Samenleven met een vreemde snuiter in Deventer. Beheerplan voor het omgaan met steenmarterproblematiek

Maat: px
Weergave met pagina beginnen:

Download "Samenleven met een vreemde snuiter in Deventer. Beheerplan voor het omgaan met steenmarterproblematiek"

Transcriptie

1 Samenleven met een vreemde snuiter in Deventer Beheerplan voor het omgaan met steenmarterproblematiek

2

3 COLOFON Titel: Samenleven met een vreemde snuiter in Deventer Subtitel: Beheerplan voor het omgaan met steenmarterproblematiek Projectcode: Status: Eindrapportage Datum: Juni 2008 Auteurs: drs. E. van Maanen & ing. M. Hoksberg Veld- en bureauonderzoek: drs. E. van Maanen & ing. M. Hoksberg Projectleiding: drs. E. van Maanen Opdrachtgever: Landschap Overijssel met financiering van de Provincie Overijssel en Gemeente Deventer Begeleiding: Dhr. M. Zekhuis (Landschap Overijssel) Dhr. R. Hoeve (Provincie Overijssel) Dhr. F. Leenen (Gemeente Deventer) Dhr. E. Lam (Gemeente Deventer) Uitvoering: EcoGroen Advies BV Postbus AP Zwolle T: F: I: Citeren: EcoGroen Advies (2008) Alles uit deze uitgave mag worden vermenigvuldigd en/of openbaar gemaakt mits onder vermelding van de bron: Maanen, E. van & M. Hoksberg (2008). Samenleven met een vreemde snuiter in Deventer. Beheerplan voor het omgaan met steenmarterproblematiek. Rapport EcoGroen Advies, Zwolle.

4

5 DANKWOORD Veel dank voor de prettige samenwerking gaat uit naar Mark Zekhuis (Landschap Overijssel), Roel Hoeve (Provincie Overijssel), Gerard Müskens (Alterra), Frank Leenen (Gemeente Deventer), Jacqueline van de Bosch (Gemeente Deventer) en Erik Lam (Gemeente Deventer). Mark de Wever wordt bedankt voor het mogen gebruiken van zijn afstudeerscriptie. De heer N. Wulterkens uit Diepenveen wordt zeer bedankt voor het aanleveren van krantenknipsels over steenmarters in Deventer. Dank ook aan de heer H. Spieker en de familie Steffin uit Deventer voor het gebruik van hun foto s. De foto van de heer Spieker siert de voorkant van dit rapport. De families Olthof (Schalkhaar), Steffin (Colmschate) en Van Zanten (Colmschate) worden zeer bedankt voor hun gastvrijheid bij de interviews over hun huismarters. Maarten Kaales (Gemeente Zwolle), Jeroen Langendoen (Gemeente Doetinchem), André Kaper (Stichting Landschapsbeheer Gelderland) en Daniël Tuitert leverde informatie, feedback en inzichten, waarvoor dank. Peter Lina gaf zijn deskundig advies over het juridische onderdeel en trakteerde daarbij ook nog op een rondleiding in de collectie van Naturalis in Leiden, met lunch; dank je wel Peter! Many thanks to Dr. Jan Herr from Luxembourg (and the Department of Biology and Environmental Science, University of Sussex, Brighton, UK) and Dr. Beate Ludwig from Germany (Arbeitskreis Wildbiologie) for their very useful and instrumental information and photo s, and interest in this work. Tenslotte, hartelijk dank aan alle respondenten.

6

7 INHOUDSOPGAVE 1 Inleiding Aanleiding, kader en vraagstelling Doelstelling Opdrachtgever en financiering Werkwijze Algemeen Enquête Steenmarter en de Flora- en faunawet Raadpleging van deskundigen Overzicht steenmarterecologie Wettelijke bescherming van de steenmarter Beschermingsstatus algemeen Steenmarter en de Flora- en faunawet Besluit beheer en schadebestrijding dieren Aansprakelijkheid en schadevergoeding? Gemeente als meld- en behandelpunt klachten beschermde dieren Steenmarter en Woningwet Biologie en Ecologie van de steenmarter Herkenning Sporen van aanwezigheid Habitat- en terreingebruik Voedselecologie Activiteit Voortplanting Populatiedynamiek Verspreiding De Steenmarter in Deventer: voorkomen en problemen Wilde dieren in de stad De Steenmarter in Overijssel en Deventer Overlast en schade door steenmarters Waardering voor de Steenmarter in Deventer Aanpak steenmarterperikelen in Deventer tot dusver Conclusie steenmarterproblematiek Deventer Methoden en richtlijnen voor behandeling van steenmarterproblemen Het weren van huismarters Verantwoord behandelen van huismarterproblemen Het weren van automarters Het weren van roofmarters Lapmiddelen die amper of niet werken Beschermende maatregelen voor de Steenmarter Alternatieve huisvesting voor de Steenmarter Gedogen en beheren Natuurlijker groenstructuren Werkwijze oplossen van steenmarterproblemen door de gemeente Gemeentelijk faunaloket Toelichtingen protocol oplossen steenmarterproblemen... 51

8 8.3 Gebruik van de ontheffing Flora- en faunawet artikel Het wijder oplossen van steenmarterproblemen Overige zaken Aanbevelingen Geraadpleegde bronnen Nuttige adressen Bijlagen I... Checklist voor het herkennen van steenmarters en steenmarterproblemen II... Verspreiding steenmarters en problemen in de Gemeente Deventer III... Bloemlezing van reacties op de enquête

9 1 INLEIDING 1.1 Aanleiding, kader en vraagstelling De Steenmarter is een klein tot middelgroot roofdier die in Nederland is beschermd. Het dier is de afgelopen jaren regelmatig in het nieuws vanwege zijn opmars in de steden en dorpen van Oost- en Zuid-Nederland, vooral daar waar hij overlast en schade veroorzaakt. Ook in de Hanzesteden langs de IJssel - bekend zijn inmiddels Doesburg, Zutphen, Deventer en Zwolle - en de omliggende dorpen, is de marterachtige sinds een tiental jaren een begrip en zorgt er tegenwoordig voor beroering. De waardering voor de Steenmarter onder de mensen kan inmiddels variëren van sympathie, tolerantie of uitgesproken vijandigheid. Er wordt zelfs gesproken van een marterplaag. Hoe het beste met de marters kan worden omgegaan of samengeleefd is de hamvraag die door zowel burgers als overheden wordt gesteld. Dit vormt de kern van het vraagstuk die door de Provincie Overijssel en Gemeente Deventer via Landschap Overijssel aan EcoGroen Advies is voorgelegd. Ter beantwoording worden de volgende zaken belicht. Handreiking voor de aanpak van steenmarterproblemen in Overijssel Deventer vormt het toneel van het voorliggende onderzoek dat in een plan van aanpak voor de Steenmarter oftewel een zogenoemd steenmarterbeheerplan resulteerde. Waarom Deventer? Sinds het nieuwe millennium is de Steenmarter hier gestaag toegenomen. De Wever (2001) gaf deze opmars al aan in zijn afstudeerscriptie Wat te doen bij steenmarterklachten voor Deventer. Deze studie vormde een belangrijke aanzet voor verder onderzoek, dat eniger jaren later is voorgesteld door Mark Zekhuis van Landschap Overijssel en de eerste auteur. Beiden zijn woonachtig in Deventer en bemerkten de toename van het dier in de stad vanuit het kleinschalig landschap eromheen. Tot op heden ontbrak nog een actueel, objectief en zoveel mogelijk gekwantificeerd beeld van de populatieontwikkeling en de problemen door steenmarters in Deventer en elders in Oost-Nederland. Dat terwijl in het zuiden van het land veel op wetenschappelijke leest over het dier werd uitgeplozen door vooral Gerard Müskens en collega s van onderzoeksinstituut Alterra. Waarnemingen uit Overijssel sijpelde weliswaar binnen via de Zoogdierwerkgroep Overijssel en klachten werden incidenteel nader onderzocht door vrijwilligers van deze werkgroep, maar een stelselmatige registratie ontbrak en advisering voor de praktische aanpak van problemen was niet goed ontwikkeld. Ook bij de Gemeente Deventer namen de meldingen en klachten over het dier toe, maar deze werden tot dusver niet systematisch geregistreerd bij een faunaloket voor beschermde diersoorten, zoals door het Ministerie van LNV in 2002 was opgeroepen. Vaak werd door gebrek aan beter werd doorverwezen naar de Zoogdierenwerkgroep Overijssel. Kortom, het was tijd voor een onderzoek voor het beheer van steenmarterproblematiek in de Gemeente Deventer, wat overigens niet wil zeggen dat de problemen hier uniek zijn. Integendeel, het beeld van de Steenmarter in al zijn facetten komt vrijwel overeen voor alle oudere steden en dorpen van Oost- en Zuid-Nederland waar het dier leeft. Ook elders in de Europese Unie speelt het probleem van de stadse Steenmarter, begonnen in Zwitserland. De Provincie Overijssel heeft dan ook gevraagd met Deventer als casus een plan van aanpak voor de Steenmarter op te stellen dat als blauwdruk ook toepasbaar is voor andere gemeenten in Overijssel, en mogelijk ook elders in Nederland. In de vorm van een beheerplan moet dit een handreiking zijn voor het zo goed mogelijk en praktisch oplossen van steenmarterproblemen, conform de wettelijke bescherming van de soort onder de vigerende Flora- en faunawet. Omgekeerd kan het beheerplan en onderliggende onderzoek ook inzicht bieden in de toepassing van deze wet op de Steenmarter, en de problemen die daarbij spelen of om betere behandeling vragen. Het plan dient tevens als voorlichtend instrument, mogelijk zorgend voor meer acceptatie van de Steenmarter als beschermde medebewoner en nuttig onderdeel van de stedelijke ecologie. BEHEERPLAN VOOR DE STEENMARTER IN DEVENTER 1

10 Voor een betere aanpak van steenmarterproblemen in Deventer is beantwoording van de volgende vragen aan de orde: 1. Wat is de huidige trend van de steenmarters in Deventer en omgeving (Gemeente Deventer)? 2. Wat is de overlast en schade die momenteel door Steenmarters wordt veroorzaakt, mogelijk in kosten uit te drukken? 3. Hoe ervaren burgers de aanwezigheid van de Steenmarter in hun omgeving? 4. Welke biologische en ecologische aspecten van de Steenmarter in het stedelijke milieu bieden een aanknopingspunt voor duurzame oplossingen voor het verlagen van de overlast en materiële schade? Hierbij worden aspecten als leefwijze, gedrag en ruimtelijke bewegingen van het dier belicht. 5. Welke beproefde methoden en middelen kunnen effectief worden ingezet om problemen bij burgers te voorkomen en verhelpen? Welke middelen werken niet en moeten daarom niet worden geadviseerd en gepropageerd? 6. Hoe kan een faunaloket binnen de gemeente het beste fungeren voor het registreren en behandelen van steenmarterproblemen, conform de Flora- en faunawet? 7. Hoe kan de Steenmarter meer acceptatie krijgen onder de mensen door middel van een duidelijk aanspreekpunt en voorlichting, alsmede objectieve belichting in de media? Beheerplan en protocol voor structurele ontheffing aanpak steenmarterproblemen De verschillende onderdelen van deze studie smelten samen tot een beheerplan met protocol voor betere behandeling van steenmarterperikelen in Deventer. Dit protocol wordt ter goedkeuring aan de Provincie Overijssel voorgelegd voor een structurele ontheffing voor het behandelen van belangrijke steenmarterproblemen conform de Flora- en faunawet, specifiek artikel 68. Het beheerplan kan ook voor andere gemeenten als blauwdruk dienen bij het opstellen van de ontheffingsaanvraag. 1.2 Doelstelling Het doel van dit onderzoek is op basis van de bovenstaande vraagstellingen en constateringen als volgt: Het in kaart brengen van steenmarterproblemen in de Gemeente Deventer. Op basis daarvan wordt een plan van aanpak in vorm van een beheerplan gemaakt voor het beter omgaan met en voorlichten over steenmarterproblemen door een faunaloket bij de Gemeente Deventer. Op basis van dit steenmarterbeheerplan kan door de Provincie Overijssel ontheffing (art 68 Flora- en faunawet) aan de gemeente worden verleend voor de structurele behandeling van belangrijke steenmarterproblemen, waarvoor geen bevredigende oplossing voorhanden is. Het steenmarterbeheerplan kan verder als blauwdruk dienen voor andere Overijsselse gemeenten. 1.3 Opdrachtgever en financiering Opdrachtgever is Landschap Overijssel. Het project wordt gefinancierd door de Provincie Overijssel met een bijdrage op onderdelen van de Gemeente Deventer. 2 BEHEERPLAN VOOR DE STEENMARTER IN DEVENTER

11 2 WERKWIJZE 2.1 Algemeen Om het steenmarterbeheerplan voor Deventer goed te onderbouwen is de volgende werkwijze gehanteerd. - Een enquête onder inwoners van de gemeente Deventer om inzicht te krijgen in het actueel voorkomen, de verspreiding, leefwijze en gedrag van steenmarters binnen de gemeente, en daarmee in relatie inzicht in de problemen en beleving van steenmarters bij mensen; - Het maken van een overzicht van de Nederlandse natuurbeschermingswet- en regelgeving van toepassing op de Steenmarter ter onderbouwing van het steenmarterbeheerplan voor structurele ontheffing van de Flora- en faunawet ex art. 68 door de Provincie Overijssel; - Raadpleging van deskundigen en beschikbare informatie over vooral de ecologie en het gedrag van de Steenmarter ter onderbouwing van het beheerplan en behandeling van steenmarterproblemen; - Het maken van een overzicht van methoden en middelen die wel en niet werken voor de behandeling van steenmarterproblemen. 2.2 Enquête Al vanaf eind jaren negentig bleek uit waarnemingen en verschillende berichten dat steenmarters in en rond Deventer toenamen en daarmee ook de overlast en schade door het dier. Daarom werd het nuttig geacht de huidige populatiecontouren en problemen in kaart te brengen op basis van waarnemingen door Deventernaren over de afgelopen twee jaar. Aanname was dat deze waarnemingen het meest vers in het geheugen liggen en goed aanspreekbaar zijn. De burgers van Deventer zijn allereerst geraadpleegd met de poster Vreemde snuiter in Deventer. Opsporing verzocht! Daarin is het volgende aan de burgers gevraagd: - Heeft u de afgelopen twee jaar een Steenmarter gezien of anders waargenomen (b.v. door directe waarneming of door ondervinding autoschade of andere overlast)? - Waar, wanneer en hoe is de Steenmarter waargenomen (korte beschrijving)? - Welke overlast en/of schade is opgetreden en wat waren de kosten? - Wat is uw mening over dit dier als onderdeel van de stedelijke ecologie? De poster is opgehangen in supermarkten, buurtcentra, bibliotheken, huisartspraktijken, sportcentra, natuur- en milieucentrum en andere openbare gelegenheden in Deventer, en dorpen eromheen. Daarnaast zijn instanties geraadpleegd die mogelijk of zeker te maken krijgen met steenmarters in hun werk, waaronder de politie, garagehouders, woningbouwvereniging Rentré en het Natuur- en Milieucentrum. Achteraf bleken de antwoorden - in hoge mate verhalen - op de bovenstaande vragen van de enquête meer vragen op te roepen. Daarom is bij bijzondere of onduidelijke antwoorden nagevraagd. Min of meer ontstond de verwachting bij respondenten dat we zouden ingaan op hun klachten en oplossingen zouden aandragen. Helaas was dat niet de bedoeling van de enquête en ver buiten bestek van dit onderzoek. Om toch van dienst te kunnen zijn aan alle respondenten stellen we dit beheerplan digitaal aan hun beschikbaar, ook als dank voor de deelname. BEHEERPLAN VOOR DE STEENMARTER IN DEVENTER 3

12 Met de poster en medewerking van de Gemeente Deventer nam ook de pers het onderzoek op. Zo verscheen een oproep in de krant (Deventer Nu van 20 juni 2007) en op de website van de Gemeente Deventer. Tevens werd een oproep op de website ijsselstad.web-log.nl geplaatst, in aansluiting op een vanaf 2005 lopende rubriek en forum over de steenmarters van Deventer. Ook de regionale krant Stentor berichtte over het onderzoek, echter met de verkeerde titel Actie tegen de steenmarter, waardoor veel mensen dachten dat er een marterbestrijding op handen was. De eerste auteur werd vervolgens naar aanleiding van het Stentor-artikel door Radio Oost geïnterviewd over de stelling de steenmarter moet bestrijdbaar zijn. Deze oproepen, samen met andere persberichten en artikelen bracht een stroom van meldingen op gang, zowel klachten als interessante (anekdotische) verhalen. Daarop volgde meer berichten via regionale radio en kranten. Bij sluiting van de enquête in januari 2008 zijn in totaal 436 meldingen geteld. De meeste meldingen kwamen binnen kort na het publiceren van de enquête en de krantenartikelen. Deze kwamen telefonisch en per terecht bij EcoGroen (gecompileerd door E. van Maanen) en bij het Meldpunt Openbare Ruimte van Gemeente Deventer (gecompileerd door M. Hoksberg). Nog steeds komen er druppelgewijs meldingen binnen. Alle meldingen zijn zo goed mogelijk gescreend op geldigheid en duidelijkheid. Het merendeel van de waarnemingen en verhalen bleek aan de hand van duidelijke beschrijvingen in hoge mate betrouwbaar te zijn. Veel Deventernaren zijn redelijk goed op de hoogte van wat een Steenmarter is en doet. Leuke of interessante brieven zijn in een bloemlezing uiteengezet in Bijlagen III. Slechts een paar vage meldingen vroegen om bevestiging of verduidelijking. Dit betrof dan opmerkelijke verhalen (b.v. een marter die bij iemand in bed zou zijn gekropen?) of het vermoeden dat andere dieren in het spel waren, vooral Bruine ratten die plaatselijk in Deventer voor overlast zorgden. Ook waren er enkele malen verwarringen met de Bunzing, het neefje van de Steenmarter. Naast de schriftelijke enquête is een telefonische enquête gehouden onder diverse autogarages en -dealers in de Gemeente Deventer. Dit leverde aanvullende, maar helaas te weinig specifieke informatie op over jaarlijkse autoschadegevallen en kosten. 2.3 Steenmarter en de Flora- en faunawet De Steenmarter geniet bescherming onder de Flora- en faunawet (FFW). Er is een overzicht gemaakt van de relevante bepalingen van de FFW die voor de Steenmarter van toepassing zijn. Naast de bepalingen voor beschermde dieren staat FFW artikel 68 centraal. Dit artikel regelt de ontheffing voor bestrijding van overlast veroorzaakt door beschermde dieren. Het juridisch en beleidsmatige overzicht is door Roel Hoeve van de Provincie Overijssel en door Peter Lina (opsteller juridisch onderdeel steenmartercursus KAD) op correctheid gecheckt. 2.4 Raadpleging van deskundigen Als externe deskundige voor het project is Gerard Müskens van onderzoeksinstituut Alterra uit Wageningen geconsulteerd. Gerard onderzoekt samen met collega Sim Broekhuizen al sinds de jaren zeventig de biologie en ecologie van de Steenmarter in Nederland, waarover diverse publicaties zijn verschenen. Met recht kan hij een autoriteit voor de Steenmarter worden genoemd. Daarnaast zijn ook onderzoekers uit Luxemburg (Dr. Jan Herr) en Duitsland (Dr. Beate Ludwig) geraadpleegd en hebben dit onderzoek van belangrijke informatie en inzichten voorzien. 2.5 Overzicht steenmarterecologie Voor een overzicht van relevante wetenswaardigheden over de biologie en ecologie van de Steenmarter zijn diverse beschikbare artikelen, boeken en brochures geraadpleegd. Ze staan in de literatuurlijst aan het einde van dit document. 4 BEHEERPLAN VOOR DE STEENMARTER IN DEVENTER

13 3 WETTELIJKE BESCHERMING VAN DE STEENMARTER 3.1 Beschermingsstatus algemeen In Nederland en België is de Steenmarter wettelijk beschermd. Elders in Europa is de beschermingsstatus variabel. Bijvoorbeeld, in Duitsland en Denemarken mag de soort gedurende gezette perioden worden gedood volgens de daar heersende jachtwetten. Doorgaans is het interessant te vermelden dat de Steenmarter op de IUCN Red List of Threathened Species in de categorie Lower Risk Least Concern staat. Bescherming van de Steenmarter in Nederland onder de Flora- en faunawet wordt hieronder beschreven. 3.2 Steenmarter en de Flora- en faunawet De Flora- en faunawet (FFW) is op 1 april 2002 in werking getreden. De wet heeft tot doel de gunstige staat van instandhouding van een select groep planten en dieren in Nederland te waarborgen. Beschermde soorten zijn volgens de AMvB annex artikel 75 van de FFW ingedeeld in drie oplopende beschermingscategorieën, namelijk als volgt: Tabel 1 - algemeen voorkomende soorten (licht beschermd); Tabel 2 - minder algemene tot bedreigde soorten (middelhoog beschermd) en; Tabel 3 - zeldzame soorten of soorten van communautair belang (Habitatrichtlijn lijst IV) belang en/of (zeer) bedreigde soorten (strikt beschermde soorten). Daarnaast geldt, als aparte categorie, dat alle broedvogels strikt zijn beschermd. De Steenmarter staat als inheemse en wilde diersoort in Tabel 2 van de AMvB artikel 75 van de FFW. In deze positie geniet hij middelhoge bescherming. Dit betekent dat in geval van bepaalde ontwikkelingen, bijvoorbeeld in veel gevallen de afbraak van een gebouw voor nieuwbouw, ontheffing van de FFW kan worden verleend indien er geen afbreuk aan de gunstige staat van instandhouding wordt gedaan. In andere gevallen wordt men gehouden aan de volgende (FFW versie 2004), voor de Steenmarter relevante verbodsbepalingen. Artikel 9 - Het is verboden dieren, behorende tot een beschermde inheemse diersoort, te doden, te verwonden, te vangen, te bemachtigen of met oog daarop op te sporen. Artikel 10 Het is verboden dieren, behorende tot een beschermde inheemse diersoort, opzettelijk te verontrusten. Artikel 11 Het is verboden nesten, holen of andere voortplanting- of vaste rusten verblijfplaatsen van dieren, behorende tot een beschermde inheemse diersoort, te beschadigen, te vernielen, uit te halen, weg te nemen of te verstoren. Samengevat houden de bepalingen in dat de Steenmarter niet opzettelijk verontrust, verstoord, of levend in bezit mag worden genomen en zondermeer mag worden vervoerd. De bepalingen zijn echter wel gebaseerd op het nee, tenzij principe. Dit betekent dat alle schadelijke handelingen ten aanzien van beschermde plant- en diersoorten verboden zijn, maar dat hiervoor onder bepaalde voorwaarden vrijstelling of ontheffing door het bevoegd gezag kan worden verleend. Voor soorten die menselijke belangen kunnen schaden geldt dan het Besluit beheer en schadebestrijding dieren, onder artikel 68 van de FFW (zie verder). BEHEERPLAN VOOR DE STEENMARTER IN DEVENTER 5

14 Zorgplicht Verder gebiedt de Flora- en faunawet volgens de bepalingen van artikel 2 van de FFW, dat een ieder voldoende zorg in acht neemt voor alle in het wild levende dieren en planten, alsmede voor hun directe leefomgeving, zo ook voor de Steenmarter. Benadrukt moet worden dat dit altijd geldig is, ook wanneer ontheffing is verleend voor het oplossen van een steenmarterprobleem. 3.3 Besluit beheer en schadebestrijding dieren Alleen in geval van aantoonbare belangrijke overlast en schade en zonder een bevredigende oplossing, kan ontheffing worden verleent voor het verontrusten of verstoren van een Steenmarter of zijn vaste rust- en verblijfplaats, inclusief de toegangswegen. Ontheffing van FFW artikelen 10 en 11 kan dan worden verleend op grond van artikel 68 van de FFW oftewel het Besluit beheer en schadebestrijding dieren. Het artikel is aan het einde van dit hoofdstuk uitgelicht. Tot dusver alleen relevant voor de Steenmarter onder dit besluit is het eerste lid, onderdeel E ( met het oog op andere, bij algemene maatregel van bestuur aan te wijzen, belangen ) waarbij wordt verwezen naar artikel 4 onderdeel a, waaronder het volgende staat: De voorkoming en bestrijding van schade of belangrijke overlast veroorzaakt door steenmarters aan gebouwen of zich daarin of daarbij bevindende roerende zaken. Met andere woorden, bij aantoonbare belangrijke overlast en schade door steenmarters waarvoor geen bevredigende oplossing voorhanden is, kan ontheffing worden verleend voor het verjagen van de betrokken dieren en/of het opheffen van hun vaste rust- of verblijfplaats. De ontheffing kan alleen door Gedeputeerde Staten (GS) worden verleend. Volgens de Beleidsregels faunabeheer van de Provincie Overijssel (2005) kan ontheffing voor het bestrijden van overlast door beschermde dieren in het buitengebied conform artikel 68 alleen door GS worden verleend aan een zogenaamde faunabeheereenheid, FBE (Borst & Lubbers 2004). Een faunabeheereenheid is een samenwerkingsverband van grondgebruikers en grondeigenaren. Er bestaat één FBE voor de Provincie Overijssel. Deze regelt het beheer van dierpopulaties. Binnen de bebouwde kom is dit niet van toepassing. Daar speelt de gemeente een centrale rol bij het beheer van beschermde dieren, maar kan echter niet als FBE worden beschouwd. De Steenmarter is in het Overijsselse Faunabeleidsplan een buitenbeentje en wordt als apart belang genoemd. In de Nota Beleidsregels faunabeheer Provincie Overijssel (31 maart 2005) wordt het ingrijpen in een populatie steenmarters onnodig geacht. Behandeling dient dus te zijn gericht op het bestrijden van de overlast en schade en niet de dieren. In dit beheerplan wordt beschreven wat redelijkerwijs kan worden verstaan onder schade en belangrijke overlast door steenmarters (Hoofdstuk 5) en wat daartegen als bevredigende oplossing kan worden ondernomen (Hoofdstuk 6 & 7). Ter voorkoming en bestrijding van overlast in gebouwen verleent de provincie conform FFW artikel 68 alleen ontheffing voor het verstoren en verontrusten en in het uiterste geval wegvangen van dieren, in combinatie met werende maatregelen of het wegnemen van de vaste verblijfplaats. De Provincie stelt verder dat de maatregelen worden genomen middels een planmatige aanpak. Een planmatige aanpak hier genoemd steenmarterbeheerplan - dient door de gemeente te worden vormgegeven en uitgevoerd. In het onderhavige beheerplan worden richtlijnen voor een planmatige aanpak gegeven, conform de bepalingen van de Flora- en faunawet. Tevens wordt door de provincie Overijssel gesteld dat in het uiterst geval van het moeten opheffen van een vaste rust- of verblijfplaats, er binnen het leefgebied van de betreffende steenmarters vervangende verblijfplaatsen worden gecreëerd. In de praktijk blijkt dit echter (nog) lastig te realiseren. Nader onderzoek is daarvoor nodig (Hoofdstuk 7). 6 BEHEERPLAN VOOR DE STEENMARTER IN DEVENTER

15 Indien er in een ernstig of moeilijk oplosbaar geval wordt gekozen voor het wegvangen van een Steenmarter, dan dient volgens de Provincie het dier binnen zijn leefgebied te worden vrijgelaten. Het buiten de zijn leefgebied uitzetten van een Steenmarter (lees ook afwenteling van het probleem), is feitelijk in strijd met artikel 14 (eerste lid) van de FFW, namelijk het verbod op het uitzetten van dieren. Tenslotte geldt volgens FFW artikel 68 dat met de ontheffing niet mag worden afgeweken van FFW artikel 72, namelijk het toestaan van middelen die onnodig lijden van dieren veroorzaken (tevens Zorgplicht in werking). 3.4 Aansprakelijkheid en schadevergoeding? Schade door Steenmarters valt niet te verhalen op het Faunafonds. De overheid heeft gesteld dat elke Nederlander in principe het risico loopt op overlast en/of schade door beschermde diersoorten. De bescherming van soorten valt onder collectieve verantwoordelijkheid van de samenleving. In principe is er daardoor geen tegemoetkoming in de kosten bij afzonderlijke problemen aangaande beschermde dieren. Dit is alleen anders wanneer beschermde diersoorten, specifiek genoemd in de Flora- en faunawet, aanzienlijke schade veroorzaken aan zaken waarvan mensen afhankelijk zijn voor hun inkomen. In de praktijk gaat het dan meestal om vergoeding van economisch belangrijke schade aan oogsten in de landbouw, bosbouw en beroepsvisserij. Voor de Steenmarter is dit vrijwel nimmer het geval. 3.5 Gemeente als meld- en behandelpunt klachten beschermde dieren In een brief van 3 januari 2002 (N/2002/12) riep de toenmalige Staatssecretaris van het Ministerie van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij (LNV), mw. G.H. Faber, gemeentebesturen op tot het oprichten van meldpunten voor het gestructureerd opnemen van zaken betreffende hinder door beschermde diersoorten, waaronder de Steenmarter en vleermuizen met name zijn genoemd. Destijds bleek dat landelijk het jaarlijkse aantal meldingen van overlast door vleermuizen en steenmarters in en rond het huis zo n 7000 gevallen betrof. Het meldpunt bij de gemeente zou als volgt moeten fungeren: 1. Een duidelijk eerste aanspreekpunt voor burgers voor het kwijt kunnen of laten registreren van klachten betreffende overlast en/of schade van beschermde soorten in en rondom de woning of bedrijf; 2. Als behandelende instantie voor het adequaat verhelpen en voorkomen van problemen door beschermde soorten in overeenstemming met de natuurwet- en regelgeving. Inzet van gecertificeerde deskundigheid is hiervoor zeer wenselijk; 3. Als voorlichtende instantie met het actief aanreiken van informatie over het conform de FFW verhelpen van overlast en schade door beschermde diersoorten onder deskundig toezicht. Het instellen van een gemeentelijk faunaloket is wenselijk, maar echter geen verplichte opgave. Deskundige hulp en certificering Het belang van een faunaloket is dat burgers direct hun problemen met beschermde dieren bij een instantie kunnen voorleggen en vervolgens adequate hulp kunnen krijgen met de juiste informatie over preventie, en indien echt nodig, behandeling door een gecertificeerd deskundige. Om de gemeenten en bedrijven voor plaagdierbestrijding en faunabeheer te bedienen met deskundigheid over het omgaan met problemen door steenmarters en vleermuizen, heeft de Directie Natuurbeheer van het Ministerie van LNV een cursus ontwikkeld. Tegenwoordig wordt deze cursus gegeven door het Kenniscentrum Dierplagen (KAD) in Wageningen. Aan de cursus is een schriftelijk examen verbonden die BEHEERPLAN VOOR DE STEENMARTER IN DEVENTER 7

16 met goed gevolg doorlopen wordt gehonoreerd met een certificaat. Algemene ontheffing behandeling steenmarterproblemen door gemeente Omdat het per geval schriftelijke aanvragen van ontheffing van FFW artikel 68 voor bestrijding van belangrijke overlast en schade door steenmarters bij de Provincie onnodig veel werk en vertraging voor behandeling kan inhouden, bestaat de mogelijkheid tot aanvraag van een structurele of algemene ontheffing bij GS. Dit stelt de gemeente in staat om structureel en direct een ernstig steenmarterprobleem te laten behandelen. Het provinciale faunabeheerplan wordt vijf jaar na opstellen herzien en volgens artikel 69 FFW wordt aan GS gerapporteerd hoe het is uitgevoerd. Het is niet duidelijk of een steenmarterbeheerplan op dezelfde wijze als een faunabeheerplan gehanteerd moet worden. In de praktijk zijn er voorbeelden dat het zo wordt gehanteerd, de steenmarterontheffing van de Gemeente Onderbanken in Limburg als voorbeeld nemend. Het onderhavige plan van aanpak c.q. steenmarterbeheerplan geeft een protocol voor het omgaan met steenmarterproblemen conform de Flora- en faunawet en provinciale faunabeleid. Dit plan wordt ter goedkeuring aan de Provincie Overijssel voorgelegd, ter onderbouwing van de noodzaak van behandeling van ernstige steenmarterproblemen (problemen waarvoor geen bevredigende oplossing voorhanden ligt). De gemeente kan op basis van dit door GS goedgekeurde plan, oftewel onderbouwing voor ontheffing, de behandeling van ernstige steenmarterproblemen structureel gecontroleerd en gecoördineerd laten uitvoeren door aangewezen deskundigen. De gemeente ziet er vervolgens op toe dat de diagnose en behandeling van steenmarterproblemen geschiedt conform de Flora- en faunawet en het provinciale faunabeleid. Net als een faunabeheerplan kan het steenmarterbeheerplan voor vijf jaar worden gehanteerd en daarna eventueel worden herzien op basis van nieuwe inzichten en ontwikkelingen. Voorwaarden gebruik provinciale ontheffing FFW art 68 In de provinciale ontheffing kunnen de volgende voorwaarden worden gesteld: - De door de gemeente aangestelde deskundigen of ontheffinggebruikers die steenmarterproblemen controleren en/of behandelen worden genoemd in de ontheffingsaanvraag en vervolgens in de provinciale ontheffing. Deskundigen kunnen zowel intern als extern worden aangesteld, bijvoorbeeld respectievelijk een coördinerende en controlerende marterdeskundige en een uitvoerende plaagdierbestrijdingsdienst of faunabeheerbedrijf (zie Hoofdstuk 8). Het is wenselijk dat alle betrokken deskundigen bij het voorgenoemde Kenniscentrum Dierplagen in Wageningen zijn gecertificeerd. De deskundigen dienen in het veld altijd een kopie van de ontheffing (de z.g.n. gebruikersontheffing) met legitimatie te kunnen overleggen aan bijvoorbeeld de politie of Algemene Inspectiedienst (AID). - De gemeente brengt bij voorkeur jaarlijks verslag uit aan de provincie over steenmartermeldingen en -behandelingen, dit om de problemen met steenmarters te monitoren. - Een beschrijving van de toegestane methoden en randvoorwaarden om steenmarterproblemen, vooral die van huismarters, te verhelpen zoals in dit beheerplan beschreven. Flora- en faunawet De ontheffing is alleen geldig voor het behandelen van overlast en/of schade door in de meeste gevallen huismarters en niet voor de uitvoering van ruimtelijke ingrepen, bijvoorbeeld het afbreken van gebouw waarin een Steenmarter huist. In dat geval komt FFW artikel 75 in werking. 8 BEHEERPLAN VOOR DE STEENMARTER IN DEVENTER

17 3.5 Steenmarter en Woningwet Steenmarters niet vallen niet onder artikel 8 van de Woningwet, waaronder de gemeente verantwoordelijk is voor het gratis bestrijden van ongedierte zoals kakkerlakken, huismuizen en/of ratten. Steenmarters zijn wel beschermd maar zijn niet geschaard onder ongedierte. Artikel 68 van de Flora- en faunawet 1. Wanneer er geen andere bevredigende oplossing bestaat en indien geen afbreuk wordt gedaan aan een gunstige staat van instandhouding van de soort, kunnen gedeputeerde staten, voorzover niet bij of krachtens enig ander artikel van deze wet vrijstelling is of kan worden verleend, ten aanzien van beschermde inheemse diersoorten, het Faunafonds gehoord, ontheffing verlenen van het bepaalde bij of krachtens de artikelen 9 tot en met 18, 53, eerste lid, onderdelen c en d, 72, vijfde lid, en 74: a. in het belang van de volksgezondheid en openbare veiligheid; b. in het belang van de veiligheid van het luchtverkeer; c. ter voorkoming van belangrijke schade aan gewassen, vee, bossen, bedrijfsmatige visserij en wateren; d. ter voorkoming van schade aan flora en fauna of; e. met het oog op andere, bij algemene maatregel van bestuur aan te wijzen, belangen. (hier wordt verwezen naar 3. Aanwijzing andere belangen voor het verlenen van ontheffingen > artikel 4a. voorkoming en bestrijding van schade of belangrijke overlast veroorzaakt door steenmarters aan gebouwen of zich daarin of daarbij bevindende roerende zaken) De 3. Gedeputeerde staten kunnen bij verlening van een ontheffing als bedoeld in het eerste lid niet afwijken van het bepaalde bij of krachtens artikel 72, vijfde lid, voor het toestaan van middelen die onnodig lijden van dieren veroorzaken. 4. De ontheffing, bedoeld in het eerste lid, wordt slechts verleend aan een faunabeheereenheid op basis van een faunabeheerplan. 5. Onverminderd het bepaalde in artikel 80, onderdeel e, worden ontheffingen als bedoeld in het eerste lid, verleend voor een periode van ten hoogste vijf jaren. 6. In afwijking van het derde lid kan de ontheffing, bedoeld in het eerste lid, ook aan anderen dan een faunabeheereenheid worden verleend indien: a. de noodzaak ontbreekt voor een faunabeheerplan gelet op de soort dan wel de aard of omvang van te verrichten handelingen; b. de noodzaak ontbreekt dat de te verrichten handelingen worden verricht door tussenkomst van een faunabeheereenheid; c. het gebied waar de handelingen worden verricht niet is gelegen in een gebied waarover zich de zorg van een faunabeheereenheid uitstrekt. 6. Gedeputeerde staten doen tegelijkertijd met of zo spoedig mogelijk na de bekendmaking van besluiten als bedoeld in het eerste en vijfde lid mededeling van deze besluiten in één of meer dag-, nieuws- of huis-aan-huisbladen of op andere geschikte wijze. Van besluiten als bedoeld in het eerste juncto derde lid wordt tevens tegelijkertijd met of zo spoedig mogelijk na de bekendmaking van deze besluiten mededeling gedaan in de Staatscourant. Een afschrift van deze besluiten sturen zij aan Onze Minister. BEHEERPLAN VOOR DE STEENMARTER IN DEVENTER 9

18 10 BEHEERPLAN VOOR DE STEENMARTER IN DEVENTER

19 4 BIOLOGIE EN ECOLOGIE VAN DE STEENMARTER In het navolgende wordt op aspecten een overzicht gegeven van de kenmerken, leefwijze, gedrag en het leefgebied van de Steenmarter. Dit dient als achtergrondinformatie ter onderbouwing van het beheerplan en als naslag voor de betrokken marterdeskundigen van de gemeente. De informatie is uit diverse beschikbare literatuurbronnen en interviews met deskundigen samengesteld. 4.1 Herkenning Lichaamskenmerken De Steenmarter (wetenschappelijke naam is Martes foina, Erxleben 1777) is te beschrijven als een kleine tot middelgrote marterachtige in vergelijk met s Werelds grootste marterachtigen; de Neotropische Reuzenotter en de Veelvraat. Marterachtigen (Familie Mustelidae) behoren tot de roofdieren (Orde Carnivora). Andere marterachtigen die in Nederland voorkomen zijn Wezel, Hermelijn, Bunzing, Boommarter, Das en de recent geherintroduceerde Europese otter. De Steenmarter 1 kan qua verschijning worden voorgesteld als een kruising tussen een slanke huiskat en een uit de kluiten gewassen Eekhoorn op korte poten; achter hoger dan voor. Hij lijkt veel op zijn kleinere drukke neefjes de Wezel en Hermelijn. Van kop tot romp is hij doorsnee cm lang en hij kan 1,4 2.1 kilo zwaar zijn. Het mannetje of ram is meestal flink (ca. 1,5 maal) groter of forser gebouwd dan het vrouwtje of moertje, net als b.v. bij katten. Opvallend is de lange (20-30 cm) borstelharige pluimstaart. Op zijn rug en flanken heeft hij een zachte, glanzende en dikke donker- tot vaalbruine bovenharen met grauwwitte doorschijning van de wollige ondervacht. Over de keel en borst is de vacht of bef gewoonlijk roomkleurig tot (vuil)wit en dit loopt meestal gegaffeld door tot aan de binnenkant van de voorpoten. Het patroon van de bef is bij ieder dier uniek, zodat individuele herkenning mogelijk is. Overigens is de bef niet altijd gevorkt en kan het zijn afgerond, zoals meestal bij de Boommarter het geval is. De Steenmarter kan gemakkelijk worden verward met de nauw verwante en soms zeer gelijkende Boommarter (Martes martes). Redelijk betrouwbare onderscheidende kenmerken voor de Steenmarter die bij een duidelijke waarneming of bij een dier in de hand kunnen worden gebruikt zijn vooral de: - bredere kop, kortere en rondere en meer lateraal geplaatste oren; - forsere lichaamsbouw; - lichtere vleeskleurige snuit; - grovere vacht; - doorschijnende of wittige ondervacht; - gevorkte witte tot roomkleurige bef, en; - onbehaarde lichte voetzolen. Het maken van een zuiver onderscheid tussen een Steenmarter en Boommarter kan in sommige gevallen bijzonder lastig zijn door afwijkingen van de regel (med. S. Broekhuizen, Alterra). De ogen van marters lichten groen op in het donker wanneer ze met een zaklamp worden beschenen. 1 Andere (streek)namen zijn Huismarter, Fluwijn (Noord Brabant en Limburg), Meerter (Groningen), Stienmird (Friesland), Oeke (Gelderland). BEHEERPLAN VOOR DE STEENMARTER IN DEVENTER 11

20 Beweging In zijn rustige gewone doen beweegt de Steenmarter zich laag aan de grond huppelend voort, vaak even stoppend om zijn omgeving te verkennen. Hij sluipt bij plekken waar prooi is te verwachten of voorzichtigheid geboden is. Typerend is de bekende martersprong, waarbij steeds twee voorpoten en twee achterpoten tegelijk worden afgezet. In de stad huppelt de steenmarter van auto naar auto (het z.g.n. car patrolling) of andere objecten. Op de vlucht, voor het afleggen van grotere afstanden of het oversteken van de weg beweegt de marter zich snel en soepel springend of galopperend voort. Steenmarters kunnen nog beter dan katten uitstekend met hun lange, maar niet intrekbare nagels, tegen ruwe objecten opklimmen (o.a. bomen en muren) en grote overbruggende sprongen maken; hoewel de Boommarter hem in dat laatste overtreft. Bij het afdalen van objecten klimmen ze zowel voor- als achteruit. Bekend marterachtig gedrag is verder het kegelen, het rechtop zitten op de achterpoten, met voorpoten naar beneden hangend, om het terrein even te verkennen, wat ook de Hermelijn en Wezel typisch doen. Verschijning van een steenmarter (in dit geval subadult) met spitse kop, vaalgrauwe vacht (doorschijnende witte ondervacht), witte bef en lange pluimstaart. (Bron: Beate Ludwig, Arbeitskreis Wildbiologie). Steenmarters kunnen alleen of in groepjes worden gezien. Bij groepjes gaat het meestal om een tijdelijk familieverband bestaande uit een moertje met haar jongen, die tijdens leerof jachttochten of verhuizing naar een ander verblijf samen worden gezien. In Deventer zijn opvallend veel tweetallen gemeld. Deze betreffen meestal een moertje met dochter of zoon, soms ook een ram met zoon, en in de ranstijd ook een moertje en ram tijdelijk samen. In principe leven steenmarters hoofdzakelijk solitair. Geluid Steenmarters zijn solitair hoofdzakelijk zwijgzaam. In sociaal verband kunnen ze een brommend, kekkend, gniffelend, tokkend of morrend geluid maken. Opgewonden, parende, vechtende of in het nauw gedreven steenmarters kunnen daarentegen gevarieerd krijsende geluiden voortbrengen, vaak lijkend op die van vechtende katten, maar dan scheller. Ook grommen marters duidelijk wanneer ze worden bedreigt. Verder veroorzaken ravottende (jonge) dieren in gebouwen vaak kabaal en maken piepende tot mauwende geluiden. 12 BEHEERPLAN VOOR DE STEENMARTER IN DEVENTER

21 4.2 Sporen van aanwezigheid Naast hoor- en zichtwaarnemingen verraden Steenmarters hun aanwezigheid door sporen als pootafdrukken, haren, prooi- en andere etensresten, en door keutels of latrines. De ovale en asymmetrische poot- met nagelafdrukken kunnen vooral duidelijk zijn in modder, in sneeuw en op fijnstof. Verder worden pootafdrukken, krab- of moddersporen achtergelaten tegen omheiningen, daklijsten, pergola s en op motorblokken. Krabsporen, een viertal parallelle krassen waarvan de middelste twee vooruitstaand (zie foto direct beneden), zijn het beste te zien op gladde boomstammen of houtwerk. Ze staan vaak diagonaal gegrift. Klim- of krabspoor van een Steenmarter op een omheining. (Foto: E. van Maanen) Prooi- en etensresten zijn variabel, maar bestaan veelal uit verspreide bij de spoel afgebeten veren, hele vleugels, stukgebeten (venster in de zijkant) of hele eieren en dieren die als voorraad zijn verstopt. Bij vogels mist vaak de kop en vleugels. Vaak liggen er ook veel broodresten bij. De meestal witgrijs tot zwartbruine keutels zijn variabel krom en langwerpig met spitse uiteinden en/of vlechtingen. De kruimelige keutels bevatten meestal haren, veerspoelen, botresten, pitten en/of zaden. Ze meten tussen de 8 en 12 cm lang en mm dik. Keutels en urine worden meestal in hopen of latrines gedeponeerd. Deze latrines zijn vaak direct binnen of buiten de leefplek te vinden, bijvoorbeeld op daken of pergola s. Verder zijn keutels te vinden op de looproutes over opritten, paden en gazons en op ophogingen in het park (b.v. een afgezaagde of omgevallen boom). In tegenstelling tot die van de Boommarter, ruiken de verse keutels van de Steenmarter meestal bijzonder onaangenaam, hoewel dit moeilijk als onderscheidend kenmerk is te gebruiken. BEHEERPLAN VOOR DE STEENMARTER IN DEVENTER 13

22 4.3 Habitat- en terreingebruik Habitat In Europa komt de Steenmarter oorspronkelijk voor in bergachtige (bos)gebieden. Eeuwen geleden vestigde het dier zich in het rurale landschap van dorpen en boerderijen dat door landerijen en kleinschalig landschappen was omgeven. De Steenmarter werd toen in hoge mate cultuurvolger. In Nederland lijkt de marter tegenwoordig gebonden te zijn aan de Pleistocene zandgronden en de stuwwallen in het Oosten van Nederland, terwijl hij vroeger ook wel lokaal in westelijke lage delen van het land voorkwam. Ogenschijnlijk geschikte gebieden zoals de Veluwe en de Utrechtse Heuvelrug zijn vooralsnog niet bevolkt, maar kunnen toekomstig wel van belang worden als leefgebied. In het vooroorlogse kleinschalige en extensieve cultuurlandschap leefde de marter bij voorkeur in en bij woningen, met een voorkeur voor voorraadkelders, hooizolders, schuren, kerken en andere toegankelijke gebouwen met een veelheid aan rustige, beschutte en vooral warmdroge rustplaatsen. Daarnaast was een veelheid aan vegetatiestructuren en jaarrond een aanbod divers voedsel in de omgeving van belang, ook tegenwoordig bepalend voor het voorkomen. Waarschijnlijk gedreven door de voortschrijdende intensivering van de landbouw en het verdwijnen van de oorspronkelijke leefplekken heeft de Steenmarter zijn terrein verplaatst naar oudere steden en dorpen met veel tuinen, fruitgaarden en parken, en daar een nieuwe niche verworven. Hij kan daar goed gedijen gezien de diverse leefmogelijkheden die hem worden geboden. Steenmarters komen echter nog steeds in de overgebleven kleinschalige landschappen en in bossen voor, hoewel in lagere dichtheden dan in het stedelijke milieu. Bewoning van bossen werd in de jaren negentig nog geconstateerd in Oost-Twente, toen Steenmarters daar geregeld bosuilkasten gebruikten en daarin zelfs hun jongen grootbrachten (Zekhuis & De Bruijn 2005). Na 1995 werd deze leefwijze echter niet meer vastgesteld. Actueel worden incidenteel nog wel steenmarters in de bossen aangetroffen, zoals recentelijk ten oosten van Bathmen bij Deventer, en bekend ook in Drenthe (pers. med. Daniël Tuitert; med. Sim Broekhuizen). Overigens kan de Steenmarter in de bossen prima samenleven met de Boommarter, blijkbaar zonder al te sterke onderlinge concurrentie. Kale open en intensieve landbouwgebieden gebieden worden in hoge mate door steenmarters gemeden. Ook waterrijke gebieden zijn niet in trek. Steenmarterlatrine met urine en variabele keutels aangetroffen op een zolder in een monumentaal pand in de oude binnenstad van Deventer. (Foto: E. van Maanen). 14 BEHEERPLAN VOOR DE STEENMARTER IN DEVENTER

23 In het dorpse en stedelijke milieu heeft de Steenmarter een keur aan leefplekken tot zijn beschikking. De verbondenheid met gebouwen heeft waarschijnlijk vooral te maken met een veelheid aan goed toegankelijke ruimten of nauwten die beschutting en rust bieden. Schuil- of slaapplaatsen zijn bekend tussen spouwmuren en plafonds, onder daken (dekriet of dakpannen), in kruipruimten, op zolders of vlieringen, in kelders en in andere verlaten of verscholen delen van gebouwen. Vooral communicerende ruimten met ontsnappingsmogelijkheden zijn geschikt. Deze liggen bij voorkeur in rustige gebouwen zoals kerken, parochiehuizen, schuren, bibliotheken, scholen en bedrijfspanden. Waar het wordt aangeboden zijn vooral verlaten gebouwen in staat van verval geliefd als leefplek, vooral in de zomer (Hermann 2004; Müskens & Broekhuizen 2005; Herr & Roper 2007; Herr 2008). In Nederland is het aanbod aan verlaten gebouwen echter laag, zodat in hoge mate ook bewoonde gebouwen worden benut, en dan vooral s winters als warmdroge leefplek. De Steenmarter kan door zijn slanke, spitse en zeer soepele bouw en met een staaltje acrobatiek gemakkelijk op veel plaatsen komen en door kleine openingen kruipen. Een gat met de doorsnede van een tennisbal kan hem al toegang bieden. Een steenmarter kan zich ook een weg naar binnen forceren door een gat te maken of (losse) dakpannen die niet al te zwaar zijn op te tillen. Pootafdruk steenmarter Rustplaatsen Steenmarters beschikken over een netwerk van rustplaatsen, tot wel enkele tientallen, die ze afwisselend, tijdelijk of langdurig, kunnen benutten. Over het algemeen opereren ze voor een overgroot deel van het jaar vanuit enkele vaste dag- en nachtrustplaatsen (Müskens & Broekhuizen 2005). De rustplaatsen liggen op rustige, luwe, beschutte en overdekte plekken. Vooral s zomers rusten ze op meerdere plekken in tuinen, plantsoenen en parken, waar gebruik kan worden gemaakt van houtopslagen, ruig begroeide greppels, takkenhopen, gras- of hooibergen, strobalen, bergen grof puin, dichte hagen of heggen, bosschages, coniferen, klimplanten (b.v. klimop of bruidsluier), boomholten en holen in de grond (b.v. konijnenholen). Ook de motorruimte van auto s wordt geregeld gebruikt als tijdelijke schuil- en zelfs slaapplaats en worden als zodanig met geurvlaggen gemarkeerd. Uit het onderzoek door Müskens & Broekhuizen (2005) naar vier gezenderde steenmarters in het dorp Borgharen in Zuid-Limburg bleek tweederde van de dagrustplaatsen in verlaten gebouwen, hooischuren en muurplanten te liggen, en de overige in coniferen, dichte hagen, houtstapels en een holle boom. s Winters is de actieradius en activiteitsperiode kleiner en wordt een kleiner aantal (dag)rustplaatsen gebruikt. Dagrustplaatsen worden vaak tijdelijk gedeeld door ouderdieren en hun onvolwassen kroost en tijdens de ranstijd door moer en ram. In tegenstelling tot de Steenmarter bewoont de Boommarter voornamelijk omvangrijkere oudere bossen met een veelheid aan boom- of spechtenholten. De boommarter lijkt zich ook beter thuis te voelen in moerassige gebieden met bosopslag, zoals in Nederland de Weerribben en Wieden, terwijl de Steenmarter zich daar meestal alleen tot aan de randen waagt (med. J. Bredenbeek en R. Messemaker). Ook voor de Boommarter gelden uitzonderingen op de regel, omdat ze ook gebouwen kunnen bewonen in plaats van hun gewoonlijke habitat in oude bossen met een veelheid holle bomen, waardoor het BEHEERPLAN VOOR DE STEENMARTER IN DEVENTER 15

24 voorkomen van beide soorten kan overlappen. Boommarters trekken vrijwel niet de stedelijke omgeving in, hetgeen waarschijnlijk ligt aan het feit dat ze veel dagactiever zijn dan de hoofdzakelijk nachtelijk opererende steenmarters (Müskens & Broekhuizen 2000). Territoriaal gedrag en actieradius Steenmarters zijn sterk territoriaal. Dit betekent dat gevestigde marters hun leefgebied tegen indringers begrenzen en fel verdedigen, vooral tegen volwassen dieren van hetzelfde geslacht (Hermann 2004). Tevens zijn ze honkvast en zullen zelden naar een ander leefgebied verhuizen, tenzij ze worden verdreven of dat er belangrijke hulpbronnen verdwijnen. De grootte van een territorium is afhankelijk van het aanbod voedsel, dagrustplaatsen en dekking. Het territorium van de mannetjes is meestal groter dan dat van de wijfjes en kan meerdere (2-6) vrouwelijke territoria bevatten; gemiddeld 2-3. De territoria van de vrouwtjes liggen strak tegen elkaar aan en overlappen zelden. Uit een opsomming van de home ranges berekend uit telemetriestudies in dorp en stad zijn de volgende gemiddelde territoriumgrootten af te leiden: voor mannetjes 78 ha en vrouwtjes 34 ha. Dat vrouwtjes veel hogere dichtheden kunnen bereiken blijkt uit het onderzoek in Borgharen (Müskens & Broekhuizen 2005), waar een gemiddelde vrouwelijke homerange van 16,8 ha werd gemeten (min. 5 ha en max. 31 ha). Het territorium van een vrouwtje is vaak groot genoeg om tijdelijk met haar jongen te delen voordat ze geslachtsrijp zijn en al dan niet verjaagd wegtrekken. Dichtheden in het groenstedelijke milieu zijn hoger dan op het platteland, waar het aanbod van hulpbronnen waarschijnlijk lager is. Naarmate er minder groenstructuren aanwezig zijn de territoria in de stad groter. De gemiddelde home range in het buitengebied is voor mannetjes 150 ha en vrouwtjes 99 ha (Müskens & Broekhuizen 2005). Jonge dieren die uit hun geboortegebied zijn verdreven leven vaak tijdelijk in de marge van o.a. het kleinschalige buitengebied of in het niemandsland tussen de bestaande territoria. Ze betrekken vaak een veel kleiner territorium dan dat van gevestigde ouderdieren. Pas wanneer een dominante marter wegvalt kunnen zwervende dieren of floaters een vaste plek van formaat en kwaliteit veroveren. Naast het nachtelijk foerageren op bepaalde, vaak vaste, plekken wordt veel tijd besteedt aan het controleren en afbakenen van hun territoriumgrenzen. Hierbij worden geurvlaggen uitgezet met urine, keutels en vooral met sterk geurende muskus uit klieren in de onderbuik, anaalstreek en onder de voetzolen. Muskus bestaat uit een complexe cocktail van chemische stoffen, die individuele herkenning onder marters mogelijk maken. Geurmerken hebben een lange houdbaarheid en verse merken geven het signaal aan vreemde marters om op afstand te blijven. Wanneer een residente marter wegvalt en zijn geurmerken verdwijnen is dat het teken voor kapers op de kust om de boel over te nemen. Marters, net als andere roofdieren, leggen dus een netwerk van geurwegen (voor marters de zogenoemde marterpassen ) aan, die hun leefplekken begrenzen en waarborgen. De Steenmarter heeft een uitstekend ruimtelijk geheugen, waarin schuilplaatsen, foerageerplekken en territoriale routes driedimensionaal goed worden opgeslagen. Het dier verkent gedegen zijn terrein op leef- en voedselplekken. De Steenmarter klimt daarbij met gemak op tegen bomen, ruwe muren en gevels, daarbij gebruik makend van diverse opstapjes zoals omheiningen, pergola s, muurplanten, bomen en zelfs brandladders. Het dier heeft doorgaans een uitstekend oriënterend vermogen en er wordt gebruik gemaakt van de marterpassen van voorgangers om beproefde leefplekken snel te lokaliseren en benutten. Per nacht kan op foerageer- en territoriumtochten tot zo n 15 km worden afgelegd, gemiddeld echter 5 km. Een marter kan nachtelijk 4-8 uur onderweg zijn en tussentijds tijdelijk ergens rusten, bijvoorbeeld in de motorruimte van een auto. Mannetjes bestrijken langere nachtelijke routes dan vrouwtjes, en bewegen zich ook veel sneller door hun territorium. 16 BEHEERPLAN VOOR DE STEENMARTER IN DEVENTER