Onderzoeksbureau CMO Groningen WETEN WAAR WE STAAN SOCIAAL RAPPORT PROVINCIE GRONINGEN 2010 PROVINCIAAL CENTRUM VOOR MAATSCHAPPELIJKE ONTWIKKELING

Maat: px
Weergave met pagina beginnen:

Download "Onderzoeksbureau CMO Groningen WETEN WAAR WE STAAN SOCIAAL RAPPORT PROVINCIE GRONINGEN 2010 PROVINCIAAL CENTRUM VOOR MAATSCHAPPELIJKE ONTWIKKELING"

Transcriptie

1 Onderzoeksbureau CMO Groningen WETEN WAAR WE STAAN SOCIAAL RAPPORT PROVINCIE GRONINGEN 2010 PROVINCIAAL CENTRUM VOOR MAATSCHAPPELIJKE ONTWIKKELING 1

2 Onderzoeksbureau CMO Groningen VOORWOORD Hierbij presenteren wij het derde Sociaal Rapport van de provincie Groningen. Dit rapport geeft een beeld van de leefsituatie van de inwoners van onze provincie, en kan gebruikt worden om in gesprek met gemeenten, instellingen en burgers waar nodig en waar mogelijk, de leef situatie te verbeteren. CMO Groningen verzamelt en bewerkt sinds 1996 diverse gegevens voor de provincie om uitvoering te geven aan haar monitorrol. Als basis voor de gebiedsgerichte aanpak werden in voor zes v erschillende gebieden kengetallenrapporten opgesteld. De hieruit voortvloeiende lokale en regionale discussies waren bepalend voor de beleidslijnen die werden ingezet in de verschillende gebiedsprogramma s. Het provinciale equivalent van deze regionale kengetallenrapporten is het Provinciaal Sociaal Rapport En wij zijn verheugd nu het Provinciaal Sociaal Rapport 2010 te kunnen aanbieden. De ontwikkeling van het Sociaal Rapport werd begeleid door een klankbordgroep met vertegenwoordigers van de volgende afdelingen van de provincie Groningen: Communicatie en Kabinet, Cultuur & Welzijn, cluster Sociaal beleid, Economische Zaken, Omgevingsbeleid en Ruimtelijke plannen. Daarmee heeft dit derde rapport een concernbrede inkleuring gegeven aan het begrip sociaal beleid. De rode draad in dit derde rapport is het thema krimp en leefbaarheid. In het rapport wordt, naast vele andere bronnen, gebruik gemaakt van de gegevens van de GGD-gezondheidsenquête die in 2010 werd afgenomen onder de Groningse bevolking. Deze gegevens vormen een waardevolle aanvulling op de informatie die in het rapport over de verschillende onderwerpen wordt gegeven. Naast het gebruik van deze gegevens heeft de GGD ook haar expertise ter beschikking gesteld door feedback te leveren op de wijze waarop de gegevens in het rapport worden gebruikt. Wij spreken onze dank uit aan allen die hebben bijgedragen aan dit rapport en hopen dat de provincie en alle andere direct betrokkenen met dit rapport over voldoende en nuttig referentiemateriaal zullen beschikken om samen verdere invulling te kunnen geven aan de verbetering van de sociale infrastructuur van onze mooie provincie. T. Mulder E.H. van Hierden Directie CMO Groningen 2 3

3 Inhoudsopgave 1 INLEIDING 1.1 KRIMP ALS RODE DRAAD 1.2 GEGEVENS EN GEBIEDSINDELING 1.3 LEESWIJZER BEVOLKING EN DEMOGRAFISCHE ONTWIKKELINGEN 2.1 INLEIDING 2.2 OMVANG VAN DE BEVOLKING 2.3 ONTGROENING EN VERGRIJZING 2.4 HUISHOUDENSAMENSTELLING 2.5 NATUURLIJKE BEVOLKINGSGROEI EN MIGRATIEOVERSCHOT 2.6 ETNICITEIT ARBEID, ECONOMISCHE ONTWIKKELING EN WELVAART 3.1 INLEIDING 3.2 ECONOMISCHE ONTWIKKELING 3.3 BEROEPSBEVOLKING EN ARBEIDSPARTICIPATIE 3.4 WERKLOOSHEID EN WERKGELEGENHEID (inclusief vacatures) 3.5 SOCIALE ZEKERHEID 3.6 WELVAART WONEN EN WOONMILIEU 4.1 INLEIDING 4.2 DE WONINGVOORRAAD IN GRONINGEN 4.3 DE WAARDE VAN WONINGEN 4.4 KENMERKEN VAN DE WOONOMGEVING GEZONDHEID, ZORG EN KWETSBARE GROEPEN 5.1 INLEIDING 5.2 GEZONDHEID 5.3 KWETSBARE GROEPEN 5.4 ZORG EN WONEN 5.5 ZORG - EN DIENSTVERLENING MAAT SCHAPPELIJKE PARTICIPATIE 6.1 INLEIDING 6.2 VRIJWILLIGERSWERK 6.3 LIDMAATSCHAP VAN EEN VERENIGING 6.4 EENZAAMHEID 6.7 MATE VAN MAATSCHAPPELIJKE PARTICIPATIE LEEFBAARHEID EN VEILIGHEID 7.1 INLEIDING 7.2 SUBJECTIEVE LEEFBAARHEID 7.3 VOORZIENINGEN 7.4 VEILIGHEID 7.5 LEEFSITUATIE VAN DE PROVINCIE GRONINGEN VERWIJZINGEN BIJLAGEN BIJLAGE 1: TOELICHTING OP PROGNOSES BIJLAGE 2: METHODISCHE INFORMATIE OVER DE GGD-GEZOND- HEIDSENQUÊTE

4 Onderzoeksbureau CMO Groningen DE KERNPUNTEN OP EEN RIJ INLEIDING: KRIMP ALS RODE DRAAD I n dit Sociaal Rapport 2010 presenteren we een groot aantal gegevens over de leefsituatie van de Groninger bevolking. Het rapport geeft inzicht in de stand van zaken, ontwikkelingen en toekomstverwachtingen in het sociale domein. Aan het begin van ieder hoofdstuk worden de belangrijkste kernpunten per thema samengevat. Het Sociaal Rapport 2010 heeft als doel het aanreiken van (statistische) informatie ten behoeve van provinciaal, regionaal en lokaal beleid in het sociale domein en op aanpalende terreinen. Behalve algemene informatie over de stand van zaken in het sociale domein beogen we met dit rapport feitelijke informatie te geven die gebruikt kan worden bij het ontwikkelen van visie en beleid op het thema bevolkingsdaling. In het voorliggende hoofdstuk zetten we de kernpunten van ieder hoofdstuk op een rij, met als rode draad eventuele verschillen tussen de regio s die met bevolkings daling te maken hebben en de regio s waar dit niet het geval is. Bevolking en demografische ontwikkelingen Demografische ontwikkelingen hebben invloed op de leefsituatie van mensen (SCP, 2009). Bevolkingsdaling, vergrijzing, ontgroening en een verdunning van de huishoudens hebben gevolgen voor bijvoorbeeld het voorzieningenniveau, het onderwijsaanbod, de woonsituatie, maatschappelijke participatie en voor zorg en welzijn. Bevolkingskrimp is daarmee een actueel thema, zeker in de provincie Groningen waar het teruglopen van het aantal inwoners en huishoudens in verscheidene gebieden nu al een feit is. Sterke bevolkingsafname in de periode De totale bevolking van de provincie Groningen groeit momenteel en de verwachting is dat deze groei zal doorzetten tot ongeveer Daarna is de verwachting dat de bevolking gaat afnemen met 3,5%. Het meest opmerkelijk zijn de regionale verschillen. De grootste bevolkingsafname wordt verwacht in Noord- en Oost- Groningen. In Delfzijl wordt in de periode een daling van 48% verwacht. Ook in de andere gemeenten in de regio zal het inwoneraantal sterk dalen. Andere gemeenten met een sterke bevolkingsdaling zijn, Menterwolde en Bellingwedde, naar verwachting een afname tussen de 20% en 30%. In het centrum van de provincie ziet het er anders uit. Gemeenten als Groningen, Winsum en Leek zullen naar verwachting juist groeien (tussen de 5 en 10%). De gemeente Hoogezand-Sappemeer zal het sterkst groeien met een verwachte groei van 16% in de periode tot Ontgroening en vergrijzing zetten door Bevolkingsdaling wordt vaak in één adem genoemd met met ontgroening en vergrijzing. De krimpgebieden zijn de sterkst vergrijsde regio s; het aandeel 65-plussers is hier beduidend hoger dan in de niet-krimpgebieden, net als het aandeel 50- tot en met 64-jarigen. In 2010 is het aandeel 65-plussers bijvoorbeeld 20% in de regio Stadskanaal-Vlagtwedde-Bellingwedde en in het ruim 19%. Ter vergelijking, in de gehele provincie Groningen is het aandeel 65-plussers ongeveer 15%. Ook de gemeente Haren is een sterk vergrijsde gemeente met bijna 25% 65-plussers en 23% 50- tot en met 64-jarigen. In Groningen is de groene druk kleiner dan het landelijk gemiddelde; respectievelijk 35,8% en 38,9%. Tot 2030 zal de groene druk redelijk stabiel blijven. Wel daalt het aantal jeugdigen in de leeftijdscategorie van 0- tot 5- jarigen sterk en ook voor de toekomst wordt een verdere afname verwacht van het aantal jeugdigen, zoals terug te lezen valt in de Jeugdmonitor van de provincie Groningen (CMO Groningen, 2011). Deze terugloop zal consequenties hebben voor voorzieningen als kinderdagopvang, peuterspeelzalen en primair en voortgezet onderwijs. De grijze druk neemt echter sterk toe. De prognoses laten zien dat in 2030 de verhouding tussen het aantal 65-plussers en de mensen in de arbeidsproductieve leeftijd veel hoger is dan nu; een stijging van 25% naar 44%. Dit betekent dat vooral de ouderen in de toekomst zullen zorgen voor extra druk op de groep werkzame mensen. Steeds meer kleine huishoudens De trend in is dat er steeds kleinere huishoudens komen. Ook in de provincie Groningen is dit het geval. Het afgelopen decennium laat een stijging van het aantal eenpersoonshuishoudens zien en een daling van het aantal meerpersoonshuishoudens. In de toekomst zal het aantal eenpersoonshuishoudens verder toe nemen. Er wonen vooral veel alleenstaanden in de regio Groningen-Haren-Ten Boer. Dat komt grotendeels door het grote aantal studenten in de stad Groningen. De regio s Grootegast-Marum en Zuidhorn-Leek-Winsum- Bedum vallen juist op door het naar verhouding hoge percentage huishoudens met kinderen (44% en 40%). Dit zijn ook de regio s met de grootste gemiddelde huishoudengrootte. Hoger sterfteaantal dan geboorteaantal in de krimpgebieden Bevolkingsdaling heeft ook te maken met een stijgend sterftecijfer en een dalend geboortecijfer. De krimpgebieden hebben een negatief geboorteoverschot, ofwel hebben een hoger sterfteaantal dan een geboorteaantal. Het zijn vooral de regio s en Stadskanaal- Vlagtwedde-Bellingwedde die hier opvallen. Dit zijn ook de regio s die het sterkst onderhevig zijn aan vergrijzing. Daarentegen hebben de niet-krimpgebieden een positief geboorteoverschot. Meer vertrekkers in de krimpgebieden, meer vestigers in de niet-krimpgebieden Bevolkingsdaling heeft niet alleen te maken met een negatief geboorteoverschot, maar ook met een negatief migratieoverschot. In dat geval is het aantal vertrekkers hoger dan het aantal vestigers. Alle krimpgebieden hebben een negatief migratieoverschot, vooral het gebied (-9,7 per 1000 inwoners), (-6,7) en Veendam-Menterwolde-Pekela (-4,6). Op Zuidhorn-Leek-Winsum-Bedum na, hebben de nietkrimpgebieden een positief migratieoverschot. Arbeid, economische ontwikkeling en welvaart In de loop van 2008 was er sprake van de zwaarste wereldwijde economische recessie sinds de depressie in de jaren '30 van de vorige eeuw. Het is belangrijk om de economische ontwikkelingen en de effecten hiervan op arbeid en welvaart in kaart te brengen, zeker met de verwachte bevolkingsdaling in de provincie Groningen. Lage economische groei In Groningen is de economische groei in de periode achtergebleven bij de groei in en Noord-. In 2008 lag de groei boven de 2%, en was in dat jaar zelfs sterker dan landelijk. In de periode 2006 tot 2008 nam de werkloosheid zowel landelijk als provinciaal af. In december 2009 was als gevolg van de economische crisis een duidelijke stijging van de werkloosheid te zien; het aantal niet werkende werkzoekenden in de provincie Groningen was op dat moment ruim (9% van de totale beroepsbevolking). De verwachting is een tekort aan arbeidskrachten De Groninger beroepsbevolking bestond in 2009 uit personen, een stijging van 7% ten opzichte van In de periode steeg de bruto arbeidsparticipatie van 63,5% tot bijna 66%. De verwachting is echter dat vanaf 2011 de omvang van de potentiële beroepsbevolking (alle personen in de leeftijd van 15 tot 65 jaar) in zal afnemen. Als we ervan uitgaan dat de vraag naar arbeidskrachten in de toekomst minimaal gelijk zal blijven, betekent het dat er een tekort aan arbeidskrachten zal ontstaan. Werkgevers zullen moeten concurreren om de beschikbare arbeidskrachten. Er is een groei in de werkgelegenheid, behalve in de krimpgebieden In de periode steeg de werkgelegenheid provinciaal van tot ruim werkzame personen in De grootste groei heeft plaatsgevonden in de regio s waar krimp niet speelt. Binnen de krimpregio s 6 7

5 Onderzoeksbureau CMO Groningen is de groei in werkgelegenheid veel kleiner geweest; in de regio is het totale aantal banen zelfs met 1,3% afgenomen ten opzichte van Groningers hebben een relatief laag gemiddeld besteedbaar inkomen Het gemiddeld besteedbaar inkomen van de Groningse bevolking is lager dan dat van de gemiddelde er, namelijk versus euro. In de krimpregio s is het gemiddeld besteedbaar inkomen iets lager dan dat in de niet-krimpregio s. Het is wel opvallend dat het percentage huishoudens met een laag inkomen sinds 2005 is a fgenomen van 10,6% tot 9,3% in Ook is opvallend dat het percentage Groningers dat aangeeft moeite te hebben met rondkomen met de jaren ook steeds afneemt, namelijk van 36% in 2002 naar 25% in 2006 tot 22% in Tegelijkertijd neemt het aantal Groningers dat aangeeft te bezuinigen toe: in 2010 gaf bijna 88% van de Groningers aan in het afgelopen jaar te hebben bezuinigd, in 2002 was dit 68%. Wonen en woonmilieu Groningers zijn tevreden met hun woning Veel Groningers zijn tevreden met hun woonsituatie; 9 op de 10 inwoners van Groningen geeft aan dat ze tevreden zijn met hun woning. Wanneer een Groninger minder tevreden is met zijn of haar woning, dan gaat dit over de indeling (9%), een te kleine woning (14%) en slecht onderhoud van de woning (14%). Verder heeft de provincie Groningen, vergeleken met de rest van, een lage woningdichtheid en is het veel minder verstedelijkt. Een algemene stijging van de woningvoorraad, maar in de krimpgebieden minder nieuwbouw en meer onttrekkingen De woningvoorraad in de totale provincie Groningen groeit tussen 1995 en 2009 gestaag van tot woningen. In 2009 zijn er ongeveer nieuwe woningen gerealiseerd, waarvan het merendeel koop woningen (66%). Daarnaast zijn er rond de woningen aan de woningvoorraad onttrokken. De meeste nieuwbouw vond plaats in Hoogezand-Sappemeer- Slochteren en Groningen-Haren-Ten Boer. In alle krimpgebieden zijn minder nieuwe woningen gebouwd. Ook zijn in deze gebieden naar verhouding meer woningen verdwenen, in het bijzonder in het gebied. De meeste onttrekkingen vonden plaats in de sociale huursector; in 2009 vond in de provincie Groningen 70% van de totale onttrekkingen in deze sector plaats, voor geheel was dit 67%. Vooral in de lag dit percentage boven de landelijke en provinciale gemiddelden: 88% van de onttrekkingen in deze regio vond plaats in de sociale huursector. De WOZ-waarde en de verkoopwaarde van woningen is laag In Groningen zijn de WOZ-waarde, ofwel het bedrag waarover onroerendezaakbelasting moet worden betaald, en de verkoopwaarde van woningen relatief laag. In 2009 was de woningwaarde gemiddeld euro, in als geheel was dit gemiddeld euro. In de krimpregio s is de gemiddelde woningwaarde nog een stuk lager dan in de niet-krimpgebieden. In Grootegast-Marum is de gemiddelde woningwaarde het hoogst ( euro), in het gebied het laagst ( euro). De verkoopprijzen van woningen zijn in de provincie Groningen lager dan gemiddeld in. Gezondheid, zorg en kwetsbare groepen Minder Groningers roken en minder Groningers hebben last van overgewicht Het percentage rokers was in de provincie Groningen lange tijd hoger dan het landelijk gemiddelde, maar is in de afgelopen decennia wel steeds afgenomen. Vanaf 2010 is het percentage zelfs lager dan het landelijk gemiddelde. Het percentage mensen met overgewicht is stabiel gebleven en daarmee is de stijging van het aandeel mensen binnen de bevolking met overgewicht tot stilstand gekomen. Alcoholgebruik blijft een aandachtspunt in de provincie Groningen. Er wordt tot 2030 een forse toename van het aantal zorgvragende 65-plussers verwacht, met name in de krimpgebieden Het aandeel zorgvragende ouderen van 65 jaar en ouder blijkt in de krimpgebieden hoger te zijn dan in de nietkrimpgebieden. Dit hangt samen met de relatief sterke vergrijzing in deze regio s. De regio spant de kroon met de hoogste prevalentie van alledrie de onderscheiden zorgprofielen. Doordat het aantal ouderen zal toenemen, wordt er provinciebreed in 2030 een toename van 57% van het aantal zorgvragers van 65 jaar en ouder verwacht, met naar verwachting weer de grootste stijging in de regio. Meer mensen zullen een beroep doen op zorgvoorzieningen, terwijl de kosten hiervoor door minder mensen opgebracht moeten worden. Tegelijkertijd neemt het aantal arbeidskrachten dat beschikbaar is om zorg te leveren door de krimp juist af. Bij een gelijkblijvend aanbod zullen er in 2030 tekorten zijn aan voor ouderen geschikte woningen, aanleunwoningen en intramurale plaatsen Er was in 2010 in de provincie Groningen een overschot van ongeveer 4,5% aan woningen die geschikt zijn voor ouderen en hulpbehoevenden: wonen met diensten, ouderenwoningen, ingrijpend aangepaste woningen en nultredenwoningen. Bij een gelijkblijvend aanbod zal er in 2030 een tekort ontstaan van ruim van deze woningen. In de provincie Groningen was in 2010 een tekort van ruim aanleunwoningen. Bij een gelijkblijvend aanbod zal dit tekort in 2030 oplopen tot bijna In datzelfde jaar was tevens sprake van een licht overschot van intramurale plaatsen in verzorgings- en verpleeghuizen. Bij een gelijkblijvend aanbod zal er naar verwachting in 2030 een tekort ontstaan van ruim plaatsen. Maatschappelijke participatie Er zijn ongeveer Groningers die zeer beperkt maatschappelijk participeren De provincie Groningen vindt dat alle Groningers de mogelijkheid moeten hebben om actief in de samen leving te kunnen participeren en dat sociale uitsluiting of sociaal isolement moet worden tegengegaan. Net als in 2006 blijkt dat ongeveer 9% van de Groningers van 18 jaar en ouder (rond de mensen) beperkt maatschappelijk participeren. Deze mensen doen geen betaald werk, volgen geen onderwijs, doen geen vrijwilligers werk en zijn geen lid van een vereniging. De regio s Stadskanaal-Vlagtwedde-Bellingwedde en vallen op met relatief veel mensen die beperkt participeren (respectievelijk 11,3% en 12,2%). 65,5% van de Groningers is lid van één of meer verenigingen. Naarmate het opleidingsniveau van mensen hoger is, participeren zij vaker in het verenigingsleven. Het is opvallend dat 70% van de mensen met een bijstands uitkering geen lid is van een vereniging. Leefbaarheid en veiligheid Bevolkingskrimp en leefbaarheid worden vaak aan elkaar gerelateerd. In veel gevallen wordt krimp gezien als oorzaak voor een verslechtering van de leefbaarheid. Dit zal vooral gelden in gebieden waar een sterke bevolkingsdaling optreedt, zoals in de, Oost-Groningen en de Marne. Juist in gebieden met een geleidelijke bevolkingskrimp zal de leefbaarheid veel minder of niet onder druk komen te staan. Groningers zijn tevreden met hun woonomgeving Inwoners van Groningen zijn over het algemeen tevreden met hun woonomgeving. In 2010 geven zij gemiddeld een 7,8 aan hun woonomgeving, dit is iets hoger dan het landelijk gemiddelde uit Er zijn wat dit betreft geen duidelijke verschillen tussen krimp- en nietkrimpgebieden. Wel waarderen inwoners van de regio Grootegast-Marum hun woonomgeving het hoogst met een gemiddelde van 8,2, terwijl inwoners van de regio Groningen-Haren-Ten Boer hun woon omgeving gemiddeld een halve punt lager waarderen met een 7,7. Het oordeel van Groningers over de ontwikkeling van de buurt is vergelijkbaar met landelijke cijfers: 13% vindt dat hun buurt in het afgelopen jaar is vooruitgegaan, eenzelfde deel is van mening dat hun buurt is achteruitgegaan. Groningers oordelen verder positief over buurt verlichting en het onderhoud van wegen en groenvoorziening. Veel minder tevreden zijn de mensen over de voorzieningen voor kinderen en jongeren. In vergelijking met het landelijk gemiddelde vinden naar verhouding minder inwoners van Groningen dat er goede speelplekken voor kinderen zijn; 43% van de Groningers vindt dit tegenover 53% landelijk, een verschil van tien procentpunten. De voorzieningen voor jongeren worden nog minder goed gewaardeerd: slechts één op de vijf inwoners is het eens met de stelling dat er goede voorzieningen voor jongeren zijn. Minder voorzieningen en langere afstanden tot voorzieningen Het aantal voorzieningen binnen een gebied is in de provincie Groningen duidelijk lager dan landelijk. Dit heeft mede te maken met de lage mate van verstedelijking. De keuze in voorzieningen is dan ook voor de inwoners van de provincie Groningen lager dan landelijk. De gemiddelde afstand die mensen moeten afleggen om een voorziening te bereiken, verschilt per voorziening. De afstand tot een school, kinderdag verblijf of medische voorziening is binnen de provincie Groningen groter dan landelijk. Vooral leerlingen binnen het voortgezet onderwijs moeten voor hun scholing verder reizen. Bijvoorbeeld in de gemeenten Bedum, Ten Boer, Loppersum, Marum en Reiderland reizen leerlingen tussen de 7,5 en 9,8 kilometer naar school. Ook is de beschikbaarheid en bereikbaarheid van acute zorg buiten kantooruren in dunbevolkte gebieden van de provincie Groningen kwetsbaar (Argo, 2009). De gemiddelde afstand naar bibliotheken is gemiddeld iets kleiner dan in de rest van. Een relatief veilige omgeving Groningers voelen zich relatief veilig in hun woonbuurt. Toch voelt in 2009 ongeveer een kwart van de bevolking zich in het algemeen wel eens onveilig en 15% voelt zich wel eens onveilig in de eigen woonbuurt. Iets meer dan een kwart van de Groningers van 15 jaar en ouder wordt ieder jaar slachtoffer van criminaliteit. Het vaakst worden ze slachtoffer van vandalismedelicten (14%) en vermogensdelicten (13%). Deze verdeling is gelijk aan het landelijk gemiddelde. De meeste overlast wordt ondervonden door hondenpoep en rommel op straat; respectievelijk 33% en 18% van de Groningers vindt dit vaak voorkomen in hun woonbuurt. 8 9

6 Onderzoeksbureau CMO Groningen 1 INLEIDING 10 11

7 H I: Inleiding V oor u ligt het derde Sociaal Rapport van de provincie Groningen. In dit rapport wordt een beeld geschetst van de leefsituatie van de Groninger bevolking. We gaan in op de huidige stand van zaken, ontwikkelingen in de tijd en toekomstverwachtingen. Verschillende domeinen komen aan bod, zoals bevolkings ontwikkelingen, arbeid en inkomen, wonen en woonmilieu, zorg en welzijn, maatschappelijke participatie, leefbaarheid en veiligheid. Deze onderwerpen komen in hoofdlijnen overeen met het Sociaal Rapport Onderwijs en jeugd zijn in deze rapportage geen thema s; deze onderwerpen worden beschreven in de eerste Groninger Jeugdmonitor die tegelijkertijd met het Sociaal Rapport 2010 verschijnt. Het Sociaal Rapport 2010 heeft als doel het aanreiken van (statistische) informatie ten behoeve van provinciaal, regionaal en lokaal beleid in het sociale domein en aanpalende terreinen. Het rapport is bedoeld voor beleidsmakers van de provincie, gemeenten en maatschappelijke instellingen die actief zijn op sociale terreinen als wonen, welzijn, arbeid en zorg. Maar ook belangenorganisaties en betrokken burgers kunnen met de feiten en cijfers hun voordeel doen. De focus bij de beschrijving ligt vooral op het regionale aggregatieniveau, waarbij we gemiddelden van de provincie Groningen en als referentie gebruiken. Op veel maar niet alle onderdelen is ook informatie op gemeentelijk niveau beschikbaar. In sommige gevallen beschrijven we deze informatie in het rapport, maar meestal verwijzen we naar de website van CMO Groningen: Dit gebeurt met het volgende symbool: 1.1 Krimp als rode draad De provincie Groningen heeft al langere tijd te maken met bevolkingsdaling. Deze zal de komende jaren sterk doorzetten en naar verwachting grote gevolgen hebben voor de leefbaarheid van de verschillende regio s in de provincie (Provincie Groningen, 2010). De gevolgen van krimp zijn nu het meest zichtbaar op de woningmarkt, bijvoorbeeld door leegstand en waardedalingen van woningen. Maar krimp heeft ook gevolgen voor het aanbod van voorzieningen, zorg en welzijn, onderwijs, het bedrijfsleven en de werkgelegenheid. De provincie Groningen wil op basis van een gezamenlijke aanpak met gemeenten, Rijk en maatschappelijke organisaties een krachtige en realistische strategie ontwikkelen om de gevolgen van de bevolkingsdaling te kunnen sturen. Hoe kan de l eefbaarheid in stand worden gehouden in gebieden waar steeds minder mensen wonen? Wat zijn de mogelijkheden om de kracht van de regio s naar boven te halen? Behalve algemene informatie over de stand van zaken in het sociale domein beoogt het voorliggende rapport feitelijke informatie te geven die gebruikt kan worden bij het ontwikkelen van visie en beleid op het thema bevolkingsdaling. Hiertoe vergelijken we, bij de behandeling van de verschillende thema s, de gebieden die het meest met bevolkingsdaling te maken hebben, met de gebieden waar dit minder of niet het geval is (zie verder paragraaf 1.2). Op deze manier maken we zichtbaar waar sprake is van opvallende verschillen, en waar dat juist niet het geval is. 1.2 Gegevens en gebiedsindeling Objectieve en subjectieve gegevens Voor de uitwerking van dit rapport is gewerkt met een combinatie van objectieve en subjectieve gegevens. De ervaring leert dat juist deze combinatie van gegevens veel informatie oplevert. De objectieve gegevens zijn afkomstig uit een groot aantal bronnen, zoals het Centraal Bureau voor de Statistiek (Statline), UWV WERKbedrijf, de Noordelijke Arbeidsmarkt Verkenning (CAB, RUG), Provincie Groningen (Werkgelegenheidsonderzoek), WoOn (VROM), SYS- WOV (ABF Research) en Horizonline.nl (TNO). De subjectieve gegevens zijn voor een belangrijk deel afkomstig uit de GGD- Gezondheidsenquête Dit is een vierjaarlijks onderzoek dat door de HVD-GGD in de provincie Groningen wordt uitgezet onder de bevolking van 19 jaar en ouder. Vragen hebben betrekking op gezondheid, leefwijze, leefomgeving, zorggebruik en bezigheden. De GGD-gezondheidsenquête 2010 is uitgezet onder een representatieve steekproef van 2% van de bevolking van 19 jaar en ouder (N=9.018). De respons was 50% (N=4.472). Voor het doel van het Sociaal Rapport 2010 heeft de HVD-GGD de gemeenten in negen regio s ingedeeld (zie figuur 1). Omdat een van de regio s in feite een gemeente betreft (namelijk ) is er soms sprake van een relatief laag aantal respondenten op 12 13

8 H I: Inleiding Figuur 1.1 Gemeenten per regio specifieke vragen. Als het aantal respondenten kleiner is dan zeventig, dan worden de resultaten niet vermeld, omdat de betrouwbaarheid en validiteit dan niet gegarandeerd kunnen worden. Meer methodologische informatie over de GGD-gezondheidsenquête wordt gevonden in bijlage 2. De HVD-GGD heeft de analyses die opgenomen zijn in het Sociaal Rapport 2010 voor CMO Groningen uitgevoerd. CMO Groningen is de HVD-GGD zeer erkentelijk voor deze inspanning. Een klein deel van de subjectieve gegevens is afkomstig uit de Integrale Veiligheidsmonitor (IVM), die in 2010 landelijk is afgenomen. Deze monitor betreft onder meer de ervaring van leefbaarheid van de woonbuurt, buurtproblemen en onveiligheidsgevoelens. Omdat de peildata van de gebruikte bronnen van elkaar verschillen, is het niet haalbaar om altijd te rapporteren over dezelfde periodes. Per onderwerp maken we echter altijd gebruik van de meest recente gegevens beschikbaar. Prognoses De prognoses in dit rapport zijn gebaseerd op het Primos-model (ABF Research). De meest recente versie is Primos 2009 waarin de verwachtingen tot 2040 worden geschetst voor bevolking, demografische ontwikkelingen, huishoudens en de woningvoorraad (nieuwbouw en sloop). Primos 2009 wordt op alle regio s van de provincie toegepast, behalve op de regio. ABF Research heeft namelijk in 2007 in een regiospecifiek onderzoek het volgende vastgesteld "De regio wordt al sinds dertig jaar geconfronteerd met omvangrijke stabiele migratieverliezen op zowel regionaal als gemeentelijk niveau. Deze verliezen hangen nauw samen met de zwakke economische structuur van het gebied die resulteert in een achterblijvende groei van de werkgelegenheid. Voor de komende decennia is continuering van deze structurele verliezen het meest waarschijnlijk (ABF, 2007). De provincie Groningen heeft, in samenspraak met ABF research, vastgesteld dat Primos 2009 onvoldoende rekening houdt met deze omvangrijke stabiele migratieverliezen. Vandaar dat op dit model 1.3 leeswijzer Het Sociaal Rapport 2010 bevat, behalve deze inleiding, zes hoofdstukken waarin verschillende onderwerpen aan bod komen. Hoofdstuk 2 schetst een demografisch beeld van de Groninger bevolking. In hoofdstuk 3 besteden we aandacht aan de economische ontwikkelingen, arbeidsparticipatie en het welvaartsniveau van de Groningers. In de daaropvolgende hoofdstukken komen respectievelijk een correctie is uitgevoerd, gebaseerd op het uitgangspunt dat de migratieverliezen van de afgelopen dertig jaar zich ook de komende dertig jaar zullen voordoen. In dit rapport wordt dan ook voor de regio de geactualiseerde ABF 2007 prognose toegepast, in plaats van Primos Prognoses dienen altijd met de nodige voorzichtigheid geïnterpreteerd te worden. Bij het voorspellen van toekomstige ontwikkelingen heeft men altijd te maken met onzekerheden. Het is daarom van belang een prognose te lezen als een indicatie van de meest waarschijnlijke bevolkingsontwikkeling. Uitgegaan moet worden van de huidige situatie en niet van een onomstotelijke toekomstvoorspelling. Een verdere toelichting op de prognoses staat in bijlage 1. Gebiedsindeling In het Sociaal Rapport 2010 worden gegevens van de provincie Groningen vergeleken met landelijke cijfers en soms met andere provincies in. Daar waar mogelijk wordt een regionale vergelijking gepresenteerd waarbij onderscheid wordt gemaakt tussen de krimpgebieden en de niet-krimpgebieden in de provincie Groningen. Bevolkingsdaling in Noord- kenmerkt zich door grote regionale verschillen tussen enerzijds een groeiend centrum, de as Groningen Assen, en anderzijds een sterk achterblijvend achterland (Van Dam et al., 2009). De regio Groningen-Assen wordt gevormd door twaalf gemeenten in de provincies Groningen en Drenthe. Samen vormen zij de belangrijkste concentratie van bevolking en werkgelegenheid in Noord-. Deze tweedeling is als uitgangspunt genomen in de gebiedsindeling, zoals we die hanteren in deze rapportage. Op deze manier kan een goede vergelijking gemaakt worden tussen de gebieden waar krimp een hoofdthema is en de gebieden waar krimp momenteel minder speelt. Groningen kent 23 gemeenten die onderverdeeld zijn in vijf krimpgebieden en vier niet-krimpgebieden. Figuur 1.1 geeft de gebruikte gebiedsindeling grafisch weer. wonen (4), zorg en welzijn (5) en maatschappelijke participatie (6) aan bod. Het laatste hoofdstuk (7) gaat specifiek in op de waardering van Groningers voor hun omgeving, het voorzieningenaanbod en veiligheid. Een samenvatting van de gegevens wordt gegeven in het hoofdstuk De kernpunten op een rij. Krimpgebieden Veendam / Pekela / Menterwolde Grootegast Marum Stadskanaal / Vlagtwedde / Bellingwedde Zuidhorn Leek Winsum Bedum Groningen Haren Eemsmond Loppersum Ten Boer Slochteren Delfzijl Appingedam Menterwolde Veendam (in 2010 samengevoegd uit voormalige gemeentes Winschoten, Scheemda, Reiderland) Delfzijl, Appingedam, Loppersum, Eemsmond () Niet-krimpgebieden Groningen, Haren, Ten Boer Hoogezand-Sappemeer, Slochteren Zuidhorn, Leek, Winsum, Bedum Grootegast, Marum Hoogezand - S. Pekela GEMEENTEN PER REGIO Bellingwedde Stadskanaal Vlagtwedde Aanvullende en / of gemeentelijke gegevens op de website

9 Onderzoeksbureau CMO Groningen 2 BEVOLKING EN DEMOGRAFISCHE ONTWIKKELINGEN 16 17

10 H 2: Bevolking en demografische ontwikkelingen KERNPUNTEN VOORALSNOG GROEIT DE GRONINGER BEVOLKING, MAAR DE VERWACHTING IS DAT DEZE NA 2020 ZAL AFNEMEN. DE KRIMPGEBIEDEN HEBBEN NU AL TE MAKEN MET EEN BEVOLKINGSAFNAME. DE VOORSPELLING IS DAT DE KOMENDE DECENNIA HET AANTAL INWONERS IN DEZE GEBIEDEN STERK ZAL TERUGLOPEN. DE KRIMPGEBIEDEN ZIJN DE STERKST VERGRIJSDE REGIO S; HET AANDEEL 0- TOT 19- JARIGEN IS OPVALLEND HOOG IN DE GEBIEDEN ZUIDHORN-LEEK-WINSUM-BEDUM EN GROOTEGAST-MARUM. DE VERWACHTING IS DAT DE GROENE DRUK TOT 2030 ONGEVEER GELIJK BLIJFT, DE GRIJZE DRUK NEEMT STERK TOE. IN GRONINGEN ZIEN WE EEN TOENAME VAN HET AANTAL EEN- PERSOONSHUISHOUDENS EN EEN AFNAME VAN HET AANTAL MEERPERSOONSHUISHOUDENS. DE KRIMPGEBIEDEN HEBBEN EEN NEGATIEF GEBOORTEOVERSCHOT, OFWEL HEBBEN EEN HOGER STERF- TEAANTAL DAN EEN GEBOORTEAANTAL. DAARENTEGEN HEBBEN DE NIET-KRIMPGEBIEDEN EEN POSITIEF GEBOORTEOVERSCHOT. ALLE KRIMPGEBIEDEN KAMPEN VERDER MET MEER VERTREKKERS DAN VESTIGERS EN HEBBEN EEN NEGATIEF MIGRATIEOVERSCHOT. OP ZUIDHORN-LEEK-WINSUM-BEDUM NA HEBBEN DE NIET-KRIMP- GEBIEDEN EEN POSITIEF MIGRATIE- OVERSCHOT. ROND DE 13% VAN DE GRONINGER BEVOLKING HEEFT EEN ALLOCHTONE ACHTER- GROND, DAARVAN HEEFT 6% EEN NIET-WESTERSE HERKOMST. UIT DE GGD-GEZONDHEIDSENQUÊTE 2010 BLIJKT DAT MEER DAN EEN KWART VAN DE GRONINGERS DE KOMENDE JAREN WIL VERHUIZEN. HET ALGEMENE BEELD DAARBIJ IS DAT INWONERS VAN DE GEBIEDEN WAAR BEVOLKINGSDALING MINDER SPEELT EEN STERKERE VERHUIS- WENS HEBBEN DAN INWONERS VAN GEBIEDEN MET BEVOLKINGS- DALING. HET ZIJN VOORAL DE JONGEREN DIE EEN STERKE VER- HUISDRANG HEBBEN. NAARMATE IEMAND OUDER WORDT, NEEMT DE VERHUISGENEIGDHEID AF INLEIDING Demografische ontwikkelingen hebben invloed op de leefsituatie van mensen (SCP, 2009). Bevolkingsdaling, vergrijzing, ontgroening en een verdunning van de huishoudens hebben gevolgen voor bijvoorbeeld het voorzieningenniveau, het onderwijsaanbod, de woonsituatie, maatschappelijke participatie en voor zorg en welzijn. Deze ontwikkelingen zijn daarmee bepalende thema s voor de komende jaren en op vrijwel alle beleidsterreinen zullen ze hun invloed doen gelden. Omvang van de bevolking In 2009 telde de provincie Groningen inwoners. Vanaf 1990 is het aantal inwoners met 3,5% gegroeid met een lichte afname tussen 2006 en Landelijk zien we een gelijke trend en een groeiende bevolking met een kleine afname in de groei in 2007 (SCP, 2009). Voor de Figuur 2.1 Ontwikkeling bevolking ( ) en prognoses ( ) / Bron: CBS Statline, Primos In 2009 hadden de meeste gemeenten te maken met een bevolkingsdaling, met name het aantal inwoners in de gemeenten Grootegast, Haren en Appingedam is gedaald. De grootste groeigemeenten waren Groningen, Marum, Hoogezand-Sappemeer en Zuidhorn. De verwachting is dat deze gemeentelijke verschillen zullen blijven bestaan (zie Figuur 2.2). Voor 2040 (ten opzichte van 2010) is de voorspelling dat een groot deel van de gemeenten te maken krijgt met een bevolkingsdaling. In Delfzijl wordt in de periode een daling van 48% verwacht, van naar inwoners. Ook in de andere gemeenten in de regio zal het inwoneraantal sterk dalen in de periode ; het aantal inwoners in Loppersum zal met 29% dalen, Appingedam met 23% en Eemsmond met 23%. Andere gemeenten met een sterke bevolkingsafname zijn, Menterwolde en 2005 In dit hoofdstuk geven we een overzicht van de veranderingen in omvang en samenstelling van de Groninger bevolking. Centrale vragen zijn: hoeveel mensen wonen er in Groningen? Zijn dit vooral ouderen, jongeren of mensen van middelbare leeftijd? Hoe ziet de huishoudopbouw eruit en hoeveel allochtonen wonen er in Groningen? Ook bekijken we hoeveel mensen naar Groningen zijn verhuisd of er juist zijn weggetrokken. Daarnaast beschrijven we de ontwikkelingen die zich rondom deze thema s afspelen. komende veertig jaar wordt voorspeld dat de omvang van de Groninger bevolking tot 2020 ongeveer stabiel zal blijven; na 2020 is de verwachting dat het aantal inwoners met ongeveer 3,5% zal afnemen in 2040 (figuur 2.1) prog prog prog prog prog prog prog Bellingwedde. De verwachting is dat het aantal inwoners in Hoogezand-Sappemeer het sterkst zal toenemen. Deze bevolkingsdaling zal gevolgen hebben, vooral voor de regio s en Oost-Groningen en gemeente de Marne. De verwachting is dat veel voorzieningen onder druk komen te staan en dit heeft weer gevolgen voor de bereikbaarheid van deze voorzieningen. Ook is de verwachting dat de maatschappelijke participatie afneemt want bij een daling van het aantal inwoners zal een deel van het verenigingsleven niet in stand gehouden kunnen worden. Daarbij maakt een afname van de werkgelegenheid en een daarmee gepaard gaande verslechtering van de economische situatie, deze regio s extra gevoelig voor de gevolgen van bevolkingsdaling (Dijkstal en Mans, 2009)

11 H 2: Bevolking en demografische ontwikkelingen Figuur 2.2 Bevolkingsprognose op gemeenteniveau, 2040 t.o.v / Bron: Primos 2009, Primos 2007 ( gemeenten: Appingedam, Delfzijl, Eemsmond, Loppersum) meer dan 10% toename 0-10% toename 0-10% afname 10-20% afname 20-30% afname 30-40% afname meer dan 40% afname Grootegast Marum Zuidhorn Leek Winsum Bedum Groningen Eemsmond Haren Loppersum Ten Boer Slochteren Hoogezand - S. Delfzijl Appingedam Menterwolde Scheemda BEVOLKINGSPROGNOSE IN % Reiderland Winschoten Tabel 2.1 Aantal inwoners naar leeftijd, absolute aantallen (2010) / Bron: CBS Statline Krimpgebieden Veendam/Menterwolde/Pekela Stadskanaal/Vlagtwedde/Bellingwedde Niet-krimpgebieden Groningen/Haren/Ten Boer Hoogezand-Sappemeer/Slochteren Zuidhorn/Leek/Winsum/Bedum Grootegast/Marum Groningen (prov.) totaal totaal Veendam Pekela Bellingwedde Tabel 2.2 Aantal inwoners naar leeftijd, percentages van totaal aantal inwoners (2010) / Bron: CBS Statline Provincie Groningen Totaal Stadskanaal Vlagtwedde Krimpgebieden Veendam/Menterwolde/Pekela Stadskanaal/Vlagtwedde/Bellingwedde ,7 25,9 17,2 22,8 22, ,0 14,2 13,8 14,0 13, ,0 21,7 22,4 21,9 21, ,5 21,9 23,5 22,6 24, ,4 10,9 10,4 10,1 10, ,3 9,2 8,9 8,7 8,1 Duidelijk is dat het aantal inwoners in de provincie zal gaan afnemen en dat daarin grote gemeentelijke verschillen bestaan. De volgende paragrafen zullen ingaan op de onderliggende redenen van deze bevolkingskrimp: ontgroening en vergrijzing, daling van het aantal huishoudens en een vertrekoverschot. Niet-krimpgebieden Groningen/Haren/Ten Boer Hoogezand-Sappemeer/Slochteren Zuidhorn/Leek/Winsum/Bedum Grootegast/Marum ,2 23,5 26,4 27, ,3 15,0 13,5 14, ,2 23,3 22,6 24, ,8 21,6 22,1 19, ,2 9,4 8,9 8, ,3 7,2 6,4 6,1 2.3 Ontgroening en vergrijzing Twee demografische ontwikkelingen, ontgroening en vergrijzing, stonden centraal in het Sociaal Rapport 2006 (CMO Groningen, 2006). De sterke ontgroening ligt vooral aan de jongvolwassenen en starters die van platteland naar stad trekken. Veel jongeren vestigen zich in stedelijke gebieden om daar een studie te volgen of om werk te zoeken. De stad Groningen heeft bijvoorbeeld een sterke aantrekkingskracht op deze groep. Veelal blijven deze jongeren in die gebieden wonen waar voldoende werk is; slechts een klein deel keert weer terug naar het gebied waar ze zijn opgegroeid (SCP, 2006). De sterkere vergrijzing komt door het steeds ouder worden van de bevolking en de toename van het aandeel ouderen. Er is als het ware sprake van een dubbele vergrijzing (Janssen en Lammerts, 1999). Leeftijdsontwikkeling In de tabellen 2.1 en 2.2 staat het aantal inwoners verdeeld in verschillende leeftijdsklassen naar regio (absolute aantallen en percentages). Relatief telt Groningen iets meer 75-plussers dan landelijk; 7,2% tegenover 6,9%. Het aandeel jongeren (0-19 jaar) ligt daarentegen lager. Het aandeel jongvolwassenen (20-34 jaar) ligt in Groningen een stuk hoger dan gemiddeld in. Dit heeft grotendeels te maken met de grote studentenpopulatie in de stad Groningen. De gebieden Zuidhorn-Leek-Winsum-Bedum en Grootegast-Marum vallen op door het hoge aandeel 0- tot en met 19-jarigen, en Groningen-Haren-Ten Boer door het hoge aandeel 20- tot en met 34-jarigen. De krimpgebieden zijn de sterkst vergrijsde regio s; het aandeel 65-plussers ligt hier beduidend hoger dan provinciaal en landelijk, net als het aandeel 50- tot en met 64-jarigen. Vooral de gemeenten Appingedam, Bellingwedde, Eemsmond, Vlagtwedde en Stadskanaal vallen hier op omdat 1 op de 5 inwoners 65 jaar of ouder is. Ook Haren is een sterk vergrijzende gemeente met bijna 25% 65-plussers en 23% 50- tot en met 64-jarigen. Groningen (prov.) 22,2 23,7 20,5 18,2 21,3 22,7 20,2 20,1 8,4 8,4 7,2 6,

12 H 2: Bevolking en demografische ontwikkelingen Leeftijdsprognoses Het aantal ouderen zal de komende jaren verder toe nemen. Naar schatting zal in de provincie Groningen het aantal 65-plussers met zijn toegenomen in Een derde van hen is tussen de 65 en 75 jaar oud en ruim tweederde is ouder dan 75 jaar. Figuur 2.3 laat zien dat in gemeente de grootste toename van het aantal 65-plussers wordt verwacht (23,9% toename in 2040 ten opzichte van 2010), gevolgd door Grootegast-Marum (18,4%). De minst vergrijzende regio is Groningen-Haren-Ten Boer, wat deels te maken heeft met de grote studentenpopulatie in Groningen stad. Verwacht wordt dat het aantal 65-plussers in Groningen- Haren-Ten Boer met 6,6% zal toenemen. Het aantal jongeren zal in 2040 afnemen. De verwachting is dat voor de gehele provincie Groningen het aantal jongeren in de leeftijd 0-29 jaar met zal afnemen in en Grootegast-Marum zullen naar verhouding het sterkst ontgroenen, een afname van respectievelijk 8,3% en 7,8% in 2040 ten opzichte van Ook de middengroep tot 65 jaar zal in de toekomst in aantal afnemen (Primos Prognose 2009). Groene en grijze druk Figuur 2.4 geeft de groene en grijze druk per gemeente weer. De groene druk geeft de verhouding weer tussen de jongeren onder de twintig jaar weer ten opzichte van de werkzame bevolking (20- tot en met 64- jarigen). In Groningen is de groene druk kleiner dan het landelijk gemiddelde, respectievelijk 35,8% en 38,9%. De gemeenten Zuidhorn en Grootegast vallen op door het hoge aandeel 0-tot en met 19-jarigen ten opzichte van de Figuur Groene druk, percentage van totale werkzame bevolking (2010) / Bron: CBS Statline werkzame bevolking; respectievelijk 49,3% en 48,3%. De grijze druk heeft betrekking op het aantal 65-plussers ten opzichte van het aantal 20- tot en met 64- jarigen. De provinciale en landelijke gemiddelden liggen ongeveer gelijk, namelijk rond de 25%. Toch hebben veel gemeenten een hogere grijze druk dan het landelijke en provinciale gemiddelde. Haren is de gemeente met de hoogste grijze druk (47,5%). Figuur 2.3 Bevolkingsprognose naar leeftijd en regio, 2040 t.o.v / Bron: CBS Statline Groningen (prov.) Grootegast/Marum Zuidhorn/Leek/ Winsum/Bedum >45 Zuidhorn Grootegast Leek Winsum Bedum Groningen Eemsmond Loppersum Ten Boer Slochteren Delfzijl Appingedam GROENE DRUK IN % Scheemda Reiderland Hoogezand-Sappemeer /Slochteren Marum Haren Hoogezand - S. Menterwolde Winschoten Groningen/Haren /Ten Boer Veendam Pekela Bellingwedde Stadskanaal Vlagtwedde Provincie Groningen Totaal Stadskanaal/Vlagtwedde /Bellingwedde Veendam/Menterwolde /Pekela ,5% Haren is de gemeente met de HOOgsTE grijze druk ten opzichte van het landelijke gemiddelde van ROND de 25%

13 H 2: Bevolking en demografische ontwikkelingen Figuur Grijze druk, percentage van totale werkzame bevolking (2010) / Bron: CBS Statline verhouding tussen het aantal 65-plussers en de mensen in de arbeidsproductieve leeftijd veel hoger is dan nu; een stijging van 25% naar 44%. Wat betekenen deze verhoudingen nu? Van het nietwerkende deel van de Groninger bevolking, ofwel de 0- tot en met 19-jarigen en de 65-plussers, zullen vooral de ouderen in de toekomst zorgen voor extra druk op de groep werkzame mensen. De verwachting is dat vooral de vraag naar zorg zal toenemen; immers, het veranderen van de samenstelling van de bevolking betekent ook dat de behoefte aan zorg verandert (zie ook hoofdstuk 5) >35 Eemsmond GRIJZE DRUK IN % Figuur 2.5 Demografische druk in de provincie Groningen ( ) en prognoses ( ) / Bron: CBS Statline, Primos 2009 Zuidhorn Grootegast Leek Winsum Bedum Groningen Loppersum Ten Boer Slochteren Delfzijl Appingedam Scheemda Reiderland Groene druk Grijze druk 50 GROENE- EN GRIJZE DRUK IN % Marum Haren Hoogezand - S. Menterwolde Winschoten 45 Bellingwedde Veendam Pekela Stadskanaal Vlagtwedde Provincie Groningen Totaal prog prog prog prog Huishoudensamenstelling Ontwikkeling van en prognoses voor de groene en grijze druk De ontwikkelingen door de jaren heen en de prognoses laten zien dat de groene druk in de provincie Groningen vrijwel gelijk blijft en dit ook zal blijven tot 2030 (rond de 36%). Ondanks dat de groene druk dus min of meer stabiel blijft, neemt het aantal kinderen en jeugdigen wel degelijk af. De Jeugdmonitor van de provincie Groningen (CMO Groningen, 2011) laat zien dat vooral het aantal jeugdigen in de leeftijdscategorie van 0 tot 5 jaar sterk daalt, namelijk 9,5% in 2010 ten opzichte van De leeftijdscategorieën van 5 tot 10 jaar en van 10 tot 15 zijn relatief stabiel gebleven in de genoemde periode (respectievelijk een daling van 1,2 % en een stijging van 1,9 %). Ook voor de toekomst wordt een verdere afname verwacht van het aantal jeugdigen; over vijf jaar zal het aantal kinderen onder de 5 jaar met ongeveer 4% afnemen en over vijftien jaar met 2% (ongeveer 650 kinderen). De voorspelling is dat het aantal 4- tot en met 12-jarigen over vijf jaar met ongeveer 8% zal afnemen en over vijftien jaar met 12% (een kleine 7.000). De terugloop van het aantal jeugdigen zal consequenties hebben voor voorzieningen als kinderdagopvang, peuterspeelzalen en primair en voortgezet onderwijs. In Noordoost- en Oost-Groningen wordt verwacht dat het aantal leerlingen in het primair onderwijs daalt met 34% tot 50% in Dit heeft niet alleen gevolgen voor de scholen zelf, maar ook voor de kwaliteit van het onderwijs en de opbouw van het personeelsbestand (zie Dijkstal en Mans, 2009). De verwachting is dat de grijze druk sterk zal toenemen. De prognoses laten dan ook zien dat in 2030 de In is een trend zichtbaar naar steeds kleinere families, ofwel een verdunning van de huishoudens. Naast ontgroening en vergrijzing is deze huishoudenverdunning een belangrijke maatschappelijke ontwikkeling met gevolgen voor de leefsituatie van de bevolking (SCP, 2006). Deze paragraaf gaat in op het aantal en type huishoudens en de huishoudenontwikkeling. Type huishoudens Tabel 2.3 beschrijft de verschillende typen huishoudens naar regio voor het jaar Deze verschillende typen hebben we afgezet tegen het totaal aantal particuliere huishoudens. Door het CBS worden particuliere huishoudens omschreven als één of meer personen die samen een woonruimte bewonen en zichzelf daar particulier, dus niet-bedrijfsmatig voorzien in de dagelijkse levensbehoeften. De provincie Groningen had in huishoudens; daarvan was het merendeel een eenpersoonshuishouden (41%). Daarnaast bestond 35% uit meerpersoonshuishoudens zonder kinderen en 37% uit huishoudens met kinderen. Het percentage eenpersoonshuishoudens ligt in Groningen hoger dan in als geheel, terwijl het percentage huishoudens met kinderen een stuk lager is (een verschil van vijf procentpunten). Het aandeel huishoudens zonder kinderen is ongeveer gelijk. Naar verhouding wonen er veel alleenstaanden in de regio Groningen-Haren-Ten Boer. Dat komt grotendeels door het aantal studenten in de stad Groningen. De andere regio s hebben naar verhouding minder alleenstaanden dan het provinciale en landelijk gemiddelde. Grootegast-Marum en in iets mindere mate Zuidhorn- Leek-Winsum-Bedum vallen op door het hoge percentage huishoudens met kinderen. Dit zijn ook de regio s met de grootste gemiddelde huishoudengrootte, respectievelijk gemiddeld 2,6 en 2,4 personen

14 H 2: Bevolking en demografische ontwikkelingen Tabel 2.3 Huishoudens naar type (% van totaal aantal particuliere huishoudens) en grootte (gemiddelden) (2009) / Bron: CBS Statline Krimpgebieden Veendam/Menterwolde/Pekela Stadskanaal/Vlagtwedde/Bellingwedde Eenpersoonshuishoudens 28,9 30,1 33,1 30,8 32,7 Huishoudens zonder kinderen 34,5 35,7 33,4 34,4 34,4 Huishoudens met kinderen 36,6 34,2 33,5 34,8 32,9 Huishoudengrootte 2,3 2,3 2,2 2,3 2,2 zien dat de toename van alleenstaanden vooral voorkomt in de groep 20- tot en met 29-jarigen. Dit zou grotendeels samenhangen met het eerder uit huis gaan van jongeren. In de leeftijdsgroep van 30 tot 60 jaar is de groei van het aandeel alleenstaanden bescheiden, en ook in de groep 60- tot en met 79-jarigen vindt vrijwel geen verandering plaats. Dit laatste is in tegenspraak is met het beeld van de verweduwde oudere; blijkbaar worden ouderen vaker samen oud. Juist in de groep 80-plussers is een sterke toename in het aandeel alleenstaanden te zien. Een belangrijke oorzaak van de groei in het aantal alleenstaande ouderen is het afnemende gebruik van intramurale verpleging en verzorging (SCP, 2009). Hieruit volgend zal de toename van het aantal alleenstaanden in de provincie Groningen deels voortkomen uit het eerder uit huis gaan van jongeren (individualisering) en deels door de toenemende vergrijzing. Niet-krimpgebieden Groningen/Haren/Ten Boer Hoogezand-Sappemeer/Slochteren Zuidhorn/Leek/Winsum/Bedum Grootegast/Marum Eenpersoonshuishoudens 56,3 30,3 26,8 23,7 Huishoudens zonder kinderen 23,5 33,6 33,4 32,1 Huishoudens met kinderen 20,2 36,1 39,8 44,2 Huishoudengrootte 1,7 2,3 2,4 2,6 Figuur 2.7 Ontwikkeling van typen huishoudens ( ) en prognoses ( ) / Bron: CBS Statline, Primos Groningen (prov.) 41,2 35,8 29,5 29,6 29,3 34,5 2,1 2, Eenoudergezinnen Beleidsmatig is ook het aandeel eenoudergezinnen van belang. Een eenoudergezin bestaat uit één ouder met één of meer kinderen. Ongeveer 20% van de Groninger huishoudens met kinderen bestaat uit eenoudergezinnen. Dit ligt één procentpunt hoger dan het landelijke gemiddelde. Opmerkelijk is dat de gebieden waar bevolkingsdaling niet speelt naar verhouding meer eenoudergezinnen hebben, op Grootegast-Marum na. De krimpgebieden hebben daarentegen naar verhouding minder eenoudergezinnen dan gemiddeld (Figuur 2.6). Deze resultaten zijn niet verklaarbaar uit het aantal echtscheidingen en verweduwde personen. CBS gegevens laten zien dat hier geen noemenswaardige regionale verschillen in zijn prog Eenpersoonshuishoudens Meerpersoonshuishoudens zonder kinderen prog prog prog prog Meerpersoonshuishoudens met kinderen prog Figuur 2.6 Aandeel eenoudergezinnen (% van aantal huishoudens met kinderen), 2009 / Bron: CBS Statline Tabel 2.4 geeft het type huishoudens naar regio waarbij we 2010 afzetten tegen 2000 door middel van indexcijfers. De ontwikkeling ten opzichte van 2000 laat zien dat het aantal huishoudens naar verhouding minder snel stijgt in de regio s en ; het aantal meerpersoonshuishoudens met en zonder kinderen daalt hier zelfs. Overigens zien we in alle krimpgebieden een daling van het aantal huishoudens met kinderen, net als in de regio Zuidhorn-Leek-Winsum-Bedum. Mogelijke gevolgen hiervan zullen terug te zien zijn in het aantal jeugdigen en kinderen (zie eerder in dit hoofdstuk) en de daarmee gepaard gaande druk op voorzieningen als kinderopvang en onderwijs. 20 Tabel 2.4 Huishoudens naar type (% van totaal aantal particuliere huishoudens) en grootte (gemiddelden) (2009) / Bron: CBS Statline Veendam Menterwolde Pekela Stadskanaal Vlagtwedde Bellingwedde Ontwikkeling en prognoses van huishoudens In de provincie Groningen is het totaal aantal particuliere huishoudens gestegen van in 2000 naar in 2010; een stijging van meer dan 5%. Deze stijging is vooral te relateren aan een daling van het aantal meerpersoonshuishoudens (met en zonder kinderen) en een stijging van het aantal eenpersoonshuishoudens. Het afgelopen decennium is het aantal eenpersoonshuishoudens Groningen Haren Ten Boer Hoogezand- Sappemeer Slochteren Zuidhorn Leek/Winsum Bedum Grootegast Marum Groningen (prov.) gestegen van ongeveer in 2000 naar in Figuur 2.7 toont deze ontwikkeling in percentages. Dit geeft onder meer aan dat ook in de provincie Groningen een huishoudingverdunning plaatsvindt. Deze verdunning blijkt ook uit de gemiddelde huishoudengrootte: in 1995 bestond een huishouden uit gemiddeld 2,19 personen, in 2009 uit 2,06 personen. Onderzoek van het Sociaal en Cultureel Planbureau laat Krimpgebieden Veendam/Menterwolde/Pekela Stadskanaal/Vlagtwedde/Bellingwedde Niet-krimpgebieden Groningen/Haren/Ten Boer Hoogezand-Sappemeer/Slochteren Zuidhorn/Leek/Winsum/Bedum Grootegast/Marum Groningen (prov.) Totaal particuliere huishoudens 104,7 104,0 100,7 99,9 103,6 Totaal particuliere huishoudens 109,5 108,9 107,9 108,6 106,5 108,6 120,2 117,7 105,2 107,3 114,2 113,5 121,8 122,8 118,4 114,4 117,5 Eenpersoonshuishoudens Meerpersoonshuishoudens zonder kinderen 103,8 101,7 99,5 99,6 106,3 Eenpersoonshuishoudens Meerpersoonshuishoudens zonder kinderen 103,2 103,5 109,4 106,1 103,2 105,8 Meerpersoonshuishoudens met kinderen 95,6 96,0 97,9 94,2 92,6 Meerpersoonshuishoudens met kinderen 106,7 104,5 98,4 105,7 100,1 102,

15 H 2: Bevolking en demografische ontwikkelingen 2.5 Natuurlijke bevolkingsgroei en migratieoverschot Naast ontwikkelingen als ontgroening en de afname van het aantal huishoudens wordt de toe- of afname van de bevolking veroorzaakt door een natuurlijke bevolkingsgroei (het verschil tussen het aantal geboorten en sterftegevallen) en een migratieoverschot (het verschil tussen het aantal vestigers en vertrekkers). Natuurlijke bevolkingsgroei De natuurlijke bevolkingsgroei in Groningen en staat weergegeven in tabel 2.5. Het aantal geboorten overtreft het aantal sterfgevallen in de provincie Groningen. Dat betekent dat er een natuurlijke groei is in Groningen. In 2009 bedroeg deze groei iets minder dan 700 personen. Door de jaren zien we hier wel een afnemende trend: in 2005 bedroeg de natuurlijke aanwas 727 personen en in 2000 nog 1052 personen. Door berekening van het relatieve geboorteoverschot is vergelijking met landelijke gegevens mogelijk. Per 1000 inwoners is het geboorteoverschot in de provincie Groningen een stuk lager dan het landelijk gemiddelde geboorteoverschot, respectievelijk 1,2 en 3,1. De krimp gebieden hadden in 2009 een negatief geboorteoverschot, ofwel het aantal sterfgevallen is hoger dan het aantal geboortes. Het en Stadskanaal- Vlagtwedde-Bellingwedde vallen hier op. Dit zijn ook de regio s die het sterkst onderhevig zijn aan vergrijzing (zie ook paragraaf 2.2). De verwachting is dan ook dat het aantal sterfgevallen in de komende jaren zal toenemen. De niet-krimpgebieden hadden in 2009 een positief geboorteoverschot. Tabel 2.5 Natuurlijke bevolkingsgroei, absoluut en per 1000 inwoners (2009) / Bron: CBS Statline Krimpgebieden Veendam/Menterwolde/Pekela Stadskanaal/Vlagtwedde/Bellingwedde Geboorte aantal per 1000 inwoners 10,6 9,7 9,1 9,1 9,7 Sterfte aantal per 1000 inwoners 10,3 10,9 11,0 9,8 9,9 Geboorte overschot aantal per 1000 inwoners 0,4-1,2-1,9-0,7-0,2 Niet-krimpgebieden Groningen/Haren/Ten Boer Hoogezand-Sappemeer/Slochteren Zuidhorn/Leek/Winsum/Bedum Grootegast/Marum Geboorte aantal per 1000 inwoners 11,0 10,1 10,5 10,2 Sterfte aantal per 1000 inwoners 8,3 8,6 8,5 7,0 Geboorte overschot aantal per 1000 inwoners 2,7 1,5 2,1 3,2 Groningen (prov.) ,3 11, ,1 8, ,2 3,1 Verhuizingen Het verschil tussen het aantal vestigers en vertrekkers, het binnenlands migratieoverschot, staat in tabel 2.6. Per 1000 inwoners heeft de provincie Groningen vooralsnog een positief migratieoverschot. Dat betekent dat zich hier meer mensen vestigen dan dat er vertrekken. Dit heeft vooral te maken met het hoge migratieoverschot van de regio Groningen-Haren-Ten Boer, wat deels gerelateerd kan worden aan de studentenstad Groningen. De verhuismobiliteit ligt hier het hoogst van de provincie, namelijk 183 verhuizingen per 1000 inwoners, tegenover een gemiddelde van 102 verhuizingen provinciaal en 99 verhuizingen landelijk (niet in tabel opgenomen). Bekend is dat het hoogste aandeel verhuizende inwoners vooral in veel studentensteden voorkomt. Na het afronden van de studie verlaten studenten doorgaans de gemeente om elders werk te vinden. Ook verhuizingen binnen de gemeente komen bij deze groep relatief meer voor. De stad Groningen telt relatief de meeste verhuizers: 18 procent van de inwoners verhuisde in 2008 (CBS, 2010). Alle krimpgebieden hebben een negatief migratieoverschot, vooral het gebied (-9,7 per 1000 inwoners), (-6,7) en Veendam-Menterwolde- Pekela (-4,6). Ook niet-krimpgebied Zuidhorn-Leek- Winsum-Bedum kampt met meer vertrekkers dan vestigers

16 H 2: Bevolking en demografische ontwikkelingen Tabel 2.6 Binnenlands migratieoverschot, absoluut en per 1000 inwoners (2009) / Bron: CBS Statline Krimpgebieden Veendam/Menterwolde/Pekela Stadskanaal/Vlagtwedde/Bellingwedde Vestiging in regio aantal Vertrek uit regio aantal Binnenlands migratieoverschot aantal per 1000 inwoners -4,6-0,1-1,7-9,7-6,7 Verhuiswensen In het Woononderzoek wordt al jaren onderzoek gedaan naar het gedrag en de voorkeuren van de woonconsument, waaronder ook verhuiswensen. Op basis van WoON 2006 is een splitsing gemaakt op provinciaal niveau (Ministerie van VROM, 2007). In 2006 waren er in de provincie Groningen verhuisgeneigden. Daarvan was 32% een starter en 68% een doorstromer. In vergelijking met de andere noordelijke provincies Drenthe en Friesland lag het percentage starters iets hoger. Van het aandeel verhuisgeneigden was in Drenthe 30% een starter en in Friesland 28%. Figuur 2.8 geeft de verhuismotieven van de inwoners van de provincie Groningen. De belangrijkste reden is de woning (31%), gevolgd door studie en werk (15%) en zelfstandig wonen (11%). In verhouding tot de andere noordelijke provincies is de woning als reden tot verhuizen iets prominenter aanwezig in Groningen; in Friesland was dat 26% en in Drenthe 11%. Niet-krimpgebieden Groningen/Haren/Ten Boer Hoogezand-Sappemeer/Slochteren Zuidhorn/Leek/Winsum/Bedum Grootegast/Marum Vestiging in regio aantal Vertrek uit regio aantal Binnenlands migratieoverschot aantal per 1000 inwoners 7,8 1,6-2,8-0,7 Figuur 2.8 Verhuismotieven provincie Groningen (2006) / Bron: WoOn Groningen (prov.) ,9 Buitenlandse migratie Naast verhuizingen binnen eigen land zijn er mensen die naar het buitenland vertrekken (emigratie) en zijn er mensen die zich in vanuit het buitenland vestigen (immigratie). In tabel 2.7 hebben we het buitenlands migratieoverschot beschreven voor 2009, ofwel het aantal personen die zich in vestigen min de inwoners die zich buiten vestigen. Per 1000 inwoners heeft de provincie Groningen een positief buitenlands migratieoverschot. Naar verhouding is het Tabel 2.7 Buitenlands migratieoverschot, absoluut en per 1000 inwoners (2009) / Bron: CBS Statline Krimpgebieden Veendam/Menterwolde/Pekela Stadskanaal/Vlagtwedde/Bellingwedde Niet-krimpgebieden Groningen/Haren/Ten Boer Hoogezand-Sappemeer/Slochteren Zuidhorn/Leek/Winsum/Bedum Grootegast/Marum Immigratie aantal Immigratie aantal buitenlandsmigratie overschot hoger dan in als geheel; 2,6 per 1000 inwoners tegenover 2,1. Twee regio s vallen hier op; Groningen-Haren-Ten Boer en de hebben beide een relatief hoog buitenlands migratieoverschot. Voor de eerste regio zal dit grotendeels komen door het aantal buitenlandse studenten dat zich in de stad Groningen vestigt, voor de zou dit kunnen komen door een toename van het aantal asielzoekers in het asielzoekerscentrum in Delfzijl. Een exacte reden is echter onbekend. Emigratie aantal Emigratie aantal Buitenlands migratieoverschot aantal Buitenlands migratieoverschot aantal per 1000 inwoners per 1000 inwoners % 11% 6% 15% 31% 8% huwelijk, samenwonen, scheiding zelfstandig gaan wonen gezondheid, behoefte aan zorg Meer recente gegevens over het verhuisgedrag van de inwoners van Groningen zijn te vinden in de GGD-gezondheidsenquête Op de vraag Wilt u in de komende jaren verhuizen? antwoordt meer dan een kwart van de respondenten in Groningen dat ze dit willen (27%). Figuur 2.9 laat deze percentages per regio zien. Grote uitschieter is de regio Groningen-Haren-Ten Boer waar maar liefst 37% van de respondenten een verhuiswens heeft. Met name in de stad Groningen is de verhuiswens hoog, wat te maken heeft met de grote studentenpopulatie. Het zijn dan ook vooral de jongeren die willen verhuizen. De verhuisgeneigdheid neemt dan ook significant af naarmate iemand ouder wordt. Dit zal ook de verklaring zijn waarom mensen in krimpgebieden minder verhuisgeneigd zijn; er wonen immers naar verhouding meer ouderen in deze gebieden (zie ook paragraaf 2.3). Verder zijn de bewoners van de meest landelijke gebieden (weinig studie/ werk woning woonomgeving en niet stedelijk) honkvaster; respectievelijk 24% en 22% wil graag verhuizen tegenover 45% in de sterk stedelijke gebieden. Wanneer het verhuisgedrag wordt afgezet tegen het type huishouden en opleidingsniveau vinden we tevens significante verbanden; eenpersoonshuishoudens willen vaker verhuizen dan twee- of meerpersoonshuishoudens (resp. 31% en 26%). Verder blijkt dat hoe hoger de opleiding hoe vaker Groningers aangeven dat ze de komende jaren willen verhuizen. Ook de ervaring van gezondheid heeft invloed: hoe beter de eigen gezondheid wordt ervaren, hoe groter de verhuiswens. Van de mensen met een verhuiswens wil 56% het liefst een nieuwe woning binnen de huidige gemeente en 44% wil juist verder weg verhuizen. Vooral de 65-plussers met een verhuiswens willen binnen de eigen gemeente verhuizen. Groningen (prov.)

17 H 2: Bevolking en demografische ontwikkelingen Figuur 2.9 Percentage inwoners dat de komende jaren wil verhuizen, per regio (n=4.339) / Bron: GGD-Gezondheidsenquête 2010 Figuur 2.10 Ontwikkeling westerse en niet-westerse allochtonen in de provincie Groningen, percentage van de totale bevolking ( ) / Bron: CBS Statline Krimpgebieden Veendam, Menterwolde, Pekela totaal allochtonen westerse allochtonen niet-westerse allochtonen Stadskanaal, Vlagtwedde, Bellingwedde Niet-krimpgebieden Groningen, Haren, Ten Boer Hoogezand-Sappemeer, Slochteren Zuidhorn, Leek, Winsum, Bedum Grootegast, Marum Groningen provincie 2.6 Etniciteit 0% 5% 10% 15% 20% 25% 30% 35% 40% * De waarde van gemeente de Marne is vanwege een kleine steekproef indicatief (n= 80) De meeste allochtonen concentreren zich in de regio Groningen-Haren-Ten Boer (Tabel 2.8). Het percentage westerse allochtonen is hier hoger dan het landelijk gemiddelde. Het aandeel niet-westerse allochtonen is voor alle regio s een stuk lager dan het landelijk gemiddelde; in is 11% van de totale bevolking van niet-westerse herkomst, in Groningen is dat nog geen 6%. Procentueel gezien wonen de meeste niet-westerse migranten in de regio s Groningen-Haren-Ten Boer en Hoogezand-Sappemeer-Slochteren. Etnische minderheden vormen een specifieke doelgroep in beleid. Allochtonen zijn personen van wie ten minste één ouder in het buitenland is geboren (CBS, 2010). Er wordt onderscheid gemaakt tussen westerse en niet- westerse allochtonen. Westerse allochtonen zijn allochtonen met als herkomstgroepering Europa (met uitzondering van Turkije), Noord-Amerika, Oceanië, Indonesië en Japan. Niet-westerse allochtonen hebben als herkomst Turkije, Afrika, Latijns-Amerika en Azië (exclusief Indonesië en Japan). Ongeveer 20% van de se bevolking is van allochtone herkomst waarvan 9% een westerse en 11% een niet-westerse achtergrond heeft. Het aantal personen van allochtone herkomst is het afgelopen decennium toegenomen in. Waren er in 1996 nog 2,5 miljoen allochtonen (16,1% van de populatie), in 2009 zijn dat er 3,3 miljoen (19,9%). Deze stijging komt vooral door een toename van het aantal niet-westerse allochtonen. De groep westerse allochtonen groeide slechts matig en deze stijging komt vooral door een groei van mensen afkomstig uit het voormalige Oostblok (SCP, 2009). Ook in de provincie Groningen is het totaal aantal allochtonen toegenomen, een groei van bijna 10% in 1996 naar 12,6% in 2009 (Figuur 2.10). De meeste allochtonen zijn van westerse afkomst, maar het zijn de niet-westerse allochtonen die het sterkst in aantal zijn toegenomen; van 3,8% in 1996 naar 5,6% in Het is bekend dat in de omvang van de tweede generatie niet-westerse herkomstgroepen toeneemt (Gijsberts en Dagevos, 2009). Dit zou een mogelijke verklaring kunnen zijn voor de toename van het aantal niet-westerse allochtonen in de provincie Groningen. Wat de exacte redenen zijn voor de groei van het aantal allochtonen in Groningen is echter niet bekend en vraagt om nader onderzoek. Tabel 2.8 Aandeel allochtonen per regio, percentage van de totale bevolking (2009) / Bron: CBS Statline Krimpgebieden Veendam/Menterwolde/Pekela Stadskanaal/Vlagtwedde/Bellingwedde Niet-krimpgebieden Groningen/Haren/Ten Boer Hoogezand-Sappemeer/Slochteren Zuidhorn/Leek/Winsum/Bedum Grootegast/Marum Totaal allochtonen Westerse allochtonen Niet-westerse allochtonen Absoluut Absoluut % 9,7 7,9 10,2 10,8 5,6 % 18,4 13,9 6,4 4,3 Absoluut Absoluut % 5,0 5,5 7,4 6,0 4,3 % 9,6 6,0 4,4 3,2 Absoluut Absoluut % 4,7 2,4 2,8 4,8 1,4 % 8,8 7,8 2,0 1,1 Groningen (prov.) ,6 19, ,0 9, ,6 11,

18 H 2: Bevolking en demografische ontwikkelingen De vier belangrijkste herkomstlanden van de nietwesterse allochtonen zijn Turkije, Suriname, Marokko en de se Antillen/Aruba. In Figuur 2.11 staat per regio het percentage niet-westerse allochtonen naar herkomst weergegeven. Opmerkelijk is het relatief hoge aantal allochtonen van Turkse herkomst in de regio Veendam-Menterwolde-Pekela (20,2%), de regio (13,0%) en Hoogezand-Sappemeer- Slochteren (15,4%). Deze laatste regio heeft tevens de meeste allochtonen van Surinaamse herkomst (20,4%). Figuur 2.11 Aandeel niet-westerse allochtonen naar herkomst, % van totaal aantal allochtonen (2009) / Bron: CBS Statline 100% 80% 60% % 40% 20% 0% Stadskanaal, Vlagtwedde, Bellingwedde Veendam, Menterwolde, Pekela Hoogezand-Sappemeer, Slochteren Groningen, Haren, Ten Boer Groningen provincie Grootegast, Marum Zuidhorn, Leek, Winsum, Bedum Marokko se Antillen en Aruba Suriname Turkije Overige niet-westerse allochtonen 34 35

19 Onderzoeksbureau CMO Groningen 3 ARBEID, ECONOMISCHE ONTWIKKELING EN WELVAART 36 37

20 H 3: Arbeid, economische ontwikkeling en welvaart KERNPUNTEN DE ECONOMISCHE GROEI IN GRONINGEN IS IN DE PERIODE ACHTER GEBLEVEN BIJ DIE IN NEDERLAND EN NOORD-NEDERLAND. IN DE LOOP VAN 2008 WAS ER SPRAKE VAN DE ZWAARSTE WERELDWIJDE ECONOMISCHE RECESSIE SINDS DE DEPRESSIE IN DE JAREN '30 VAN DE VORIGE EEUW. IN 2009 BESTOND DE GRONINGER BEROEPSBEVOLKING UIT CIRCA PERSONEN, EEN STIJGING VAN 7% TEN OPZICHTE VAN IN DE PERIODE IS DE BRUTO ARBEIDSPARTICIPATIE GESTEGEN VAN 63,5% TOT BIJNA 66% EN EIND 2009 IS HET AANTAL NIET WERKENDE WERKZOEKENDEN RUIM (9% VAN DE TOTALE BEROEPSBEVOLKING). VAN DE IN 2005 IN DE PROVINCIE WERKZAME PERSONEN KOMT 19% VAN BUITEN DE PROVINCIE (INKOMENDE PENDEL). BIJNA 20% VAN DE IN GRONINGEN WONENDE WERKNEMERS, WERKT OP ZIJN BEURT WEER IN EEN ANDERE PROVINCIE (UITGAANDE PENDEL). DEZE IN- EN UITGAANDE PENDEL IS VOORNAMELIJK OP DRENTHE EN FRIESLAND GERICHT. IN DE PERIODE IS DE WERKGELEGENHEID PROVINCIAAL GESTEGEN VAN TOT RUIM WERK- ZAME PERSONEN IN DE GROOTSTE GROEI HEEFT PLAATSGEVONDEN IN DE NIET- KRIMP REGIO S. BINNEN DE KRIMPREGIO S IS DE GROEI IN WERKGELEGENHEID VEEL KLEINER GEWEEST; IN DE REGIO EEMSDELTA IS HET TOTALE AANTAL BANEN ZELFS MET 1,3% AFGENOMEN TEN OPZICHTE VAN DE SECTOR GEZONDHEIDS- EN WELZIJNSZORG IS IN GRONINGEN VERANTWOOR- DELIJK VOOR HET GROOTSTE AANTAL BANEN ( 19% VAN ALLE BANEN); ANDERE BELANGRIJKE SECTOREN ZIJN DE GROOT- EN DETAILHANDEL, ZAKELIJKE DIENSTVERLENING EN INDUSTRIE. VAN 2008 TOT 2009 LIEP HET AANTAL VACATURES IN NEDERLAND IN REACTIE OP DE ECONOMISCHE RECESSIE TERUG MET MAAR LIEFST 47% ; VAN 2009 TOT 2010 NEEMT HET AANTAL VACATURES WEER VOORZICHTIG TOE. VAN 2005 TOT 2008 IS HET AANTAL WW- UITKERINGEN IN GRONINGEN STERK AFGE- NOMEN; VANAF EIND 2008 IS HET AANTAL WW-UITKERINGEN WEER TOEGENOMEN TOT CIRCA HALVERWEGE IN 2009 BEDROEG HET AANTAL MENSEN MET EEN BIJSTANDSUITKERING IN GRONINGEN CIRCA (LANDELIJK BIJNA ); HET AANTAL ARBEIDSONGESCHIKT- HEIDSUITKERINGEN IS TUSSEN 2004 EN 2006 AFGENOMEN ONDER INVLOED VAN DE INVOERING VAN DE WIA EN HET AANTAL AOW-UITKERINGEN IS ONDER INVLOED VAN DE VERGRIJZING SINDS 2007 GESTAAG TOEGENOMEN TOT RUIM HALF INLEIDING Met het oog op de recessie die in 2008 wereldwijd heeft ingezet, is het belangrijk de economische ontwikkelingen en de effecten hiervan op arbeid en welvaart in kaart te brengen. Tegelijkertijd moet er rekening worden gehouden met de effecten van krimp. Vanaf 2011 neemt in de omvang van de potentiële beroepsbevolking (alle personen in de leeftijd van 15 tot 65 jaar) af. Als we ervan uitgaan dat de vraag naar arbeidskrachten in de toekomst minimaal gelijk zal blijven, betekent het dat er een tekort aan arbeidskrachten zal ontstaan. Werkgevers zullen moeten concurreren om de beschikbare arbeidskrachten. Deze situatie heeft voor werknemers het positieve gevolg dat er kansen ontstaan voor mensen die nu minder makkelijk aan een baan komen. Er ontstaat echter niet automatisch een ontspannen arbeidsmarkt; in de huidige krimpregio s ziet het er niet zo rooskleurig uit. De mismatch tussen vraag en aanbod op de arbeidsmarkt neemt daar juist toe: jongeren trekken weg, het arbeidsaanbod vergrijst en het bestaande opleidingsniveau verandert. HET GEMIDDELDE INKOMEN VAN DE GRONINGSE BEVOLKING LIGT LAGER DAN LANDELIJK (GEMIDDELD EURO TEGENOVER EURO LANDELIJK). HET PERCENTAGE HUISHOUDENS MET EEN LAAG INKOMEN IS SINDS 2005 ECHTER AFGENOMEN TOT RUIM 9% IN 2008 (CIRCA HUISHOUDENS). BIJNA 22% VAN DE GRONINGERS HEEFT HET AFGELOPEN JAAR MOEITE GEHAD MET RONDKOMEN, DIT IS EEN AFNAME VAN 3% TEN OPZICHTE VAN BIJNA 88% VAN DE GRONINGERS HEEFT HET AFGELOPEN JAAR BEZUINIGD; HET MEESTE WORDT BEZUINIGD OP LUXEARTIKELEN. Vooral laaggeschoolde werknemers met lagere inkomens blijven achter en dat trekt weer minder bedrijven aan. Er ontstaat een vicieuze cirkel, waardoor de werkgelegenheid in de krimpregio s steeds meer onder druk komt te staan (VNG Krimpkompas). Ook heeft het toenemende aandeel ouderen in de bevolking effecten op welvaart. Zo komt het huidige sociale zekerheidsstelsel onder druk te staan door onder andere een stijging in uitgaven aan de zorg en aan de AOW. In dit hoofdstuk bespreken we achtereenvolgens: de economische ontwikkelingen (inclusief prognoses), beroepsbevolking, arbeidsparticipatie, werkloosheid, werkgelegenheid, sociale zekerheid en welvaart. We bespreken de Groninger jeugd hier niet apart. Voor deze gegevens verwijzen wij naar de Jeugdmonitor Provincie Groningen 2010; hierin is met betrekking tot de onderwerpen arbeidsparticipatie, werkloosheid, en sociale zekerheid informatie te vinden die specifiek is toegespitst op de Groninger jeugd