College voor Arbeidszaken

Maat: px
Weergave met pagina beginnen:

Download "College voor Arbeidszaken"

Transcriptie

1 College voor Arbeidszaken Bestuurders van de vakbonden doorkiesnummer (070) betreft Inzetbrief hervorming rechtspositie kunstzinnige vorming uw kenmerk ons kenmerk ECCVA/U bijlage(n) datum 1 april 2008 Geachte vakbondsbestuurder, In de CAO sector Gemeenten is het volgende afgesproken over de rechtspositieregeling van onderwijzend personeel in de kunstzinnige vorming: De rechtspositie van docenten kunstzinnige vorming (gemeentelijke kunstencentra en muziekscholen) wijkt op verschillende punten af van de CAR-UWO. Deze afwijkende bepalingen zijn opgenomen in bijlage IV van de CAR-UWO. De bijlage is lang niet meer aangepast zodat deze niet meer actueel is en niet meer goed aansluit bij de bedrijfsvoering in de sector. Kunstencentra en muziekscholen bieden andere producten en diensten aan dan vroeger. Hierdoor worden er ook andere eisen gesteld aan het personeel. Om de instellingen binnen de sector toekomstbestendig te maken, zijn partijen overeengekomen om de rechtspositionele bepalingen uit bijlage IV voor docenten kunstzinnige vorming voor 1 april 2008 aan te passen. Het doel is te komen tot een apart hoofdstuk in de CAR-UWO. De VNG verbouwt. Vanaf 19 november 2007 is ons tijdelijke bezoekadres: Koningin Marialaan 15-17, 2595 GA Den Haag.

2 Het CvA hoopt samen met u in een constructieve sfeer uitwerking te geven aan deze afspraak uit het akkoord. In de eerste paragraaf worden kort de redenen voor hervorming op een rijtje gezet. Daarna volgt de concrete inzet van het CvA voor de aanpassing van de rechtspositie voor docenten kunstzinnige vorming. 1. Waarom is hervorming nodig? Er zijn verschillende redenen die aanleiding geven tot hervorming van de rechtspositieregeling voor onderwijzend personeel in de kunstzinnige vorming. De belangrijkste reden tot hervorming is dat de huidige bijlagen gedateerd zijn en daardoor niet langer aansluiten bij de praktijk. Al geruime tijd zijn de bijlagen redactioneel maar vooral ook inhoudelijk niet bijgehouden. Hierdoor bevatten de bijlagen tegenstrijdigheden, niet logische elementen in de samenloop van artikelen en bepalingen die vanwege gewijzigde wetgeving juridisch niet langer houdbaar zijn 1. Het gevolg is dat in instellingen op diverse arbeidsvoorwaarden een eigen interpretatie wordt gegeven aan bepalingen uit de bijlagen van de CAR-UWO of dat die bepalingen lokaal aangepast worden aan de praktijk. Tussen instellingen bestaat daardoor een grote verscheidenheid aan rechtspositieregels die al dan niet formeel zijn vastgesteld voor het onderwijzend personeel. Deze grote verscheidenheid, waarop centraal het zicht volledig kwijt is, is onwenselijk voor werkgevers en medewerkers. Daarnaast sluiten de huidige bijlagen van de CAR-UWO niet meer goed aan bij de bedrijfsvoering in de sector. Kunstencentra en muziekscholen bieden andere producten en diensten aan dan vroeger; er is een vraag naar andersoortige lessen/cursussen. Vooral is er een groeiende behoefte aan kortlopende cursussen, bijvoorbeeld zomercursussen toneel/expressie of kindermusicals. De huidige rechtspositieregeling belemmert instellingen voor kunstzinnige vorming om snel en eenvoudig met een gewijzigde bedrijfsvoering in te spelen op deze al langer aanwezige vraag. Het CvA wil dat meer mogelijk maken. Kortom, met de hervorming wil het CvA ervoor zorgen dat de rechtspositiebepalingen weer aansluiten bij de praktijk en tegelijkertijd voor de hele sector duidelijkheid brengen in welke rechtspositieregels van toepassing zijn voor het onderwijzend personeel in de kunstzinnige vorming. Deze hervorming past volgens het CvA dan ook goed binnen het voornemen van LOGA-partijen om de CAR-UWO te hervormen tot een eenduidige en landelijke rechtspositieregeling. 2. De inzet Het CvA wil graag komen tot een apart hoofdstuk in de CAR (centrale arbeidsvoorwaarden regeling) speciaal voor het onderwijzend personeel in de kunstzinnige vorming. Dit nieuwe hoofdstuk komt dan in de plaats van de huidige bijlagen; de bijlagen komen te vervallen. Alleen relevante bepalingen uit de bijlagen zullen, soms na opschoning van verouderde elementen, opnieuw worden opgenomen in het nieuwe hoofdstuk. 1 bijvoorbeeld de harde leeftijdgrenzen bij ontslagvolgorde zijn strijdig met de Wet gelijke behandeling op grond van leeftijd bij de arbeid. onderwerp Inzetbrief CvA datum 1 april /08

3 Het CvA bouwt zijn inzet op uit de volgende onderdelen: 1. Duidelijkheid in en consequente uitvoering van het aantal te werken uren per jaar 2. Vakantieplanning aan laten sluiten bij bedrijfsvoering 3. De mogelijkheden voor scholing en ontwikkeling duidelijk vastleggen 4. Actualiseren van de mogelijkheid tot tijdelijke aanstellingen 5. De verdeling van uren binnen de aanstelling aan laten sluiten bij de bedrijfsvoering 6. Afvloeiingsvolgorde bepalen bij overtolligheid 2 7. Uitzondering opnemen op het nieuwe bovenwettelijke WW-stelsel 8. Duidelijkheid in samenloop zwangerschaps- en bevallingsverlof met vakantieverlof 9. Salarisschalen 10. Compensatie voor werken op zondag 2.1 Duidelijkheid in en consequente uitvoering van het aantal te werken uren per jaar In de CAR-UWO 3 is bepaald dat de omvang van de betrekking van een fulltime medewerker 1836 uur per jaar is. Na aftrek van 158,4 uur vakantierecht blijft hier 1677,6 uur van over. Deze regels gelden ook voor het onderwijzend personeel in instellingen voor kunstzinnige vorming. In de praktijk blijkt dat sommige instellingen voor kunstzinnige vorming deze regels niet juist naleven voor hun onderwijzend personeel. Veelal door het onjuist toepassen van artikel 7 van bijlage IV waarin wordt gesteld dat onderwijzend personeel (verplicht) vakantieverlof heeft tijdens de schoolvakanties. Het CvA wil dat instellingen die de bestaande rechtspositieregels onjuist naleven die fout herstellen, zodat ook het onderwijzend personeel van die instellingen het aantal uren per jaar werkt zoals in de CAR- UWO is bepaald, waarbij ook het CvA -voorstel voor extra verlof als genoemd in paragraaf 2.2 betrokken moet worden. Het CvA stelt voor het onderwijzend personeel van instellingen waarin momenteel netto minder wordt gewerkt dan voorgeschreven, drie jaar de tijd te geven om dat voorgeschreven aantal uren werken per jaar te realiseren. Gevolgen van het naleven van het vastgesteld aantal te werken uren Met duidelijkheid in en consequente uitvoering van het te werken aantal uren per jaar wordt bereikt dat er meer tijd is voor scholing en ontwikkeling van het onderwijzend personeel 4. Met een consequente uitvoering van het te werken aantal uren per jaar wordt, samen met de extra verlofuren die in de volgende subparagraaf worden aangegeven, een scheefgroei binnen de sector tegengegaan. Op die manier wordt vooral in instellingen waarin een deel van het personeel onder de CAR-UWO valt en een deel van het personeel onder de CAO KE valt, de duidelijk merkbare ongelijkheid weggenomen. 2 door een daling van het aantal inschrijvingen ten opzichte van het voorgaande cursusjaar of door een vermindering van de subsidie of toegekend gemeentelijk budget. 3 Zie artikel 1:1, eerste lid, onderdeel k CAR-UWO. 4 Zie ook paragraaf 2.3 onderwerp Inzetbrief CvA datum 1 april /08

4 2.2 Vakantieplanning aan laten sluiten bij bedrijfsvoering In artikel 7 van bijlage IV wordt aangegeven dat onderwijzend personeel (verplicht) vakantieverlof heeft tijdens de schoolvakanties 5. Dit is ingegeven door de praktijk uit het verleden toen instellingen voor kunstzinnige vorming de deuren in de schoolvakanties sloten. Maar steeds meer wordt er in de praktijk gezocht naar vormgeving van vakantieverlof die aansluit bij de wensen van het onderwijzend personeel zoals het op persoonlijke titel uitgenodigd worden voor een buitenlands optreden tijdens lesweken en de opkomende wens van cursisten om ook tijdens schoolvakanties (kortdurende) lessen en cursussen te kunnen volgen. In meerdere gevallen heeft dat lokaal al geleid tot een vakantieplanning die strijdig is met de huidige bepalingen daarover in de bijlagen van de CAR-UWO. Graag wil het CvA de regels omtrent vakantieplanning zodanig aanpassen dat de rechtspositieregels passen bij de wensen uit de praktijk. Daarom stelt het CvA voor de gemeente de mogelijkheid te geven te kiezen uit twee varianten. Desgewenst kan de werkgever ook kiezen om variant A van toepassing te verklaren op een deel van het onderwijzend personeel en variant B op het andere deel van het onderwijzend personeel van die instelling. Variant A De gemeente kiest om een aantal weken per jaar als verplichte vakantieweken aan te wijzen, waarbij deze verplichte vakantieweken vallen in (een deel van) de schoolvakanties. Het aantal kan maximaal gelijk zijn aan de huidige 12 weken, maar er kan lokaal ook gekozen worden voor een kleiner aantal. Afhankelijk van het aantal weken waarvoor verplichte vakantieopname geldt, kan er in de lesweken buiten de verplichte vakantieweken gemiddeld meer dan 36 uur per week (op fulltime basis) gewerkt moeten worden om te voldoen aan de in de CAR-UWO voorgeschreven arbeidsduur per jaar. Om dit mogelijk te maken dient voor deze variant in het nieuwe hoofdstuk voor het onderwijzend personeel een aparte bandbreedte 6 opgenomen te worden. Variant B De gemeente kiest ervoor om geen verplichte vakantieweken aan te wijzen. De instellingen maken dan, net als met niet-onderwijzend personeel, in onderling overleg tussen medewerker en werkgever op individueel niveau afspraken over vakantieopname van de medewerker. De lokale werktijdenregeling is het kader waarbinnen in overleg tussen werkgever en medewerker nadere afspraken over vakantieopname worden gemaakt. Het CvA realiseert zich dat lessen en cursussen altijd van te voren ingepland moeten worden, of ze in schoolvakanties vallen of niet. Hierdoor is het onderwijzend personeel in de kunstzinnige vorming beperkter in de vakantieopname dan reguliere gemeenteambtenaren. Om tegemoet te komen aan de beperking stelt het CvA voor om 21,6 uur extra verlof toe te kennen aan het onderwijzend personeel waarvoor in de lokale werktijdenregeling is opgenomen dat: 5 Wel heeft het college de mogelijkheid de ambtenaar voor maximaal 1 week tijdens schoolvakanties werkzaamheden op te dragen. 6 als bedoeld in artikel 4:1 CAR-UWO. onderwerp Inzetbrief CvA datum 1 april /08

5 o een deel van het jaar is aangemerkt als verplichte vakantieperiode 7, of o een deel van het jaar geen vakantie kan worden opgenomen door toewijzing van lessen/cursussen. Deze extra verlofuren leiden tot minder uren werk tijdens de lesweken. Met aftrek van de 21,6 extra verlofuren per jaar is het resultaat dat het in de CAR-UWO voorgeschreven aantal te werken uren per jaar voor onderwijzend personeel in de kunstzinnige vorming ( ,4 21,6 = 1656 uur per jaar) in een meer gelijkwaardige verhouding staat met andere vergelijkbare rechtspositieregelingen: o reguliere ambtenaren onder de CAR-UWO: 1677,6 uur per jaar o regulier onderwijs: 1659 uur per jaar 8 o CAO KE: per 1 augustus uur per jaar 2.3 De mogelijkheden voor scholing en ontwikkeling duidelijk vastleggen Scholing van het personeel is belangrijk. Daarom stelt het CvA voor dat lokaal kan worden afgesproken dat wanneer er conform het CvA -voorstel uit paragraaf 2.1 feitelijk meer uren gewerkt dienen te worden, deze meer te werken uren in eerste instantie aangewend worden voor extra functiegerichte scholing. Daarnaast geldt (als bedoeld in paragraaf 2.1) voor het onderwijzend personeel natuurlijk ook het huidige hoofdstuk 17 CAR als het gaat over opleiding en ontwikkeling. 2.4 Actualiseren van de mogelijkheid tot tijdelijke aanstellingen De CAR-UWO kent in artikel 2:4 CAR zijn eigen vertaling van de Flexwet. Daarin is opgenomen dat er in een periode van 36 maanden maximaal 3 keer een tijdelijke aanstelling kan worden verleend. Een vierde aanstelling zou een vaste aanstelling betekenen. In bijlage IV, artikel 2 is echter bepaald dat onderwijzend personeel kunstzinnige vorming alleen een tijdelijke aanstelling kan krijgen in gevallen dat nog niet (geheel) wordt voldaan aan de eisen van het Reglement Benoembaarheidseisen. Dit artikel uit de bijlage is in 1995 per abuis niet aangepast aan de wijzigingen in artikel 2:4; het is nog een aanvulling op het oude artikel 2:4. Het CvA stelt voor dat wat in 1995 over het hoofd is gezien te corrigeren door het huidige artikel 2:4 ook van toepassing te verklaren op het onderwijzend personeel voor de kunstzinnige vorming. 2.5 De verdeling van uren binnen de aanstelling aan laten sluiten bij de bedrijfsvoering Er bestaat momenteel een vaste verhouding lesgebonden/ niet-lesgebonden uren, waardoor het niet mogelijk is om maatwerk te leveren voor de verdeling van uren binnen de aanstelling. Om alle instellingen de mogelijkheid te geven om met de verdeling van de uren binnen de aanstelling aan te laten sluiten bij de bedrijfsvoering wil het CvA gemeenten laten kiezen uit twee varianten. Desgewenst kan de werkgever ook kiezen om variant A van toepassing te verklaren op een deel van het onderwijzend personeel en variant B op het andere deel van het onderwijzend personeel van die instelling. Hierbij worden onder nietlesgebonden uren alle uren verstaan waarin geen direct en educatief contact is met leerlingen/cursisten. Hieronder vallen uren ter voorbereiding van lessen, maar onder andere ook het volgen van opleidingen, helpen organiseren van een open dag, 7 De huidige 12 weken aan schoolvakanties kunnen gehanteerd blijven, maar het is ook mogelijk om niet alle 12 maar bijvoorbeeld 8 schoolvakantieweken te verplichten. 8 Bron augustus onderwerp Inzetbrief CvA datum 1 april /08

6 schrijven van lesmateriaal, ontwikkelen van nieuw (marktgericht) cursusaanbod ontplooien van promotionele activiteiten Variant A Het handhaven van de huidige vaste verhouding lesgebonden versus niet-lesgebonden uren op maximaal 26 lesgebonden en 10 niet-lesgebonden uren. Gemeenten kunnen deze variant kiezen als de huidige manier van verdelen van uren binnen de aanstelling voldoet. Voor hen blijft dit onderdeel van de rechtspositie dan bij het oude. Variant B De vaste verhouding lesgebonden versus niet-lesgebonden wordt losgelaten. De werkgever en medewerker komen samen op individueel niveau tot overeenstemming van de verdeling van taken over de te werken uren. Met deze variant kan maatwerk worden geleverd zodat de verhouding inspeelt op de behoeften per functie en per onderwijzend personeelslid. Factoren die onder andere van invloed kunnen zijn op de meest gewenste verhouding lesgebonden versus niet-lesgebonden zijn verschillen in ervaring van het onderwijzend personeel en de onderwijsvorm van een medewerker (dirigent koor versus een pianoleraar). 2.6 Afvloeiingsvolgorde bepalen bij overtolligheid 9 De huidige afvloeiingsregeling is niet langer houdbaar in verband met de bepalingen over leeftijdsdiscriminatie 10. Het CvA stelt zodoende voor om een nieuwe afvloeiingsregeling in het hoofdstuk voor onderwijzend personeel in de kunstzinnige vorming op te nemen. Het CvA stelt voor in die nieuwe afvloeiingsregeling achtereenvolgens de volgende criteria te hanteren: o (deeltijd)ontslag verlenen aan ambtenaren die daarvoor in aanmerking wensen te komen; o tijdelijke aanstellingen voor bepaalde tijd van rechtswege laten verlopen; o afspiegelingsbeginsel in combinatie met anciënniteit. Indien het organisatiebelang dit vereist is het van belang dat er een mogelijkheid bestaat om af te wijken van deze criteria. Hiervan is sprake als een medewerker een onmisbare en unieke functie vervult. 2.7 Uitzondering opnemen op het nieuwe bovenwettelijke WW-stelsel In de CAO sector Gemeenten is afgesproken dat er een nieuw bovenwettelijk WW-stelsel van toepassing wordt op gemeenteambtenaren. Dit nieuwe WW-stelsel is meer gericht op het activeren van medewerkers in plaats van het verstrekken van inactiviteitsuitkeringen bij werkloosheid. Dit nieuwe stelsel van bovenwettelijke WW-stelsel is ook van toepassing op het onderwijzend personeel in de kunstzinnige vorming. Het CvA stelt voor om voor ontslag bij overtolligheid door een daling van het aantal inschrijvingen ten opzichte van het voorgaande cursusjaar of door vermindering van de subsidie of toegekend gemeentelijk budget, een uitzondering te maken. Bij ontslag om deze redenen stelt het CvA voor de uitgebreide re-integratiefase niet toe te passen (dit is paragraaf 4 van het nieuwe bovenwettelijk WW-stelsel). Het ontslag wegens genoemde overtolligheid vindt veelal in zeer kleine omvang plaats. De langdurige verplichtingen voor zowel werkgever als 9 door een daling van het aantal inschrijvingen ten opzichte van het voorgaande cursusjaar of door een vermindering van de subsidie of toegekend gemeentelijk budget. 10 Zie bijvoorbeeld bijlage Va artikel 5: ouderen gaan voor jongeren onderwerp Inzetbrief CvA datum 1 april /08

7 medewerker staan niet in verhouding tot het geringe verlies van arbeidsuren voor de medewerker. Daarnaast bestaat er voor een docent die voor een klein aantal uren ontslag krijgt een garantieregeling. Het CvA stelt voor om de huidige garantie-uitkering KV te handhaven naast het nieuwe bovenwettelijke WW-stelsel. De reden om deze garantie-uitkering KV als extra bovenwettelijke uitkering bij werkloosheid in stand te willen houden is omdat het CvA erkent dat in de kunstzinnige vorming deeltijdontslag met een zeer kleine omvang relatief vaker voor zal komen dan bij reguliere gemeenteambtenaren. 2.8 Duidelijkheid in samenloop zwangerschaps- en bevallingsverlof met vakantieverlof In de huidige bijlagen van de CAR-UWO is niets geregeld over de samenloop van zwangerschaps- en bevallingsverlof met de formeel nu nog geldende verplichte verlofperiodes in de schoolvakanties. Dit leidt ertoe dat lokaal op verschillende manieren wordt gehandeld bij die samenloopsituaties. In sommige instellingen krijgen vrouwelijke personeelsleden de vakantiedagen waarin men met zwangerschaps- en bevallingsverlof was, gecompenseerd. Terwijl dat in andere instellingen niet het geval is. Om deze onduidelijkheid te voorkomen stelt het CvA voor om over de samenloop van zwangerschaps- en bevallingsverlof met vakantieverlof expliciet aandacht te besteden in het nieuwe hoofdstuk voor onderwijzend personeel in de kunstzinnige vorming. Bij het hanteren van variant B voor de vakantieplanning, als genoemd in paragraaf 2.2 van deze inzet, zal er geen sprake zijn van samenloop. In deze variant is er sprake van dezelfde manier van verlofopname als voor reguliere gemeenteambtenaren. Een medewerkster zal dan geen vakantieverlof aanvragen als zij al zwangerschaps- of bevallingsverlof geniet. Maar bij variant A voor de vakantieplanning (waarbij de werkgever een aantal verplichte vakantieweken vaststelt) 11 kan samenloop wel voorkomen. Op grond van de Europese richtlijn 12 heeft een medewerker met een volledige betrekkingsomvang jaarlijks recht op tenminste 144 vakantie-uren. Om deze wettelijke vakantie-uren duidelijk te verankeren stelt het CvA voor om fulltime medewerksters bij wie er sprake is van samenloop van zwangerschaps- of bevallingsverlof met vakantieverlof onder variant A te compenseren in hun verlof tot maximaal 144 uur vakantieverlof per jaar. Voor parttimers naar rato. 2.9 Salarisschalen Het CvA stelt voor om de bestaande aparte salarisschalen voor onderwijzend personeel in de kunstzinnige vorming, met de daarin bestaande uitloopbedragen en de manier van toekennen van periodieken binnen de uitloopbedragen te handhaven. Andere bepalingen dan over periodieke verhogingen uit bijlage IVa, de uitvoeringsregeling salariëring, kunnen dan komen te vervallen. De aanloopbedragen kunnen volgens het CvA als onderste periodiekregels worden geïntegreerd in de functieschalen. Afhankelijk van ervaring, kennis en kunde kunnen medewerkers worden ingeschaald in een lagere periodiek (de oorspronkelijke aanloopbedragen) of in een hogere periodiek. Met deze integratie van aanloopbedragen in de functieschalen wijzigt alleen de vormgeving van de schalen. 11 als genoemd in paragraaf 2.2 van deze inzet /104/EG. onderwerp Inzetbrief CvA datum 1 april /08

8 2.10 Compensatie voor werken op zondag Momenteel wordt in de sector geen compensatie gegeven aan onderwijzend personeel in de kunstzinnige vorming als men op onregelmatige tijden werkt. Het is inherent aan functies in de kunstzinnige vorming om te werken op tijdstippen waarop cursisten lessen kunnen volgen. Veelal is dat buiten reguliere werktijden. Echter, het CvA stelt voor om voor werken om zondagen vast te leggen dat er recht bestaat op een compensatie in de vorm van tijd voor tijd. Deze compensatie dient volgens het CvA gelijk te zijn aan 25% voor ieder volledig uur dat de medewerker in opdracht van de werkgever op zondag werkt. Ten slotte Uiteraard wil het CvA ook de voorstellen van uw kant bespreken en bezien hoe deze met de door het CvA hier gepresenteerde voorstellen in balans kunnen worden gebracht. Het CvA staat open voor ideeën uwerzijds. Wij hopen samen met u in een constructieve sfeer te komen tot een goed werkbaar rechtspositiehoofdstuk speciaal voor het onderwijzend personeel in de kunstzinnige vorming. Voor de volledigheid vermelden wij dat wij ons het recht voorbehouden aanvullende, dan wel gewijzigde voorstellen in ons overleg in te brengen. Met vriendelijke groet, College voor Arbeidszaken van de VNG Mr. Drs. G. A. A. Verkerk, voorzitter onderwerp Inzetbrief CvA datum 1 april /08