9 Nederland in internationaal perspectief

Maat: px
Weergave met pagina beginnen:

Download "9 Nederland in internationaal perspectief"

Transcriptie

1 9 Nederland in internationaal perspectief P.R. Smit Nederland is geen eiland, geïsoleerd van de rest van de wereld. Net als bij nationale economische ontwikkelingen kunnen veranderingen in de omvang en het karakter van de criminaliteit hun oorzaak vinden in binnenlandse factoren (zoals nieuwe wetgeving of veranderende demografische factoren) of in internationale ontwikkelingen (migrantenstromen, politieke en economische ontwikkelingen in Oost-Europa, wereldwijde aandacht voor andere soorten criminaliteit zoals terrorisme enzovoort). Cijfermatige vergelijking van de Nederlandse ontwikkelingen met die in andere landen kan een aanwijzing geven waar de oorzaken gezocht moeten worden. Zo daalt bijvoorbeeld de criminaliteit, en dan met name de vermogenscriminaliteit in Nederland en in de meeste omringende landen in de afgelopen jaren, na een stijging in het laatste decennium van de vorige eeuw. Dan ligt het voor de hand naar oorzaken te zoeken die niet specifiek Nederlands zijn. De manier waarop de rechtshandhaving is georganiseerd en in de praktijk wordt uitgevoerd, is in elk land verschillend. Enerzijds levert dit problemen op bij het maken van vergelijkende statistieken, anderzijds geeft het de gelegenheid te zien wat het effect van bepaalde beleidsmaatregelen zou kunnen zijn op basis van ervaringen in andere landen. Dit hoofdstuk geeft voor zover mogelijk een vergelijking van de criminaliteit in een aantal Europese landen, Australië, de Verenigde Staten, Canada en Japan. Voor zover er cijfers beschikbaar zijn, worden in ieder geval alle EU-lidstaten met elkaar vergeleken. En in het bijzonder wordt telkens aandacht besteed aan een vergelijking tussen Nederland en de meest nabijgelegen landen België, Denemarken, Duitsland, Engeland 1, Frankrijk en Luxemburg (hierna, alhoewel strikt gesproken niet geheel juist, als buurlanden aangeduid). In de vorige uitgave van Criminaliteit en Rechtshandhaving (Eggen, Van der Heide 2005) was dit hoofdstuk niet opgenomen omdat de twee belangrijkste gegevensbronnen voor dit hoofdstuk, de internationale slachtofferenquête (ICVS) en het European Sourcebook of Crime and Criminal Justice Statistics niet geactualiseerd waren ten opzichte van de voorlaatste Criminaliteit en Rechtshandhaving (Van der Heide, Eggen 2003). Inmiddels zijn van beide gegevensbronnen nieuwe edities uitgekomen (Aebi et al. 2006; Van Dijk, Van Kesteren, Smit 2007). Deze nieuwe gegevens, geactualiseerd tot 2003 (European Sourcebook) of 2004 (ICVS) zijn verwerkt in dit hoofdstuk. 9.1 Voorbehoud bij het maken van internationale vergelijkingen Diversiteit in de gehanteerde bronnen Over het algemeen komen gegevens uit bronnen die specifiek voor één land samengesteld zijn. Dit feit alleen al maakt dat de gegevens niet zonder meer te vergelijken zijn (zie ook Crime Trends in Europe, 2000). Ook komt 1 Waar in de tekst gesproken wordt over Engeland wordt Engeland en Wales bedoeld. Noord-Ierland en Schotland zijn hier niet bij inbegrepen.

2 280 Criminaliteit en rechtshandhaving 2006 het voor dat gegevens over een bepaald onderdeel van de strafrechtsketen niet in elk land door dezelfde soort instantie verzameld worden. Zo worden bijvoorbeeld de gegevens over het vervolgingstraject, in de regel het terrein van het OM, in Spanje door de rechtbanken verzameld. Ook maakt het verschil of gegevens uit een onafhankelijke bron komen, zoals soms nationale statistische bureaus dat zijn, of door belanghebbenden verzameld worden. Verschillende definities van (juridische) begrippen In vrijwel alle landen wordt een onderscheid gemaakt tussen misdrijven (die wel tot de criminaliteit gerekend worden) en overtredingen (gedrag waarbij weliswaar de wet overtreden wordt, maar dat toch niet als crimineel beschouwd wordt). In sommige landen is er zelfs sprake van een driedeling (bijvoorbeeld in Frankrijk: crimes, délits en contraventions). Uit de aard der zaak zijn de Wetboeken van Strafrecht voor elk land verschillend. Dit komt op verschillende manieren tot uitdrukking: sommige gedragingen zijn in het ene land wel strafbaar gesteld en in het andere land niet (bijvoorbeeld prostitutie, abortus, euthanasie); de grens tussen misdrijven en overtredingen is niet in elk land hetzelfde; ook de precieze definities van delictcategorieën zullen verschillend zijn (waar ligt de grens tussen moord/doodslag en dood door schuld; wordt onder inbraak alleen inbraak in een woning verstaan of ook in een auto, een schuur of iets dergelijks; enzovoort). Verschillen in de rechtssystemen De manier waarop het justitiële apparaat is georganiseerd, verschilt van land tot land. Vooral de precieze rol van de politie (en bijvoorbeeld de manier waarop de politie zaken registreert) en van het OM heeft een grote invloed op de gegevens. Of bijvoorbeeld een melding van een misdrijf ook daadwerkelijk geregistreerd wordt, zal afhankelijk zijn van de verplichting die de politie heeft om misdrijven voor te leggen aan de vervolgingsautoriteiten, ook als er nog geen verdachte is. Zo is dit in Nederland niet het geval, in Frankrijk wel. Ook de vraag of er bij de vervolging sprake is van een legaliteitsprincipe (waarbij de vervolgingsautoriteit verplicht is elk misdrijf te vervolgen) of een opportuniteitsprincipe (waarbij de vervolgingsautoriteit een discretionaire bevoegdheid heeft, dus ook kan beslissen zaken niet te vervolgen) zal van invloed zijn op de registratie door de politie en vervolgens op de beslissing die de politie neemt om een zaak over te dragen aan het OM. Verschillen in de gemaakte statistische keuzes Een laatste voorbehoud is van statistische aard. Bij het maken van statistieken moeten er bepaalde keuzes worden gemaakt. In het geval van criminaliteitsstatistieken zijn de belangrijkste keuzes de teleenheid en het telmoment. De teleenheid kan daders betreffen, of strafbare feiten of strafzaken. Deze keuze wordt niet door elk land op dezelfde manier gemaakt. Bij het telmoment gaat het er vooral om op welk moment bepaalde kenmerken aan een zaak worden toegekend. Een zaak die bij de politieregistratie

3 Nederland in internationaal perspectief 281 gezien wordt als moord, kan bij beoordeling door de officier van justitie veranderen in dood door schuld. Vergelijkingsmethoden Ruwweg zijn er twee manieren om toch te trachten zinvolle vergelijkingen te maken tussen landen onderling. Ten eerste kan men een keuze maken in de soort (vergelijkende) analyse die toegepast wordt. In principe zijn er drie soorten van vergelijkende analyse mogelijk. Niveauvergelijkingen. Bij dit soort van vergelijkingen wordt gekeken naar de verschillen in de (absolute) niveaus. Een voorbeeld is de vraag waar het aantal diefstallen per inwoners het hoogst is. Op deze manier vergelijken is zeer riskant. Alle vier de bovengenoemde kwesties kunnen hier een rol spelen. Verdelingsvergelijkingen. Hier wordt gekeken naar verhoudingen binnen bepaalde onderverdelingen, zoals tussen delictcategorieën. Zo kan het relatieve aandeel van de jeugdcriminaliteit in internationaal perspectief geplaatst worden. Met dit soort vergelijkingen weegt diversiteit in bronnen minder zwaar. Hetzelfde geldt voor de gemaakte statistische keuzes. Trendvergelijkingen. Een andere manier van vergelijken is dat er alleen gekeken wordt naar ontwikkelingen in de tijd. Hierbij is bijvoorbeeld te zien welke delictcategorieën in welke landen stijgen of dalen. Ten tweede kan worden gepoogd op een zodanige manier gegevens te verzamelen dat de vier bovenstaande punten geheel of gedeeltelijk worden ondervangen. Als voorbeeld kan worden genoemd de Internationale Slachtofferenquête ICVS (Van Dijk, Van Kesteren, Smit 2007). Deze tracht door middel van een gestandaardiseerde vragenlijst zo veel mogelijk de definitieverschillen en de verschillen in statistische keuzes glad te strijken. Het probleem van de verschillende rechtssystemen weegt minder zwaar omdat het hier gaat om een slachtofferenquête waarbij (nog) geen sprake is van een justitiële reactie. 9.2 Ontwikkelingen Criminaliteit en slachtofferschap Het vergelijken van de omvang van de criminaliteit De Internationale Slachtofferenquête (ICVS) meet en vergelijkt de omvang van door slachtoffers ondervonden criminaliteit in verschillende landen (Van Dijk, Van Kesteren, Smit 2007). 2 Tabel 9.1 (bijlage 4) geeft een 2 Bij de interpretatie van de cijfers van de ICVS is het goed te beseffen dat slachtoffers ook in een ander land een delict kunnen ondervinden. Gemeten wordt dus niet exact de criminaliteit in een bepaald land, maar de criminaliteit zoals ondervonden door slachtoffers uit een bepaald woonland. Hoewel hierover door de

4 282 Criminaliteit en rechtshandhaving 2006 overzicht, voor een tiental veelvoorkomende delicten, van de drie laatste metingen van de ICVS over de jaren 1995, 1999 en Opmerkelijk is dat Nederland uit deze slachtofferenquête te voorschijn komt als een land met een tamelijk hoge kans op slachtofferschap. Zie figuur 9.1 voor slachtofferschap in 2004, uitgesplitst naar drie hoofdcategorieeën van misdrijven. Figuur 9.1 Aantal ondervonden misdrijven per 100 respondenten, 2004 Nederland België Denemarken Duitsland Engeland en Wales Frankrijk Luxemburg Bulgarije Estland Finland Griekenland Hongarije Ierland Italië Noord-Ierland Noorwegen Oostenrijk Polen Portugal Schotland Spanje Zweden Australië Canada Japan Verenigde Staten Voertuiggerelateerde criminaliteit Geweldscriminaliteit Overige vermogenscriminaliteit Voor de onderliggende gegevens zie tabel 9.1 in bijlage 4. Bron: ICVS beperkte steekproefomvang van de ICVS geen duidelijke uitspraken kunnen worden gedaan, lijkt de invloed niet al te groot te zijn. Afhankelijk van het soort delict en het land, ligt het percentage delicten ondervonden in het buitenland tussen 0 en 20. Zie voor methodische kanttekeningen ook: Bruinsma e.a., 1990.

5 Nederland in internationaal perspectief 283 Figuur 9.2 Percentuele verandering ondervonden criminaliteit, 2004 vergeleken met 1999 Nederland -40% -30% -20% -10% 0% 10% 20% 30% 40% België Denemarken Engeland en Wales Frankrijk Estland Finland Polen Portugal Schotland Zweden Australië Canada Japan Verenigde Staten Voor de onderliggende gegevens zie tabel 9.1 in bijlage 4. Bron: ICVS De tamelijk hoge positie van Nederland blijkt hoofdzakelijk te wijten aan de zogenoemde voertuiggerelateerde criminaliteit: auto- en motordiefstal, diefstal uit auto, fietsendiefstal. Vooral vanwege het grote aantal fietsendiefstallen kent Nederland de hoogste voertuiggerelateerde criminaliteit. Naast de specifieke gelegenheidsfactor er zijn in Nederland nu eenmaal veel meer fietsen dan elders speelt hierbij mogelijk de hoge graad van verstedelijking in combinatie met het welvaartsniveau een rol. Doorgaans wordt dit als een criminogene factor beschouwd (Van Kesteren, Mayhew, Nieuwbeerta 2000), vooral in relatie tot vermogenscriminaliteit. Bij specifieke andere delicten is het beeld duidelijk anders. Bij inbraak (en pogingen daartoe) staat Nederland onder het gemiddelde, bij misdrijven tegen personen (diefstal met geweld, mishandeling en seksuele misdrijven) iets boven het gemiddelde, vooral vanwege het relatief hoge aantal bedreigingen en mishandelingen. Van de buurlanden heeft Engeland duidelijk de hoogste door slachtoffers ondervonden criminaliteit, daarna komen Nederland, België en Denemarken, die onderling nauwelijks verschillen. Het verschil tussen Engeland en Nederland is grotendeel gelegen in de (pogingen tot) inbraak. Duitsland,

6 284 Criminaliteit en rechtshandhaving 2006 Frankrijk en Luxemburg, met een duidelijk lager niveau van ondervonden criminaliteit ten opzichte van Nederland, verschillen onderling ook niet veel. Ontwikkelingen in de ondervonden criminaliteit, Bij het kijken naar de ontwikkelingen in de tijd past een kanttekening: door externe ontwikkelingen (verminderde bereidheid om aan enquêtes mee te werken, technische ontwikkelingen die invloed hebben op de bereikbaarheid, zoals mobiele telefonie etc.) zijn de resultaten van opeenvolgende enquêtes nooit echt goed vergelijkbaar. In het bijzonder geldt voor de ICVS-meting van 2004 dat er, naast mogelijke externe factoren die de vergelijkbaarheid beïnvloeden, enkele methodische wijzigingen hebben plaatsgevonden die ook van invloed kunnen zijn geweest op de uitkomsten en op de vergelijkbaarheid met eerdere metingen van de ICVS. Hoewel analyses op de gegevens (Van Dijk, Van Kesteren, Smit 2007) geen directe aanleiding geven om de betrouwbaarheid en de vergelijkbaarheid van de ICVS 2004 in zijn algemeenheid in twijfel te trekken en het gebruik van de gegevens in deze publicatie derhalve gerechtvaardigd is, zijn er toch sommige cijfers die moeilijk te verklaren zijn. Voor Nederland is bijvoorbeeld het aantal autodiefstallen (1,0 per 100 respondenten in 2004) meer dan een verdubbeling ten opzichte van Deze stijging wordt niet gezien in andere slachtofferenquêtes (CBS en Politiemonitor, zie hoofdstuk 3) en ook niet in de geregistreerde autodiefstallen. Maar ook de stijging in met name de geweldscriminaliteit in de Verenigde Staten vindt geen bevestiging in hun nationale slachtofferenquête (BJS 2007). Mogelijke verklaringen voor deze verschillen kunnen te maken hebben met bijvoorbeeld andere vraagstelling, andere steekproeftrekking, andere meetperioden of oversampling van respondenten in grote steden. Voor die landen waar de ICVS zowel in 2004 als ook in 1999 is afgenomen, geeft figuur 9.2 een overzicht van de percentuele daling of stijging in de ondervonden criminaliteit. De figuur geeft dus inzicht in de ontwikkeling in de tweede helft van de waarnemingsperiode Het blijkt dat vrijwel overal een duidelijke daling in de criminaliteit heeft plaatsgevonden. Nederland vormt hierop met een daling van 17% geen uitzondering. De daling in Nederland wordt vrijwel uitsluitend veroorzaakt door een daling in de vermogenscriminaliteit, de geweldscriminaliteit is ongeveer hetzelfde gebleven. Van de buurlanden kent Frankrijk, vergeleken met Nederland, een grotere afname in de criminaliteit. België is een van de weinige landen waar de criminaliteit gestegen is. De daling in de ondervonden criminaliteit lijkt een voortzetting te zijn van een trend die al eerder ingezet is. Hoewel het aantal landen waarbij de ICVS ook in 1995 is afgenomen kleiner is dan de in figuur 9.2 getoonde landen, valt in die landen over het algemeen ook in de periode een dalend slachtofferschap waar te nemen.

7 Nederland in internationaal perspectief Registratie en opsporing Voor het registratie- en opsporingstraject wordt als bron het European Sourcebook gebruikt (zie bijlage 2). Het European Sourcebook bevat gedetailleerde informatie over een groot aantal Europese landen over de periode Wel is de meest recente (derde) editie een beperkte: gegevens over OM-afdoeningen, soorten straf en de lengte van vrijheidsstraffen ontbreken. De geregistreerde criminaliteit, 2003 In alle landen worden veel minder misdrijven door de politie geregistreerd dan door slachtoffers ondervonden (zie voor ons land hoofdstuk 3). Twee effecten spelen hierbij een belangrijke rol, die in de diverse landen verschillend kunnen uitpakken: de aangiftebereidheid van de slachtoffers en de mate waarin de politie ter kennis gekomen zaken ook daadwerkelijk registreert. Tabel 9.2 geeft het aantal geregistreerde misdrijven per inwoners, totaal en voor een zestal delictsoorten. Voor Nederland valt, in vergelijk met de andere delicten, het lage aantal drugsdelicten op (hoewel er sprake is van een verdubbeling van 2003 ten opzichte van 2000) en het hoge aantal bij moord en doodslag. Bij de drugsdelicten is dit te verklaren uit het gedoogbeleid hier te lande, waarbij niet drugsbezit (voor eigen gebruik) maar alleen de handel in verdovende middelen vervolgd wordt. Bij moord en doodslag is het wat minder duidelijk; de categorie bevat ook de pogingen. Als we alleen naar voltooide moord en doodslag kijken, neemt Nederland een middenpositie in (zie tabel 9.3 in bijlage 4). Het relatief hoge aantal pogingen in Nederland wordt mogelijk voor een groot deel verklaard door het vervolgingsbeleid van het Nederlandse OM: de Nederlandse officier van justitie vervolgt eerder voor poging moord en doodslag waar zijn buitenlandse collega (zware) mishandeling of bedreiging ten laste legt (Duijn, Smit, Bijleveld 2007). Om inzicht te krijgen in de verdeling over de soorten delicten is gekeken naar het relatieve aandeel van de vier geweldsmisdrijven (mishandeling, diefstal met geweld, moord en doodslag en verkrachting) ten opzichte van het delict diefstal. Dit geeft een indicatie van de relatieve verhouding tussen gewelds- en vermogensdelicten. Het beeld dat in de slachtofferenquête al naar voren kwam, namelijk dat Nederland relatief veel vermogens- en relatief minder geweldscriminaliteit kent, wordt hier bevestigd. Van de buurlanden kennen Frankrijk, Duitsland, Luxemburg en vooral België en Engeland een relatief groter aandeel van geweldsdelicten. Alleen in Denemarken is het aandeel van geweldscriminaliteit kleiner dan in Nederland.

8 286 Criminaliteit en rechtshandhaving 2006 Ontwikkelingen in de geregistreerde criminaliteit, De figuren 9.3 en 9.4 geven een overzicht, niet van het relatieve aandeel van geweldscriminaliteit ten opzichte van vermogenscriminaliteit, maar van de ontwikkeling van de geregistreerde vermogens- en geweldscriminaliteit in de tijd (zie ook tabel 9.2 in bijlage 4). Voor de vermogenscriminaliteit is alleen het delict diefstal genomen (in vrijwel alle landen het vermogensdelict dat verreweg het meeste voorkomt), voor de geweldsdelicten is de som genomen van diefstal met geweld, mishandeling, moord en doodslag en verkrachting. 3 Figuur 9.3 Percentuele verandering geregistreerde diefstal, 2003 vergeleken met 1995 Nederland België Denemarken Duitsland Engeland en Wales Frankrijk Luxemburg Bulgarije Estland Finland Griekenland Hongarije Ierland Italië Litouwen Oostenrijk Polen Portugal Schotland Slowakije Spanje Tsjechië Zweden Zwitserland -60% -40% -20% 0% 20% 40% 60% 80% 100% Voor de onderliggende gegevens zie tabel 9.2 in bijlage 4. Bron: European Sourcebook 3 Voor Engeland en Wales is voor de ontwikkeling in de geweldscriminaliteit het delict mishandeling buiten beschouwing gelaten. In deze periode is de definitie van dit delict gewijzigd met als gevolg dat de gegevens over 2003 niet gerelateerd kunnen worden aan 1995.

9 Nederland in internationaal perspectief 287 Figuur 9.4 Percentuele verandering geregistreerde geweldscriminaliteit, 2003 vergeleken met 1995 Nederland België Denemarken Duitsland Engeland en Wales Frankrijk Luxemburg Bulgarije Estland Finland Griekenland Hongarije Ierland Italië Litouwen Oostenrijk Polen Portugal Schotland Slowakije Spanje Tsjechië Zweden Zwitserland -60% -40% -20% 0% 20% 40% 60% 80% 100% Voor de onderliggende gegevens zie tabel 9.2. Bron: European Sourcebook Bij de vermogenscriminaliteit (diefstal, figuur 9.3) komt het beeld enigszins overeen met wat ook al uit de slachtofferenquêtes bleek, namelijk in het algemeen een daling. Dit geldt in het bijzonder voor Nederland en de buurlanden, met uitzondering van België waar een stijging van 21% waargenomen wordt. Bij geweldscriminaliteit (figuur 9.4) is de situatie geheel anders. Op een enkele uitzondering na is er sprake van een vaak forse stijging in de geregistreerde geweldscriminaliteit. En dat wijkt af van de bevindingen in de slachtofferenquêtes, waar er gemiddeld genomen voor

10 288 Criminaliteit en rechtshandhaving 2006 de geweldsmisdrijven een ongeveer even grote afname gemeten wordt als voor vermogenscriminaliteit. 4 Een grotere aandacht van politie en justitie voor de verschillende vormen van geweldscriminaliteit kan dit verschijnsel wellicht verklaren. Een andere mogelijke verklaring, namelijk een stijging van de aangiftebereidheid van slachtoffers voor geweldsdelicten, wordt in algemene zin niet bevestigd in de ICVS (Van Dijk, Van Kesteren, Smit 2007), hoewel dit voor Nederland wel een verklaring zou kunnen zijn (Wittebrood, 2006). Slachtoffers van moord en doodslag Tabel 9.3 in bijlage 4 geeft een inzicht in het vóórkomen van het meest dramatische delict: moord of doodslag. De getallen stellen het aantal slachtoffers per jaar van dit delict voor, per inwoners. Het gaat hier om voltooide moord en doodslag, dus de pogingen zijn niet meegenomen. Duidelijk is dat het niveau van moord en doodslag binnen de EU-landen (en de vier niet-europese landen) niet erg verschilt. Tussen landen, maar ook in de tijd gezien zijn de verschillen gering. Een uitzondering hierop vormen de Baltische landen en de VS, waar het niveau aanzienlijk hoger ligt. Van de buurlanden hebben alleen Denemarken en Luxemburg een wat lager aantal moorden dan Nederland; Frankrijk daarentegen kent over het algemeen een hoger aantal moorden. De daling van het aantal moorden in Nederland sinds het midden van de jaren negentig wordt in de buurlanden niet waargenomen. De daders Voor een overzicht van de daders 5 van misdrijven is er de registratie van verdachten bij de politie. Op zich zou het aantal gevonden daders, gerelateerd aan het aantal geregistreerde misdrijven, een maat kunnen geven voor het ophelderingspercentage in een land. Het is echter zeer twijfelachtig of het aantal daders hiervoor wel een goede maat is (Smit et al. 2003). Wel is het zinvol te kijken naar het aandeel van specifieke groepen daders zoals bijvoorbeeld minderjarige en vrouwelijke daders. Voor een overzicht hiervan, uitgesplitst naar delictgroep, zie de tabellen 9.4 en 9.5. Zowel bij de minderjarige als bij de vrouwelijke daders is het beeld zeer divers en afhankelijk van de delictsoort. Bij diefstal en diefstal met geweld is het aandeel van minderjarige daders hoog, bij drugsdelicten daarentegen laag. Vrouwelijke daders worden relatief vaak gevonden bij diefstal (winkeldiefstal) en bij drugsdelicten. 4 Behalve dan voor Nederland, waar uit de ICVS blijkt dat de geweldscriminaliteit ongeveer gelijk blijft. Wel is er ook voor Nederland een verschil met de geregistreerde geweldscriminaliteit die sterk stijgt. 5 De definitie van dader verschilt van land tot land. Meestal is er in dit stadium nog alleen sprake van verdachte. Voor Nederland gaat het hier om gehoorde verdachte.

11 Nederland in internationaal perspectief 289 Vergeleken met de buurlanden Duitsland, Engeland en Frankrijk kent Nederland bij de meeste delictsoorten een lager aandeel minderjarige daders. Dit geldt ook voor vrouwelijke daders, met uitzondering van de drugsdelicten. Figuur 9.5 Verandering (in procentpunten) aandeel minderjarige daders van diefstal, 2003 vergeleken met 1995 Nederland Duitsland Engeland en Wales Frankrijk Luxemburg Bulgarije Finland Griekenland Hongarije Ierland Italië Oostenrijk Polen Roemenië Slovenie Tsjechië Zweden Zwitserland Voor de onderliggende gegevens zie tabel 9.4 in bijlage 4. Bron: European Sourcebook De figuren 9.5 en 9.6 laten de veranderingen zien in het aandeel van minderjarige daders voor twee specifieke delicten: het vermogensdelict diefstal en het geweldsdelict diefstal met geweld. Bij diefstal vermindert in de meeste landen het aandeel minderjarige daders, Nederland en enkele buurlanden vormen hierop een uitzondering. Bij diefstal met geweld is er juist sprake van een groter aandeel van minderjarige daders. Dit geldt ook voor Nederland en de buurlanden met uitzondering van Engeland.

12 290 Criminaliteit en rechtshandhaving 2006 Figuur 9.6 Verandering (in procentpunten) aandeel minderjarige daders van diefstal met geweld, 2003 vergeleken met 1995 Nederland Duitsland Engeland en Wales Frankrijk Luxemburg Bulgarije Finland Griekenland Hongarije Ierland Italië Oostenrijk Polen Roemenië Slovenie Spanje Tsjechië Zweden Zwitserland Voor de onderliggende gegevens zie tabel 9.4 in bijlage 4. Bron: European Sourcebook Politiesterkte Figuur 9.7 geeft een indruk van de omvang van de Nederlandse politie ten opzichte van die in andere Europese landen. De omvang van het Nederlandse politiekorps blijkt relatief beperkt, maar wel duidelijk hoger dan de Scandinavische landen. Ook van de buurlanden is Denemarken het enige land met een lager aantal. Zowel in Nederland als in Engeland is wel sprake van een stijging tussen 2000 en De cijfers in figuur 9.7 bevatten al het politiepersoneel: er is zowel naar het geüniformeerde personeel als naar het burgerpersoneel bij de politiekorpsen gekeken Vervolging De manier waarop het vervolgingstraject is georganiseerd, is per land zeer verschillend. In sommige landen heeft de politie de bevoegdheid zaken

13 Nederland in internationaal perspectief 291 Figuur 9.7 Omvang van de sterkte van de politie per inwoners, 2000 en 2003 Nederland België Denemarken Engeland en Wales Frankrijk Luxemburg Estland Finland Hongarije Ierland Letland Litouwen Noord-Ierland Noorwegen Polen Portugal Schotland Slovenië Tsjechië Zweden Zwitserland Bron: European Sourcebook zelfstandig af te handelen (in Nederland bijvoorbeeld de Halt-zaken: een voorwaardelijke sepotbevoegdheid onder verantwoordelijkheid van het OM); de wijze waarop de vervolgingsautoriteiten (OM) zelfstandig zaken kunnen afdoen, verschilt van land tot land, enzovoort. Het is daarom lastig om vergelijkingen tussen landen te maken over de verschillende aspecten van het vervolgingstraject (verschillende soorten van sepots, transacties enzovoort). Wel enig houvast biedt een confrontatie van de door de politie gehoorde verdachten (als maat voor vervolgingsrijpe zaken) en de personen die ofwel door het OM, ofwel door de rechter een sanctie, straf of maatregel opgelegd hebben gekregen (als maat voor succesvol vervolgde

14 292 Criminaliteit en rechtshandhaving 2006 zaken). Helaas zijn er geen nieuwe recente internationale gegevens beschikbaar over de door het OM opgelegde straffen of maatregelen. Uit eerdere analyses over het jaar 1999 (zie figuur 7.9 in: Van der Heide, Eggen 2003) is gebleken dat in Nederland twee derde van de verdachten uiteindelijk een sanctie, straf of maatregel krijgt opgelegd. Dit is hoog in vergelijking met andere landen, van de buurlanden kent alleen Frankrijk een hoger percentage. In Engeland is dit percentage iets lager en in Duitsland veel lager (ongeveer 40%). In Nederland is dit in de periode overigens niet wezenlijk veranderd, nog steeds krijgt ongeveer twee derde van de verdachten uiteindelijk een sanctie, straf of maatregel opgelegd Berechting en straf Tabel 9.6 in bijlage 4 geeft het totale aantal veroordeelde 6 verdachten per inwoners (in 1995, 2000 en 2003) over de verschillende delictcategorieën. Vergeleken met de buurlanden en dan vooral Denemarken en Engeland worden er in Nederland minder verdachten door de rechter veroordeeld (mede veroorzaakt door het hoge aantal OM-transacties in Nederland). Opvallend is dat van de veroordeelde verdachten er relatief veel (ongeveer een kwart) voor diefstal veroordeeld worden. Dit is beduidend hoger dan in de buurlanden. Na een veroordeling zijn er verschillende soorten straffen mogelijk: vrijheidsstraffen, boetes, taakstraffen etc. Recente gegevens hierover ontbreken echter, evenals over de gemiddelde lengte van opgelegde vrijheidsstraffen. (Ook hier wordt verwezen naar figuur 7.10 en 7.11 in Van der Heide, Eggen 2003 voor de situatie in 1999). Toen was het beeld dat, in vergelijking met de buurlanden, Nederland wat vaker een gevangenisstraf oplegt, maar dat de gemiddelde lengte lager is. Dit zou veroorzaakt kunnen worden doordat in Nederland relatief vaker een (korte) gevangenisstraf wordt opgelegd voor lichtere vergrijpen, in plaats van een boete of alternatieve straf. Zie ook Boone, Moerings (2007) die voor de gehele periode zien dat vaker lichtere delicten doorgestuurd worden naar de rechter waar vaker een vrijheidsstraf opgelegd wordt. Voor een inzicht in de onvoorwaardelijke gevangenisstraf is ook tabel 9.7 in bijlage 4 van belang, met een opgave van het totaal aantal gevangenen, inclusief voorlopig gehechten (per inwoners). Opvallend is de grote toename van het aantal gevangenen in Nederland vanaf het eind van de jaren negentig. Van de buurlanden kent alleen Luxemburg een dergelijke (zelfs een wat grotere) toename. Wel ligt het niveau van het 6 Het gaat hier om de door een rechter veroordeelde verdachten. De straffen en maatregelen van het OM zijn dus niet meegenomen. In bijna geen enkel land is het mogelijk om voor de OM-beslissingen een uitsplitsing naar delict te maken.

15 Nederland in internationaal perspectief 293 aantal gevangenen in Oost-Europese landen, maar ook en vooral in de Verenigde Staten nog veel hoger dan in Nederland. Figuur 9.8 Aantal gevangenen per veroordeelde (indices: Nederland 1995 = 100) Nederland België Denemarken Duitsland Engeland & Wales Frankrijk Bulgarije Estland Finland Hongarije Italië Letland Noord-Ierland Noorwegen Oostenrijk Polen Portugal Schotland Slovenië Slowakije Spanje Tsjechië Zweden Zwitserland Voor de onderliggende gegevens zie tabel 9.6 en 9.7 in bijlage 4. Bron: European Sourcebook Het aantal gevangenen op een bepaald meetmoment, zoals gepresenteerd in tabel 9.7 in bijlage 4, wordt bepaald door twee factoren: het aantal

16 294 Criminaliteit en rechtshandhaving 2006 gevangenisstraffen en de feitelijke lengte van de uitgevoerde straf. De eerste factor, het aantal gevangenisstraffen, is zelf weer afhankelijk van twee grootheden, namelijk het aantal veroordeelde daders (zie tabel 9.6 in bijlage 4) en het percentage gevangenisstraffen binnen de veroordelingen. Als we nu het aantal gevangenen relateren aan het aantal veroordeelden, zal de uitkomst de combinatie van het percentage gevangenisstraffen van de veroordelingen en de lengte van de uitgevoerde straf weergeven. Dit kan een indicatie zijn van het strafklimaat in een land. 7 Gesimplificeerd voorgesteld: een hoge uitkomst is een teken van veel en/of lange gevangenisstraffen. Figuur 9.8 geeft de resultaten, waarbij de uitkomsten geïndiceerd zijn. De waarde van Nederland in 1995 is op 100 gesteld. Opvallend is de duidelijke stijging van Nederland en de hoge positie ten opzichte van de buurlanden. Het niveau in de Scandinavische landen is lager, wat kan duiden op een milder strafklimaat. In Oost- en Zuid-Europa is het niveau vaak een stuk hoger, alhoewel er in een aantal van die landen sprake is van een daling tussen 2000 en Het lijkt er in ieder geval op dat Nederland een streng strafklimaat kent in vergelijking met andere West- en Noord-Europese landen. Daarnaast is er sprake van een gestage toename (zie ook: Van Tulder 2005) die niet of minder duidelijk in andere landen gezien wordt Resumé Onder het voorbehoud, eigen aan het internationaal vergelijken van criminaliteit, is Nederland vergeleken met een aantal (voornamelijk Europese) landen. In het bijzonder is steeds aandacht besteed aan de geografisch dicht bij Nederland gesitueerde landen. Als bronnen zijn hoofdzakelijk de Internationale Slachtofferenquête ICVS en het European Sourcebook of Crime and Criminal Justice Statistics gebruikt. Nederland kent een vrij hoog aantal door slachtoffers ondervonden misdrijven. Hoofdzakelijk is dit gelegen in de zogenoemde voertuiggerelateerde criminaliteit en dan vooral vanwege het aantal fietsendiefstallen. Bij de andere vermogensdelicten en bij geweldsdelicten staat Nederland op of iets onder het internationale gemiddelde. De internationaal gesignaleerde neergaande trend in door slachtoffers ondervonden criminaliteit is ook in Nederland zichtbaar. De daling in Nederland wordt vooral veroorzaakt door een daling in de vermogenscriminaliteit. 7 Helemaal zuiver is het niet. Zo zijn voorlopig gehechten die uiteindelijk geen (onvoorwaardelijke) gevangenisstraf krijgen ook meegeteld. En ook externe factoren zoals zaaksaanbod kunnen van invloed zijn: bij relatief veel geweldselicten zullen gemiddeld zwaardere straffen gegeven worden. 8 Deze toename lijkt zich nog te versnellen. Was in 2003 het indexcijfer voor Nederland nog 135 (zoals gepresenteerd in figuur 9.8), voor 2005 zou dat verder gestegen zijn naar 162.

17 Nederland in internationaal perspectief 295 Ook bij de door de politie geregistreerde criminaliteit worden in Nederland relatief veel vermogens- en relatief minder geweldsdelicten waargenomen. Daarnaast is het aantal drugsdelicten laag. Voor wat betreft de trend in de geregistreerde criminaliteit in de periode doet Nederland mee met de internationale trend: een dalende vermogenscriminaliteit en een stijgende geweldscriminaliteit. Het aantal moorden en doodslagen in Nederland is vergelijkbaar met dat in de omringende landen. De dalende trend die zich in Nederland lijkt voor te doen wordt echter niet algemeen waargenomen. Nederland kent, in vergelijking met Duitsland, Engeland en Frankrijk, voor de meeste delicten een wat lager aandeel minderjarige daders. Dit geldt ook voor vrouwelijke daders, met uitzondering van drugsdelicten. Er zijn geen grote veranderingen in het aandeel van minderjarige daders. Het aandeel minderjarigen bij diefstal lijkt in veel landen wat te dalen, maar niet in Nederland. De omvang van de politie in Nederland is groter dan in Scandinavische landen, maar ten opzichte van de andere landen beperkt. Wel is er (evenals in Engeland) sprake van een (forse) stijging in de afgelopen paar jaar. Door het veelvuldig gebruik van transacties door het OM kent Nederland relatief minder verdachten die een veroordeling door de rechter krijgen. Wel is het aantal gevangenen hoog en, in tegenstelling tot de meeste andere landen, sinds eind jaren negentig sterk stijgend. Dit is het gevolg van het strafklimaat, hier gedefinieerd als de combinatie van de kans dat een veroordeling een vrijheidsstraf is en de lengte van die vrijheidsstraf. Volgens deze definitie kent Nederland het strengste strafklimaat van de West- en Noord-Europese landen, vooral dankzij een sterke stijging in de laatste acht jaren.