Syllabus tekenen van gezichten. pagina 1 -

Transcriptie

1 Syllabus tekenen van gezichten pagina 1 -

2 Inhoudsopgave Inhoudsopgave... 2 HOOFDSTUK TEKENEN... 3 HOOFDSTUK KOP EN FACE... 6 KOP EN PROFIEL HOOFDSTUK KLEURENLEER HOOFDSTUK GELAATSVORMEN BRIL MAKE-UP: Huiswerk opdracht 1... Fout! Bladwijzer niet gedefinieerd. Huiswerk opdracht antwoorden: pagina 2 -

3 HOOFDSTUK 1 ALGEMENE INLEIDING TEKENEN DOEL: Waarom tekenen? Bij het vak tekenen leer je kijken waarnemen. Kijken naar vormen, verhoudingen, lijnen, richtingen en kleuren. Voor een tekenaar is het belangrijk om onderscheid te kunnen maken in de vormverschillen van de hoofden van de klanten. Ieder mens (cliënt) is uniek niemand is gelijk. Een tekenaar moet onderscheid kunnen maken in verschillende GELAATSVORMEN voordat hij/zij gaat opmaken. Het tekenvak is dus een middel om dit inzicht te trainen aan de hand van KOPTEKENEN Bij het vak tekenen leer je ook je creativiteit ontwikkelen. Bij tekenen krijg je inzicht in gelaatsvormen. Leerdoelen: Je leert bij tekenen: de verhoudingen van het gezicht van een vrouw van voren en opzij gezien. (en profil / en face) De verschillende gelaatsvormen van vrouw met bijpassende kapsels en make-up. Kleurenleer pagina 3 -

4 Bij kleurenleer heb je de basiskennis nodig om kleuren goed te kunnen mengen en dat je weet wat kleuren met elkaar doen. Om een goed advies te kunnen brengen aan je klant. Einddoelen: een kop van vrouw, van voor- /zijaanzicht, zelfstandig tekenen. De stofuitdrukking van het haar en make-up weergeven. De gelaatsvormen vrouw herkennen en tekenen. Je weet de basisprincipes van kleurenleer. Samenstellers: Gina Broekstra Datum:1998 geschreven voor mbo opleidingen schoonheidsspecialiste en haarstyliste KAN JE NIET TEKENEN? Tekenen kan je leren door: Leer kijken Stap voor stap oefenen Je werk veel laten zien aan andere veel, heel veel tekenen pagina 4 -

5 HOOFDSTUK 2 INLEIDING In dit hoofdstuk leer je hoe je een kop van vooraanzicht en zijaanzicht (en face en profiel)met kapsel kunt tekenen. Hierbij leer je de normale verhoudingen van een gezicht. We hebben gekozen voor een voor- en een zij- aanzicht omdat dit het meest bruikbaar is bij het maken van werkschema's. Het "vertalen" van iets ruimtelijk naar het platte vlak en andersom, ontwikkelt in belangrijke mate het ruimtelijke inzicht. Dit voorstellingsvermogen kun je bij het uitoefenen van je vak heel goed gebruiken. Wanneer iemand vakkundig opgemaakt is kijken wij met plezier naar zulke mooie doorlopende lijnen. Wie dit gevoel in de vingers krijgt wordt een "goeie" in het vak. Om dit gevoel voor lijn en vorm te ontwikkelen is tekenen een prima middel. VASTE REGELS Koptekenen kan iedereen leren. Het is vooral een kwestie van oefenen!!!!!!! Zowel de kop van voor (en face) als van zij- aanzicht (en profiel) leer je aan de hand van de volgende regels; - schets de eivorm - de ogen op de helft tussen kruin en kin - de wenkbrauwen erboven - de neus halverwege wenkbrauw en kin - de onderkant mond halverwege neus en kin Deze regels moet je in vaste volgorde opvolgen. pagina 5 -

6 KOP EN FACE Teken aan de hand van de volgende schema's en instructies een kop en face (van voor aanzicht) van 23 cm. hoog. Teken eerst een rechthoek van 16 x 23 cm in het midden van je vel. Teken daarna dun met een 2H potlood de hulplijnen volgens het voorbeeld van hiernaast. Als je dat hebt gedaan teken je de basisvorm (een eivorm) van het hoofd, met daaronder de hals. De hals begint ter hoogte van de mondlijn. Geef ook met een klein streepje aan waar de ogen komen. De afstand tussen de 2 ogen is gelijk aan 1 oog! Teken nu de ogen, neus, mond, oren, wenkbrauwen en de haargrens. DE OGEN Schets eerst de vorm van het oog (amandelvorming), teken het ooglid erboven en in de hoek het Plaatsen van gelaatsonderdelen traankliertje. Teken de iris erin, Let op! Te veel wit rondom de iris doet het oog verschrikt kijken. Vergeet niet de pupil. Kijk goed naar de richting van de wimpers om een mooi ruimtelijk oog te kunnen tekenen. Let op de glans in de iris. pagina 6 -

7 DE WENKBRAUWEN Teken eerst de omtrek van de wenkbrauw. De binnenhoek van de wenkbrauw ligt loodrecht boven de binnenhoek van het oog. Teken daarna de haartjes erin. Let ook hierbij weer op de richting van de haren. De neusvleugel, de buitenhoek en het einde van de wenkbrauw liggen op 1 lijn. DE NEUS De buitenzijde van de neusvleugel, ligt loodrecht boven de binnenhoek van het oog en de wenkbrauw. Teken eerst de neusvleugels en dan daarbinnen de neusgaten (De neus komt pas echt goed uit als je de schaduwvlakken erin tekent. Dit staat in het hoofdstuk verdiepingsstof). DE MOND Let op! De hulplijn is de onderzijde van de mond! Teken eerst de buitenvorm van de mond en breng daarna glans aan. Op het voorbeeld hiernaast zie je 3 bolletjes. Dit is de glans overdreven duidelijk getekend. Als je goed kijkt zie je dat de mond is opgebouwd uit fijne lijntjes. De bovenlip is bij normale belichting altijd donkerder dan de onderlip. pagina 7 -

8 DE OREN De oren zitten tussen de wenkbrauw en de onderkant neus. Teken eerst weer de buitenvorm. Kijk voor het tekenen van de oorschelp goed naar het voorbeeld. Zie je de S-vorm? DE HAARGRENS Teken deze aan de hand van het voorbeeld. De hulplijn is het hoogste punt van de haargrens en hij loopt achter de oren weg. Teken het kapsel aan de hand van een foto die je bijvoorbeeld mee hebt gebracht uit je salon. Tip: zoek hiervoor een afbeelding van een kapsel met stijl haar. Krullen en slagen zijn te moeilijk om mee te beginnen. Teken eerst globaal de omtrek van het kapsel. Gum alle lijnen van het hoofd die daarbinnen vallen weg. Probeer nu met een paar lijnen de richting van het haar erin te tekenen. Laat je tekening nu eerst controleren. In dit stadium kun je het nog makkelijk verbeteren. Om het haar mooi uit te kunnen werken zal je een oefening stofuitdrukking van haartekenen eerst moeten maken. Als je goed kijkt zie je dat er glans in het haar zit. Teken een haarlok zoals het voorbeeld van hiernaast. De glans verkrijg je door hard en zacht op het potlood te pagina 8 -

9 drukken. let op, waar de glans zit zie je een stukje van het haar niet, maar de haren lopen wel door. Dus zorg ervoor dat de lijnen goed op elkaar aansluiten. Als je de haarlijn niet licht genoeg laat uitlopen krijg je een lelijke "lijn" in plaats van glans, (zie voorbeeld tekeningen). Breng eerst de glans aan met een HB-potlood. Werk het daarna nog eens extra uit met een 2B-potlood om nog meer licht-donker contrast te krijgen en dus meer glans en volume! Als je oefening gelukt is, ga je goed op je foto kijken waar de glans zit. Bepaal waar dit in je tekening komt en werk het haar verder uit. Volg daarbij goed de richting van de basislijnen. pagina 9 -

10 KOP EN PROFIEL Teken aan de hand van de volgende schema's en instructies een kop en profiel ( van zijaanzicht) van 19 cm hoog. Teken eerst een vierkant van 19 x 19 cm in het midden van je vel. Teken daarna dun met de 2H-potlood de hulplijnen volgens het voorbeeld hiernaast. Als je dat gedaan hebt, teken je de basisvorm (een eivorm)van het hoofd met daaronder de hals. Teken hierna het profiel van de kop aan de hand van het voorbeeld. De ogen liggen het diepst, de neus steekt het meest uit en de mond en kin steken steeds wat minder ver uit. Let op de hulplijn van de mond is de onderzijde! Teken nu het oog, de neus, mond, wenkbrauw, het oor, de haargrens en de kaaklijn. HET OOG Schets eerst de vorm van het oog een V op zijn kant. Teken het ooglid erboven, de iris ( als een plat ovaal), en de pupil, Let weer op de richting van de wimpers! DE WENKBRAUW Teken eerst de omtrek en daarna de haren erin (let op de richting). Afstand bepaling oor. De lijnen bij de sterren zijn gelijk van lengte. pagina 10 -

11 DE NEUS Teken de neusvleugel en het neusgat. Zie voorbeeld hiernaast. DE MOND Teken eerst de buitenvorm en breng daarna glans aan. let op: teken geen tuit- of zoen-lippen! HET OOR Teken eerst de buitenvorm. Kijk voor het tekenen van de oorschelp goed naar het voorbeeld. Zie je de S-vorm? DE KAAKLIJN Teken de kaaklijn. Deze komt vanuit de oorlel. pagina 11 -

12 DE HAARGRENS Teken de haargrens. Teken het kapsel aan de hand van een plaat. Zoek hiervoor een geschikte afbeelding. Teken globaal de omtrek van het kapsel. Let goed op het volume van het haar ten opzichte van de kop. Gum alle lijnen van het hoofd die daarbinnen vallen weg. Zet met een paar lijnen de richting van het haar erin. Bepaal waar de glans in het haar komt en werk het verder uit met kleurpotlood. Kies een lichte en een donkere kleur die bij elkaar passen. Bijvoorbeeld oranje en bruin. Breng eerst met de lichtste kleur een basis aan en zet daarna met de donkere kleur nog eens extra de schaduw/het volume aan. (Dit doe je normaal met je 2B-potlood. pagina 12 -

13 HOOFDSTUK 3 INLEIDING In het tekenvak is kennis van de kleurenleer onmisbaar. Naarmate je als leerling vordert voor de goede gang van zaken steeds meer toenemen. Kleur in het algemeen. Make-up aanbrengen en tekenen/schilderen zijn twee heel verschillende terreinen, waarop wij met kleur kunnen omgaan. Het blijken niet de enige gebieden te zijn: Elk beroepsgebied heeft zo zijn eigen benadering van het verschijnsel kleur: -Een binnenhuisarchitect moet weten wat de werking van kleur is wat betreft sfeer, lichtreflectie en ruimtelijk effect. -Bij reclame gebruikt men kleuren om hun psychologische werking. De consument moet verleid worden om het PRODUCT te kopen. -In het verkeer gaat het om herkenbaarheid, regels of afspraken om alles in goede banen te leiden. -De verffabrikant moet alles weten van de grondstoffen, lichtechtheid en hun variaties. -enz. Bij verf, kleurpotloden enz. is de kleur gebonden aan de materie. Maar er is ook gekleurd licht. (denk maar aan de t.v.). Gekleurd licht is meer dan wat ook in staat een bepaalde sfeer op te roepen (denk maar eens aan toneel, film enz.). Zo kunnen we uren doorgaan, maar om een lang verhaal kort te houden zijn de conclusies. -kleur ontstaat op velerlei manieren -elke kleur heeft zijn eigen sfeer -wij ervaren kleur op een persoonlijke wijze pagina 13 -

14 -over kleur raken wij niet uitgepraat In deze veelheid van verschijnselen bestaat een zekere vorm van wetmatigheid. Die noemen we kleurenleer. KLEURENLEER BASISKENNIS Het spectrum Dit is een band van zes duidelijk te onderscheiden kleuren, die door straalbreking zichtbaar worden. Wij zien deze kleuren in de regenboog en als er een witte lichtstraal door een glazen prisma valt. De volgorde is altijd: ROOD ORANJE GEEL GROEN BLAUW (donkerblauw) VIOLET Primaire kleuren Dit zijn de hoofdkleuren (eerste groep) rood, geel, blauw. Deze kleuren zijn oorspronkelijk, d.w.z. men kan ze niet maken door menging van andere kleuren. Secundaire kleuren(de tweede groep) Als je twee primaire kleuren vermengt ontstaat een secondaire kleur. Er zijn drie mogelijkheden: GEEL + ROOD ROOD + BLAUW = VIOLET BLAUW + GEEL = GROEN Tertiaire kleuren = ORANJE opdracht 1: Kleur de bovenstaande tekening juist in. antwoord vind je in de bijlage Deze ontstaan door onderlinge vermenging van de zojuist vermelde groep; Bijvoorbeeld: GROEN + ORANJE = MOSGROEN. pagina 14 -

15 De meest heldere kleuren van de tertiaire groep zijn gemengd uit een primaire kleur en de naastliggende secondaire kleur, bijvoorbeeld: ROOD + ORANJE = ORANJEROOD. Complementaire kleuren Dit zijn kleuren, die in de kleurenster/cirkel ( van Ostwald of Itten) altijd recht tegenover elkaar liggen. Zij vormen elkaar grootst mogelijke contrast. Bekijk eens een kleurennegatief, liefst van een groene plant met rode bloemen. Heel boeiend! Een kleurennegatief laat namelijk alles in de complementaire kleur zien. Bonte en niet-bonte kleuren Alle primaire, secondaire en tertiaire kleuren vallen onder de verzamelnaam: BONTE KLEUREN. Zodra wij wit, grijs of zwart gaan toevoegen worden de kleuren gewijzigd. Je noem dit: 1 OPLICHTEN Wit toevoegen 2 TEMPEREN Grijs toevoegen 3 VERDONKEREN Zwart toevoegen 4 VERTROEBELEN Grijs en de complementaire Kleur toevoegen 5 AFZWAKKEN De complementaire kleur toevoegen. opdracht 2: De linkerrij geef je de 3 primaire kleuren en de rechterrij de complementaire kleuren van de primaire antwoord in de bijlage Wit en zwart, plus alle tinten grijs die uit deze vermenging kunnen ontstaan noemen we NIET-BONTE KLEUREN of anders gezegd: neutrale tinten. Zij zijn met alle bonte kleuren te combineren. Opmerking: grijs verkregen door menging van zwart en wit doet doods aan. Deze kan je verlevendigen door een beetje kleur toe te voegen. Opdracht 3: maak een kleurenladder van wit over blauw naar zwart. pagina 15 -

16 Bruinen antwoorden: Een voor ons belangrijke groep tertiaire kleuren zijn: de haarkleuren. Met andere woorden: alle soorten bruin. Bruin is samengesteld uit de drie hoofdkleuren en hun wisselende mengverhoudingen. Wij hebben b.v. uit rood en geel, oranje gemengd en we willen bruin maken. Nu gaan wij het oranje afzwakken met de complementaire kleur blauw. Er ontstaat een bruine tint (probeer dat maar eens met verf). Als het bruin te roodachtig uitvalt moeten wij het afzwakken met groen. Een te geelachtige kleur zwakken we af met violet. VERHOUDINGEN Meer of minder Bij het kleuren mengen speelt de mengverhouding tussen twee kleuren een belangrijke rol. B.v. als jij gewoon groen wilt mengen neem je één deel blauw en één deel geel. Voor blauwgroen neem je twee (of meer) delen blauw tegen één deel geel (voor geelgroen het omgekeerde). Rustig of fel Een rustige, afgezwakte kleur heeft om op te vallen een veel groter oppervlak nodig dan een felle kleur. De rustige kleur lijkt bij de achtergrond te horen, terwijl de felle kleur zich op de voorgrond dringt. Dit wordt graag toegepast bij landschapfotografie. Een kleine rode pagina 16 - opdracht 4: Kleur de cirkels in. Het grootste gedeelte krijgt de kleur die overwicht heeft in de haarkleur. B.v. in de haarkleur blond overheerst de kleur geel. Dus het grootste vak krijgt hier dus de gele kleur. De overige vakken krijgen de andere primaire kleuren. opdracht 5: De linker cirkel heeft een fellere kleur dan de rechter

17 hoofddoek in een groot groen veld valt direct op. Overdaad of beperking Bij het inrichten van een etalage of vitrine moet je je, wat betreft het kleurgebruik, beperkingen opleggen. Het mooist is om uit te gaan van één of twee kleuren, die dan in verschillende tinten en materialen worden verwerkt. Teveel vormen en kleursoorten zou de etalage erg rommelig maken. Nog even dit MONOCHROOM wil zeggen EENKLEURIG POLYCHROOM wil zeggen VEELKLEURIG (MONOTOON = eentonig en POLYTOON = veelstemmig). opdracht 6 zoek een afbeelding in monochroom en in polychroom kleuren. CONTRASTEN HOE STEEKT HET AF Contrasten kom je overal tegen. Contrast betekent: tegenstelling. Er zijn kleine en grote mensen, mooie en lelijke huizen, warme en koude dagen en ga maar zo door. Contrast bij kleuren betekent: de verschillende manieren waarop kleuren tegen elkaar kunnen afsteken. Wij kunnen daar namelijk onderscheid in maken. Volgens Johannes Itten kan dat zelfs op 7 manieren (waarvan er best een paar gelijktijdig zouden kunnen optreden). De soorten kleurcontrasten zijn: 1 KLEUR-KLEUR CONTRAST 2 LICHT-DONKER CONTRAST 3 KOUD-WARM CONTRAST 4 COMPLEMENTAIR CONTRAST 5 SIMULTAAN CONTRAST 6 KWALITEITS CONTRAST 7 KWANTITEITS CONTRAST 8 GEEN KLEUR-WEL KLEURCONTRAST is er door de makers van het tekenboek erbij bedacht. In dit hoofdstuk hebben wij het alleen over contrast 1 tot en met 4 en over 8. Kleur - kleur contrast pagina 17 -

18 Dit betekent dat je de vormen van objecten en vlakken kunt zien doordat ze in kleur verschillen van hun omgeving. De primaire kleuren geven het sterkst kleur - kleur contrast. Hoe meer de kleuren gemengd zijn met elkaar en/of afgezwakt, vertroebeld en getemperd, hoe geringer hun onderlinge contrastwaarde. Licht - donker contrast Het grootste contrast van licht en donker is het contrast tussen wit en zwart. In de kleurencirkel zien wij het bij geel en violet. Wanneer wij bij een kleuren-tv. de kleuren uit het beeld draaien zien wij zelf hoe kleur wordt "vertaald" naar licht en donker. Interessant bij de regenboog is het verschijnsel dat de meest lichtende kleur - het geel - zich in het midden bevindt en dat de kleuren naar beide richtingen oplossen in het onzichtbare infrarood en het onzichtbare ultraviolet. Bedenk je de cirkel gesloten dan bevindt zich op die plaats het violet. Koud - warm contrast Een gesloten kleurcirkel kunnen wij verdelen in een warme en een koude helft. Waar ligt die grens? Wanneer je vuur vergelijkt met een vriesnacht krijg je het gevoel. Oranje, de kleur van vuur, bevat rood en geel. De grens van de warme helft gaat zover tot daar waar de invloed van rood en geel overheersend is. In de koude, blauwe pagina 18 - opdracht 7: De linker cirkel is warmer van kleur dan de rechter helft zit dus bij groen en violet ook wat geel en rood, maar dat is niet meer overheersend. Complementair contrast Een kleurennegatief bevat de complementair-contrastkleuren van de bijbehorende kleurenfoto. Dit kleurcontrast zie je bij alle kleuren die recht tegenover elkaar liggen in de kleurencirkel. Blauw wordt oranje, blauwgroen wordt oranjerood. Wanneer je een kleur geheel alleen iets afzwakt wordt hij direct minder helder en neigt hij naar het bruinachtige (lees nog eens de tertiaire kleuren: de haarkleuren). opdracht 8: zoek een kleurenfoto negatief.

19 Geen kleur - wel kleur contrast Een combinatie van een grijs (wit, zwart) met een kleur levert altijd iets boeiends op. Het verschil tussen beide soorten is zo groot dat het onmiddellijk de aandacht trekt. Voor een optimale contrastwerking moeten de grijstinten dan wel naast elkaar staan. Dit contrast is ideaal voor posters, showcards en affiches. opdracht 9: zoek een posters met geen/wel kleur contrast. pagina 19 -

20 HOOFDSTUK 4 INLEIDING Bij de vraag WELKE MAKE-UP PAST BIJ WELK GEZICHT? Gaat het niet om het opstellen van strikte regels, maar eerder om suggesties te doen, hoe een minder harmonisch gezicht evenwichtiger kan worden. In dit hoofdstuk leer je verschillende gelaatsvormen te onderscheiden en daarbij een passende kapsel/make- UP te kiezen. Ook hierbij ontwikkel je het ruimtelijke inzicht en gevoel voor vorm en lijn. Om een beeld te creëren moet de ontwerper het belang begrijpen van het basiselement DE LIJN. De lijnen van het GELAAT drukken een verscheidenheid aan gevoelens uit. Door het manipuleren van lijnen worden vormen weergegeven die de actuele trends weerspiegelen. Het specifieke evenwicht, de verhouding en de combinatie van lijnen moeten beantwoorden aan het gewenste effect klassiek, eigentijds of progressief. GELAATSVORMEN EN MAKE-UP(/KAPSELKEUZE) Of een bepaalde MAKE-UP nu IN is of niet, alleen als het goed past bij de vorm van ons hoofd, zal een ander zeggen:" He dat staat je dat leuk!" Wat een knappe vrouw/man!" Voor alle duidelijkheid houden wij ons bezig met de meest voorkomende gelaatsvormen. pagina 20 -

21 Over het algemeen is het belangrijk bij binnenkomst van de klant te letten op hoe zij zich heeft opgemaakt. Dit vertelt veel over haar ideeën van make-up. Zo kan je de cliënte vertellen wat ze goed doet en hoe ze haar make-up kan verbeteren. Zet je klant voor de spiegel en gaat zelf achter haar staan zodat jij goed zicht hebt op haar spiegelbeeld. Kijk goed na de gelaatsvorm. Tijdens het bespreken van de makeup kan jij al bepalen wat je wilt corrigeren of benadrukken/ accent op wil leggen. Je uitgangspunt voor elke make-up moet zijn het accentueren van de mooie, karakteristieke gelaatsonderdelen. Natuurlijk komt hierbij het verdoezelen van onregelmatigheden. Let op bij je advies dat je het modebeeld van het moment betrekt in je make-up bespreking. Maar denk eraan dat de klant ook een eigen smaak heeft wat betreft make-up. In dit werkboek bespreken wij de 6-basis-gelaatsvormen. OVAAL GEZICHT De ovale gelaatsvorm wordt algemeen gezien als het ideale gezicht. Alle andere gelaatsvormen worden door camouflage, make-up zo dicht mogelijk bij de ideale gezichtvorm (terug) gebracht. Het gezicht wordt in 3 horizontale zones ingedeeld. Zone 1 omvat het voorhoofd t/m de wenkbrauwen. Zone 2 omvat de ogen en de neus. Zone 3 de mond en kin. Verder wordt het gezicht ook verdeeld in verticale zones. Het gezicht wordt dan door een denkbeeldige lijn over het midden van de neus naar kin en voorhoofd getrokken. Opvallend is dat de beide gedeeltes niet identiek aan elkaar pagina 21 -

22 zijn. Het verschil in beide gezichtsdelen maken dat een gezicht karakter heeft. Een eigen identiteit hebben. Zo heb je altijd een goede kant aan je gezicht. Bij een ovaal gezicht past in principe van alles. Ga te rade bij je eigen vindingrijkheid. ROND GEZICHT Om een rond gezicht zoveel mogelijk een ovaal gezicht te laten lijken beschaduwd je de kaakbeenderen. Dat kan je doen door bijvoorbeeld gebruik te maken van foundation of met blusher. Nog even een kapsel advies. Een rond gezicht wordt interessant door een wat asymmetrisch kapsel: een haarlok schuin over het voorhoofd in combinatie met een zijscheiding. Het haar bij voorkeur hoog opkammen en de zijkanten van het hoofd vrijlaten. VIERKANT GEZICHT Bij een vierkant gezicht ga je de kaakhoeken beschaduwen. Zodat je het gezicht ovaal laat lijken. Met beschaduwen bedoel ik dat je het donkere maakt met foundation. Nog even een kapseladvies: Het gezicht heeft iets nodig wat de hoekige lijnen verzacht. Losse, speelse krullen zijn geschikt. Het haar mag niet te lang zijn. Een zijscheiding en asymmetrische pony zijn flatteus. LANG, SMAL GEZICHT Een lang en smal gezicht maak je ovaal door de slapen en de wangen op te lichten. Met oplichten bedoel ik dat je een lichte make-up foundation gebruikt. Objecten die lichter zijn van kleur dan zijn/haar omgeving lijken groter. pagina 22 -

23 Nog een kapsel advies: Een lang, smal gezicht: Laat nu de wangen vrij, maar geef opzij het kapsel voldoende breedte. Ook andere breedteaccenten zijn welkom, zoals een losse luchtige pony en een lage zijscheiding. DRIEHOEKIG GEZICHT (breed voorhoofd en smalle kin): Om deze gezichtsvorm zo dicht mogelijk bij het ideale gelaatsvorm te brengen maak je gebruik van het oplichten van de wangen. Nog een kapseladvies: Een asymmetrische pony of over de slapen vallend haar verdoezelen het brede voorhoofd. Kapsels van een gemiddelde lengte, die het meeste volume onder de neus lijn hebben zijn geschikt. OMGEKEERDE DRIEHOEK Bij dit gezicht is de kaak vrij breed en het voorhoofd erg smal. Om dit gezicht zoveel mogelijk een ovaal te laten lijken beschaduwd je de kaakhoeken. Kapseladvies: De omgekeerde driehoek heeft haarmassa nodig boven de ogen/wenkbrauwlijn, vooral rond de slapen. Een scheiding even naast het midden staat goed. ENKELE MAKE-UP TIPS. OGEN Diepliggend gebruik lichte kleur oogschaduw, eyeliner iets door laten lopen, mascara op de buitenste wimpers aanbrengen. pagina 23 -

24 Kleine: Lichte kleuren met bijvoorbeeld parelmoer oogschaduw gebruiken. Meerdere laagjes mascara. Absoluut geen donkere lijnen om de ogen aanbrengen want dit verkleint het oog nog meer. Grote: Gebruik matte of donkere kleur oogschaduw. Hier kan je de ogen makkelijk omlijnen met een donker lijntje. Gebruik liever zo weinig mogelijk mascara. Bolle: Donkere kleuren oogschaduw gebruiken. Teken een lijn op het gehele ooglid eventueel bij kleine ogen verlengen. Mascara liefst aanbrengen op de buitenste wimpers. Dicht bij elkaar staande: De buitenhoeken van het oog verlengen een eyeliner. Lichte kleur oogschaduw de wimpers gebruiken. Ver uit elkaar staande: Donkere oogschaduw kleur gebruiken bij de neus. Wenkbrauwen eventueel verlengen. Kringen en wallen: Met een lichte of donkere make-up de kringen en wallen camoufleren door deze licht te vervagen met poeder. NEUS: Te lange: De neuspunt beschaduwen. Te korte: De bovenzijde van de neus oplichten. Te brede: De beide zijde en ook de neusvleugels beschaduwen. Te smalle: Zie te brede neus. Maar nu oplichten. pagina 24 -

25 Scheve: Door een witte streep camouflage crème recht op de neusbrug aan te brengen. LIPPEN: Dunne: Met een lippotlood teken je eerst de lippen net iets groter en vul deze daarna in met lipstick in een felle, of lichte kleur. Dikke: Met een lippotlood teken je eerst de lippen iets binnen de rand van de lippen. Daarna vul je ze op met een donkere kleur lipstick. KIN: Vooruitstekende: De kinpunt beschaduwen. Terugwijkende: De kinpunt oplichten Onderkin: De onderkin beschaduwen, let op dat je niet over de kaakrand gaat. pagina 25 -

26 Wenkbrauw correctie: De correctie worden meestal uitgevoerd door de wenkbrauwen te epileren of bij te tekenen. Je let hierbij goed op de gelaatsvorm van je cliënt. Rond gezicht Bij een rond gezicht geen ronde wenkbrauwen maar na ongeveer 2/3 van de wenkbrauw de lijn met een knik iets naar beneden lopen. Vierkant gezicht Bij een vierkant gezicht maak je de wenkbrauw vanuit het midden iets gebogen. Driehoekig gezicht Bij een driehoek gezicht geef je meestal een scherp gebogen wenkbrauw met een vrij hoge boog. Lang gezicht De wenkbrauw bij een lang gezicht moet je er voor zorgen dat ze niet te dicht bij elkaar staan. De vorm is een flauwe gebogen lijn met aanzet en punt op een denkbeeldige horizontale lijn. BRIL MAKE-UP: Het montuur accentueert de persoonlijkheid van de draag(st)er. De modellen kunnen variëren van klassiek tot super trendy, modern. Make-up en bril moeten met elkaar in evenwicht zijn. De een mag de ander niet overheersen. De make-up bij een brildragend mag in het algemeen zwaarder zijn dat anders. Je moet wel rekening houden met de sterkte van de glazen. Zo hebben minglazen (voor mensen die bijziend zijn) meer en sterker oogmake-up nodig dan de plusglazen pagina 26 -

27 (voor mensen die verziend zijn). Bij min-glazen kan je gemakkelijk parelmoer en pasteltinten oogschaduw en veel mascara gebruiken. Maar bij plusglazen is dat juist andersom, dus donkere matte kleuren. Je kunt hier wel de ogen omlijnen. Dat geeft een mooi accent aan de ogen. Wees voorzichtig met mascara. Een ander probleem is gekleurde brillenglazen. De kleur van de glazen beïnvloeden de kleur van de oogmake-up. Een mogelijkheid is om voor donkere kleuren te kiezen en wat zwaarder op te maken. De wenkbrauwen zo natuurlijk mogelijk van vorm of in de vorm van het montuur. Denk eraan bij plusglazen de wenkbrauwen goed te epileren, want het wordt vergroot met deze glazen. De indruk is dan heel onverzorgd. pagina 27 -

28 opdracht 10 trek op transparantpapier de 6 grondvormen van de gezichten over. Tekenen ronde gelaatsvorm over op een lay-over (transparantpapier). Let op ook alle gelaatsonderdelen teken je zoals ogen, neus enz. Leg de ronde gelaatsvorm op de ovale met de ogen op elkaar. Nu zie je de kenmerkende verschillen tussen beide gelaatsvormen. Geef via de rode kleur aan wat van de ronde gelaatsvorm buiten de ovale gelaatsvorm valt. Geef met een groene kleur aan waarin de ronde gelaatsvorm kleiner is dan de ovale gelaatsvorm. Met een blauwe kleur geef je de plaatsverschillen aan van de gelaatsonderdelen tav. de ovale gelaat. Knip je tekening uit en plak deze bij de ronde gelaatsvorm. Zoek een foto van een persoon met een rond gezicht. Plak deze erbij. Doe dit ook met de vierkante-, lang/smalle-, de driehoekige- en de omgekeerde driehoek. Let op netheid en verzorging. Basis gelaatsvorm OVAAL pagina 28 -

29 Plak hier de tekening met kenmerken. Plak een foto van de gelaatsvorm Driehoekige gelaatsvorm Plak hier de tekening met kenmerken. Plak een foto van de gelaatsvorm Omgekeerde driehoekig gelaatsvorm pagina 29 -

30 Plak hier de tekening met kenmerken. Plak hier een foto van de gelaatsvorm Ronde gelaatsvorm Plak hier de tekening met kenmerken. Plak hier een foto van de gelaatsvorm Lang en smalle gelaatsvorm Plak hier de tekening met kenmerken. Plak hier een foto van de gelaatsvorm Vierkante gelaatsvorm pagina 30 -

31 antwoorden: antwoord 1 volgens Ittens antwoord 2 groen is complementair aan rood, violet aan geel en oranje aan blauw. Op de kleurennegatief van foto s is dit duidelijk te zien. antwoord 3 kleurladder van wit blauw naar zwart pagina 31 -

32 antwoord 4 de kleur blauw is het meest aanwezig in zwart haar, geel in blond haar en rood in bruin haar. antwoord 5 antwoord 6 polychroom kleuren olifant monochroom kleuren pagina 32 -

33 antwoord 7 warm tegen koud antwoord 8 A=kleurenfoto met daarnaast B=negatief van de kleurenfoto antwoord 9 geen/wel kleurcontrast. opdracht 10 hiervan geef ik je geen antwoord op deze opdracht. pagina 33 -