AFSPRAKEN VOORAF. Beroepscollege Zoetermeer vmbo - overgangsnormen

Transcriptie

1 AFSPRAKEN VOORAF 1. DE RAPPORTVERGADERING De "rapportvergadering" wordt gevormd door de afdelingsleider (of een afgevaardigde rondom de zorg van de leerling) en minimaal twee derde van alle docenten die aan uw kind lesgeven. Een docent die afwezig is dient zich vooraf af te melden bij de mentor. Een eventuele stem kan vooraf worden bekend gemaakt bij de afdelingsleider/ mentor. 2. BESPREEKGEVAL Indien een leerling niet voldoet aan de overgangsnormen of wanneer hogere of lagere leerweg wordt geadviseerd door de docenten is een leerling een bespreekgeval. Indien een leerling volgens onderstaand reglement geen bespreekgeval is, wordt over deze leerling niet gestemd, tenzij tenminste 1/3 van de docenten van oordeel is dat er sprake is van bijzondere omstandigheden. Zie hiervoor punt 8. Criteria. De voortgang van de schoolloopbaan (leerjaar en leerweg) van de leerling wordt dan ter stemming gebracht. 3. DE STEMMING Na het horen van alle collega s wordt er gestemd over de voortgang van een leerling. Stemgerechtigd zijn alle docenten die les hebben gegeven aan de leerling en de afdelingsleider. Leerlingbegeleiders, decanen, remedial teachers en de directeur kunnen advies geven. Bij gewone meerderheid van stem zal een voorstel worden overgenomen. Over de totstandkoming van de uitslag wordt niet met ouders of leerling gecommuniceerd. 4. DE WET De rapportvergadering heeft het recht om beslissingen omtrent bevordering te nemen die afwijken van de hieronder gestelde regels en schema s, mits deze niet in strijd zijn met de Wet op Voortgezet Onderwijs en de Leerplichtwet. 5. TEKORT Het cijfer 6 is een voldoende. Een 5 wordt gezien als 1 tekort; een 4 is 2 tekorten. Een cijfer lager dan 4 wordt gezien als 3 tekort punten. 6. DE NIET-BEVORDERDE LEERLING Een niet bevorderde leerling mag in principe niet blijven zitten als hij al eerder op deze of een gelijkwaardige school is blijven zitten. Besproken wordt of de leerling in een lagere leerweg kan worden geplaatst of welke mogelijkheid er elders is. Een niet-bevorderde leerling heeft geen recht op zitten blijven als hij het leerjaar heeft doorgebracht op een hoger niveau dan het jaar ervoor. 1

2 7. HOGERE OF LAGERE LEERWEG In bijzondere gevallen (zie punt 2) kan een leerling in aanmerking komen voor hogere of lagere leerweg. In dit geval moet door de vergadering bij rapport 2 een voorstel worden ingediend, waarna er een onderzoek gestart kan worden naar de mogelijkheden. Tijdens dit onderzoek zal er een NIO (IQ-test) worden afgenomen en zal de leerling worden onderwezen en getest op een niveau hoger. Daarnaast zal er worden onderzocht of de leerling voldoet aan het juiste profiel (voor een toelichting zie het volgende punt). We kiezen voor deze werkwijze om zo zorgvuldig mogelijk met de leerling om te gaan en de leerlingen een eerlijke kans te bieden. 8. CRITERIA Naast de cijfers worden de volgende criteria gebruikt ter besluitvorming: Uitslag van de adviestoets van het CITO-volgsysteem (indien aanwezig toets 0, 1 en 2). Leerling profiel, hierbij kunt u denken aan werktempo, huiswerkattitude, probleemoplossend vermogen en zelfstandigheid. Bij hogere of lagere leerweg zal er na het tweede rapport een NIO (IQ-test) worden afgenomen ter onderbouwing van een juiste keuze. 9. TOELICHTING ONDERBOUW In de zgn. dakpanklassen (plusklassen) in leerjaar 1 en 2 wordt gewerkt met 2 cijferlijsten. Te weten die van de beide niveaus waar in les wordt gegeven aan deze klassen. In eerste instantie werken we met de cijfers van het niveau (de leerweg) die de basisschool heeft geadviseerd voor wat betreft de bevorderingsnorm. Indien opstroom (ten opzichte van het basisschool advies) een optie is voor de docenten worden de cijfers van het hogere niveau (naast de gegevens van een NIO, het CITOvolgsysteem en de leerling kenmerken) gebruikt ter onderbouwing van dit besluit. De vakken kunst en cultuur (muziek, beeldende vakken en drama), bewegen en sport en beeldende vorming worden op het overgangsrapport niet met een cijfer weergegeven maar met: O = onvoldoende V = voldoende G = goed Onder het profiel gebonden vak wordt verstaan: Profiel werktijd Indien een leerling met resultaten niet voldoet aan de overgangsnormen wordt de leerling besproken tijdens de overgangsvergadering. Tijdens deze vergadering kan worden besloten dat de leerling wel mee mag naar het volgende leerjaar, maar dat deze dan naar een lagere leerweg moet. 10. TOELICHTING BOVENBOUW Onder het begrip "voldoende" wordt verstaan het cijfer 5,5 tot en met 7,4. Onder het begrip "goed" wordt verstaan het cijfer 7,5 en hoger. Bij het bepalen van het puntenaantal wordt uitgegaan van de niet afgeronde cijfers. Het vak rekenen wordt in het 4e leerjaar afgesloten met een verplichte eindtoets. Het PTA voor de AVO-vakken dient afgerond te zijn alvorens uw kind in aanmerking komt voor overgang naar het volgende leerjaar. Ook het vak Maatschappijleer1 (leerjaar 3) moet zijn afgerond. 2

3 Overgangsnormen onderbouw kaderberoepsgerichte leerweg OVERGANGSNORMEN VAN 1e náár 2e LEERJAAR, kaderberoepsgerichte leerweg. Nederlands, Engels, wiskunde bij BB maximaal 1 cijfer lager dan 5,0 bij KB maximaal 1 cijfer lager dan 5,5 Maatschappelijke oriëntatie, mens en natuur minimaal 12 punten Kunst en cultuur, lichamelijke opvoeding 3

4 Overgangsnormen onderbouw kaderberoepsgerichte leerweg OVERGANGSNORMEN VAN 2e náár 3e LEERJAAR, kaderberoepsgerichte leerweg. hetzelfde niveau Nederlands, Engels, wiskunde en rekenen minimaal 24 punten maximaal 1 cijfer lager dan 5,5 Maatschappelijke oriëntatie, mens en natuur en profiel werktijd Kunst en cultuur, lichamelijke opvoeding 4

5 Overgangsnormen onderbouw basisberoepsgerichte leerweg OVERGANGSNORMEN VAN 1e náár 2e LEERJAAR, basisberoepsgerichte leerweg. Nederlands, Engels, wiskunde en rekenen minimaal 24 punten bij BB maximaal 1 cijfer lager dan 5,0 bij KB maximaal 1 cijfer lager dan 5,5 Maatschappelijke oriëntatie, mens en natuur minimaal 12 punten Kunst en cultuur, lichamelijke opvoeding 5

6 Overgangsnormen onderbouw basisberoepsgerichte leerweg OVERGANGSNORMEN VAN 2e náár 3e LEERJAAR, basisberoepsgerichte leerweg. Nederlands, Engels, wiskunde en rekenen minimaal 24 punten maximaal 1 cijfer lager dan 5,5 Maatschappelijke oriëntatie, mens en natuur en profielwerktijd Kunst en cultuur, lichamelijke opvoeding 6

7 Overgangsnormen bovenbouw basis- en kaderberoepsgerichte leerweg OVERGANGSNORMEN VAN 3e náár 4e LEERJAAR-basis- en kaderberoepsgerichte leerweg Nederlands, Engels en wiskunde Nederlands en wiskunde niet lager dan 5,5 geen cijfer lager dan 5,0 Beroepsgerichte profielvak(ken), beroepsgerichte keuzevak(ken), profielvak: natuur en scheikunde/economie/biologie Maatschappijleer Geen cijfer lager dan 5,0 +2 opmerkingen Kunstvakken 1, lichamelijke opvoeding Gemiddelde van de workshops en alle handelingsopdrachten (stage, werkstukken, e.d.) moeten met minimaal een voldoende zijn afgerond. Het vak rekenen moet in klas 3 en 4 worden gevolgd en er moet verplicht worden deelgenomen aan de rekentoets. De toets moet voor het examen worden afgerond met minimaal een 5. Het cijfer wordt vermeld op de eindlijst, maar telt niet mee ter compensatie. 7

8 Overgangsnormen bovenbouw basis- en kaderberoepsgerichte leerweg OVERGANGSNORMEN VAN 3e náár 4e LEERJAAR basisberoepsgerichte leerweg naar leerwerktraject (LWT) Nederlands Nederlands niet lager dan 5,5 Gemiddelde profielvak(ken) Gemiddelde keuzevak(ken) Niet lager dan 5,5 Stage Minimaal voldoende 8