characteristics with mortality among men. N Engl J Med 1993;328: (2) Fagard R. The role of exercise in blood pressure control: supportive evidence. J Hypertens 1995;13: (3) Blair SN, Goodyear NN, Gibbons LW, Cooper KH. Physical fitness and incidence of hypertension in healthy normotensive men and women. JAMA 1984;252: Jennings GLR. Exercise and blood pressure: walk, run or swim? J Hypertens 1997;15: Nyklicek I, Vingerhoets JJM, Van Heck GL. Hypertension and objective and self-reported stressor exposure: a review. J Psychosom Res 1996;40: Pickering TG, Devereux RB, James GD, Gerin W, Landsbergis P, Schnall PL, et al. Environmental influences on blood pressure and the role of job strain. J Hypertens 1996;14(suppl 5):S179-S Lindquist TL, Beilin LJ, Knuiman MW. Influence of lifestyle, coping and job stress on blood pressure in men and women. Hypertension 1997;29: Huisarts Nu oktober 2003; 32(8)

18 met ongecompliceerde essentiële hypertensie die voor medicamenteuze therapie in aanmerking komt, worden deze middelen in de eerste plaats overwogen. Van ACE-inhibitoren en calciumantagonisten is bewezen dat ze in deze indicatie geen meerwaarde bieden 77. Naast niet-medicamenteuze behandeling zullen diuretica en/of bètareceptorblokkeerders trouwens meestal volstaan in geval van lichte of matige bloeddrukverhoging. Bij hypertensieven met geassocieerde ziekten en/of ernstig verhoogde bloeddruk komen ook andere middelen in aanmerking, en hier is een combinatie met calciumantagonisten en/of ACE-inhibitoren op haar plaats. Voorzichtigheid is geboden met de sartanen, de alfablokkeerders en de (nieuwere) centraalwerkende alfa-agonisten, omdat de klinische evidentie over deze groepen beperkt is. De behandeling start met een lage dosis. Zo worden eventuele nevenwerkingen beperkt. Bij onvoldoende bloeddrukcontrole wordt de dosis voorzichtig opgedreven of om nevenwerkingen te vermijden is het dikwijls nog beter om snel een kleine dosis van een tweede product te associëren. Eventueel kan dan een combinatiepreparaat worden gebruikt. Men geeft de voorkeur aan producten met verlengde werking, die slechts éénmaal per dag moeten worden ingenomen 78. Patiënten met een meer ernstige graad van hypertensie hebben meestal behoefte aan een combinatiebehandeling om een adequate bloeddrukcontrole te bereiken. Na verloop van tijd kan de medicamenteuze behandeling soms worden verminderd of zelfs stopgezet, vooral bij patiënten die consequent hun leefstijl hebben verbeterd. Deze step down -behandeling vereist echter een nauwkeurige follow-up 79. Hierna worden de belangrijkste medicatiegroepen kort besproken. Omwille van het klinisch belang vermelden we enkel voor diuretica de startdosis. Het toevoegen van een startdosis is voor de andere preparaten ingewikkelder; hiervoor wordt verwezen naar de beschikbare formularia. Diuretica In lage dosering blijft een thiazidediureticum een eerstekeusgeneesmiddel. Zijn bloeddrukverlagend effect en be- 77 Een meta-analyse van Pahor (1) berekende in de periode van juli 1995 tot juli 2000 de som van de resultaten van alle placebogecontroleerde interventiestudies voor hypertensie, de gerandomiseerde studies ter bepaling van de ideale doelbloeddruk en de vergelijkende gerandomiseerde studies met verschillende behandelingstrategieën. Tegenover diuretica of bètablokkeerders boden dihydropiridine calciumantagonisten met eenzelfde bloeddrukverlaging een betere bescherming tegen beroerte. Voor hartfalen en coronaire hartziekten, scoorden de calciumantagonisten dan weer minder goed. De globale daling van het relatief risico voor andere cardiovasculaire aandoeningen en sterfte en voor totale sterfte, was voor alle geneesmiddelengroepen gelijk. De bescherming voor cardiovasculaire eindpunten en totale sterfte ten gevolge van een behandeling met diuretica of bètablokkeerders enerzijds en ACEinhibitoren anderzijds, was eveneens gelijk. Het is wachten op de resultaten van minstens patiënten in meer dan 25 nu lopende gerandomiseerde studies om deze gegevens uit te breiden. Een specifieke meta-analyse over het effect van calciumantagonisten (2) includeerde twee studies méér dan de vorige (1 614 patiënten) en kwam ongeveer tot dezelfde besluiten, maar nam de significant betere protectie op beroerte niet in aanmerking. De resultaten op totale sterfte waren voor calciumantagonisten gelijk aan de andere behandelingsregimes voor hypertensie. Een derde meta-analyse van Staessen et al. (3) bevestigt de vorige: de nieuwere middelen zijn niet beter dan de oudere, het bereiken van de streefbloeddruk is de belangrijkste oorzaak van risicoreductie door medicamenteuze behandeling. (1) Pahor M, Psaty BM, Alderman MH, Applegate WB, et al. Health outcomes associated with calcium antagonists compared with other first-line antihypertensive therapies: a meta-analysis of randomised controlled trials. Lancet 2000,356: (2) Blood Pressure Lowering Treatment Trialists Collaboration. Effects of ACE-inhibitors, calcium antagonists, and other blood-pressure-lowering drugs: results of prospectively designed overviews of randomised trials. Lancet 2000;356: (3) Staessen J, Wang Ji-G, Thijs L. Cardiovascular protection and blood pressure reduction: a meta-analysis. Lancet 2001;358: De ALLHAT-studie, een Amerikaanse multicentrische RCT (n=33 357), bevestigt niet alleen deze bevindingen, maar bewijst zelfs de superioriteit van een lage dosis thiazidediureticum (chloortalidon) in geval van hypertensiepatiënten met minstens één bijkomende cardiovasculaire risicofactor, zelfs in subgroepen van patiënten met diabetes mellitus, linkerventrikelhypertrofie en atherosclerotische cardiovasculaire voorgeschiedenis. The ALLHAT Officers and Coordinators for the ALLHAT Collaborative Research Group. Major outcomes in high-risk hypertensive patients randomized to angiotensin-converting enzyme inhibitor or calcium channel blocker vs diuretic. The Antihypertensive and Lipid-Lowering Treatment to prevent Heart Attack Trial (ALLHAT). JAMA 2002;288: Belgisch Hypertensie Comité. De nieuwste richtlijnen voor de aanpak van hypertensie volgens de wereldgezondheidsorganisatie en de internationale vereniging voor hypertensie. Tijdschr Geneeskd 1999,55: Bij een correcte diagnose is een antihypertensieve behandeling in de regel levenslang en wordt het stopzetten van de behandeling snel gevolgd door een terugkeer van de initiële verhoogde bloeddruk. Nochtans kan soms, na een langdurige behandelingsperiode en de correctie van sommige risicofactoren (overgewicht, overmatige zoutconsumptie enzovoort) voorzichtig en met succes een dosisreductie worden bereikt. De prospectieve studie van Nelson leert ons dat het de moeite loont om, vooral bij jonge hypertensieven die op punt staan met één medicament, de medicatie proberen te stoppen. Guidelines Subcommittee World Health Organization International Society of Hypertension Guidelines for the management of hypertension. J Hypertension 1999;17: Nelson M, Reid C, Krum H, Muir T, et al. Predictors of normotension on withdrawal of antihypertensive drugs in elderly patients: prospective study in second Australian national blood pressure study cohort. BMJ 2002;325: Huisarts Nu oktober 2003; 32(8) 404

19 schermende werking op cardiovasculaire morbiditeit en mortaliteit zijn overduidelijk bewezen 80. Bovendien is het zeer goedkoop en geschikt voor mono- en combinatietherapie. De bekende nevenwerkingen zoals kaliumdepletie, ventriculaire ritmestoornissen 81, gestoorde glucosetolerantietest, impotentie en jicht zijn vooral geassocieerd met de vroeger gebruikte hogere dosissen. Een dosis equivalent aan 12,5 mg tot 25 mg hydrochloorthiazide (in België is de monodosis niet meer verkrijgbaar!) per dag is bijgevolg aanbevolen, ook bij bejaarde patiënten met systolische hypertensie. Een additioneel gunstig effect is te verwachten in geval van hartfalen en oedemen. Bètareceptorblokkeerders De efficiëntie van bètareceptorblokkeerders op vlak van vermindering van de mortaliteit en van bepaalde cardiovasculaire verwikkelingen in geselecteerde groepen van hypertensiepatiënten, is aangetoond 82. Het zijn dus eveneens eerstekeusgeneesmiddelen. Bèta-1-receptorblokkeerders zijn bijzonder geschikt in geval van angina pectoris, ritmestoornissen geïnduceerd door verhoogde catecholamineactiviteit (zoals bij stress, fysieke inspanning, hyperthyroïdie), voorgeschiedenis van een recent myocardinfarct 83, essentiële tremor of migraineuze hoofdpijn. Voorzichtige optitrering vertrekkende van een lage startdosis is ook aangewezen bij sommige gevallen van hartfalen 84. Type-2-diabetes is geen absolute contra-indicatie 85. Wel vermijdt men bètablokkeerders bij patiënten met obstructief longlijden en perifere vasculaire stoornissen. Bij personen die fysiek zeer actief zijn zoals sportlui, worden bètablokkeerders best achterwege gelaten omdat ze het prestatievermogen verminderen De meta-analyse van Wright includeerde 23 studies (N=50 853) en wil een antwoord geven op de vraag welk eerstelijnsgeneesmiddel in de behandeling van hypertensie het meest effectief is met het oog op de vermindering van cardiovasculaire gebeurtenissen en van totale sterfte. In de vergelijkende studies tussen geen behandeling en medicamenteuze behandeling tonen enkel thiaziden in lage dosissen een significante vermindering van de totale sterfte met 11 % (BI 1 tot 19) en van coronaire sterfte met 29 % (BI 16 tot 40). De NNT is 18 gedurende vijf jaar. In de studies die thiaziden vergelijken met bètablokkeerders is dit verschil niet waargenomen; wel is er een significante lagere uitval door nevenwerkingen in de thiazidegroep. Wright JM, Lee CH, Chambers GK. Systematic review of antihypertensive therapies: does the evidence assist in first-line drug? Can Med Assoc J 1999;161: Of het probleem van plotse dood, vooral vastgesteld in studies met hogere dosissen thiaziden in de jaren 70 en 80, kan worden voorkomen door de associatie met kaliumsparende diuretica, moet nog bewezen worden aan de hand van gerandomiseerde prospectieve studies. Kaliumsparende diuretica (aldosterone antagonisten) zijn niet aangewezen bij nierinsufficiëntie, en daarom geen eerste keuze bij hypertensiebehandeling. 82 Twee systematische reviews hebben aangetoond dat initiële behandeling met diuretica of bètablokkeerders de mortaliteit en de morbiditeit vermindert mits minimale nevenwerkingen. Psaty BM, Smith NS, Siscovick DS, et al. Health outcomes associated with antihypertensive therapies used as first line agents: a systematic review and meta-analysis. JAMA 2003;277: Messerli FH, Grossman E, Goldbourt U. Are betablockers efficacious as first-line therapy for hypertension in the elderly? A systematic review. JAMA 1999;279: In deze indicatie moeten bètablokkeerders met intrinsiek sympathicomimetisch effect (ISA) vermeden worden, evenals sotolol, een bètablokkeerder met een additief anti-arrhytmisch effect klasse III. 84 Uit de Merit-HF-studie blijkt dat bij patiënten <70 jaar, het toevoegen van langwerkende metoprolol aan de klassieke behandeling voor chronisch hartfalen NYHA stadium I of II, het relatief risico op mortaliteit vermindert met 34 %. Er wordt eveneens een significante daling genoteerd van zowel plotse dood als overlijden ten gevolge van hartfalen. De NNT is 27 gedurende één jaar om één overlijden te voorkomen. Dit gunstig effect is additief aan het gunstig effect van ACE-inhibitoren in deze indicatie. Door het feit dat dit effect eveneens is aangetoond voor carvedilol en bisoprolol, is het waarschijnlijk een klasse-effect van de bètablokkeerders. MERIT-HF Study Group. Effect of metoprolol CR/XL in chronic heart failure: Metoprolol CR/XL randomised intervention trial in congestive heart failure. Lancet 1999;353: Hjalmarson A, Goldstein S, Fagerberg B, et al. Effects of controlled-release metoprolol on total mortality, hospitalizations, and well-being in patients with heart failure. JAMA 2000;283: Packer M, Brisow MR, Cohn JN, et al. The effect of carvedilol on morbidity and mortality in patients with chronic heart failure. N Engl J Med 1996;334: CIBIS-II Investigators and committees. The cardiac insufficiency bisoprolol study II. Lancet 1999;353:9-13. Missault LH, Van Veldhuisen DJ. Toediening van bètablokkeerders bij chronisch hartfalen. Ned Tijdschr Geneeskd 2000;144: De superioriteit van ACE-inhibitoren ten opzichte van bètablokkeerders bij diabetici type 2 wordt door de UKPDS-resultaten in vraag gesteld: atenolol is op zijn minst even effectief als captopril op alle eindpunten bij patiënten met niet-insulinedependente diabetes, zelfs met gelijkaardige verbetering van de levenskwaliteit. UK Prospective Diabetes Study Group. Tight blood pressure control and risk of macrovascular and microvascular complications in type 2 diabetes. BMJ 1998;317: Prichard BNC, Graham BR, Cruickshank JM. New approaches to the uses of beta blocking drugs in hypertension. J Hum Hypertens 2000;14:(suppl 1) S63-S Fagard R, Bielen E, Hespel P, et al. Physical exercise in hypertension. In: Laragh J, Brenner B (eds). Hypertension: pathophysiology, diagnosis and management. New York: Raven Press, 1990: Huisarts Nu oktober 2003; 32(8)

20 Calciumantagonisten Drie groepen calciumantagonisten (met verlengde werking!) doen bij hypertensieven de bloeddruk op een veilige manier dalen: dihydropyridine, verapamil en diltiazem 87. Naargelang van het type zijn de nevenwerkingen: warmteopwellingen, reflextachycardie, hoofdpijn, enkeloedeem en constipatie (verapamil). Deze drie groepen zijn metabool neutraal 88. De bewijzen van een gunstige invloed op harde eindpunten zijn geleverd door prospectief onderzoek 89. De Syst-Eur-studie toonde bovendien aan dat een dihydropyridinebehandeling bij 60-plussers met geïsoleerde systolische hypertensie het aantal beroerten deed dalen (reductie van het relatief risico: 37 %) 90. Deze resultaten zijn gelijkaardig aan die van een analoog Amerikaans onderzoek met thiaziden 91. Er zijn aanwijzingen dat bij afwezigheid van hartfalen of linkerventrikeldisfunctie, verapamil en diltiazem na een myocardinfarct de morbiditeit en de mortaliteit reduceren 92. Een eventuele meerwaarde bij preventie van beroerte blijft controversieel 93. ACE-inhibitoren De efficiënte bloeddrukverlagende werking van ACE-inhibitoren bij hypertensiepatiënten staat vast, ook bij bejaarden. Het gebruik van deze medicatiegroep bij hypertensieven draagt argumenten aan voor een reductie van cardiovasculaire verwikkelingen. Deze argumenten zouden van dezelfde grootteorde zijn als die van een behandeling met thiaziden of bètablokkeerders 94. Bij patiënten met hartfalen 95, patiënten met linkerkamerfalen na acuut myocardinfarct 96 en zeer hoge risicopatiënten wordt eveneens een daling van de cardiovasculaire mortaliteit en mor- 87 Josefson D. Infarction risk found with calcium channel blocker. BMJ 1998;316:797. Furberg CD, Psaty BM. Calcium antagonists: not appropriate as first line antihypertensive agents. Am J Hypertens 1996;9: Hiermee wordt bedoeld: geen invloed op glucose- of vetmetabolisme of op de serumelectrolyten. 89 Hansson L, Hedner T, Lund-Johanssen P, Kjeldsen SE, et al. Randomised trial of effects of calcium antagonists compared with diuretics and beta-blockers on cardiovascular morbidity and mortality in hypertension; the Nordic diltiazem (NORDIL) study. Lancet 2000;356: Brown MJ, Palmer CR, Castaigne A, de Leeuw PW, et al. Morbidity and mortality in patients randomised to double blind treatment with a long acting calcium channel blocker or diuretic in the international nifedipine GITS study intervention as a goal in hypertension treatment (INSIGHT). Lancet 2000;356: Staessen JA, Fagard R, Thijs L, Celis H, et al. Randomised double blind comparison of placebo and active treatment for older patients with isolated systolic hypertension. Lancet 1997;350: SHEP Cooperation Research Group. Prevention of stroke by antihypertensive drug treatment in older persons with isolated systolic hypertension. JAMA 1991;265: Ad Hoc Subcommittee of the Liaison Committee of the World Health Organization and the International Society of Hypertension. Effects of calcium antagonists on the risks of coronary heart disease, cancer and bleeding. J Hypertens 1997;15: Yusuf S, Held P, Furberg C. Update of effects of calcium antagonists in myocardial infarction or angina in light of the Second Danish Verapamil Infarction Trial (DAVIT-II) and other recent studies. Am J Cardiol 1991;67: Twee meta-analysen vinden een betere protectie tegen beroerte (zie voetnoot 77), maar ook de ALLHAT-studie (zie voetnoot 77) kan deze eventuele meerwaarde niet statistisch significant maken, en de netwerk meta-analyse van Psaty zeker niet. Psaty BM, Smith NS, Siscovick DS, et al. Health outcomes associated with antihypertensive therapies used as first line agents: a systematic review and meta-analysis. JAMA 2003;277: Hansson publiceerde twee gerandomiseerde studies, weliswaar niet blind noch placebogecontroleerd, die de oudere behandelingsstrategieën vergeleken met de nieuwe. In een eerste studie (CAPPP) (n=10 985) wordt captopril ( mg/dag) vergeleken met een bètablokkeerder of een diureticum. Er was geen verschil tussen de twee groepen wat de som van alle cardiovasculaire gebeurtenissen betrof, maar in de captoprilgroep bestond een tendens tot het vaker voorkomen van beroerte. Deze tendens werd evenwel niet bevestigd in de tweede studie (STOP-2) die vooral de ACE-I-groep (n=2 205) en de calciumantagonistengroep (n=2 196) onderling en met een conventioneel behandelde groep (n=2 213) vergeleek. Er was geen significant verschil tussen het aantal eindpunten van de drie therapiegroepen. Hansson L, Lindholm LH, Niskanen L, et al Effect of angiotensin-converting-enzyme inhibition compared with conventional therapy on cardiovascular morbidity and mortality in hypertension: the Captopril Prevention Project (CAPPP) randomized trial. Lancet 1999;353: Hansson L, Lindholm LH, Ekbom T, Dahlöf B, et al, for the STOP-Hypertension 2 Study Group. Randomised trial of old and new antihypertensive drugs in elderly patients: cardiovascular mortality and morbidity the Swedish Trial in Old Patients with Hypertension-2 study. Lancet 1999;354: Garg R, Yusuf S, for the Collaborative Group on ACE Inhibitor Trials. Overview of randomized trials of angiotensin-converting enzyme inhibitors on mortality and morbidity in patients with heart failure. JAMA 1995;273: Pfeffer MA, Braunwald E, Moyé L, et al, on behalf of the SAVE Investigators. Effects of captopril on mortality and morbidity in patients with left ventricular dysfunction after myocardial infarction: results of the Survival and Ventricular Enlargement trial. N Engl J Med 1992;327: Huisarts Nu oktober 2003; 32(8) 406

Antwoord van dr. W. Verberk, Microlife, Widnau, Zwitserland.

Antwoord van dr. W. Verberk, Microlife, Widnau, Zwitserland. VRAAG Wat is de plaats van thuisbloeddrukmeting? Antwoord van dr. W. Verberk, Microlife, Widnau, Zwitserland. Inleiding Met het verschijnen van de richtlijnen voor thuisbloeddrukmeting uitgebracht door

Nadere informatie

Bloeddruk meten is een makkie! Corien Flint Verpleegkundig Specialist Vasculaire Geneeskunde

Bloeddruk meten is een makkie! Corien Flint Verpleegkundig Specialist Vasculaire Geneeskunde Bloeddruk meten is een makkie! Corien Flint Verpleegkundig Specialist Vasculaire Geneeskunde Inhoud Hart- en vaatziekten in Nederland Bloeddruk Hypertensie Meten van bloeddruk Hart- en vaatziekten in Nederland

Nadere informatie

Hypertensie bij ouderen

Hypertensie bij ouderen Medisch Symposium: Geriatrie voor Huisartsen 01/10/2011 Hypertensie bij ouderen Em. Prof. R. Fagard Afdeling Hypertensie en Cardiovasculaire Revalidatie KU Leuven SBP and DBP (mmhg) Bloeddruk vs leeftijd

Nadere informatie

ESH richtlijnen voor bloeddruk meten. Dr. Willem Verberk

ESH richtlijnen voor bloeddruk meten. Dr. Willem Verberk ESH richtlijnen voor bloeddruk meten Dr. Willem Verberk Inleiding Spreekkamer bloeddrukmeting Thuis bloeddrukmeting Ambulante bloeddrukmeting Spreekkamer bloeddrukmeting (SBDM) Variabiliteit van bloeddruk

Nadere informatie

Bloeddrukstreefwaarden bij diabetes mellitus: lager of toch niet? Erik Serné Internist- vasculair geneeskundige

Bloeddrukstreefwaarden bij diabetes mellitus: lager of toch niet? Erik Serné Internist- vasculair geneeskundige Bloeddrukstreefwaarden bij diabetes mellitus: lager of toch niet? Erik Serné Internist- vasculair geneeskundige Bloeddrukstreefwaarden bij patiënten met type 2 diabetes? A. Huidige richtlijn CVRM is achterhaald

Nadere informatie

Bloeddruk en CV risico. Bert-Jan van den Born Vasculaire geneeskunde AMC

Bloeddruk en CV risico. Bert-Jan van den Born Vasculaire geneeskunde AMC Bloeddruk en CV risico Bert-Jan van den Born Vasculaire geneeskunde AMC Beter bloeddruk meten Hoe is het nu? Waarom moet het anders? Wat is de ideale bloeddrukmeting? CVRM risicotabel 10-yr CVD risk 20%

Nadere informatie

Ambulante bloeddrukmeting gedurende 24 uur per dag

Ambulante bloeddrukmeting gedurende 24 uur per dag Naar verwachting zal de 24-uurs ambulante bloeddrukregistratie de komende jaren flink toenemen. Voor het behalen van een maximaal rendement moeten alle betrokkenen weten wat de mogelijkheden van ambulante

Nadere informatie

Bloeddrukregeling: hoger? lager?

Bloeddrukregeling: hoger? lager? www.hhzhlier.be 1 h.-hartziekenhuis vzw Bloeddrukregeling: hoger? lager? Dr. L. Nestor Geriater www.hhzhlier.be 2 To fall or not to fall HYPERTENSIE BIJ BEJAARDEN: How to treat? That s the question! Bloeddrukregeling

Nadere informatie

Symposium 2015 Geïsoleerde systolische hypertensie bij jonge volwassenen: betekenis en prognose. prof dr Danny Schoors

Symposium 2015 Geïsoleerde systolische hypertensie bij jonge volwassenen: betekenis en prognose. prof dr Danny Schoors Symposium 2015 Geïsoleerde systolische hypertensie bij jonge volwassenen: betekenis en prognose prof dr Danny Schoors Arteriële hypertensie Epidemiologische studies Duidelijke relatie tussen bloeddruk

Nadere informatie

10-2-2015. Thuis bloeddrukmeten. Indeling presentatie

10-2-2015. Thuis bloeddrukmeten. Indeling presentatie Thuis bloeddrukmeten Anna van Ittersum, verpleegkundig specialist Afd. Interne Geneeskunde, Bronovo Den Haag Wilko Spiering, internist-vasculair geneeskundige Afd. Vasculaire Geneeskunde, UMC Utrecht Disclosure

Nadere informatie

Inspanningsgerelateerde hypertensie: geruststellend of onheilspellend? Dr. Joost H.W. Rutten Internist-vasculair geneeskundige

Inspanningsgerelateerde hypertensie: geruststellend of onheilspellend? Dr. Joost H.W. Rutten Internist-vasculair geneeskundige Inspanningsgerelateerde hypertensie: geruststellend of onheilspellend? Dr. Joost H.W. Rutten Internist-vasculair geneeskundige Overzicht Casussen inspanningsgerelateerde hypertensie Achtergrond Hoe en

Nadere informatie

Therapieresistente Hypertensie. Dr Paul Dendale

Therapieresistente Hypertensie. Dr Paul Dendale Therapieresistente Hypertensie Dr Paul Dendale Wat is hypertensie? Categorie Systolisch Diastolisch Optimaal Normaal Hoog normaal Graad 1 hypertensie (licht) Graad 2 hypertensie (matig) Graad 3 hypertensie

Nadere informatie

CVRM kwetsbare ouderen. Rotterdam maart 2015 AJ Arends, klinisch geriater en klinisch farmacoloog io

CVRM kwetsbare ouderen. Rotterdam maart 2015 AJ Arends, klinisch geriater en klinisch farmacoloog io CVRM kwetsbare ouderen Rotterdam maart 2015 AJ Arends, klinisch geriater en klinisch farmacoloog io Disclosure belangen spreker (potentiële) belangenverstrengeling Voor bijeenkomst mogelijk relevante relaties

Nadere informatie

24 uurs Bloeddruk meting (ABPM)

24 uurs Bloeddruk meting (ABPM) 24 uurs Bloeddruk meting (ABPM) Nationaal Hypertensie Congres 7 februari 2014 Dr. G. vanmontfrans, Vasculair internist AMC Dr. T. Tumkaya, kaderhuisarts HVZ Waarom ABPM? Gegevens over 30-60 metingen ipv

Nadere informatie

Bloeddrukmeten: een praktische richtlijn

Bloeddrukmeten: een praktische richtlijn Bloeddrukmeten: een praktische richtlijn Anna van Ittersum, Haaglanden Medisch Centrum, Den Haag Wilko Spiering, UMC Utrecht 1733: eerste bloeddrukmeting Stephen Hales 1896: kwiksfygmomanometer Scipione

Nadere informatie

Kent u de cijfers van uw hart?

Kent u de cijfers van uw hart? Kent u de cijfers van uw hart? CHOLESTEROL? GEWICHT/ BUIKOMTREK? UW? BLOEDDRUK? SUIKERGEHALTE? V.U.: Dr Freddy Van de Casseye - Elyzeese-Veldenstraat 63-1050 Brussel Belgische Cardiologische Liga www.cardiologischeliga.be

Nadere informatie

Inhoud Hoofdstuk 1 Hoofdstuk 2 Hoofdstuk 3

Inhoud Hoofdstuk 1 Hoofdstuk 2 Hoofdstuk 3 INHOUD I Inhoud Hoofdstuk 1 Klinische aspecten van hypertensie 1 1. Voorkomen en definitie 1 2. Over risico en risicoreductie 3 3. Klinische manifestaties 9 4. De bloeddrukmeting 10 A. De bloeddrukmeting

Nadere informatie

Landelijk Diabetes Congres Diabetes en hart- en vaatziekten

Landelijk Diabetes Congres Diabetes en hart- en vaatziekten Landelijk Diabetes Congres Diabetes en hart- en vaatziekten Joke Lanphen, kaderhuisarts hart en vaatziekten Inhoud presentatie 1 Voorkomen van HVZ bij DM type 2 2 NHG standaard CVRM en diabetes 3 Metingen

Nadere informatie

Gender differences in heart disease. Dr Danny Schoors

Gender differences in heart disease. Dr Danny Schoors Gender differences in heart disease Dr Danny Schoors Women are meant to be loved, not to be understood Oscar Wilde (1854-1900) 2 05/01/16 Inleiding Cardiovasculaire ziekte 7 tot 10 jaar later dan bij mannen

Nadere informatie

Nederlandse samenvatting

Nederlandse samenvatting Nederlandse samenvatting Cardiovasculaire Beoordeling na Hypertensieve Afwijkingen van de Zwangerschap Hypertensieve zwangerschapscomplicaties rondom de uitgerekende datum zijn veelvoorkomende complicaties.

Nadere informatie

Werkafspraak Bloeddruk Meten

Werkafspraak Bloeddruk Meten Werkafspraak Bloeddruk Meten Deze werkafspraak is gebaseerd op: - NHG standaard Cardiovasculair Risicomanagement (2012) - Van der Wel MC, Scherpbier-de Haan ND. Het einde van de gewone praktijkbloeddrukmeting?

Nadere informatie

Staken antihypertensiva bij ouderen. Groot Haags Geriatrie Referaat oktober 2016 Marielle Hofman, aios geriatrie

Staken antihypertensiva bij ouderen. Groot Haags Geriatrie Referaat oktober 2016 Marielle Hofman, aios geriatrie Staken antihypertensiva bij ouderen Groot Haags Geriatrie Referaat oktober 2016 Marielle Hofman, aios geriatrie 2 Vragen Zou u antihypertensiva staken bij een geriatrische patiënt met hypertensie en een

Nadere informatie

Leidraad voor artsen voor het beoordelen en monitoren van cardiovasculaire risico bij het voorschrijven van Atomoxetine

Leidraad voor artsen voor het beoordelen en monitoren van cardiovasculaire risico bij het voorschrijven van Atomoxetine Leidraad voor artsen voor het beoordelen en monitoren van cardiovasculaire risico bij het voorschrijven van Atomoxetine Atomoxetine is geïndiceerd voor de behandeling van aandachtstekortstoornis met hyperactiviteit

Nadere informatie

Leidraad voor artsen voor het beoordelen en monitoren van cardiovasculaire risico bij het voorschrijven van atomoxetine

Leidraad voor artsen voor het beoordelen en monitoren van cardiovasculaire risico bij het voorschrijven van atomoxetine Leidraad voor artsen voor het beoordelen en monitoren van cardiovasculaire risico bij het voorschrijven van atomoxetine Dit materiaal beschrijft aanbevelingen om belangrijke risico s van atomoxetine te

Nadere informatie

BELGISCHE CARDIOLOGISCHE LIGA HOGE BLOEDDRUK. psamtik@fotolia DUIDELIJKE ANTWOORDEN

BELGISCHE CARDIOLOGISCHE LIGA HOGE BLOEDDRUK. psamtik@fotolia DUIDELIJKE ANTWOORDEN BELGISCHE CARDIOLOGISCHE LIGA HOGE BLOEDDRUK psamtik@fotolia DUIDELIJKE ANTWOORDEN Globaal Cardiovasculair Risico Sommige gedragingen in ons dagelijks leven vergroten de kans dat we vroeg of laat problemen

Nadere informatie

Hypertensie. Presentatie door G.J. Knot-Veldhuis, verpleegkundig specialist

Hypertensie. Presentatie door G.J. Knot-Veldhuis, verpleegkundig specialist Hypertensie Presentatie door G.J. Knot-Veldhuis, verpleegkundig specialist Hypertensie Primaire of essentiële (95%) Secundaire (5%) G.J. Knot-Veldhuis, verpleegkundig specialist, jan. 2012 2 Bloeddruk

Nadere informatie

Hypertensie: meten weten. Jaap Deinum, internist

Hypertensie: meten weten. Jaap Deinum, internist Hypertensie: meten weten Jaap Deinum, internist Onthulling belangen J. Deinum (potentiële) belangenverstrengeling Voor bijeenkomst mogelijk relevante relaties met bedrijven Sponsoring of onderzoeksgeld

Nadere informatie

Apotheekrichtlijnen. Thuismeting van de bloeddruk

Apotheekrichtlijnen. Thuismeting van de bloeddruk Apotheekrichtlijnen Thuismeting van de bloeddruk Aanvullende en ondersteunende informatie inzake hypertensie, zijn behandeling en de Farmaceutische Norm bij hypertensie, vindt u in de Apotheekrichtlijnen

Nadere informatie

Samenvatting. Samenvatting

Samenvatting. Samenvatting 12 Samenvatting Hoofdstuk 1 is een algemene inleiding en beschrijft de achtergronden en het doel van dit proefschrift. Met het stijgen van de leeftijd nemen de incidentie en prevalentie van hart- en vaatziekten

Nadere informatie

Nieuwe guidelines voor preventie. Cardio 2013 Johan Vaes

Nieuwe guidelines voor preventie. Cardio 2013 Johan Vaes Nieuwe guidelines voor preventie Cardio 2013 Johan Vaes Waarom is preventie nodig? CV ziekten blijven belangrijkste doodsoorzaak Zowel mannen als vrouwen Overlijden voor 75 j is ten gevolge van CV ziekten

Nadere informatie

Praktijkrichtlijnen van de European Society of Hypertension voor klinische, ambulante en zelf bloeddrukmetingen

Praktijkrichtlijnen van de European Society of Hypertension voor klinische, ambulante en zelf bloeddrukmetingen Praktijkrichtlijnen van de European Society of Hypertension voor klinische, ambulante en zelf bloeddrukmetingen Eoin O Brien, Roland Asmar, Lawrie Beilin, Yutaka Imai, Giuseppe Mancia, Thomas Mengden,

Nadere informatie

Cover Page. The handle http://hdl.handle.net/1887/35287 holds various files of this Leiden University dissertation

Cover Page. The handle http://hdl.handle.net/1887/35287 holds various files of this Leiden University dissertation Cover Page The handle http://hdl.handle.net/1887/35287 holds various files of this Leiden University dissertation Author: Poortvliet, Rosalinde Title: New perspectives on cardiovascular risk prediction

Nadere informatie

WHO-RICHTLIJNEN VOOR HET HYPERTENSIEBELEID

WHO-RICHTLIJNEN VOOR HET HYPERTENSIEBELEID HUISARts NU PRAKTIJK WHO-RICHTLIJNEN VOOR HET HYPERTENSIEBELEID Haalbaar voor de huisarts? P. D E CORT IS HUISARTS, DOCENT BIJ HET INTERUNIVERSITAIR CENTRUM VOOR HUISARTSEN- OPLEIDING (ICHO) EN VERBONDEN

Nadere informatie

Nederlandse samenvatting

Nederlandse samenvatting Dit proefschrift richt zich op statinetherapie in type 2 diabetespatiënten; hiervan zijn verschillende aspecten onderzocht. In Deel I worden de effecten van statines op LDLcholesterol en cardiovasculaire

Nadere informatie

Riva Rocci Korotkoff Techniek

Riva Rocci Korotkoff Techniek Riva Rocci Korotkoff Techniek 2 keer meten bij zittende pat na 5 min. rust Elleboogsplooi t.h.v. midden sternum = harthoogte Lange manchet (12 x 40 cm). Alleen bij echt dunne armen (12 x 26 cm) Niet praten

Nadere informatie

Workshop hypertensie op jonge leeftijd

Workshop hypertensie op jonge leeftijd Workshop hypertensie op jonge leeftijd Monika Hollander, kaderhuisarts HVZ Bert-Jan van den Born, internist-vasc. geneeskundige, AMC Doel workshop Consensus tav diagnostiek en behandeling van jonge patienten

Nadere informatie

Resultaten voor Vlaamse Gemeenschap Cardiovasculaire Preventie Gezondheidsenquête, België, 1997

Resultaten voor Vlaamse Gemeenschap Cardiovasculaire Preventie Gezondheidsenquête, België, 1997 6.8.1. Inleiding In deze module worden 2 specifieke preventiedomeinen behandeld: de hypertensie en de hypercholesterolemie. De hart- en vaatziekten zijn aandoeningen die uit het oogpunt van volksgezondheid,

Nadere informatie

personen in Suriname weten niet dat hun bloeddruk verhoogd is

personen in Suriname weten niet dat hun bloeddruk verhoogd is Veel Kleurig Gezond PARAMARIBO, 48.5 % 1 2 3 4 AMSTERDAM, 47.1 % 19% 14 % 45% 25% 28 % 52 % 11% 55.000 personen in Suriname weten niet dat hun bloeddruk verhoogd is 6 % 1 = onbekend; 2 = onbehandeld; 3

Nadere informatie

Fries Wisselprotocol CVRM Auteurs: Wim Brunninkhuis, Martinus Fennema en Froukje Ubels, November 2014 Beheerder: Froukje Ubels

Fries Wisselprotocol CVRM Auteurs: Wim Brunninkhuis, Martinus Fennema en Froukje Ubels, November 2014 Beheerder: Froukje Ubels Fries Wisselprotocol CVRM Auteurs: Wim Brunninkhuis, Martinus Fennema en Froukje Ubels, November 2014 Beheerder: Froukje Ubels Basis Educatie Leefstijloptimalisatie: o matig alcoholgebruik o bewuste voeding

Nadere informatie

Risicominimalisatie-materiaal over de risico s van atomoxetine voor zorgverleners

Risicominimalisatie-materiaal over de risico s van atomoxetine voor zorgverleners Risicominimalisatie-materiaal over de risico s van atomoxetine voor zorgverleners Atomoxetine 2/6 RISICOMINIMALISATIE-MATERIAAL OVER DE RISICO S VAN ATOMOXETINE VOOR ZORGVERLENERS Dit materiaal beschrijft

Nadere informatie

Behandeling van hypertensie

Behandeling van hypertensie NECF onderwijsbijeenkomst 19 juni 2014 Farmacotherapie bij 80+ers: Waar zijn we eigenlijk mee bezig? Behandeling van hypertensie Evelien Lutke Schipholt, apotheker externe instellingen, CWZ Gerard Rongen,

Nadere informatie

Verbetering van therapietrouw. Peter W de Leeuw Afd. Interne Geneeskunde Academisch Ziekenhuis Maastricht

Verbetering van therapietrouw. Peter W de Leeuw Afd. Interne Geneeskunde Academisch Ziekenhuis Maastricht Verbetering van therapietrouw Peter W de Leeuw Afd. Interne Geneeskunde Academisch Ziekenhuis Maastricht Therapietrouw bij hypertensie Vrouw, 47 jaar, bloeddruk 184/102 mm Hg Diagnose: Essentiële hypertensie

Nadere informatie

leidraad voor artsen voor het beoordelen en monitoren van cardiovasculaire risico bij het voorschrijven van atomoxetine

leidraad voor artsen voor het beoordelen en monitoren van cardiovasculaire risico bij het voorschrijven van atomoxetine Atomoxetine HCl Aurobindo 10, 18, 25, 40, 60, 80 en 100 mg, harde capsules RVG 121282, 121287, 121290, 121293, 121294, 121295, 121297 Module 1.8 1.8.2 armm Rev.nr. 1905 Pag. 1 van leidraad voor artsen

Nadere informatie

HET METEN VAN DE BLOEDDRUK BIJ OUDERE PATIËNTEN THUIS

HET METEN VAN DE BLOEDDRUK BIJ OUDERE PATIËNTEN THUIS HUISARts & RESEARCH HET METEN VAN DE BLOEDDRUK BIJ OUDERE PATIËNTEN THUIS Hoeveel dagen zijn nodig om een stabiel bloeddrukniveau te bekomen? H. CELIS EN P. D E CORT ZIJN MEDEWERKERS VAN DE WERKGROEP VOOR

Nadere informatie

Leuven protocol Cardiovasculaire preparticipatie screening en evaluatie van sporters boven 35 jaar goedgekeurd door ALV op 17 september 2015

Leuven protocol Cardiovasculaire preparticipatie screening en evaluatie van sporters boven 35 jaar goedgekeurd door ALV op 17 september 2015 Leuven protocol Cardiovasculaire preparticipatie screening en evaluatie van sporters boven 35 jaar goedgekeurd door ALV op 17 september 2015 Goedgekeurd door ALV op 17-09-2015 (VSG6816) 1 Inhoudsopgave

Nadere informatie

Fries Wisselprotocol CVRM

Fries Wisselprotocol CVRM Fries Wisselprotocol CVRM Basis Educatie Leefstijloptimalisatie: o matig alcoholgebruik o bewuste voeding waaronder zoutbeperking (tot 5 gram/dag) o stoppen roken o voldoende lichamelijke activiteiten

Nadere informatie

HET LIPIDENSPECTRUM VAN PATIËNTEN

HET LIPIDENSPECTRUM VAN PATIËNTEN HET EFFECT VAN DE CVRM ZORGSTRAAT OP DE BLOEDDRUK EN HET LIPIDENSPECTRUM VAN PATIËNTEN IN DE HUISARTSENPRAKTIJK Berdien Oosterveld Begeleiding: Job van der Palen Peter van der Lugt Mirella Nijmeijer Wetenschapsavond

Nadere informatie

Hoe hartfalen te herkennen. Mark Valk, huisarts onderzoeker

Hoe hartfalen te herkennen. Mark Valk, huisarts onderzoeker Hoe hartfalen te herkennen Mark Valk, huisarts onderzoeker vroegdiagnostiek hartfalen Leusden 24 april 2012 2 Disclosure Geen belangenverstengeling Komt het vaak voor? 0,8% tussen de 55 en 64 jaar 3% tussen

Nadere informatie

Resultaten voor Brussels Gewest Cardiovasculaire Preventie Gezondheidsenquête, België, 1997

Resultaten voor Brussels Gewest Cardiovasculaire Preventie Gezondheidsenquête, België, 1997 6.8.1. Inleiding In deze module worden 2 specifieke preventiedomeinen behandeld: de hypertensie en de hypercholesterolemie. De hart- en vaatziekten zijn aandoeningen die uit het oogpunt van volksgezondheid,

Nadere informatie

Uw brief van Uw kenmerk Datum 21 januari 2013 Farma februari 2013

Uw brief van Uw kenmerk Datum 21 januari 2013 Farma februari 2013 Aan de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport Postbus 20350 2500 EJ Den Haag Uw brief van Uw kenmerk Datum 21 januari 2013 Farma-3151398 11 februari 2013 Ons kenmerk Behandeld door Doorkiesnummer

Nadere informatie

Bijsluiter gebruik CVRM (verhoogd risico)- indicatoren in de huisartsenpraktijk

Bijsluiter gebruik CVRM (verhoogd risico)- indicatoren in de huisartsenpraktijk Bijsluiter gebruik CVRM (verhoogd risico)- indicatoren in de huisartsenpraktijk Fenna Schouten f.schouten@nhg.org 09-02-2017 Versie 2 Inhoud Overzicht indicatoren... 2 Populatiegegevens... 2 Bloeddruk...

Nadere informatie

Het syndroom van Klinefelter: Screening en opvolging van metabole afwijkingen. David Unuane Endocrinologie Klinefelter Kliniek

Het syndroom van Klinefelter: Screening en opvolging van metabole afwijkingen. David Unuane Endocrinologie Klinefelter Kliniek Het syndroom van Klinefelter: Screening en opvolging van metabole afwijkingen David Unuane Endocrinologie Klinefelter Kliniek Achtergrond Het Klinefelter syndroom(ks): Genetisch kenmerk extra X-chromosoom:

Nadere informatie

Hoge bloeddruk en thuisbloeddrukmeting

Hoge bloeddruk en thuisbloeddrukmeting Hoge bloeddruk en thuisbloeddrukmeting Inleiding Uw arts heeft bij u een hoge bloeddruk vastgesteld. In deze folder vindt u informatie over hoge bloeddruk en hoe u thuis de bloeddruk kan meten. Wat is

Nadere informatie

Ontmasker de stille doder. Meet uw bloeddruk. Spreek erover met uw arts. Working Group on Cardiovascular Prevention and Rehabilitation

Ontmasker de stille doder. Meet uw bloeddruk. Spreek erover met uw arts. Working Group on Cardiovascular Prevention and Rehabilitation Ontmasker de stille doder Meet uw bloeddruk Spreek erover met uw arts Belgische Cardiologische Liga Working Group on Cardiovascular Prevention and Rehabilitation Een do Wie is toch die sti der, hoezo?

Nadere informatie

CARDIOVASCULAIR RISICO MANAGEMENT BIJ DEMENTIE

CARDIOVASCULAIR RISICO MANAGEMENT BIJ DEMENTIE CARDIOVASCULAIR RISICO MANAGEMENT BIJ DEMENTIE PROF DR MAJON MULLER INTERNIST OUDERENGENEESKUNDE DISCLOSURE POTENTIAL CONFLICTS OF INTEREST GEEN POTENTIËLE BELANGENVERSTRENGELING 1 Myocard Infarct Hart

Nadere informatie

Oefentherapie bij patiënten met knieartrose en comorbiditeit. Mariëtte de Rooij

Oefentherapie bij patiënten met knieartrose en comorbiditeit. Mariëtte de Rooij Oefentherapie bij patiënten met knieartrose en comorbiditeit Mariëtte de Rooij Inhoud Artrose en comorbiditeit Aangepaste oefentherapie bij comorbiditeit Resultaten pilot studie Voorbeeld Conclusie Randomized

Nadere informatie

ARTERIELE HYPERTENSIE

ARTERIELE HYPERTENSIE ARTERIELE HYPERTENSIE Wat u moet weten - Patiëntinformatie - Hypertensie is de medische term voor hoge bloeddruk. Dat is de druk waaraan de arteriële bloedvaten of slagaders in het lichaam blootgesteld

Nadere informatie

MEERWAARDE EN HAALBAARHEID VAN 24- UURS

MEERWAARDE EN HAALBAARHEID VAN 24- UURS MEERWAARDE EN HAALBAARHEID VAN 24- UURS BLOEDDRUKMETING IN DE HUISARTSENPRAKTIJK Julie Biot, UZ Gent Promotor: Prof. Dr. Johan De Sutter, Ugent vakgroep interne geneeskunde Master of Family Medicine Masterproef

Nadere informatie

Resultaten voor België Cardiovasculaire preventie Gezondheidsenquête, België, 1997

Resultaten voor België Cardiovasculaire preventie Gezondheidsenquête, België, 1997 6.8.1. Inleiding In deze module worden 2 specifieke preventiedomeinen behandeld: de hypertensie en de hypercholesterolemie. De hart- en vaatziekten zijn aandoeningen die uit het oogpunt van volksgezondheid,

Nadere informatie

Back to lipids lange termijn effecten van sta6nes

Back to lipids lange termijn effecten van sta6nes Back to lipids lange termijn effecten van sta6nes Prof Dr Johan De Su.er Universiteit Gent AZ Maria Middelares Gent Sta:ne gebruikers in België : 2005-2015 CM rapport 2015 ZIV uitgaven voor sta:nes: 2005-2015

Nadere informatie

Samenvattingen en Conclusies

Samenvattingen en Conclusies De algemene inleiding van het proefschrift (Hoofdstuk 1) beschrijft de epidemiologie van CAD wereldwijd, en specifiek in Nederland. De onderliggend principes van atherosclerose vorming en progressie worden

Nadere informatie

UITKOMSTEN WAT IS EEN UITKOMST? 30/04/2013. A is beter dan B? C is goedkoper dan D? Uitkomst = Het effect van een bepaalde interventie op

UITKOMSTEN WAT IS EEN UITKOMST? 30/04/2013. A is beter dan B? C is goedkoper dan D? Uitkomst = Het effect van een bepaalde interventie op UITKOMSTEN WAT IS EEN UITKOMST? A is beter dan B? C is goedkoper dan D? Mijn innovatie is beter dan de concurrentie Uitkomst = Het effect van een bepaalde interventie op Bijvoorbeeld: Mortaliteit Kwaliteit

Nadere informatie

Het syndroom van Klinefelter: Screening en opvolging van metabole afwijkingen. David Unuane Endocrinologie Klinefelter Kliniek, UZ Brussel

Het syndroom van Klinefelter: Screening en opvolging van metabole afwijkingen. David Unuane Endocrinologie Klinefelter Kliniek, UZ Brussel Het syndroom van Klinefelter: Screening en opvolging van metabole afwijkingen David Unuane Endocrinologie Klinefelter Kliniek, UZ Brussel Achtergrond Fenotype = grote variabiliteit Niet alle symptomen

Nadere informatie

Hypertensiezorg Where there is no doctor

Hypertensiezorg Where there is no doctor Hypertensiezorg Where there is no doctor Marleen Hendriks Senior Program Manager/ Public Health Physician, Amsterdam Institute for Global Health and Development, Amsterdam PharmAccess Group Approach build

Nadere informatie

NEDERLANDSE SAMENVATTING (DUTCH SUMMARY)

NEDERLANDSE SAMENVATTING (DUTCH SUMMARY) NEDERLANDE AMENVATTING (DUTCH UMMARY) 189 Nederlandse amenvatting (Dutch ummary) trekking van proefschrift Patiënten met een chronische gewrichtsontsteking, waaronder reumatoïde artritis (RA), de ziekte

Nadere informatie

Risk factors for renal function abnormalities

Risk factors for renal function abnormalities Risk factors for renal function abnormalities Nederlandse samenvatting Dit proefschrift probeert mogelijke risicofactoren voor progressief nierfunctieverlies te identificeren in een niet-diabetische populatie.

Nadere informatie

Thuis uw bloeddruk meten

Thuis uw bloeddruk meten Thuis uw bloeddruk meten Uw arts heeft bij u een hoge bloeddruk vastgesteld. In deze folder vindt u informatie over hoge bloeddruk en hoe u thuis de bloeddruk kunt meten. Wat is bloeddruk? Het hart is

Nadere informatie

Hypertensie. Huug van Duijn Spiegelavond 15 april 2013

Hypertensie. Huug van Duijn Spiegelavond 15 april 2013 Hypertensie Huug van Duijn Spiegelavond 15 april 2013 Waarom bloeddruk? Bloeddruk: niet te laag Bloeddruk: niet te hoog Het verband tussen bloeddruk en cardiovasculaire complicaties heeft als drempel

Nadere informatie

hoofdstuk 3 Hoofdstuk 4 Hoofdstuk 5

hoofdstuk 3 Hoofdstuk 4 Hoofdstuk 5 SAMENVATTING 117 Pas kortgeleden is aangetoond dat ADHD niet uitdooft, maar ook bij ouderen voorkomt en nadelige gevolgen kan hebben voor de patiënt en zijn omgeving. Er is echter weinig bekend over de

Nadere informatie

Nederlandse samenvatting

Nederlandse samenvatting Nederlandse samenvatting 119 120 Samenvatting 121 Inleiding Vermoeidheid is een veel voorkomende klacht bij de ziekte sarcoïdose en is geassocieerd met een verminderde kwaliteit van leven. In de literatuur

Nadere informatie

Infobrochure. Thuisbloeddrukmeting

Infobrochure. Thuisbloeddrukmeting Infobrochure Thuisbloeddrukmeting Beste patiënt, Beste patiënte, Uw arts heeft u gevraagd om uw bloeddruk thuis op te volgen. In deze brochure proberen we u zo duidelijk mogelijk uit te leggen hoe u hiervoor

Nadere informatie

Samenvatting. Samenvatting

Samenvatting. Samenvatting Samenvatting 169 170 Samenvatting Samenvatting Jicht is een reumatische ziekte die wordt veroorzaakt door het neerslaan van urinezuur (in de vorm van kleine naaldvormige kristallen) in en rond de gewrichten.

Nadere informatie

Hypertensiebehandeling bij de alleroudsten. Biology speaks loudest!

Hypertensiebehandeling bij de alleroudsten. Biology speaks loudest! Hypertensiebehandeling bij de alleroudsten Biology speaks loudest! 1 VITAAL Versus KWETSBAAR Bevolkingsopbouw Suriname en Nederland verschilt (nu) 20.000 > 65 jaar hebben hypertensie HYPERTENSIE PREVALENTIE

Nadere informatie

De ESH 2018 Hypertensie Richtlijnen

De ESH 2018 Hypertensie Richtlijnen De ESH 2018 Hypertensie Richtlijnen Wat is nieuw? Tine De Backer UZ Gent-UGent 1. Bloeddrukmeting Bredere toepassing van ambulante BD meting met ABPM en/of HBPM, in het bijzonder HBPM, als optie om de

Nadere informatie

Fries Wisselprotocol CVRM

Fries Wisselprotocol CVRM Fries Wisselprotocol CVRM Basis Educatie Leefstijloptimalisatie: o matig alcoholgebruik o bewuste voeding waaronder zoutbeperking (tot 5 gram/dag) o stoppen roken o voldoende lichamelijke activiteiten

Nadere informatie

Addendum. Nederlandse Samenvatting

Addendum. Nederlandse Samenvatting Addendum A Nederlandse Samenvatting 164 Addendum Cardiovasculaire ziekten na hypertensieve aandoeningen in de zwangerschap Hypertensieve aandoeningen zijn een veelvoorkomende complicatie tijdens de zwangerschap.

Nadere informatie

Hypertensie. Dirk Devroey. Vakgroep Huisartsgeneeskunde VUB. Dit is geen cursus maar bevat een aantal aantekeningen bij de les.

Hypertensie. Dirk Devroey. Vakgroep Huisartsgeneeskunde VUB. Dit is geen cursus maar bevat een aantal aantekeningen bij de les. Hypertensie Dirk Devroey Vakgroep Huisartsgeneeskunde VUB Dit is geen cursus maar bevat een aantal aantekeningen bij de les. Classificatie van hypertensie Arteriële hypertensie wordt in de meest recente

Nadere informatie

De nieuwste richtlijnen (2007) voor de aanpak van hypertensie volgens de Europese verenigingen voor hypertensie en cardiologie

De nieuwste richtlijnen (2007) voor de aanpak van hypertensie volgens de Europese verenigingen voor hypertensie en cardiologie Tijdschr. voor Geneeskunde, 63, nr. 22, 2007 doi: 10.2143/TVG.63.22.2000194 1077 STATE OF THE ART De nieuwste richtlijnen (2007) voor de aanpak van hypertensie volgens de Europese verenigingen voor hypertensie

Nadere informatie

Persoonsgerichte preventie in de praktijk. S.A. Petra

Persoonsgerichte preventie in de praktijk. S.A. Petra Persoonsgerichte preventie in de praktijk S.A. Petra 30-09-2010 Dé Gezonde regio: waar? Dé Gezonde regio: wie? Wij staan voor gezondheid! Kernwoorden Gezondheid Eigen regie Samenwerken Optimisme Innovatie

Nadere informatie

KGBN. Zin en onzin van statines bij de hoogbejaarde patiënt. De neuroloog & statines.

KGBN. Zin en onzin van statines bij de hoogbejaarde patiënt. De neuroloog & statines. KGBN Zin en onzin van statines bij de hoogbejaarde patiënt. De neuroloog & statines. A/ ISCHEMIC STROKE / TIA & geen CHD : Heart Protection Study : Subgroep stroke antec. gerandomiseerd naar simvastatine

Nadere informatie

Nederlandse Samenvatting

Nederlandse Samenvatting Nederlandse Samenvatting Het aantal mensen met een gestoorde nierfunctie is de afgelopen decennia sterk toegenomen. Dit betekent dat er steeds meer mensen moeten dialyseren of een niertransplantatie moeten

Nadere informatie

Screening Diabetische Retinopathie bij Diabetes mellitus type 2. Daniel Tavenier, kaderhuisarts diabetes 17 mei 2011

Screening Diabetische Retinopathie bij Diabetes mellitus type 2. Daniel Tavenier, kaderhuisarts diabetes 17 mei 2011 Screening Diabetische Retinopathie bij Diabetes mellitus type 2 Daniel Tavenier, kaderhuisarts diabetes 17 mei 2011 Diabetische retinopathie Microvasculaire pathologie van de retina. Teken van andere microvasculaire

Nadere informatie

Technische fiche: indicatoren Relatieve vijfjaarsoverleving

Technische fiche: indicatoren Relatieve vijfjaarsoverleving Technische fiche: indicatoren Relatieve vijfjaarsoverleving Overzicht van de indicatoren Relatieve vijfjaarsoverleving voor alle patiënten Relatieve vijfjaarsoverleving voor patiënten die radicale resectie

Nadere informatie

Infobrochure. Thuisbloeddrukmeting

Infobrochure. Thuisbloeddrukmeting Infobrochure Thuisbloeddrukmeting Waarom? Waarom zelfmeting? Het doel van zelfmeting is om bloeddrukmetingen uit te voeren terwijl het hart- en bloedvaten systeem in rust is in uw dagelijkse leven. Waarom

Nadere informatie

Doel behandeling bij DM: verhinderen/vertragen complicaties. Haffner, NEJM 1998 UKPDS. T2DM, HbA1c, en HVZ 12-7-2011

Doel behandeling bij DM: verhinderen/vertragen complicaties. Haffner, NEJM 1998 UKPDS. T2DM, HbA1c, en HVZ 12-7-2011 Doel behandeling bij DM: verhinderen/vertragen complicaties Haffner, NEJM 998 microvasculaire afwijkingen nefropathie retinopathie neuropathie macrovasculaire afwijkingen coronaire hartziekten cerebrovasculaire

Nadere informatie

Technische fiche: indicatoren Geobserveerde vijfjaarsoverleving

Technische fiche: indicatoren Geobserveerde vijfjaarsoverleving Technische fiche: indicatoren Geobserveerde vijfjaarsoverleving Overzicht van de indicatoren Geobserveerde vijfjaarsoverleving voor alle patiënten Geobserveerde vijfjaarsoverleving voor patiënten die radicale

Nadere informatie

Geriatrische Revalidatie voor de oudere patiënt met een cardiovasculaire aandoening Leonoor van Dam van Isselt, specialist ouderengeneeskunde Dian

Geriatrische Revalidatie voor de oudere patiënt met een cardiovasculaire aandoening Leonoor van Dam van Isselt, specialist ouderengeneeskunde Dian Geriatrische Revalidatie voor de oudere patiënt met een cardiovasculaire aandoening Leonoor van Dam van Isselt, specialist ouderengeneeskunde Dian Pruijsers-Lamers, Verpleegkundig Specialist Cardiologie

Nadere informatie

Lipidenbilan en cardiovasculair risico

Lipidenbilan en cardiovasculair risico Lipidenbilan en cardiovasculair risico OLV Ziekenhuis, Aalst-Asse-Ninove Laboratorium: 053 724281 (Dr. P. Couck, Dr. F. Beckers, Apr. L. Van Hoovels) Endocrinologie: 053 724488 (Dr. F. Nobels, Dr. P. Van

Nadere informatie

Vitale Vaten. Ineke Sterk projectleider Vitale Vaten 4 oktober 2011

Vitale Vaten. Ineke Sterk projectleider Vitale Vaten 4 oktober 2011 Vitale Vaten Ineke Sterk projectleider Vitale Vaten 4 oktober 2011 Dé Gezonde regio: waar? Dé Gezonde regio: wie? Verleiden Opbouw presentatie Inleiding hart- en vaatziekten Project Vitale Vaten Gorinchem

Nadere informatie

Gevalideerd door CEBAM in oktober 2009

Gevalideerd door CEBAM in oktober 2009 VOOR GOEDE MEDISCHE PRAKTIJKVOERING Hypertensie (herziening) Gevalideerd door CEBAM in oktober 9 P. De Cort, T. Christiaens, H. Philips, M. Goossens, P. Van Royen Omschrijving Deze aanbeveling is een herziening

Nadere informatie

Samenvatting (Summary in Dutch)

Samenvatting (Summary in Dutch) Samenvatting (Summary in Dutch) Zowel beleidsmakers en zorgverleners als het algemene publiek zijn zich meer en meer bewust van de essentiële rol van kwaliteitsmeting en - verbetering in het verlenen van

Nadere informatie

Uitgevoerd onderzoek in de huisartsenpraktijk

Uitgevoerd onderzoek in de huisartsenpraktijk Uitgevoerd onderzoek in de huisartsenpraktijk ELLEN BANIERINK ANIOS INTERNE GENEESKUNDE 06-12-2016 Inhoud Aanleiding Vorming onderzoeksvoorstel Het onderzoek Praktisch gezien Planning Verloop Problemen

Nadere informatie

ICHOM en het belang voor de patiënt

ICHOM en het belang voor de patiënt DE PATIENT CENTRAAL Maarten de Wit Lent 12 oktober 2017 ICHOM en het belang voor de patiënt T2T Overarching principle B. The primary goal of treating patients with rheumatoid arthritis is to maximize long-term

Nadere informatie

Lipiden behandelen bij de oudere patiënt: starten, stoppen of doorgaan?

Lipiden behandelen bij de oudere patiënt: starten, stoppen of doorgaan? Lipiden behandelen bij de oudere patiënt: starten, stoppen of doorgaan? Dr. Mike Peters Internist VU medisch centrum Amsterdam mjl.peters@vumc.nl Ouderen passen niet in een richtlijn 1. Dhr S, 89 jaar,

Nadere informatie

Opvolgrapport Aanbeveling voor goede medische praktijkvoering actieve opsporing van chlamydia trachomatis-infecties in de huisartspraktijk

Opvolgrapport Aanbeveling voor goede medische praktijkvoering actieve opsporing van chlamydia trachomatis-infecties in de huisartspraktijk Opvolgrapport Aanbeveling voor goede medische praktijkvoering actieve opsporing van chlamydia trachomatis-infecties in de huisartspraktijk Auteur: Veronique Verhoeven Augustus 2009 Conclusie van deze opvolging

Nadere informatie

Protocol Thuis Bloeddruk Meten

Protocol Thuis Bloeddruk Meten Protocol Thuis Bloeddruk Meten Inleiding Thuis Bloeddruk Meten (TBM) wordt in talloze gezondheidsorganisaties wereldwijd steeds vaker toegepast, en wordt over het algemeen door patiënten goed ontvangen.

Nadere informatie

Bij de behandeling en begeleiding van CVRM neemt de diëtist als zorgaanbieder binnen de zorgketen de dieetadvisering 1 op zich.

Bij de behandeling en begeleiding van CVRM neemt de diëtist als zorgaanbieder binnen de zorgketen de dieetadvisering 1 op zich. Bijlage 1: samenwerkingsafspraken diëtisten binnen DBC CVRM GHC Uitgangspunten Cardio Vasculair Risico Management (CVRM) staat voor de diagnostiek, behandeling en follow-up van risicofactoren voor hart-

Nadere informatie

Geen. Geen. Geen. Geen

Geen. Geen. Geen. Geen Disclosure belangen dr. G. A. van Montfrans Nationaal Hypertensie Congres 7 februari 2014 (potentiële) Belangenverstrengeling Voor bijeenkomst mogelijk relevante relaties met bedrijven Sponsoring of onderzoeksgeld

Nadere informatie

Content. AF & Nierfalen: Epidemiologie. AF & Nierfalen: Epidemiologie. Disclosures: Epidemiologie: AF en Nierfalen. AF en Nierfalen: kip of ei?

Content. AF & Nierfalen: Epidemiologie. AF & Nierfalen: Epidemiologie. Disclosures: Epidemiologie: AF en Nierfalen. AF en Nierfalen: kip of ei? Disclosures: Zeg eens A. Over Atrium fibrilleren en Antistolling in ESRD Geen Marjolijn van Buren Internist-Nefroloog Content Epidemiologie: en Nierfalen & Nierfalen: Epidemiologie whites ARIC study Atheroslerosis

Nadere informatie

Wanneer is mijn bloeddruk goed?

Wanneer is mijn bloeddruk goed? Wanneer is mijn bloeddruk goed? Dag van de eerste lijn, 4 okt 2017 Janneke Koehoorn, huisarts DOK h Disclosure Belangenverstrengeling: geen. 1 Stellingen Hypertensie is een ziekte. Onjuist Om het risico

Nadere informatie