Secretariaat: Postbus AG Bussum T F E info@nvn.nl I Medicijnwijzer voor (pre)dialysepatiënten

Maat: px
Weergave met pagina beginnen:

Download "Secretariaat: Postbus 284 1400 AG Bussum T 035-691 21 28 F 035-691 93 34 E info@nvn.nl I www.nvn.nl. Medicijnwijzer voor (pre)dialysepatiënten"

Transcriptie

1 Secretariaat: Postbus AG Bussum T F E info@nvn.nl I Medicijnwijzer voor

2 Medicijnwijzer voor

3 pagina 5 Inhoudsopgave Inleiding 7 1 Meest gebruikte medicatie door dialysepatiënten Middelen ter behandeling van bloedarmoede (anemie) Middelen ter regulatie van de calcium-fosfaathuishouding Middelen ter behandeling van hoge bloeddruk (anti-hypertensiva) Cholesterolverlagers Antistolling (anticoagulantia) Plastabletten (diuretica) Vitamines Pijnstillers Hepatitis B-vaccin (ter voorkoming van leverontsteking) Antibiotica Laxeermiddelen (tegen verstopping) Maagzuurremmers (tegen maagpijn) Kaliumverlagers 38 2 De ideale bloedwaarden 40 3 Zelfmanagement 43 4 Literatuurlijst 50

4 pagina 7 Inleiding Er verandert veel in uw leven als de werking van uw nieren achteruit gaat. Dit kan veel onzekerheid met zich meebrengen en er kunnen veel vragen bij u opkomen. Op een gegeven moment kan het zelfs noodzakelijk zijn dat u moet gaan dialyseren. Nog voordat u eventueel moet gaan dialyseren, zult u merken dat u waarschijnlijk meer medicatie moet gaan gebruiken. Ook als u in de predialysefase nog helemaal geen medicatie gebruikt, zullen er waarschijnlijk meerdere medicijnen worden voorgeschreven wanneer u gaat dialyseren. In deze brochure worden de (meest gebruikte) medicijnen beschreven. Het gaat om medicijnen die gebruikt worden door patiënten in de predialysefase (de fase waarin de nierfunctie achteruit gaat, totdat dialyse noodzakelijk is) en door patiënten die al dialyseren. De medicijnen zijn onderverdeeld naar de wijze waarop ze werken (bijvoorbeeld: alle bloeddrukmedicatie bij elkaar). Bij elke categorie wordt in het kort beschreven wat de achtergrond is van het gebruik van het medicijn. Van elk medicijn wordt beschreven waarom (op basis van welke ziekteverschijnselen) het medicijn wordt voorgeschreven (indicatie). Daarnaast worden de mogelijke bijwerkingen beschreven en vermeld hoe vaak deze voorkomen.

5 pagina 8 pagina 9 Uiteraard zullen niet alle medicijnen beschreven kunnen worden. Er is geprobeerd om een zo volledig mogelijk overzicht van de meest gebruikte medicatie op te stellen. Meer uitgebreide informatie per medicijn kunt u vinden in de bijsluiter van het desbetreffende medicijn. Indien u vragen hebt over een medicijn dat niet op deze lijst staat, kunt u contact opnemen met uw apotheker. De brochure is tot stand gekomen met medewerking van Dr. M.M. Ho-Dac, nefroloog in het Zaans Medisch Centrum. Onze hartelijk dank daarvoor. Esther den Hartog, Zaans Medisch Centrum Petra Griffioen en Anja van Heuvelen, Commissie Voorlichting Dialyserenden, Nierpatiënten Vereniging Nederland 1. Meest gebruikte medicatie door dialysepatiënten 1.1 Middelen ter behandeling van bloedarmoede (anemie) 1.2 Middelen ter regulatie van de calcium-fosfaathuishouding (voor stevige botten) 1.3 Middelen ter behandeling van hoge bloeddruk (anti-hypertensiva) 1.4 Cholesterolverlagers 1.5 Antistolling (anticoagulantia) 1.6 Plastabletten (diuretica) 1.7 Vitamines 1.8 Pijnstillers 1.9 Hepatitis B-vaccin (ter voorkoming van leverontsteking) 1.10 Antibiotica 1.11 Laxeermiddelen (tegen verstopping) 1.12 Maagzuurremmers (tegen maagpijn) 1.13 Kaliumverlagers

6 pagina 10 pagina Middelen ter behandeling van bloedarmoede (anemie) Bij het ontstaan van bloedarmoede bij patiënten met een gestoorde nierfunctie speelt een aantal factoren een rol: Te weinig aanmaak van erytrocyten (rode bloedcellen), omdat de nieren onvoldoende erytropoëtine (epo) produceren. Erytropoëtine regelt de aanmaak van rode bloedcellen in het beenmerg. Rode bloedcellen zijn van belang bij het transport van zuurstof. Dit is de belangrijkste oorzaak van bloedarmoede. Tekort aan noodzakelijke bouwstoffen voor de aanmaak van hemoglobine en erytrocyten (ijzer, vitaminen C, B6, B12 en foliumzuur). Hemoglobine (Hb) is een ijzer-bevattende, rode kleurstof in de rode bloedcellen van het bloed, die zuurstof kan binden. Bij een eiwitbeperkt dieet bevat de voeding minder ijzer. Het gebruik van fosfaatbinders en natriumbicarbonaat remt de opname van ijzer uit de voeding. Verhoogde afbraak van erytrocyten. Dit kan verschillende oorzaken hebben. Bij hemodialysepatiënten kan er bloedverlies optreden door de bloedrest in het dialysesysteem. Zodra het Hb-gehalte onder de 6,8-7,0 mmol/l zakt, wordt er gestart met erytropoëtine. De streefwaarde voor het Hb-gehalte ligt tussen 6,8 en 7,4 mmol/l. De erytropoëtine wordt een- tot driemaal per week, eenmaal per 2 weken of eenmaal per maand toegediend (onder de huid of rechtstreeks in de bloedbaan). Het doel van de behandeling met erytropoëtine is herstel van het Hb-gehalte tot ca. 7,0 mmol/l. Meest voorgeschreven medicatie: Darbepoëtine (Aranesp ) Indicatie: Bloedarmoede ten gevolge van niet goed werkende nieren. Bijwerkingen: Hoge bloeddruk, hoofdpijn, shunttrombose (bij hemodialyse) en pijn op de injectieplaats. Bij trombose wordt er een stolsel in het bloedvat gevormd. Epoëtine-beta (NeoRecormon ) Indicatie: Bloedarmoede ten gevolge van niet goed werkende nieren. Bijwerkingen: Hoge bloeddruk, hoofdpijn, shunttrombose (bij hemodialyse) en geringe pijn op de injectieplaats. Bij trombose wordt er een stolsel in het bloedvat gevormd.

7 pagina 12 pagina 13 Methoxypolyethyleenglycol-epoëtine beta (Mircera ) Indicatie: Bloedarmoede ten gevolge van niet goed werkende nieren. Bijwerkingen: Hoge bloeddruk, hoofdpijn, shunttrombose (bij hemodialyse) en pijn op de injectieplaats. Bij trombose wordt er een stolsel in het bloedvat gevormd. Epoëtine-alfa (Eprex ) Indicatie: Bloedarmoede ten gevolge van niet goed werkende nieren. Bijwerkingen: Hoge bloeddruk, hoofdpijn, shunttrombose (bij hemodialyse) en pijn op de injectieplaats. Bij trombose wordt er een stolsel in het bloedvat gevormd. Vaak hebben dialysepatiënten ook ijzer nodig. Soms lukt het om met ijzertabletten het ijzertekort aan te vullen. Bij de hemodialysebehandeling wordt het ijzer in de bloedbaan toegediend en wordt dan niet of nauwelijks uitgedialyseerd. Ferrofumaraat (Ferrofumaraat ) Indicatie: Bloedarmoede door ijzergebrek. Bijwerkingen: Maag-darmstoornissen zoals misselijkheid, maagpijn, verstopping, zwarte ontlasting en diarree. Deze bijwerkingen zijn dosisafhankelijk. IJzeroplossingen kunnen verkleuring van de tanden geven. Toediening: De tablet bij voorkeur innemen op de lege maag (bij optreden van maagklachten na de maaltijd). Ferrioxidesacharaat (Venofer ) Indicatie: Bloedarmoede door ijzergebrek. Bijwerkingen: Metaalsmaak, hoofdpijn, maag-darmklachten waaronder misselijkheid en braken, spierpijn, koorts, lage bloeddruk, warmtegevoel en overgevoeligheidsreacties. Aan alle personen die voor het eerst ferrioxidesacharaat (Venofer ) wordt voorgeschreven, wordt eerst een testdosis gegeven. Indien geen allergische reacties optreden, kan de rest van de dosis worden toegediend. Bij een snelle toediening in de bloedbaan kan lage bloeddruk optreden.

8 pagina 14 pagina Middelen ter regulatie van de calcium-fosfaathuishouding Het calcium- en fosfaatgehalte in het bloed wordt geregeld door een aantal organen en weefsels: de darm, het bot, de bijschildklieren, de lever, de nieren en de huid. Calcium (kalk) en fosfaat zorgen samen voor sterke botten. Bij daling van de nierfunctie ontstaat er een probleem met het uitplassen van fosfaat in de urine. Het fosfaatgehalte in het bloed zal stijgen en ook het PTH-gehalte (hormoon geproduceerd in de bijschildklieren) stijgt, deels door een lichte daling van het calcium en deels door nog onbegrepen factoren. Indien deze situatie lang blijft bestaan, kunnen de botten zwak worden. Het fosfaatgehalte in het bloed wordt allereerst geregeld door een beperking van fosfaat in de voeding en het gebruik van fosfaatbinders. Fosfaatbinders zijn medicijnen die het fosfaat in de voeding binden. Deze moeten samen met (of vlak voor) de maaltijd worden ingenomen. Calciumacetaat (Phos-ex ) Indicatie: Te hoog fosfaat ten gevolge van niet goed werkende nieren. Bijwerkingen: Maag-darmklachten zoals misselijkheid en verstopping. Te hoog calciumgehalte in het bloed. Toediening: De tabletten Phos-ex moeten in hun geheel en bij voorkeur tijdens de maaltijd worden ingenomen. Ook verkrijgbaar als capsule. Sevelamer(Renagel ) Indicatie: Te hoog fosfaat bij patiënten die hemodialyse ondergaan. Bijwerkingen: Maag-darmklachten zoals misselijkheid, braken, diarree, verstopping en winderigheid. Toediening: De tabletten Renagel moeten in hun geheel en tijdens de maaltijd ingenomen worden. Calciumcarbonaat (Calci-chew ) Indicatie: Te hoog fosfaat. Bijwerkingen: Maag-darmirritatie, verstopping, winderigheid en oprispingen. Te hoog calciumgehalte in het bloed bij langdurig gebruik van hogere doses, vooral bij tevens gebruik van vitamine D. Toediening: Calci-chew dient een half uur voor de maaltijd ingenomen te worden. Vitamine D is een vitamine dat met de voeding wordt opgenomen en onder invloed van zonlicht in de huid wordt aangemaakt. Het wordt in de lever en de nieren omgezet in de actieve vorm, die de opname van calcium uit de darm stimuleert. Vitamine D is nodig om samen met calcium en fosfaat de botten sterker te maken. Als de nierfunctie achteruit gaat, zijn de nieren niet meer in staat om vitamine D te activeren. Vitamine D wordt dan ook als actief vitamine D gegeven, zodat geen omzetting in de nieren meer plaats hoeft te vinden. Door deze

9 pagina 16 pagina 17 medicijnen wordt de calciumspiegel verhoogd. Ook remmen zij de bijschildklieren. Het gaat om de volgende medicijnen: Alfa-calcidol (Etalpha ) Indicatie: Botaandoeningen die het gevolg zijn van verminderde productie van actief vitamine D in de nier, zoals een groeistoornis van het bot. Bijwerkingen: Bij verminderde nierfunctie bestaat het risico dat het calciumgehalte in het bloed te hoog wordt. Hierdoor kan jeuk en huiduitslag ontstaan. Toediening: In capsules, druppels of injectievloeistof. De injectievloeistof is bestemd voor gebruik bij hemodialysepatiënten. Cinacalcet (Mimpara ) Indicatie: Te hard werkende bijschildklier bij dialysepatiënten met ernstig nierfalen als onderdeel van een therapeutisch behandelplan (bijvoorbeeld samen met een fosfaatbinder en vitamine D). Bijwerkingen: Zeer vaak (bij meer dan 10 procent van de gebruikers): misselijkheid, braken. Vaak (bij 1 tot 10 procent van de gebruikers): verlies van eetlust, duizeligheid, te laag calcium. Paricalcitol (Zemplar ) Indicatie: Te hard werkende bijschildklier bij dialysepatiënten. Bijwerkingen: Misselijkheid en braken. Indien de behandeling met fosfaatbinders en vitamine D onvoldoende resultaat biedt, kan als aanvulling gekozen worden voor Cinacalcet (Mimpara ). Dit verlaagt de spiegels van het bijschildklierhormoon (PTH), calcium en fosfaat.

10 pagina 18 pagina Middelen ter behandeling van hoge bloeddruk (anti-hypertensiva) Hoge bloeddruk is een veel voorkomend probleem bij patiënten met niet goed werkende nieren. De behandeling van hypertensie is gericht op het voorkomen van herseninfarcten, bloedingen en hartinfarcten. Er zijn verschillende groepen medicijnen om hoge bloeddruk mee te behandelen. De meest gebruikte groepen zullen hier beschreven worden. ß-blokkers Deze verlagen de hartfrequentie en hiermee de bloeddruk. Voorbeelden zijn atenolol (Tenormin ) en metoprolol (Selokeen ). Atenolol (Tenormin ) Indicatie: Hoge bloeddruk. Bijwerkingen: Langzame hartslag, lage bloeddruk en duizeligheid, hartfalen en koude, blauwe handen en voeten, maag-darmklachten, moeheid, impotentie (seksueel onvermogen), verminderd concentratieen reactievermogen en hoofdpijn. Stemmingsveranderingen en slaapstoornissen komen een enkele keer voor. Metoprolol (Selokeen ) Indicatie: Hoge bloeddruk. Bijwerkingen: Langzame hartslag, lage bloeddruk en duizeligheid, hartfalen en koude, blauwe handen en voeten, maag-darmklachten, moeheid, impotentie (seksueel onvermogen), verminderd concentratieen reactievermogen en hoofdpijn. Stemmingsveranderingen en slaapstoornissen komen een enkele keer voor.

11 pagina 20 pagina 21 ACE-remmers Deze zorgen via minder samentrekking van de bloedvaten en minder vasthouden van zout en water voor verlaging van de bloeddruk. Voorbeelden zijn captopril (Capoten ) en enalapril (Renitec ). Captopril (Capoten ) Indicatie: Hoge bloeddruk/ Tegengaan eiwitverlies in de urine. Bijwerkingen: De meest voorkomende bijwerkingen zijn prikkelhoest, huiduitslag en andere aandoeningen van de huid zoals jeuk, roodheid van de huid, blaasjes, overgevoeligheid voor zonlicht. Een enkele keer kan er een tekort aan bepaalde bloedbestanddelen optreden en kan er een verhoging van het kalium in het lichaam optreden. Enalapril (Renitec ) Indicatie: Hoge bloeddruk. Bijwerkingen: Duizeligheid, hoofdpijn en prikkelhoest. Minder vaak: vermoeidheid, misselijkheid, diarree, spierkrampen en huiduitslag. Deze medicijnen kunnen (ernstige) lage bloeddruk veroorzaken na instellen van de behandeling en bij dosisverhoging, met name bij bepaalde risicogroepen (bijvoorbeeld dialysepatiënten). Vooral bij nier- en hartfalen kunnen deze medicijnen het kaliumgehalte in het bloed verhogen. Calciumantagonisten Deze medicijnen remmen de instroom van calcium in de cellen, waardoor deze cellen minder actief zijn. Dit heeft tot gevolg dat de hartslag en soms ook de samentrekkingskracht van het hart afneemt en er verwijding van de bloedvaten optreedt. Voorbeelden zijn nifedipine (Adalat ) en amlodipine (Norvasc ). Nifedipine (Adalat ) Indicatie: Hoge bloeddruk. Bijwerkingen: Vooral in het begin roodheid in het gezicht, warmtesensaties, hoofdpijn. Verder: hartkloppingen, vocht in de enkels, duizeligheid, vermoeidheid en maag-darmklachten. Amlodipine (Norvasc ) Indicatie: Hoge bloeddruk. Bijwerkingen: Hoofdpijn, vocht in de enkels, vermoeidheid, slaperigheid, maagdarmklachten, roodheid in het gezicht, hartkloppingen en duizeligheid.

12 pagina 22 pagina Cholesterolverlagers Veel nierpatiënten hebben slagaderverkalking. Deze aandoening is in principe overal aanwezig, maar vooral in de nieren, het hart, de hersenen en de ogen. In de nieren kan hierdoor een verlies van functionerend nierweefsel ontstaan. Veel patiënten worden daarom behandeld met cholesterolverlagende medicijnen. Deze medicijnen remmen de aanmaak van cholesterol in de lever, waardoor het cholesterol in het bloed daalt met procent. Hierbij vermindert het risico op hart- en vaatziekten. Voorbeelden zijn simvastatine (Zocor ) en atorvastatine (Lipitor ). De middelen moeten s avonds voor het slapen gaan worden ingenomen. Simvastatine (Zocor ) Indicatie: Behandeling van een te hoog cholesterol indien dieet en andere maatregelen alléén niet voldoende zijn. Preventie bij slagaderverkalking of diabetes, met een normaal of een verhoogd cholesterol, als aanvulling op andere maatregelen. Bijwerkingen: Zelden voorkomend (bij 0,01 tot 0,1 procent van de gebruikers): Maag-darmstoornissen zoals buikpijn, misselijkheid, braken, verstopping, winderigheid en diarree. Hoofdpijn en duizeligheid. Atorvastatine (Lipitor ) Indicatie: Aanvulling op het dieet bij een te hoog cholesterol, indien dieet en andere maatregelen alléén niet voldoende zijn ter verlaging van verhoogd totaal cholesterol. Tevens als aanvulling op andere cholesterolverlagende behandelingen. Bijwerkingen: Vaak (bij 1 tot 10 procent van de gebruikers): Misselijkheid, verstopping, winderigheid, diarree, overgevoeligheidsreacties, duizeligheid, hoofdpijn. Pijn op de borst, rugpijn en vocht in de benen. Huiduitslag. Slapeloosheid. Soms (bij 0,1 tot 1 procent van de gebruikers): geen eetlust, braken, impotentie (seksueel onvermogen), een algeheel gevoel van ziek zijn en gewichtstoename. Te hoog of een te laag glucosegehalte. Zelden (bij 0,01 tot 0,1 procent van de gebruikers): hepatitis (leverontsteking).

13 pagina 24 pagina Antistollingsmedicijnen (anticoagulantia) In het lichaam vindt continu stolling en antistolling plaats. In het bloed bevinden zich factoren of stoffen die de stolling bevorderen of tegengaan. Deze factoren zijn onder normale omstandigheden met elkaar in evenwicht. Dit evenwicht kan door verschillende oorzaken worden verstoord. Verder gaat het bloed stollen wanneer het bloed buiten het lichaam komt. Dit is het geval bij hemodialyse. Er zijn verschillende groepen medicatie om stolling te voorkomen. Deze groepen zullen hieronder beschreven worden: Bloedplaatjesremmers Deze remmen het samenklonteren van bloedplaatjes en zijn hiermee zwakke stollingsremmende middelen. Ze worden vooral toegepast bij mensen die een hersen- of een hartinfarct hebben gehad. De belangrijkste bijwerking is een verhoogd risico op maagdarmbloedingen. Acetylsalicylzuur (bjiv. Aspro Cardio ) en carbasalaatcalcium (Ascal ) zijn de belangrijkste voorbeelden uit deze groep. Acetylsalicylzuur (bijv. Aspro Cardio ) Indicatie: Angina pectoris (hartkramp, met pijn in de hartstreek). Behandeling na een hartinfarct, na een TIA (lichte beroerte) en na een herseninfarct zonder restverschijnselen. Ter voorkoming van het dicht gaan zitten van een omleiding van de kransslagaders van het hart. Bijwerkingen: Maagklachten, bloedverlies in het maag-darmkanaal; bij langdurig of veelvuldig gebruik kan dit leiden tot bloedarmoede. Overgevoeligheidsverschijnselen. Verlenging bloedingstijd. Carbasalaatcalcium (Ascal ) Indicatie: Angina pectoris (hartkramp, met pijn in de hartstreek). Behandeling na een hartinfarct, na een TIA (lichte beroerte) en na een herseninfarct zonder restverschijnselen. Ter voorkoming van het dicht gaan zitten van een omleiding van de kransslagaders van het hart. Bijwerkingen: Maagklachten, bloedverlies in het maag-darmkanaal; bij langdurig of veelvuldig gebruik kan dit leiden tot bloedarmoede. Overgevoeligheidsverschijnselen (van lichte tot zwaardere). Verlenging bloedingstijd.

14 pagina 26 pagina 27 Coumarinederivaten Dit zijn sterkere stollingsmiddelen. Deze medicijnen remmen de productie van vitamine K-afhankelijke stollingsfactoren in de lever. Voorbeelden hiervan zijn acenocoumarol (voorheen Sintrommitis) en fenprocoumon (Marcoumar ). Elke week wordt er bloed afgenomen om te kijken of de dosering van de medicijnen goed is of dat de dosering gewijzigd moet worden. Dit gebeurt middels de INR, de International Normalized Ratio, een maat voor de stollingstijd van het bloed. De antistolling kan teniet worden gedaan door toediening van vitamine K. De belangrijkste bijwerking is het optreden van bloedingen. Heparine Heparine remt de stolling door een stollingsremmende stof (antithrombine) te activeren. Het wordt in de ader of onder de huid toegediend en is na 2-3 uur uitgewerkt. De belangrijkste bijwerkingen zijn bloedingen en het verminderen van het aantal bloedplaatjes. De heparinedosering die een bepaalde patiënt nodig heeft, is lastig te voorspellen. Door de korte werkingsduur moet het, als het bij hemodialyse gebruikt wordt, continu worden toegediend. Hierdoor wordt tegenwoordig vaker andere soorten heparines tijdens dialyse toegepast. Acenocoumarol (voorheen Sintrommitis ) Indicatie: Voorkomen en behandelen van aandoeningen waarbij stollingen op kunnen optreden. Bijwerkingen: Verhoogde kans op bloedingen. Misselijkheid, diarree en huidontstekingen. Zelden: haaruitval, vaatontsteking en leverbeschadiging. Laagmoleculaire heparines Het antistollend effect van een bepaalde dosis is beter voorspelbaar en de werkingsduur is langer. Hierdoor kunnen deze middelen eenmalig voor dialyse worden toegediend. De belangrijkste bijwerkingen zijn bloedingen en het verminderen van het aantal bloedplaatjes. Een voorbeeld hiervan is nadroparine (Fraxiparine). Fenprocoumon (Marcoumar ) Indicatie: Voorkomen en behandelen van aandoeningen waarbij stollingen op kunnen treden. Bijwerkingen: Verhoogde kans op bloedingen. Misselijkheid, diarree en huidontstekingen. Zelden: haaruitval, plaatselijk afsterven van de huid. Af en toe hepatitis (leverontsteking), al dan niet met geelzucht en meestal van voorbijgaande aard. Overgevoeligheidsreacties kunnen optreden. Nadroparine (Fraxiparine ) Indicatie: Diep veneuze trombose (niet oppervlakkig stolsel). Preventie en therapie van aandoeningen waarbij stollingen op kunnen treden. Preventie van stolling tijdens hemodialyse. Bijwerkingen: Bloedingen. Zelden: overgevoeligheidsreacties zoals rode uitslag, astma, koorts, flauw vallen en vaatkrampen. Afsterven van de huid op de injectieplaats, voorafgegaan door paarse vlekken.

15 pagina 28 pagina Plastabletten (diuretica) Als dialysepatiënten nog een beetje plassen, kan het zinvol zijn om de urineproductie te bevorderen met plastabletten. Hiervoor wordt alleen relatief krachtige plasmedicatie gebruikt, zoals furosemide (Lasix) en bumetanide (Burinex). Omdat deze middelen in de nier zelf werken, en de nieren bij dialysepatiënten relatief ongevoelig zijn, worden ze vaak in zeer hoge doseringen voorgeschreven. Furosemide (Lasix ) Indicatie: Benauwdheid en vochtophopingen ten gevolge van hartfalen, nierfalen en schrompelen van de lever. Vergiftigingen waarbij extra ontwatering gewenst is. Bevordering van de urineproductie of behandeling van hoge bloeddruk bij chronisch nierfalen. Bijwerkingen: Verstoring van de water- en zoutbalans, met name bij hoge dosering en zoutbeperkt dieet, kan snel leiden tot uitdroging en een te laag kalium, calcium of natrium. Symptomen hiervan kunnen zijn: duizeligheid, lage bloeddruk, spierkrampen, zwakte, soms stoornissen in het zien en verwardheid. Bumetanide (Burinex ) Indicatie: Benauwdheid en vochtophopingen ten gevolge van hartfalen, nierfalen en schrompelen van de lever. Vergiftigingen waarbij extra ontwatering gewenst is. Bevordering van de urineproductie of behandeling van hoge bloeddruk bij chronisch nierfalen. Bijwerkingen: Verstoring van de water- en zoutbalans, met name bij hoge dosering en zoutbeperkt dieet, kan snel leiden tot uitdroging en een te laag kalium, calcium of natrium. Symptomen (zie hierboven bij Furosemide).

16 pagina 30 pagina Vitamines 1.8 Pijnstillers Vitamines die in water oplosbaar zijn, worden over het algemeen uitgedialyseerd. Dit wil zeggen dat de vitamines tijdens het dialyseren uit het bloed verdwijnen. Hierdoor kunnen dialysepatiënten ook bij een gezonde voeding een tekort aan wateroplosbare vitamines kunnen krijgen. Deze vitamines worden dan ook allemaal extra voorgeschreven. Meestal wordt een multivitaminenpreparaat voorgeschreven. Patiënten kunnen om diverse redenen pijnmedicatie gebruiken. De meest gebruikte pijnstiller is paracetamol (al dan niet in combinatie met coffeïne of codeïne). De zogenaamde NSAID s (ontstekingsremmers) worden zo min mogelijk voorgeschreven bij nierpatiënten omdat deze ervoor kunnen zorgen dat de nierfunctie nog verder achteruit gaat. Onder deze groep vallen onder andere ibuprofen, diclofenac en naproxen. Vitamine D is een vitamine dat met de voeding wordt opgenomen en onder invloed van zonlicht in de huid wordt aangemaakt. Meer informatie over vitamine D vindt u op pagina 15. Paracetamol Indicatie: Bijwerkingen: Koorts en pijn. Weinig (in de gebruikelijke (pijnstillende) dosering). Bij een te hoge dosis wordt het omgezet in een schadelijke stof. Tramadol (Tramal ) Indicatie: Acute en chronische matige tot ernstige pijn. Bijwerkingen: Zeer vaak (bij meer dan 10 procent van de gebruikers): misselijkheid, duizeligheid. Vaak (bij 1 tot 10 procent van de gebruikers): verstopping, braken, droge mond, zweten, verwardheid, hoofdpijn. Soms (bij 0,1 tot 1 procent van de gebruikers): kokhalzen, vermoeidheid, jeuk en huiduitslag.

17 pagina 32 pagina Hepatitis B-vaccin 1.10 Antibiotica Door de vergrote kans op contact met materiaal dat besmet is met bloed en door de minder goede weerstand van hemodialysepatiënten tegen andere ziektes, lopen dialysepatiënten een grotere kans op besmetting met hepatitis B. Om deze reden wordt elke patiënt ingeënt tegen het hepatitis B-virus. Indicatie: Vaccinatie tegen hepatitis B-virus bij personen met verhoogde kans op deze infectie. Bijwerkingen: Meest voorkomend: pijn op de injectieplaats, eventueel met roodheid, zwelling of warmte. Deze lokale reacties worden in het algemeen goed verdragen en verdwijnen meestal binnen twee dagen na vaccinatie. Verder algemene klachten waaronder koorts, overgevoeligheidsreacties, griepachtige symptomen, algeheel gevoel van ziek zijn, vermoeidheid, hoofdpijn, misselijkheid, braken, diarree, buikpijn, duizeligheid en spierpijn. Antibiotica worden voorgeschreven om infecties te voorkomen of te behandelen. Bij nierpatiënten moet voor de meeste medicatie de dosis aangepast worden omdat de antibiotica niet meer via de nieren worden uitgescheiden en in het lichaam zullen opstapelen. Sommige antibiotica worden bij dialysepatiënten uitgedialyseerd, waardoor ook hier de dosis of het tijdstip van toedienen aangepast moet worden. Er zijn diverse soorten antibiotica. Specifieke informatie vindt u in de bijsluiter van uw antibioticum.

18 pagina 34 pagina Laxeermiddelen Patiënten kunnen door verschillende redenen last hebben van verstopping. Enkele oorzaken kunnen zijn: te weinig bewegen (invalide en bedlegerige patiënten), een onvoldoende gezonde voeding (chronisch te weinig drinken en te weinig vezels in de voeding) en het ophouden van de ontlasting. In het bijzonder dient als oorzaak van obstipatie te worden genoemd het gebruik en misbruik van bepaalde geneesmiddelen zoals opiaten (pijnstillende, verdovende en kalmerende middelen), sterk werkende plastabletten en ijzerpreparaten. Bij verstopping kan gekozen worden om een laxeermiddel voor te schrijven. Enkele voorbeelden zijn Bisacodyl en Lactulose. Lactulose Indicatie: Bijwerkingen: Verstopping. Winderigheid gedurende de eerste dagen. Bij hoge doseringen buikpijn en diarree. Langdurig gebruik van hoge doseringen kan leiden tot kaliumverlies. Bisacodyl Indicatie: Bijwerkingen: Kortdurend gebruik bij verstopping. Lediging van de darm voor een operatie en voor röntgenonderzoek van de buikorganen. Vergemakkelijken van de stoelgang bij aambeien. Buikkrampen. Overgevoeligheidsreacties, irritatie bij toediening via de anus. Langdurig gebruik kan leiden tot waterige diarree met extreem verlies van water en elektrolyten (vooral kalium), spierzwakte, gewichtsverlies, nierstenen en beschadiging van de nieren.

19 pagina 36 pagina Maagzuurremmers Door het gebruik van veel verschillende soorten medicatie, kunnen patiënten last krijgen van brandend maagzuur of van oprispingen. Om dit te voorkomen, kan gebruik gemaakt worden van maagzuurremmers. Enkele voorbeelden hiervan zijn omeprazol (Losec ) en pantoptrazol (Pantozol ). Omeprazol (Losec ) Indicatie: Zweer in de dunne darm. Behandeling van symptomen van terugvloeiing van de inhoud van de maag en de slokdarm. Zuurgerelateerde verstoring van de spijsvertering. Bijwerkingen: Vaak (bij 1 tot 10 procent van de gebruikers): misselijkheid, braken, diarree, verstopping, buikpijn en winderigheid. Sufheid, slaperigheid, slaapstoornissen, duizeligheid en hoofdpijn. Pantoprazol (Pantozol ) Indicatie: Zweer in de dunne darm. Behandeling van symptomen van terugvloeiing van de inhoud van de maag en de slokdarm. Zuurgerelateerde verstoring van de spijsvertering. Bijwerkingen: Vaak (bij 1 tot 10 procent van de gebruikers): pijn in de bovenbuik, diarree, verstopping, winderigheid, hoofdpijn. Soms (bij 0,1 tot 1 procent van de gebruikers): misselijkheid, duizeligheid, stoornissen in het zien, overgevoeligheidsreacties zoals jeuk en huiduitslag.

20 pagina 38 pagina Kaliumverlagers Kalium komt in het lichaam voornamelijk voor in de (spier)cellen. Het speelt een belangrijke rol bij de prikkeloverdracht van de zenuwen. Omdat het kalium niet meer (of onvoldoende) door de nieren wordt uitgescheiden, kan het kaliumgehalte in het bloed te hoog worden Hier kunnen hartritmestoornissen door ontstaan. Er kan dan gebruik gemaakt worden van kaliumverlagers. Deze onttrekken in de darm kalium en geven natrium of calcium terug. Voorbeelden hiervan zijn natriumpolystyreensulfonaat (Resonium ) of calciumpolystyreensulfonaat (Sorbisterit of Zerolit ). Calciumpolystyreensulfonaat (Sorbisterit of Zerolit ) Indicatie: Te hoog kalium, vooral bij plotseling of blijvend nierfalen. Bevat calcium, dat niet wordt opgenomen door het lichaam. Bijwerkingen: Geen eetlust, misselijkheid en braken. Te laag kalium en een te hoog natrium. Verstopping en eventueel een darmafsluiting door samenklonteren van het medicijn in de darm. Natriumpolystyreensulfonaat (Resonium ) Indicatie: Te hoog kaliumgehalte in het bloed bij plotseling of blijvend nierfalen. Als ondersteunende therapie bij chronische hemodialyse of peritoneale dialyse (buikdialyse). Bevat natrium, dat wordt opgenomen in het lichaam. Voor mensen met een zoutbeperking kan dit ongunstig zijn. Bijwerkingen: Geen eetlust, misselijkheid en braken. Te laag kalium en een te hoog natrium. Verstopping en eventueel een darmafsluiting door samenklonteren van de wisselaar in de darm.

21 pagina 40 pagina De ideale bloedwaarden Minimale waarde Maximale waarde Hb 6,8 mmol/l 7,4 mmol/l Natrium 135 mmol/l 145 mmol/l Kalium 3,5 mmol/l 5,5 mmol/l Calcium 2,10 mmol/l 2,60 mmol/l * Fosfaat 0,70 mmol/l 1,80 mmol/l * Ureum 30 mmol/l Ferritine 200 mcg/l 500 mcg/l PTH 16 mmol/l 33 mmol/l Toelichting op de bloedwaarden: Hb Een te laag Hb wijst op bloedarmoede (Anemie). Iemand met bloedarmoede heeft waarschijnlijk een tekort aan rode bloedlichaampjes en daardoor last van oververmoeidheid, jeuk en energiegebrek. Vaak worden dan EPO injecties voorgeschreven. Soms is er ook extra ijzer nodig. Patiënten met chronische nierinsufficiëntie moeten een hb gehalte aanhouden van 6,8 tot 7,4. Natrium (zout) Een teveel aan natrium wordt uitgescheiden via de urine en via transpiratievocht. Door een teveel aan natrium worden de nieren en het hart extra belast waardoor een hoge bloeddruk kan ontstaan. Een teveel aan natrium kan dus het risico op hart- en vaatziekten verhogen. Ook kan een teveel aan natrium leiden tot botontkalking, omdat een teveel aan natrium de calciumstofwisseling extra belast. Calcium en fosfaat Het fosfaatgehalte mag in principe niet hoger zijn dan 1,5. Bij stijging hiervan zullen meerdere fosfaatbinders worden voorgeschreven. Een voorbeeld is het medicijn Renagel. De calciumwaarde mag niet hoger zijn dan 2,54. De combinatie van calcium en fosfaat mag samen niet hoger zijn dan 4,4.* De PTH waarde zal regelmatig worden gecontroleerd. Het streven zal gericht zijn op een PTH van tussen de 7 en 15. Zowel een verhoogd als een verlaagd PTH gehalte moet worden voorkomen, omdat er anders een gevaar voor botziekte ontstaat. Kalium Kalium is van belang voor de waterhuishouding van het lichaam. Een te hoog kaliumgehalte kan leiden tot hartritmestoornissen. Kalium zit in vrijwel alle voedingsmiddelen. Als het kaliumgehalte in het bloed te hoog is, d.w.z. boven de 5,5, zal de hoeveelheid in de voeding moeten worden beperkt. Dit kan door minder fruit, groenten en tomaten te eten, thee in plaats van koffie te drinken en, aardappelen regelmatig vervangen door rijst of pasta. Het kalium kan eventueel verder verlaagd worden door medicijnen.

22 pagina 42 pagina 43 Ureum Ureum wordt geproduceerd door de lever, met name bij afbraak van aminozuren. Ureumproductie wordt vergroot na een eiwitrijke maaltijd en bij infecties, inwendige bloedingen, vergiftigingen, koorts en na weefselbeschadiging. Ferritine Geeft informatie over de ijzervoorraad in het lichaam en dient om een teveel of tekort aan ijzer op te sporen. PTH /Vitamine D PTH is een hormoon dat in de bijschildklier wordt geproduceerd en een belangrijke rol speelt bij de regeling van de calciumhuishouding. Bij een te laag calcium/fosfaatgehalte of te hoge PTH waarde zal een aanvullend vitamine D medicijn worden voorgeschreven. Dit medicijn heet Alfacalcadol. 3. Zelfmanagement: Wat kunt u zelf doen om uw kwaliteit van leven zo goed mogelijk te houden? Neem uw voorgeschreven medicijnen volgens voorschrift in Mensen met nierproblemen moeten vaak medicijnen innemen en het kan soms om veel verschillende medicijnen gaan. Houd een actuele lijst van uw medicijnen bij, waarop ook de dosering staat en hoe vaak u ze moet innemen. Het is aan te raden al uw medicijnen mee te nemen naar een doktersbezoek, zodat er geen onduidelijkheden ontstaan over de in te nemen medicijnen. U kunt ook gebruik maken van een pillendoos die u iedere week vult met de te nemen medicijnen voor die week, om zo beter georganiseerd te zijn. Vraag ruim op tijd een herhaalrecept aan, zodat u nooit zonder medicijnen komt te zitten. Uw behandelteam kan u helpen om te gaan met uw nierziekte. Vertel hoe u zich voelt, welke medicijnen u neemt (via doktersrecept maar ook uit de vrije verkoop) en laat het weten als u een dieet volgt. Schrijf voor ieder bezoek vragen op die u kunt stellen aan het team. Schrijf de antwoorden op in uw aantekenboek. Vertel uw team alle veranderingen in uw symptomen. Het kan voorkomen dat u meer dan één arts hebt en uw artsen hebben niet altijd de mogelijkheid met elkaar te communiceren.

23 pagina 44 pagina 45 Laat elk van hen weten wat u met de ander hebt besproken. Ervoor zorgen dat uw behandelend team geheel op de hoogte is, zorgt ervoor dat zij beter voor u kunnen zorgen en u kunnen helpen u zo goed mogelijk te voelen. In sommige gevallen kan de nierziekte zelf behandeld worden. Bij een blokkade van de urinewegen bijvoorbeeld, kan een operatie helpen. En antibiotica kunnen een infectie genezen. Als de schade is ontstaan door wel of niet voorgeschreven medicijnen, kan uw arts andere medicijnen voorschrijven die minder schadelijk zijn voor uw nieren. mogelijk om de ziekte te vertragen door het immuunsysteem te onderdrukken met steroïden en/of andere medicijnen. Pas uw voeding aan Voeding kan bijdragen tot een betere conditie. Vraag daarom bijtijds advies aan een diëtist over wat voor u belangrijk is. Voor informatie van de verschillende voedingstoffen verwijzen wij u naar het boek Eten met plezier, gratis verkrijgbaar via de diëtiste. Hierin staan tabellen met waarden van natrium, kalium en fosfaat en eiwitten. Maar ook veel achtergrondinformatie en recepten. Ook kunt u veel informatie vinden op de website Wees alert op bijwerkingen van medicatie Als u chronische nierinsufficiëntie hebt en u krijgt antibiotica voorgeschreven, vraag uw arts dan naar de eventuele gevolgen hiervan voor uw nieren. Pijnstillers (ook die zijn voorgeschreven door een arts) kunnen schadelijk zijn voor uw nieren. Neem met uw arts alle medicijnen door die u slikt. Soms worden onderzoeken met contrastkleurstof aanbevolen. Het kan voor u nodig zijn om dit onderzoek te ondergaan, maar zoek eerst uit of er alternatieve methoden zijn, omdat de contraststof de nieren kan beschadigen. Pas uw leefstijl aan Wanneer u nierpatiënt bent wordt u gestimuleerd om met roken te stoppen. Ook zal u worden geadviseerd uw fysieke inspanningsniveau te verhogen. Denk bijvoorbeeld aan bewegingstherapie ( kijk in uw zorgpolis of dit wordt vergoed door uw zorgverzekeraar). Veel patiënten hebben een slechte conditie en hebben daarom vaak een verwijzing nodig voor fysiotherapie om kracht en uithoudingsvermogen te verbeteren. Een inspanning van 30 minuten op bijna alle dagen van de week verdient aanbeveling. Bij sommige nierziekten, zoals IgA nefropathie en glomerulonefritis kunnen de nierfilters door een ontsteking beschadigen. Het is soms

24 pagina 46 pagina 47 Verdere mogelijkheden om de progressie van de nierziekte te vertragen Bij alle patiënten met een chronische nierziekte kunnen de volgende maatregelen behulpzaam zijn om te voortgang van de nierziekte te vertragen: Strikte controle van glucosewaarde bij diabetes Strikte controle van de bloeddruk Eiwitbeperking in het dieet Cholesterolverlagende therapie Gedeeltelijke correctie van anemie (bloedarmoede) Zoutbeperking Persoonlijk dieetvoorschrift Depressie en angst Als u last heeft van depressies en/of angsten is het raadzaam contact te zoeken met de maatschappelijk werker of een psycholoog. Uw nefroloog of dialyseverpleegkundige kan u doorverwijzen of een afspraak voor u maken. Informatie Er is veel informatie te vinden over nierziekten, in boeken, tijdschriften en dvd s. Via uw behandelteam krijgt u het Zorgboek nierfunctievervangende behandeling en het dieetboek Eten met plezier, beiden aangeboden door de Nierstichting. Het internet is ook een goede plek om informatie te zoeken, maar geloof niet alles wat u leest. Sites die betrouwbare informatie bevatten zijn o.a. die van de NVN (Nierpatiënten Vereniging Nederland) en die van de Nierstichting. Informatieve sites zijn: Naast zelf informatie opzoeken, kunt u uiteraard vragen stellen aan uw arts. Als er tussentijds vragen bij u opkomen, schrijf ze dan op en bespreek ze met uw arts als u voor controle komt.

25 pagina 48 pagina 49 Transplantatie Wanneer u in aanmerking komt voor transplantatie wordt de volgende procedure gevolgd: U wordt op de hoogte gesteld van de verschillende mogelijkheden (een nierdonatie van een levende of een overleden donor). De voor- en nadelen van transplantatie worden besproken. Het wachtlijstsysteem wordt uitgelegd. Er wordt schriftelijke informatie gegeven Er wordt gecheckt of u nog vragen hebt en of u de informatie begrepen hebt. De eerste dialysedag bepaalt uw positie op de wachtlijst. Er zijn echter uitzonderingen. Donatie bij leven heeft de laatste jaren een enorme vlucht genomen. Op dit moment is meer dan 60 procent van de getransplanteerde nieren afkomstig van partners, familieleden of goede vrienden. Als u een aanbod krijgt van een levende donor uit uw omgeving, kan dit voor dubbele gevoelens zorgen. Hierover kunt u altijd praten met een maatschappelijk werker of iemand van de Nierpatiënten Vereniging Nederland. Over het algemeen kan gesteld worden dat de kwaliteit van een nier van een levende donor in principe beter is dan een nier van een overleden persoon (postmortale donatie), maar realiseert u zich wel dat in beide gevallen er altijd iets mis kan gaan. 100 procent zekerheid kan u nooit worden geboden. Weigering van behandeling U hebt altijd het recht een niervervangende therapie te weigeren. Het behandelend team zal u dan zo goed mogelijk blijven begeleiden. Uiteindelijk zult u dan wel aan de gevolgen van uw nierfalen overlijden. Ga met uw vragen naar uw nefroloog of dialyseverpleegkundige en blijf hiermee niet rondlopen. Meer informatie Uw behandelaar is de aangewezen persoon om vragen te beantwoorden en u van informatie te voorzien betreffende uw ziekte. Omdat geen twee patiënten hetzelfde zijn en aanbevelingen per persoon kunnen verschillen, is het belangrijk om hulp te zoeken bij iemand die uw medische situatie kent. Aarzel niet om te vragen. Zij zijn er voor u. Niet andersom!

26 pagina 50 4 Literatuurlijst R.G.W.L. Tiggeler en C.F.H. Versluijs. Leerboek dialyseverpleegkunde; 3e druk. Maarssen, G.H. Hunink. Kwaliteit en deskundigheid in de verpleegkundige beroepsuitoefening; 1e druk. Utrecht/Zutphen, Dr. A.M. Soeterboek en drs. L.F. Stapper. Het geneesmiddel en zijn toepassing; 9e druk. Houten/Diegem, A.A.F. Jochems en F.W.M.G. Joosten. Zakwoordenboek der geneeskunde; 24e druk. Arnhem, Internet: (farmacotherapeutisch kompas) Dit boekje is een uitgave van: Nierpatiënten Vereniging Nederland in samenwerking met Het Zaans Medisch Centrum en is mede tot stand gekomen met bijdragen van: Abbott bv Amgen bv Baxter bv Fresenius bv Gambro bv Genzyme Europe bv Leo Pharma bv Roche Nederland De San memoboek 2007 Patiëntenversie multidisciplinaire richtlijnen pre-dialyse NVN/HMI Colofon Bussum, augustus 2009 Samenstelling en teksten Esther den Hartog, Zaans Medisch Centrum Petra Griffioen, Anja van Heuvelen, Commissie Voorlichting Dialyserenden, Nierpatiënten Vereniging Nederland Met dank aan Wilma Saras, Nierpatiënten Vereniging Nederland Eindredactie Marjolein Storm Vormgeving BuroDaan grafische vormgeving, Markelo Drukwerk Manuel Graphics, Vaassen