Onderwijs- en examenregeling Hoofdstuk 1 Algemene Bepalingen

Transcriptie

1 Onderwijs- en examenregeling Hoofdstuk 1 Algemene Bepalingen

2 Onderwijs- en examenregeling

3 Onderwijs- en examenregeling Instemming HR : 28 juni 2012 Vastgesteld door CvB : 24 augustus 2012

4 Onderwijs- en examenregeling Leeswijzer Voor je ligt de Onderwijs- en examenregeling (OER) die geldt in het studiejaar De OER maakt deel uit van het Studentenstatuut In het Studentenstatuut zijn naast de OER ook bijvoorbeeld bepalingen opgenomen die de rechtsbescherming van de student regelen. De OER is alleen van toepassing op de bachelor- en masteropleidingen van de CHE, niet op de Transferactiviteiten. Bij de inrichting van de OER is gebruik gemaakt van de adviezen van bureau Berenschot en het kader van de Inspectie op het Onderwijs. Alle relevante bepalingen met betrekking tot het onderwijs zijn in de OER verzameld in één document. Daarnaast is geprobeerd regels van eenzelfde soort bijeen te houden door ze onder één onderwerp te vangen. De indeling die daardoor ontstond is ook toegepast op de academiedelen. Hierdoor ontstaat snel een goed beeld van de inhoud van een opleiding en heeft zowel de school als de student een overzicht van de wederzijdse rechten en verplichtingen. Hoofdstukindeling De OER bestaat uit: Hoofdstuk 1: Het algemene deel Hoofdstuk 2 t/m 7: De Academiedelen Hoofdstuk 1 bevat de algemene regels, de hoofdregels. Regels die gelden voor alle studenten. In een Academiedeel kan worden afgeweken van bepalingen in hoofdstuk 1. Een Academiedeel bevat daarom met name de afwijkingen op de hoofdregels. Soms is er voor de duidelijkheid een hoofdregel herhaald. Als er met betrekking tot een bepaald onderwerp geen bepaling in het Academiedeel is opgenomen, geldt automatisch de hoofdregel. Voor het geval dat een bepaalde situatie helemaal niet geregeld is, is bepaald dat in alle gevallen waarin deze regeling niet voorziet, de examencommissie beslist. Academiedelen De Academiedelen zijn op hun beurt onderverdeeld in titels. Elke opleiding heeft een eigen titel. Dat betekent dat niet alle Academiedelen evenveel titels hebben. De laatste titel in elk hoofdstuk is gereserveerd voor de bijlagen die bij het academiedeel horen. Overigens bevat ook hoofdstuk 1 bijlagen, die ook in een aparte titel zijn opgenomen. Nummering In de nummering van de artikelen zie je de volgende elementen terug: hoofdstuk titel artikel. Dus artikel 7 van titel 3 in hoofdstuk 1 wordt: artikel De paragrafen zijn niet meegenomen in de nummering van de artikelen, om de nummering beperkt te houden tot 3 cijfers. Voorbeeld van de uitwerking van het systeem: Een student MWD vraagt zich af hoeveel kansen hij heeft om zijn toets te halen. Hij kijkt in de inhoudsopgave en ziet dat in hoofdstuk 1 titel 5 bepalingen zijn opgenomen over toetsen en tentamens. Bij het doorlezen van de artikelen ziet hij in artikel dat er in beginsel één kans en één herkans moet worden geboden, maar dat in het Academiedeel bepaald kán zijn dat er meerdere herkansingen zijn. Dan zoekt hij het Academiedeel op dat op hem van toepassing is: hoofdstuk 5 (Academie Sociale Studies). Na lezing van titel 2 (opleiding MWD), artikel (nadere regels herkansingen concludeert hij: dit jaar heeft hij twee kansen, volgend jaar mag hij eventueel nog een keer herkansen.

5 Onderwijs- en examenregeling Inhoudsopgave Leeswijzer 3 Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen 6 Titel 1 De onderwijs- en examenregeling 6 Titel 2 De opleidingen 9 Titel 3 Toelating en doorstroom 10 Titel 4 Het onderwijs 12 Titel 5 De toetsen en tentamens 13 Titel 6 Beoordeling en vaststelling toets- en tentamenresultaten 17 Titel 7 Examens 19 Titel 8 Studievoortgang en studiebegeleiding 20 Titel 9 Bindend studieadvies 20 Titel 10 Slotbepalingen 23 Titel 11 Bijlagen 26 Bijlage 1 Verbredingsminorencatalogus 26 Bijlage 2 Regeling Borging taalkwaliteit 30

6 Onderwijs- en examenregeling

7 Onderwijs- en examenregeling Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen Titel 1 De onderwijs- en examenregeling Artikel Begripsbepalingen Academie: Academiedirecteur: Academiedeel: Academieraad: Afsluitend examen: Aspirant student: Bacheloropleiding: BAS: College van Bestuur: College van Beroep voor de examens: Criterium gericht interview: DUO: Deeltijdopleiding: Diplomasupplement: Duale opleiding: Examen: Organisatorische eenheid van één of meer opleidingen, lectoraten en contractactiviteiten op het gebied van het hoger beroepsonderwijs, respectievelijk het bij die opleiding(en), lectoraten en activiteiten betrokken personeel en de aan die opleiding(en) of voor de contractactiviteiten ingeschreven studenten; De door het College van Bestuur aangestelde manager die leiding geeft aan een academie. Het deel van de Onderwijs- en examenregeling waar de academiespecifieke bepalingen zijn opgenomen. Een deelraad van de HR zoals bedoeld in artikel WHW, behorend bij een academie. Het examen waarmee een bacheloropleiding wordt afgesloten. Degene die als student wenst te worden ingeschreven bij de hogeschool. De opleiding die als zodanig is ingeschreven bij het Centraal register opleidingen hoger onderwijs en na succesvolle afronding recht geeft op een diploma (getuigschrift) en het voeren van de titel Bachelor. Bindend afwijzend studieadvies. Het orgaan dat is belast met het bestuur van de hogeschool zoals omschreven in de WHW. Het orgaan dat bevoegd is kennis te nemen en te besluiten over beroep ingesteld tegen de beslissingen van de examencommissie. Een interview dat onderdeel is van de procedure van vrijstellingen op basis van EVC en plaatsvindt op basis van een door de kandidaat ingeleverd portfolio. Dienst Uitvoering Onderwijs. Een opleiding die zodanig is ingericht dat rekening is gehouden met de mogelijkheid dat de student ook in beslag wordt genomen door andere werkzaamheden dan onderwijsactiviteiten. Deze werkzaamheden kunnen in het academiedeel zijn aangemerkt als onderwijseenheden. Bijlage bij het getuigschrift dat ten doel heeft afgestudeerden en hun potentiële werkgevers inzicht te bieden in de kennis en vaardigheden die zijn verworven tijdens de opleiding en in de aard van de hogeschool. Opleiding die zodanig is ingericht dat het volgen van onderwijs gecombineerd wordt met beroepsuitoefening i.v.m. dat onderwijs. Propedeutisch of afsluitend examen zoals bedoeld in de WHW.

8 Onderwijs- en examenregeling Examencommissie: Examendatum: Examendossier: EC: ECTS: EVC: Examinator: Extraneus: Getuigschrift: Hij/hem: Postpropedeutische fase: HR: Instelling: Leerplan: Maatwerkleerplan: Major: Masteropleiding: Minor: De commissie die in een academie belast is met de taken die in de WHW of in deze regeling aan de examencommissie worden toegekend. De datum waarop het propedeutisch of het afsluitend examen wordt behaald. Deze datum wordt vermeld op het getuigschrift. Dossier dat wordt samengesteld ten behoeve van de examencommissie in het kader van de beantwoording van de vraag of een student voldoet aan de voorwaarden die de onderwijs- en examenregeling stelt ten aanzien van kennis, inzicht en vaardigheden die nodig zijn voor het verkrijgen van een graad. European Credit, welke gelijk wordt gesteld met een studiepunt. European Credit Transfer System. Erkenning van verworven competenties, zoals vastgelegd in een Ervaringscertificaat van een erkend EVC-Centrum. Degene die door de examencommissie belast is met het afnemen van tentamens en het vaststellen van de uitslag daarvan. Degene die als zodanig is ingeschreven en naast het recht op toegang tot de hogeschool enkel recht heeft op het afleggen van tentamens en examens van de opleiding waarvoor hij is ingeschreven. Het bewijsstuk (diploma) dat uitgereikt wordt wanneer de student het propedeutisch of afsluitend examen met goed gevolg heeft afgelegd. Hij of zij, hem of haar. Het deel van de opleiding dat volgt op de propedeutische fase. Hogeschoolraad. Hogeschoolbrede medezeggenschapsraad zoals bedoeld in artikel WHW. Christelijke Hogeschool Ede, in deze regeling ook wel aangeduid als hogeschool. Uitwerking van een lineaire studieroute, waarin de studieroute beschreven is en in welk tijdsbestek de studie redelijkerwijze kan worden afgerond. Uitwerking van een flexibele studieroute (maatwerk), waarin gemotiveerd wordt waarom wordt afgeweken van de lineaire studieroute en in welk tijdsbestek de studie redelijkerwijze kan worden afgerond. Dat deel van de opleiding waarmee de student in staat gesteld wordt het competentieprofiel te verwerven. De major vormt samen met de minor(s) de voorbereiding op het behalen van het getuigschrift van het afsluitend examen. Een opleiding die als zodanig is geregistreerd in het Centraal register opleidingen hoger onderwijs en na succesvolle afronding recht geeft op een diploma (getuigschrift) en het voeren van de titel Master. Gedeelte van de opleiding met een totale omvang van maximaal 60 ECTS dat bijdraagt aan de competenties van de opleiding. Elke opleiding

9 Onderwijs- en examenregeling bestaat uit de major en een aantal te kiezen minors. Onderwijseenheid: Een onderdeel van de opleiding. Opleiding: Een samenhangend geheel van onderwijseenheden, gericht op de verwezenlijking van competenties of doelstellingen op het gebied van kennis, inzicht, attitudes en vaardigheden waarover degene die de opleiding voltooit dient te beschikken. Opleidingscommissie: De commissie die voor een opleiding of een groep van opleidingen is belast met de adviestaken met betrekking tot de onderwijs- en examenregeling en andere aangelegenheden betreffende het onderwijs zoals omschreven in de WHW. SBU: Studiebelastingsuur (-uren). Student: Degene die door de hogeschool is ingeschreven voor een opleiding en onder meer het recht heeft om deel te nemen aan het onderwijs van de hogeschool. Studentendecaan: De onafhankelijke functionaris die studenten adviseert en begeleidt bij persoonlijke problemen (materieel en immaterieel) aangaande de studievoortgang. Studentenstatuut: De regeling die als zodanig door het College van Bestuur is vastgesteld en bekendgemaakt en die onder meer de rechten en plichten van de studenten die zijn ingeschreven bij de hogeschool omvat. Studieadvies: Advies aan de student over de voortzetting van de opleiding binnen of buiten de bacheloropleiding. Studiejaar: Het tijdvak dat aanvangt op 1 september en eindigt op 31 augustus van het daarop volgende jaar. Studieloopbaanbegeleider: Een docent belast met de begeleiding van de studieloopbaan van de student. Studiepunt: Uitdrukking van de studielast van opleidingen en onderwijseenheden, ook wel uitgedrukt in EC. Tentamen: Een onderzoek naar de kennis, het inzicht en de vaardigheden van de examinandus alsmede de beoordeling van de uitkomsten van dat onderzoek. Een tentamen kan bestaan uit één toets (niet-samengesteld tentamen) of meer toetsen (samengesteld tentamen). Toets: Het onderzoek naar kennis, inzicht en vaardigheden. Voltijdopleiding: Een opleiding die ingericht is met het oog op een studielast van 40 uur per week gedurende een studiejaar (in totaal 1680 studie-uren). Werkzaamheden zoals stages zijn onderdeel van het onderwijsprogramma. W-BAS Waarschuwings-BAS, dient om de student te waarschuwen dat hij bij het risico loopt een bindend afwijzend studieadvies te ontvangen. WHW: De Wet op het Hoger onderwijs en Wetenschappelijk onderzoek.

10 Onderwijs- en examenregeling Artikel Reikwijdte en toepassing van de regeling 1. Deze onderwijs- en examenregeling is vastgesteld conform artikel 7.13 WHW en is van toepassing op de bacheloropleidingen en op de masteropleidingen die in deze regeling zijn opgenomen. De regeling is derhalve van toepassing op de studenten en extranei die staan ingeschreven bij de opleiding, en op de personen die verzoeken om toegelaten te worden tot de opleiding. Voor extranei gelden alleen de bepalingen die betrekking hebben op de rechten die in de WHW aan hen zijn toegekend en de verplichtingen die daaruit volgen. 2. De regeling is niet van toepassing op het (contract)onderwijs. 3. De regeling is van toepassing voor alle cohorten studenten, en uitsluitend voor het studiejaar De regeling treedt in werking op 1 september Indien op 1 september 2013 de onderwijs- en examenregeling nog niet gereed is blijft de onderwijs- en examenregeling van kracht totdat de onderwijs- en examenregeling van kracht is geworden. Dit geldt niet voor de bepalingen die de inhoud van het onderwijs regelen. 5. Voor de vaststelling van toets- en tentamenbeoordelingen behorend bij het onderwijs dat gegeven is in voorgaande studiejaren, geldt de examenregeling van dat studiejaar. 6. De bijlagen behorende bij deze regeling maken integraal deel uit van deze onderwijs- en examenregeling. Artikel Vaststelling van de regeling 1. De instellingsspecifieke bepalingen (het algemene deel) worden jaarlijks vóór de aanvang van het studiejaar vastgesteld door het College van Bestuur, na instemming dan wel advies van de hogeschoolraad conform de WHW en het medezeggenschapsreglement. 2. De opleidingsspecifieke bepalingen (het academiedeel) worden jaarlijks vóór de aanvang van het studiejaar vastgesteld door de Academiedirecteur, na instemming of advies van de academieraad, conform de WHW en het medezeggenschapsreglement. 3. De opleidingscommissie wordt jaarlijks tijdig in de gelegenheid gesteld deze onderwijs- en examenregeling te beoordelen en daarover advies uit brengen aan de Academiedirecteur, conform de WHW en het reglement voor de opleidingscommissies. De opleidingscommissie zendt een afschrift van dit advies aan de academieraad. Artikel Gevallen waarin deze regeling niet voorziet In alle gevallen waarin deze regeling niet voorziet, beslist de examencommissie. Titel 2 De opleidingen Artikel De opleidingen 1. Door de Academies van de CHE worden de volgende bacheloropleidingen aangeboden: a. Academie Educatie: Leraar Basisonderwijs Academie Journalistiek & Communicatie Journalistiek Communicatie Academie Mens & Organisatie: Bedrijfskunde MER Human Resource Management Academie Sociale Studies: Sociaal Pedagogische Hulpverlening Maatschappelijk Werk en Dienstverlening Academie Theologie: Godsdienst Pastoraal Werk Leraar Godsdienst/Levensbeschouwing

11 Onderwijs- en examenregeling Academie Gezondheidszorg: Verpleegkunde 2. Door de Academie Sociale Studies wordt de volgende masteropleiding aangeboden: Contextuele hulpverlening. 3. Door de Academie Theologie van de CHE wordt de volgende masteropleiding aangeboden: Leraar Godsdienst/Levensbeschouwing voor het eerstegraads onderwijs. 4. De beroepen waartoe wordt opgeleid, de eindtermen en onderwijskwalificaties van de opleiding evenals de inrichting en opzet van de opleidingen worden beschreven in het academiedeel. Titel 3 Toelating en doorstroom Paragraaf 1 Toelating tot de opleiding Artikel Vereiste vooropleiding 1. Toelaatbaar tot een bacheloropleiding die wordt aangeboden door de CHE zijn degenen die in het bezit zijn van: a. een diploma voorbereidend wetenschappelijk onderwijs (VWO); b. een diploma hoger algemeen voortgezet onderwijs (HAVO); c. een diploma van een middenkaderopleiding of van een specialistenopleiding als bedoeld in artikel eerste lid van de Wet educatie en beroepsonderwijs; d. een getuigschrift van het propedeutisch examen van een hogeschool of universiteit; e. een getuigschrift van het afsluitend examen van een hogeschool of universiteit; f. een al dan niet in Nederland afgegeven diploma, dat bij ministeriële regeling is aangemerkt als ten minste gelijkwaardig aan een diploma als bedoeld onder a, b of c; g. een al dan niet in Nederland afgegeven diploma, dat door het College van Bestuur is aangemerkt als ten minste gelijkwaardig aan een diploma als bedoeld onder a, b of c. 2. Bij ministeriële regeling kunnen aan bezitters van een diploma als bedoeld in lid 1 onder a tot en met c nadere vooropleidingseisen als bedoeld in artikel 7.25 WHW (profiel- of vakkenpakketeisen) gesteld zijn. Indien voor een opleiding nadere vooropleidingseisen van toepassing zijn, zijn deze opgenomen in het academiedeel. 3. Degene die in het bezit is van een diploma of een getuigschrift als bedoeld in lid 1 maar niet voldoet aan de in het vorige lid bedoelde nadere vooropleidingseisen (deficiëntietekort) kan toch worden ingeschreven indien blijkens een onderzoek wordt voldaan aan inhoudelijk gelijkwaardige eisen. Aan de gestelde eisen moet zijn voldaan voor de aanvang van de opleiding. De opleiding is verplicht het in dit lid bedoelde onderzoek en het resultaat daarvan te archiveren. 4. Bij ministeriële regeling kunnen in aanvulling op de vooropleidingseisen specifieke eisen als bedoeld in artikel 7.26 WHW (eisen ten aanzien van kennis, vaardigheden en/ of eigenschappen) gesteld zijn. Indien voor een opleiding dusdanige aanvullende specifieke eisen van toepassing zijn, zijn deze opgenomen in het academiedeel. 5. Een toelatingsgesprek met betrekking tot identiteit, beroepsgeschiktheid en persoonlijke omstandigheden kan onderdeel uitmaken van de toelatingsprocedure. Een aspirant-student die wordt uitgenodigd voor een toelatingsgesprek wordt schriftelijk op de hoogte gesteld van de gespreksonderwerpen.

12 Onderwijs- en examenregeling Artikel Toelatingsonderzoek (colloquium doctum) 1. Personen van eenentwintig jaar of ouder die niet voldoen aan de in artikel lid 1 genoemde vooropleidingseisen kunnen toch worden toegelaten tot een bacheloropleiding indien zij in een toelatingsonderzoek blijk hebben gegeven van geschiktheid voor het onderwijs binnen de opleiding van hun keuze en van voldoende beheersing van de Nederlandse taal voor het met vrucht kunnen volgen van dat onderwijs. 2. Wanneer het toelatingsonderzoek met goed gevolg is afgelegd, wordt daarvan een bewijs afgegeven. 3. Het afleggen van een toelatingsonderzoek kan al in een eerder stadium plaats hebben gehad. Voor een bezitter van een buitenlands diploma dat in eigen land toegang geeft tot een opleiding aan een instelling voor hoger onderwijs kan het College van Bestuur afwijken van deze leeftijdsgrens. 4. De eisen waaraan moet worden voldaan ter verkrijging van een bewijs als bedoeld in lid 2 kunnen per opleiding verschillen. 5. Het in lid 2 bedoelde bewijs geeft uitsluitend toegang tot de opleiding of opleidingen waarvoor de beschikking is afgegeven. Artikel Eisen werkkring 1. Voor inschrijving aan een deeltijdse opleiding kunnen eisen gesteld zijn ten aanzien van de werkkring. Indien dit het geval is, zijn deze eisen opgenomen in het academiedeel. 2. De beroepsuitoefening binnen een duale opleiding vindt plaats op basis van overeenkomst tussen opleiding, beroepsorganisatie en student, waarin o.a. wordt vastgesteld welke competenties moeten worden behaald tijdens de periode of perioden van beroepsuitoefening. De overeenkomst dient te voldoen aan de eisen die daaraan door de WHW gesteld worden. Paragraaf 2 Doorstroom naar en binnen de postpropedeutische fase Artikel Toelating tot de postpropedeutische fase 1. De student wordt toegelaten tot de postpropedeutische fase van de opleiding wanneer hij het propedeutisch examen van de opleiding met goed gevolg heeft afgelegd. De student wordt ook toegelaten tot de postpropedeutische fase wanneer hij het propedeutisch examen dat die opleiding en een of meer andere opleidingen gemeen hebben met goed gevolg heeft afgelegd. Indien een student die het propedeutisch examen nog niet heeft afgelegd toch alvast tot de postpropedeutische fase kan worden toegelaten, is dit opgenomen in het academiedeel. 2. Degene die niet in het bezit is van een getuigschrift als bedoeld in lid 1 kan verzoeken conform artikel 7.30 lid 2 WHW vrijgesteld te worden van het propedeutisch examen. Daarvoor is vereist dat de betrokkene in het bezit is van een al dan niet in Nederland afgegeven diploma dat inhoudelijk ten minste gelijkwaardig is aan het in het eerste lid bedoelde getuigschrift. Indien dit diploma in het buitenland is afgegeven, moet de betrokkene bovendien aan de desbetreffende examencommissie bewijzen dat hij de Nederlandse taal voldoende beheerst om met vrucht het onderwijs te kunnen volgen. Artikel Voorkennisvereisten en overgangsdrempels 1. In het academiedeel kan worden bepaald dat het met goed gevolg afleggen van bepaalde toetsen en/of tentamens vereist is voor het mogen afleggen van andere toetsen en/of tentamens. 2. De examencommissie kan toestemming geven af te wijken van deze bepalingen.

13 Onderwijs- en examenregeling Titel 4 Het onderwijs Artikel Opleidingsvarianten 1. De opleidingen worden aangeboden in voltijd. 2. Een aantal opleidingen biedt de volgende opleidingsvarianten aan: a. een deeltijdopleiding; een duale opleiding. 3. In het academiedeel is de inrichting en structuur van de opleiding (varianten) beschreven. In het academiedeel zijn ook eventuele instroomroutes beschreven. 4. De totale studielast van een bacheloropleiding bedraagt 240 studiepunten. De studielast voor een studiejaar bedraagt 60 studiepunten. 60 studiepunten zijn gelijk aan 1680 studiebelastingsuren (art. 7.4 lid 1 WHW). 5. De propedeutische fase van een bacheloropleiding heeft een studielast van 60 studiepunten en is zodanig ingericht dat er sprake is van het verkrijgen van inzicht in de inhoud van de opleiding, mede met het oog op verwijzing en selectie gedurende die fase. 6. De bacheloropleiding (inclusief de propedeutische fase) bestaat uit een majordeel met een studielast van minimaal 180 studiepunten en een minordeel met een studielast van maximaal 60 studiepunten. 7. De studielast van de afzonderlijke studieprogramma s van de opleidingen wordt vermeld in de academiedelen. De studielast per onderwijseenheid moet gespecificeerd worden in de programmaboeken. Artikel Onderwijseenheden 1. Het onderwijs in een opleidingsfase wordt gegeven in de vorm van een samenhangend stelsel van onderwijseenheden. De studielast van een onderwijseenheid wordt uitgedrukt in studiepunten. De studielast van alle onderwijseenheden van een opleidingsfase komt overeen met de totale studielast van die opleidingsfase. 2. Een onderwijseenheid kan zich uitstrekken over meer dan één blok of semester en kan per blok of semester op meerdere vakgebieden betrekking hebben. 3. De inhoud van het onderwijs wordt beschreven in het academiedeel. In het academiedeel kan voor gedetailleerde informatie over een onderwijseenheid worden verwezen naar een programmaboek. Artikel Major en verdiepings- en verbredingsminoren 1. De meeste onderdelen van de bacheloropleiding (de onderwijseenheden) zijn geplaatst in de major (omvang minimaal 180 studiepunten) en dragen bij aan de vorming van de student tot beroepsbeoefenaar. In een minor vindt verbreding en/of verdieping plaats (totale omvang maximaal 60 studiepunten). 2. De verdiepingsminoren maken deel uit van de eigen opleiding van de student en zijn beschreven in het academiedeel. Verbredingsminoren zijn beschreven in de Verbredingsminorencatalogus, opgenomen als bijlage in titel 11, paragraaf 1. In deze catalogus is per minor ten minste beschreven de inhoud, de onderwijsactiviteiten, de toelatingseisen, de toetsing en de aanmelddatum. 3. De verbredingsminoren zijn onderwijseenheden die een student bij een andere dan de eigen opleiding kan volgen. 4. Voor deelname aan een verbredingsminor dient de student de propedeuse behaald te hebben, tenzij de examencommissie van zijn opleiding hem toestemming geeft om al eerder met de minor te starten. 5. Wanneer een student niet voldoet aan de gestelde toelatingseisen van een verbredingsminor kan hij vooraf toestemming vragen aan de examencommissie van zijn opleiding voor het volgen van de minor. Hij dient in zijn verzoek aan de examencommissie te motiveren hoe deze minor past binnen zijn opleidingsprofiel. Bij zijn verzoek kan de student het advies van zijn studieloopbaanbegeleider overleggen. 6. Een vrije verbredingsminor kan door de student met goedkeuring van de examencommissie zelf samengesteld worden.

14 Onderwijs- en examenregeling Een student mag zich aanmelden voor een extra verbredingsminor als hij naar verwachting zijn opleiding binnen de nominale studietijd kan afronden en in totaal 120 studiepunten heeft behaald. 8. Een met goed gevolg afgeronde extra minor wordt als honours vermeld in het diplomasupplement met daarbij vermeld het aantal behaalde studiepunten. Artikel Volgorde van onderwijseenheden 1. De onderwijseenheden worden doorlopen - en de bijbehorende toetsen afgelegd - in de volgorde waarin zij worden aangeboden. Op verzoek van de student of van de opleiding kan de examencommissie afwijkingen van deze regel toestaan. 2. In het academiedeel kunnen aan bepaalde onderwijseenheden aanvullende voorwaarden verbonden zijn (zoals aanwezigheidsplicht bij bepaalde onderwijsactiviteiten), waaraan voldaan dient te worden om in aanmerking te kunnen komen voor toekenning van de studiepunten voor de onderwijseenheid. 3. De examencommissie kan, wanneer aanvullende voorwaarden zijn gesteld als bedoeld in lid 2, vrijstelling verlenen van het voldoen aan de voorwaarden, eventueel onder het stellen van vervangende eisen. Artikel Toekenning studiepunten Studiepunten voor een onderwijseenheid worden toegekend op het moment dat een toets of tentamen met goed gevolg is afgelegd en wanneer aan alle aanvullende voorwaarden, als bedoeld in artikel lid 2 is voldaan. Titel 5 De toetsen en tentamens Artikel Toetsen en tentamens 1. Aan een onderwijseenheid is een tentamen verbonden. Een tentamen kan bestaan uit één toets of uit meer toetsen zijn samengesteld. 2. Bij een niet-samengesteld tentamen is er één toets. De tentamenbeoordeling is gelijk aan de beoordeling van de toets. 3. Bij een samengesteld tentamen zijn er meerdere toetsen. De tentamenbeoordeling berust op weging van de toetsbeoordelingen. De weging wordt bepaald door het aantal studiepunten verbonden aan de verschillende toetsen. Artikel Relatie met het onderwijsprogramma Toetsen worden afgelegd op momenten die zodanig gekozen zijn dat de student naar redelijkheid de (bijvoorbeeld in het programmaboek) aangewezen voorbereidingstijd kan benutten. Artikel Vorm en omvang van toetsen De informatie over de toetsen die deel uitmaken van de opleiding en het aantal te behalen studiepunten is opgenomen in het academiedeel. Artikel Openbaarheid mondelinge toetsen 1. Het mondeling afnemen van een toets is niet openbaar, tenzij op voorstel van de examinator en met toestemming van de student of op voorstel van de student met toestemming van de examinator. 2. De student dan wel de examinator mag in overleg met de ander een onpartijdig persoon of een externe deskundige vragen de mondelinge toets bij te wonen. 3. De afgenomen mondelinge toets wordt beoordeeld met behulp van een beoordelingsformat die door de examencommissie is goedgekeurd.

15 Onderwijs- en examenregeling Artikel Engelstalige toetsen Bij een aantal lesprogramma s is Engels de voertaal. Dit wordt vermeld in het academiedeel. Wanneer bij de toetsing ook het Engels gebruikt moet worden, wordt dit in het academiedeel vermeld. Artikel Borging Taalkwaliteit (Taaltoets) De regeling Borging Taalkwaliteit ter bevordering van correct Nederlands taalgebruik is van toepassing op alle opleidingen van de academies. Een academie kan voor een of meer van haar opleidingen de regeling buiten toepassing verklaren of aanpassen. De regeling is opgenomen als bijlage in titel 11, bijlage 2. Artikel Toetsmomenten 1. Het moment van een toets wordt minimaal 4 weken voor de toets aan de student meegedeeld. Schriftelijke toetsen worden in regel voor de eerste maal aangeboden na afloop van het blok of semester waarin het bijbehorende onderwijs is afgerond. 2. Het moment van afleggen van een mondelinge toets wordt bepaald in overleg tussen examinator en student, met uitzondering van die mondelinge toetsen waarvoor momenten zijn vastgesteld met inachtneming van de termijn genoemd in lid Een werkstuk (paper, studietaken, logboek enz.) wordt ter beoordeling ingeleverd uiterlijk op de laatste werkdag van het blok of semester waarin het onderwijs behorend bij het programma is gegeven. In het academiedeel kan een afwijkende of aanvullende regeling zijn opgenomen. 4. In overleg met de examencommissie kan door de examinator een ander tijdstip voor inlevering ter beoordeling worden vastgesteld. Dit afwijkende inlevermoment wordt voldoende bekend gemaakt aan studenten, vóór aanvang van het onderwijs in het kader waarvan het werkstuk gemaakt dient te worden. 5. Wanneer een student niet alle opdrachten die in het kader van een bepaald onderdeel in een blok of semester moeten worden uitgevoerd, tijdens dat blok of semester heeft uitgevoerd, krijgt hij gedurende het daaropvolgende blok of semester alsnog de tijd de opdrachten uit te voeren. De examinator heeft de mogelijkheid om voor deze herkansing nieuwe opdrachten te formuleren. Wanneer de student geen gebruik maakt van de herkansingsmogelijkheid in het volgende blok of semester, vervallen alle reeds gemaakte opdrachten voor het betreffende onderdeel en kan de examencommissie besluiten dat er een vervangende opdracht gemaakt dient te worden. Van deze regeling kan in het academiedeel zijn afgeweken. Artikel Recht op herkansingen 1. Een student heeft recht een niet met goed gevolg afgelegde toets een keer opnieuw af te leggen, tenzij het tentamen/de onderwijseenheid waarvan de toets deel uitmaakt inmiddels met goed gevolg is afgelegd. 2. In het academiedeel kan in afwijking van lid 1 worden bepaald dat een student het recht heeft een niet met goed gevolg afgelegde toets twee keer opnieuw af te leggen. 3. Herkansing van een met goed gevolg afgelegde toets is alleen mogelijk indien dat in het academiedeel geregeld is. 4. De student die nog slechts één toets moet afleggen voor hij kan afstuderen, mag deze toets nog in het betreffende studiejaar afleggen. De student kan deze extra (her)kans aanvragen bij de examinator van de toets. De examinator kan ervoor kiezen de toets mondeling af te nemen, onder voorwaarde dat voldaan wordt aan het gestelde in art lid De examencommissie kan in bijzondere gevallen een extra kans toekennen een toets af te leggen of een met goed gevolg afgelegde toets te herkansen. In het academiedeel kan worden opgenomen in welke bijzondere gevallen een student in aanmerking komt voor een extra (her)kans.

16 Onderwijs- en examenregeling Voor de postpropedeusefase geldt dat wanneer alle reguliere toetsmomenten niet tot het gewenste resultaat leiden, de situatie door de examencommissie wordt besproken met de student. Dit kan leiden tot een dringend advies om de opleiding te beëindigen. 7. Wanneer zonder geldige reden, ter beoordeling van de examencommissie, niet wordt deelgenomen aan een gepland toetsmoment, wordt dit als een van de (maximaal drie) toetsmogelijkheden (de eerste kans en een of twee herkansingen) gerekend. Artikel Organisatie deelname aan schriftelijke toetsen 1. De examencommissie kan op verzoek van een student of de opleiding besluiten om gelegenheid te bieden tot het afleggen van schriftelijke toetsen op latere momenten dan de in artikel genoemde herkansingsmomenten, op een door de examencommissie in overleg met de betrokken examinator te bepalen moment. 2. Tussen het moment waarop een onvoldoende toetsresultaat bekend is gemaakt en het tijdstip waarop de schriftelijke toets opnieuw kan worden afgelegd, ligt ten minste 3 weken. Artikel Organisatie herkansingen 1. Een tweede mogelijkheid (eerste herkans) tot het afleggen van een toets wordt aangeboden in het studiejaar waarin de toets voor de eerste maal is aangeboden. 2. De regel in lid 1 geldt niet voor stages en trainingen. In het academiedeel kunnen andere onderdelen van de opleiding zijn uitgezonderd van de regel zoals vermeld in lid Voorafgaand aan een dergelijk besluit overlegt de examencommissie met de betrokken examinator. Artikel Overschrijding inleverdatum werkstukken 1. Indien een werkstuk ná het verstrijken van de conform lid 3 vastgestelde datum wordt ingeleverd, wordt het werkstuk beschouwd als te zijn ingeleverd voor de tweede, daaropvolgende inleverdatum, en geldt daarmee als eerste herkansing. 2. Afwijkende of nadere regels met betrekking tot het (te laat) inleveren van werkstukken zijn vermeld in het academiedeel. Artikel Voorzieningen voor studenten met beperking of chronische ziekte 1. Aan studenten met een lichamelijke of zintuiglijke beperking wordt de gelegenheid geboden de tentamens op een zoveel mogelijk aan hun individuele beperking aangepaste wijze af te leggen. De student dient daartoe tijdig een schriftelijk, met redenen omkleed verzoek in bij de examencommissie, zo mogelijk voorzien van bewijsstukken (bijvoorbeeld een doktersverklaring). De examencommissie wint zo nodig deskundig advies in alvorens te beslissen. Indien gewenst wordt de student in de gelegenheid gesteld om te worden gehoord. Zo snel mogelijk, maar uiterlijk binnen 20 werkdagen na ontvangst van het verzoek, wordt de student duidelijkheid gegeven over de voorzieningen die getroffen kunnen worden. 2. De examencommissie bepaalt de duur van de beschikking. Artikel Vrijstelling voor toetsen en tentamens 1. Door de examencommissie kan, op schriftelijk verzoek van de student, vrijstelling verleend worden van het afleggen van één of meer toetsen of tentamens op grond van a. een eerder met goed gevolg afgelegde toets of tentamen; b. een eerder met goed gevolg afgelegd examen;

17 Onderwijs- en examenregeling c. buiten het hoger onderwijs opgedane kennis en/of vaardigheden waaruit blijkt dat de kandidaat reeds aan de vereisten van de toets of het tentamen voldaan heeft. 2. Een beslissing over het verzoek tot vrijstelling wordt binnen 10 werkdagen na het indienen van het verzoek door de examencommissie genomen met inachtneming van het niveau en de studielast van de onderwijseenheden waarvoor de vrijstelling gevraagd wordt. De examencommissie stelt indien nodig de examinator die de toets of het tentamen verzorgt in de gelegenheid een advies uit te brengen over het verzoek. 3. De examencommissie kan bij een verzoek tot meerdere vrijstellingen van de student eisen dat deze een aanvraag indient tot het mogen volgen van een flexibele leerroute. De student kan ook zelf besluiten een aanvraag in te dienen tot het mogen volgen van een flexibele leerroute. De leden 3 en 4 van artikel zijn van toepassing. 4. De examencommissie verleent zonder meer vrijstellingen aan studenten die voldoen aan de regels die door het College van Bestuur zijn vastgesteld met betrekking tot de erkenning van andere opleidingen. 5. Bij goedkeuring van het verzoek tot vrijstelling en het eventuele daarbij behorende leerplan verstrekt de examencommissie de verzoeker een bewijs van vrijstelling. Dit bewijs vermeldt de datum waarop de vrijstelling is verleend, de omschrijving van de toets of het tentamen en de geldigheidsduur van de vrijstelling. 6. De examencommissie kan besluiten dat in aanvulling op of ter vervanging van de hiervoor beschreven vrijstellingsprocedure een assessment of Criteriumgericht interview wordt afgenomen. 7. De vrijstelling heeft dezelfde geldigheidsduur als het tentamen of de toets waarvoor vrijstelling is verleend. Artikel Flexibele leerroute/ maatwerkleren 1. Het bewijs van kennis en/of vaardigheden zoals bedoeld in artikel lid 1 onder b kan onder meer geleverd worden door het overleggen van een EVCrapport van een erkend EVC-Centrum. Ook kan dit bewijs worden geleverd door het overleggen van een gewaarmerkt getuigschrift/diploma van een eerder (buiten het hoger onderwijs) gevolgde opleiding. 2. De (aankomend) student die op grond van art lid 1 een verzoek indient tot het verlenen van meerdere vrijstellingen, dient bij de examencommissie een verzoek in om een flexibele leerroute te volgen. 3. De gewenste flexibele leerroute moet zijn uitgewerkt in een maatwerkleerplan, dat is opgesteld samen met de door de hogeschool toegewezen (studieloopbaan)begeleider. 4. Een beslissing over het verzoek tot het volgen van een flexibele leerroute wordt binnen 20 werkdagen na het indienen van het verzoek door de examencommissie genomen. Artikel Afwijkende wijze van toetsing 1. Op schriftelijk verzoek van de student en/of de examinator kan de examencommissie in bijzondere gevallen toestaan dat een toets op een andere wijze dan was bepaald, wordt afgelegd. 2. Indien de student na het drie keer afleggen van een toets die toets nog niet met goed gevolg heeft afgelegd, kan hij een schriftelijk verzoek indienen bij de examencommissie om een individuele regeling voor die toets te treffen, indien er omstandigheden zijn die dit verzoek rechtvaardigen. De examencommissie neemt de beslissing na overleg met de betreffende examinator.

18 Onderwijs- en examenregeling Bij groepsopdrachten geven de betrokken studenten een beschrijving van de verdeling van taken binnen de groep, en voor het werkstuk geven zij aan welk lid van de groep welk onderdeel heeft gemaakt. Op basis van deze informatie kan het groepsproces worden beoordeeld en dit kan aanleiding geven tot een gedifferentieerde beoordeling. Stagnaties in het groepsproces worden gemeld bij de examinator, die zo nodig de examencommissie kan verzoeken om tot een beslissing te komen voor de afronding en beoordeling van de groepsopdracht. Uitgangspunt voor de beslissing van de examencommissie is het voorkomen van nadelige gevolgen voor groepsleden die hun taken goed en op tijd uitvoeren. Titel 6 Beoordeling en vaststelling toets- en tentamenresultaten Artikel Niet-samengesteld tentamen, wijze van beoordeling toets 1. Een niet-samengesteld tentamen bestaat uit één toets. 2. De toets van een niet-samengesteld tentamen wordt beoordeeld in de vorm van een cijfer uit de reeks 0,0 t/m 10,0 met gebruik van één decimaal of door middel van de woorden goed (welke beoordeling gelijk is aan een 8), voldoende (gelijk aan een 7) of onvoldoende (gelijk aan een 5). Artikel Beoordeling en minimumcijfer niet-samengesteld tentamen 1. De beoordeling van het niet-samengestelde tentamen is gelijk aan de beoordeling van de toets, als bedoeld in artikel Het niet-samengestelde tentamen is met goed gevolg afgelegd indien daarvoor de cijferbeoordeling 6,0 of hoger is verkregen of een beoordeling door middel van de woorden voldoende of goed. Voor een samengesteld tentamen kan in het academiedeel of in de Verbredingsminorencatalogus een afwijkend minimumcijfer worden vastgesteld. Artikel Samengesteld tentamen, wijze van beoordeling toetsen 1. Een samengesteld tentamen bestaat uit minimimaal twee toetsen. 2. De toetsen van een samengesteld tentamen worden beoordeeld in de vorm van een cijfer uit de reeks 0,0 t/m 10,0 met gebruik van één decimaal. 3. Voor iedere toets geldt het minimumcijfer 5,0. In het academiedeel of in de Verbredingsminorencatalogus kan een ander minimumcijfer worden vastgesteld.. 4. Daarnaast kan in het academiedeel voor een of meerdere toetsen een van lid 2 afwijkende regeling zijn opgenomen. Artikel Beoordeling en minimumcijfer samengesteld tentamen 1. De beoordeling van een samengesteld tentamen is het gewogen gemiddelde van de beoordeling van de toetsen, waarbij de wegingsfactor van elke toets bepaald wordt door het aantal studiebelastinguren of het aantal te behalen studiepunten van de onderwijseenheid waartoe de toets behoort. 2. De vaststelling van de beoordeling van een samengesteld tentamen vindt plaats nadat alle tot het tentamen behorende toetsen zijn afgelegd. 3. Het samengestelde tentamen is met goed gevolg afgelegd indien daarvoor ten minste het cijfer 6,0 is vastgesteld en afzonderlijke toetsresultaten gelijk zijn aan of hoger dan het minimumcijfer. Voor een samengesteld tentamen kan in het academiedeel of in de Verbredingsminorencatalogus een afwijkend minimumcijfer worden vastgesteld. Artikel Beoordeling van een tentamen of toets bij een vrijstelling of vervanging 1. Een tentamen waarvoor de examencommissie vrijstelling heeft verleend als bedoeld in artikel lid 1, wordt voor de bepaling van de uitslag van het examen beschouwd als met goed gevolg afgelegd.

19 Onderwijs- en examenregeling Een toets al dan niet deel uitmakend van een samengesteld tentamen - waarvoor de examencommissie vrijstelling heeft verleend, wordt beschouwd als een toets waarvoor de kwalificatie 7,0 of voldoende is behaald of, indien het een toets met een vastgesteld minimumcijfer betreft dat hoger is dan 7,0 de waarde van dat minimumcijfer. Op een dergelijke toets zijn alle overige artikelen uit dit hoofdstuk onverminderd van toepassing. 3. Indien de examencommissie op basis van artikel lid 1 of op basis van artikel lid 1 voor een regulier tentamen of een toets een vervangend tentamen of vervangende toets heeft vastgesteld, treedt die vervanging in de plaats van het reguliere tentamen of de reguliere toets. Artikel Beoordeling opnieuw afgelegde toetsen De beoordeling van een opnieuw afgelegde toets komt in de plaats van de eerder gegeven beoordeling, tenzij de eerder gegeven beoordeling hoger is. Artikel Vaststelling en bekendmaking toetsuitslagen 1. De examencommissie stelt met het oog op de studievoortgang jaarlijks data vast waarop de toetsresultaten bekend dienen te zijn, om: a. de toetsresultaten te kunnen vermelden op de lijst met tentamen- en toetsresultaten; b. de examenuitslag te kunnen bepalen. 2. De examinator stelt de uitslag van een toets vast en voert binnen 15 werkdagen na afloop van de week waarin de toets of het tentamen is afgelegd de beoordeling in het cijferadministratiesysteem in. 3. Voor de beslissing van de examencommissie over de lengte van de correctietermijn voor werkstukken speelt de omvang van het werkstuk een rol, maar daarnaast ook het aantal werkstukken. 4. Verlenging van de termijn genoemd in lid 2 kan alleen na goedkeuring door de examencommissie. Wanneer de termijn niet gehaald wordt, informeert de examencommissie de betreffende student(en) binnen deze termijn. 5. Indien verlenging aangevraagd wordt, dient de docent of bij ontstentenis van de docent zijn teamleider in overleg met de examencommissie passende maatregelen te nemen om het probleem binnen een termijn van 20 werkdagen na aanvraag van de verlenging op te lossen. 6. De uitslag van een mondelinge toets wordt zo mogelijk direct, maar uiterlijk binnen vijf werkdagen aan de student meegedeeld en ingevoerd in het cijferadministratiesysteem. 7. De student kan bij de examencommissie bezwaar indienen tegen het ingevoerde cijfer c.q. de beoordeling dan wel tegen het niet tijdig ingevoerd zijn van cijfers/beoordelingen. De examencommissie zorgt voor afhandeling van het bezwaar op zo kort mogelijke termijn, maar uiterlijk binnen 20 werkdagen na het indienen van het bezwaarschrift. 8. Het indienen van een bezwaar aan de examencommissie, mag de beroepsgang naar het College van Beroep voor de Examens niet in de weg staan. 9. De examencommissie heeft het recht om, indien nodig, de correctietermijn te verkorten. Artikel Inzagerecht 1. Binnen tien werkdagen na het vaststellen van de uitslag van een toets of tentamen heeft de student het recht op inzage van zijn beoordeeld werk bij de examinator en/of de studieloopbaanbegeleider. 2. Een examinator heeft de bevoegdheid een moment vast te stellen waarop algemene inzage mogelijk is. Een student die geen gebruik maakt van deze algemene inzage wordt geacht geen gebruik te hebben gemaakt van zijn inzagerecht. 3. De examinator dient het inzagemoment zo te kiezen dat alle studenten gelijktijdig de mogelijkheid hebben tot inzage. De examinator hoeft daarbij slechts rekening te houden met het lesrooster.

20 Onderwijs- en examenregeling Het moment van algemene inzage moet uiterlijk op de dag waarop de toets wordt afgelegd aan de studenten bekend worden gemaakt. 5. In het academiedeel kan een regeling zijn opgenomen die afwijkt van de regeling in dit artikel. Artikel Bewaartermijnen toetsen 1. De opgaven en uitwerkingen van schriftelijke toetsen dienen door de examinator bewaard te blijven gedurende één jaar na vaststellen van de uitslag van de toets. Toetsen van het in het toetsplan gedefinieerde gerealiseerde eindniveau moeten ten minste twee jaar bewaard worden. 2. Na de termijn als genoemd in lid 1 worden de uitwerkingen van schriftelijke toetsen van de studenten door de examinator teruggegeven aan de student of vernietigd, tenzij het materiaal een onderdeel vormt van het examendossier. Opgaven mogen niet aan studenten worden meegegeven. 3. Ingeval van bezwaar of beroep tegen de uitslag van de toets of het tentamen wordt de uitwerking van het schriftelijk tentamen in ieder geval bewaard gedurende de periode dat nog niet op het bezwaar of het beroep is beslist. 4. Afstudeerwerkstukken blijven in het bezit van de opleiding. De hogeschool kan afstudeerwerkstukken voor bepaalde of onbepaalde tijd opnemen in de mediatheekcollectie en digitaal in de HBO-kennisbank, tenzij de student of de opdrachtverlenende organisatie daarvoor geen toestemming verlenen. Artikel Geldigheidsduur toetsen en tentamens 1. De geldigheidsduur van afgelegde toetsen en tentamens van de postpropedeuse bedraagt als regel zes jaar, voor zover de eindtermen voor een bepaalde onderwijseenheid niet zijn veranderd. Als de eindtermen voor een bepaalde onderwijseenheid zijn veranderd, kan de examencommissie een aanvullend of vervangend tentamen opleggen, voordat een student wordt toegelaten tot het afleggen van een examen. De resultaten die behaald zijn in het propedeutisch jaar staan vast na het behalen van het propedeutisch examen. 2. Tentamens en toetsen waarvan de geldigheidsduur is verstreken, kunnen in geen geval deel uitmaken van een aanvraag tot vrijstelling als bedoeld in artikel lid 1. Titel 7 Examens Artikel Inrichting van de examens 1. In de opleidingen kunnen de volgende examens worden afgelegd: a. het propedeutisch examen ter afsluiting van de propedeutische fase en het b. afsluitend examen ter afsluiting van de postpropedeutische fase. 2. Een student heeft het propedeutisch examen met goed gevolg afgelegd, wanneer in de propedeutische fase 60 studiepunten zijn behaald, dan wel wanneer hiervoor vrijstellingen zijn verleend, als bedoeld in artikel lid 1, en wanneer bovendien is voldaan aan alle eventuele aanvullende voorwaarden, als bedoeld in artikel lid Een student heeft het afsluitend examen met goed gevolg afgelegd, wanneer in de postpropedeutische fase 180 studiepunten zijn behaald, dan wel wanneer hiervoor vrijstellingen zijn verleend, als bedoeld in artikel lid 1, en wanneer bovendien is voldaan aan alle aanvullende voorwaarden, als bedoeld in artikel lid 2. Artikel Openbaarheid examens 1. Een examen is niet openbaar, tenzij op verzoek van examinator en met toestemming van de student. 2. Indien het College van Bestuur op verzoek van de examencommissie een deskundige van buiten de instelling heeft benoemd ten behoeve van het toezicht op het afsluitend examen heeft deze deskundige het recht de afsluitende examens bij te wonen.

21 Onderwijs- en examenregeling Artikel Afstuderen Cum laude 1. Om cum laude af te studeren moet een student voldoen aan de volgende voorwaarden: a. Alle onderdelen van de bachelor (dus inclusief de propedeuse) zijn afgerond met een onafgerond rekenkundig gemiddelde van 8.0 of hoger; b. Het afstudeerwerkstuk moet zijn beloond met tenminste een 8; c. De cijfers die op het diploma verschijnen zijn niet lager dan een 7.0; d. De studie is afgerond met maximaal één jaar vertraging ten opzichte van de nominale studieduur; e. Vrijstellingen tot en met 30 studiepunten worden buiten beschouwing gelaten. Als een student voor de opleiding waarin hij gaat afstuderen meer dan 30 studiepunten aan vrijstellingen heeft verkregen is het niet mogelijk om cum laude af te studeren. 2. In het geval van bijzondere omstandigheden zoals opgenomen in art Onderwijs- en examenregeling mag de examencommissie afwijken van de voorwaarden genoemd in lid 1 onderdeel d. 3. De examencommissie is bevoegd te bepalen dat de regel opgenomen in lid 1 onderdeel e in een specifiek geval buiten werking blijft indien de student door toepassing van deze regeling geconfronteerd zou worden met een onbillijkheden van zwaarwegende aard. Titel 8 Studievoortgang en studiebegeleiding Artikel Studievoortgang 1. Het opleidingsmanagement draagt zorg voor een zodanige registratie van de studieresultaten, dat aan elke student een overzicht verschaft kan worden van de door hem behaalde resultaten in relatie tot het onderwijs- en examenprogramma van de opleiding. 2. De studievoortgang (cijfers en behaalde studiepunten) kan door de student binnen en buiten de hogeschool digitaal worden ingezien. Artikel Studiebegeleiding 1. Het opleidingsmanagement draagt zorg voor de introductie en de studiebegeleiding van de studenten die voor de opleiding zijn ingeschreven, mede ten behoeve van hun oriëntatie op mogelijke studiewegen in en buiten de opleidingen. 2. De studiebegeleiding in de propedeutische en de postpropedeutische fase vindt plaats op de wijze zoals in het academiedeel is beschreven. 3. Wanneer de student of de examencommissie meent dat de student aanzienlijke vertraging heeft opgelopen, stelt hij met zijn studieloopbaanbegeleider een leerplan op waarvoor hij de goedkeuring van de examencommissie vraagt. De studieloopbaanbegeleider begeleidt de student bij het uitvoeren van het leerplan. 4. In het academiedeel kan worden afgeweken van de regeling onder lid 3. Titel 9 Bindend studieadvies Artikel Studieadvies propedeuse 1. Aan elke student wordt uiterlijk aan het einde van diens eerste jaar van inschrijving voor de propedeutische fase van de opleiding door de examencommissie een studieadvies uitgebracht over de voortzetting van zijn studie binnen de opleiding. 2. Onverminderd het bepaalde in lid 1 kan de examencommissie het studieadvies aan de student uitbrengen zolang deze het propedeutisch examen niet met goed gevolg heeft afgelegd.