Leidse Monitor

Maat: px
Weergave met pagina beginnen:

Download "Leidse Monitor 2009-2010"

Transcriptie

1 Leidse Monitor April 2012 Drs. Theresa Steeman Drs. Ingrid Gussen Dr. Kees de Brabander Dr. Jaap van Lakerveld PLATO Platform Opleiding, Onderwijs en Organisatie BV Universiteit Leiden Wassenaarseweg AK Leiden Telefoon:

2 Leidse Monitor / PLATO, Universiteit Leiden / JvL, IG, KdB, TS /april

3 Inhoudsopgave Inleiding Deelname van peuters aan VVE (voor- en vroegschoolse educatie) Peuters op speelzalen en kinderopvang Peuters op VVE-intensief-, VVE-light en reguliere speelzalen Gewichten van Leidse peuters op VVE- intensief en VVE-light-speelzalen Gewichtenpeuters op 1 januari Geboorteland ouders van peuters op VVE - speelzalen Toetsgegevens van driejarige peuters op VVE-speelzalen Percentage voldoende scores in de periode t/m Toetsgegevens Peuterspeelzalen Samenstelling getoetste groep Toetsgegevens peuters, onderscheiden naar gewicht Toetsgegevens peuters, onderscheiden naar geboorteland ouders Uitstroom van peuters in schooljaar Deelname van kleuters aan VVE (voor- en vroegschoolse educatie) Gewicht van kleuters op VVE-scholen en niet-vve-scholen Toetsgegevens van de kleuters Percentage voldoende scores in de periode t/m Toetsgegevens kleuters, onderscheiden naar gewicht en geboorteland ouders Gewicht Vergelijking resultaten jongste en oudste kleuters, januari en juni VVE-bereik peuters en kleuters Peuters Kleuters Gewichten groep 1 en Gewichtenverdeling groep 1 en 2 per wijk Bereik gewichtenkleuters Gewichten, vertragingen en verzuim in groep 3 tot en met Leerlingen per wijk Wijk waarin leerlingen naar school gaan Gewicht basisschoolleerlingen groep 3 tot en met Gewichtenkinderen per wijk Vertragingen groep 3 t/m Verzuim Cito-toetsgegevens groep Gemiddelde Cito-score groep Cito-scores per wijk Cito-score op de onderwijsachterstandsscholen en VVE-scholen Onderwijsachterstandsscholen VVE-scholen Cito-score per gewicht De oude gewichten De nieuwe gewichten Uitstroom naar voortgezet onderwijs Uitstroom volgens Cito-norm Uitstroomverdeling naar gewicht Speciaal basisonderwijs Aantal leerlingen op het speciaal basisonderwijs op 1 oktober van het schooljaar Verwijzingen naar het speciaal basisonderwijs Leeftijd van de leerlingen in het speciaal basisonderwijs Leeftijd bij instroom en uitstroom Nadere gegevens over leerlingen die in zijn uitgestroomd Duur van verblijf en in het speciaal basisonderwijs Scholen waarnaar leerlingen in zijn uitgestroomd (n=134) Leidse Monitor / PLATO, Universiteit Leiden / JvL, IG, KdB, TS /april

4 10 Schakelklassen Leerlingen Internationale klas leerjaar Geboortelanden kinderen en ouders Leeftijd kinderen Periode in Nederland bij instroom Internationale klas Uitstroom uit de Internationale Klas Schakelklassen Geboorteland moeders en gewichten van de kinderen Kopklas Leerlinggegevens Cito-toetsscores van de Kopklasleerlingen Schoolloopbaan leerlingen Kopklas Doorstroming vanuit de Kopklas naar het voortgezet onderwijs Doorstroming naar het derde leerjaar van het voortgezet onderwijs Vergelijking advies Kopklas en soort onderwijs in derde leerjaar Doubleren, op- en afstroom Rendement Kopklas Naschoolse activiteiten Aantal deelnemers aan naschoolse activiteiten Verhouding jongens-meisjes Deelnemerspercentage Aantal kinderen dat tussentijds stopt Opstapje en Moeders in de buurt Opstapje Kenmerken van de deelnemende kinderen Geboorteland en opleiding moeders Toeleiding naar Opstapje Moeders in de Buurt Kenmerken van de gezinnen Geboorteland en opleiding van de moeders Logopedie Logopedie op de consultatiebureaus Logopedie op de peuterspeelzalen en kinderopvang Logopedie op de VVE-intensief speelzalen Logopedie op VVE-kinderdagverblijven en VVE-light-speelzalen Logopedie op de basisschool Logopedie op VVE- en niet-vve-scholen Schoolmaatschappelijk Werk Meest voorkomende problematiek Tweede problematiek Duur van de hulpverlening Bijlage 1: Tabellenbijlage Bijlage 2: Toetsen peuters januari en juni 2010 Bijlage 3: Land van herkomst leerlingen Kopklas Leidse Monitor / PLATO, Universiteit Leiden / JvL, IG, KdB, TS /april

5 Inleiding Voor u ligt het monitorrapport over het schooljaar Dit monitorrapport bevat informatie over de ontwikkeling van groepen Leidse kinderen vanaf het moment dat zij en/of hun ouders deelnemen aan een voor- en vroegschools programma thuis of bij een voorschoolse voorziening tot en met groep 8 van de basisschool. De Leidse Monitor beschrijft jaarlijks de ontwikkelingen en trends bij de uitvoering van het Leidse Onderwijsbeleid, waaronder het onderwijskansenbeleid. De Leidse Monitor is opgezet als een groeimodel. Dat betekent dat de monitor inhoudelijk steeds verder wordt ontwikkeld op basis van informatiebehoeften van de verschillende betrokkenen. Tijdens de uitvoering van de monitor zal telkens nader onderzocht en bepaald worden welke andere gegevens opgenomen kunnen worden in de monitor. In het monitorrapport vindt u informatie over: - deelname van peuters en kleuters aan VVE (intensief en light); - peuter- en kleutertoetsen; - VVE-bereik; - gewichten, vertragingen en verzuim in het basisonderwijs; - Cito-toetsgegevens basisschoolleerlingen groep 8; - uitstroom naar het voortgezet onderwijs; - het speciaal basisonderwijs; - het aantal kinderen in de schakelklassen - het aantal kinderen in de afdeling Anderstaligen in het voortgezet onderwijs(voorheen BAT-BOAT klassen); - de kopklas; - naschoolse activiteiten; - Opstapje; - Moeders in de Buurt; - logopedie; - schoolmaatschappelijk werk; Naast deze in eerdere monitorrapporten beschreven gegevens wordt dit monitorjaar voor het eerst een aantal gegevens per wijk weergegeven. De gegevens voor de monitor worden aangeleverd door de volgende organisaties: - Stichting Peuterspeelzalen Leiden (SPL) - Peuterspeelzaal Pippeloentje en B4kids - Libertas/LWO en Sportbedrijf Leiden - Stichting Jeugd en Samenleving (JES) - Samenwerkingsverband Weer Samen Naar School (WSNS) regio Leiden - Stichting Kwadraad: Schoolmaatschappelijke Werk - Kopklas - Gemeente Leiden - 30 Basisscholen, waaronder 3 scholen voor Speciaal Basisonderwijs Alle Leidse basisscholen maken gebruik van het schooladministratiesysteem ESIS-Webbased. Met een exportknop versturen de aan de monitor deelnemende scholen hun gegevens, via ZorgTTP, naar PLATO. De privacy van kinderen wordt gewaarborgd doordat de BSN- of onderwijsnummers, door middel van versleuteling, geanonimiseerd worden. Leidse Monitor / PLATO, Universiteit Leiden / JvL, IG, KdB, TS /april

6 Gegevens geboorteland ouders De gegevens over de geboortelanden van de ouders zijn onvolledig meegekomen. Dit heeft tot gevolg dat in deze rapportage geen gegevens over het onderscheid allochtoon-autochtoon zijn opgenomen. In een van de volgende rapportages zullen deze gegevens, waar mogelijk, alsnog worden opgenomen. De basisgegevens van de Leidse Monitor In het schema op pagina 6 en 7 staat weergegeven over hoeveel kinderen (peuters en basisschoolleerlingen) over de periode informatie is verzameld, hoeveel kinderen daarvan een gewicht hadden en informatie over de Cito-score in schooljaar Daarnaast bevat het schema informatie over de verzamelde gegevens bij de andere onderdelen van het rapport. VVE-intensief en VVE-Light Peuterspeelzalen/kinderdagverblijven 25 SPL 1 21 pippeloentje 1 22 VVE-speelzalen 3 (teldatum ) kinderdagverblijf 2 4 aantal peuters 747 waarvan met gewicht 189 en waarvan met sterretje 126 Basisscholen 28 waarvan VVE 15 Aantal leerlingen 8408 kleuters 2669 groep 3 t/m Gewichtenkinderen (verzameld over kinderen) 1354 kleuters 360 groep 3 t/m Groep 8 leerlingen 865 waarvan VVE Gemiddelde cito-totaalscore 28 scholen 536,8 Speciaal basisonderwijs Gemiddelde cito-totaalscore VVE-scholen 533,5 Aantal SBO-scholen 3 Aantal leerlingen 439 Verwijzingen naar SBO vanuit Leidse basisscholen 41 Internationale klassen/schakelklassen Afdeling anderstaligen totale instroom Aantal leerlingen /36 Aantal leerlingen Start leerjaar/eind leerjaar 80/ VVE-intensief en 13 VVE-light 2 Sindbad, Grote en Kleine Beer, Nooitgenoeg 3 Dit jaar nog exclusief Grote en Kleine Beer en Nooitgenoeg 4 Waaronder 35 leerlingen in de Internationale Klas 5 Dit gegeven was nog niet voor alle leerlingen beschikbaar leerlingen op VVE-intensief en 156 op VVE-light scholen Leidse Monitor / PLATO, Universiteit Leiden / JvL, IG, KdB, TS /april

7 Kopklas Aantal leerlingen Gemiddelde cito-score voor aanvang kopklas 527,1 Uitstroom na Kopklas VMBO-t 5 Brugklas VMBO-t t/m Havo 4 Brugklas Havo/ VWO 3 Opstapje Moeders in de Buurt Naschoolse activiteiten Logopedie 2010 Aantal kinderen 90 Aantal moeders 51 Aantal deelnemers gestart in waarvan bij Sportbedrijf Zuid-West 116 Verhouding Sport- Overige activiteiten: Groep 3 t/m 5 59%-41% Verhouding Sport- Overige activiteiten: Groep 6 t/m 8 51%-49% Groepsobservaties VVE-speelzalen 7 en kinderdagverblijven 66 Onderzoeken op VVE-speelzalen en kinderdagverblijven 106 Groepsobservaties op OV- basisscholen/ niet-ov basisscholen 14/35 Onderzoeken op OV-basisscholen/ niet-ov basisscholen Schoolmaatschappelijk werk 2010 Nieuwe aanmeldingen 91 Aantal hulpverleningstrajecten 131 Meest voorkomende problematiek: relatie ouder/kind 31% 7 VVE-intensief en VVE-light Leidse Monitor / PLATO, Universiteit Leiden / JvL, IG, KdB, TS /april

8 1 Deelname van peuters aan VVE (voor- en vroegschoolse educatie) In dit hoofdstuk wordt een beeld geschetst van de Leidse peuters die in het schooljaar aan voorschoolse educatie deelnamen. In Leiden wordt in het kader van de voorschoolse educatie onder andere gewerkt met de taalstimuleringsprogramma s PeuterTaal en het VVE-programma Piramide. De programma s PeuterTaal en Piramide worden ingezet op 8 VVE-intensief speelzalen van de Stichting Peuterspeelzalen Leiden (SPL), op peuterspeelzaal Pippeloentje van de Stichting Woonwagenwerk Leiden en op de kindercentra Sindbad, Grote en Kleine Beer en Nooitgenoeg van B4Kids. Wanneer in dit hoofdstuk gesproken wordt over VVE-intensief speelzalen moet dit, net als in voorgaande monitorrapporten, gelezen worden als inclusief Pippeloentje en Sindbad. Vanaf schooljaar zullen ook de telgegevens van de Grote en Kleine Beer en Nooitgenoeg worden meegenomen In hoofdstuk 4 zijn bij de peutertoetsen ook de gegevens van de B4kids kinderdagverblijven Grote en Kleine Beer en Nooitgenoeg verwerkt. Daarnaast zijn er in het schooljaar VVE-light speelzalen (SPL). Op deze speelzalen volgen alle kinderen een lichtere versie van Piramide en wordt bij de doelgroep de taaltoets (zie 2.2) afgenomen op de leeftijd van 3 jaar en 3 jaar en 10 maanden. 1.1 Peuters op speelzalen en kinderopvang Op 1 januari 2010 waren er 2422 twee- en driejarige peuters in Leiden 8. Een deel van deze peuters bezoekt een peuterspeelzaal of kinderdagverblijf, een ander deel neemt deel aan het spel- en leerprogramma Opstapje en een klein deel gaat zonder vorm van voorschoolse opvang op vierjarige leeftijd naar de basisschool. In onderstaand schema staat weergegeven hoeveel kinderen op 1 januari 2010 naar een speelzaal of de kinderopvang 9 gingen. 2- en 3- jarigen op 1 januari 2010 in gemeente leiden 2422 op kinderopvang 1441 op speelzaal* 792 *SPL en Pippeloentje Van de 2422 Leidse peuters zaten op 1 januari peuters op een SPL-speelzaal 10, 26 peuters op Pippeloentje en 33 peuters op Sindbad. Deze 825 peuters vormen 34% van alle Leidse peuters. Op 1 januari 2009 was dit 37%. Bij de tweejarigen betrof het 26% van alle Leidse tweejarigen; bij de driejarigen 42% van alle Leidse driejarigen. 8 Bron: Gemeente Leiden, Bureau Onderzoek en Statistiek (BOA) 9 Het aantal kinderen op kinderopvang (1441) is geschat op basis van de gegevens van B4kids op peildatum Het geschatte aantal op 1 januari kan hier iets van afwijken. 10 VVE + VVE-light + reguliere speelzaal Leidse Monitor / PLATO, Universiteit Leiden / JvL, IG, KdB, TS /april

9 1.2 Peuters op VVE-intensief-, VVE-light en reguliere speelzalen Van de in totaal 825 peuters die op 1 januari 2010 een SPL-speelzaal, Pippeloentje of Sindbad 11 bezochten, zaten 774 peuters op een VVE-intensief of VVE-light speelzaal en 51 op een reguliere 12 speelzaal van de SPL. Samenvattend op 1 januari 2010 Leidse peuters van 2 en 3 jaar 2422 waarvan op SPL-speelzalen, Pippeloentje en Sindbad: 825 waarvan op - VVE-intensief - VVE-light - op reguliere speelzaal Het overgrote deel (94%) van de peuters zit op een VVE-intensief of 1 van de 13 VVE-light speelzalen. In , toen er 8 VVE-light speelzalen waren, zat 74% van de peuters op een VVE-speelzaal (zie figuur 1). Figuur 1. Verdeling twee- en driejarige peuters over VVE-speelzalen en reguliere speelzalen, op 1 januari % 5% 7% 90% 80% 70% regulier VVE (intensief en light) 60% 50% 95% 93% 40% 30% 20% 10% 0% 2-jarigen 3-jarigen Bron: SPL, Pippeloentje, Sindbad Vanaf schooljaar zullen ook de telgegevens op 1 januari van de Grote en Kleine Beer worden meegenomen 12 Er zijn in nog 2 reguliere SPL speelzalen. Op deze speelzalen wordt niet gewerkt met een VVE-programma Leidse Monitor / PLATO, Universiteit Leiden / JvL, IG, KdB, TS /april

10 1.3 Gewichten van Leidse peuters op VVE- intensief en VVE-light-speelzalen Met ingang van 1 september 2006 is een nieuwe gewichtenregeling van kracht geworden, waarbij de factor geboorteland ouders geen rol meer speelt en het gewicht louter bepaald wordt op basis van de opleiding van de ouders. Naast de gewichten 0,3 en 1,2 kent men in Leiden bij de peuters ook de zogenaamde sterretjeskinderen (in de grafieken aangeduid als *-kind). Een sterretjeskind is een kind - in de leeftijd van 0-4 jaar; - dat op basis van de opleiding van de ouders niet onder de gewichtenregeling van het Rijk inzake onderwijsachterstandenbestrijding valt; - met een zwak taalniveau en een risico op (taal) achterstand, wat is vastgesteld aan de hand van een CITO of logopedische toets uitgevoerd door een leidster, tutor of andere professionele medewerker van een VVE-voorziening; - dat in vrijwel alle gevallen door een logopedist mede beoordeeld wordt op spraak-/taal problemen Gewichtenpeuters op 1 januari 2010 Van de peuters op alle SPL-peuterspeelzalen 13, Pippeloentje of Sindbad op 1 januari 2010 heeft 23% een gewicht (n=190). Daarnaast zijn er 126 sterretjeskinderen (15%). Op de 2 reguliere speelzalen heeft 1 kind van 51 kinderen een gewicht en zitten geen sterretjeskinderen. Op de VVE- intensief en VVE-light speelzalen liggen deze percentages, zoals te verwachten, hoger; namelijk 24% heeft een gewicht en 16% een sterretje 14. In vergelijking met vorig jaar is het aandeel gewichtenkinderen iets gedaald (van 27% naar 24%), het aandeel sterretjeskinderen is iets sterker gedaald (van 22% naar 16%). Deze dalingen kunnen (mede) verklaard worden door het feit dat het aantal VVE-light speelzalen dat in de gegevens wordt meegenomen is uitgebreid van 8 in naar 13 in Van de kinderen op een VVE-speelzaal zit op 1 januari 2010 het merendeel (55%) op een VVE-light speelzaal en het percentage gewichtenkinderen op de VVE-light speelzalen ligt een stuk lager dan op de VVE-intensief speelzalen (zie figuur 2) Kijken we alleen naar de VVE-intensief speelzalen dan zien we ook daar een relatieve afname van de gewichtenkinderen nl. van 47% vorig jaar naar 41% in , het aantal sterretjeskinderen is sterker afgenomen van 40% naar 24%. In figuur 2 wordt weergegeven hoe de (gewichten)kinderen op de VVE-speelzalen op 1 januari 2010 verdeeld waren over de VVE-light en de VVE-intensief speelzalen (inclusief Sindbad en Pippeloentje.) 13 VVE + VVE-light + reguliere speelzaal 14 Deze cijfers liggen iets hoger dan de hierboven genoemde 23% en 15%, omdat hier de 51 kinderen op de niet-vve-speelzalen niet zijn meegerekend. Leidse Monitor / PLATO, Universiteit Leiden / JvL, IG, KdB, TS /april

11 Figuur 2. Peuters op VVE-intensief en VVE-light speelzalen op 1 januari 2010, naar gewicht 100% 90% 80% 31% 20% 33% 70% 60% 50% 73% light intensief 40% 30% 69% 80% 67% 20% 10% 0% 27% 0 0,3 1,2 *-kind Bron: SPL, Pippeloentje, Sindbad 2010 Uit de figuur komt naar voren dat van de kinderen zonder gewicht het merendeel op een VVE-light speelzaal zit. Van de kinderen met gewicht en de sterretjeskinderen zit het grootste deel op een VVE-intensief speelzaal Geboorteland ouders van peuters op VVE - speelzalen Opmerking vooraf De gegevens in deze paragraaf zijn deels ontleend aan de informatie die PLATO tweemaal per jaar ontvangt - na verzameling door de SPL - van de peuterspeelzalen en Pippeloentje en Sindbad. Het betreft hier de toetsgegevens en gegevens over in- en uitstroom van peuters. Deze gegevens zijn gebruikt voor onderstaande informatie over de driejarige peuters op de VVE-intensief speelzalen (zie onder a). Daarnaast is gebruikgemaakt van de telgegevens per 1 januari, zoals PLATO die jaarlijks van de SPL ontvangt. Deze gegevens zijn gebruikt voor de informatie over de peuters (2 en 3 jaar) op de VVEintensief en VVE-light speelzalen samen (zie onder b.) a. VVE-intensief Het merendeel van de driejarige peuters op VVE-intensief speelzalen heeft een allochtone achtergrond, namelijk 134 van de 190. Van een allochtone achtergrond wordt gesproken als één van de ouders in het buitenland is geboren. In figuur 3 wordt de verdeling naar achtergrond weergegeven van de 3-jarige peuters die in januari 2010 op VVE-intensief speelzalen zaten. Leidse Monitor / PLATO, Universiteit Leiden / JvL, IG, KdB, TS /april

12 Figuur 3. Geboorteland ouders van 3-jarige peuters op VVE-intensief speelzalen 15, januari 2010 nederlands; 29% marokkaan s; 33% turks; 9% overig; 27% surinaams/ antilliaans; 1% Bron: SPL, Pippeloentje, Sindbad % van de driejarige peuters op een VVE-intensief speelzaal in januari 2010 heeft een allochtone achtergrond, de meeste een Marokkaanse achtergrond (33%). Vorig jaar waren deze percentages iets anders (78.5% en 40,5%). b. VVE-intensief plus VVE-light speelzalen Wanneer de gegevens van de VVE-light speelzalen meegerekend worden ziet de verdeling naar etniciteit onder de peuters op de VVE-speelzalen er anders uit. Figuur 3a. Geboorteland ouders van 2- en 3-jarige peuters op VVE-intensief en VVE-lightspeelzalen, januari % 90% 80% 70% 60% 50% 40% 30% 20% 32% 34% 33% 5% 3% 4% 16% Overig 12% 14% Turks Marokkaans 47% Nederlands 50% 49% 10% 0% 2 jaar 3 jaar 2 en 3 jaar Bron: SPL, Pippeloentje, Sindbad 2010 Bijna de helft (49%) van de twee- en driejarige peuters heeft dan een autochtone achtergrond. 14% heeft een Marokkaanse achtergrond en 4% een Turkse achtergrond. Het aandeel van de categorie overig onder de allochtonen is in vergelijking met vorig jaar sterk toegenomen (van 9% naar 33%). 15 Exclusief VVE-light en Grote en Kleine Beer Leidse Monitor / PLATO, Universiteit Leiden / JvL, IG, KdB, TS /april

13 2 Toetsgegevens van driejarige peuters op VVE-speelzalen Op VVE-intensief speelzalen worden in januari en juni de Cito-peutertoetsen (Taal, Ordenen en Ruimte) afgenomen. Op de VVE-light speelzalen worden de taaltoets en de observatielijst afgenomen bij de doelgroepkinderen op de leeftijd van 3 jaar en 3 jaar en 3 maanden. Op de VVE-intensief speelzalen en de kindercentra worden alle kinderen getoetst, op de VVE-light speelzalen alleen de doelgroepkinderen. De toetsen bestaan steeds uit twee delen: - deel 1 bevat receptieve opdrachten; de kinderen moeten iets aanwijzen; - deel 2 bevat naast receptieve ook productieve opdrachten: de kinderen moeten zelf iets benoemen. De jongste peuters (3 t/m 3,4 jaar) maken alleen deel 1, de oudere peuters (3,5 t/m 4,2 jaar) maken deel 1 en 2. De scores worden onderverdeeld in 5 categorieën (A t/m E). De niveaus A t/m C gelden als voldoende. Uit de toetsgegevens kan blijken dat sommige peuters extra ondersteuning door een tutor 16 nodig hebben in een bepaald ontwikkelingsgebied. De tutor maakt voor die kinderen een plan voor 6 maanden. Aan de hand van dat plan stimuleert de begeleider spelenderwijs het kind in het ontwikkelingsgebied waar hij extra ondersteuning nodig heeft. Na 6 maanden worden de toetsen weer afgenomen. De begeleider kan naar aanleiding van deze toetsen opnieuw bekijken of het kind extra ondersteuning nodig heeft. Wanneer uit die Taaltoets op de VVE-light speelzalen blijkt dat een peuter extra ondersteuning nodig heeft, krijgt een doelgroepkind minimaal eenmaal per week extra ondersteuning door een ambulante peuterbegeleidster (APB). 2.1 Percentage voldoende scores in de periode t/m Opmerking vooraf Niet van alle driejarige peuters zijn toetsgegevens beschikbaar. Hiervoor kunnen verschillende redenen zijn, zoals ziekte of niet toetsbaar zijn. Een kind wordt als niet toetsbaar beschouwd als het - steeds hetzelfde plaatje aanwijst (bijv. de middelste), - alle drie de plaatjes aanwijst - niets onderneemt - zich niet veilig voelt - een beginnende Nederlandse Taal-verwerver is. Wanneer het kind na ongeveer 6 vragen niet toetsbaar blijkt, breekt de leidster de toets af. In deze paragraaf worden de toetsresultaten vanaf 2004 naast elkaar gezet. Het betreft steeds de toetsresultaten van juni in het betreffende schooljaar. 17. Daarbij worden dit jaar voor het eerst ook de gegevens van de SPL-speelzalen en van de Kindercentra van B4kids apart weergegeven, omdat er inmiddels van 4 kindercentra gegevens worden ontvangen. Daarnaast worden ook voor het eerst de toetsgegevens van de VVE-light-speelzalen meegenomen. Bij de gegevens van juni worden daarom de volgende percentages weergegeven, nl. - blauw: zelfde gegevens als in voorgaande jaren:gegevens van de VVE-intensief speelzalen, - inclusief Pippeloentje en Sindbad, vanaf aangevuld met de gegevens van de Grote en Kleine Beer: - geel: gegevens van de VVE-intensief speelzalen, exclusief de kindercentra: - lichtblauw: de kindercentra Sindbad, Grote en Kleine Beer en Nooitgenoeg: - oranje: gegevens van de VVE-light speelzalen. 16 Bij de light-peuterspeelzalen is dit een ambuland peuterbegeleidster, die peuters op meerdere locaties begeleidt. 17 In bijlage 2 worden de toetsresultaten van januari 2010 en juni 2010 naast elkaar gezet. Daarbij zijn de toetsresultaten van alle getoetse peuters ( VVE-intensief, VVE-light en kindercentra) samengenomen. Leidse Monitor / PLATO, Universiteit Leiden / JvL, IG, KdB, TS /april

14 Uiteraard hangen de resultaten nauw samen met de samenstelling van de betreffende peutergroep in dat jaar. In deze paragraaf wordt daarin nog geen onderscheid gemaakt, in de volgende paragrafen worden de toetsresultaten beschreven naar onderscheiden leerlingkenmerken Toetsgegevens Peuterspeelzalen a Taal Figuur 4. Percentages voldoende scores peuters op de Taaltoets, t/m % 90% 80% 70% 60% 50% intensief (incl.kdv) intensief (n= 141) kindercentra (n=46) light (n=38) 51% 52% 51% 55% 53% 58% 83% 74% 61% 42% 40% 30% 20% 10% 0% Bron: SPL en Pippeloentje, Sindbad, Grote en Kleine Beer, Nooitgenoeg, 2010 en monitorrapporten Onderwijs- Advies. Uit de grafiek komt naar voren dat het percentage voldoende scores op de taaltoets in hoger ligt dan in de beginjaren van de VVE en gestegen is in vergelijking met , van 58% naar 74%. Kijken we naar de groepen afzonderlijk, dan zien we bij de VVE-intensief speelzalen een percentage van voldoende scores van 61%, bij de kindercentra ligt dit een stuk hoger, nl. op 83%. De VVE-lightspeelzalen worden dit jaar voor het eerst meegenomen in de monitor, het percentage voldoende scores op de Taaltoets is met 42% nogal laag. Bedacht moet wel worden dat het hier om een klein aantal getoetste kinderen gaat en bovendien alleen doelgroepkinderen betreft. Dit in tegenstelling tot de groep getoetste kinderen op de VVE-intensief speelzalen en de kindercentra. Zie ook paragraaf 2.3, waarin de resultaten van de VVE-intensief speelzalen en kindercentra nader per doelgroep bekeken worden. 18 Het betreft hier de toetsresultaten in de maand juni van het betreffende jaar. Op de VVE-light speelzalen wordt gedurende het hele jaar getoetst, daar betreft het de toetsgegevens van de periode januari t/m juni van het betreffende schooljaar. Leidse Monitor / PLATO, Universiteit Leiden / JvL, IG, KdB, TS /april

15 b Ruimte en Tijd Figuur 5. Percentage voldoende scores peuters op de toets Ruimte en Tijd, t/m % 90% intensief (incl.kdv) 80% 70% intensief (n= 137) kindercentra (n=45) 69% 80% 60% 50% 50% 47% 47% 58% 53% 57% 55% 40% 30% 20% 10% 0% Bron: SPL en Pippeloentje, Sindbad, Grote en Kleine Beer, Nooitgenoeg, 2010 en monitorrapporten Onderwijs- Advies Het percentage voldoende scores in ligt ook hier een stuk hoger dan in de beginjaren van de VVE en is gestegen ten opzichte van Op de kindercentra afzonderlijk ligt het percentage een stuk hoger dan op de speelzalen. c Ordenen Figuur 6. Percentage voldoende scores peuters op de toets Ordenen, t/m % 90% 80% 70% 69% intensief (incl.kdv) intensief(n=144) kindercentra(n=45) 64% 70% 79% 76% 78% 85% 91% 70% 60% 50% 40% 30% 20% 10% 0% Bron: SPL en Pippeloentje, Sindbad, Grote en Kleine Beer, Nooitgenoeg, 2010 en monitorrapporten Onderwijs- Advies Leidse Monitor / PLATO, Universiteit Leiden / JvL, IG, KdB, TS /april

16 Het percentage voldoende scores ligt in een stuk hoger dan in en in vergelijking met is dit percentage gestegen. Opnieuw scoren de peuters op de kindercentra een stuk hoger dan de peuters op de VVE-intensief speelzalen. d. Observatie Figuur 7. Percentage voldoende scores peuters op de Observatielijst, t/m % 90% 90% 92% intensief (incl.kdv) intensief(n=157) 80% 76% kindercentra(n=14) 70% 60% 65% 62% light(n=31) 57% 70% 67%64% 68% 50% 40% 30% 20% 10% 0% Bron: SPL en Pippeloentje, Sindbad, Grote en Kleine Beer, Nooitgenoeg, 2010 en monitorrapporten Onderwijs- Advies In de jaren en volgende is er een sterke daling opgetreden in het percentage voldoende scores bij de Observatie. Als belangrijkste oorzaak voor die daling werd het aanscherpen van de richtlijnen voor de observatie in 2006 en de extra aandacht voor het vermijden van subjectiviteit als belangrijkste oorzaak voor de daling gesignaleerd. Die ontwikkeling is mogelijk ook in de jaren na 2006 nog van invloed op een verdere daling van het percentage voldoende scores. In zien we voor het eerst weer een stijging van dit percentage. De percentages voldoende scores van de VVEintensief en de VVE-light speelzalen afzonderlijk zijn nagenoeg gelijk. Samenvattend Het percentage voldoende scores van de VVE-intensief speelzalen 19 is bij alle toetsen een stuk hoger dan vorig jaar en ligt, behalve bij de observatielijst, boven het niveau van de scores bij de start van de VVE. De scores op de toetsen van de intensief-speelzalen afzonderlijk 20 liggen in bij de Taaltoets en de Observatie iets hoger dan in voorgaande jaren, bij Ordenen en Ruimte en Tijd iets lager. Bedacht moet daarbij worden dat in de scores van voorgaande jaren de resultaten van de kinderdagverblijven Sindbad (in alle voorgaande jaren) en de Grote en Kleine Beer (vanaf ) waren meegenomen. Gezien de hoge scores van de Kindercentra in is het waarschijnlijk dat de scores van de VVE-intensieve speelzalen afzonderlijk in voorgaande jaren ook lager gelegen hebben dan de percentages zoals die in de grafiek staan. 19 Inclusief Pippeloentje en Sindbad 20 Exclusief Sindbad Leidse Monitor / PLATO, Universiteit Leiden / JvL, IG, KdB, TS /april

17 De scores op de kinderdagverblijven afzonderlijk liggen een stuk hoger dan op de speelzalen. Omdat dit mede kan samenhangen met het aantal doelgroepkinderen onder de getoetste kinderen, is nagegaan hoe beide groepen waren samengesteld. In onderstaand schema staat weergegeven hoe de getoetste groepen op de VVE-intensief speelzalen en de kindercentra waren samengesteld. Intensief speelzalen Kindercentra gewichtenkinderen 47% 29% sterretjeskinderen 22% 9% allochtone kinderen 65% 60% Uit het overzichtje wordt duidelijk dat in de groep getoetste kinderen op de VVE-intensief speelzalen in verhouding meer gewichtenkinderen en sterretjeskinderen zaten dan in de groep getoetste kinderen op de kinderdagverblijven. Ook lag het aandeel van de allochtone kinderen hier hoger dan bij de groep getoetste kinderen op de kindercentra. Dit kan dus (deels) het verschil in scores tussen de speelzalen en de kindecentra verklaren. In de volgende paragraaf wordt nagegaan hoe de scores er uitzien van de afzonderlijke gewichtengroepen en van de allochtone respectievelijk autochtone kinderen Samenstelling getoetste groep Zoals gezegd liggen de scores op de Taaltoets, Ruimte en Tijd en Ordenen van de intensief speelzalen en kinderencentra gezamenlijk in een stuk hoger dan in schooljaar Omdat de samenstelling van de groep peuters het ene jaar sterk kan verschillen van het andere jaar, is nagegaan of en zo ja, in hoeverre de groep getoetste peuters op de VVE-intensief speelzalen en kindercentra gezamenlijk in afweek van de groep in , qua gewichtenverdeling en/of verdeling naar geboorteland ouders. Figuur 8. Percentage gewichtenkinderen en sterretjeskinderen, toetsen juni 2009 en juni % 90% 80% 70% taal ruimte ordenen 60% 50% 40% 47% 47% 47% 43% 41% 43% 30% 20% 20% 21% 21% 18% 19% 19% 10% 0% jun-09 jun-10 jun-09 jun-10 gewichtenkinderen sterretjeskinderen Bron: SPL, Pippeloentje, Sindbad, Grote en Kleine Beer De groep getoetste kinderen in juni 2010 ziet er qua gewicht anders uit dan de groep peuters die in juni 2009 getoetst waren. Het aandeel gewichtenkinderen ligt 4% tot 6% lager dan in 2009 en ook het percentage sterretjeskinderen is gedaald en ligt 2% lager dan in Leidse Monitor / PLATO, Universiteit Leiden / JvL, IG, KdB, TS /april

18 Ook wat betreft het geboorteland van de ouders blijkt de groep van juni 2010 sterk te verschillen van die in 2009; in 2009 was bij 25% van de getoetste kinderen Nederland het geboorteland van 1 of beide ouders, in 2010 was dit bij 36% van de getoetste kinderen het geval. Om meer inzicht te krijgen in de mate waarin verschillen qua gewichten en geboorteland ouders van invloed kunnen zijn geweest op de verschillen in de resultaten van juni 2009 en juni 2010, moeten de scores per gewichtengroep resp. geboorteland ouders vergeleken worden. In de volgende paragrafen worden de resultaten voor de afzonderlijke groepen in de laatste jaren naast elkaar gezet. 2.2 Toetsgegevens peuters, onderscheiden naar gewicht Opmerking vooraf. Onderstaande gegevens zijn, net als voorgaande 2 jaren, gebaseerd op de gegevens van de SPL intensief speelzalen, Pippeloentje, Sindbad en de Grote en Kleine Beer. Bij de Taaltoets zal in de tekst worden aangegeven hoe het beeld er uit ziet als de gegevens van de VVE-light speelzalen worden meegenomen. a. Taal Figuur 9a. Percentage voldoende scores Taaltoets juni 2008, juni 2009 en juni 2010, naar gewicht 100% 90% 80% 70% 60% 73% 71% 89% (n=200) (n=156) ( n=187) 56% 54% 60% 87% 57% 58% 50% 45% 40% 30% 32% 32% 20% 10% 0% 0 *-kind 0,3 1,2 Bron: SPL, Pippeloentje, Sindbad, Grote en Kleine Beer De kinderen zonder gewicht hebben, zoals te verwachten, in alle jaren als groep het hoogste percentage voldoende scores, de sterretjeskinderen hebben door de jaren heen het laagste percentage voldoende scores. In is zowel bij de kinderen zonder gewicht als bij de sterretjeskinderen en bij de kinderen met gewicht 0,3 het percentage voldoende scores sterk toegenomen ten opzichte van beide voorgaande jaren. Bij de kinderen met gewicht 1,2 is het percentage in nagenoeg gelijk aan dat in Leidse Monitor / PLATO, Universiteit Leiden / JvL, IG, KdB, TS /april

19 Wanneer de resultaten van de VVE-light speelzalen meegeteld worden (totaal wordt dan 225 in plaats van 187), dan liggen de percentages voldoende scores voor de sterretjeskinderen en de groep met gewicht 1,2 op 53%; het percentage voor de groep met gewicht 0,3 wordt dan 76%. Deze percentages liggen lager dan op alleen de VVE-intensief-speelzalen, eerder is al aangegeven dat het op de VVElight-speelzalen om een klein aantal getoetste kinderen gaat en alleen doelgroepkinderen betreft. b. Ruimte en tijd Figuur 9b. Percentage voldoende scores toets Ruimte en Tijd, juni 2008, juni 2009 en juni 2010, naar gewicht 100% 90% 80% 76% 83% (n=199) (n=151) ( n=182) 73% 90% 70% 60% 50% 40% 66% 39% 47% 61% 45% 55% 50% 30% 20% 19% 10% 0% 0 *-kind 0,3 1,2 Bron: SPL, Pippeloentje, Sindbad, Grote en Kleine Beer Opvallend is hier het hoge percentage voldoende scores bij de kinderen met een gewicht van 0,3 in , dat zelfs hoger ligt dan de score van de groep kinderen zonder gewicht. Van de 29 kinderen met een gewicht van 0,3 hadden er 26 een score van C of hoger. Van de 71 kinderen zonder gewicht hadden er 59 een score van C of hoger. Net als bij Taal is ook hier het percentage voldoende scores voor de meeste groepen gestegen ten opzichte van vorig jaar. Het percentage voldoende scores bij de kinderen met een gewicht van 1,2 ligt in juni 2010 lager dan in juni Bij de sterretjeskinderen is het percentage voldoende scores, na een scherpe daling van vorig jaar, in gestegen tot boven het niveau in De sterretjeskinderen hebben, ook in , als groep het laagste percentage voldoende scores. Leidse Monitor / PLATO, Universiteit Leiden / JvL, IG, KdB, TS /april

20 c. Ordenen Figuur 9c. Percentage voldoende scores toets Ordenen, juni 2008, juni 2009 en juni 2010, naar gewicht 100% 90% 80% 70% 60% 89% 90% 94% (n=198) (n=156) ( n=183) 71% 67% 59% 86% 67% 90% 66% 79% 79% 50% 40% 30% 20% 10% 0% 0 *-kind 0,3 1,2 Bron: SPL, Pippeloentje, Sindbad, Grote en Kleine Beer En ook hier hebben de kinderen zonder gewicht het hoogste percentage voldoende scores en de kinderen met een sterretje het laagste. Bij de toets Ordenen in is zowel bij de kinderen zonder gewicht, als bij de kinderen met gewicht 0,3 het percentage voldoende scores toegenomen. Bij de kinderen met een gewicht van 1,2 is het percentage gelijk aan dat in schooljaar Bij de kinderen met een gewicht van 0,3 zien we, na een sterke daling van het percentage voldoende scores in , in een sterke toename tot boven het niveau van Uit bovenstaande gegevens komt naar voren dat het verschil in percentage voldoende scores tussen en , zoals dat in paragraaf 3.1. bij de toetsen Taal, Ruimte en Tijd en Ordenen naar voren kwam, slechts ten dele verklaard kan worden door het feit dat er in in verhouding minder doelgroepkinderen in de getoetste groep zaten. Want ook als we kijken naar de scores per afzonderlijke gewichtengroep blijken met name de kinderen met een gewicht van 0,3 en de sterretjeskinderen als groep een stuk hoger te scoren dan in Toetsgegevens peuters, onderscheiden naar geboorteland ouders Figuur 10. Percentage voldoende scores juni 2009 en juni 2010, naar geboorteland ouders 100% 90% 80% 76% taal ruimte ordenen 80% 77% 89% 87% 97% 94% 95% 70% 60% 50% 50% 46% 62% 54% 40% 30% 20% 10% 0% jun-09 jun-10 jun-09 jun-10 allochtoon autochtoon Bron: SPL, Pippeloentje, Sindbad, Grote en Kleine Beer Leidse Monitor / PLATO, Universiteit Leiden / JvL, IG, KdB, TS /april

21 Voor alle toetsen geldt dat de autochtone kinderen, zowel in juni 2009 als in juni 2010, een beduidend hoger percentage voldoende scores dan de allochtone kinderen. Bij zowel de allochtone, als de autochtone kinderen ligt het percentage voldoende scores op alle drie de toetsen in juni 2010 hoger dan in juni De sterkste toename bij de groep allochtone kinderen treedt op bij de toets Taal (van 50% naar 62%), bij de groep autochtone kinderen is de toename hier ook het grootst (van 77% naar 97%). Bij de allochtone kinderen ligt daarnaast het percentage voldoende scores bij Ruimte en Tijd een stuk hoger (van 46% naar 54%) evenals bij de autochtone kinderen (van 89% naar 94%). 2.4 Uitstroom van peuters in schooljaar In het schooljaar zijn in totaal 248 peuters uit de VVE-intensief speelzalen en VVEkinderdagverblijven uitgestroomd. Een aantal ging naar een andere speelzaal of kinderdagverblijf, een deel is verhuisd. Onder de uitstromende peuters waren er 225 die in schooljaar jaar zijn geworden en dus de lagere schoolleeftijd hadden bereikt. Van 186 van hen is bekend waar zij naar toe zijn gegaan. Van deze 186 kinderen gingen 162 peuters naar de basisschool in Leiden, waarvan 89 naar een VVEintensief school (dit is 55%) en 25 naar een VVE-light school (dit is 15%) 21. In figuur 11 wordt weergegeven hoeveel (gewichten)kinderen van een VVE-speelzaal in het schooljaar doorstroomde naar een VVE-school (intensief of light) respectievelijk naar een niet-vveschool. De figuur is gebaseerd op de gegevens van de kinderen bij wie de koppeling van gewicht en school waarnaar uitgestroomd mogelijk was (n=149). Figuur 11. Uitstroom naar Leidse basisscholen uit VVE-intensief speelzalen en -kinderdagverblijven in schooljaar % 90% 80% 43% 35% niet VVE light Intensief 40% 5% 16% 70% 60% 8% 50% 23% 20% 40% 79% 30% 57% 20% 35% 40% 10% 0% 0 (n=40) *kind (n=37) 0.3 (n=15) 1.2 (n=57) Bron: SPL, Sindbad, Pippeloentje en Grote en Kleine Beer, peuters stroomden uit naar een school in een andere plaats. Leidse Monitor / PLATO, Universiteit Leiden / JvL, IG, KdB, TS /april

22 Eerder zagen we al dat, bij de overgang van speelzaal naar basisschool, het merendeel van de kinderen op een VVE-speelzaal (intensief of light) doorstroomt naar een VVE-school (70%) 22. We zien dit dan ook terug bij alle onderscheiden (gewichten)groepen. Onder de groep kinderen zonder gewicht dit percentage iets lager dan bij de kinderen met een gewicht. Het hoogste percentage doorstroom naar een VVE-school zien we bij de kinderen met een gewicht van 1,2. 22 Onder de groep peuters, waarop de figuur gebaseerd is (n=149), is dit percentage iets hoger, namelijk 74% Leidse Monitor / PLATO, Universiteit Leiden / JvL, IG, KdB, TS /april

23 3 Deelname van kleuters aan VVE (voor- en vroegschoolse educatie) In dit hoofdstuk wordt ingegaan op de achtergrond van de leerlingen die in schooljaar in groep 1 en 2 zaten op de aan de monitor deelnemende scholen. Bij de beschrijving worden de 15 VVE-scholen (9 VVE-intensief en 6 VVE-light scholen) vergeleken met de 13 niet-vve-scholen wat betreft de achtergrond van hun kleuters. Let wel: dit hoofdstuk is louter een beschrijving van de groep kleuters op de deelnemende scholen. Om iets te zeggen over de mate waarin de gewichtenkinderen bereikt worden met de VVE, moet nagegaan worden hoeveel procent van alle gewichtenkleuters op een VVE-school zit. Dit komt in hoofdstuk 5 (VVE-bereik peuters en kleuters) aan de orde. 3.1 Gewicht van kleuters op VVE-scholen en niet-vve-scholen In schooljaar zaten in totaal 946 kleuters op één van de 15 VVE-scholen en 1723 op één van de 13 niet-vve scholen. In figuur 12 wordt weergegeven hoe de gewichtenverdeling van de kleuters op beide schooltypen was. Figuur 12. Gewichtenverdeling kleuters op VVE-scholen en niet-vve scholen, schooljaar % 90% 80% 70% 17% 11% 1,2 0,3 0 1% 4% 60% 50% 95% 40% 30% 71% 20% 10% 0% VVE niet-vve Bron: ESIS, 2011 Op de niet-vve-scholen bestaat het overgrote deel van de leerlingen in groep 1 en 2 uit kinderen zonder leerlinggewicht. Van de kleuters op de VVE-scholen had 28% een gewicht, op de niet-vvescholen was dit 5%. In vergelijking met schooljaar is het percentage gewichtenkinderen op beide typen scholen afgenomen: op de niet VVE-scholen van 6% naar 5%, op de VVE-scholen van 38% naar 28%. Nagegaan is of de daling van het aantal gewichtenkinderen binnen de VVE-scholen in gelijke mate geldt voor de VVE- intensief en de VVE-light scholen. In onderstaande grafiek wordt voor beide schooljaren jaren het percentage gewichtenkleuters afzonderlijk weergegeven voor respectievelijk de VVE-intensief en de VVE-light scholen. 23 Kleuters die tijdens het schooljaar van de ene Leidse school naar een andere Leise basisschool zijn overgegaan, worden uitsluitend meegeteld op de school waarop zij aan het eind van schooljaar zaten. Leidse Monitor / PLATO, Universiteit Leiden / JvL, IG, KdB, TS /april

24 Figuur 13. Percentage gewichtenkleuters op VVE-intensief en VVE-light scholen, en % 90% 80% 33% 7% 17% 26% 8% 10% 70% 60% 16% 1,2 0,3 0 12% 50% 40% 30% 20% 52% 75% 62% 82% 10% 0% VVE-intensief VVE-light VVE-intensief VVE-light Bron: ESIS 2011 Uit de grafiek komt naar voren dat het percentage gewichtenkinderen zowel op de VVE-intensief als op de VVE-light scholen in een stuk lager ligt dan in Het percentage gewichtenkinderen ligt in beide schooljaren op de VVE-intensief scholen een stuk hoger dan op de VVE-light scholen. Op de VVE-intensief scholen hebben de meeste gewichtenkinderen een gewicht van 1,2 op de VVElight scholen hebben de meeste kinderen een gewicht van 0,3. Leidse Monitor / PLATO, Universiteit Leiden / JvL, IG, KdB, TS /april

25 4 Toetsgegevens van de kleuters Jaarlijks worden in januari en juni kleutertoetsen afgenomen op de VVE-basisscholen. Ook op sommige andere scholen worden deze toetsen afgenomen, de mate waarin van deze scholen kleutertoetsgegevens beschikbaar zijn varieert nogal. In deze rapportage worden daarom, net als in voorgaande jaren, uitsluitend de kleutertoetsresultaten van de VVE-scholen besproken. In de jaren vanaf waren er 9 VVE-intensief scholen, na is dit aantal VVEscholen uitgebreid met VVE-lightscholen. In zijn er 2 VVE-lightscholen bijgekomen, in nog eens 4 VVE-light-scholen. Van deze scholen worden de kleutertoetsresultaten besproken, voorover zij beschikbaar zijn. 4.1 Percentage voldoende scores in de periode t/m In deze paragraaf worden de toetsgegevens van de kleuters vanaf schooljaar naast elkaar gezet. Het betreft steeds de resultaten van de jongste en de oudste kleuters op de toets die in de maand juni van het betreffende schooljaar wordt afgenomen. Het aantal kleuters resp. het aantal scholen waarover de gegevens verzameld zijn varieert per jaar en per toets. Niet altijd zijn van alle VVEscholen in het betreffende jaar gegevens ontvangen, in de grafiek wordt aangegeven van hoeveel scholen de gegevens beschikbaar waren. Uiteraard hangen de resultaten nauw samen met de samenstelling van de betreffende kleutergroep in dat jaar. Bij de weergave van de resultaten in deze paragraaf wordt daarin nog geen onderscheid gemaakt, in de volgende paragrafen worden de toetsresultaten beschreven naar onderscheiden leerlingkenmerken. a. Taaltoets Figuur 14. Percentages voldoende scores kleuters op de Taaltoets 100% 90% 80% 70% jongste kleuters oudste kleuters 68% 66% 66% 79% 74% 67% 64% 73% 69% 60% 50% 45% 52% 53% 56% 57% 40% 30% 20% 10% 0% (10 VVE-scholen) (13 VVE-scholen) (jongste 12 scholen, oudste 15 VVE-scholen) Bron: Monitorrapporten OnderwijsAdvies en gegevens uit ESIS, 2007, 2009 en 2011 Uit de figuur komt naar voren dat bij de jongste kleuters het percentage voldoende scores in sinds de beginjaren van de VVE een stijgende lijn vertoont. Bij de oudste kleuters varieert dit percentage over de jaren, in ligt dit hoger dan in Leidse Monitor / PLATO, Universiteit Leiden / JvL, IG, KdB, TS /april

26 b. Ruimte en Tijd Figuur 15. Percentages voldoende scores kleuters op de toets Ruimte en Tijd 100% 90% jongste kleuters oudste kleuters 80% 70% 60% 50% 45% 59% 55% 52% 59% 55% 54% 75% 57% 70% 67% 62% 62% 57% 40% 30% 20% 10% 0% (10 VVE-scholen) (jongste 11, oudste 10 VVEscholen) (jongste 11, oudste 12 VVEscholen) Bron: Monitorrapporten OnderwijsAdvies en gegevens uit ESIS, 2007, 2009 en 2011 Ook hier ligt bij de jongste kleuters het percentage voldoende scores een stuk hoger dan in Het percentage bij de oudste kleuters was in en een stuk hoger dan in de andere jaren. Na een daling in stijgt dit percentage in weer. c. Ordenen Figuur 16. Percentages voldoende scores kleuters op de toets Ordenen 100% 90% jongste kleuters oudste kleuters 85% 84% 80% 70% 60% 74% 70% 60% 68% 76% 57% 67% 74% 72% 69% 72% 50% 46% 40% 30% 20% 10% 0% (10 VVE-scholen (11 scholen) (jongste 11, oudste 13 VVE-scholen Bron: Monitorrapporten OnderwijsAdvies en gegevens uit ESIS, 2007, 2009 en 2011 Het beeld is hier deels hetzelfde: ook hier ligt bij de jongste kleuters het percentage voldoende scores in een stuk hoger dan in en ook hier was het percentage voldoende scores bij de oudste kleuters het hoogst in Opvallend is hier het grote verschil tussen en bij de jongste kleuters. Leidse Monitor / PLATO, Universiteit Leiden / JvL, IG, KdB, TS /april

27 De oudste kleuters hadden van begin af aan een hoog percentage voldoende scores (74% in ), in is dit 84%. Tot zover een beeld van de toetsresultaten over de jaren heen. Zoals gezegd hangen de resultaten nauw samen met de samenstelling van de betreffende kleutergroep in het betreffende schooljaar. In bovenstaande weergave van de resultaten zijn verschillen in de samenstelling van de groepen echter niet verdisconteerd. In de volgende 2 paragrafen wordt nader ingegaan op de relatie tussen leerlingenkenmerken en toetsresultaten. 4.2 Toetsgegevens kleuters, onderscheiden naar gewicht en geboorteland ouders Gewicht Nagegaan is hoe de scoreverdeling in juni 2008, 2009 en 2010 is voor de drie gewichtsgroepen. Per gewichtsgroep is het percentage voldoende scores (A, B en C) berekend. Jongste Kleuters Figuur 17. Percentage voldoende scores jongste kleuters juni 2008, 2009 en 2010, naar gewicht % 90% 80% 70% 60% 50% 40% 30% 20% 10% 0% 57% 72% 67% 78% 73% 69% (n=258) (n=308) (n=237) Taal 51% 50% 51% 0 0,3 1,2 100% 90% 80% 70% 60% 50% 40% 30% 20% 10% 0% 66% 68% 69% 71% 69% 59% (n=254) (n=268) (nm=249) Ruimte en Tijd 48% 44% 42% 0 0,3 1,2 90% 80% 70% 60% 50% 40% 30% 20% 10% 76% 78% 72% 72% 69% 67% (n=254) (n=281) (n=240) Ordenen 60% 56% 55% 0% 0 0,3 1,2 Bron: ESIS 2011 Voor alle toetsen geldt dat het percentage voldoende scores bij de kleuters zonder gewicht in hoger is dan in beide voorgaande jaren. De groep met gewicht 0,3 scoort in alle drie de jaren hoger dan de groep zonder gewicht op de toetsen Taal en Ruimte en Tijd, in is het verschil kleiner dan in beide voorgaande jaren 24 Eerder gaven we al aan dat het percentage gewichtenkleuters in schooljaar vrij laag is vergeleken met voorgaande jaren. Onder de kleuters waarover in 4.2. gerapporteerd wordt varieren de percentages gewichtenkleuters van 33% tot 37% bij de jongste kleuters en liggen ze rond de 37% bij de oudste kleuters. Leidse Monitor / PLATO, Universiteit Leiden / JvL, IG, KdB, TS /april

28 Een mogelijke verklaring zou kunnen zijn dat een belangrijk deel van de groep leerlingen, die voorheen een gewicht van 0,9 had, nu geen gewicht meer heeft. Bij de toets Ordenen ligt het percentage voldoende scores het hoogst bij de groep zonder gewicht. De groep leerlingen met een gewicht van 1,2 scoort bij Ruimte en Tijd in lager dan in beide voorgaande jaren. Oudste Kleuters Figuur 18. Percentage voldoende scores oudste kleuters juni 2008, 2009 en 2010, naar gewicht 100% 90% 80% 70% 60% 50% 40% 30% 20% 10% 0% 83% 74% 73% 83% 76% 69% (n=259) (n=284) (n=239) Taal 67% 60% 54% 0 0,3 1,2 100% 90% 80% 70% 60% 50% 40% 30% 20% 10% 0% 81% 69% 65% Ruimte en tijd 63% 59% 60% 62% 57% (n=258) (n=237) (n=230) 43% 0 0,3 1,2 100% 90% 80% 70% 83% 80% 89% 66% 66% 75% Ordenen 64% 65% 78% 60% 50% 40% 30% 20% 10% 0% (n=259) (n=274) (n=270) 0 0,3 1,2 Bron: ESIS 2011 Bij de oudste kleuters.scoort de groep zonder gewicht op de Taaltoets lager dan de groep met gewicht 0,3. Een mogelijke verklaring zou ook hier kunnen zijn dat een belangrijk deel van de groep leerlingen, dat voorheen een gewicht van 0,9 had, nu geen gewicht meer heeft. De kinderen met het hoogste gewicht scoren op de toets Ordenen hoger dan de groep met een gewicht van 0,3. Bij Taal (met uitzondering van de groep met gewicht 0), Ruimte en Tijd en Ordenen ligt het percentage voldoende scores in schooljaar hoger dan in Leidse Monitor / PLATO, Universiteit Leiden / JvL, IG, KdB, TS /april