AFBEELDING 2: 49th West Riding Monument. Tussen privaat en publiek studiedag 100 jaar Groote Oorlog (16 juni 2011) Pagina 2

Maat: px
Weergave met pagina beginnen:

Download "AFBEELDING 2: 49th West Riding Monument. Tussen privaat en publiek studiedag 100 jaar Groote Oorlog (16 juni 2011) Pagina 2"

Transcriptie

1 HERDENKEN TUSSEN PRIVAAT EN PUBLIEK Piet Chielens Keynote uitgesproken op de studiedag 100 jaar Groote Oorlog. Erfgoed, herdenking en herinnering (16 juni 2011) Argument Vlaanderen, België, Europa en de wereld maken zich op voor een gro(o)t(s)e herdenking van de honderdste verjaardag van de Eerste Wereldoorlog, Hoe kunnen wij een eeuw later deze golf van herdenken tegemoet zien? De geschiedenis van de Eerste Wereldoorlog beroert alle betrokken landen, maar ook anderen, al altijd in een spanning tussen het private en publieke veld, tussen enerzijds individuele herinnering en beleving, en anderzijds politieke en maatschappelijke interpretatie en recuperatie. Of zoals Jay Winter het kortweg stelde: herinneringsplechtigheden vertellen altijd veel meer over wie herdenkt dan over wat wordt herdacht. 1 Wat wordt het straks, en wat zou het misschien moeten kunnen worden? Deze tekst is een casestudy voor de Westhoek, voor West- Vlaanderen, waar bijna 90% van alle oorlogsslachtoffers die op het Belgische grondgebied vielen, om het leven kwamen. Ook nu zal dat een studie tussen het publieke en het private blijken, vanuit de vaststelling dat de Westhoek als monumentale regio van herdenking, waar private en publieke monumenten samen in de openbare ruimte staan, of dat Ieper, als hoofdstad van de herinnering, door zijn dagelijkse rituele memento mori in de Last Post (vanavond al voor 28515de keer), lieux de mémoire van deze wereldoorlog zijn die zowel de persoonlijke herdenking als het officiële in memoriam naast en op elkaar stapelen. Beide vormen van herinnering bestaan, ook honderd jaar later nog, maar verhouden zich daarom nog niet noodzakelijk in harmonie met elkaar. Een inzicht in die verhouding en in haar evolutie in de tijd kan ons inspireren voor de herinneringspraktijk die zich voor de periode van de eeuwherdenking(en) aankondigt. In Flanders Fields Een voorbeeld. In de nacht van 2 op 3 mei 1915 schreef de Canadese militaire arts John McCrae zijn beroemde gedicht In Flanders Fields. 2 Aanleiding was de dood van zijn collega en vriend Alexis Helmer, die enkele uren daarvoor werd gedood en begraven in een weitje voor een hoeve die Essex werd genoemd, langs een kanaalberm even ten noorden van Ieper. De eerste twee strofes van zijn gedicht zijn elegie, woorden om zichzelf te troosten. Vanuit de werkelijkheid van de loopgravenoorlog, van wat hij om zich heen zag en hoorde: de klaprozen, de leeuwerik, de kanonnen, richtte McCrae zich naar de dood: de kruisen, rij aan rij (afbeelding 1). En hij realiseerde zich zoals elke mens die afscheid Tussen privaat en publiek studiedag 100 jaar Groote Oorlog (16 juni 2011) Pagina 1

2 moet nemen van een dierbare, dat de dood die wij in leven negeren, omdat hij de vernietiging van dat leven is, en zo van onze aspiraties en onze liefdes en onze realisaties, ons met ontreddering slaat. In plaats ervan kwam alleen een graf, ergens, nergens, of nee: in Flanders fields, op een veldje in Vlaanderen. AFBEELDING 1 Take up our quarrel with the foe: To you from failing hands we throw The torch; be yours to hold it high. If ye break faith with us who die We shall not sleep, though poppies grow In Flanders fields Maar die bijzonder private plek, de kuil waar McCrae wat laatste gebeden had gelezen, en zijn vriend in zag neerzinken, werd in zijn tekst, In Flanders Fields, enkele uren later, in strofe drie, een publieke plaats: het soldatengraf, op het veld van eer. Neem aan, houdt hoog de toorts van ons gelijk, waardoor deze verschrikkelijke irreële dood, deze falende hand, weer greep krijgt, de jouwe, weer tastbaar wordt: een heldendood voor een heilige gemeenschappelijke zaak, a quarrel with the foe, tegen een vijand die daarvoor de dood mag, nee, moet worden ingejaagd. In 15 regels wordt privaat (wij, de doden) publiek (wij, jullie, de levenden), en in de uitwisseling ontstaat de onsterfelijkheid, de overwinning op de dood (the Faith for us who die). AFBEELDING 2: 49th West Riding Monument Tussen privaat en publiek studiedag 100 jaar Groote Oorlog (16 juni 2011) Pagina 2

3 Datzelfde proces in 15 regels herhaalt zich inmiddels eindeloos in de openbare ruimte van de Westhoek. De kuil is dicht, maar het weitje heet voortaan Essex Farm Cemetery (afbeelding 2). De dijk is monumentaal verheven en bij uitbreiding ook door het verlies van de naam op de grafkuil - The Menin Gate Memorial to the Missing, waar luitenant Alexis Helmers naam op paneel 10 gebeiteld staat, voor eeuwig (afbeelding 3). Dikkebus (afbeelding 4) AFBEELDING 3 Menenpoort 2 november, maandag Allerzielendag. In de sacristie zei mij een fransche aalmoezenier: jour des âmes, jour des morts, ce sera aujourd hui vraiment le jour des morts! En inderdaad ik geloof niet dat er van geheel den oorlog geweldiger gevochten geweest, meer bloed vergoten (werd) dan dien dag. Aan het woord is onderpastoor Achiel Van Walleghem, in zijn dagboek, de beste burgerlijke ooggetuigenis uit de Zuidelijke Westhoek. 3 AFBEELDING 4 Franse ambulances voor de kerk van Dikkebus Wanneer wij de kerk binnentreden zien we met deernis dat onze kerk vol gekwetsten ligt. Het klooster is te klein gekomen, doch met de kerk zal men nog niet genoeg hebben, Tussen privaat en publiek studiedag 100 jaar Groote Oorlog (16 juni 2011) Pagina 3

4 denzelfden dag nog wordt de knechtenschool, Gysels huis, en t in opbouw zijnde huis van Vermeulen in ambulance herschapen. Men zoekt matrassen in de bijzonderste huizen voor de gekwetsten en deze worden gewillig geleend. Ik schat dat er op Allerzielendag niet min dan 500 gekwetsten in Dickebusch wierden binnengebracht. Wat droevig schouwspel! Wat gejammer, wat gekerm van de ongelukkige gekwetsten. Wat hertroerend gesmeek naar den doktoor. ( ) In den namiddag begraaft de aalmoezenier kapitein Marcel Pas de Coup en onderluitenant Delpy Jean in een bijzonder graf en 18 soldaten in den gemeenen {put} bij de hage zuidkant op 7 meters van den hoek zuid-oost. Droevig werk. De officieren zijn in eene kist. De soldaten en corporaals worden in den put gesteken met de kleederen waarmee zij gestorven zijn. Er worden er soms 4 of 5 boven elkaar gelegd. Men zoekt kalk om boven de lijken te strooien, doch nievers geen te vinden. De begraving dezer eerste officieren gaat zonder de minste plechtigheid of eerbewijzingen. Hunne mannen zijn immers in de tranchées en hebben den tijd niet van er uit te komen. Laat staan dat deze doden met een gedicht werden herdacht. Niet eens met een gekend graf. De put voor de soldaten had natuurlijk niets gemeens. Dat was Van Walleghems vertaling voor la fosse commune, het gemeenschappelijke graf, de toen nog gebruikelijke wijze om Franse poilus te begraven. Van de naar schatting meer dan 100 Franse soldaten die in die bloedige novemberdagen van 1914 in Dikkebus begraven werden, hebben we op vandaag al 23 namen teruggevonden (afbeelding 5). AFBEELDING 5 Marcel Pasdeloup en Michel Achard, beiden begraven in Dikkebus, huidige begraafplaats:resp. onbekend en in Artois. Van vijf daarvan weten we dat ze na de oorlog herbegraven werden in de Nécropole nationale van Notre Dame de Lorette in Artois, van vijf anderen dat ze nu een rustplaats hebben in de nécropole nationale van St.Charles de Potyze in Ieper (afbeelding 6) Tussen privaat en publiek studiedag 100 jaar Groote Oorlog (16 juni 2011) Pagina 4

5 AFBEELDING 6 poort St.Charles Dat is dus naar schatting 10%, en 10% zou erg bemoedigend zijn als we in onze zo goed als wekelijkse contacten met Franse nabestaanden zoveel goede antwoorden zouden kunnen geven, over de plaats waar hun familieleden vandaag worden herdacht. In al te veel van deze gevallen wordt de private herinnering al te weinig door een publieke openbare ruimte ingevuld. Van de Franse aanwezigheid in Dikkebus rest behoudens het getuigenis van Achiel Van Walleghem vrijwel niets meer. AFBEELDING 7 Dikkebus, 1916 & vandaag. Geschiedenis vasthouden of verliezen: Britse graven zijn gebleven, de Franse zijn verdwenen De luchtfoto van toen, genomen één jaar ongeveer nadat de Fransen in Dikkebus waren afgelost door de Britten, toont het maar al te goed (afbeelding 7). De Fransen bij de kerk (de gemenen put op 7 meter van de haag van het kerkhof) en later in de weide er naast, zijn volledig verdwenen. De Britten sindsdien en ook nog later zijn er nog identiek zoals toen. De individuele herdenking wordt volledig gesteund door de publieke, voor wat het Commonwealth betreft, en volledig genegeerd voor de Fransen. Het is een erg Tussen privaat en publiek studiedag 100 jaar Groote Oorlog (16 juni 2011) Pagina 5

6 belangrijke vaststelling als we vandaag de lieux de mémoire bekijken. Maar het is niet de enige. Freud Reeds in 1915 schreef Sigmund Freud een opstel waarin hij de omgang van de moderne mens met de dood beschreef in het licht van de nieuwe, duizendvoudige dood die de oorlog van 1914 veroorzaakt had. 4 In ons leven negeren we de dood voor onszelf, kunnen we hem voor onszelf niet voorstellen. Dat kunnen we enkel voor een ander, dat definieert trouwens goeddeels die Ander. Daaruit ontstaat (en ik ga nu danig snel) onbewust een doodsverlangen ten overstaan van de Andere, van de vreemde, de vijand. De dood op grote schaal veroorzaakt door de geïndustrialiseerde oorlog, speelt gretig in op deze dubbele houding tegenover de dood. Van onszelf kunnen we slechts een held maken, die niet gelooft in de eigen dood, of bij uitbreiding (zie John McCrae) niet gelooft in de dood van de eigen goede zaak die onoverwinnelijk is, van de collectiviteit die onsterfelijk is. In al wie daar niet toe behoort herkennen we onze vijand, die we moeten overheersen en overwinnen en die we daartoe ook dood wensen. In dat licht kunnen we ook de dood van dierbaren aanvaarden, die ons normaal bijzonder traumatiseert, maar die aanvaardbaar wordt in het licht van de morele overwinning van de collectiviteit. In een cynische parafrase van si vis pacem, para bellum, wie vrede wil moet de oorlog voorbereiden, het motto van Machiavelli, maar letterlijker nog van de Deutsche Waffen und Munitionsfabriken leverancier van het beroemde Luger Parabellum-pistool (pun intended!) besluit Freud: «si vis vitam, para mortem. Indien we in deze tijden van oorlog het leven willen kunnen verdragen, dan is het nu beter om de dood te aanvaarden.» Niet alleen zien we deze houding tegenover de dood, van het menselijke bewuste en onderbewuste, terugkeren in de reactie van John McCrae bij Essex Farm. Hij maakt van zichzelf en zijn dierbare vriend via de collectieve goede zaak onsterfelijken, en hij definieert daarmee de Ander als vijand, als sterfelijken, die de collectiviteit verder moet bestrijden. Maar ook komt het terug in de wijze waarop wij herdenken. Het leven dat onze dierbaren werd ontnomen, stort ons in verdriet, maar wordt ons teruggegeven, wordt aanvaardbaar doordat het wordt ingeschreven in het grote heldendom van het collectieve, in de onsterfelijkheid van de heilige zaak. Het private trauma ontleent zo troost aan de collectieve heldenverering van de doden. Aanwezigheid In dat opzicht verschilt de nadrukkelijke aanwezigheid van de Commonwealth graven en monumenten in oorsprong niet eens zoveel met de bijna even nadrukkelijke afwezigheid van de Franse herdenking. Beide collectieven zochten na de oorlog immers naar dezelfde onsterfelijkheid maar gaven daar ieder een eigen en andere uitdrukking aan. Voor de eerste oorlogsgravencommissie van het Commonwealth, voor Edwin Lutyens, Rudyard Kipling, Frederic Kenyon en de anderen, lag het collectieve in de alomtegenwoordigheid van alle graven op de plaats waar het lot van de oorlog hen had gebracht, en zo op het behoud van de toestand tijdens de oorlog (afbeelding 8). Tussen privaat en publiek studiedag 100 jaar Groote Oorlog (16 juni 2011) Pagina 6

7 AFBEELDING 8 Railway Dugouts Burial Ground, 1915,1918 & vandaag: geschiedenis vasthouden De herdenking hield zo de facto de geschiedenis vast, steen aan steen. Dat daarmee soms al eens een inconvenient truth meekwam, kon nadien nog worden bijgesteld, vnl. in de nieuw aangelegde concentratiebegraafplaatsen.5 Die sloten veel meer aan bij de Franse vorm van herdenking. Of veeleer bij het geregimenteerde militaire denken, Tussen privaat en publiek studiedag 100 jaar Groote Oorlog (16 juni 2011) Pagina 7

8 waarbij ook nog de doden in het gelid moeten staan, in een verenigde parade voor het collectieve doel, de natie, en het gelijk van haar leiders. AFBEELDING 9 Franse herdenking: de geschiedenis reconstrueren AFBEELDING 10 Geschiedenis verliezen, verdwenen Duitse begraafplaats in Bikschote Behalve bij het al bij al a-typische en eigenzinnige clubje humanisten van de Commonwealth War Graves Commission, dachten alle militaire oorlogsgravendiensten er zo over: Fransen, Belgen, Amerikanen. Ook de Duitsers, tijdens de oorlog (afbeelding 10), waarbij naast regiment en vorst ook nog Gott mit uns nadrukkelijk meetelt. Tenminste vanuit de lucht, als om de geallieerde propaganda van het goddeloze Duitse barbarendom een neus te zetten. Deze, zoals ca.120 andere Duitse begraafplaatsen werden in de jaren 1950 geruimd. Vermisten Door alweer de humanisten van het Commonwealth, kreeg in de officiële herdenking al snel een ander probleem een aparte invulling. De aard van de stellingenoorlog had Tussen privaat en publiek studiedag 100 jaar Groote Oorlog (16 juni 2011) Pagina 8

9 honderdduizenden vermisten opgeleverd. Voor de legers van het Commonwealth in Vlaanderen ging het over ongeveer 45%. Dat vereiste een aparte herdenking. Het nieuwe concept van het Missing Memorial, dat vandaag zo evident lijkt, werd toen door niemand anders nagevolgd. De vermisten worden er in naam herdacht, in brons gegoten of in steen gebeiteld, staan ze opgelijst in de buurt van waar ze vermist raakten. Aan de ouders van vermisten werd zo een plek gegeven om naar toe te gaan. He is not missing, he is here, zei Field-Marshall Plumer bij de inauguratie van het eerste Missing Memorial, de Menenpoort in Ieper (afbeelding 11). AFBEELDING 11 Menin Gate. Memorial to the Missing (bijna namen) 24 juli andere zouden volgen. Weldra kwam er ook een dagelijks ritueel bij, dat doorgaat tot vandaag (afbeelding 12). AFBEELDING 12 Last Post 1928 In veel andere landen, met name in Frankrijk, Groot-Brittannië, de USA, België, Rusland en Italië en veel later ook in Canada, Australië en Nieuw-Zeeland, werden de vermisten herdacht door het graf van de Onbekende Soldaat. Daarbij Tussen privaat en publiek studiedag 100 jaar Groote Oorlog (16 juni 2011) Pagina 9

10 werd één anoniem lichaam overgebracht naar een nationaal gedenkteken en daar met nationale eer bijgezet voor eeuwige herdenking (afbeelding 13). AFBEELDING 13 Verloren of Vermist? Het was een van vele nationale onthullingen en herdenkingen die in het eerste decennium na de oorlog overal plaatsvonden. Soms, zoals bij de Menenpoort, werden vermistenmonumenten ook nationale monumenten. Na de Britten in Ieper ( Pro Patria Pro Rege ), volgden Canada, Australië, Nieuw-Zeeland en Zuid-Afrika (niet in Vlaanderen, maar in Noord-Frankrijk), en daarnaast vele divisie- en regimentsmonumenten. Nationale en regionale bedevaarten werden georganiseerd, en na koninklijk, politiek en hoog religieus bezoek, volgden de veteranenverenigingen. Regionaal Naast alle militaire en nationale monumenten werden in Vlaanderen ook twee belangrijke regionale monumenten opgericht. Beide hadden in eerste instantie te maken met de afwezigheid van graven. Toen vanaf 1921 Franse lichamen werden gerepatrieerd, en de overgebleven graven werden samengebracht op slechts enkele begraafplaatsen, verdwenen alle graven in Boezinge. Daar herdachten sedert 1919 Bretoense overlevenden van de eerste gasaanval hun gesneuvelde makkers. Om voor zichzelf een plek te creëren, ontstond zo dit monument (afbeelding 14). AFBEELDING 14 Calvaire breton Tussen privaat en publiek studiedag 100 jaar Groote Oorlog (16 juni 2011) Pagina 10

11 Het was een initiatief van de veteranen zelf waardoor het regionale karakter veel belangrijker werd dan het militaire. Dat deze calvaire breton ook een politiek karakter had zoals het andere regionale/regionalistische monument, de IJzertoren (afbeelding 15), kan je niet zeggen. AFBEELDING 15 IJZERtoren Maar ook in de genese van de IJzertoren speelt het ontbreken of wegnemen van graven een belangrijke rol. Het is hier niet de plaats om de rol van de Vlaamse beweging in en na de Eerste Wereldoorlog te schetsen, maar het wegnemen van de zerken van heldenhulde in de nationale Belgische herdenking na de oorlog, speelde een rol in de keuze van de vorm van het Vlaamse monument. Het blasfemische karakter van de vernietiging van de grafstenen droeg bij tot de massale mobilisatie van Vlaamse veteranen en burgers. 6 In het hier aangenomen perspectief illustreert het dat de tijdelijke alliantie tussen de private en de officiële herdenking, zoals die hierboven werd geschetst, ook kon worden opgegeven. Of dat de collectiviteit die de private rouw troost moest brengen kon worden ingeruild. De massale verwerping van de nationale Belgische herdenking droeg in zich tegelijk ook een algemene verwerping van het officiële, van het plechtige, het eeuwigdurende. Private herdenking Dat gebeurde veel meer dan men zou kunnen aannemen. Private rouw is intiem, privé, familiaal, individueel en per definitie een overgangsritueel: vergeten doen we niet, maar de tijd heelt, moet helen, om weer verder te kunnen. Dat staat in contrast met het eeuwigdurende van de officiële herdenking die uiteraard steunt op de eeuwigdurende legitimatie van de natie en zijn onwrikbare stichtingsmythes. Voor veel families van slachtoffers voelde de officiële herdenking daarom ook aan als een tweede beroving van hun geliefden. Eerst was hun vader, man of zoon gedood in de oorlog, nu gebeurde dat een tweede keer in de officiële herdenking. I.p.v. privé diende de rouw gedeeld te worden met allen, i.p.v. eindig in de tijd, herdacht men voor de eeuwigheid. In die zin werden de doden van de Eerste Wereldoorlog uniek in de geschiedenis. Nooit eerder was de dood op zo n industriële schaal geïnstalleerd, en nooit eerder diende hun herinnering vervolgens voor eeuwig te blijven duren. Tussen privaat en publiek studiedag 100 jaar Groote Oorlog (16 juni 2011) Pagina 11

12 AFBEELDING 16 Persoonlijke objecten: Odon Van Pevenae(y)ge De individuele herdenkingsrituelen, die naast de officiële ontstonden, leidden een eigen leven, naast het officiële. Voor de meeste nabestaanden bestond er zowel een officiële als een private herdenking. In recente jaren, door de schenking van vele personalia uit de eerste generatie door leden van de derde, krijgen we langzaam inzicht in deze private herdenking. De herinnering nam vaak een immaterieel karakter aan, in het doorvertellen van het verhaal werd de herinnering aan de persoon bewaard. Maar ook in het materiële vinden we de sporen. De Afwezige werd zichtbaar gemaakt, in kleine voorwerpen, in een lok haar, of in soms meer lugubere pars pro toto s, zoals de gouden tanden (afbeelding 16), of de kogel die hem doodde (afbeelding 17). AFBEELDING 17 Persoonlijke objecten: Karel Lauwers De Afwezige werd in afbeeldingen zichtbaar gemaakt, zoals de portretfoto die mee op de familiefoto moet (afbeelding 18). Tussen privaat en publiek studiedag 100 jaar Groote Oorlog (16 juni 2011) Pagina 12

13 AFBEELDING De Afwezigen Aanwezig maken... Of de foto op het dressoir die levenslang geëerd moest worden, ook al had men dan bedenkingen bij het verhaal dat erbij hoorde (afbeelding 19) Of nog: de kentekens van de officiële herdenking (de herinneringsmedailles) die ge-her-personaliseerd werden: je droeg als nabestaande zijn medailles. AFBEELDING 19 Greg Nottle & William Turner, Ploegsteert, Kerstdag De foto stond 90 jaar lang in een zilveren lijstje op de schoorsteenmantel But, can this be a picture of the famous Christmas Truce? They are wearing the same uniform! Tussen privaat en publiek studiedag 100 jaar Groote Oorlog (16 juni 2011) Pagina 13

14 Soms ging de privéherdenking evengoed als de officiële deel uitmaken van de openbare ruimte. Privémonumenten, herinneringsplaques, rustbanken, smeedijzeren hekken enz. werden opgedragen aan individuele slachtoffers. Of er verrees een standbeeld voor de dode zoon, die daarmee vanzelf weer de dode held werd, een privaat-publiek figuur (afbeelding 20). AFBEELDING 20 Armand Van Eecke, Miniatuur van het standbeeld dat werd opgericht waar hij viel Het ultieme privaat-publieke monument in Vlaanderen is Käthe Kollwitz beeldengroep Trauernde Eltern, de eigen trekken, maar wel opgetrokken aan het graf van de zoon (afbeelding 21). Na de overbrenging in de concentratiebegraafplaats Praetbos in Vladslo, in de jaren 1950, werd het beeldenpaar een universeel monument van persoonlijk leed, die alle nationale en officiële connotaties van de herdenking oversteeg en overstijgt (afbeelding 22). AFBEELDING 21 Het ultieme privaat/publieke monument : Tussen privaat en publiek studiedag 100 jaar Groote Oorlog (16 juni 2011) Pagina 14

15 AFBEELDING 22 Vladslo Soldatenfriedhof Praetbos, Trauernde Eltern (1930) Herdenken, de evolutie in de tijd Hiermee zitten we al bij de volgende generatie. Was het een normaal menselijk (bewust en onbewust) proces dat de private en publieke herdenkingen elkaar ontmoetten, verstonden en afstootten in tijdelijke allianties en tijdelijke conflicten, zo werd het voor het land van het herdenken, voor de Westhoek, de openbare ruimte waarin dat (vnl.) internationale herdenken plaatshad, tijd om keuzes te maken. De confrontatie tekende zich af in een clash tussen heden en verleden, tussen vergeten en herinneren. Wilde je de oorlog ruimen uit economische overwegingen, of verstond je de verantwoordelijkheden van de oorlog en zijn herdenking als erfgoed, voor de eigen, Europese en wereldgeschiedenis? Deze discussie gaat in de Westhoek nog tot deze dag voort, en beide keuzes worden geregeld naast en tegen elkaar gemaakt. In beide zit opnieuw de dichotomie tussen privaat en publiek. Voor een derde generatie, met de boom van het oorlogstoerisme in de voorbije 15 jaar, kwam daar al gauw ook het verlies van de kennis over de oorlog bij en zo van de gêne tegenover de vele bezoekers. Als bewoner deed je dan maar alsof de toerist je overlast bezorgde, en dat de herdenking passé was. Transcendentie van de ene officiële lezing Wie die al te gratuite afwijzing oversloeg, en wel wist dat je als bewoner van de frontstreek op unieke wijze werd geconfronteerd met de omgang met de gevolgen van een groot gewapend conflict, zocht op vele manieren naar de transcendentie van de nationale, officiële herdenking. Die stond immers stevig overeind in steen, terwijl wij mensen en onze herinnering slechts van vlees en bloed waren. En onze aspiraties waren nog vluchtiger. Zo ontstonden dergelijke confrontaties. De Menenpoort als symbool van Brits imperialisme, dat in Noord-Ierland nog bloedig om zich heen greep, werd de plaats van de confrontatie (afbeelding 23). Tussen privaat en publiek studiedag 100 jaar Groote Oorlog (16 juni 2011) Pagina 15

16 AFBEELDING protest tegen Britse troepen in Noord-Ierland Ik herinner me trouwens een gelijkaardige spontane sit-in onder de poort in maart 2003, bij het nieuws van het eerste luchtbombardement op Bagdad. Tegen het stenen gelijk van de naties, werd steeds meer het individuele verhaal van de 1ste generatie geplaatst. De Westhoek hervond een stem, in het zich terugplooien op de individuele herinnering van een generatie, en in de vertaling naar een Dario Fo-achtig muziektheater, Nooit brengt een oorlog vrede. Ook in het adagio altijd iemands vader, altijd iemands kind, dat Willem Vermandere enkele jaren daarvoor al had opgetekend uit de mond van diezelfde eerste generatie (afbeelding 24) AFBEELDING 24 Altijd iemands vader Altijd iemands kind Die stem was echter niet uniek voor deze frontstreek. Ze was het wel voor de nietofficiële wijze van herdenken. Wij, Westhoekers, deelden haar met alle culturen die bij het conflict betrokken waren geweest, en die evengoed hun private herdenking kenden. In de jaren kreeg dat inzicht vorm in de internationale muziektaal van de Vredesconcerten Passendale (afbeelding 25). Tussen privaat en publiek studiedag 100 jaar Groote Oorlog (16 juni 2011) Pagina 16

17 AFBEELDING 25 Een streek een stem geven, Vredesconcerten Passendale In een behoorlijk unieke poging om het officiële en het private te verenigen werden een aantal van die concerten van de concertzaal (of beter de concertkerk) verplaatst naar de begraafplaatsen en andere lieux de mémoire in de frontstreek. Van de vier openluchtafleveringen (twee met bussen door het oorlogslandschap, twee op het Tyne Cot Cemetery), was de laatste het meest memorabel. Ook geen koninklijk bezoek kon nadien nog zoveel mensen tegelijk naar Tyne Cot brengen (afbeelding 26). AFBEELDING concert op Tyne Cot Cemetery, 4500 toeschouwers. Vandaag, niet eens tien jaar later, laat de officiële herdenking niet meer zoveel private herdenking toe. Al hangt dat natuurlijk ook sterk af van de beeldtaal die men hanteert, (afbeelding 27) los van de officiële of private herinnering. Tussen privaat en publiek studiedag 100 jaar Groote Oorlog (16 juni 2011) Pagina 17

18 AFBEELDING 27 Tyne Cot 2010: WW1 re-enactment Het oorlogslandschap als antropologisch landschap Maar weg van deze mogelijke conflicten en uitdagingen, moet de grote vaststelling zijn dat de Westhoek als monumentale regio van herdenking, waar private en publieke monumenten overal samen in de openbare ruimte staan, een land is dat betekenis en zin blijft geven aan de herdenking. Het oorlogs- en herinneringslandschap is in feite een antropologisch landschap, dat menselijk gedrag laat aflezen, omdat het historische, economische en culturele waarden bewaart. In de openbare ruimte wordt de materiële en immateriële cultuur van de oorlog en zijn herdenking verbonden. In de materiële cultuur onderscheiden we: - objecten, militair en burgerlijk - elementen in het landschap: begraafplaatsen, monumenten, relicten, sites op voormalige slagvelden, militaire installaties, boven- en ondergronds, de grote en kleine kenmerken van het landschap zelf (water, hoogtes, beken, wegen, houtkanten,kasteelparken, boerderijen). Tot de immateriële cultuur behoren: - Getuigenissen, verhalen, orale geschiedenis, lage maar ook de hoge cultuur: literatuur, muziek, plastische kunst... die zich alle inschrijven in het grote getuigen. - En waarvoor het principe van de inclusiviteit van alle slachtoffers geldt. Daarvoor is een verschuiving van het nationale naar transnationale en van het monoculturele naar het interculturele nodig. Van een Eurocentrische naar een kosmopolitische invalshoek, van het exclusief militaire naar het humanistische. In de werking van het IFFM, het museum waar ik voor werk, zetten we deze verschuiving van de aandacht consequent door. Het landschap als focus van de interpretatie, de lieu de mémoire waar alles plaatsvond. (afbeelding 28). Tussen privaat en publiek studiedag 100 jaar Groote Oorlog (16 juni 2011) Pagina 18

19 AFBEELDING 28 Sinds 2006: het oorlogslandschap als focus van de interpretatie De oorlogservaring in een kosmopolitisch en intercultureel perspectief (afbeelding 29). AFBEELDING 29 Mens - Cultuur Oorlog 5 continenten in Vlaanderen ( ) De inclusieve benadering van alle slachtoffers: burgers zowel als militairen, en alle nationaliteiten - de verzoening van de strijdende partijen is immers al vele decennia oud. (afbeelding 30). Of deze verschuivingen ook merkbaar zullen zijn in de wijze waarop de wereld straks de oorlog zal herdenken, weten we niet, maar we mogen het wel hopen. Piet Chielens, Brussel, 16 juni Tussen privaat en publiek studiedag 100 jaar Groote Oorlog (16 juni 2011) Pagina 19

20 AFBEELDING 30 Vanaf 2011 De Namenlijst (samen met Gone West) De inclusieve benadering van alle slachtoffers Inspiratie voor de herdenking 1 Antoine Prost, Jay Winter, Penser la Grande Guerre. Un essai d historiographie, Paris, Seuil, collection «Points histoire», série «L Histoire en débats», En ook : Jay Winter : Sites of Memory, Sites of Mourning. The Great War in European Cultural History, Cambridge, Cambridge University Press, In Flanders Fields verscheen voor het eerst in Punch op 8 december 1915, maar algemeen wordt aangenomen dat McCrae aan zijn gedicht begon in zijn hulppost bij Essex Farm, kort na de begrafenis van Alexis Helmer. 3 Achiel Van Walleghem: De oorlog te Dickebusch en omstreken, , manuscript in het In Flanders Fields Museum, eerste uitgave. Genootschap voor Geschiedenis, Brugge, Sigmund Freud: Zeitgemäßes über Krieg und Tod, Wenen, Je kan stellen dat de keuze om bepaalde belangrijke slagvelden grote nieuwe begraafplaatsen te creëren door uitbreiding van kleine battlefield-begraafplaatsen, politiek was. Men wilde er de doden inzetten om de gedachte van het grote offer, en de grote overwinning, ingang te laten vinden. Voorbeelden zijn Tyne Cot Cemetery, nu de grootste begraafplaats van het Commonwealth. Daarvóór, aan het einde van de oorlog, was dat Lijssenthoek Military Cemetery, die als begraafplaats langs de medische evacuatieroute, veeleer de hoge kost van de oorlog duidelijk maakte. Maar ook New Irish Farm Cemetery, Hooge Crater Cemetery en Bedford House Cemetery connoteren de belangrijke slagvelden van de kleine Ieperboog. 6 Bij de heraanleg van de Belgische militaire begraafplaats in Adinkerke in werden alle tot dan aanwezige heldenhuldezerkjes verwijderd en stukgeslagen, tenzij de familie uitdrukkelijk om het bewaren ervan had gevraagd. Zes bleven er over, zo n 130 werden vernietigd tot grote verontwaardiging van Vlaamse veteranen en hun families. Zie hiervoor de nota van Roger Verbeke, Guido Mahieu en Hannelore Decoodt in de inventaris onroerend erfgoed WO1 ( Tussen privaat en publiek studiedag 100 jaar Groote Oorlog (16 juni 2011) Pagina 20