BRANDSCHEIDINGEN. Kennen Herkennen Erkennen

Maat: px
Weergave met pagina beginnen:

Download "BRANDSCHEIDINGEN. Kennen Herkennen Erkennen"

Transcriptie

1 BRANDSCHEIDINGEN Kennen Herkennen Erkennen Bas Olbertz Brandweer Twente

2 Bas Olbertz Pagina 2

3 Impressum. Auteur : Bas Olbertz Studentennummer : Werkgever Plaats : Brandweer Twente : Hengelo Datum : juni 2013 Status : definitief Versie : 3.0 Onderzoek Opdrachtgever Afstudeeropdracht : Brandscheidingen; kwaliteit en kennisniveau : IFV : HAN Hogeschool Arnhem Nijmegen Bas Olbertz Pagina 3

4 Voorwoord Voor u ligt het onderzoeksrapport over brandscheidingen in gebouwen. Dit rapport maakt onderdeel uit van de laatste fase van mijn deeltijdopleiding Bouwkunde. In 2008 werd bekend dat nieuw brandweerpersoneel niet langer dan 20 jaar functionele bezwarende arbeid mag verrichten. Om inzichtelijk te maken welke gevolgen deze maatregel zou hebben voor personeel en organisatie, werd een landelijke pilot gestart om te zien hoe medewerkers zich in een periode konden ontwikkelen en welke opleidingen daaraan ten grondslag kunnen liggen. In dit kader heb ik deelgenomen aan deze pilot en is er onderzocht op welk vlak ik mij graag wilde ontwikkelen. Gezien mijn eerder doorlopen middelbare technische opleiding en de behoefte om een bredere basis te leggen ten aanzien van de brandpreventie in gebouwen, ging mijn belangstelling uit naar een Bouwkundige opleiding. Na enkele oriënterende gesprekken ben ik in het voorjaar van 2009 met de Hogeschool Arnhem- Nijmegen overeengekomen om daar de vierjarige deeltijdopleiding Bouwkunde te gaan volgen. Vanaf september 2009 betekende dat een wekelijkse trip naar Arnhem, van waaruit voldoende studiemateriaal werd meegegeven om alle overige avonden van de week en het halve weekend op mijn zolderkamer de tijd door te brengen. Met twee dochters van drie en vijf jaar oud (ondertussen zeven en negen), was dit niet altijd een gemakkelijke opgave. Toch hebben zij kans gezien om tussen de bedrijven door voor voldoende aandacht, motivatie en afleiding te zorgen, door af en toe even op zolder te vragen of het nog goed ging met me. Ze brachten zelfs geregeld een kopje koffie naar zolder. Toen een half jaar geleden mijn oudste dochter aan me vroeg: papa, ben je nog steeds bezig met je plan van aanpak? wist ik dat nu de eindsprint moest worden ingezet. Vier jaar een deeltijdstudie volgen is een flinke belasting, vooral voor de overige gezinsleden thuis. Ik wil de dames daarom ook hartelijk danken voor het geduld en begrip dat ze geregeld toonden. Tijd voor leuke dingen sámen Verder wil ik de volgende personen bedanken: René Hagen, hij is namens het Procesteam Brandweerdoctrine opdrachtgever vanuit het Instituut voor Fysieke Veiligheid (IFV) en heeft mij de mogelijkheid geboden om af te studeren op dit onderwerp. Wendy Kiel, de voormalige secretaris van het Procesteam, die vanuit haar kennis en door het aanspreken van haar netwerk vele brandweercollega s uit het hele land heeft kunnen bereiken. Dit was de aanleiding voor een grote respons op de enquête die is uitgezet. De enquête die overigens niet tot stand kon komen zonder de geweldige inbreng van Karin Groenewegen, onderzoekster bij het IFV, die met al haar wijsheid en ervaring een grote bijdrage heeft geleverd aan het succes van het onderzoek. Hierbij wil ik ook alle collega s bedanken die de moeite hebben genomen om de enquête in te vullen en bij wie ik een interview mocht afnemen. Uiteraard de afstudeerbegeleiders namens de HAN, de heren Ron Bosch en Jan Schepers, die over mijn schouder hebben meegekeken naar de voortgang en het proces. En tot slot een speciale dank aan mijn collega en begeleider namens de brandweer René Schage, die ondanks zijn overvolle agenda, het altijd belangrijk vond om een moment voor mij vrij te maken voor het beantwoorden van vragen of het becommentariëren van een stuk tekst. Bas Olbertz Pagina 4

5 Samenvatting Na de Brand in De Punt is gebleken dat de brandweer behoefte heeft aan meer inzettactieken dan alleen de buiteninzet en binneninzet. Daarom wordt vanuit de Brandweerdoctrine onder andere gewerkt aan de ontwikkeling van het kwadrantenmodel voor gebouwbrandbestrijding. Dit model beschrijft vier inzettactieken waarbinnen kan worden geschakeld tijdens een brandinzet. Eén van deze tactieken, de defensieve binneninzet, wordt nader onderzocht. Deze inzet is binnen het gebouw, maar buiten het brandende compartiment. De kennis van brandweerpersoneel en de kwaliteit van deze brandscheidingen spelen hierin een belangrijke rol. Om te bepalen of deze kennis en kwaliteit voldoende is voor het uitvoeren van de defensieve binneninzet is hier onderzoek naar gedaan. De centrale vraag van dit onderzoek naar brandscheidingen is: Kan de brandweer een veilige en efficiënte defensieve binneninzet plegen door herkenning van goede brandscheidingen met de huidige kennis ten aanzien van de kwaliteit van uitvoering en de voorwaarden omtrent de aanwezigheid van brandscheidingen in gebouwen? Deze hoofdvraag is onder verdeeld in drie deelvragen. Om antwoorden te vinden op deze deelvragen is literatuurstudie gedaan, zijn interviews afgenomen en is een enquête uitgezet onder repressief brandweerpersoneel in Nederland. Deelvraag 1 Wat is een brandscheiding en kan deze ondersteunen tijdens een brandweerinzet? Een brandscheiding is de overgang tussen twee brandcompartimenten, die er voor zorgt dat een brand binnen een vooraf bepaald gebied wordt gehouden. Het doel van deze brandscheiding is het voorkomen dat een brand overslaat naar de belendende percelen en om het mogelijk te maken dat aanwezige personen voldoende tijd hebben om veilig te kunnen vluchten. Deze brandscheiding is een afgeleide van de eis uit de regelgeving waarin wordt gesproken over de tijd die een brand nodig heeft om van het ene brandcompartiment naar het andere compartiment te komen (W.B.D.B.O. 1 ). Om een brand binnen het brandcompartiment te houden is vaak de hulp van de brandweer noodzakelijk. Op de vraag of brandscheidingen de brandweer kan ondersteunen bij een defensieve binneninzet, kan positief worden geantwoord. Wel is deze mogelijkheid afhankelijk van meerdere factoren. Hierbij is de kwaliteit van de aanwezige brandscheidingen, het juiste gebruik van deze scheidingen en de tijd die is verstreken alvorens de brandweer wordt gealarmeerd, van cruciaal belang. Zo kan bijvoorbeeld zonder automatische detectie niet met zekerheid worden bepaald hoelang de brandscheidingen en de draagconstructies al worden aangestraald wanneer de brand wordt ontdekt. Bij gebouwen die voldoen aan de nieuwbouweisen uit het bouwbesluit hebben brandscheidingen, onafhankelijk van de risico s, een hogere weerstand tegen branddoorslag dan bij bestaande bouwwerken. Bij een ontwikkelde brand in een gebouw, dat slechts voldoet aan het niveau dat geld voor bestaande bouwwerken, kan de brand zich al hebben uitgebreid naar een ander brandcompartiment, voordat de brandweer inzetbaar is. Het toepassen van de defensieve binneninzet zal in deze situaties daardoor nauwelijks uitvoerbaar zijn, omdat de W.B.D.B.O. eis bij bestaande bouw lager is dan de tijd die de brandweer over het algemeen nodig heeft om water op het vuur te krijgen. Het tijdstip van ontstaan van de brand en de kwaliteit van de brandscheidingen zijn bij het ter plaatse komen van de brandweer niet bekend bij de bevelvoerder, maar zijn wel degelijk van invloed op de keuze of wel of geen defensieve binneninzet kan worden gepleegd. Daarom moet de brandweer handvatten krijgen, om deze blinde vlekken om te zetten in nuttige informatie, die de basis kan zijn 1 Het begrip Weerstand tegen BrandDoorslag en BrandOverslag is de kleinste waarde van de weerstand weergegeven in minuten, dat onder standaardomstandigheden uitbreiding van brand van een ruimte binnendoor of via de buitenlucht naar een anderen ruimte wordt tegengehouden. Bas Olbertz Pagina 5

6 voor de keuze van de inzettactiek van de brandweer. Dit kan door bijscholing van het brandweerpersoneel en het beschikbaar hebben van relevante informatie over het gebouw op de locatie. Deelvraag 2 Wat is bekend over de kwaliteit van de aanwezige brandscheidingen? Literatuur Het onderzoek naar de kwaliteit van brandscheidingen, zowel tijdens het gebruik als bij een brand, is gedaan door literatuurstudie en het afnemen van interviews. Uit de analyse van deze gegevens blijkt dat de uitvoering van de aanwezige brandscheidingen in gebouwen ver onder de maat is. Uit verschillende onderzoeksrapporten van onder andere het Ministerie, de Onderzoeksraad, het NIFV en Efectis blijkt dat bij een ruime meerderheid van de onderzochte gebouwen één of meer gebreken zijn geconstateerd in de brandcompartimentering. De meest voorkomende oorzaken van de geconstateerde gebreken zijn: Het vastzetten van zelfsluitende deuren in een brandscheiding. Niet brandwerend afwerken van doorvoeringen van kabels en leidingen Het doorbreken of geheel verwijderen van brandscheidingen bij verbouwingen Onjuiste uitvoering of foutief materiaalgebruik tijdens de uitvoering. Dezelfde conclusie wordt ook getrokken uit onderzoeken die zijn gedaan ná een brand. Vaak blijkt dat de brand niet binnen het daarvoor bestemde brandcompartiment is gebleven. Hierbij wordt nauwelijks onderscheid gemaakt of het een nieuw bouwwerk betreft of een bestaand bouwwerk. Wel schijnt het van belang te zijn in hoeverre de brand zich heeft ontwikkeld; bij grote branden of een hoge aanwezige vuurlast wordt vaker geconstateerd dat de brand buiten het brandcompartiment treedt. Indien geen openingen aanwezig zijn in brandscheidingen is de kans groot dat de brand met succes binnen het brandcompartiment kan worden gehouden. Uit onderzoek en ervaringen blijkt dat alle openingen zoals deuren, ramen en luiken de faalkans van de brandscheiding verhogen. Interviews Tijdens de interviews is het algemene beeld van de kwaliteit van brandscheidingen niet anders gebleken; deze vertonen te vaak gebreken. Als reden wordt voornamelijk aangegeven dat de eigenaar/ gebruiker zich onvoldoende bewust is van de verantwoordelijkheden die hij of zij heeft. Zoals beschreven in het Burgerlijk Wetboek heeft deze eigenaar/ gebruiker een grote verantwoordelijkheid ten aanzien van de veiligheid van de aanwezige personen in zijn gebouw en kan deze worden vervolgd wanneer ongelukken voortvloeien door zijn nalatigheid. Door intern toe te zien op de naleving van de regelgeving in het gebouw zal de gebruiker deze taak op zich moeten nemen. Een goede controle en registratie is hierin belangrijk. Door periodiek te rapporteren naar de directie kan deze op tijd actie ondernemen bij geconstateerde onjuistheden. De overheid dient toezicht te houden op de naleving van deze controle en zal op moeten treden wanneer misstanden worden geconstateerd. Naast de overheid en de gebruiker is de marktpartij een belangrijke schakel in het proces om gezamenlijk tot een acceptabel brandveiligheidsniveau te komen. Het is aan de bouwpraktijk om de verantwoordelijkheid te nemen in het leveren van goede kwaliteit in zowel de producten als de uitvoering. De overheid zal het kader aangeven met daarbinnen duidelijke regels. Wanneer alle betrokken partijen hetzelfde doel voor ogen hebben en hier gezamenlijk richting aan geven, zal de kwaliteit van de brandscheidingen naar een hoger niveau worden getild. Bas Olbertz Pagina 6

7 Deelvraag 3 Hoe is het gesteld met de kennis van brandweerpersoneel ten aanzien van de brandscheidingen? Door het analyseren van de gegevens uit de enquête is een beeld gevormd ten aanzien van de kennis, de ervaring en de verwachtingen van repressief brandweerpersoneel ten aanzien van brandscheidingen. Kennis Ten aanzien van de kennis over de brandwerende deuren op beeldmateriaal, heeft een groot aantal respondenten niet de juiste deuren aangewezen die een brandwerendheid hebben. Daarnaast wist slechts een kwart van de respondenten drie kenmerken te benoemen van een brandwerende deur. Ten aanzien van de herkenning van brandwerende plafonds en vloeren is nog minder gescoord. Wel hebben meer respondenten drie kenmerken kunnen noemen van een brandwerend plafond. Uit het toetsen van de aanwezige kennis van compartimentering blijkt dat een groot deel van de respondenten over het algemeen weet dat woningen en trappenhuizen een bepaalde vorm van brandwerendheid hebben ten opzichte van de omgeving of andere woningen. Waar minder op wordt gescoord is het feit dat wordt verwacht dat tussen verschillende gebruikers, zoals bij winkels en bedrijfspanden, een brandscheiding aanwezig is. Ook denkt een groot deel onterecht dat een deur in een brandwerende scheiding altijd zelfsluitend moet zijn. Vaak worden meer brandscheidingen verwacht in een bedrijfsverzamelgebouw dan dat er in werkelijkheid aanwezig zullen zijn. Opvallend bij de analyse is dat er nauwelijks verschil aanwezig is of de respondent veel van brandpreventie af weet of helemaal niets. Deze laatst genoemde groep weet mogelijk door ervaring en intuïtie meer van brandveiligheid dan dat ze zelf beseffen. Ook opvallend is dat de bevelvoerders, ondanks de uitgebreide lesstof nauwelijks beter scoren dan de manschappen, waar brandscheidingen of brandcompartimenten helemaal niet in de lesstof voorkomen! De officieren scoren over het algemeen iets beter. Ervaring Tweederde van de respondenten geeft aan dat brandscheidingen vaak van invloed zijn op het verloop van een brand dus ook op de brandweerinzet. Ten aanzien van de ervaringen van brandscheidingen geeft een ruime meerderheid van de respondenten aan goede ervaringen te hebben met deze brandscheidingen. Ondanks dat vaak niet bekend is welke norm er voor staat, kan de brand binnen het brandcompartiment worden gehouden. Deze fungeert dan als een zogenaamde stoplijn. Bijna een kwart geeft aan zowel goede als minder goede ervaringen te hebben en iets meer dan tien procent geeft aan geen goede ervaringen te hebben met brandscheidingen. De respondenten hebben de meeste ervaring met brandscheidingen tussen woningen onderling en in bedrijfsgebouwen, waarbij de laatst genoemde beduidend minder presteert dan de scheidingen tussen woningen. Daar waar het mis is gegaan in bedrijfsgebouwen is door b ijna de helft van de respondenten aangegeven dat de gebruiker hiervoor verantwoordelijk was. Oorzaken die zijn genoemd zijn: het gebruik van kegjes, illegale verbouwingen en het niet brandwerend afwerken van doorvoeringen. Verwachting Een ruime meerderheid van de respondenten verwacht dat een brandscheiding meestal wel aan de verwachtingen zal voldoen. Wanneer deze scheiding niet werkt houden de meeste respondenten de eigenaar/ gebruiker hiervoor verantwoordelijk, doordat deze zich over het algemeen te weinig bewust is van het nut en de noodzaak van brandscheidingen in zijn of haar gebouw. Bas Olbertz Pagina 7

8 Een ruime meerderheid is positief gestemd om in de toekomst meer gebruik te gaan maken van brandscheidingen tijdens de repressieve inzet. Overigens vindt een deel dat nu al kan worden ingezet op brandscheidingen met de huidige kennis en materiaal. Enkele korpsen in Nederland doen dit al. Van de gegeven antwoorden wat de respondenten nodig denken te hebben om in de toekomst meer gebruik te gaan maken van brandscheidingen is een tweedeling waar te nemen. Zo richt één stroming zich op de ontwikkeling van het brandweerpersoneel. Hierbij wordt genoemd: uitbreiding van de lesstof, meer gericht oefenen en betere samenwerking met de afdeling preventie. De andere richting is geënt op de kwaliteit van het gebouw en van de gebruiker. Hierbij wordt vooral genoemd: de bewustwording bij de gebruiker, meer en betere brandveiligheidscontrole door de preventieinspecteur en het voorhanden hebben van informatie omtrent de brandveiligheid in het gebouw. Dit kan door aanduidingen op de brandscheiding, bereikbaarheidskaarten of bouwtekeningen van het gebouw. Het vervolg hierop kan zijn het ontwikkelen van systemen die beschikbaar zijn in grote gebouwen volgens een gebouwbeheerssysteem. Wanneer de brandweer gebruik kan maken van deze systemen zal dit een positieve bijdrage leveren aan de snelheid en effectiviteit van de inzet. Voor verbetering van de kwaliteit ten aanzien van brandscheidingen en de brandweerinzet, worden de volgende aanbevelingen gedaan: Aanbevelingen Brancheorganisatie Brandweer Breidt de lesstof van manschappen uit met informatie over de werking en het herkennen van brandscheidingen. Dit is één van de belangrijkste aanbevelingen uit het rapport, omdat bij een brand de manschappen fungeren als de ogen en oren van de bevelvoerder. De aanvalsploeg haalt informatie uit een eerste verkenning, welke mede bepalend kan zijn voor de keuze binnen het kwadrantenmodel. Daarnaast is na- en bijscholing noodzakelijk op alle niveaus: manschappen, bevelvoerder en OvD s Geef voorlichting aan de gebruikers van bouwwerken om de bewustwording over het gebruik van brandscheidingen te verhogen en de noodzaak van het functioneel houden van deze scheidingen duidelijk te maken. Wijs hierbij de gebruikers op de verantwoordelijkheid van het toezien op en controleren van de brandveiligheidsvoorzieningen in het gebouw zoals omschreven in de voorschriften Houdt scherp toezicht op de naleving van de voorschriften ten aanzien van het beperken van uitbreiding van brand en treed op in de situaties waar de regels worden overtreden. Neem in het oefenprogramma op dat meer wordt geoefend met brandscheidingen in praktijk. Geef daarnaast theorieavonden in samenwerking met de preventisten Gebruiker Neem de eigen verantwoordelijkheid als het gaat om de veiligheid voor de aanwezige personen in uw bouwwerk. Maak één persoon verantwoordelijk voor de brandveiligheid, toets zelf het niveau van deze veiligheid en leg dit vast in een systeem. Stel gegevens van het bouwwerk beschikbaar voor de brandweer. Door de meest recente situatie op kaart aan te geven wordt een bijdrage geleverd aan een effectieve brandbestrijding o Steeds vaker zijn bouwwerken voorzien van gebouwbeheerssystemen waarin installaties en voorzieningen zijn aangegeven. Door deze geschikt te maken voor de repressieve dienst, kan bij brand effectiever worden ingezet Bas Olbertz Pagina 8

9 o Indien geen digitaal systeem aanwezig is, stel dan een tekening of kaart beschikbaar met daarop de brandveiligheidsvoorzieningen, waaronder de brandscheidingen Brancheorganisatie Bouw Wijs de marktpartijen op de verantwoordelijkheid ten aanzien van de bouwkwaliteit en productkwaliteit en toets steekproefsgewijs op de uitvoering. Geef hierin voorlichting en handreikingen met het doel het kennisniveau te verhogen Maak brandwerende deuren en/ of scheidingen herkenbaar door middel van een merkteken of een stempel Vervolgonderzoek Voer een vervolgonderzoek uit over de draagconstructie van gebouwen en geef hierover voorlichting aan repressief personeel. Draagconstructies kunnen een wezenlijk onderdeel zijn van de brandcompartimentering. Bij het bezwijken van de constructie bezwijkt vaak ook de brandscheiding Steeds vaker worden gebouwbeheerssystemen toegepast. Voer een vervolgonderzoek uit op welke wijze deze gebouwbeheerssystemen met de brandweer kunnen communiceren om zo een effectieve brandweerinzet uit te kunnen voeren Bas Olbertz Pagina 9

10 Summary The fire in De Punt has shown that there is a need for other deployment tactics than just an internal or external deployment. This has caused the Fire Fighting Establishment to develop the Quadrant Model for fighting fires in buildings. This model describes four deployment tactics that can be used during a fire deployment. One of these tactics is the Defensive Internal Deployment. This deployment tactic is focused inside the building but outside the burning compartment. The knowledge of the firemen and the quality of the fire separations play an important role when executing this tactic. This study was done to determine whether the knowledge of the men and quality of the separations are sufficient to execute this tactic. The data was obtained through desk research, interviews and by conducting a survey among the fire brigade staff. The research shows that when buildings only comply with the minimum requirements set in building regulations, it will be almost impossible for the Fire Brigade to contain the fire within the compartment. The chances of a successful extinguishment largely depend on time when the fire is discovered, the fire load and the quality of the fire separations. The study also shows that all openings such as doors, windows and shutters will increase the chances of failure of the fire separations. When these openings are not present in fire separations, the chances of containing the fire within the compartment are higher. The main reason for failing fire separations is due to human handling. This is because the owner/operator of the building is not sufficiently aware of the responsibility that he or she has. Also the building construction market has an increased role when it comes to improving the fire safety levels in buildings. The construction companies need to take responsibility for the quality of the construction materials that they use and the correct design of fire separations. When all stakeholders have the same goal and when they can agree a mutual standard it will be possible to increase the quality of the fire separations. The firemen should also be better informed about the presence and necessity of fire separations in buildings. The training materials will need to be updated and during the fire training there should be more focus on fire separations. The current knowledge is often based on experiences during previous fires and not based on the latest knowledge on fire separations. Building owners can support the fire brigade by offering information on fire protection measures inside the building. The information offered to the fire brigade can be signs indicating a fire separation, construction drawings with relevant information or digital information from a Building Management System. Bas Olbertz Pagina 10

11 Inhoud Voorwoord 4 Samenvatting 5 Aanbevelingen 8 Summary 10 1 Inleiding 13 2 Achtergrond en Onderzoeksvraag Inzettactieken Defensieve binneninzet Onderzoeksvraag Doel van het onderzoek Afbakening van het onderzoek 19 3 Onderzoeksmethode Literatuurstudie Interviews Enquête 21 4 Wat is een brandscheiding en kan deze de brandweer ondersteunen Inleiding Wat is een brandscheiding Wat is het doel van een brandscheiding Eisen ten aanzien van de aanwezigheid en de uitvoering van brandcompartimentering De brandscheiding en het ondersteunen van de brandweer Samenvatting 33 5 Wat is bekend over de kwaliteit van de aanwezige brandscheidingen Inleiding Kwaliteit van brandscheidingen tijdens bouw en gebruik Kwaliteit van brandscheidingen bij brand Interviews Samenvatting 45 6 Welke les- en leerstof ten aanzien van brandscheidingen wordt het repressief brandweerpersoneel aangeboden Inleiding Manschappen Bevelvoerder Officier van Dienst Samenvatting 49 Bas Olbertz Pagina 11

12 7 Resultaten enquête Beschrijving respondenten De kennis onder het brandweerpersoneel Brandwerende deuren Herkenning brandwerend plafond/ vloer Compartimentering Ervaring van het brandweerpersoneel Verwachtingen Samenvatting 63 8 Conclusies en aanbevelingen Conclusie Aanbevelingen 68 9 Bijlagen 69 Bijlage 1 Literatuurlijst 69 Bijlage 2 Interviews 71 Bijlage 3 Enquête 97 Bijlage 4 Discussie Linked In 108 Bas Olbertz Pagina 12

13 1 Inleiding Het uitoefenen van het brandweervak brengt gevaren met zich mee. Dit is helaas weer gebleken bij de brand in de Punt in Hier kwamen bij een brand in een botenloods drie brandweermensen om het leven door een explosieve branduitbreiding. Door dit incident werd wederom de vraag binnen de brandweer gesteld wanneer brandweermensen wel of niet een gebouw moeten betreden tijdens een repressieve inzet, wanneer bekend is dat er geen personen meer binnen zijn. Hieruit ontstond discussie en groeide de wens om meer mogelijkheden te onderzoeken om een brand te bestrijden, dan alleen de traditionele binneninzet en de buiteninzet, waarbij uitsluitend wordt ingezet op het voorkomen van uitbreiding van brand. Het gevolg is dat deze theorie achter het brandweervak wordt uitgewerkt tot een nieuwe Brandweerdoctrine. Deze doctrine is opgezet vanuit de netwerkorganisatie Brandweer Nederland en beschrijft wat we als brandweer doen en vooral waarom we dit doen. Vanuit deze Brandweerdoctrine is het kwadrantenmodel voor gebouwbrand in ontwikkeling. Dit model geeft handvatten voor de keuze van vier verschillende inzettactieken. Dit kwadrantenmodel zal verderop nader worden toegelicht. Eén van deze vier tactieken vertoont in grote mate het samenspel van repressie en preventie, twee schakels uit de veiligheidsketen 2. Deze nieuwe inzettactiek wordt de defensieve binneninzet genoemd. Het doel van deze binneninzet is de brand (en rook) binnen de compartimentgrenzen te houden. Door het beperken van de uitbreiding van brand is het mogelijk extra tijd te creëren om de aanwezige personen in de naastgelegen ruimten naar een veilige plaats te begeleiden. Bij deze inzet wordt gebruik gemaakt van de aanwezige preventieve bouwkundige voorzieningen, namelijk de brandscheidingen. Vanuit mijn bouwkundige opleiding, de ervaring in de repressieve dienst en door mijn dagelijkse functie binnen de preventieve brandveiligheid, merk ik dat de ontwerper van een bouwplan zich nauwelijks bewust is van het feit dat er ook preventieve voorzieningen worden getroffen ten behoeve van de veiligheid van de repressieve dienst. De toegepaste regelgeving gaat vaak niet verder dan het veilig vluchten van aanwezigen en het beheersbaar houden van een brand. Daarnaast lijkt de repressieve dienst zich nog onvoldoende bewust van het feit dat deze brandveiligheidsvoorzieningen een positieve bijdrage kunnen leveren aan de eigen veiligheid en het bestrijden van de brand. De beide schakels uit de veiligheidsketen zullen op dit vlak dichter bij elkaar moeten worden gebracht. Door onze clustercoördinator, de heer René Schage, ben ik op de hoogte gebracht van het bestaan van de eerder genoemde Brandweerdoctrine. Vervolgens is er contact gelegd met enkele leden van het Procesteam om te bespreken of het mogelijk was om binnen de ontwikkeling van de Brandweerdoctrine mijn afstudeeropdracht uit te werken. Tijdens dit gesprek met de heer René Hagen, lector brandpreventie en mevrouw Wendy Kiel, secretaris van het Procesteam, is besproken op welke wijze een bijdrage kan worden geleverd aan de ontwikkeling van de Brandweerdoctrine. Hieruit bleek dat met name in het verder ontwikkelen van het kwadrantenmodel nog veel onderzoekswerk moet worden verricht. Hierop mocht ik mij gaan richten. 2 Het samenspel tussen de verschillende taakvelden is weergegeven in de integrale veiligheidsketen. Er is nadrukkelijk gekozen voor een keten, omdat hierin de samenhang in de brandveiligheid wordt aangetoond door het beïnvloeden en opvolgen van de schakels. De overige schakels uit de veiligheidsketen zijn: pro- actie, preparatie en nazorg. Bas Olbertz Pagina 13

14 2 Achtergrond en Onderzoeksvraag 2.1 Inzettactieken De bevelvoerder geeft bij een brand in een gebouw manschappen opdrachten om zo tot een succesvolle 3 inzet komen. Afhankelijk van het incident werd dit resultaat tot voor kort door middel van twee verschillende tactieken bereikt: Binneninzet: Bij de aanwezigheid van achtergebleven personen in het gebouw, zal de prioriteit van de brandweerinzet er op zijn gericht om met een binneninzet deze personen te redden. Ook wanneer er geen slachtoffers zijn, maar het veilig genoeg lijkt om een binneninzet te plegen, worden de manschappen binnen het gebouw ingezet. De inzet is er dan op gericht de brand tot het brandcompartiment te beperken of zelfs binnen het compartiment te blussen. Buiteninzet: Indien het niet meer veilig lijkt het brandende gebouw te betreden, wordt de buiteninzet toegepast. Dit betekent dat de manschappen op veilige afstand buiten het gebouw blijven. Het doel hierbij is om uitbreiding naar andere percelen (buren of ander gebouwen op eigen terrein) te voorkomen en tenslotte de brand te blussen. De brand in De Punt heeft de aanzet tot een andere kijk op het repressieve optreden gegeven. Bij dit in het begin ogenschijnlijk ongevaarlijke incident zijn drie brandweercollega s om het leven gekomen. Door een rookgasexplosie in de grote loods zijn de daar ingezette manschappen niet meer in staat geweest om zichzelf in veiligheid te brengen. Al snel werd de discussie ingezet of het nog wel zinvol is om een brandend industriegebouw binnen te gaan, zeker wanneer er geen sprake is van aanwezige slachtoffers. Immers, met het voorkomen van brandoverslag naar de belendende percelen wordt dan voldaan aan de wetgeving. De taak van de brandweer zou zich in dat geval kunnen beperken tot een buiteninzet. Figuur 1. Brand botenloods, De Punt 2008 Bron: 3 Succesvol is volgens de doelen van de wetgeving (Bouwbesluit 2012) wanneer de brandweer eventuele achtergebleven personen heeft gered (geen slachtoffers) en de brand zich niet uitbreidt naar de belendende percelen. Bas Olbertz Pagina 14

15 Het resultaat van deze discussie was dat enkele korpsen er rigide in stonden en inderdaad bij een brand in een industriegebouw geen binneninzet meer pleegden. De tactiek die hier werd uitgevoerd is gebaseerd op de buiteninzet: uitbreiding naar de belendende percelen voorkomen. Om deze inzettactiek te nuanceren, is een werkgroep aan de slag gegaan om te onderzoeken of toch iets meer kon worden gedaan dan slechts inzetten op het zogenaamde afbrandscenario. Hieruit is het project Offensieve Buiten Inzet (OBI) ontstaan. Het doel van dit project is het ontwikkelen van tactieken en technieken om, in tegenstelling tot de defensieve buiteninzet, toch veilig offensief op te treden bij een gebouwbrand. Dit kan worden bereikt door vanaf de buitenzijde van het gebouw blusmethodes toe te passen die het mogelijk maken het gebouw na het inzetten van deze blusmethode te kunnen betreden. In enkele gevallen zal het zelfs mogelijk kunnen zijn op deze manier de brand te blussen. Tijdens het verloop van dit project bleek dat er meer handelingsperspectieven mogelijk zijn om een repressieve inzet uit te voeren. Hierbij kwam de defensieve binneninzet naar voren. Deze inzettactiek is gericht op een inzet binnen het gebouw, maar buiten het brandende compartiment. Het doel van deze inzet is om de brand bij de brandscheiding tegen te houden. Daardoor ontstaat mogelijk extra tijd voor de aanwezige personen/ slachtoffers om naar een veilige plaats te vluchten of te worden gebracht door de brandweer. Uit bovenstaande inzettactieken blijkt dat er vier parameters zijn die bepalend zijn voor het ontwerp van het kwadrantenmodel, namelijk: De vier inzettactieken die hieruit ontstaan, kunnen alsvolgt worden omschreven: Bas Olbertz Pagina 15

16 1. Defensieve buiteninzet Inzet van brandweerpersoneel buiten het gebouw op een veilige afstand. Doel is het voorkomen van branduitbreiding naar andere gebouwen 2. Offensieve buiteninzet Inzet van brandweerpersoneel buiten het gebouw, omdat inzet binnen het gebouw (nog) te gevaarlijk is. Doel is het verbeteren van de overlevingscondities van achtergebleven personen/ slachtoffers en eventueel voorbereidend op een veilige binneninzet. 3. Defensieve binneninzet Inzet van brandweerpersoneel binnen het gebouw, maar buiten het compartiment waar de brand zich bevindt. Doel is de brand binnen het compartiment te houden, zodat het aangrenzende compartiment kan worden ontruimd. 4. Offensieve binneninzet Inzet van brandweerpersoneel binnen het gebouw en in de brandruimte. Doel is het redden van eventuele slachtoffers en het blussen van de brand. Bas Olbertz Pagina 16

17 2.2 Defensieve binneninzet De onderzoeksvraag van dit rapport is gericht op de inzettactiek van de defensieve binneninzet. Bij een defensieve binneninzet worden de manschappen binnen het gebouw ingezet, maar blijven buiten het brandcompartiment waar de brand woedt. Zoals eerder aangegeven is het doel van deze inzet om branduitbreiding binnen het gebouw te voorkomen door de brand binnen het brandcompartiment te houden. Bouwwerken zijn, afhankelijk van onder andere de grootte en de gebruiksfunctie, opgedeeld in één of meer brandcompartimenten, subbrandcompartimenten en beschermde subbrandcompartimenten. Deze compartimenten hebben als doel de brand en de rook binnen een vooraf bepaald deel van het gebouw te houden, zodat de aanwezige personen veilig kunnen vluchten, of veilig kunnen verblijven (wachten op redding) wanneer de aanwezigen minder zelfredzaam zijn. Daarnaast kunnen deze scheidingen ook voor de repressieve dienst een rol spelen in de keuze van de mogelijke inzettactieken. Wanneer we spreken over een defensieve binneninzet, maakt de brandweer tijdens een inzet gebruik van deze brandscheidingen. Door een goede verkenning uit te voeren wordt de informatie verzameld waardoor de bevelvoerder kan schakelen tussen de verschillende inzettactieken. Maar mag worden verwacht dat het repressief personeel voldoende op de hoogte is van de aanwezigheid en het doel van brandscheidingen? En worden deze brandscheidingen ook als zodanig herkend? Op deze vragen wordt in dit rapport nader ingegaan. Bas Olbertz Pagina 17

18 2.3 Onderzoeksvraag De centrale onderzoeksvraag van dit onderzoek is: Kan de brandweer een veilige en efficiënte defensieve binneninzet plegen door herkenning van goede brandscheidingen met de huidige kennis omtrent de kwaliteit van uitvoering en de voorwaarden omtrent de aanwezigheid van brandscheidingen in gebouwen? Om tot de onderzoeksvraag te komen worden drie deelvragen onderverdeeld in subvragen. Het doel van deze subvragen is om de informatie te verzamelen die nodig is om het antwoord te vinden op de centrale onderzoeksvraag. Deelvraag 1: Wat is een brandscheiding en kan deze ondersteunen tijdens een brandweerinzet? In het eerste deel wordt onderzocht wat een brandscheiding is, waar deze kunnen worden aangetroffen in een bouwwerk en met welk doel deze scheidingen zijn aangebracht. Daarnaast wordt onderzocht hoe een repressieve inzet wordt gepleegd, om vervolgens de relatie te leggen hoe brandscheidingen ondersteuning kunnen bieden tijdens de brandweerinzet. Deelvraag 2: Wat is bekend over de kwaliteit van de aanwezige brandscheidingen? Als tweede deelonderzoeksvraag wordt onderzocht wat er bekend is over de kwaliteit van de aanwezige brandscheidingen. Dus of de scheidingen voldoen aan de gestelde eisen en in de praktijk ook die weerstand tegen brand bieden zoals is voorgeschreven. Omdat de goede bouwkundige uitvoering tijdens de gehele levensduur moet zijn gegarandeerd, is deze deelvraag opgesplitst in twee subvragen, welke zich richten op verschillende fasen van de kwaliteit van de brandscheidingen: Bij oplevering en tijdens de gebruiksfase. Zijn de ontwerper en aannemer voldoende bewust van de nut en de noodzaak van brandpreventieve voorzieningen? De gebruiker heeft ook een grote verantwoordelijkheid in het geheel. Wordt deze wel genomen? Tijdens brand blijkt pas of de brandscheiding goed is uitgevoerd of dat er lekken in hebben gezeten. Hoe gaat de repressieve dienst om met brandscheidingen tijdens een inzet? Deelvraag 3: Hoe is het gesteld met de kennis van brandweerpersoneel ten aanzien van de brandscheidingen? Wat weet de brandweer over brandscheidingen? Om te toetsen of de brandweer tijdens een inzet brandscheidingen kan herkennen en als zodanig interpreteren en gebruiken, wordt een enquête uitgezet onder het repressief brandweerpersoneel in Nederland. De vragen worden onderverdeeld in; algemeen, kennis, ervaring en verwachting. Bas Olbertz Pagina 18

19 2.4 Doel van het onderzoek Het doel van het onderzoek is om inzicht te krijgen of repressief personeel voldoende kennis heeft ten aanzien van brandscheidingen in gebouwen en of de kwaliteit van deze scheidingen een bijdrage kan leveren aan een veilige en efficiënte defensieve binneninzet. Hiermee wordt bedoeld het Kennen, Herkennen en Erkennen van brandscheidingen: Kennen Hoe is het gesteld met de theoretische kennis van brandweerpersoneel ten aanzien van brandscheidingen? Herkennen Wordt een brandscheiding als zodanig herkent tijdens de brandbestrijding? Erkennen Is er vanuit de repressieve dienst voldoende vertrouwen in de goede werking van de aanwezige brandscheidingen? Op de volgende wijze wordt hier onderzoek naar gedaan: Het definiëren van de brandscheiding en de inzet van de brandweer Het onderzoeken van de kwaliteit van de aanwezige brandscheidingen: o Bij de oplevering en tijdens het gebruik o Bij brand Het onderzoeken van het kennisniveau van het repressief personeel ten aanzien van brandscheidingen De antwoorden uit de enquête en de interviews zijn geanalyseerd. Aan de hand van deze resultaten en de resultaten uit de literatuurstudie is een conclusie gevormd, waaruit aanbevelingen zijn gedaan richting de betrokken partijen. 2.5 Afbakening van het onderzoek Door verschillende redenen is het helaas niet mogelijk alle facetten die van invloed zijn op de functionaliteit van brandscheidingen in dit onderzoek te behandelen. De volgende onderdelen behoeven wellicht nog een nadere verdiepingsslag: Draagconstructies van gebouwen hebben vaak een grote relatie met brandscheidingen. Het komt voor dat de brandscheiding een onderdeel is van de draagconstructie, zoals dragende muren. Ook kan de bouwkundige scheidingconstructie verbonden zijn met de draagconstructie. In praktijk betekent dit vaak dat bij het bezwijken van de constructie, de brandwerendheid van de scheidingen ook verloren gaat. Dit is zeker een interessant en belangrijk onderdeel van de brandscheidingen, maar gezien de tijd in de relatie van de omvang van dit onderwerp is de draagconstructie niet behandeld in dit onderzoek.. De kwaliteit van brandscheidingen komt tot stand volgens een integraal proces van ontwerp (architect), uitvoering (aannemer) en gebruik (huurders/eigenaar). Deze actoren zijn in dit onderzoek niet benaderd, maar spelen ook een grote rol in de uiteindelijke kwaliteit van de bouwkundige scheidingen. De defensieve binneninzet is er op gericht de brand binnen het brandcompartiment te houden en brandscheidingen zo lang mogelijk in stand te houden. Dit vergt de nodige kennis/ ervaring van het brandweerpersoneel: Hoe houd je een brandscheiding in stand? Wat moet je wel doen en wat juist niet? Daarnaast is niet bekend of de huidige repressieve brandbestrijding toereikend is voor het uitvoeren van deze opdracht. Deze vragen zijn buiten het onderzoek gelaten. Bas Olbertz Pagina 19

20 3 Onderzoeksmethode In dit onderzoek naar brandscheidingen zijn drie onderzoeksmethoden toegepast: 1. een literatuuronderzoek, om inzicht te krijgen in wat er reeds bekend is over de achtergronden, de kwaliteit en de kennis ten aanzien van brandscheidingen. 2. interviews, om zo breed mogelijk georiënteerd te zijn op verschillende specialistische niveaus 3. een enquête, afgenomen onder repressief brandweerpersoneel in Nederland. 3.1 Literatuurstudie Er heeft kwalitatief onderzoek plaats gevonden in de vorm van literatuuronderzoek. Het doel hiervan is om inzicht te krijgen in wat er reeds bekend is over brandscheidingen tijdens gebruik en bij een brand. Voor de definitie, de doelstelling en achtergronden van dit onderwerp wordt onder andere de huidige regelgeving, de brandveiligheidsconcepten en de leidraad repressieve basiszorg geraadpleegd. Ten aanzien van de kwaliteit van de brandscheidingen, zijn onderzoeksrapporten geraadpleegd van inspecterende instanties en rapporten over onderzoeken na aanleiding van branden. Voor het verzamelen van de theoretische aanwezige kennis van de manschap, de bevelvoerder en de Officier van Dienst (OvD) is de les- en leerstof bestudeerd. Daarnaast is gebruik gemaakt van de aanwezige kennis van brandweercollega s en het internet. 3.2 Interviews Voor het onderzoek naar de mate waarin brandscheidingen kunnen worden gebruikt tijdens een brandweerinzet, zijn deskundigen op het gebied van de repressieve dienst en brandpreventie geïnterviewd. De kennis die tijdens deze gesprekken is verzameld richt zich op de ervaringen van personen die zich in het dagelijks leven bezig houden of onlangs zijn betrokken bij de ontwikkeling van repressief optreden in combinatie met het adviseren over preventieve brandveiligheidvraagstukken. De antwoorden op de deelvraag over de functionaliteit en betrouwbaarheid van de brandscheidingen zijn gezocht bij verschillende partners binnen de brandveiligheid. Door het houden van interviews met onderzoekers, brandveiligheidsspecialisten, etc. wordt inzicht verkregen in de feitelijke kwaliteit van brandscheidingen. De analyse van deze interviews wordt behandeld in hoofdstuk 5. Voor de volledige inhoud van de interviews wordt verwezen naar bijlage 2. De volgende personen hebben medewerking verleend aan de interviews: Team Brandonderzoek Twente Folkert Van der Ploeg. Enschede, 22 maart 2013 Effectis/ TNO Gert Van der Berg. Rijswijk, 25 maart 2013 Inspectie Openbare Orde en Veiligheid Rien Verbiest. Den Haag, 25 maart 2013 Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koningsrelaties Marcel Balk. Den Haag, 25 maart 2013 Specialist Brandveiligheid Erik Janse. De Bilt, 23 april 2013 Verzekeraar, Hannover Risk Consultant B.V. Gerard Kerkman. Deventer, 25 april 2013 Inspectie Leefomgeving en Transport (voormalig VROM- inspectie) Angela Kat. Rotterdam, 29 april 2013 Daarnaast zijn voor het analyseren van de gegeven antwoorden uit de enquête interviews afgenomen met repressief personeel. Op deze wijze is onderzocht of de vragen die zijn gesteld in de enquête, zijn begrepen en zijn ingevuld zoals de respondent het ook daadwerkelijk heeft bedoeld. Deze interviews zijn gehouden onder twee manschappen, twee bevelvoerders en twee officieren. Bas Olbertz Pagina 20

21 3.3 Enquête Om de juiste inzet te kunnen bepalen moet uit de verkenning relevante informatie worden verkregen. Wanneer wordt besloten om tijdens de inzet specifiek gebruik te maken van brandscheidingen, is het noodzakelijk dat er bij het brandweerpersoneel voldoende kennis aanwezig is om deze scheidingen te beoordelen. Immers, de aanwezigheid en herkenning van brandscheidingen zijn een voorwaarde om een defensieve binneninzet te kunnen plegen. Het personeel zal daarvoor deze scheidingen moeten kunnen herkennen en beoordelen. Om antwoord te krijgen op de vraag hoe het is gesteld met deze kennis, is er op landelijk niveau een digitale enquête uitgezet onder repressief brandweerpersoneel. In deze enquête is gevraagd naar meningen, ervaringen en kennis van het brandweerpersoneel ten aanzien van brandscheidingen in gebouwen. Daarnaast zijn de verwachtingen en behoeften ten aanzien van het gebruik van brandscheidingen tijdens een repressieve inzet onderzocht. Uitzetten van de enquête Brandweer Nederland heeft de link, waaraan de enquête is gekoppeld verspreid via diverse kanalen. Op de site van de Brandweerdoctrine ( is een oproep geplaatst met het verzoek om de enquête in te vullen. Op deze pagina is ook het plan van aanpak van het onderzoek te vinden en is het doel en de achtergrond van het onderzoek weergegeven. De link is ook verspreid via de zes districtsvoorzitters van incidentbestrijding in Nederland. Vanuit deze lijn is de enquête via de 25 regio s op de kazernes terecht gekomen. Verder heeft het Procesteam Brandweerdoctrine de link ontvangen en zijn via LinkedIn en Twitter berichten verspreid en discussies gestart.(zie bijlage 4) Opzet van de enquête De enquête is digitaal afgenomen en opgesteld met behulp van enquêtesoftwareprogramma SurveyMonkey. De inhoud van de enquête is te verdelen in vier componenten: Algemeen. In dit deel wordt gevraagd naar de positie in de organisatie, in welke regio de respondent werkzaam is en de bekendheid van het kwadrantenmodel, brandpreventie en bouwkunde Kennis. Hierin wordt onderzocht hoe het is gesteld met de kennis ten aanzien van preventieve brandveiligheid. Dit gebeurt door theoretische vragen en aan de hand van casussen. Ervaring Bij dit onderdeel wordt gevraagd naar de ervaring die is opgedaan met brandscheidingen in gebouwen tijdens een brand. Er wordt gevraagd naar het type gebouw, het brandverloop en de invloed van scheidingen op de inzet. Verwachting Er is gevraagd wat er wordt verwacht van een inzettactiek zoals de defensieve binneninzet. De vragen over de verwachtingen richten zich op het wel of niet kunnen vertrouwen op brandscheidingen en wat men hiervoor denkt nodig te hebben. Respons De enquête over brandscheidingen heeft van 19 maart tot en met 8 april 2013 opengestaan. In deze periode hebben 870 brandweermensen de enquête volledig ingevuld personen zijn aan de enquête begonnen, waarvan er 82 buiten de doelgroep vielen. Verder zijn er bij de tweede vraag 50 brandweermensen afgevallen. De overige vragen laten gemiddeld een uitval zien van 15 personen per vraag. Bij de open vraag om kenmerken te beschrijven waaraan een brandscheiding kan worden herkend, zijn de meeste personen afgevallen, namelijk 80. Om de kwaliteit van het onderzoek te waarborgen, zijn de incomplete enquêtes niet meegenomen in het onderzoek. Bas Olbertz Pagina 21

22 Gegevensverwerking Nadat de enquête is gesloten zijn de gegevens uit de enquête geanalyseerd. Er hebben voornamelijk beschrijvende analyses plaatsgevonden. Reacties op open vragen zijn waar nodig en mogelijk gegroepeerd. De resultaten van de enquête zijn opgenomen in hoofdstuk 7. De vragenlijst van de enquête zijn opgenomen in de bijlage 3. Beperkingen van het onderzoek Het onderzoek kent een beperking, namelijk de zelfselectie van de respondenten van de enquête. Doordat de enquête op internet is geplaatst, is het aan de respondent om de enquête wel of niet in te vullen. Dit zullen de mensen zijn die beschikking hebben over internet, toevallig de website bezoeken en het onderwerp interessant genoeg vinden om te besluiten mee te doen aan het onderzoek. Daarnaast zal de groep mensen die weinig van het onderwerp afweten na verloop van tijd afhaken. Om deze genoemde redenen geeft de groep respondenten niet per se een representatieve weergave van kennis van de totale populatie, namelijk al het repressief brandweerpersoneel in Nederland. Bas Olbertz Pagina 22

23 CENTRALE ONDERZOEKSVRAAG Kan de brandweer een veilige en efficiënte defensieve binneninzet plegen door herkenning van goede brandscheidingen met de huidige kennis omtrent de kwaliteit van uitvoering en de voorwaarden omtrent de aanwezigheid van brandscheidingen in gebouwen? Deelvraag # Subvraag Wijze van informatieverzameling Wat is een brandscheiding en kan deze ondersteunen bij een brandweerinzet? Wat is bekend over de kwaliteit van de aanwezige brandscheidingen? 1a 1b 1c 1d 2a 2b Waarom zijn er brandscheidingen aanwezig in een gebouw? Wat is het doel van een brandscheiding? Waar komen in gebouwen brandscheidingen voor? Op welke wijze kunnen brandscheidingen een defensieve binneninzet ondersteunen? Wat is bekend over de kwaliteit van brandscheidingen bij oplevering en tijdens het gebruik? Wat is bekend over de kwaliteit van brandscheidingen tijdens een brand? Interview Door gesprekken aan te gaan met deskundigen op het gebied van de repressieve dienst en brandpreventie, kan inzicht worden verkregen of brandscheidingen een betekenis kunnen hebben tijdens een brandweerinzet en zo ja, op welke wijze. Literatuurstudie Informatie over het doel, de aanwezigheid en de werking van brandscheidingen wordt verzameld uit aanwezige literatuur. Daarnaast wordt de relatie gelegd naar de brandweerinzet om te onderzoeken hoe deze scheidingen kunnen ondersteunen tijdens een brand. Interview Onderzoek naar de ervaringen van verschillende partners in brandveiligheid die adviseren over, onderzoeken naar, en inspecteren van brandscheidingen. Zoals: Brandonderzoekers, VROM- inspectie, verzekeraars, brandpreventiedeskundigen, etc. Literatuurstudie Bestuderen van rapporten en onderzoeken over de kwaliteit van scheidingen bij brand en gebreken in uitvoeringen van scheidingen tijdens brandveiligheidscontroles bij oplevering en in het gebruik. 3. Hoe is het gesteld met de kennis van brandweerpersoneel ten aanzien van de brandscheidingen? 3a 3b Hoe is het gesteld met de kennis van brandweerpersoneel ten aanzien van de aanwezigheid van brandscheidingen? Hoe is het gesteld met de kennis van brandweerpersoneel ten aanzien van het herkennen van brandscheidingen? Enquête Om inzicht te krijgen in de kennis van repressief personeel zijn vragen over brandscheidingen uitgezet in een enquête. Deze wordt digitaal verspreid via Brandweer Nederland en sociale media. Met deze enquête wordt geprobeerd inzichtelijk te maken of repressief personeel voldoende kennis heeft van brandscheidingen, om deze te begrijpen en te herkennen. Interview Om de kwaliteit van de enquête en de beleving van de vragen te polsen worden brandweermensen geïnterviewd. Bas Olbertz Pagina 23

24 4 Wat is een brandscheiding en kan deze de brandweer ondersteunen 4.1 Inleiding In de middeleeuwen werd veel gebouwd met riet, hout en stro, waardoor de huizen erg brandgevaarlijk waren. In veel middeleeuwse steden hebben één of meer grote branden gewoed. Door de jaren heen namen stadsbesturen verschillende besluiten om brand te voorkomen en sneller te bestrijden. Zo was het in veel steden verplicht om daken van riet en stro te bestrijken met leem en moest ieder huis een emmer water en een ladder hebben. Ook werd het gebruik van baksteen en van dakpannen of leien gestimuleerd. Door het gemeentebestuur werden gratis pannen aangeboden als huiseigenaren hun huis in steen zouden opbouwen. Deze maatregelen zorgden ervoor dat het brandgevaar in de 16 e, 17 e en 18 e eeuw aanzienlijk verminderde. Dit was de eerste stap richting de brandpreventie van nu...de bevolking probeerde de schamele bezittingen in veiligheid te brengen. Alles wat maar rijden kon werd in allerijl volgepakt met meubels,huisraad en dierbare bezittingen om het buiten de stad veilig te stellen. Veel volgepakte wagens moesten echter voor het vuur achtergelaten worden omdat het de brand te snel om zich heen greep. De meeste bruggen over de gracht waren ook al ten prooi gevallen aan het vuur en het was daarom een drukte van belang bij de paar bruggetjes die nog niet door de brand waren verwoest. Tot in de verre omtrek was de brand zichtbaar. Tegen drie uur was het vanuit de omliggende steden helemaal een macabere aanblik omdat er toen ook nog een grote duistere onweerswolk boven de stad hing. In diverse omliggende plaatsen dwarrelden er verbrande resten en papier naar beneden dat helemaal vanuit Enschede door de warmte was meegevoerd. Uit: Figuur 2 Schilderij van de stadsbrand Enschede 1862, L.J. Bruna Het beheersbaar houden van brand is tegenwoordig nog steeds een belangrijk onderdeel van het brandveilig ontwerpen, bouwen en gebruiken van een gebouw. De ontwerper dient rekening te houden met de aanwezigheid van de scheidingen, de uitvoerder is verantwoordelijk voor het bouwen volgens de regelgeving en de gebruiker vindt het over het algemeen maar lastig dat tijdens het dagelijks gebruik de deuren telkens dichtvallen. Vanaf de tekentafel tot de eindgebruiker zijn er meerdere partijen die iets van een brandscheiding kunnen of moeten vinden. In dit hoofdstuk wordt uitgelegd wat een brandscheiding is, welk doel hiermee wordt nagestreefd en waar in een gebouw deze scheidingen kunnen worden aangetroffen. Vervolgens wordt ingegaan op de relatie tussen brandscheidingen en de inzet van de repressieve dienst. 4.2 Wat is een brandscheiding De definities, eisen en voorschriften ten aanzien van de brandveiligheid van een gebouw zijn opgenomen in het Bouwbesluit. De eerste versie van dit besluit dateert uit 1992, daarna is het Bas Olbertz Pagina 24

25 Bouwbesluit in 2003 gewijzigd en de laatste versie stamt uit april In dit besluit zijn onder andere voorschriften opgenomen ten aanzien van het beperken van uitbreiding van brand. Vooraf moet worden gemeld dat de term brandscheiding in de hele artikeltekst van het Bouwbesluit niet één keer voorkomt. De voorschriften in het Bouwbesluit zijn opgenomen in afdeling 2.10: Beperking uitbreiding van brand. In deze afdeling worden geen eisen gesteld aan de brandscheiding, maar aan de Weerstand tegen BrandDoorslag en BrandOverslag (W.B.D.B.O.) tussen verschillende ruimten in een gebouw. Waarin branddoorslag een branduitbreiding is binnen het gebouw en bij brandoverslag de brand zich uitbreid via de buitenlucht. Figuur 3 weergave van branddoorslag en brandoverslag. Bron: Jellema reeks Voor het bepalen voor deze zogenoemde weerstand wordt verwezen naar de NEN Hierin wordt het begrip brandwerendheid als volgt omschreven: de tijd die is gerekend vanaf het begin van de verhitting tot aan het tijdstip waarop het proefstuk, blootgesteld aan de standaardbrandconditie juist voldoet aan een of meer van de relevante brandwerendheidscriteria. Er zijn criteria vastgesteld waar de brandwerendheid aan wordt getoetst: Vlamdichtheid Temperatuur Straling Bezwijken Figuur 4 temperatuurverloop volgens de standaard brandkromme. Bron: NEN 6068 De reden waarom het begrip brandscheiding niet voorkomt in de artikeltekst van het Bouwbesluit, is omdat de eisen uit het Bouwbesluit alleen aangeven hoelang het mag duren voordat de brand zich van het ene naar het andere compartiment verplaatst en zegt niets over de brandwerendheid van de constructie tussen de brandcompartimenten. De term brandscheiding wordt wel gebruikt in de toelichting van het Bouwbesluit. Dit is een afgeleide conclusie van de eis en kan als volgt worden omschreven: Een brandscheiding is een samenstelling van constructieonderdelen die kan bestaan uit wanden, muren, deuren, puien, plafonds vloeren, etc. die tezamen een bepaalde tijd een brand tegen kunnen houden. Deze constructies samen omsluiten een ruimte die het brandcompartiment wordt genoemd. Deze wordt in het Bouwbesluit gedefinieerd als: het gedeelte van één of meer bouwwerken dat bestemd is als maximaal uitbreidingsgebied van brand. (bron: Bouwbesluit 2012) 4 NEN: Nederlandse Norm is een neutraal instituut dat zich zowel Europees als wereldwijd bezig houd met het begeleiden en stimuleren van de ontwikkeling van normen Bas Olbertz Pagina 25

26 Het brandcompartiment zoals beschreven in het Bouwbesluit 2012 kent drie verschillende uitvoeringen: Brandcompartiment: o maximaal uitbreidingsgebied van brand om de brand beheersbaar te houden. Subbrandcompartimenten: o Door het weren van rook en het verder beperken van brand kan langere tijd veilig worden gevlucht Beschermd subbrandcompartiment o Extra eisen aan een verblijfsruimte waar mensen slapen of waar mensen verblijven die verminderd zelfredzaam zijn. 4.3 Wat is het doel van een brandscheiding Het algehele doel en uitgangspunten uit het Bouwbesluit 2012 ten aanzien van de Brandveiligheidsvoorschriften zijn: Het voorkomen van slachtoffers (doden en gewonden) Het voorkomen dat brand zich uitbreidt naar een ander perceel In de doelstelling wordt expliciet benoemd dat het behouden van het bouwwerk en het voorkomen van schade en milieu, monumenten of maatschappelijke voorzieningen of belangen geen doelstelling zijn van dit besluit. De voorschriften om het uitbreiden van brand te beperken zijn gericht op het feit dat de buren geen last mogen hebben van een brand en dat alle aanwezige personen veilig het door brand bedreigde gebied moeten kunnen verlaten. Dit wordt omschreven onder de functionele eis in het Bouwbesluit: Figuur 5 bepaling brandoverslag bij perceelgrens. Bron: VROM Brochure brandveiligheid Artikel Een te bouwen bouwwerk is zodanig dat de kans op een snelle uitbreiding van brand voldoende wordt beperkt. Indien een gebouw wordt gebruikt door personen die minder zelfredzaam zijn of wanneer er wordt overnacht, worden zwaardere eisen gesteld aan de brandcompartimentering. In dit geval is een tweede functionele eis ten aanzien van de brandcompartimentering van toepassing: Artikel Een te bouwen bouwwerk is zodanig dat uitbreiding van brand in verdergaande mate wordt beperkt dan is beoogd met paragraaf en dat veilig kan worden gevlucht. Dit gebeurt door uitvoering te geven aan een beschermd subbrandcompartiment en heeft als doel extra bescherming te bieden aan personen die aan bed gebonden zijn, slapen of opgesloten zitten in een cel. Bas Olbertz Pagina 26

27 4.4 Eisen ten aanzien van de aanwezigheid en de uitvoering van brandcompartimentering De voorschriften die aan brandcompartimentering worden gesteld zijn weergegeven in het Bouwbesluit 2012 Afdeling en in deze artikelen staat ondermeer: Wanneer een (beschermd) (sub) brandcompartiment aanwezig moet zijn Welke oppervlakte het brandcompartiment mag hebben Hoe groot de weerstand moet zijn in minuten voordat de brand door de brandscheiding slaat. Waar en in welke uitvoering de genoemde compartimentering aanwezig moet zijn is afhankelijk van een aantal factoren. Er worden onder andere eisen gesteld aan de oppervlakte, afstand tot perceelsgrens, hoogte van de hoogste verblijfsvloer, gebruiksfunctie en loopafstanden. Om inzicht te geven in de aanwezigheid van brandscheidingen volgt hier een opsomming met een korte beschrijving: Bij overschrijding van de maximale oppervlakte Wanneer de brand binnen een vooraf bepaald brandcompartiment blijft, draagt dit bij aan de veiligheid van personen in andere gedeelten van het gebouw. Een brandcompartiment mag daarom niet te groot zijn. Daarom worden maximale oppervlakten aan brandcompartimenten toegekend. Nieuwbouw Bestaande bouw Maximale oppervlakte 500 m m m m2 brandcompartiment w.b.d.b.o. tussen compartimenten 30 min. 60 min. 20 min. Het is volgens het Bouwbesluit overigens toegestaan om ter goedkeuring van Burgemeester en Wethouders aan te tonen dat op een andere wijze kan worden voldaan aan de functionele eis dan zoals aangegeven in de prestatie-eis. (artikel 1.3 Bouwbesluit 2012)). Door bijvoorbeeld het laten maken van een vuurlastberekening kan in enkele gevallen worden aangetoond dat een gelijke wijze van veiligheid wordt geboden als met de genoemde artikelen. Dit wordt het gelijkwaardigheidsbeginsel genoemd. Bij overschrijding van de loopafstanden Om het veilig vluchten te kunnen waarborgen worden brandcompartimenten opgedeeld in subbrandcompartimenten. Hieronder wordt verstaan het maximale uitbreidingsgebied van brand en rook. Door het toepassen van deze compartimentering zijn personen langere tijd beschermd tegen brand en rook, wanneer elders in het brandcompartiment brand ontstaat. Op deze manier kan veilig het brandcompartiment worden verlaten. Het is belangrijk dat de loopafstand kort genoeg is dat mensen niet te lang met ingehouden adem door de rook moeten lopen. Indien deze loopafstanden niet te groot zijn, kan de grens van het sub-brandcompartiment samenvallen met het brandcompartiment. Sub-brandcompartimentering Nieuwbouw Bestaande bouw w.b.d.b.o. tussen de subbrandcompartimenten 30 min. 20 min Bas Olbertz Pagina 27

28 Bij vluchtroutes met een bepaalde status Bij het verlaten van het sub-brandcompartiment begint een beschermde vluchtroute, een extra beschermde vluchtroute of een veiligheidsvluchtroute. De status van de route is afhankelijk van: De gebruiksfunctie De loopafstand Het te overbruggen hoogteverschil Aantal personen 1 of 2 vluchtroutes (extra) beschermde vluchtroute Nieuwbouw Bestaande bouw W.B.D.B.O. 30 min 60 min. 20 min. De route waarover wordt gevlucht kent meerdere statussen. Bij iedere verandering van deze status wordt een brandscheiding gepasseerd. Dit is zowel bij het verlaten van een subbrandcompartiment als bij het verlaten van een brandcompartiment. Figuur 6: Statussen van een vluchtroute Bij het verblijven van niet- zelfredzame personen Zoals eerder genoemd moet bij een brand aan bepaalde personen extra bescherming worden geboden aan de ruimten waar zij verblijven. Het gaat bijvoorbeeld om: Logiesfunctie: mensen die slapen in een vaak niet bekende omgeving Gezondheidszorgfunctie: mensen die bedlegerig zijn en afhankelijk van hulp van anderen Celfunctie: mensen zijn opgesloten en kunnen niet vluchten bij een calamiteit Bijeenkomstfunctie < 4 jaar: baby s en peuters moeten worden geëvacueerd door de leid(st)ers. Deze extra bescherming is nodig omdat de personen zichzelf niet in veiligheid kunnen brengen en dus extra tijd nodig hebben voor het verlaten van de ruimten. Door het toepassen van een zwaardere eis aan de compartimentering en de maximale oppervlakten wordt een hogere mate van bescherming gerealiseerd. Zo wordt mede het aantal personen beperkt dat aan de gevaren wordt blootgesteld voor zij eventueel met behulp van bedrijfshulpverleners of de brandweer, het compartiment kunnen verlaten. Nieuwbouw Bestaande bouw Max. opp. beschermd subbrandcompartiment w.b.d.b.o. van beschermd subbrandcompartiment 50 m2-500 m2 200 m m2 30 min. 20 min. Bas Olbertz Pagina 28

29 Figuur 7:Infoblad brandveiligheid "vluchten bij brand" Verder worden er eisen gesteld aan risicovolle ruimten zoals een technische ruimte en een ruimte waar een ketel van een centrale verwarmingsketel staat opgesteld. Daarnaast wordt extra aandacht besteed aan de wanden van een liftschacht waar een brandweerlift aanwezig is, zodat langere tijd de brandweer hiervan gebruik kan maken tijdens een incident. Nieuwbouw Bestaande bouw Technische ruimte 50 m m2 30 / 60 min. 20 min. Cv installatie > 130 kw > 160 kw 30 / 60 min. 20 min Liftschacht brandweerlift 60 min 60 min 4.5 De brandscheiding en het ondersteunen van de brandweer De aanwezigheid van brandscheidingen heeft meerdere doelen. Naast het voorkomen van brandoverslag naar de buren, is er vooral aandacht voor de veiligheid van de aanwezige personen. In principe wordt er van uitgegaan dat alle personen bij een brand zichzelf in veiligheid kunnen brengen. Indien uit het gebruik blijkt dat dit niet mogelijk is, worden extra eisen gesteld aan de compartimentering. De ruimten waar wordt geslapen of waar mensen verblijven die van hulp afhankelijk zijn worden dan extra beschermd door brandscheidingen. Een eventuele brand die is ontstaan binnen deze ruimte blijft daardoor in dit beschermde subbrandcompartiment. Hierdoor wordt meer tijd gecreëerd om de overige personen uit het subbrandcompartiment naar een veilige plek te brengen. Dit kan gebeuren door personeel van de eigen organisatie of met behulp van de brandweer. (art. 6.5 toelichting Bouwbesluit). Het in veiligheid brengen van de aanwezige personen is één van de doelen van de defensieve binneninzet, namelijk het mogelijk maken van ontruiming of redding in het aangrenzend compartiment. Het andere doel van deze inzettactiek is om de brand binnen het (sub)brandcompartiment te houden. Bas Olbertz Pagina 29

30 Brandveiligheidsconcepten Om te kunnen voldoen aan de doelstellingen van de defensieve binneninzet, is het belangrijk dat de brandweer snel inzetbaar is. De factor tijd is hierin cruciaal. In onderstaand figuur is dat duidelijk weergegeven. Indien de brand niet voldoende snel wordt beheerst kan een vlamoverslag 5 (flash- over) plaatsvinden. Indien dit punt is bereikt zijn de overlevingskansen voor eventuele achtergebleven personen in deze ruimte nihil. Daarnaast is bij een vlamoverslag de kans op branduitbreiding zeer groot, wat een onbeheersbare brand tot gevolg kan hebben. Figuur 8: Standaard brandkromme Bron: leidraad repressieve basisbrandweerzorg Om de relatie te kunnen weergeven tussen het verloop van een brand, het ontvluchten van de aanwezige personen en de inzet van de brandweer zijn door het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koningsrelaties brandbeveiligingsconcepten opgesteld. Een brandveiligheidsconcept is een samenspel van brandveiligheidsvoorzieningen in een bouwwerk dat integraal op elkaar is afgestemd. In deze concepten wordt een balans gezocht in de bouwkundige, installatietechnische en organisatorische maatregelen die tezamen het brandveiligheidniveau bepalen. Deze brandveiligheidsconcepten zijn geen regelgeving maar het zijn uitgangspunten waaraan de wetgever haar eisen uit het bouwbesluit heeft ontleend. Deze algemene uitgangspunten, zoals ook genoemd in het Bouwbesluit, worden in deze brandveiligheidsconcepten nader uitgewerkt. N.B. Het feit dat het uitgangspunten betreft, wil zeggen dat deze tijden in praktijk zowel in positieve zin als in negatieve zin kunnen afwijken van het gestelde. Binnen 15 minuten na het ontstaan van een brand moet die brand zijn ontdekt en moeten de door die brand bedreigde personen en de brandweer zijn gealarmeerd Uit statistische gegevens is gebleken dat het over het algemeen 15 minuten duurt voor een brand wordt opgemerkt en dat de brandweer wordt gealarmeerd. Indien nog mensen in het gebouw aanwezig zijn zal ook de interne alarmering plaatsvinden. Binnen 15 minuten na die alarmering moeten de door de brand bedreigde personen zonder hulp van de brandweer kunnen vluchten Door het inschakelen van het ontruimingsalarm, wordt de ontruiming op gang gebracht. De aanwezige BHV ers zorgen voor een snelle en goed georganiseerde ontruiming. Personen die 5 Vlamoverslag (flashover) is het moment dat een plotselinge branduitbreiding plaatsvindt doordat in een ruimte de aanwezige brandbare gassen vlam vatten. Hierdoor ontstaat een volledig ontwikkelde brand waarbij alle materialen in die ruimte mee gaan branden. Hierbij kunnen temperaturen worden bereikt van ongeveer 1000 C. Bas Olbertz Pagina 30

31 slecht ter been of hulpbehoevend zijn worden door de overige aanwezigen in veiligheid gebracht. De brandweer zal aanwezig en operationeel zijn binnen 15 minuten na het melden van de brand In deze 15 minuten zal de brandweer het voertuig bemensen en naar het incident rijden. Daar ter plaatse zal een eerste snelle verkenning worden uitgevoerd wordt het materiaal gereed gemaakt om in te zetten. In de Leidraad Repressieve Basisbrandweerzorg van het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties wordt uitgegaan van een opkomsttijd van 8 minuten. Dit betekend een resterende 7 minuten om in te zetten. De brandweer zal de brand binnen 60 minuten na het ontstaan onder controle hebben, hetgeen inhoudt dat voorkomen wordt dat de brand verder uitbreidt. Op dat moment moeten de laatste door de brand bedreigde personen met behulp van de brandweer zijn gered. Binnen 45 minuten na aankomst, zal de brandweer alle nog aanwezige personen in het gebouw in veiligheid gebracht hebben en zal de brand onder controle zijn. Dit is de reden waarom constructies zoals beschreven in het Bouwbesluit de brand 60 minuten weerstand kunnen bieden. In het hiernaast getoonde overzicht zijn de gebeurtenissen bij een brand tegen het tijdsverloop uitgezet. Aan de linkerzijde de acties van de interne organisatie, aan de rechterkant de gebeurtenissen gezien vanuit de brandweer. Figuur 9: Fasen tijdens het normatief brandverloop bron: brandbeveiligingsconcepten kantoorgebouwen en onderwijsgebouwen De genoemde uitgangspunten zijn voornamelijk gebaseerd op een te bouwen bouwwerk, dus gerelateerd aan nieuwbouweisen. Voor bestaande bouwwerken liggen de brandveiligheidseisen een stuk lager. Zoals in de vorige paragraaf is behandeld worden de eisen aan Weerstand tegen BrandDoorslag en BrandOverslag bij bestaande bouwwerken vaak gesteld op 20 minuten. Het niveau Bas Olbertz Pagina 31

32 dat in het Bouwbesluit voor bestaande bouw wordt omschreven is het absolute minimum niveau. Dit niveau mag nooit worden onderschreden en wordt beschreven als een minimaal acceptabel niveau. Indien uit een onderzoek of een controle blijkt dat een bouwwerk onder het niveau van bestaande bouw schiet, zal de eigenaar van het gebouw worden aangeschreven door de gemeente om de kwaliteit tot minimaal het niveau van bestaande bouw op te waarderen. De genoemde verschillen tussen de voorschriften voor nieuwbouw en bestaande bouw ten aanzien van de brandcompartimentering zijn aanzienlijk. Een bijeenkomstfunctie bijvoorbeeld mag bij nieuwbouw een maximale compartimentgrootte hebben van 1000 m 2, met een W.B.D.B.O. van 30 tot 60 minuten (afhankelijk van de permanente vuurlast en de hoogte van het verblijfsgebied). Bij bestaande bouw daarentegen mag het compartiment 2000 m 2 zijn met een W.B.D.B.O. van 20 minuten. Ondanks dat hiermee aan de voorschriften uit het Bouwbesluit wordt voldaan wil dit nog niet zeggen dat aan de wet wordt voldaan. In artikel 174 van het Burgerlijk wetboek is beschreven dat de eigenaar altijd verantwoordelijk is en blijft voor gevaarlijke situaties in zijn gebouw waar ongevallen uit voortvloeien ten aanzien van de personen die in zijn of haar gebouw aanwezig zijn. In de algemene uitgangspunten is gesteld dat de brandweer na 30 minuten operationeel is, ongeacht het niveau van het bouwwerk. Wil de brandweer nog een poging kunnen doen om in te zetten op de brandscheiding en zo de brand binnen het brandcompartiment te houden, dan zal de kwaliteit boven het niveau van bestaande bouw moeten liggen. Indien dit niet het geval is, heeft de brand de mogelijkheid om zich te ontwikkelen tot een onbeheersbare brand, dat wil zeggen dat de brand zich uitbreid naar een naastgelegen brandcompartiment. Uit bovenstaande kan worden geconcludeerd dat de doelstelling van het Bouwbesluit, bij bouwwerken waarvan het brandveiligheidsniveau slechts voldoet aan de eisen die gelden voor bestaande bouwwerken, wordt beperkt tot alleen het veilig vluchten van de aanwezige personen. Bouwwerken die zijn voorzien van een brandmeldinstallatie met totaaldetectie en een doormelding naar de brandweer geven een ander beeld van de gebeurtenissen tijdens een brand. Een beginnend brandje wordt binnen enkele minuten opgemerkt door de brandmeldinstallatie en doorgemeld naar de Regionale Alarmcentrale. Dit betekent dat de brandweer sneller inzetbaar zal zijn. Dit heeft een positieve invloed op het effect van de brandweerinzet. De aanwezigheidseis van deze doormelding wordt vermeld in het Bouwbesluit en is alleen van toepassing op gebruiksfuncties waar wordt geslapen (anders dan in een woning), of waar de aanwezige personen afhankelijk zijn van hulp bij een ontruiming. Bas Olbertz Pagina 32

33 4.6 Samenvatting Brandscheiding Het begrip brandscheidingen kan worden omschreven als de bouwkundige grens van een brandcompartiment. Deze scheidingen zijn bedoeld om een brand binnen het brandcompartiment te houden zodat de brand beheersbaar blijft, vaak met hulp van de brandweer. Hiermee wordt bereikt dat wordt voldaan aan de doelstelling van het Bouwbesluit, namelijk het veilig vluchten van aanwezige personen en het voorkomen dat de brand overslaat naar de belendende percelen. Inzet brandweer Of de brandscheidingen de brandweer kunnen ondersteunen bij een defensieve binneninzet, hangt af van meerdere, onzekere factoren. Hierbij zijn het tijdstip van melden (al dan niet automatisch), de kwaliteit van de scheidingen en het juiste gebruik van de aanwezige brandscheidingen van cruciaal belang. Het probleem is dat deze factoren (meestal) niet zichtbaar zijn buiten het pand. Bij nieuwbouw hebben brandscheidingen, onafhankelijk van de risico s, een hogere weerstand tegen branddoorslag dan bij bouwwerken die voldoen aan de eisen die gelden voor bestaande bouw. De kans dat de brandweer daardoor succesvol kan optreden is bij nieuwbouw aanzienlijk groter dan bij bouwwerken waar de minimale brandveiligheidseisen zoals beschreven in het Bouwbesluit zijn toegepast. Bij deze bestaande bouwwerken is de tijd die de brandweer heeft om de brand onder controle te krijgen, voordat deze buiten het brandcompartiment treedt, nauwelijks toereikend. Hieruit blijkt dat bij bestaande bouwwerken niet zondermeer kan worden voldaan aan één van de doelstellingen van het Bouwbesluit, namelijk het voorkomen van brandoverslag naar de belendende percelen. Zonder automatische detectie kan niet worden bepaald hoe lang de brandscheidingen en de draagconstructies al worden aangestraald tijdens het ontdekken van een brand. Dit betekent dat het niveau bestaande bouw nauwelijks mogelijkheid biedt voor het toepassen van de defensieve binneninzet, omdat bij dit niveau de W.B.D.B.O. lager is dan de tijd die de brandweer nodig heeft om water op het vuur te krijgen. Verantwoordelijkheid gebruiker Indien een gebouw voldoet aan de eisen uit het Bouwbesluit, zou de eigenaar/ gebruiker kunnen verwachten dat hij een veilig gebouw heeft en dat het maximale uitbreidingsgebied van brand één compartiment zal zijn. Dit hoeft dus niet zo te zijn, wanneer slechts voldaan wordt aan de minimale eisen uit het Bouwbesluit. Hierbij is een belangrijk gegeven dat de eigenaar altijd verantwoordelijk is en blijft en dat tijdens het gebruik nooit een gevaarlijke situatie mag ontstaan voor de aanwezige personen, zoals genoemd in de Woningwet (artikel 1a). Dit artikel vindt zijn grondslag in het Burgerlijk Wetboek, artikel 174 lid 1. In dit artikel is bepaald dat, indien er gevaarlijke situaties optreden ten aanzien van de aanwezige personen (dus ook de brandweer), de eigenaar hiervoor aansprakelijk kan worden gesteld. Bas Olbertz Pagina 33

34 5 Wat is bekend over de kwaliteit van de aanwezige brandscheidingen 5.1 Inleiding In het vorige hoofdstuk is beschreven wanneer brandscheidingen aanwezig moeten zijn in een gebouw en in welke uitvoering. De zwaarte van de eisen ten aanzien van deze scheidingen zijn afhankelijk van diverse criteria, bijvoorbeeld: Bestaande bouw of nieuwbouw Oppervlakte Hoogte van het verblijfsgebied Permanente vuurbelasting Omvang en opstelling van een technische ruimte Brandweerlift Vluchtroute De kwaliteit en uitvoering van de aanwezige brandscheidingen zijn vaak moeilijk te controleren. Vooral bij bestaande bouwwerken zouden constructies soms moeten worden gesloopt om de situatie te toetsen aan de eisen die gelden voor bestaande bouwwerken of het rechtens verkregen niveau. Dit gebeurt meestal niet, omdat dan teveel schade moet worden gemaakt. Wel is zichtbaar of de aanwezige brandscheidingen gaten vertonen, deuren zijn verwijderd, verkeerd glas is gebruikt of doorvoeren niet brandwerend zijn afgewerkt. Helaas wordt vaak pas tijdens of na een brand duidelijk of de brandscheidingen functioneel zijn geweest. De ervaringen ten aanzien van brandscheidingen tijdens het bouwen, gebruik en bij een brand zijn verzameld en komen in de volgende paragrafen aan bod. 5.2 Kwaliteit van brandscheidingen tijdens bouw en gebruik Om de kwaliteit van brandscheidingen tijdens het gebruik van een bouwwerk zo veel mogelijk te kunnen waarborgen, moeten we eerst terug naar de basis; het ontwerp. Al tijdens het ontwerp is het belangrijk om rekening te houden met de compartimentering van een gebouw. Op deze manier kan worden voorkomen dat er problemen ontstaan in de uitvoering of in het gebruik. Vervolgens is het uitvoeren van de compartimentering in het gebouw van wezenlijk belang. Geen doorlopende brandscheiding, onjuist geplaatste wanden of glaspuien, verkeerd materiaalgebruik, doorvoeringen die niet brandwerend zijn afgewerkt, etc. Het komt vaak voor dat de brandweer tijdens de bouwfase of tijdens de oplevering gebreken constateert ten aanzien van Figuur 10 aanduiding CE markering brandscheidingen. Toch is volgens Efectis een tendens zichtbaar die (Bron: de kwaliteit van de uitvoering ten goede komt. Op Europees niveau wordt steeds meer gewerkt met CE-markering 6, en Nederland speelt hier steeds beter op in. Alle producten met een CE-markering mogen vrij worden verhandeld in de landen die zijn aangesloten bij de Europese Economische Ruimte (EER). Ten aanzien van de omliggende landen, is Nederland op dit niveau wat achter gebleven doordat er weinig toezicht is geweest de laatste jaren, meld Efectis. Met 6 CE- markering (Conformité Européenne) is een aanduiding van producten waarmee wordt aangegeven dat deze voldoen aan de aan de daarvoor geldende regels binnen de Europese Economische Ruimte. Het doel van de CE-markering is tweeledig: Enerzijds is het doel de vrije handel binnen de lidstaten te bevorderen terwijl anderzijds de veiligheid in het gebruik van de producten wordt verhoogd. Bas Olbertz Pagina 34

35 de invoering van het Bouwbesluit 1 april 2012, is ook de CE markering voor veel bouwproducten verplicht gesteld. Voor brandwerend glas bijvoorbeeld is nu bewerkstelligd dat dit is voorzien van een CE- markering. Dit betekent dat het glas door heel Europa mag worden geleverd. In België gaat de kwaliteit nog een stap verder. Een CE- gemarkeerde brandwerende deur mag alleen worden afgehangen door een gecertificeerd bedrijf. In Duitsland wordt al veel gewerkt met de zogenaamde zulassung, Dit is een technische goedkeuring, die de kwaliteit van de producten moet waarborgen. Om de kwaliteit van de brandscheidingen ook na de oplevering van het gebouw te kunnen waarborgen is een goede informatieoverdracht van het bouwwerk noodzakelijk. Wil een gebruiker een goede en veilige invulling gaan geven aan het gebruik, zal deze informatie over het gebouw moeten worden verstrekt. Dit geldt voor het bouwbedrijf naar de eigenaar en van de eigenaar naar de huurder of gebruiker van het bouwwerk. Om de borging van de kwaliteit van de brandscheidingen tijdens gebruik te garanderen zijn in het Bouwbesluit specifieke artikelen opgenomen over de aanwezigheid, het gebruik en de verplichting om brandscheidingen weer in goede staat te brengen en te houden: Artikel 6.26 Zelfsluitende deuren 1. Een beweegbaar constructieonderdeel in een inwendige scheidingsconstructie waarvoor een eis aan de weerstand tegen branddoorslag en brandoverslag of weerstand tegen rookdoorgang geldt, is zelfsluitend. 2. Het eerste lid geldt niet voor een deur in een nietgemeenschappelijke doorgang. 3. Het eerste lid geldt niet voor een deur van een cel. Artikel 7.3 Vastzetten zelfsluitend constructieonderdeel Een zelfsluitend constructieonderdeel als bedoeld in artikel 6.26, eerste lid, mag niet in geopende stand zijn vastgezet tenzij het constructieonderdeel bij brand en bij rook door brand automatisch wordt losgelaten. Artikel 1.16 Zorgplicht Figuur 11 deur op kleefmagneet Na het aanbrengen of wijzigen van een kabel-, leiding- of (Bron: andere doorvoer in of door een scheidingsconstructie waarvoor op grond van dit besluit een eis met betrekking tot de weerstand tegen branddoorslag en brandoverslag of rookdoorgang geldt, wordt de weerstand tegen branddoorslag en brandoverslag of rookdoorgang op adequate wijze gecontroleerd. Deze artikelen beschrijven dat een deur in een brandwerende scheiding zelfsluitend moet zijn uitgevoerd, tenzij het een deur is van een woning of een cel 7. De deur mag alleen open staan als deze wordt gestuurd door een kleefmagneetinstallatie gekoppeld aan rookmelders. Daarnaast wordt specifiek vermeld dat controles moeten worden uitgevoerd op aangebrachte of gewijzigde doorvoeren. Om te toetsen of aan deze voorschriften wordt voldaan, voeren preventie- inspecteurs periodiek controles uit op grond van de afgegeven gebruiksvergunningen. 7 Een voordeur en een celdeur maken onderdeel uit van de brandscheiding. Omdat normaliter deze deuren zijn afgesloten, is het niet vanuit de regelgeving verplicht om deze zelfsluitend uit te voeren. Bas Olbertz Pagina 35

36 Deze preventie-inspecteurs wijzen de gebruikers op de geconstateerde strijdigheden en geven voorlichting over het nut van de aanwezige brandveiligheidsvoorzieningen. Ook het Ministerie van Leefomgeving en Milieu, (voormalig ministerie van VROM) bevordert de naleving van de bouwregelgeving waaronder de brandveiligheid. De Inspectie Leefomgeving en Transport (ILT), die onder dit Ministerie valt, voert onderzoeken uit op specifieke terreinen en doet vervolgens aanbevelingen en publiceert deze. De ILT werkt samen met andere inspecties, provincies, gemeenten, kennisinstituten en brancheorganisaties. De laatste jaren heeft de Inspectie regelmatig onderzoek gedaan naar de brandveiligheid in bouwwerken uit verschillende categorieën. Zo zijn onder andere studentenwoningen, zorgcentra, discotheken, sociale werkplaatsen en overdekte speeltuinen aan een uitgebreid onderzoek onderworpen. Uit deze rapporten zijn de ervaringen ten aanzien van brandcompartimentering uitgelicht. Hieronder volgen de meest belangrijke facetten uit deze onderzoeken. Figuur 12: Voorbeelden van onjuiste situaties van brandscheidingen Bron: VROM- inspectie Onderzoek: 30 discotheken 2007 Constateringen: Gebreken: Ten aanzien van beperking uitbreiding van brand zijn bij meer dan de helft van de onderzochte discotheken tekortkomingen geconstateerd 57 % Doorbreken van wanden zonder doelmatige afwerking 14 x Ontbreken zelfsluitende deur 7 x Geen apart brandcompartiment voor stookruimte of technische ruimte 3 x Conclusie: De tekortkomingen wat betreft de brandwerendheid van de compartimenteringscheidingen betroffen vooral het onvoldoende brandwerend afwerken van leidingdoorvoeren, brandkleppen in ventilatiekanalen die niet voldoen of ontbreken, deuren die niet voldoen, het niet doortrekken van de brandwerende scheidingen boven de verlaagde plafonds, het toepassen van te groot oppervlakte draadglas of materialen toegepast met onvoldoende brandwerendheid. Deze bouwkundige tekortkomingen ontstaan voor een belangrijk deel doordat bij allerlei verbouwingen van het gebouw onvoldoende rekening wordt gehouden met de brandveiligheid. Bas Olbertz Pagina 36

37 Onderzoek: 13 particuliere justitiële inrichtingen 2012 Constateringen: Bij acht van de dertien inrichtingen zijn gebreken geconstateerd voor wat betreft de weerstand tegen branddoorslag en brandoverslag (wbdbo) bij de brandwerende scheidingen van de brandcompartimentering. Het betreft meestal kleinere en incidentele tekortkomingen Gebreken: 61 % Niet uitgevoerde/niet goed werkende zelfsluitende deur Ontbreken van brandkleppen Doorbreken van wanden zonder doelmatige afwerking Niet goed aansluitende verbindingen Conclusie Uit het onderzoek blijkt dat de brandveiligheid bij zeven van de dertien inrichtingen beter op orde is dan op basis van het vorige onderzoek werd verondersteld. Dat is mede een gevolg van de vele verbeteringswerkzaamheden op zowel bouwkundig als organisatorisch terrein, die recent bij veel inrichtingen zijn uitgevoerd. Onderzoek: 90 zorginstellingen 2011 Constateringen: Gebreken: Het percentage aan brandcompartimentering dat niet aan de minimale eisen van het Bouwbesluit voor de bestaande bouw voldoet: 77 % Doorbreken van wanden zonder doelmatige afwerking 21 Ontbreken/ niet goed werkende zelfsluitende deur 32 x Geen apart brandcompartiment voor stookruimte of technische ruimte 12 x Overig voorkomende gebreken: Verkeerd bevestigde beglazing (te dunne, niet geschroefde glaslatten) Te grote oppervlakten draadglas in de brandscheiding; Niet brandwerend afgewerkte verticale leidingschachten; Conclusie De bouwkundige brandveiligheid van veel zorginstellingen schiet tekort. Het onderzoek laat zien dat er bij 30% van de zorginstellingen sprake is van zulke ernstige gebreken, dat ingrijpen noodzakelijk is. Bij veel instellingen is de brand- en rookcompartimentering onvoldoende, wat bij een brand kan leiden tot een snelle verspreiding van rook en vuur. Ook ontbreekt bij veel instellingen met bedgebonden patiënten de subcompartimentering of is deze onvoldoende van kwaliteit. Dat kan bij een ontruiming als gevolg van een calamiteit ernstige consequenties hebben. Ten opzichte van de onderzoeken bij zorginstellingen in 2003 en 2007 is er weinig of geen verbetering geconstateerd voor wat betreft de bouwkundige brandveiligheid. Onderzoek: 30 overdekte speelhallen 2006 Constateringen: Gebreken: Ten aanzien van beperking uitbreiding van brand zijn bij de helft van de onderzochte overdekte speelhallen tekortkomingen geconstateerd 50 % Te geringe W.B.D.B.O. van de wanden 9 x (illegaal) doorbreken van wanden zonder doelmatige afwerking 12 x Ontbreken of niet goed uitgevoerde zelfsluitende deur 4 x Niet voldoen aan de eisen voor een stookruimte of technische ruimte 6 x Overschrijding maximale compartimentgrootte 5 x Conclusie: Ten aanzien van de Beperking uitbreiding van brand is vastgesteld dat veel van de bij 15 speeltuinen op dit punt geconstateerde tekortkomingen een gevolg zijn van het gedrag van de eigenaar, bijvoorbeeld door het verwijderen van deurdrangers of het (ver)bouwen zonder bouwvergunning, waardoor aanwezige preventieve voorzieningen ongedaan worden gemaakt. Bas Olbertz Pagina 37

38 Onderzoek: 95 studentenhuisvestingen 2009 Constateringen: Gebreken: In het algemeen voldoen de brandcompartimenten aan de WBDBO-eis van >20 minuten Ruim 70 % Te geringe W.B.D.B.O. 11 x doorbreken van wanden zonder doelmatige afwerking Ontbreken of niet goed uitgevoerde zelfsluitende deur geen toepassing van brandvertragend glas onvoldoende diepte van de sponningen van deuren Geen specifieke conclusie over de brandcompartimentering, wel over de bewustwording van de gebruikers: De conclusie bewustzijn en kennis huiseigenaar/verhuurder: De particuliere eigenaren/verhuurders zijn minder betrokken bij brandveiligheid, of zijn minder op de hoogte van regels dan de (studenten)woningcorporaties. Onderzoek brandveiligheid van 30 sociale werkplaatsen 2007 Constateringen: Gebreken: Bij het overgrote deel van de sociale werkplaatsen zijn ten aanzien van beperking uitbreiding van brand tekortkomingen gesignaleerd 90 % Te geringe W.B.D.B.O. van de wanden 24 x Ontbreken of niet goed uitgevoerde zelfsluitende deur 10 x Niet voldoen aan de eisen voor een stookruimte of technische ruimte 6 x Overschrijding maximale compartimentgrootte 9 x W.B.D.B.O. ten opzichte van de perceelsgrens te gering 2 x Conclusie De tekortkomingen wat betreft de brandwerendheid van de compartimenteringscheidingen betroffen vooral het onvoldoende brandwerend afwerken van leidingdoorvoeren, brandkleppen in ventilatiekanalen die niet voldoen of ontbreken, deuren die niet voldoen, het niet doortrekken van de brandwerende scheidingen boven de verlaagde plafonds, het toepassen van te groot oppervlakte draadglas of materialentoegepast met onvoldoende brandwerendheid. Deze bouwkundige tekortkomingen ontstaan voor een belangrijk deel doordat bij allerlei verbouwingen van het gebouw onvoldoende rekening wordt gehouden met de brandveiligheid. Onderzoek: Naleving brandveiligheidregelgeving 100 kleine oude hotels Constateringen: Gebreken: Ook de brandcompartimentering laat bij veel hotels te wensen over. 42% had tenminste één tekortkoming. 42 % Te geringe W.B.D.B.O. van de wanden 15 % Ontbreken of niet goed uitgevoerde zelfsluitende deur 23 % Onvoldoende brandwerendheid van het toegepaste glas Conclusie: Uit het onderzoek komt naar voren dat hoteleigenaren zich over het algemeen in zekere mate wel bewust zijn van brandveiligheidsrisico s en daar graag wat aan willen doen. De praktijk is echter minder rooskleurig. Controle van 100 hotels (waaronder ook enkele pensions en bed&breakfast gelegenheden) laat zien dat er veel panden zijn waar een ontstane brand zich ongebreideld kan verspreiden. Resumé: Bij een ruime meerderheid van de onderzochte gebouwen zijn één of meer gebreken geconstateerd In de meeste gevallen zijn deze onvolkomenheden ontstaan door toedoen van de gebruiker. In een enkel geval ligt de oorzaak tijdens de bouwfase. Bas Olbertz Pagina 38

39 5.3 Kwaliteit van brandscheidingen bij brand De uitdrukking een ketting is zo sterk als de zwakste schakel is zeker van toepassing bij brandcompartimentering van een gebouw. Een brandscheiding kan bestaan uit vele verschillende constructieonderdelen waaruit deze scheiding is opgebouwd; de wand, een deur met kozijn, glas met kozijn, doorvoeringen, etc. Met het blote oog is vaak onvoldoende te beoordelen of de scheiding voldoet aan de voorschriften. Eén falend constructieonderdeel kan de hele functie van brandscheiding teniet doen. Die ene keer dat met zekerheid kan worden gesteld of een scheiding wel of niet functioneel is geweest, is na een daadwerkelijke brand. Voor dit deel van het onderzoek, de kwaliteit van brandscheidingen bij brand, zijn interviews afgenomen met onder andere team brandonderzoek en brandpreventiedeskundigen van het Verbond van Verzekeraars en is de literatuur geraadpleegd. Miljoenenbranden in Nederland Het rapport Miljoenenbranden in Nederland is één van deze rapporten waar de aanwezigheid en werking van brandscheidingen is onderzocht, uitgevoerd door het Nibra uit De gegevens uit dit rapport zijn gebaseerd op 69 beantwoorde vragenlijsten van brandweerkorpsen die betrokken zijn geweest bij één of meer van deze grote branden. Door de medewerking van het grote aantal betrokken brandweermensen is veel waardevolle informatie ten aanzien van brandscheidingen verzameld. Onderzoek: 69 miljoenenbranden, Nibra maart 2003 Constateringen: Gebreken: Van de onderzochte brandpreventieve voorzieningen blijken met name de brandcompartimentering en de zelfsluitende deuren te falen Te geringe W.B.D.B.O. van de wanden 35 % Onvoldoende weerstand tegen rookdoorgang 39 % Ontbreken of niet goed uitgevoerde zelfsluitende deur 48 % (Waaronder het open houden van brandwerende deuren) Alle panden uit het onderzoek hebben een vorm van brandcompartimentering, maar slechts van 62% is dit herkend door de bevelvoerder die daarop zijn inzet heeft gepleegd. In een groot deel van de gevallen werkte het brandcompartiment niet goed Als redenen voor het falen van de brandcompartimentering werd aangegeven dat deze niet brandwerend genoeg waren uitgevoerd of verkeerd werden gebruikt. Van de gebouwen waar zelfsluitende deuren aanwezig waren, bleken deze deuren in de helft van de gevallen niet te hebben gewerkt. Meestal was dit te wijten aan het open houden van de brandwerende deuren, waardoor de werking van de brandwerende scheiding teniet werd gedaan. Het in tact houden van compartimentering is een specifieke verantwoordelijkheid van de eigenaar/gebruiker van een pand. Hiervoor moet hij wel de beschikking hebben over de juiste gegevens over het gebouw. In de aanbevelingen van het rapport wordt vooral gestuurd op controle en voorlichting naar de gebruiker toe. Het advies is om duidelijke signalen af te geven naar de gebruiker wanneer tijdens controle blijkt dat deze de voorschriften niet naleeft. Daarnaast wordt aanbevolen om een checklist op te stellen ten behoeve van gebruikers van panden en de gebruikers te ondersteunen bij controles. Op deze manier is de gebruiker goed op de hoogte aan welke voorschriften het bouwwerk moet voldoen. Alle panden hebben een vorm van brandcompartimentering, maar slechts van 62% is dit herkend door de bevelvoerder die daarop zijn inzet heeft gepleegd. In 30 % van de gevallen werkte het brandcompartiment niet goed. Bron: rapport miljoenenbranden in Nederland Bas Olbertz Pagina 39

40 Woningbranden Hoofddorp en Zaandam In augustus 2008 heeft een woningbrand in een rijtjeswoning in Hoofddorp geleid tot het verwoesten van acht woningen. De brand, die is ontstaan in de woonkamer van één van de woningen kon zich ongehinderd voortplanten naar de naastgelegen woningen doordat er geen goede compartimentering is aangebracht tussen de woningen onderling. Tussen de scheidingsmuren en het dakbeschot was een opening aanwezig van ongeveer 4,5 cm, waartussen de brand zich ongehinderd kan voortplanten. Een zelfde voorval deed zich enkele maanden later voor in Zaandam. Hier brandden door ondeugdelijke brandcompartimentering elf woningen uit. Uit het rapport van Team Brandonderzoek brandweer Apeldoorn blijkt dat ook hier de oorzaak lag in de ruimten tussen de woningscheidende muren en het dakbeschot. Na aanleiding van deze twee bijna identieke incidenten, heeft de Veiligheidsinspectie in het najaar van 2008 een inspectiesignaal uitgebracht. Hierin werd informatie gegeven over de bouwkundige problemen ten aanzien van de brandwerendheid. In februari 2010 is een handreiking Brandveiligheid woningscheidende constructies opgesteld. In deze handreiking wordt uitgelegd wat het probleem is, hoe het geconstateerd kan worden en welke maatregelen nodig zijn om de tekortkomingen te verhelpen. In 2011 heeft de VROM inspectie weer een (gecombineerd) onderzoek uitgevoerd. Het doel hiervan was om na te gaan in hoeverre actie is ondernomen na aanleiding van eerdere rapportages over de gebrekkige Brandwerendheid van woningscheidende wanden. De conclusie van dit rapport is dat kan gesteld worden dat gemeenten en woningcorporaties de problematiek redelijk onder controle hebben.. Het vuur verspreidde zich in de nacht van vrijdag op zaterdag razendsnel via het platte dak en was door de brandweer nauwelijks te bestrijden. Bij een renovatie in de jaren 80 is ter verbetering van de isolatie een tweede daklaag aangebracht. Tussen deze twee lagen zou de brand hebben gewoed. Bovendien zou volgens omwonenden een rol spelen dat er geen spouwmuren tussen de afzonderlijke woningen zitten. Daardoor kon het vuur zich gemakkelijk verspreiden. Voor bestaande bouw moet de scheiding tussen twee woningen twintig minuten brandwerend zijn. Bij nieuwbouw is dat een uur. Bron: Algemeen Dagblad; augustus 2008 Figuur 13: Doorsnede aansluiting woningscheidende wand/ dakconstructie Bron: Constructieve veiligheid metselwerk gevels en brandveiligheid woningscheidende constructies VROM- inspectie 2011 Conclusie onderzoek VROM: Van de 56 woningcorporaties waarbij nader onderzoek is uitgevoerd, zijn er bij 40 woningcorporaties (71%) woningscheidende constructies die onvoldoende brandwerend zijn. Bij 3 woningcorporaties waar geen nader onderzoek is uitgevoerd, zijn ook constructies aangetroffen die onvoldoende brandwerend zijn. Bij 34 van de 43 woningcorporaties zijn de verbeterwerkzaamheden inmiddels uitgevoerd. Bij 9 woningcorporaties moet dit nog gebeuren. In één geval worden de verbeterwerkzaamheden binnen een jaar uitgevoerd; in vijf gevallen binnen 1-5 jaar en in drie gevallen is er nog geen planning van de uitvoering van de verbeterwerkzaamheden bekend. Leren van praktijkbranden In 2005 heeft TNO/ Efectis met verschillende partners het project Leren van praktijkbranden opgezet. Het doel van dit project was het verzamelen van informatie over het feitelijk gedrag van materialen, systemen en voorzieningen bij brand. De gegevens zijn verzameld en vastgelegd in de database Firefacts. Bas Olbertz Pagina 40

41 Door TNO en Efectis zijn in 2005/2006 bijna 20 branden onderzocht, waar significante bevindingen naar voren komen. Zo bleek de gebrekkige compartimentering die niet aan de voorschriften voldeed in drie gevallen tot aanzienlijke schade te hebben geleid. Verder bleek dat bij grote en zeer grote branden de compartimentering het eerder begeeft dan volgens het brandbeveiligingsconcept te verwachten was. Men vermoedde hierbij dat dit kwam doordat de temperaturen die in werkelijkheid optreden veel hoger zijn dan die van de aangenomen standaard brandkromme. In 2006 is het project afgesloten en Efectis, TNO en het NIFV hebben naar een vorm gezocht waarin het onderzoek kan worden voortgezet. Het hoofddoel hierbij was het verder vullen van de database en het op de juiste wijze beschikbaar maken van de inhoud voor elk van de belanghebbenden: de brandweerkorpsen, de industrie en de overheid. Figuur 14 brand bij Blokker in Hengelo (2006). Eén van de onderzochte branden door het team Desgevraagd laat Efectis weten dat de structurele vorm van de onderzoeken zoals die destijds zijn ingevoerd, anno 2013 geen gevolg hebben gekregen. De kosten die hieraan waren verbonden wilden geen partij voor haar rekening nemen. Volgens het verbond van verzekeraars wordt de reden van het niet slagen van deze database in verband gebracht met de te grote commerciële belangen van de marktpartijen. Op verzoek voert Efectis nog wel onderzoeken uit in het kader van leren van praktijkbranden voor specifieke partijen, zoals de kunststof isolatieproducenten en de overheid (branden in veestallen/ gedrag van kunststof isolatiematerialen bij branden). In de database Firefacts is geen informatie meer gekomen na het afronden van het onderzoek. In testlaboratoria zoals Efectis worden rapporten opgesteld van het bepalen van de brandwerendheid. Deze brandwerendheid geeft tijdsduur in minuten aan gedurende welke het constructieonderdeel zonder functieverlies weerstand kan bieden aan voorgeschreven gestandaardiseerde brandomstandigheden. In de SBR uitgave: materiaal en brandgedrag zijn eigenschappen opgenomen ten aanzien van het constructiegedrag. Het gedrag ten aanzien van brandwerende deuren bij brand hangt af van veel factoren: Het materiaal van het deurblad (soortelijk gewicht, uitvoering) Het type deur (opdek, stomp) Openingswijze (van de brand af/ naar de brand toe gekeerd) dichtheid aansluiting op het kozijn (max. 3 mm), met eventueel het toepassen van een opschuimende strip methode en plaatsen van de bevestiging van het kozijn of aanslagen de aanwezigheid het type en oppervlakte van beglazing type en plaatsen van het hang- en sluitwerk, waarbij het aantal scharnieren geen garantie biedt over de brandwerendheid. Enkele fabrikanten maken gebruik van een kenmerk op de deur dat de brandwerendheid aangeeft van die deur. Dit kan zijn een stempel, een keurmerk, of een sticker. Helaas is dit niet verplicht voor alle leveranciers. Dit zou de herkenning van brandwerende deuren aanzienlijk verbeteren. Een deur heeft een brandwerendheid van ongeveer 30 minuten wanneer deze is uitgevoerd in een kozijn van hardhout. Het kader in de deur moet ook hardhout zijn, voorzien van opschuimende strippen Bas Olbertz Pagina 41

42 en een naadwijdte van maximaal 3 mm. De aanslag bij deze uitvoering kan volstaan met 17 mm. Bij een uitvoering van vurenhout moet de sponning minimaal 25 mm bedragen. Wanneer zekerheid is geboden over het deurblad zelf, verwijderen we het slot uit de deur om zo de binnenkant te beoordelen. Bron: Efectis Resumé: Ook uit onderzoeken die ná een brand zijn uitgevoerd, blijkt dat vaak de brand niet binnen het daarvoor bestemde brandcompartiment is gebleven. Ook hier blijkt in de helft van de gevallen de gebruiker verantwoordelijk is voor het open houden van de deuren in een brandscheiding. Ook schijnt het van belang te zijn in hoeverre de brand zich heeft ontwikkeld; bij grote branden of een hoge aanwezige vuurlast wordt vaker geconstateerd dat de brand buiten het brandcompartiment treedt. 5.4 Interviews De interviews met vakspecialisten ten aanzien van brandveiligheid, brandonderzoek, inspecties, verzekeraars, adviseurs en opstellers van de regelgeving hebben een brede kijk gegeven over het onderwerp brandscheidingen. Hieronder volgt een korte samenvatting van de ervaring en visie van de geïnterviewden. Voor het uitgebreide interview wordt verwezen naar bijlage 2. BVEJ: Erik Janse vindt het een goed initiatief om een differentiatie aan te brengen tussen een offensieve en een defensieve binneninzet. Ook al weten we dat lang niet alle brandscheidingen goed functioneren, er zal wel een positieve bijdrage worden geleverd aan het vertragen van de uitbreiding van brand. Vooral de vuurlast is hierbij van groot belang. Indien de vuurlast te groot wordt is de kans kleiner dat de brand binnen het compartiment kan worden gehouden. De belangrijkste factoren om de inzettactiek te doen slagen is de bewustwording bij de gebruikers. Daarnaast zal informatie over scheidingen en draagconstructies op de bereikbaarheidskaart een zeer nuttige informatiebron zijn voor de repressieve dienst. Team Brandonderzoek Twente: Folkert Van der Ploeg heeft door zijn ervaring in de rol van OvD en als brandonderzoeker veel te maken met brandscheidingen. Indien aanwezig wordt bij een brand gebruik gemaakt van tekeningen om te bepalen waar de brandscheidingen zijn gepositioneerd. Een goede verkenning door de manschappen is hier van essentieel belang. Daarbij meldt Folkert dat nooit blindelings op brandscheidingen kan worden vertrouwd, maar dat deze altijd moeten worden gecontroleerd. Dit kan door ruimte te maken om zicht op de brandscheiding te krijgen. Voor het uitvoeren van een defensieve binneninzet moet niet te veel rook in het naastgelegen compartiment aanwezig zijn. Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koningsrelaties: Marcel Balk meldt dat het idee van de bouwregelgeving is, dat de brandweer altijd naar binnen kan gaan indien meerdere brandcompartimenten aanwezig zijn. In het niet brandende compartiment kan de brandweer optreden, om zo de brand beheersbaar te houden tot maximaal één compartiment. Het doel van deze inzet is om achterblijvers te kunnen redden uit het andere compartiment. Indien is gekozen voor een gelijkwaardige oplossing, dan wordt dezelfde doelstelling uit het Bouwbesluit behaald, maar zijn er misschien geen brandscheidingen aanwezig waar de brandweer gebruik van kan maken. Een aanvalsplan/ bereikbaarheidskaart zou hier uitsluitsel kunnen geven. Bas Olbertz Pagina 42

43 Verbond van verzekeraars/ Hannover Risk Consultants: Gerard Kerkman geeft aan dat er een groot verschil is tussen brandscheidingen uit het Bouwbesluit en brandscheidingen uit het oog van schadebeperking. Hij is niet enthousiast over de kwaliteit van de aanwezige Bouwbesluit-brandscheidingen in gebouwen. Dit komt omdat in de hele kolom, van ontwerp tot gebruik, onvoldoende kennis aanwezig is over brandscheidingen. Goede uitvoering en gebruik van brandscheidingen is meer dan alleen het toepassen van het Bouwbesluit. Daarbij laten de voorschriften te veel openingen voor een eigen interpretatie. Grote verzekeraars gaan er overigens al van uit dat, in navolging van andere landen, de brandweer op den duur helemaal niet meer naar binnen gaat. Tot slot verwees de heer Kerkman naar een informeel eigen onderzoek dat is uitgevoerd bij een zeer grote brand, waar meerdere korpsen zijn ingezet. Hier kwam naar voren dat bluseenheden waar bouwkundige kennis aanwezig was beter in staat waren om de brand bij een brandscheiding te stoppen dan bij de bluseenheden waar geen bouwkundige kennis aanwezig was. Efectis: Gert Van der Berg merkt de laatste jaren dat leveranciers en uitvoerders meer verantwoordelijkheid nemen als het gaat om het toepassen van constructies die een onderdeel zijn van het brandcompartiment. Dit komt de kwaliteit van de scheidingen ten goede en zal daarom een positieve bijdrage leveren aan het mogelijk maken van de defensieve binneninzet van de brandweer. Echter kan de rook een probleem worden voor de uitvoering. Voor nieuwe bouwwerken is er de Europese rookproef. Hier wordt de rookwerendheid getest met rook van 200 o C. Verder meent de heer Van der Berg dat bewustwording bij de gebruiker en het verantwoordelijk stellen van een medewerker voor de controle en uitvoering van de brandscheiding, de kwaliteit van brandscheidingen verhoogd. Inspectie voor Openbare Orde en Veiligheid: Rien Verbiest heeft vanuit zijn ervaringen als inspecteur en zijn repressieve achtergrond een brede kijk op het proces dat moet leiden tot kwalitatief goede brandscheidingen. Dit begint al bij de ontwerper, deze moet goed nadenken over het brandveiligheidsconcept bij het ontwerpen van een gebouw. Daarnaast moet de gebruiker veel meer zijn of haar verantwoordelijkheid nemen in het borgen van de kwaliteit van de brandscheidingen. Dit moet worden vastgelegd in een werkwijze binnen het bedrijf, waar één iemand de eindverantwoordelijkheid heeft. Indien dit goed is geborgd kan de brandweer nog beter de defensieve binneninzet tot uitvoering brengen. Ministerie Leefomgeving en milieu: Mevrouw Angela Kat verwacht dat brandscheidingen zeker een positieve bijdrage kunnen leveren bij het plegen van een defensieve binneninzet. Zij geeft hier wel enkele randvoorwaarden bij. Uit de themaonderzoeken die zijn uitgevoerd door het Ministerie, blijkt namelijk dat te weinig verantwoordelijkheid wordt genomen door de gebruiker en de eigenaar op het gebeid van brandveiligheid. Om de kwaliteit van brandscheidingen op een hoger niveau te krijgen vindt mevrouw Kat dat na werkzaamheden aan brandscheidingen deze door een deskundig persoon moeten worden gecontroleerd en vastgelegd in een (digitaal) systeem. Daarnaast zal de bewustwording van de gebruikers moeten worden verhoogd. Hierin kunnen de brancheorganisaties een rol in spelen door de leden te informeren over brandveiligheid. Bas Olbertz Pagina 43

44 Uit de interviews komt naar voren dat ook de marktpartijen een grote rol spelen in de kwaliteit van de uitvoering van brandscheidingen. Naslagwerk leert dat de Commissie Fundamentele Verkenning Bouw, onder voorzitterschap van mevrouw Dekker, in opdracht van het kabinet heeft onderzocht hoe het mogelijk kan worden gemaakt om het gehele stelsel van bouwvoorschriften fundamenteel te vernieuwen. Het doel hiervan is het verminderen van de regeldruk. De benadering van de commissie is een terugtrekkende overheid die slechts kaders stelt en faciliteert. Vervolgens geeft de commissie ruimte en vertrouwen aan de marktpartijen, gebaseerd op een scherpe en expliciete verantwoordelijkheidstoedeling. Hierbij staat de begrippen vertrouwen en verantwoordelijkheid centraal. Het is aan de bouwpraktijk om de verantwoordelijkheid te nemen. Het is nu zaak om met de verantwoordelijke partijen zoals de overheid, de gebruiker en de marktpartijen goede afspraken te maken wie waarvoor verantwoordelijk is. Daarnaast hebben de partijen elkaars kennis en expertise nodig om het niveau van brandveiligheid te verhogen. Er kan nog veel worden geleerd van elkaars vakgebied. Waarbij de overheid kaders stelt, adviseert en toezicht houdt. De gebruiker kan informatie leveren van installaties en gebruik van het gebouw en is daarnaast belast met de inspectie van het eigen gebouw. De marktpartijen voeren een verbeterslag door in producten en uitvoering. Onderstaande afbeelding toont aan dat de verdeling van de verantwoordelijkheid een driedeling is ten aanzien van het bereiken van het gewenste brandveiligheidsniveau. Resumé: Uit de interviews blijkt dat een grote rol is weggelegd voor de gebruiker. Deze moet zich veel meer bewust zijn van de verantwoordelijkheid die hij of zij heeft bij het gebruik van een bouwwerk. Om dit te bereiken zou er op moeten worden toegezien dat binnen de organisaties van een gebouw één persoon verantwoordelijk wordt gemaakt voor de kwaliteit van de brandscheidingen. Deze persoon controleert en rapporteert periodiek de status en wijzigingen aan brandscheidingen naar de directie. Daarnaast speelt ook de marktpartij een grote rol in de kwaliteit van de uitvoering van brandscheidingen. De laatste jaren wordt hier meer aandacht aan besteed. Bas Olbertz Pagina 44

45 5.5 Samenvatting Literatuur Om de kwaliteit van brandscheidingen zowel tijdens het gebruik als bij een brand te onderzoeken, is literatuurstudie gedaan en zijn interviews afgenomen. Uit de verwerking van deze gegevens blijkt dat de uitvoering van de brandscheidingen ver onder de maat is. Uit verschillende onderzoeksrapporten van onder andere het Ministerie, de Onderzoeksraad, het NIFV en Efectis wordt geconstateerd dat bij een ruime meerderheid van de onderzochte gebouwen één of meer gebreken is geconstateerd in de brandcompartimentering. De meest voorkomende oorzaken van de geconstateerde gebreken zijn: Het vastzetten van zelfsluitende deuren in een brandscheiding. Niet brandwerend afwerken van doorvoeringen van kabels en leidingen Het doorbreken of geheel verwijderen van brandscheidingen bij verbouwingen Onjuiste uitvoering of foutief materiaalgebruik tijdens de uitvoering. Dezelfde conclusie wordt ook getrokken uit onderzoeken die zijn gedaan ná een brand. Vaak blijkt dat de brand niet binnen het daarvoor bestemde brandcompartiment is gebleven. Hierbij wordt overigens nauwelijks onderscheid gemaakt of het een nieuw bouwwerk betreft of een bestaand bouwwerk. Wel schijnt het van belang te zijn in hoeverre de brand zich heeft ontwikkeld; bij grote branden of een hoge aanwezige vuurlast wordt vaker geconstateerd dat de brand buiten het brandcompartiment treedt Interviews Tijdens de interviews is het algemene beeld van de kwaliteit van brandscheidingen niet anders gebleken; deze vertonen te vaak gebreken. Hierbij wordt voornamelijk gewezen op de nalatigheid van de gebruiker. Vaak is ook niet duidelijk wie er verantwoordelijk is voor bepaalde uitvoeringen, of wordt deze verantwoordelijkheid niet altijd genomen door de partijen. Door intern toe te zien op de naleving van de regelgeving in het gebouw zal de gebruiker deze taak op zich moeten nemen. Een goede controle en registratie is hierin belangrijk. Door periodiek te rapporteren naar de directie kan deze ingrijpen bij onjuistheden. De overheid dient toezicht te houden op de naleving van deze controle en zal harder op moeten treden wanneer misstanden worden geconstateerd. Naast de overheid en de gebruiker is de marktpartij een belangrijke schakel in het proces om gezamenlijk tot een acceptabel brandveiligheidsniveau te komen. De Commissie Fundamentele Verkenning Bouw, heeft in opdracht van het kabinet onderzocht of het stelsel van bouwvoorschriften kan worden vernieuwd. De benadering van de commissie is een terugtrekkende overheid die slechts kaders stelt en faciliteert. Vervolgens geeft de commissie ruimte en vertrouwen aan de marktpartijen, gebaseerd op een scherpe en expliciete verantwoordelijkheidstoedeling. Hierbij is het van belang dat tussen de overheid en de bouwpartners vertrouwen is en uitvoering wordt gegeven over de afspraken ten aanzien van de te nemen verantwoordelijkheden. Tegenover dit vertrouwen staat een zware plicht, waarbij sancties aan de orde kunnen zijn bij het niet nakomen van afspraken. Het is aan de bouwpraktijk om de verantwoordelijkheid te nemen in het leveren van goede kwaliteit in zowel de producten als de uitvoering. Hierbij wordt er van uitgegaan dat de branche dit kan en ook wil. De overheid zal het kader aangeven met daarbinnen duidelijke regels. Het doel van deze benadering is het verhogen van de kwaliteit van de producten en van de uitvoering van brandscheidingen. Bij succes zal dit een positieve uitwerking hebben op het toepassen van de defensieve binneninzet, omdat hiermee de kwaliteit van de brandscheidingen wordt verbeterd. Bas Olbertz Pagina 45

46 6 Welke les- en leerstof ten aanzien van brandscheidingen wordt het repressief brandweerpersoneel aangeboden 6.1 Inleiding In dit hoofdstuk wordt onderzocht welke theoretische kennis wordt aangeboden tijdens de opleiding voor de functie van manschap, bevelvoerder en OvD. De kennis ten aanzien van brandscheidingen richt zich op het personeel dat direct of indirect te maken heeft met het bestrijden van de brand en de daarop beoogde inzettactiek. Voor het kunnen toepassen van de defensieve binneninzet wordt bekeken hoe het is gesteld met de theoretische kennis ten aanzien van de brandscheidingen. Dit wordt gedaan door het bestuderen van de lesstof van: Manschappen (A en B) Bevelvoerder Officier van Dienst Figuur 15 voor het opdoen van de theoretische kennis is voor de brandweer veel lesstof beschikbaar Foto: Bas Olbertz 6.2 Manschappen De opleiding van de Manschappen is onderverdeeld in manschap A en manschap B. De leergangen Manschap A en B maken deel uit van het nieuwe, functiegerichte stelstel van brandweeropleidingen. De cursisten worden gekwalificeerd voor beginnend beroepsbeoefenaar voor de functie Manschap. De onderwijsmiddelen uit de lesmethode voor manschap A bestaan uit vele handleidingen en tekstboeken. Studie naar het lesmateriaal voor manschappen leert dat uitsluitend het Tekstboek brandbestrijding (NIFV, juli 2010) informatie bevat over brand in een gebouw. Opvallend is dat nergens in de lesstof voor manschap A of B, de term brandscheiding of brandcompartimentering wordt behandeld. 6.3 Bevelvoerder Ook de leergang Bevelvoerder maakt deel uit van het nieuwe, functiegerichte stelstel van brandweeropleidingen. De lesmethode Bevelvoerder bestaat uit de onderwijsmiddelen: 5 tekstboeken 1 werkboek, 2 handleidingen en een cd-rom. In het tekstboek brandbestrijding worden onderwerpen ten aanzien van brandpreventieve voorzieningen uitgebreid behandeld. Deel C van het tekstboek, Gedrag van materialen, constructies en installaties bij brand bestaat uit diverse hoofdstukken die aantonen welke bouwvormen en materialen we kunnen aantreffen bij een brand, in relatie met het type gebouw. De informatie die van belang is voor de kennis van brandscheidingen worden in de volgende hoofdstukken uit de lesstof weergegeven: Bouwconstructies, bouwmaterialen en brandfactoren Het gedrag van bouwmaterialen bij brand Het gedrag van bouwconstructies bij brand Brandveiligheid in gebouwen Bas Olbertz Pagina 46

47 Om als bevelvoerder de mogelijke risico s tijdens het uitvoeren van een opdracht zo verantwoord mogelijk te overwegen is specifieke kennis nodig. In deze hoofdstukken wordt de invloed van brand op verschillende bouwconstructies en bouwmaterialen behandeld. Het eerste deel van dit hoofdstuk bestaat uit een uitgebreide beschrijving van verschillende typen bouwmethoden, zoals de traditionele bouwmethode of stapelbouw, gietbouw en skeletbouw. Vervolgens komen de gebouwonderdelen in algemene zin aan bod. Vanaf de fundering tot de dakconstructie met alle tussenliggende constructies zoals vloeren en bouwmuren. De aanwezige belasting met de daarbij behorende krachten op het bouwwerk wordt ter sprake gebracht evenals de brandvoortplantingsklasse van materialen. Het gedrag van bouwmaterialen en het gedrag van bouwconstructies bij brand zijn onderwerpen die zeer uitgebreid aan bod komen zijn. Omdat brandscheidingen vaak een samenstelling zijn van een groter geheel aan bouwconstructies wordt dit onderwerp nader belicht. Het gedrag van bouwconstructies bij brand De draagconstructies worden per materiaalsoort behandeld. Van hout, staal, beton, metselwerk en gietijzer wordt beschreven hoe het zich houdt bij een brand. Vervolgens wordt een onderscheid gemaakt op de brandwerendheid op bezwijken. Dit wordt gedaan door de constructies te categoriseren in weerstand (tijd) waartegen deze bestand zijn tegen de inwerking van brand. N.B. Bij dit onderdeel moet worden vermeld dat het bezwijken van draagconstructies in belangrijke mate van invloed kunnen zijn op de kwaliteit van de compartimentering. Vaak is de uitvoering van de draagconstructie een onderdeel van de brandscheiding. Dit betekent dat wanneer een draagconstructie bezwijkt dit grote gevolgen kan hebben voor de functionaliteit van de aanwezige brandscheiding. Hier moet te allen tijde goed op worden gelet tijdens een repressieve inzet. Het gedrag van muren en wandconstructies In dit deel wordt behandeld wanneer constructies dragend, scheidend of beide functies bevatten en welke invloed dit heeft op de brandbestrijding. Dat onder andere woningscheidende muren met een hoge brandwerendheid moeten zijn uitgevoerd. Als voorbeeld wordt genoemd dat de uitvoering moet geschieden met tenminste steensmetselwerk of betonwanden van minimaal 10 cm dikte. Wanneer de brandscheidingen boven verlaagde plafonds niet goed zijn uitgevoerd, bestaat de kans dat een brand zich boven deze plafonds ongecontroleerd en onzichtbaar kan uitbreiden en daarmee een gevaar oplevert voor optredend brandweerpersoneel. Als aandachtspunt wordt gerefereerd aan het feit dat het Uit lesstof bevelvoerder metselwerk ter plaatste van een brandscheiding niet altijd goed aansluit tot het horizontale vlak, het gevolg is dat er open verbindingen kunnen ontstaan waardoor de brand zich kan uitbreiden. Verder worden verschillende voorbeelden behandeld in volgorde van de weerstand (tijd) waartegen de constructies zijn bestand tegen brand. Het gedrag van plafond- en vloerconstructies In dit deel wordt uitgebreid ingegaan op de verschillende samenstellingen van vloeren en plafondconstructies, welke eigenschappen ze hebben en wat we kunnen verwachten bij een brand. Bas Olbertz Pagina 47

48 Ook voor deze constructieonderdelen wordt een overzicht gegeven welke weerstand tegen branddoorslag kan worden verwacht bij de verschillende uitvoeringen. Het gedrag van deuren luiken en ramen Figuur 16: Afbeelding uit de lesstof: Enkele samenstellingen van vloerconstructies De eerste alinea van deze paragraaf geeft aan hoe belangrijk het is dat deuren in brandwerende scheidingen gesloten moeten zijn. Is dit niet het geval dan zijn deuren (en ramen) de zwakke plekken in een brandwerende scheiding. Bij brandbestrijding verdienen deze zwakke plekken speciale aandacht! Het gedrag van daken en kappen Dit deel legt uit wanneer een dak als brandgevaarlijk wordt bestempeld, welke dakbedekkingen kunnen voorkomen en hoe de draagconstructies kunnen zijn opgebouwd. Een belangrijk aspect dat in deze lesstof wordt behandeld is het toepassen van brandbare dakisolatie. Als de deuren in een houten kozijn geplaatst zijn, dan moet de aanslag van de deuren tenminste 2,5 cm bedragen. Elke brandwerende deur moet zelfsluitend zijn, tenzij de deur normaal gesproken is afgesloten. Uit lesstof bevelvoerder Het gedrag van trappen, lift-, leiding-, stort-, en ventilatiekokers Het belangrijkste aspect van deze constructies is dat ze allemaal een verdiepingsvloer doorkruisen. In de lesstof wordt aandacht geschonken aan het feit dat dit ten koste gaat van de horizontale brandscheidingen. Een brand kan zich gemakkelijk verspreiden via deze ruimten wanneer niet voldoende aandacht is geschonken aan de brandwerendheid van de kokers en de daarop uitkomende luiken en deuren. 6.4 Officier van Dienst Eén van de lesboeken voor de opleiding tot OvD is het tekstboek voor de leergang Officier van Dienst (NIFV Januari 2010). Deze heeft als inhoud het bijdragen aan een veilige, tactische en een technisch goede repressieve inzet. In dit boek is een apart hoofdstuk gewijd aan incidenttypen (brand, hulpverlening en gevaarlijke stoffen) en objectsoorten (gebouw, industrie, transport en natuur). Voor dit onderzoek wordt ingezoomd naar het incident brand en de objectsoort gebouw. In dit boek wordt een opsomming gegeven van bijzondere gevaren, de risico- inschatting en vuistregels. Daarnaast wordt summier informatie gegeven over de brandcompartimentering, de brandwerendheid en mogelijke uitvoeringen van brandscheidingen. Veilig repressief optreden Een ander lesboek voor OvD s is de bijscholing veilig repressief optreden, samengevat in een zogenaamde Toolbox. Deze toolbox bevat lesplannen, werkvormen en leermiddelen ten aanzien van: Bas Olbertz Pagina 48

49 veilig leidinggeven in repressieve situaties, risico's bij brandbestrijding, risico's bij hulpverlening en risico's bij ongevalbestrijding gevaarlijke stoffen. Om het integreren van de opgedane kennis, het inzicht en houding/ gedrag te bevorderen is de opleiding competentiegericht. De onderwerpen die worden behandeld zijn gericht op de communicatie, het veiligheidsbewustzijn en de risico s bij repressief optreden. De bijlage van dit lesboek vermeld een aantal incidenttypologieën bij bepaalde functies. In enkele gevallen worden onder het kopje vuistregels en bijzondere gevaren vermeldingen gedaan over brandscheidingen en de mogelijke kwaliteit hiervan. De kenmerken en vuistregels komen redelijk overeen met het eerder genoemde tekstboek voor de leergang Officier van Dienst. 6.5 Samenvatting Manschap Opvallend is dat in zowel de lesstof voor manschap A als voor manschap B de term brandscheiding of brandcompartimentering nergens is beschreven. Bevelvoerder De les- en leerstof voor bevelvoerder bevat daarentegen wel een uitgebreide beschrijving van bouwmethodes en het gedrag van materialen en constructies bij brand. Daarnaast toont de stof een uitgebreid overzicht welke mogelijke materialen kunnen worden aangetroffen en wat de specifieke eigenschappen zijn ten aanzien van brand. Officier van Dienst De informatie in de les en leerstof voor Officier van dienst is zeer summier en beperkt zich tot het geven van vuistregels ten aanzien van brandcompartimentering. Daarbij moet worden opgemerkt dat verschillende kennisniveaus aanwezig kunnen zijn bij de OvD s afhankelijk van de opleiding die is gevolgd: Er is een uitgebreide opleiding tot bevelvoerder gevolgd en na jaren ervaring wordt besloten de OvD opleiding te volgen. Geen opleiding tot bevelvoerder genoten, maar de betreffende modules door zelfstudie eigen gemaakt tijdens de OvD opleiding. Geen materiaal uit de bevelvoerders opleiding gevolgd en ook niet genoten tijdens de opleiding tot OvD. Deze officier kan derhalve niet worden ingezet als bevelvoerder. Een basiskennis van brandveiligheidsvoorzieningen ten aanzien van beperking van uitbreiding van brand is zeer gewenst op alle niveaus van het repressief personeel. Op het niveau van Bevelvoerder is de lesstof toereikend, maar op het niveau van de manschappenopleiding dient dit onderwerp te worden opgenomen in de les- en leerstof. Afhankelijk van de gevolgde leergang zal de Officier van Dienst een bijscholing van de lesstof van de Bevelvoerderopleiding voldoende kennis over brandcompartimentering moeten bieden aan de OvD s. Bas Olbertz Pagina 49

50 7 Resultaten enquête In dit hoofdstuk worden de resultaten weergegeven van de enquête die is afgenomen onder repressief brandweerpersoneel in Nederland. De selectie van respondenten en de opzet van de enquête zijn beschreven in hoofdstuk 2. De enquêtevragen zijn opgenomen in bijlage Beschrijving respondenten Het aantal van 1278 personen hebben een begin gemaakt om medewerking te verlenen aan de enquête over brandscheidingen. Van de personen die met de enquête zijn begonnen werden er 84 vriendelijk bedankt na het vermelden dat geen repressieve functie werd bekleed. Tenslotte hebben 870 respondenten de enquête tot het eind volbracht. Om geen vertroebeld beeld te krijgen wordt de analyse van de antwoorden uitgewerkt over deze 870 personen. Om te bepalen waar de overige ruim 300 respondenten zijn afgehaakt is per vraag bekeken of hiervoor een oorzaak kan worden gevonden. Hieruit blijkt dat gemiddeld bij iedere vraag 10 tot 20 personen afvallen. Opvallend is dat bij de vraag over de het noemen van drie kenmerken van een brandwerende deur 80 respondenten zijn afgevallen. De reden hiervan kan zijn dat de vraag als te lastig is ervaren, of de respondenten wilden zich beperken tot de meerkeuze vragen. De 870 respondenten zijn vertegenwoordigd uit alle 25 veiligheidsregio s van Nederland, waarbij grote verschillen waarneembaar zijn in het aantal respondenten per regio. Het minimum is zeven, het maximum is 97. De reden hiervan kan zijn dat de enquête niet goed is verspreid binnen de korpsen of een verschillende mate van interesse in het onderwerp. Van de respondenten blijkt dat 40 % de functie van bevelvoerder vervuld, 37 % is manschap en 20 % Officier van Dienst. Overige functies worden vervuld door 4 %. Deze laatste groep bestaat uit voornamelijk Hoofdofficieren van Dienst, daarnaast enkele manschappen in opleiding en een klein aantal Adviseurs Gevaarlijke Stoffen. Welke repressieve functie bekleedt u? 37% 4% 20% Officier van Dienst Bevelvoerder Manschap Anders, namelijk 40% Aan de respondenten is gevraagd in hoeverre zij bekend zijn met het kwadrantenmodel voor gebouwbrandbestrijding. Hierop antwoordde 46 % volledig op de hoogte te zijn van de mogelijkheden van het kwadrantenmodel, 41 % heeft er zijdelings van gehoord en 13 % heeft nog nooit van het kwadrantenmodel gehoord. Opvallend hier is het verschil in functie: Van de OvD s is de overgrote meerderheid volledig op de hoogte van het kwadrantenmodel. Dit in tegenstelling tot de manschappen, waar bijna een kwart nog nooit van het kwadrantenmodel heeft gehoord. Van de 870 respondenten hebben veruit de meeste geantwoord dat zij in redelijke mate kennis van bouwkunde en brandpreventie hebben. Een klein deel denkt veel kennis te hebben van bouwkunde en brandpreventie. Dat er weinig tot geen kennis aanwezig is van bouwkunde onder de ondervraagden vindt bijna de helft. Eén kwart vindt dat hij of zij weinig tot geen kennis van brandpreventie heeft: Bas Olbertz Pagina 50

51 100% 80% 60% 40% 20% 0% In welke mate heeft u kennis van: Bouwkunde Brandpreventie Veel Redelijk Weinig Niet 7.2 De kennis onder het brandweerpersoneel Om de kennis van brandscheidingen onder het brandweerpersoneel te toetsen zijn vragen opgesteld die zowel stellingen bevatten aan de hand van een casus, als open vragen over de herkenbaarheid van brandwerende deuren en plafonds Brandwerende deuren Aan de respondenten zijn vijf afbeeldingen getoond van deuren. De vraag hierbij is welke deur een brandwerendheid heeft van meer dan 20 minuten. Onder de afbeelding is weergegeven hoeveel procent verwachtte dat de deur de brandwerendheid bezit. 64 % 41 % 79 % 17 % 20 % De meerderheid heeft de brandwerende deuren herkend. Dit zijn de brand/rookwerende scheiding halverwege de gang (afbeelding 1) en de brandwerende/ zelfsluitende deur van een operatiekamer (afbeelding 3). Toch herkent 36% de brandwerende deuren in de gang niet. De voordeur (afbeelding 2) is door 41% aangeduid als brandwerend. Een voordeur naar de buitenlucht zal geen brandwerendheidseis hebben, maar door de robuustheid (inbraakwerendheid) mag je verwachten dat de deur enige brandwerendheid bezit die niet is bepaald. De getoonde binnendeur (afbeelding 4) en de toiletdeur (afbeelding 5) hebben geen brandwerendheid van 20 minuten. Het vervolg op deze vraag is drie kenmerken te noemen waaraan een brandwerende deur kan worden herkend. Uit de gegeven antwoorden blijkt dat vaak door de Figuur 17 Moeilijk te herkennen keurmerk in brandwerend glas (foto: Bas Olbertz) Bas Olbertz Pagina 51

52 omgeving van de deur, dus de combinatie van bouwconstructies, wordt aangenomen dat de deur een brandwerende functie zal bezitten. In de enquête is de vraag gesteld waaraan een brandwerende deur kan worden herkend. Hierop zijn vele verschillende antwoorden gegeven, waarbij 233 van de respondenten (28 %) drie goede antwoorden hebben kunnen geven: Meest juist genoemde kenmerken van brandwerende deuren Uitvoering zelfsluitend (al dan niet gekoppeld aan rookmelders/ kleefmagneet) 51% Aanwezigheid van opschuimende rode strip (lijn, band, zwelnaad, etc.) 29% Draadglas, al dan niet in combinatie met juiste uitvoering glaslatten 17% Kenmerk brandwerend glas of kenmerk op de deur 6% Aanslag deurkozijn met afmeting 5% Mogelijk te herleiden door de functie van het gebouw en de locatie van de 4% scheiding Dit is niet of nauwelijks zichtbaar 2% Een onjuist of onvolledig antwoord is 960 maal gegeven. Waarbij opvalt dat de respondenten die zeggen geen kennis te hebben van bouwkunde de helft geen derde kenmerk wist op te geven terwijl bij de bouwkundigen nog 90% een derde antwoord wist te geven. Vaak wordt een kenmerk van een brandwerende deur gegeven in de algemene zin van het woord. De meest voorkomende zijn hieronder weergegeven. Onjuist of onvolledig benoemde kenmerken van brandwerende deuren De uitvoering van de deur De uitvoering van het glas Uitvoering van het kozijn Uitvoering hang en sluitwerk Dikke deur, massieve deur, zichtbaar aan het materiaal Moet brandwerend zijn, geen glas in de deur Aan de sponningdiepte, aan de breedte van de aanslag Aan het aantal scharnieren Op de vraag of een deur in een brandwerende scheiding altijd zelfsluitend moet zijn uit gevoerd, wordt antwoord gegeven in artikel 6.26 van het Bouwbesluit. Hierin wordt vermeld dat een deur in een niet gemeenschappelijke doorgang (zoals de toegangsdeur van een woning), en de deur van een cel niet zelfsluitend hoeven te zijn uitgevoerd. De reden is hiervoor dat een woningdeur vanwege de privacy is (af)gesloten en een celdeur altijd gesloten is in verband met het opsluiten van mensen. Slechts 30% wist het juiste antwoord te geven op deze vraag. Moet een deur in een brandwerende scheiding altijd zelfsluitend zijn uit gevoerd? 1% 30% ja, anders heeft de hele brandscheiding geen nut 69% nee, dit is afhankelijk van de gebruiksfunctie nee, dit is afhankelijk van de kwaliteit van de interne organisatie Bas Olbertz Pagina 52

53 Een opvallend gegeven is het geringe verschil tussen de respondenten dat heeft aangegeven veel te weten van brandpreventie ten opzichte van de groep die zegt helemaal geen kennis te hebben van brandpreventie. Bij deze vraag is de score van het goede antwoord nagenoeg gelijk (38% om 37%). De reden kan zijn dat de respondenten met weinig kennis van brandpreventie, toch de ervaring over dit onderwerp hebben opgedaan in de praktijk Herkenning brandwerend plafond/ vloer Aan de respondenten zijn een aantal afbeeldingen voorgelegd van plafonds, waarbij de vraag is gesteld welke van de afgebeelde plafonds zijn/ worden uitgevoerd met een brandwerendheid van minimaal 20 minuten. Onder de afbeelding is het percentage weergegeven dat een brandwerendheid toekende aan het plafond. Het juiste antwoord is weergegeven in groen, het foute antwoord in rood. 79 % 36 % 6 % 60 % 18 % 5% van de respondenten verwacht dat geen van de getoonde plafonds aan de brandwerendheidseis zal voldoen. Afbeelding 1 is een afbeelding van een zachtboard plafond, deze heeft nauwelijks een brandwerendheid. Toch is deze door 79% van de respondenten aangeduid als zijnde brandwerend. Tijdens de interviews met brandweermensen is geconstateerd dat de afbeelding onduidelijk is en dit plafond kan worden geïnterpreteerd als een betonplaat of een gipsplaat. Dit verklaart mogelijk het hoge aantal respondenten dat een brandwerende functie aan het plafond toekent. Afbeelding 2 is een afwerking van een plafond op een geprofileerde staalplaat. Dit is vaak een dak van een hal of loods. Indien geen opgaande gevel aanwezig is van een ander brandcompartiment, zal een brandscheiding naar de buitenlucht geen eis zijn. Afbeelding 3 toont een plafond van kunststof schrootjes. Buiten het feit dat dit materiaal geen brandwerendheid heeft, draagt het ook nog flink bij aan de rookontwikkeling en de brandvoortplanting. Afbeelding 4 toont een correcte afwerking van een brandwerende scheiding. Het plafond vertoont geen doorvoeringen en wordt afgewerkt met een brandwerende beplating. Afbeelding 5 is een plankenvloer op een houten balklaag. Zoals beschreven is in de lesstof voor bevelvoerder, is de brandwerendheid van deze constructie slechts 12 tot 13 minuten. Op de vraag waaraan een brandwerende vloer of plafond kan worden herkend is door 6% van de respondenten geantwoord dat dit eigenlijk niet te zien is met het blote oog en al helemaal niet tijdens een brand. 13% wist niet één kenmerk te benoemen. 18% wist één kenmerk te vinden. 69% heeft twee kenmerken gegeven en 32% hebben drie kenmerken benoemd van een brandwerend plafond/ vloer. De meest juist gegeven antwoorden zijn weergegeven in de onderstaand overzicht. Bas Olbertz Pagina 53

54 Juist gegeven kenmerken van brandwerende vloer/ plafond Uitvoering in beton of steenachtig materiaal 44% Uitvoering in gipsbeplating/ stucwerk 32% Brandwerend afgewerkte doorvoeringen 26% Brandmanchetten/ brandkleppen 9% Uitvoering in één geheel/ geen gaten of beschadigingen 12% Afwerking met brandwerende materialen/ beplating en brandwerende coating 10% Door bereikbaarheidskaarten, bouwtekeningen of certificaten te raadplegen 6% Compartimentering Van het naastgelegen woonblok wordt gevraagd naar de W.B.D.B.O. van woningen. Omdat iedere woning één brandcompartiment is, zijn in de woning geen brandscheidingen aanwezig. Tussen de verschillende woningen moet wel een scheiding aanwezig zijn van 60 minuten. Van de respondenten verwacht 16 % wel een brandscheiding aan te treffen tussen iedere bouwlaag. Wat betreft de brandscheidingen tussen de woningen denkt 90 % een brandscheiding aan te treffen. Bij de afbeelding van de studentenwoning worden twee stellingen gegeven: 1. Iedere studentenkamer is een apart brandcompartiment 2. rond het trappenhuis is meestal een brandscheiding aanwezig Beide stellingen zijn onjuist. Omdat het gebouw als een woonfunctie met kamergewijze verhuur is aangemerkt, mag volgens het Bouwbesluit worden volstaan met rookmelders indien geen W.B.D.B.O. aanwezig is tussen de kamers. Indien de maximale loopafstanden niet worden overschreden kan de woning bestaan uit één subbrandcompartiment. Een groot deel van de respondenten heeft het antwoord goed: 59%. Opvallend in de analyse van dit antwoord is dat van de respondenten die zeggen veel van brandpreventie af te weten nog niet de helft het antwoord goed had (48%), terwijl van de respondenten die aangaven niets van brandpreventie af te weten 74% het antwoord goed heeft ingevuld. Bas Olbertz Pagina 54

55 Stelling 1: Iedere studentenkamer is een apart brandcompartiment Stelling 2: Rond het trappenhuis is meestal een brandscheiding aanwezig 7,1% 7,6% 58,2% 27,1% Beide stellingen zijn juist Alleen stelling 1 is juist Alleen stelling 2 is juist Beide stellingen zijn onjuist Tevens is aan de respondenten gevraagd waar een brandscheiding werd verwacht in een nieuw appartementencomplex met de daaronder gelegen winkels. Omdat ook hier iedere woning een apart brandcompartiment is, zijn alle grenzen van de woning een brandscheiding. De gegeven antwoorden tussen de bouwlagen en rond de woningen zijn juist. De trappenhuizen overbruggen meer dan 8 meter, dit betekent dat dit ook aparte brandcompartimenten moeten zijn. Ten aanzien van de tussenwanden bij de winkels is in het Bouwbesluit geen voorschrift opgenomen ten aanzien van de compartimentering, anders dan dat het totale winkeloppervlakte niet de maximum waarde mag overschrijden van 1000m 2 (nieuwbouw) Brandscheiding aanwezig Tussen alle bouwlagen Rondom de trappenhuizen Tussen de winkels Rondom de woningen Juist geantwoord 84% (n=729) 97% (n=843) 32% (n=279) 80% (n=692) Uit de gegeven antwoorden valt op dat voornamelijk bij woningen en trappenhuizen het juiste antwoord is gegeven ten aanzien van aanwezige brandscheidingen. Bij de scheidingen tussen de winkels is dit een beduidend lagere score. Overigens valt bij deze laatste eis op, dat de respondenten in de functie van OvD 15 tot 20% beter scoren dan de functie van bevelvoerder of manschap. Over een ziekenhuis werd aan de respondenten gevraagd of de volgende stellingen juist zijn: Stelling 1: Wanden en deuren van de patiëntenkamers hebben een brandwerendheid van 60 minuten Stelling 2: Puien en wanden rondom trappenhuizen moeten brandwerend zijn uitgevoerd Het beschermde subbrandcompartiment (de patiëntenkamer) heeft volgens het Bouwbesluit een W.B.D.B.O. van minimaal 20 minuten voor bestaande bouw. Bij nieuwbouw moet dit 30 minuten zijn. Tussen de patiëntenkamers onderling hoeft geen brandwerendheid aanwezig te zijn, wanneer de maximale oppervlakte van dit subbrandcompartiment niet wordt overschreden. Om het veilig vluchten te waarborgen en een snelle brandweerinzet te garanderen, moeten trappenhuizen zijn uitgevoerd als beschermde vluchtroute. Bas Olbertz Pagina 55

56 5% Beide stellingen zijn juist 46% 45% Alleen stelling 1 is juist Alleen stelling 2 is juist Geen van beide stellingen zijn juist 4% Van de gegeven antwoorden wist 91% dat trappenhuizen niet in open verbinding staan met de overige ruimten. Terwijl 51% wist dat de W.B.D.B.O. van de patiëntenkamers geen 60 minuten is. Opvallend hierin is dat 59% van de OvD s het juiste antwoord hebben gegeven ten opzichte van 37% van de manschappen. Deze dachten over het algemeen dat ook stelling 1 juist was. Bij het bedrijfsverzamelgebouw is respondenten gevraagd aan te geven waar een scheiding werd verwacht in het. De stellingen luiden: Stelling 1: De wanden tussen de gebruikers moeten een brandwerendheid hebben van 30 minuten Stelling 2: in het gebouw zijn minimaal 2 brandscheidingen aanwezig. Bij de industriefunctie geldt ook dat het Bouwbesluit een maximale compartimentgrootte aangeeft, maar hierbij niet kijkt naar het aantal verschillende gebruikers. Dus tussen de verschillende gebruikers is geen brandscheiding geëist. De maximale afmeting van het compartiment in dit gebouw is 3000m 2 voor bestaande bouw. Ten aanzien van nieuwbouw is deze eis ruimer geworden sinds de invoering van het Bouwbesluit 2012, van 1000m 2 naar 2500m 2. Het bestaand gebouw op de afbeelding is groter dan 3000m 2 dus hier zal minimaal één brandscheiding aanwezig moeten zijn. Slechts 30% heeft hierop het juiste antwoord gegeven. Het aantal van 23% verwacht brandscheidingen aan te treffen tussen de gebruikers, 27% denkt compartimenten aan te treffen van 1000m 2. Tot slot gaf 20% aan in beide situaties brandscheidingen te verwachten: Bas Olbertz Pagina 56

57 Stelling 1: De wanden tussen de gebruikers heben een brandwerendheid van 30 minuten Stelling 2: In het gebouw zijn minimaal twee brandscheidngen aanwezig 30,0% 26,5% 20,4% 23,1% Beide stellingen zijn juist Alleen stelling 1 is juist Alleen stelling 2 is juist Beide stellingen zijn onjuist Resumé: Uit de gegeven antwoorden blijkt dat veel respondenten onvoldoende op de hoogte zijn van de aanwezigheid en uitvoering van brandscheidingen in gebouwen. Ook op het gebied van herkenning van brandwerende deuren of plafonds, schieten veel respondenten tekort. 7.3 Ervaring van het brandweerpersoneel Van de respondenten geeft 78% aan ervaring te hebben met brandscheidingen tijdens de brandbestrijding. Er is gevraagd of de scheiding volgens de norm heeft gefunctioneerd. Vaak werd aangegeven dat niet bekend was wat de norm moest zijn, maar er werd wel beschreven dat binnen het proces van de ontdekking, opkomst- en inzettijd de brand kon worden geblust alvorens deze buiten het brandcompartiment was getreden. De gegeven antwoorden zijn gecategoriseerd in: Ervaringen Goede ervaringen Zowel goede als minder goede ervaringen Geen goede ervaringen 66% (n=430) 23% (n=150) 11% (n=71) De meeste ervaring (83%, n=679) is opgedaan bij brandscheidingen in bedrijfsgebouwen. Bij woningen is dit 69%. Brandweermensen die ervaring met beide categorieën hebben is 57%. Opvallend is dat wordt aangegeven dat de brandscheidingen tussen de woningen bijna altijd stand houden. Slechts een enkele keer wordt branddoorslag via het dakbeschot geconstateerd. Dit is dan vooral bij rijtjeswoningen die gebouwd zijn tot de jaren 70. Bij bedrijfsgebouwen is dit vaak anders. Van de 221 respondenten die hebben aangegeven minder goede of slechte ervaringen te hebben met brandscheidingen bij brand, is door 46% aangegeven dat de oorzaak van het falen van brandscheidingen (bewust of onbewust) bij de gebruiker moet worden gezocht. Voorbeelden van deze oorzaken zijn: Waar er geen faalkans was door de gebruikers, hielden de meeste brandscheidingen prima stand. Uitspraak uit de enquête (illegale) interne verbouwingen Het niet brandwerend afwerken na het aanbrengen van nieuwe doorvoeringen in brandscheidingen Verwijderde deuren in brandscheidingen om het bedrijfsproces te vergemakkelijken Het openhouden van deuren in brandscheidingen door kegjes e.d. Bas Olbertz Pagina 57

58 Hoe vaak was de scheiding van invloed op de brandweerinzet altijd 14% in de meeste gevallen 53% soms 29% meestal niet 4% nooit <1% Op de vraag op welke wijze de brandscheidingen van invloed zijn geweest op de repressieve inzet, antwoordde ruim de helft van de respondenten dat de aanwezige brandscheidingen gebruikt als de zogenaamde stoplijn van een brand. Het doel van deze stoplijn is dat uitbreiding voorbij deze brandscheiding wordt voorkomen. Uit de gegeven antwoorden is het situatieafhankelijk hoe hier mee wordt omgegaan. Over het algemeen wordt geprobeerd de brand binnen het brandcompartiment te houden. Door de manschappen achter de brandscheiding in te zetten kan veiliger worden opgetreden. Daarnaast is de vuurhaard hierdoor beter zichtbaar en sneller te bestrijden. Er zijn 25 respondenten die deze manier van brand bestrijden met de term defensieve binneninzet associëren. Door brandscheidingen is de defensieve binnenaanval ook in het verleden goed mogelijk gebleken. Compartimentering geeft (net) voldoende tijd en bescherming om personeel goed in stelling te brengen en zo uitbreiding te voorkomen. (Inpakken van de brand) Uitspraak uit de enquête Resumé: Een grote meerderheid van de respondenten heeft positieve ervaringen met brandscheidingen bij brand. Dit uitte zich meestal doordat de brand binnen het compartiment is gebleven. Hierbij moet worden vermeld dat niet bekend was hoelang de brand zich heeft kunnen ontwikkelen. Het aantal openingen bepaalt vaak het succes van de brandscheiding. Wanneer geen openingen aanwezig zijn, zoals bij woningscheidende wanden, werken de brandscheidingen goed. Indien deuren of ramen in de scheiding aanwezig zijn is de gebruiker vaak de veroorzaker van het falen van deze brandscheiding bij brand. 7.4 Verwachtingen Op de vraag of een brandscheiding aan de verwachtingen voldoet, antwoord 60% dat dit in de meeste gevallen zo zal zijn. 33 % denkt dat soms de brandscheiding een brand tegenhoudt en 6 % denkt dat meestal de brand niet wordt tegengehouden. Tot slot vindt 1 % dat een scheiding altijd zijn functie waarmaakt. Bas Olbertz Pagina 58

59 Denkt u dat de brandscheidingen in praktijk aan de verwachtingen voldoen? 1% 6% Altijd In de meeste gevallen 33% Soms 60% Meestal niet Voor het goed kunnen functioneren van een brandscheiding vinden de respondenten het volgende belangrijk: Meest belangrijke aspect voor het functioneren van een brandscheiding Dat de gebruiker bewust is van de brandveiligheid in zijn of haar bouwwerk. 41 % Het logische ontwerp van een gebouw 29 % Controle tijdens de bouw 17 % Controle tijdens gebruik 7 % Controle tijdens oplevering 6 % Een grote meerderheid is positief gestemd om in de toekomst meer gebruik te gaan maken van brandscheidingen in een gebouw tijdens een brand, 17 % denkt dat de brandweer misschien meer gebruik gaat maken van brandscheidingen en een klein deel denkt dat dit waarschijnlijk niet zal gaan gebeuren: Denkt u dat de brandweer in de toekomst meer gebruik zal gaan maken van brandscheidingen tijdens een inzet? 4% 0,3% 17% 45% 34% Zeker wel waarschijnlijk wel Misschien waarschijnlijk niet Zeker niet Bas Olbertz Pagina 59

60 Wat denkt u nodig te hebben om in de toekomst meer gebruik te gaan maken van brandscheidingen tijdens een inzet? 30% 10% Niets, met de huidige kennis en het materiaal kan dit worden uitgevoerd De lesstof zal moeten worden uitgebreid 9% 51% Het materiaal zal hierop moeten worden aangepast Anders, namelijk Op de vraag wat de respondenten nodig denken te hebben om in de toekomst meer gebruik te gaan maken van brandscheidingen tijdens een inzet antwoordde de helft dat de lesstof zal moeten worden uitgebreid. Dat het materiaal moet worden aangepast vindt 9 %, en 10% vindt dat met de huidige kennis en het materiaal voldoende gereedschappen aanwezig zijn om gebruik te maken van brandscheidingen tijdens een inzet. Een groot deel van de respondenten (262) heeft van de mogelijkheid gebruik gemaakt om een visie te geven wat zij denken wat er moet gebeuren om tijdens de brandbestrijding meer gebruik te kunnen gaan maken van brandscheidingen in gebouwen. Deze antwoorden zijn gecategoriseerd en hierna weergegeven. Daarnaast zijn enkele tips, ideeën of uitspraken geciteerd, die interessant of opvallend zijn in het kader van dit onderzoek: 32% 25% 22% 11% 11% 10% 8% 5% Verklaring afkortingen: bbhk: bereikbaarheidskaart, AP: aanvalsplan, BAG: basisregistratie adressen en gebouwen Na categorisatie van de gegeven antwoorden blijkt dat er twee stromingen zijn. Eén die zich richt op het voorbereiden van het brandweerpersoneel en één die het niveau van kwaliteit bepaalt ten opzichte van het gebouw en de gebruiker. Bas Olbertz Pagina 60

61 Voorbereiden brandweerpersoneel Oefenen en bijscholen Uitbreiden van lesstof Samenwerking preventie/ repressie Bewustwording brandweerpersoneel Niveau van kwaliteit en herkenbaarheid bij brand in een gebouw Bereikbaarheidskaart/ aanvalsplan/ tekeningen Controle bouwwerk Aanduiding herkenbaarheid Bewustwording gebruiker 1. Voorbereiden brandweerpersoneel Oefenen en bijscholen Uit de gegeven antwoorden blijkt dat er behoefte is om meer kennis te nemen van het gebruik van brandscheidingen. Met name op het gebied van praktijkoefeningen komt veelvuldig de wens om aandacht te besteden aan dit onderwerp en het op te nemen in het oefenrooster. Om ervaring op te doen worden voorbeelden genoemd als; het bezoeken van de bouwplaats met de blusploeg het behandelen van casussen met beeldmateriaal het bijwonen van presentaties over praktijkbranden waar brandscheidingen een rol hebben gespeeld bij de inzettactiek en het brandverloop Als OVD heb ik behoefte aan meer kennis hierover. Vooral in het herkennen van brandscheidingen. Ik krijg hierin nu totaal geen (bij-) scholing en wat ik heb gehad komt uit een boekje (lesboek OVD). Uitspraak uit de enquête Uitbreiden lesstof Bij de meerkeuze vraag heeft 51% van de respondenten het antwoord gegeven dat de lesstof moet worden uitgebreid over dit onderwerp. Bij de open vraag heeft nog eens een deel aangegeven dat de lesstof moet worden aangepast. De onderbouwing die hierbij wordt gegeven is dat vooral bij de manschappen- en de OVD opleiding de lesstof over brandcompartimentering te kort schiet. Samenwerking preventie repressie Van de respondenten heeft 11% in het antwoord genoemd dat een betere samenwerking plaats moet vinden tussen de afdeling Preventie en Repressie. Er is vaak parate kennis aanwezig bij de preventisten die van wezenlijk belang kan zijn voor de repressieve dienst. Vaak blijkt het nut zich al te bewijzen wanneer een preventist onderdeel uitmaakt van de blusploeg. Deze kennis moet beter worden gedeeld binnen het korps. Door binnen het reguliere oefenprogramma casussen te behandelen, presentaties te geven en de brandscheidingen te tonen tijdens objectinformatie met de blusploegen. Bewustwording brandweerpersoneel Van de ondervraagden vindt 5 % het belangrijk dat, naast de nodige les- en leermiddelen, brandweerpersoneel zich bewust is van het feit dat brandscheidingen en belangrijke onderdeel kunnen zijn van de brandbestrijding. Bas Olbertz Pagina 61

62 2. Niveau van kwaliteit en herkenbaarheid bij brand in een gebouw Bereikbaarheidskaart/ Aanvalspan/ Tekening/ BAG Van de respondenten die randvoorwaarden hebben aangegeven vindt 25% dat bij een brand gegevens beschikbaar moeten zijn van het bouwwerk. Deze gegevens kunnen komen van een (digitale) bereikbaarheidskaart, het aanvalsplan, bouwkundige tekeningen, of een digitale koppeling met de afdeling Vergunningen van de Gemeente. Er zijn regio s die brandscheidingen in kaart brengen en deze verwerken in systemen, om deze via een mobiele data terminal de gegevens beschikbaar te hebben bij een brand. Over het algemeen zijn de voorstanders van gebruik van kaartmateriaal zich vaak goed bewust van de betrekkelijkheid van deze voorziening. Het feit dat de locatie van de scheiding bekend is wil uiteraard nog niet zegen dat deze ook (nog steeds) correct is uitgevoerd. Maar in praktijk kan sneller worden ingezet op de controle van de scheiding en wordt minder tijd verloren met het lokaliseren van eventuele brandscheidingen. Om de data up to date te houden speelt de eigenaar een belangrijke rol. Hij is immers verantwoordelijk voor wijzigingen in het bouwwerk. De brandweer kan hierin toetsend optreden Controle bouwwerk Van de respondenten ziet 11% ziet een meerwaarde in betere controles door de preventie-inspecteur van de brandweer, zowel tijdens de bouw als tijdens het gebruik. De controles zouden vaker moeten plaatsvinden en zich vooral richten op de kwaliteit en het gebruik van de brandscheidingen in het gebouw. Aanduiding herkenbaarheid Van de respondenten die een randvoorwaarde stellen aan brandscheidingen zegt 10% dat de herkenning van de brandscheidingen een positieve bijdrage levert. Als voorbeelden worden gegeven: bordjes, stickers op de deur : brandscheiding, en aanduidingen op de gevel van het bouwwerk. Door het toepassen van een grote rode band over de brandwerende scheiding zal, naast de brandweer, ook de gebruiker op de functie van de wand worden gewezen. Bewustwording gebruiker Dat de brandscheiding alleen functioneel kan zijn wanneer de gebruiker er zich van bewust is waarom deze bouwkundige constructie aanwezig is in zijn gebouw is door 8% van de ondervraagden aangegeven. Er wordt gesteld dat alle inspanningen aan de voorzijde nutteloos zijn wanneer de gebruiker de falende factor is in het proces. Dit kan komen door onwetendheid of onachtzaamheid. Als Wellicht is het wijs om van de bereikbaarheidskaarten af te stappen en van de gebruikers te vereisen dat leesbare tekeningen met de compartimentering aanwezig zijn (in België is dat vrij gebruikelijk!) Uitspraak uit de enquête Kennis en ervaringen van scheidingen tot op het niveau van manschappen zijn noodzakelijk voor een adequate verkenning. Uitspraak uit de enquête mogelijke oplossing voor dit probleem wordt genoemd dat het project BrandVeilig Leven hierin een rol kan spelen. Resumé Een groot deel van de respondenten verwacht in de toekomst meer gebruik te gaan maken van brandscheidingen. Hiervoor moet wel de kennis onder brandweerpersoneel worden verhoogd. Daarnaast wordt van de gebruiker verwacht dat deze meer zijn of haar eigen verantwoordelijkheden neemt in het brandveilig gebruiken van het bouwwerk. Bas Olbertz Pagina 62

63 7.5 Samenvatting Door het analyseren van de gegevens uit de enquête wordt een beeld gevormd ten aanzien van de kennis, de ervaring en de verwachtingen van repressief brandweerpersoneel ten aanzien van brandscheidingen. Kennis Ten aanzien van de kennis over de brandwerende deuren op beeldmateriaal, valt op dat een groot aantal respondenten niet de juiste deuren heeft aangewezen welke een brandwerendheid hebben. Daarnaast wist slechts een kwart van de respondenten drie kenmerken te benoemen van een brandwerende deur. Ten aanzien van de herkenning van brandwerende plafonds en vloeren is nog minder gescoord. Wel hebben meer respondenten drie kenmerken kunnen noemen van een brandwerend plafond. Uit het toetsen van de aanwezige kennis van compartimentering blijkt dat een groot deel van de respondenten over het algemeen weet dat woningen en trappenhuizen een bepaalde vorm van brandwerendheid hebben ten opzichte van de omgeving of andere woningen. Waar minder op wordt gescoord is het feit dat wordt verwacht dat tussen verschillende gebruikers, zoals bij winkels en bedrijfspanden, een brandscheiding aanwezig is. Ook denkt een groot deel onterecht dat een deur in een brandwerende scheiding altijd zelfsluitend moet zijn. Vaak worden meer brandscheidingen verwacht in een bedrijfsverzamelgebouw dan dat er in werkelijkheid aanwezig zullen zijn. Opvallend bij de analyse is dat er nauwelijks verschil aanwezig is of de respondent veel van brandpreventie af weet of helemaal niets. Deze laatst genoemde groep weet mogelijk door ervaring en gevoel meer van brandveiligheid dan dat ze zelf beseffen. Ook opvallend is dat de bevelvoerders, ondanks de uitgebreide lesstof nauwelijks beter scoren dan de manschappen. De officieren scoren over het algemeen beter. Ervaring Tweederde van de respondenten geeft aan dat brandscheidingen vaak van invloed zijn op het Wij hebben een adviseur gevaarlijke verloop van een brand dus ook de brandweerinzet. stoffen! Ik pleit voor een 'adviseur Ten aanzien van de ervaringen van brandpreventie' tijdens een uitruk. Deze brandscheidingen geeft een ruime meerderheid persoon kan bij incidenten, adviseren optreden richting leidinggevenden bij de van de respondenten aan goede ervaringen te brandweer, kan een gebouw analyseren hebben met deze brandscheidingen. Meestal is dit en een eerste advies geven welke bij woningscheidende wanden. Ondanks dat vaak maatregelen zijn getroffen t.a.v. niet bekend is welke norm er voor staat, kan de brandpreventief versus repressief. brand binnen het brandcompartiment worden Uitspraak uit de enquête gehouden. Deze fungeert dan als een zogenaamde stoplijn. Bijna een kwart geeft aan zowel goede als minder goede ervaringen te hebben en iets meer dan tien procent geeft aan geen goede ervaringen te hebben met brandscheidingen. De respondenten hebben de meeste ervaring in brandscheidingen tussen woningen en in bedrijfsgebouwen, waarbij de laatst genoemde beduidend minder presteren dan de scheidingen tussen woningen. Daar waar het mis is gegaan in bedrijfsgebouwen is door bijna de helft van de respondenten aangegeven dat de gebruiker hiervoor verantwoordelijk was. Oorzaken die zijn genoemd zijn: het gebruik van kegjes, illegale verbouwingen en het niet brandwerend afwerken van doorvoeringen. Bas Olbertz Pagina 63

64 Verwachting Een ruime meerderheid verwacht dat een brandscheiding meestal wel aan de verwachtingen zal voldoen. Wanneer deze scheiding niet werkt houden de meeste respondenten de eigenaar/ gebruiker hiervoor verantwoordelijk, doordat deze zich over het algemeen te weinig bewust is van de nut en de noodzaak van brandscheidingen in zijn of haar gebouw. De overgrote meerderheid is positief gestemd om in de toekomst meer gebruik te gaan maken van brandscheidingen tijdens de repressieve inzet. Overigens vindt een deel dat nu al kan worden ingezet op brandscheidingen met de huidige kennis en materiaal. Enkele korpsen doen dit al. Van de gegeven antwoorden wat de respondenten nodig denken te hebben om in de toekomst meer gebruik te gaan maken van brandscheidingen is een tweedeling waar te nemen. Zo richt één stroming zich op de ontwikkeling van het brandweerpersoneel. Hierbij wordt genoemd: uitbreiding van de lesstof, meer gericht oefenen en betere samenwerking met de afdeling preventie. De andere richting is geënt op de kwaliteit in het gebouw en de rol van de gebruiker. Hierbij wordt vooral genoemd: de bewustwording bij de eigenaar/ gebruiker, meer en betere brandveiligheidscontrole door de preventie-inspecteur en het voorhanden hebben van informatie over de brandveiligheidsvoorzieningen in het gebouw. Dit kan bijvoorbeeld door bereikbaarheidskaarten of bouwtekeningen van het pand, waarop de brandscheidingen zijn aangegeven. Nog beter is het ontwikkelen van systemen die beschikbaar zijn in grote gebouwen volgens een gebouwbeheerssysteem. Wanneer de brandweer gebruik kan maken van deze systemen zal dit een positieve bijdrage leveren aan de snelheid en effectiviteit van de inzet. Bas Olbertz Pagina 64

65 8 Conclusies en aanbevelingen 8.1 Conclusie In deze paragraaf wordt antwoord gegeven op de deelvragen die leiden tot het antwoord op de in hoofdstuk twee gestelde onderzoeksvraag: Kan de brandweer een veilige en efficiënte defensieve binneninzet plegen door herkenning van goede brandscheidingen met de huidige kennis ten aanzien van de kwaliteit van uitvoering en de voorwaarden omtrent de aanwezigheid van brandscheidingen in gebouwen? Deelvraag 1 Wat is een brandscheiding en kan deze ondersteunen tijdens een brandweerinzet? Een brandscheiding is een bouwkundige overgang tussen twee brandcompartimenten, die er voor zorgt dat een brand binnen een vooraf bepaald gebied wordt gehouden. Het doel van deze brandscheiding is het voorkomen dat een brand overslaat naar de belendende percelen en om het mogelijk te maken dat aanwezige personen voldoende tijd hebben om veilig te kunnen vluchten. Deze brandscheiding is een afgeleide van de eis uit de regelgeving waarin wordt gesproken over de tijd die een brand nodig heeft om van het ene brandcompartiment naar het andere compartiment te komen (W.B.D.B.O. ) Om een brand binnen het brandcompartiment te houden is vaak de hulp van de brandweer noodzakelijk. Op de vraag of brandscheidingen de brandweer kan ondersteunen bij een defensieve binneninzet, kan positief worden geantwoord. Wel is deze mogelijkheid afhankelijk van meerdere factoren. Hierbij is de kwaliteit van de aanwezige brandscheidingen, het juiste gebruik van deze scheidingen en de tijd die is verstreken alvorens de brandweer wordt gealarmeerd, van cruciaal belang. Zo kan bijvoorbeeld zonder automatische detectie niet met zekerheid worden bepaald hoelang de brandscheidingen en de draagconstructies al worden aangestraald wanneer de brand wordt ontdekt. Bij gebouwen die voldoen aan de nieuwbouweisen uit het bouwbesluit hebben brandscheidingen, onafhankelijk van de risico s, een hogere weerstand tegen branddoorslag dan bij bestaande bouwwerken. Bij een volledig ontwikkelde brand in een gebouw, dat slechts voldoet aan het niveau dat geld voor bestaande bouwwerken, kan de brand zich al hebben uitgebreid naar een ander brandcompartiment, voordat de brandweer inzetbaar is. Het toepassen van de defensieve binneninzet zal in deze situaties daardoor nauwelijks uitvoerbaar zijn, omdat de W.B.D.B.O. eis bij bestaande bouw lager is dan de tijd die de brandweer nodig heeft om water op het vuur te krijgen. Het tijdstip van ontstaan van de brand en de kwaliteit van de brandscheidingen zijn bij het ter plaatse komen van de brandweer niet bekend bij de bevelvoerder, maar zijn wel degelijk van invloed op de keuze of wel of geen defensieve binneninzet kan worden gepleegd. Daarom moet de brandweer handvatten krijgen, om deze blinde vlekken om te zetten in bruikbare informatie, die de basis kan zijn voor de keuze van de inzettactiek van de brandweer. Dit kan door bijscholing van het brandweerpersoneel en het beschikbaar hebben van relevante informatie over het gebouw op de locatie. Deelvraag 2 Wat is bekend over de kwaliteit van de aanwezige brandscheidingen? Literatuur Door literatuurstudie en het afnemen van interviews is onderzoek gedaan naar de kwaliteit van brandscheidingen, zowel tijdens het gebruik als bij een brand. Uit de analyse van deze gegevens blijkt dat de uitvoering van de aanwezige brandscheidingen in gebouwen ver onder de maat is. Uit verschillende onderzoeksrapporten van onder andere het Ministerie, de Onderzoeksraad, het NIFV en Efectis blijkt dat bij een ruime meerderheid van de onderzochte gebouwen één of meer gebreken zijn geconstateerd in de brandcompartimentering. De meest voorkomende oorzaken hiervan zijn: Bas Olbertz Pagina 65

66 Het vastzetten van zelfsluitende deuren in een brandscheiding. Niet brandwerend afwerken van doorvoeringen van kabels en leidingen Het doorbreken of geheel verwijderen van brandscheidingen bij verbouwingen Onjuiste uitvoering of foutief materiaalgebruik tijdens de uitvoering. Dezelfde conclusie wordt ook getrokken uit onderzoeken die zijn gedaan ná een brand. Vaak blijkt dat de brand niet binnen het daarvoor bestemde brandcompartiment is gebleven. Hierbij wordt nauwelijks onderscheid gemaakt of het een nieuw bouwwerk betreft of een bestaand bouwwerk. Wel schijnt het van belang te zijn in hoeverre de brand zich heeft ontwikkeld; bij grote branden of een hoge aanwezige vuurlast wordt vaker geconstateerd dat de brand buiten het brandcompartiment treedt. Indien geen openingen aanwezig zijn in brandscheidingen is de kans groot dat de brand met succes binnen het brandcompartiment kan worden gehouden. Uit onderzoek en ervaringen blijkt dat alle openingen zoals deuren, ramen en luiken de faalkans van de brandscheiding verhoogt. Interviews Tijdens de interviews is het algemene beeld van de kwaliteit van brandscheidingen niet anders gebleken; deze vertonen te vaak gebreken. Als reden wordt voornamelijk aangegeven dat de eigenaar/ gebruiker zich onvoldoende bewust is van de verantwoordelijkheden die hij of zij heeft. Zoals beschreven in het Burgerlijk Wetboek heeft deze eigenaar/ gebruiker een grote verantwoordelijkheid ten aanzien van de veiligheid van de aanwezige personen in zijn gebouw en kan deze worden vervolgd wanneer ongelukken voortvloeien door zijn nalatigheid. Door intern toe te zien op de naleving van de regelgeving in het gebouw zal de gebruiker deze taak op zich moeten nemen. Een goede controle en registratie is hierin belangrijk. Door periodiek te rapporteren naar de directie kan deze op tijd actie ondernemen bij geconstateerde onjuistheden. De overheid dient toezicht te houden op de naleving van deze controle en zal op moeten treden wanneer misstanden worden geconstateerd. Naast de overheid en de gebruiker is de marktpartij een belangrijke schakel in het proces om gezamenlijk tot een acceptabel brandveiligheidsniveau te komen. Het is aan de bouwpraktijk om de verantwoordelijkheid te nemen in het leveren van goede kwaliteit in zowel de producten als de uitvoering. De overheid zal het kader aangeven met daarbinnen duidelijke regels. Wanneer alle betrokken partijen hetzelfde doel voor ogen hebben en hier gezamenlijk richting aan geven, zal de kwaliteit van de brandscheidingen naar een hoger niveau worden getild. Deelvraag 3 Hoe is het gesteld met de kennis van brandweerpersoneel ten aanzien van de brandscheidingen? Door het analyseren van de gegevens uit de enquête is een beeld gevormd ten aanzien van de kennis, de ervaring en de verwachtingen van repressief brandweerpersoneel ten aanzien van brandscheidingen. Kennis Ten aanzien van de kennis over de brandwerende deuren op beeldmateriaal, heeft een groot aantal respondenten niet de juiste deuren aangewezen die een brandwerendheid hebben. Daarnaast wist slechts een kwart van de respondenten drie kenmerken te benoemen van een brandwerende deur. Ten aanzien van de herkenning van brandwerende plafonds en vloeren is nog minder gescoord. Wel hebben meer respondenten drie kenmerken kunnen noemen van een brandwerend plafond. Uit het toetsen van de aanwezige kennis van compartimentering blijkt dat een groot deel van de respondenten over het algemeen weet dat woningen en trappenhuizen een bepaalde vorm van Bas Olbertz Pagina 66

67 brandwerendheid hebben ten opzichte van de omgeving of andere woningen. Waar minder op wordt gescoord is het feit dat wordt verwacht dat tussen verschillende gebruikers, zoals bij winkels en bedrijfspanden, een brandscheiding aanwezig is. Ook denkt een groot deel onterecht dat een deur in een brandwerende scheiding altijd zelfsluitend moet zijn. Vaak worden meer brandscheidingen verwacht in een bedrijfsverzamelgebouw dan dat er in werkelijkheid aanwezig zullen zijn. Opvallend bij de analyse is dat er nauwelijks verschil aanwezig is of de respondent veel van brandpreventie af weet of helemaal niets. Deze laatst genoemde groep weet mogelijk door ervaring en intuïtie meer van brandveiligheid dan dat ze zelf beseffen. Ook opvallend is dat de bevelvoerders, ondanks de uitgebreide lesstof nauwelijks beter scoren dan de manschappen, waar brandscheidingen of brandcompartimenten helemaal niet in de lesstof voorkomen! De officieren scoren over het algemeen iets beter. Ervaring Tweederde van de respondenten geeft aan dat brandscheidingen vaak van invloed zijn op het verloop van een brand dus ook op de brandweerinzet. Ten aanzien van de ervaringen van brandscheidingen geeft een ruime meerderheid van de respondenten aan goede ervaringen te hebben met deze brandscheidingen. Ondanks dat vaak niet bekend is welke norm er voor staat, kan de brand binnen het brandcompartiment worden gehouden. Deze fungeert dan als een zogenaamde stoplijn. Bijna een kwart geeft aan zowel goede als minder goede ervaringen te hebben en iets meer dan tien procent geeft aan geen goede ervaringen te hebben met brandscheidingen. De respondenten hebben de meeste ervaring met brandscheidingen tussen woningen onderling en in bedrijfsgebouwen, waarbij de laatst genoemde beduidend minder presteren dan de scheidingen tussen woningen. Daar waar het mis is gegaan in bedrijfsgebouwen is door bijna de helft van de respondenten aangegeven dat de gebruiker hiervoor verantwoordelijk was. Oorzaken die zijn genoemd zijn: het gebruik van kegjes, illegale verbouwingen en het niet brandwerend afwerken van doorvoeringen. Verwachting Een ruime meerderheid van de respondenten verwacht dat een brandscheiding meestal wel aan de verwachtingen zal voldoen. Wanneer deze scheiding niet werkt houden de meeste respondenten de eigenaar/ gebruiker hiervoor verantwoordelijk, doordat deze zich over het algemeen te weinig bewust is van het nut en de noodzaak van brandscheidingen in zijn of haar gebouw. Een ruime meerderheid is positief gestemd om in de toekomst meer gebruik te gaan maken van brandscheidingen tijdens de repressieve inzet. Overigens vindt een deel dat nu al kan worden ingezet op brandscheidingen met de huidige kennis en materiaal. Enkele korpsen in Nederland doen dit al. Van de gegeven antwoorden wat de respondenten nodig denken te hebben om in de toekomst meer gebruik te gaan maken van brandscheidingen is een tweedeling waar te nemen. Zo richt één stroming zich op de ontwikkeling van het brandweerpersoneel. Hierbij wordt genoemd: uitbreiding van de lesstof, meer gericht oefenen en betere samenwerking met de afdeling preventie. De andere richting is geënt op de kwaliteit van het gebouw en van de gebruiker. Hierbij wordt vooral genoemd: de bewustwording bij de gebruiker, meer en betere brandveiligheidscontrole door de preventieinspecteur en het voorhanden hebben van informatie omtrent de brandveiligheid in het gebouw. Dit kan door aanduidingen op de brandscheiding, bereikbaarheidskaarten of bouwtekeningen van het gebouw. Hierbij kan ook worden gedacht aan het ontwikkelen van systemen die beschikbaar zijn in grote gebouwen volgens een gebouwbeheerssysteem. Wanneer de brandweer gebruik kan maken van deze systemen zal dit een positieve bijdrage leveren aan de snelheid en effectiviteit van de inzet. Bas Olbertz Pagina 67

68 Voor verbetering van de kwaliteit ten aanzien van brandscheidingen en de brandweerinzet, worden de volgende aanbevelingen gedaan: 8.2 Aanbevelingen Brancheorganisatie Brandweer Breidt de lesstof van manschappen uit met informatie over de werking en het herkennen van brandscheidingen. Dit is één van de belangrijkste aanbevelingen uit het rapport, omdat bij een brand de manschappen fungeren als de ogen en oren van de bevelvoerder. De aanvalsploeg haalt informatie uit een eerste verkenning, welke mede bepalend kan zijn voor de keuze binnen het kwadrantenmodel. Daarnaast is na- en bijscholing noodzakelijk op alle niveaus: manschappen, bevelvoerder en OvD s Geef voorlichting aan de gebruikers van bouwwerken om de bewustwording over het gebruik van brandscheidingen te verhogen en de noodzaak van het functioneel houden van deze scheidingen duidelijk te maken. Wijs hierbij de gebruikers op de verantwoordelijkheid van het toezien op en controleren van de brandveiligheidsvoorzieningen in het gebouw zoals omschreven in de voorschriften Houdt scherp toezicht op de naleving van de voorschriften ten aanzien van het beperken van uitbreiding van brand en treed op in de situaties waar de regels worden overtreden. Neem in het oefenprogramma op dat meer wordt geoefend met brandscheidingen in praktijk. Geef daarnaast theorieavonden in samenwerking met de preventisten Gebruiker Neem de eigen verantwoordelijkheid als het gaat om de veiligheid voor de aanwezige personen in uw bouwwerk. Maak één persoon verantwoordelijk voor de brandveiligheid, toets zelf het niveau van deze veiligheid en leg dit vast in een systeem. Stel gegevens van het bouwwerk beschikbaar voor de brandweer. Door de meest recente situatie op kaart aan te geven wordt een bijdrage geleverd aan een effectieve brandbestrijding o Steeds vaker zijn bouwwerken voorzien van gebouwbeheerssystemen waarin installaties en voorzieningen zijn aangegeven. Door deze geschikt te maken voor de repressieve dienst, kan bij brand effectiever worden ingezet o Indien geen digitaal systeem aanwezig is, stel dan een tekening of kaart beschikbaar met daarop de brandveiligheidsvoorzieningen, waaronder de brandscheidingen Brancheorganisatie Bouw Wijs de marktpartijen op de verantwoordelijkheid ten aanzien van de bouwkwaliteit en productkwaliteit en toets steekproefsgewijs op de uitvoering. Geef hierin voorlichting en handreikingen om zo het kennisniveau te verhogen Maak brandwerende deuren en/ of scheidingen herkenbaar door middel van een merkteken of een stempel Vervolgonderzoek Voer een vervolgonderzoek uit over de draagconstructie van gebouwen en geef hierover voorlichting aan repressief personeel. Draagconstructies kunnen een wezenlijk onderdeel zijn van de brandcompartimentering. Bij het bezwijken van de constructie bezwijkt vaak ook de brandscheiding Steeds vaker worden gebouwbeheerssystemen toegepast. Voer een vervolgonderzoek uit op welke wijze deze gebouwbeheerssystemen met de brandweer kunnen communiceren om zo een effectieve brandweerinzet uit te kunnen voeren Bas Olbertz Pagina 68

69 9 Bijlagen Bijlage 1 Literatuurlijst 1. Rapportage brandveiligheid in studentenhuisvesting, VROM, juli Brandveiligheid van zorginstellingen, VROM, december Onderzoek veiligheid bij overdekte speeltuinen, VROM, mei Onderzoek brandveiligheid in sociale werkplaatsen, VROM, juli Rivierduinen: brand in een verzorgingstehuis, april Extra aandacht voor snelle verticale branduitbreiding bij flatgebouwen, maart Leren van praktijkbranden, Rapport Grote branden, NIBRA, maart Woningbrand Hoofddorp, augustus Leertafel Westvlietweg, oktober Constructieve veiligheid metselwerk gevels en brandveiligheid woningscheidende constructies december 2011, 12. Effecten van brand op constructies, december 2003, 13. Leidraad Repressie Basis brandweerzorg, augustus Brandveiligheid bijzondere woongebouwen, juni Onderzoek naleving brandveiligheid 100 kleine oude hotels, VROM, januari Privaat wat kan, publiek wat moet, Commissie Fundamentele Verkenning Bouw, mei Lesstof manschap A brandbestrijding, NIFV, juli Tekstboek leergang Officier van Dienst, NIFV, januari Lesboek Veilig repressief optreden bijscholing OvD, BZK, mei Lesstof OBM Repressie, NIFV, juli 2011 Bas Olbertz Pagina 69

70 21. Praktijkboek: Wat is onderzoek? Nel Verhoeven, vierde druk Basisboek interviewen, Baarda, De Goede en Van der Meer Middelburg, Voor het onderzoek, Hans van Keken, Ontwerpen en toetsten: Bouwdeel- en materiaalgedrag, SBR, 2006 Afbeeldingen uit de enquête: o Rijtjeswoning : Ontwerpatelier o Studentenwoning : H. Wiegman o Wooncomplex met winkels : bron onbekend o Ziekenhuis : BNR o Bedrijfsgebouw : Activo o Deur 1 : DS Projecten o Deur 2 : bron onbekend o Deur 3 : bron onbekend o Deur 4 : Petra Van Leeuwen o Deur 5 : bron onbekend o Plafond 1 : foto Bas Olbertz o Plafond 2 : bron onbekend o Plafond 3 : Robaconstruct o Plafond 4 : foto Bas Olbertz o Plafond 5 : foto Bas Olbertz Bas Olbertz Pagina 70

71 Bijlage 2 Interviews Om de defensieve binneninzet uit te kunnen voeren, moet de brand binnen een brandcompartiment worden gehouden door de Brandweer. Dit betekent dat eisen worden gesteld ten aanzien van de compartimentering: KENNEN: HERKENEN: ERKENNEN: Weet de brandweer wanneer een scheiding aanwezig is of juist niet, bij welke gebruiksfuncties of oppervlakten kunnen we brandscheidingen aantreffen?? Kan de ploeg die in het gebouw de verkenning uitvoert de brandscheiding herkennen en beoordelen? Voldoet de kwaliteit van de bouwkundige scheiding aan de eisen en verwachtingen? o Tijdens gebruik o Tijdens brand Het doel van de interviews is het verzamelen van informatie om antwoorden te krijgen op de deelvragen van de onderzoeksvraag. De volgende personen hebben medewerking verleend aan de interviews: 1. Brandonderzoekteam Twente Folkert Van der Ploeg. Enschede, 22 maart Effectis/ TNO Gert Van der Berg. Rijswijk, 25 maart Inspectie Openbare Orde en Veiligheid Rien Verbiest. Den Haag, 25 maart Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koningsrelaties Marcel Balk. Den Haag, 25 maart Specialist Brandveiligheid Erik Janse. De Bilt, 23 april Verzekeraar, Hannover Risk Consultant B.V. Gerard Kerkman. Deventer, 25 april VROM- inspectie Angela Kat. Rotterdam, 29 april 2013 Bas Olbertz Pagina 71

72 Interview: Folkert van der Ploeg Brandonderzoeker Enschede, 22 maart Beschrijf je functie eens. Welke taken voer je uit ten aanzien van brandonderzoek? Ik ben brandonderzoeker bij Brandweer Twente. Ik kijk naar de oorzaak en het verloop van brand; Met betrekking tot het verloop onderzoek ik waar is deze begonnen waar is deze geëindigd. Met name het tijdsverloop is interessant. Binnen enkele minuten na de start van het interview worden we meegezogen door diverse ervaringen van branden waar brandscheidingen een grote rol hebben gespeeld in het verloop van de brand. De beschrijving hiervan is opgenomen in vraag Is bekend wanneer een brandscheiding aanwezig moet zijn in een gebouw en welke weerstand tegen brandoverslag en branddoorslag een scheiding moet hebben? Door zijn werktuigbouwkundige achtergrond kan hij redelijk inschatten waar brandscheidingen kunnen lopen. Door goed overleg met de bevelvoerder wordt bepaald waar de stoplijn kan worden gezet. Wanneer er een tekening aanwezig is zal deze wel worden gebruikt, maar er zal niet op worden vertrouwd dat de scheidingen daadwerkelijk zijn uitgevoerd zoals weergegeven op tekening. Als er bijvoorbeeld een deur open staat, of er een doorvoer in de scheiding is gemaakt het effect van de scheiding al weg. 3. En het verschil tussen nieuwbouw eisen en bestaande eisen? Er zit een groot verschil tussen nieuwbouw en bestaande bouw. Merk je dit tijdens de onderzoeken? Zo ja, hoe? Ja, hij vindt het verschil tussen nieuw en oud: afgelopen 10 jaar is nieuwbouw. Het gaat dan om de bouwstijl en materialen. Damwandprofielen, EPS, industriebouw, snelbouw houtskeletbouw. Bestaande bouw is meer degelijke bouw, vaak traditioneel met gemetselde muren. Het zegt dus niets over het veiligheidsniveau, maar meer over de bouwmaterialen en bouwmethoden etc. Op dit moment wordt een studie uitgevoerd naar grote branden door de Saxion Hogeschool. Hierin worden grote branden van de laatste 50 jaar onderzocht. Hieruit zal blijken dat er nog steeds ongeveer honderd grote branden (schade > 1 miljoen) per jaar plaats vinden, zowel bij bestaande bouwwerken als nieuw gebouwde bouwwerken. Een overzicht van de schades bij grote branden is te vinden bij het verbond van verzekeraars. Wat opvalt in dit overzicht dat industriegebouwen de laatste tijd vaker voorkomen in het overzicht. 4. Kun je voorbeelden geven van brandscheidingen die de kwaliteit duidelijk weergeven bij een onderzoek na een brand? Zowel goed als slecht. Als voorbeeld worden vier grote branden weergegeven in een redelijk kort tijdsbestek, waaronder een meubelboulevard. Bij alle vier complexen waren brandscheidingen aanwezig. Drie gebouwen zijn helemaal afgebrand. Bij de eerste brand was Folkert van de Ploeg zelf 1e OvD: De signalen die werden waargenomen waren erg veel rook in meerdere compartimenten, aanzuigen van zuurstof in die ruimtes naast het brandende middelste compartiment, een derde van het complex stond in brand: Na het maken van weldoordachte overwegingen is besloten niet naar binnen te gaan. Dit past ook in het landelijke Bas Olbertz Pagina 72

73 beleid. niet naar binnen tenzij Het resultaat is al snel het pand gecontroleerd uit laten branden. Wat opviel is dat de aanwezige brandscheiding lang bleef staan, hadden we hier niets mee kunnen doen? In het compartiment dat aan een zijde van het pand is opgebouwd uit steen en beton, is daarna nog een offensieve buitenaanval en vervolgens defensieve binnenaanval gedaan. Het compartiment aan de andere zijde bestond voornamelijk uit stalen constructie en was dit te gevaarlijk. Achteraf is toch het gevoel bekropen of we niet meer hadden kunnen doen, door bijvoorbeeld gebruik van ventilatie, of andere inzettactieken? De 2e brand woedde in onder andere een restaurant met 2 compartimenten: de toenmalige OvD had dezelfde overweging als de eerste OVD: Niet naar binnen, tenzij.. De brandscheiding heeft het toch nog 45 minuten vol gehouden. De 3e grote brand was enkele weken later in een meubeloutlet, met een brandscheiding die volgens de bouwvergunning een W.B.D.B.O. had van 120 minuten. Blijkbaar is de overweging voor een binnenaanval als te risicovol beschouwd. Bij de vierde brand was Folkert van der Ploeg weer OvD. Het was een zelfde type gebouw, met brandscheiding. Met de ervaringen uit de eerdere branden is met veel inzet het pand voor een deel behouden. Dit kwam mede door goed in te zetten op bouwkundige wanden. De inzet ging gepaard met veel ventilatie en gewerkt met meerdere stoplijnen. Eigenlijk niet eens zo zeer op per sé een brandscheiding, meer indeling van het gebouw. Een wand zonder vooraf bepaalde W.B.D.B.O. heeft toch de brand voldoende tegengehouden. Op de brandscheiding is deze op een gegeven moment tegengehouden. Ondanks dat vertrouwt Folkert Van der Ploeg niet zondermeer een brandscheiding. Verkenning van de scheidingen is een onderdeel van de inzet. Er kan geen garantie worden gegeven dat deze goed is. Er kunnen gaten / doorvoering aanwezig zijn waar geen zicht op is. Dit kan een reden zijn dat de brand zich voort plant. Dus bij onvoldoende zicht op de scheiding moet deze worden gecontroleerd. Eventueel moet het hele plafond worden los gehaald, platen worden verwijderd, in het dak gaten maken, zicht creëren op de scheiding en zwakke plekken. Alleen dan kan worden bepaald of de scheiding functioneel is of niet. De mate van rookverspreiding zegt ook iets over een scheiding. Een stenen muur is weer anders dan een houten, glazen, gips, etc muur. Dat wordt meegenomen in de overwegingen Dus deze 4e brand is anders gedaan. Wel veilig, geen risico s. offensief zolang het kan, defensief als het moet. Veel ventileren, veel overdruk, wind mee, geen rookgasophoping, drang om wat te doen dus om de scheiding te laten controleren door de bevelvoerder. Gaten in het dak maken, de rook en hitte kunnen dan weg indien de brand er door komt. Dus vier grote branden, allemaal met brandscheidingen. Hierbij is de intentie: geen binnenaanval, tenzij. Na aanleiding van de Punt zijn we allemaal erg voorzichtig geworden. Misschien iets te voorzichtig. Nu moeten we een beetje terug met de insteek we kunnen wel wát doen. Eigenlijk deden we dit al. Met de uitwerking van de Brandweerdoctrine is het mogelijk om de inzetten een naam te geven. Wat eerder uitbreiding voorkomen werd genoemd, is nu een defensieve binneninzet. We verwoorden het nu. Als laatste voorbeeld wordt een brand besproken in een gebouw met een brandscheiding van 60 minuten. Hierbij was om constructieve redenen een dikkere muur geplaatst die achteraf 140 minuten de brand heeft tegengehouden. Na de brand is het pand aan de andere zijde van de scheiding volledig in tact gebleven. Dat is een mooie constatering na de inzet. Bas Olbertz Pagina 73

74 5. Wat kan je zeggen over de kwaliteit van de scheidingen in relatie met de opkomsttijd van de repressieve dienst? Zie je verschil in doorslag bijvoorbeeld bij verschillende gebruiksfuncties? Of bij een doormelding op de BMI? Bij een 24- uursdienst ben je sneller ter plaatse, vaak met twee auto s. Dit lijkt vruchten af te werpen. Zo kan sneller tijdens het ontwikkelstadium de brand worden aangevallen. Hierbij is het sterk afhankelijk of de scheiding is uitgevoerd als 20, 30 of 60 minuten w.b.d.b.o. Automatische detectie speelt natuurlijk ook een grote rol in de tijd die verstrijkt voordat de brandweer water op het vuur heeft. 6. Zijn er plekken in brandscheidingen aan te wijzen die veelvuldig de zwakste plek zijn? De rand van het dak is een zwakke plek, de warmte gaat naar boven, vooral lichtkoepels zijn hierin een zwak punt. Vanaf 5 minuten kan de temperatuur oplopen tot graden. Daarbij is deze constructie vaak moeilijk te controleren Doorvoeringen in brandwerende scheidingen Deuren zijn over het algemeen goed uitgevoerd. Zelfs slaapkamerdeuren remmen de brand nog wel wat af. => deuren zijn vaak niet het probleem. Als voorbeeld wordt een foto getoond van een paneel deur bij een brand in een studentenkamer. Deur was in tact, maar de kamer was uitgebrand. Ondanks dat hier een flash over is geweest, is de brand toch binnen de studentenkamer gebleven. Bij nieuwbouwwoningen blijft de brand over het algemeen binnen de woning zelf. Bij woningen uit de jaren 60/70 blijkt dat de brand geregeld kan doorslaan via de zolder. 7. Wanneer zeg je dat een brandscheiding heeft gefaald? Wanneer heeft de brandscheiding gewerkt? Dan zou je moeten kijken of er wordt voldaan aan de eis. Om precies te bepalen hoe hoog de eis uit de bouwvergunning is geweest, wordt geregeld de afdeling Risicobeheersing geraadpleegd om na te gaan welke eis er is gesteld aan een brandscheiding. Voorbeeld: Volgens de tekening moest een brandscheiding aanwezig zijn. Maar na de brand hingen alleen nog doordraaischarnieren aan de kozijnen. Dit lijkt dus niet goed te zijn uitgevoerd? Achteraf blijkt dat de brandscheiding is vervallen met gebruikmaking van gelijkwaardigheid door detectie. Dus in tweede instantie kan het wel. Hieruit blijkt dat nooit van tekening kan worden bepaald of er een scheiding aanwezig moet zijn. Daarvoor moet dus het hele dossier worden gelicht. Daarnaast is belangrijk vanaf welk moment de tijd wordt geregistreerd, als we praten over brandscheidingen. Voor onderzoeken wordt zowel geteld vanaf het ontstaan van de brand tot deze door de scheiding gaat, alsmede vanaf het vlam overslagpunt. Dit gebeurt vaak op advies van de beeldvorming van bevelvoerders. Bas Olbertz Pagina 74

75 8. Wat kun je zegen over de rookdoorlatendheid van een brandscheiding? Heb je voorbeelden dat de brand wel is tegengehouden maar veel rookschade aanwezig is als gevolg van de brand? Is hier kans geweest op een rookgasexplosie? Ja het komt regelmatig voor dat je heel veel rookschade hebt. Door de overdruk die ontstaat bij brand (uitzetten van gassen) verplaatst de rook zich overal naar toe. Ook door kleine kieren en gaten en onder deuren door. Voor een rookgasexplosie spelen nog al wat verschillende variabelen mee. Ik vind het lastig om daar kort op te antwoorden. Een rookgasexplosie komt niet heel vaak voor omdat je een juiste menging moet hebben van brandstof en zuurstof. Er een externe ontstekingsbron nodig is. Dit heeft verder ook te maken met de inzet het gebouw etc. 9. Denk je dat brandscheidingen kunnen worden gebruikt voor de defensieve binneninzet, zoals beschreven in het kwadrantenmodel? Denk je dat er dan nog randvoorwaarden moeten worden gesteld? Ja dat kan. Er moet dan niet te veel rook in het compartiment zijn. Een randvoorwaarde zou mijn inziens zijn: het verplichten van RWA installaties. Einde van dit interview. De geïnterviewde heeft de uitwerking van het interview ter goedkeuring aangeboden gekregen en waar nodig aanpassingen gedaan. Bas Olbertz Pagina 75

76 Interview : Gert van den Berg Onderzoeker Efectis Rijswijk, 25 maart Wat is uw functie bij Efectis. Op welke wijze geeft u hier uitvoering aan? Vertalen van de resultaten uit het testlaboratorium naar de praktijk. Met het ene been sta ik in het lab met het andere been reis ik door het land. Iedere dag is er wel ergens een test die moet worden uitgevoerd, omdat in praktijk de uitvoering net wat afwijkt van de test in het lab. De deur is iets groter of een glasraampje is aanwezig. De vraag wordt dan gesteld of dat mag. Soms zijn andere varianten mogelijk en hoeft er niet altijd een nieuwe test te worden gedaan. Ook kijkt de heer Van den Berg naar Europese regelgeving. Hij is regelmatig in Brussel om te vergaderen over Europese normen. Zijn werkverdeling is ongeveer twee dagen testen en twee dagen in het land voor Praktijkvertaling. Daarnaast het uitwerken van de adviezen en rapporteren etc. Het is mogelijk om testrapporten uit te breiden of te combineren. Dit gebeurt tegenwoordig volgens de Europese normen. 2. Welke testen worden uitgevoerd ten aanzien van brandscheidingen? Wie zijn de opdrachtgevers? Hoe gaat zo n dergelijke test in zijn werk? In de praktijk worden er allerlei combinaties van materialen gemaakt. Bijvoorbeeld gipspanelen voorzien van bovenlichten met glas en ventilatierooster. De vraag komt hier vaak bij of testen kunnen worden gecombineerd. En of het mogelijk is om eerder gedane testen met elkaar te combineren. Mag een doorvoering in een steen wand ook worden gebruikt in een gipswand? Of stalen kozijn in een gipswand? Mag dat? Dit zijn vraagstukken waar de heer Van den Berg zich regelmatig mee bezig houdt. Wanneer een test wordt uitgevoerd komt de opdrachtgever zijn materialen plaatsen. Eigen mensen plaatsen dit in een metselwand. Dit worden proefstukken. Omdat veel tijd gemoeid gaat met het uitvoeren van een test lopen de kosten al gauw in de duizenden euro s. Het werkaanbod blijft doorlopen. Bij Efectis merken ze dat er nauwelijks wordt bezuinigd op brandveiligheid. En gelukkig maar! Vooral nieuwbouw wordt serieus opgepakt in de laatste jaren. Door zowel de verantwoordelijke en de controlerende instanties. Tot op detail niveau, op de mm. Ieder detail dat niet goed is uitgevoerd tijdens de proef wordt tijdens het verloop onmiskenbaar getoond: brand is genadeloos. 3. Hoe is vanuit uw professie het algemene beeld ten aanzien van kwaliteit van brandscheidingen de laatste decennia? Is er een zichtbaar verschil in het materiaalgebruik? Is er een zichtbaar verschil in bijvoorbeeld de verantwoordelijkheid bij de opdrachtgever/ gebruiker? Is de brand van vroeger nog wel de brand van nu? Hoe wordt daar op ingespeeld? Hoe is het gesteld met de regelgeving in Nederland ten opzichte van andere landen om ons heen? En de kwaliteit en uitvoering van materialen? Bas Olbertz Pagina 76

77 De verantwoordelijkheid wordt meer genomen door leveranciers en uitvoerders. Brandproeven zijn beter onderbouwd. De randvoorwaarden worden hierbij goed omschreven. Niet meer anders gebruiken, dan dat is beschreven in het testrapport. Ook blijkt dat liever niet een grotere brandwerendheid wordt bereikt, dan waarop wordt getest. De opdrachtgever is soms teleurgesteld wanneer een 60 minuten deur te lang houdt tegen brand. Wanneer dit wordt beschreven vindt de klant dat te goed dus te duur. De brandtesten worden volgens de standaard brandkromme uitgevoerd. Dat is het opschroeven van de temperatuur volgens een vast tijdsverloop. Dit gebeurt altijd op dezelfde manier. Deze internationaal gebruikte curve is vrij zwaar. Na een half uur is het in de oven bijna 900 graden. Na 1 uur is het ruim 950 graden en blijft ook na een uur stijgen. In praktijk gebeurt dit meestal niet. Andere landen: zijn de eisen wat zwaarder. Vroeger was hierop weinig toezicht. Door een inhaalslag van Nederland gaat de kwaliteit laatste jaren richting CE markering. Brandwerend glas heeft dit al. Dit is zichtbaar in het CE label. Dit betekent dat dit glas door heel Europa mag worden geleverd. Dit betekent dat ook daadwerkelijk controle wordt uitgevoerd in de fabriek. De Duitse Zulassung bepaalt dit al tijdens de jaarlijkse controle op de productie. In België mag alleen een gecertificeerd bedrijf deuren met een CE markering afhangen. 4. Hoe is de relatie van de brandwerendheid met de weerstand tegen rookdoorgang? NEN 6075 (1991) weerstand tegen rookdoorgang (rookscheiding) moet 20 minuten zijn. Nieuwbouw zegt W.B.D.B.O. 20 minuten volgen NEN 6068.Welke eisen worden gesteld aan de rookwerendheid om een rookgasexplosie te voorkomen achter een brandscheiding? De testen zeggen helemaal niets over de rookdoorlatendheid. Alleen brandwerendheid. Dit betekent dat geen vlammen door de constructie mogen slaan en geen hoge temperatuur meetbaar is door straling. Rookwerendheid is 3/2 vlamdichtheid. Andere mogelijkheid is de Europese brandproef met rook van 200 graden en kijken waar er een lek is. Hier is geen brandwerendheid meer van toepassing. Brandwerendheid zegt niets over de rookwerendheid, vooral koude rook sluit geen kleppen en strips. Het risico tijdens een brandproef is een rookgasexplosie: Zoals gezegd gebeurt een brandproef volgens de REIW- eigenschappen. De hal kan tijdens de proef volledig onder de rook staan, maar kan wel aan de eis doen van de W.B.D.B.O. Zo is een keer een rookgasexplosie geweest in een testlaboratorium. Bij testen volgens de Europese brandproef is het niet mogelijk dat rook in het andere compartiment trekt. Anders NEN /2 x W.B.D.B.O. Het nadeel is hierbij dat bij bestaande bouwwerken deze test niet kan worden uitgevoerd, dus alleen op de vlamdichtheid, dit moeten we maar accepteren. 5. Wat blijken volgens de onderzoeken over het algemeen de zwakste plekken te zijn in een brandscheiding? Worden hier voldoende oplossingen voor gevonden? Waarvan heeft een brandscheiding in het gebruik het meest te leiden? De zwakke plekken in de producten zijn de naden van panelen en langs de randen van de deuren, systeemplafonds etc. Brandwerende deur alleen komt nooit voor. Dit is altijd een combinatie van een Bas Olbertz Pagina 77

78 kozijn met ophanging en de wand waarin deze is geplaatst. Verder zijn systeemplafonds en doorvoeringen zwakke schakels in compartimentering. In praktijk worden veel vragen gesteld over deuren en doorvoeren. Kabeltje bijleggen is een gat in de brandscheiding. Deze wordt meestal niet brandwerend afgewerkt. Hiervoor moet meer aandacht zijn, dat doorvoeringen worden gerepareerd. Het is belangrijk dat in een bouwwerk één persoon hiervoor verantwoordelijk wordt gehouden. Aanpassingen zijn niet toegestaan zonder deze bevoegd persoon hierover te raadplegen. 6. Wat is volgens u het belangrijkste aspect om de kwaliteit van een brandscheiding te verbeteren? En waarom? Logisch ontwerp van het gebouw Controle tijdens de bouw Controle tijdens de oplevering Controle tijdens gebruik Bewustwording bij de gebruiker Op de tekentafel valt veel winst te halen. Ook in detailniveau moet dit goed worden uitgewerkt. Te veel moet dit in het werk worden opgelost. Op het eind, dit is niet goed. Bewustwording bij de gebruiker is ook zeer belangrijk. Openstaande deuren, doorvoeren in gebruik etc. Gebruiker moet weten hoe het gebouw in elkaar zit. Consequenties verbinden aan overtreding intern, meestal moeilijk. 7. Denkt u dat brandscheidingen de defensieve binneninzet kunnen ondersteunen? Zo ja, op welke wijze? Zeker wel: scheidingen moeten dan wel goed zijn uitgevoerd, dus uitvoeringen volgens de normen zoals hier wordt getest is dit een welkome aanvullingen voor de inzettactieken van de Brandweer. Bij goede scheidingen kan voldoende worden ingezet in de naastgelegen compartimenten. Goede scheidingen blijven gegarandeerd door een interne controle. Einde van dit interview. De geïnterviewde heeft de uitwerking van het interview ter goedkeuring aangeboden gekregen en waar nodig zijn aanpassingen gedaan. Bas Olbertz Pagina 78

79 Interview Rien Verbiest Senior Inspecteur I.O.O.V. Den Haag, 25 maart Wat is uw functie bij het ministerie van Veiligheid en Justitie. Hoe geeft u hier uitvoering aan? Wanneer is het een aanleiding voor onderzoek (brandscheidingen). Waar komen de opdrachten vandaan? Welke actie wordt ingezet bij onvolkomenheden? Via welke weg? Bent u bekend met de acties die zijn opgepakt na het doen van aanbevelingen ten aanzien van brandscheidingen? Wordt hier voldoende op toegezien? De heer Verbiest is Senior Inspecteur bij inspectie Openbare Orde en Veiligheid en vertegenwoordigd daar voornamelijk de brandweer. Naast de brandweer zijn meerdere disciplines vertegenwoordigd zoals politie, GGD en de rampenbestrijding, in totaal ongeveer 70 medewerkers. Het is een zelfstandige organisatie onder Veiligheid en Justitie die geacht wordt onafhankelijk onderzoek te kunnen doen. Onderzoeken met betrekking tot de brandweer, die hebben plaatsgevonden,zijn bijvoorbeeld de Koningskerk in Haarlem en Moerdijk. De opdrachten komen soms via de staatssecretaris of minister, maar meestal onafhankelijk vanuit het eigen werkprogramma. Bij bepaalde aspecten aan de hand van geconstateerde risico s kan worden besloten dat onderzoek wordt gedaan. Soms komt de opdracht vanuit een gemeentebestuur. Dit is het geval geweest bij het drama op Koninginnedag in Apeldoorn en bij het schietincident in Alphen aan de Rijn. Vaak wordt na een onderzoek de vinger aan de pols gehouden ten aanzien van de aanbevelingen: in 1995 is het veiligheidsbewustzijn bij brandweermensen onder de loep genomen. Later is dit item nog een keer opgepakt met het organiseren van een symposium. Daarbij werden diverse voorbeelden als best practice uit het gehele land aan de orde gesteld. Naar aanleiding van de Schipholbrand is er een onderzoek gekomen naar de brandveiligheid in de Justitiële Inrichtingen. Dit in samenwerking met VROM, Arbeidsinspectie, Justitie en IOOV. Op het gebied van de ARBO- regelgeving is bepaald dat de bedrijfshulpverlening beter geoefendheid moet zijn. De IOOV doet in principe niet specifiek onderzoek naar de mate van brandveiligheid, dan in zijn algemeenheid. Wel is onderzoek aan de orde daar waar het om zeer grote incidenten gaat die de openbare orde aantasten of die tot dodelijk gevolg hebben geleid. 2. De eisen ten aanzien van de brandscheidingen/ brandcompartimenten staan vermeld in het Bouwbesluit. De zwaarte van deze eisen liggen tussen het niveau Bestaande bouw en nieuwbouw. De integrale benadering wordt weergegeven in de brandveiligheidsconcepten. Welke rol heeft deze integrale benadering wanneer de nieuwbouweisen worden losgelaten en wordt getoetst op niveau bestaande bouw, door inspectie V en J? Voor antwoorden op deze vraag verwees de heer Verbiest mij naar de Inspectie voor Leefomgeving en Milieu. 3. Wat vind u het belangrijkste aspect om de kwaliteit van een brandscheiding te garanderen? En waarom? Logisch ontwerp van het gebouw, Controle tijdens de bouw, controle tijdens de oplevering, Controle tijdens gebruik, Bewustwording bij de gebruiker Bas Olbertz Pagina 79

80 1e Allemaal waardevol, maar de eerste is de belangrijkste. Vaak laat de deskundigheid van de ontwerper te wensen over ten aanzien van de kennis ten aanzien van brandveiligheid. Ook al is het nog zo n goeie architect. Zijn die mooie esthetische bouwwerken nog wel veilig te maken? Dat is de eerste stap. 2e Verantwoordelijkheid moet liggen bij de interne organisatie 4. Hoe is vanuit uw professie het algemene het beeld ten aanzien van de kwaliteit van brandscheidingen? Door het uit het zicht werken van de scheidingen is controle veelal niet meer mogelijk; men weet dat ook. Vaak is de oorzaak onwetendheid bij ontwerp en uitvoering, maar tijdens het gebruik moet het proces van brandveiligheid goed geborgd zijn zodat dat de scheidingen hun kwaliteit niet verliezen. Uitbreiding, installatiewijzigingen, gaten in scheidingen etc. is de verantwoordelijkheid van de gebruiker. Het proces van die wijzigingen moet beter worden vastgelegd en geborgd, desnoods met foto s. Tijdens controles dient de juiste verantwoordelijke er bij betrokken te worden die daartoe ook gemandateerd is. Belangrijke wijzigingen dienen in managementsrapportages te worden verwerkt en op de agenda te worden geplaatst. Zo maakt men brandveiligheid ook onderdeel van het totale (jaarlijkse) beleid(splan). Anders kan iedere week de scheiding veranderen zonder dat iemand het weet. De brandweer moet tijdens controles vooral insteken op die borging en niet zozeer zelf de wandjes controleren. Dit is vaak niet meer controleerbaar. We kennen de brandweermensen als doeners met een hoog verantwoordelijkheidsgevoel, maar de verantwoordelijkheid moet in dit geval meer bij de gebruiker liggen. Bij politiek gevoelige bouwwerken wordt vaak een inspectie gehouden (zoals bv Justitiële Instellingen eerder vernoemd). Dan worden de bouwkundige voorzieningen onder de loep gelegd. Helaas worden de inspecties afgeroomd. De frequentie van inspecties wordt minder. 5. Wat blijken volgens de onderzoeken over het algemeen de zwakste plekken te zijn in een brandscheiding? De zwakste plekken liggen bij de doorvoeringen. Hier wordt door de gebouweigenaar te weinig aandacht aan besteedt. 6. Denkt u dat brandscheidingen de repressieve binneninzet kunnen ondersteunen? Zo ja, op welke wijze? Ik denk zelfs dat het nu ook wel kan, mits de scheidingen goed zijn uitgevoerd. Maar daar kan je weer niet van uit gaan, dus het blijft lastig. Het gebouw moet bij de brandweer goed bekend zijn en de eigenaar moet een hoog eigen verantwoordelijkheidsgevoel hebben voor het gebouw en de aanwezige personen. Einde van dit interview. De geïnterviewde heeft de uitwerking van het interview ter goedkeuring aangeboden gekregen en waar nodig zijn aanpassingen gedaan. Bas Olbertz Pagina 80

81 Interview: Marcel Balk Ministerie van BZK Den Haag, 25 maart Wat is uw functie bij het ministerie van BZK. Hoe geeft u hier uitvoering aan? Hoe komt de regelgeving tot stand? Van wie komt de input? Wanneer is deze definitief? Wanneer en hoe wordt een artikel gewijzigd? De functie van de heer Balk is beleidsmedewerker bouwregelgeving bij het ministerie. Hier worden voorschriften opgesteld voor het Bouwbesluit waar de brandveiligheid ook onder valt. Vanuit het Bouwbesluit worden NEN normen aangestuurd. In de NEN normen zijn de bepalingsmethode opgenomen hoe de W.B.D.B.O. moet worden bepaald die in het Bouwbesluit is geëist. Daarnaast medefinanciert BZK het opstellen van de NEN normen, maar laat het opstellen over aan het veld, via zogenoemde NEN- commissies. Deze commissies zijn breed samengesteld met onder andere ook de brandweer en bouwtoezicht. De inhoud van het Bouwbesluit is een groeiproces. Vanaf 1992 is de inhoud van de Bouwverordening steeds meer in het Bouwbesluit gekomen. Wijzigingen in de regelgeving worden ter advies aan het Overleg platform bouwregelgeving voorgelegd. In dit platform heeft ook de Brandweer zitting. Op deze wijze ontstaat een goede wisselwerking met het veld. In het Bouwbesluit zijn functionele eisen en prestatie eisen opgenomen. Vóór de invoering van het Bouwbesluit werd dit waarschijnlijk doelvoorschrift en middelvoorschrift genoemd. 2. Mijn onderzoek richt zich op brandscheidingen, maar wat verstaan jullie nu precies onder een brandscheiding? Een brandscheiding is geen term die in het Bouwbesluit voorkomt. Eigenlijk is een brandwerende scheidingconstructies een betere term. De brandscheiding wordt wel veel gebruikt in de spreektaal. Zoals het Bouwbesluit omschrijft is de definitie van een brandcompartiment: Gedeelte van één of meer bouwwerken, dat bestemd is als maximaal uitbreidingsgebied van brand. 3. Waarom zijn brandscheiding aanwezig in een gebouw? Wat is het doel van een brandscheiding? De bouwregelgeving heeft met de eisen aan brandcompartimentering twee doelen: 1. brandoverslag voorkomen naar andere percelen en 2. de veiligheid waarborgen voor de aanwezigen. Op de vraag welke functie de brandcompartimentering heeft ten aanzien van de maximale compartimentgrootte vertelde de heer Balk dat beperking van de schade geen doelstelling van het Bouwbesluit is. Binnen de perceelgrens mag de bebouwing afbranden, als het maar geen stadsbrand veroorzaakt zoals we vroeger kenden. In principe zou dan op het perceel geen verdere brandscheiding noodzakelijk zijn. Compartimentering kan echter ook nodig zijn voor de veiligheid van de mensen en de inzet van de brandweer. Dat de Bas Olbertz Pagina 81

82 beperking van schade geen doel van de bouwregelgeving is, is in de praktijk niet altijd bekend en leidt vaak tot discussies. Om nog een redding te kunnen doen door de brandweer ( indien nodig) is een gebouw opgedeeld in brandcompartimenten. In het Bouwbesluit is op dit moment gekozen voor een simpele systematiek van prestatie-eisen die uitgaan van een maximale compartimentgrootte van 1000 m2 of 2500 m2. Men kan echter op basis van gelijkwaardigheid kiezen voor grotere brandcompartimenten zolang maar wordt voldaan aan de functionele eisen en de doelstelling van het Bouwbesluit. We zijn op dit moment bezig met een nieuwe NEN- norm voor grote brandcompartimenten. Dit zal een vervanging zijn van het model Beheersbaarheid van Brand Verder loopt er een traject voor het opstellen van een nieuwe NEN- Norm waarbij de risicobenadering wordt gebruikt bij de bepaling van grote brandcompartimenten. Bij deze risicobenadering zijn de doelstelling van het Bouwbesluit leidend: Voorkomen branduitbreiding naar andere percelen en de veiligheid van de mensen. De brandweer is betrokken bij beide NEN trajecten, de bouwvergunning volgt waar de brandscheidingen zich moeten bevinden. Hierin is eventueel ook een gelijkwaardige oplossing voor de brandcompartimentering vastgelegd. Dit kan betekent dat in plaats van een brandscheiding een sprinklerinstallatie is aangebracht. Deze sprinklerinstallatie zorgt er voor dat aan de functionele eis uit het Bouwbelsuit wordt voldaan: Een te bouwen bouwwerk is zodanig dat de kans op een snelle uitbreiding van brand voldoende wordt beperkt. In de praktijk is het moeilijk om te zien waar brandscheidingen zich bevinden, misschien is het aanvalsplan hiervoor een optie? Zichtbaar aan de kwaliteit van de deuren en van de glazen puien, minder zichtbaar aan de wanden. Maar van een brandweerman zou je toch mogen verwachten dat hij een brandwerende deur/ pui herkent? Of met logisch verstand redeneren dat wanneer een brand achter een wand blijft, deze wand blijkbaar een bepaalde W.B.D.B.O. heeft, bedoeld of onbedoeld. 3. Wat kunt u vertellen over de geschiedenis of van het ontstaan van de eisen ten aanzien van brandscheidingen. Wanneer en hoe zijn de uitgangspunten voor het waarderen van brandscheidingen ontstaan? Op basis van welke feiten/ onderzoeken zijn deze waarden (W.B.D.B.O.) in minuten omgezet naar voorschriften? Waar komt de eis van 60 minuten vandaan? En 30 minuten? En 20 minuten? Het voormalig ministerie van BZK heeft de brandveiligheidsconcepten geïntroduceerd. Deze concepten zijn opgesteld uitgaande van bepaalde aannames die vervolgens weer de basis zijn voor he model waar het BB vanuit gaat. 15 minuten voor het ontdekken van de brand, 15 minuten voor de brandweer om operationeel te zijn en 30 minuten om de brand onder controle te krijgen en eventuele slachtoffers te hebben gered. Brandveiligheid is gebaseerd op veel aannames. Het is een model waarmee wordt gewerkt. In de praktijk houden branden zich echter veelal niet aan dit model, maar het model geeft wel een bepaald minimum brandveiligheidniveau. Brandscheidingen zijn uitgerekend met de standaard brandkromme, deze dateert ergens uit de 19 eeuw. De praktijk laat zien dat een natuurlijke brand vaak een gunstiger verloop heeft, door de lagere vuurlast of minder snelle brandontwikkeling. Verder verwijst de heer Balk mij naar de literatuur om dit nog even goed na te kijken. Bas Olbertz Pagina 82

83 4. De eisen ten aanzien van de brandscheidingen/ brandcompartimenten staan vermeld in het Bouwbesluit. De zwaarte van deze eisen liggen tussen het niveau Bestaande bouw en nieuwbouw. De integrale benadering wordt weergegeven in de brandveiligheidsconcepten. Wat zegt deze integrale benadering wanneer de nieuwbouweisen worden losgelaten en wordt getoetst op niveau bestaande bouw, door de inspectie? 20 minuten is de eis van compartimentering bij bestaande bouw. Dit is het absolute bodem niveau. Het is niet de bedoeling en ook niet te doen om ieder gebouw aan te schrijven om aan nieuwbouweisen te voldoen. Niveau bestaande bouw geeft een minimale veiligheid waarbij de brandweerinzet belangrijk is voor het beheersbaar houden van de brand. En het blijkt dat het in Nederland werkt. De oude brandveiligheidsconcepten zijn alleen bedoeld voor nieuwbouw. Eigenlijk is 20 minuten te weinig, maar uit het verleden blijkt het dat dit niet leid tot onacceptabele situaties. Voor de inspectie verwijst de heer Balk mij naar de voormalige VROM inspectie: de Inspectie voor Leefomgeving en Transport. Deze toetst in het kader van themaonderzoek vaak op het minimale niveau. Om op grote lijnen de veiligheid te toetsen. Van de brandpreventisten mag worden verwacht dat deze een grondiger inspectie houden tijdens de periodieke controle. De werkelijke kwaliteit van de scheiding blijkt pas tijdens een brand: blijft de brand achter de scheiding, of niet? Kan ik deze gebruiken? 5. In hoeverre is de uitruktijd/ inzet van de Brandweer betrokken bij het bepalen van de W.B.D.B.O. van brandscheidingen? Wat kan je zeggen over de kwaliteit van de scheidingen in relatie met de opkomsttijd van de repressieve dienst? Is een doormelding naar de RAC nog van invloed? Hoe sneller de brandweer ter plaatse is hoe sneller een brand bij een brandscheiding kan worden tegengehouden. Doormelding is alleen voor het redden van mensen. Er is in het Bouwbesluit geen relatie tussen een doormelding naar de RAC en de uitvoering van brandscheidingen. 6. Hoe is de relatie van de brandwerendheid met de weerstand tegen rookdoorgang? Is een brandscheiding altijd voldoende rookwerend om aan de uitgangspunten te kunnen voldoen? De factor: rookwerendheid is 3/2 de brandwerendheid is geen garantie dat er geen rook aan de andere kant van de scheiding komt. De rook kan er door komen omdat koude rook geen hittegevoelige strips en smeltloodjes activeert. Er wordt daarom gewerkt aan een nieuwe rookwerendheidseis. Maar het voordeel is dat je rook ziet. Mate waarin de rook in de ruimte komt moet kunnen worden beoordeeld door de brandweer of het een probleem kan veroorzaken voor de veiligheid. 7. Is de regelgeving nog wel afgestemd op het huidige brandverloop? Het brandverloop verloopt over het algemeen nog steeds gunstiger dan de standaard brandkromme. Het IFV is wel aan het onderzoeken of veilig vluchten in woningen in het geding is door veranderende materialen die sneller vlamvatten en een grotere rookproductie hebben Bas Olbertz Pagina 83

84 8. Denkt u dat brandscheidingen de repressieve binneninzet kunnen ondersteunen? Zo ja, op welke wijze? Ik denk het niet alleen: we gaan er vanuit dat de brandweer door middel van de brandscheidingen beter haar werk kan doen en hier gebruik van maakt. NB brandcompartimenten zijn in de eerste instantie aanwezig zodat de mensen veilig naar buiten kunnen komen. Daarnaast kan de brandweerinzet zich richten op het redden van achtergebleven mensen uit het gebouw. Het Bouwbesluit gaat er van uit dat personen zichzelf in veiligheid kunnen brengen maar bouwt nog een veiligheidsmarge in zodat de brandweer kan redden indien niet iedereen het gebouw heeft kunnen verlaten door bijvoorbeeld een lichamelijke beperking. In dit geval zijn de brandcompartimenten weer erg belangrijk. Het idee van de bouwregelgeving is dat de brandweer altijd naar binnen kan gaan indien meerdere brandcompartimenten aanwezig zijn. In het niet brandende compartiment kan de brandweer dan optreden. Het doel is dan het beheersbaar houden van de brand tot 1 compartiment, met het doel om achterblijvers te kunnen redden uit het andere compartiment. Waarbij het uitgangspunt is: brandweer pleegt een inzet Dit is anders bij de verzekeraars: Hier is wel schadebeperking aan de orde. Dit zijn aanvullende eisen op de bouwregelgeving. Tot slot geeft de heer Balk als tip mee dat het analyseren en leren van oude branden waardevoller is dan een handreiking te maken hoe te handelen bij brand ten aanzien van een brandscheiding. Einde van dit interview. De geïnterviewde heeft de uitwerking van het interview ter goedkeuring aangeboden gekregen en waar nodig zijn aanpassingen gedaan. Bas Olbertz Pagina 84

85 Interview: Erik Janse Adviseur Brandveiligheid 23 april 2013 Erik Janse is ruim 20 jaar actief als brandveiligheidsadviseur en heeft ervaring in een breed scala binnen de brandveiligheid. Met name de kennis op het gebied van het beoordelen van bestaande bouwwerken, de interpretatie van het Bouwbesluit en het berekenen van de W.B.D.B.O. kan een positieve inbreng hebben voor mijn onderzoek. Erik verleent zijn diensten aan onder andere de overheid, projectontwikkelaars, architecten, aannemers en gebruikers. 1. Het onderzoek dat ik uitvoer gaat over het herkennen en de kwaliteit van brandscheidingen. Bent u op de hoogte van de inzettactieken van de brandweer en het kwadrantenmodel? Ja, onlangs bij het Nationaal Brandveiligheidscongres is het kwadrantenmodel toegelicht, waar de vier inzettactieken aan de orde geweest. Erik Janse meldt hierover dat er veel over wordt gesproken en goed voorlichtingsmateriaal wordt vertoond, maar hij mist nog een eenduidige (wetenschappelijke) publicatie over het kwadrantenmodel. Tijdens het interview worden de tactieken besproken, en met name de doelstelling van de defensieve binneninzet in relatie met mijn onderzoek. 2. Het doel van een brandscheiding is volgens het Bouwbesluit: Het veilig vluchten van de aanwezige personen mogelijk maken en uitbreiding naar de belendende percelen voorkomen. Vindt u dat de huidige regelgeving voldoende duidelijkheid biedt om dit doel na te streven? Geeft het voldoen aan deze regelgeving voldoende garantie aan de doelstelling? Is daarbij onderscheid tussen bestaande bouw en nieuwbouw? Ja, de regelgeving is voldoende duidelijk. Of het voldoende garantie biedt is een wat moeilijker vraag, met name in het grote verschil in de Bouwbesluit eisen tussen bestaande bouw en nieuwbouw. Eigenlijk heb je niet altijd de garantie ten aanzien van de doelstelling; het gaat wel eens mis. Maar over het algemeen zijn de regels voldoende om aan de doelstelling van het Bouwbesluit te voldoen zoals blijkt uit de casuïstiek: het aantal slachtoffers verhoudt zich gunstig in vergelijking met andere risico's in onze samenleving (zoals verkeer en gezondheid). Om brandveiligheidsvoorschriften op te kunnen stellen zijn in het verleden een aantal uitgangspunten aangenomen, waarover afspraken zijn gemaakt. Zo zijn (na de invulling van het Bouwbesluit 1992) ook brandveiligheidsconcepten opgesteld, waarin het tijdsverloop wordt weergegeven bij een standaard brand. Maar ontwikkelt een werkelijk brand zich wel volgens de standaard brand (die is ontstaan ergens rond 1917) zoals deze wordt uitgevoerd bij testen in de oven van TNO en de andere laboratoria in de wereld? Bij bestaande bouwwerken zal de garantie zeker niet altijd aanwezig zijn om aan de doelstelling van het Bouwbesluit te kunnen voldoen. Toch is hier de afspraak gemaakt dat dit niveau voldoende is om de mensen nog veilig uit het gebouw te kunnen laten vluchten. Een W.B.D.B.O. van 20 minuten is niet veel als je de bekende, zeer grove vuistregel hanteert dat X kg/m2 X minuten brandt: kijkend naar de vuurlast heb je al snel meer nodig dan de minimale eis van het Bouwbesluit van 20 minuten. In de publicatie Werken met Fire Safety Engineering waarvoor ik rapporteur was en welke in 2013 bij SBR is uitgekomen, komen verhalen aan bod vanaf 1968 (!) over de kansen van brand. Daarnaast Bas Olbertz Pagina 85

86 wordt verteld waar bepaalde aannames, stellingen en afspraken vandaan komen die we nu terug zien in de regelgeving. Na de invoering van het Bouwbesluit in 1992 (door VROM) zijn ook voorschriften gesteld voor bestaande bouwwerken. In de toelichting is later beschreven waar deze 20 minuten vandaan is gekomen: Veel bestaande woningen waartussen een brandwerendheid aanwezig moest zijn (gestapelde bouw), waren de plafonds uitgevoerd als stuc op riet. Tijdens het testen van deze constructie is gebleken dat dit een Brandwerendheid heeft van ongeveer 20 minuten. Dit is de basis geweest voor de W.B.D.B.O. eis voor bestaande bouwwerken. Het is eigenlijk een vangnet waar de gebouwen minimaal aan moeten voldoen. Daarna kwam het andere ministerie, BZK met de brandbeveiligingsconcepten, hierover is doorgeredeneerd naar bijvoorbeeld de loopafstanden door rook. Dit komt overigens niet helemaal overheen met onze wetenschappelijke kennis van de werkelijkheid, maar is afhankelijk van veel meer factoren dan waar de regelgeving rekening mee houdt. De brandveiligheidsconcepten zijn hier dus later bij ontwikkeld. Tijdens het gesprek wordt de vergelijking gemaakt met het aantal slachtoffers dat valt bij brand in relatie met het aantal slachtoffers dat in het verkeer omkomt, of zelfs met ziektes. Bij brand is het aantal slachtoffers relatief laag, maar wel belangrijk voor ons. Dit is waar wij naar kijken. Waar de risico s liggen is vooral bij personen die zich niet zelf kunnen redden. Hoe vaak blijkt het niet dat de deuren in brandscheidingen niet goed zelfsluitend zijn uitgevoerd? 3. Hoe is vanuit uw professie en uw toetsing bij bestaande bouwwerken het algemene beeld ten aanzien van de kwaliteit van brandscheidingen? Houden deze voldoende stand tijdens brand om aan de bovenstaande (2.) doelstelling te kunnen voldoen? Waaruit blijkt dat? De heer Janse vertelt dat door de toenemende aandacht vanuit het maatschappelijk vlak, iedereen wel beter begrijpt dat aandacht voor brandveiligheid belangrijk is, het zit beter tussen de oren. Tegenwoordig zijn niet alleen de brandweer en de adviseur met brandveiligheid bezig, maar ook de gebruiker en aannemer. Dit is vooral onder de aandacht gekomen door de rampen in Enschede en Volendam. Dus door het publieke debat en de media. Vroeger toonde een brandscheiding boven het systeemplafond bijna altijd gebreken, de laatste 10 jaar is de uitvoering een stuk beter geworden. Door publieke debat en media. De bewustwording en het begrip is nu meer geworden. 4. Wat vind u het belangrijkste aspect om de kwaliteit van een brandscheiding te garanderen? En waarom? Logisch ontwerp van het gebouw; houdt de architect voldoend rekening met de brandveiligheid bij het ontwerp van een gebouw? Controle tijdens de bouw/ bij de oplevering/ Tijdens gebruik Bewustwording bij de gebruiker; begrijpt de gebruiker waar en waarom er brandveiligheidsvoorzieningen aanwezig zijn in zijn gebouw? Verantwoordelijkheid van de opdrachtgever; is deze in staat met de beschikbare middelen zijn verantwoordelijkheid adequaat in te vullen? Afhankelijk van de ouderdom van het gebouw: Bij redelijk nieuwe gebouwen zal de brandscheiding nog niet veel zijn beschadigd of verwijderd. In gebouwen die al langere tijd in gebruik zijn zal de brandscheiding vaak niet meer zo goed werken. Hier is de bewustwording bij de gebruiker erg belangrijk. Bij nieuwe bouwwerken zal de controle tijdens de bouw een positieve bijdrage leveren Bas Olbertz Pagina 86

87 aan de brandveiligheid. Het lijkt er op dat de laatste pakweg 15 jaar de brandveiligheid een iets betere invulling krijgt in gebouwen, dit kan komen door de bewustwording bij de gebruiker/ eigenaar. Voorlichting, media etc. is een belangrijke schakel in deze bewustwording. Immers niet bij elke brandscheiding is een adviseur of brandpreventist betrokken! 5. Is een brandscheiding altijd voldoende rookwerend om aan de uitgangspunten te kunnen voldoen? Zo ja waarom is het voldoende en indien nee waarom niet? Brandwerendheid en rookwerendheid hebben in principe niet zoveel met elkaar te maken. De rookwerendheidsproef (3/2 keer de vlamdichtheid) is in de regelgeving gekomen omdat er op dat moment niets anders geschikt was. Tijdens proeven in het laboratorium sijpelde de rook langs het plafond terwijl de vlamdichtheid prima aan de eisen voldeed. De heer Janse vindt het nuttig dat er een nieuwe proef voor rookdoorlatendheid wordt ontwikkeld, waar getest wordt met C rook en 20 0 C rook, en waarbij dan de hoeveelheid rook die lekt beperkt moet zijn. Aan de rookwerendheid moet zeker zo veel aandacht moet worden geschonken als aan de brandwerendheid. 6. Wat zijn volgens u de over het algemeen de zwakke plekken in een brandscheiding? Wat is hier meestal de oorzaak van? Waaruit blijkt dat? Hoe zou dit anders/ beter kunnen? Zwakke plekken in brandscheidingen zijn: 1. Doorvoeren (leidingwerk) bestaande bouw. 2. Zelfsluitende deuren blijken vaak niet goed te sluiten, ook niet bij voldoende bewustzijn. Goede uitvoering blijkt lastig (ook door weersinvloeden bijvoorbeeld). Het derde probleem is de constructieve samenhang. Dit is wanneer een brandwerende gevel bevestigd wordt aan een niet brandwerende constructie hetgeen in oudere gebouwen nogal eens kan voorkomen. Dit is een zeer belangrijk gegeven wanneer men tijdens een brandweerinzet wil gaan vertrouwen op een scheiding. 7. Op welke wijze kan volgens u een positieve bijdrage worden geleverd om het niveau van de brandscheidingen op een adequaat niveau te krijgen? Welke acties zijn noodzakelijk om de kwaliteit van brandscheidingen te waarborgen. Zoals eerder genoemd zijn de controle tijdens de bouw (nieuwbouw) en bewustwording tijdens het gebruik (bestaande bouw) belangrijk voor een positieve bijdrage aan de brandveiligheid in een gebouw. Daarbij is in het Bouwbesluit 2012, artikel 1.16 het Zorgplichtartikel opgenomen. Hierin staat dat de W.B.D.B.O. van brandscheidingen op adequate wijze moet worden gecontroleerd wanneer doorvoeringen zijn gewijzigd of aangebracht. De gebouweigenaar zou hiervoor bewust van zijn verantwoordelijk moeten worden gemaakt. Daarnaast kan je voorbereid zijn door kennis van het gebouw, kennis van constructies en bijvoorbeeld gebruik te maken van een bereikbaarheidskaart. Bij het aangeven van brandscheidingen op deze kaarten kan je deze direct gaan controleren en hoef je de brandscheidingen niet meer op te zoeken in een gebouw. Naar mijn idee kan een kort bezoek aan een gebouw de brandweer voorbereid maken op de aanwezige brandscheidingen (dus niet alles controleren zoals haspels of uit-bordjes, maar een grove inschatting van indeling, de plaats en kwaliteit van de aanwezige brandscheidingen, de constructieve samenhang). Bas Olbertz Pagina 87

88 8. Bent u van mening dat de repressieve dienst van de brandweer voldoende is toegerust om gebruik te kunnen maken van brandscheidingen in gebouwen? Hier heb ik niet veel kennis van, maar het zou jammer zijn wanneer er géén gebruik van wordt gemaakt. Ik vind het verdelen van de binneninzet in offensief en defensief (dus bij de laatste gebruik maken van de aanwezige brandscheidingen) een zinnig onderscheid. 9. Denkt u dat brandscheidingen in de huidige uitvoering kunnen worden gebruikt voor de defensieve binneninzet, zoals beschreven in het kwadrantenmodel? Denkt u dat er dan nog randvoorwaarden moeten worden gesteld? Zo ja welke? De heer Janse denkt dat lang niet alle brandscheidingen zijn uitgevoerd zoals het zou moeten, maar dat deze wel degelijk een bijdrage hebben in het vertragen van de branduitbreiding, met daarnaast de hulp van de brandweer. Om veilig te kunnen optreden moet naast de brandscheiding vooral de draagconstructie goed zijn uitgevoerd. Hiervoor zouden indicatoren aanwezig moeten zijn die aangeven wanneer de situatie niet meer veilig genoeg is om binnen te blijven. De bouwmethode (beton/hout/staal/...) zou kunnen worden beschreven op de bereikbaarheidskaart. De opsteller van deze kaart moet dan in praktijk de constructieve samenhang bekijken en controleren. Deze moet dan kennis hebben van draagconstructies. Einde van dit interview. De geïnterviewde heeft de uitwerking van het interview ter goedkeuring aangeboden gekregen en waar nodig zijn aanpassingen gedaan. Bas Olbertz Pagina 88

89 Interview Gerard Kerkman Hannover Risk Consultants B.V. Deventer, April Wat is uw dagelijkse functie en hoe geeft u hier uitvoering aan? De heer Kerkman is werkzaam bij Hannover Risk Consulting en geeft leiding aan een afdeling die zich bezig houdt met brandpreventie voor verzekeringsdoeleinden. Daarnaast worden klanten tijdens bezoeken geadviseerd over de uitvoering van brandpreventieve maatregelen. 12 inspecteurs houden zich bezig met brandpreventie. Deze kijken primair naar de voorzieningen vooraf, maar gaan ook na een brand of deze voorzieningen hebben gewerkt. De heer Kerkman noemt hierbij een voorbeeld van een grote brand in een industriegebouw in Deventer. Hier bleek uit onderzoek dat de scheidingen niet hebben gehouden, omdat dit brandweerbrandscheidingen waren, en geen verzekeringsbrandscheidingen. 2. Het onderzoek dat ik uitvoer gaat over het herkennen en de kwaliteit van brandscheidingen. Bent u op de hoogte van de inzettactieken van de brandweer en het kwadrantenmodel? De heer Kerkman zegt beperkt op de hoogte zijn, maar vraagt zich af wat het nut is van het ontwikkelen van inzettactieken bij een brand wanneer niemand meer in het pand is. Gezien het feit dat we een aantal jaren na-ijlen op de ontwikkelingen uit het buitenland (Amerika, UK) is het een kwestie van tijd dat ook de brandweer in ons land helemaal niet meer bij een brand naar binnen gaat. De grotere verzekeraars gaan in ieder geval uit van dit scenario. 3. Het doel van een brandscheiding is volgens het Bouwbesluit: het veilig vluchten van de aanwezige personen mogelijk maken en uitbreiding naar de belendende percelen voorkomen. Vindt u dat de huidige regelgeving voldoende duidelijkheid biedt om dit doel na te streven? Geeft het voldoen aan deze regelgeving voldoende garantie aan de doelstelling? Is daarbij onderscheid tussen bestaande bouw en nieuwbouw? Nee, de regelgeving is hierin onvoldoende duidelijk, dat wil zeggen: de regelgeving is te complex. Zelfs de vakmensen voeren vaak discussie over de uitleg van de regeltjes. Daarnaast is het gevolg van de onduidelijkheid dat er te veel opening blijft om een eigen interpretatie te geven. Het Bouwbesluit heeft te veel openingen voor partijen die de grenzen opzoeken. Hier wordt soms creatief mee omgegaan, bijvoorbeeld door goedkopere oplossingen te kiezen en het verkeerd combineren van testrapporten. De kennis en tijd voor inspectiecontroles is onvoldoende door gebrek aan tijd en kennis bij toetsende partijen en bij verzekeraars. Door het toepassen van goedkopere constructies komt de klant vaak aan de andere kant van het lijntje uit. De stenen muur heeft de brandwerendheid vaak wel, maar het probleem zit in de openingen. Wat betreft de doelstelling: Wanneer de scheidingen goed worden uitgevoerd kan de doelstelling wel worden gehaald, maar wanneer de grenzen opgezocht worden, is deze garantie niet aanwezig. Bas Olbertz Pagina 89

90 Volgens de heer Kerkman is er geen essentieel onderscheid tussen de uitvoering volgens bestaande bouw of nieuwbouw. Vooral belangrijk is de intentie van de gebruiker/ opdrachtgever. Wil deze het zo goed mogelijk uitvoeren of zo goedkoop mogelijk. Ook hier weer geldt dat de gebruiker de testrapporten combineert, wat niet de garantie biedt dat aan de eisen wordt voldaan. Toezicht vanuit de overheid en de markt is te weinig. Hier zal eerst een gedegen opleiding moeten worden gegeven. 4. Wanneer worden er vanuit de verzekeraar nadere eisen gesteld aan de brandscheiding? Wie controleert de juiste uitvoering van deze scheidingen? Wordt er altijd een onderzoek uitgevoerd na een brand? Een verzekeraar stelt in principe geen eisen maar geeft adviezen aan klanten, op het gebied van brandpreventie. Meer of minder brandveiligheidsvoorzieningen is hierbij niet direct van invloed op de premie. Het is ook afhankelijk van goed huishouden en het nemen van verantwoordelijkheid. De grootte van de mogelijke schade is wel van invloed op de premie en de daarbij behorende scheidingen. Deze door de verzekering geadviseerde scheiding geeft de MPL (Maximum Possible Loss), dus het gebied dat maximaal verloren kan gaan bij brand. Brandscheidingen die dit gebied omvatten moet bijvoorbeeld een gemetselde muur van bepaalde dikte zijn waar geen openingen in zitten. (geen deur of raam) (EML= Estematet maximum loss) brandweerscheidingen De scheidingen zijn gerelateerd aan de mogelijke schades. Verzekeringsmaatschappijen kunnen wel een blusinstallatie adviseren. Dit kan een positief effect hebben op de premie. Door ervaringen is gebleken dat de aanwezige scheidingen nauwelijks werken. Voornamelijk door handelen van de gebruiker, maar ook door mechanische schade. Dit laatste kan voorgekomen wanneer een stelling tegen een brandmuur valt of bij een explosie. Na een brand wordt altijd onderzoek ingesteld door een onafhankelijke partij. In het rapport worden de kenmerken van de brand genoteerd. Het niet naleven van de brandveiligheidseisen uit het Bouwbesluit is niet van invloed op het uit te keren bedrag na een brand. De reden hiervan is omdat de verzekeraars niet verzekeren op basis van het Bouwbesluit, maar op het maximale uit te keren schadebedrag. Daarnaast moet er opzet in het spel zijn. Dit is meestal niet het geval en daarnaast zeer moeilijk aantoonbaar. Er wordt mogelijk alleen minder uitgekeerd indien niet is gemeld dat het gebruik is gewijzigd en daardoor het risico hoger uitvalt. 5. Welke garanties worden verwacht indien nadere eisen aan een brandscheiding zijn gesteld? Geen. Zolang er openingen inzitten, is er een faalkans aanwezig. 6. Wat zijn volgens u de over het algemeen de zwakke plekken in een brandscheiding? Wat is hier meestal de oorzaak van? Waaruit blijkt dat? Hoe zou dit anders/ beter kunnen? De zwakke plekken in een brandscheidingen zijn over het algemeen de openingen en ook de draagconstructie. De faalkans kan worden verkleind door het uitvoeren van interne controlerondes. Eventueel kan dit ook door een extern bureau gedaan. Dan wordt er in ieder geval één keer per jaar een controle uitgevoerd op de brandscheidingen. Het voordeel hiervan is dat het dan ook weer onder Bas Olbertz Pagina 90

91 de aandacht komt van de gebruiker. De ervaring leert dat de mensen willen wel, maar brandveiligheid staat niet altijd hoog op de prioriteitenlijst van de ondernemer. 7. Welke consequenties zijn er voor de gebruiker wanneer branduitbreiding het gevolg is van het niet naleven van de voorschriften. En bij het treffen van extra voorzieningen ten aanzien van brandveiligheid? Geen consequenties. Zie vraag 4. Alleen het aanbrengen van een installatie met een hoge bedrijfszekerheid zoals een sprinkler installatie, kan van grote invloed zijn op de premie. 8. Op welke manier denkt u dat de gebruikers bewust kunnen worden gemaakt van het feit of ze scheidingen in het gebouw hebben, waar ze voor dienen en of ze op dit moment werken? Wij geven tips op onze site over brandveiligheid. Daarnaast houden wij per jaar ongeveer 800 inspecties op het gebied van brandveiligheid, waar ook de brandscheidingen in zijn opgenomen. Tijdens dit bezoek wordt geadviseerd op welke wijze de klant het beste om kan gaan met de brandveiligheid. Bedrijfscontinuering is hierbij ook een belangrijk onderwerp. 9. Een beleidsmedewerker van het verbond voor verzekeraars meld in een interview in 2010 dat vooral aandacht wordt ingezet op preventie en brandbestrijding, hoe is hier invulling aangegeven en is dit doel bereikt? Vroeger stonden brandweer en verzekeraars recht tegenover elkaar. De reden hiervoor was voornamelijk gebrek aan begrip. Sinds een paar jaar hebben de partijen elkaar beter gevonden en trekken meer samen op. Bij het CCV zit naast het bedrijfsleven, zowel de brandweer als het verbond van verzekeraars in. Ook via netwerkgroepen en het IFV worden we meer bij conferenties betrokken. Er is ook steeds meer begrip voor elkaars situatie. Misschien kan in de toekomst samen worden opgeleid. In Zweden gebeurt dit al. 10. Wat vindt u het belangrijkste aspect om de kwaliteit van een brandscheiding te garanderen? En waarom? Logisch ontwerp van het gebouw; houdt de architect voldoend rekening met de brandveiligheid bij het ontwerp van een gebouw? Controle tijdens de bouw/ bij de oplevering/ Tijdens gebruik Bewustwording bij de gebruiker; begrijpt de gebruiker waar en waarom er brandveiligheidsvoorzieningen aanwezig zijn in zijn gebouw? Verantwoordelijkheid van de opdrachtgever; is deze in staat met de beschikbare middelen zijn verantwoordelijkheid adequaat in te vullen? Het belangrijkste aspect is dat onvoldoende kennis aanwezig is over brandpreventie in de hele kolom. Van het ontwerp tot het gebruik. Architecten weten in het algemeen te weinig over het brandveilig ontwerpen. Dit is niet opgenomen in de opleiding. De aanwezige kennis beperkt zich tot het Bouwbesluit, het toepassen van een regeltje. Vaak is niet de kennis aanwezig om het ontwerp integraal benaderen op het gebied van risico s. Hier zou de focus op moeten liggen. Bas Olbertz Pagina 91

92 11. Op welke wijze kan volgens u een positieve bijdrage worden geleverd om het niveau van de brandscheidingen op een adequaat niveau te krijgen? Welke acties zijn noodzakelijk om de kwaliteit van brandscheidingen te waarborgen? Opleidingen, cursussen en seminars. 12. Wat zouden jullie graag anders zien op het gebied van regelgeving, brandcompartimentering en inzet van de brandweer. Ten aanzien van de regels mogen deze nog wel minder en duidelijker. De compartimentering zoals beschreven in Bouwbesluit heeft nauwelijks waarde. Als er geen blusinstallatie aanwezig is wordt bekeken wat de schade is als het bedrijf volledig afbrand. We hopen dat de brandweer inzet om ook schade te beperken, maar dat mag niet altijd worden verwacht. Dit is afhankelijk van de risico s natuurlijk. 13. Jullie houden een database bij over grote branden met de opgelopen schade. Hebben jullie ook een data base met oorzaken en gevolgen van brand in gebouwen? Waarom wordt een brand een grote onbeheersbare brand? Op welke wijze sturen jullie hierin op de brandveiligheid? In 2009 is er een onderzoek geweest. Hieruit blijkt dat in verband met de concurrentie niet alle cijfers worden gepubliceerd en de cijfers die boven water zijn gehaald kloppen niet volledig. Omdat dit wel belangrijk is heeft het verbond voor verzekeraars zich hiervoor ingezet. Dit heeft geresulteerd dat vorig jaar de eerste cijfers zijn aangeleverd. Gezien het aantal variabelen is dit ook best wel lastig om een duidelijk statistisch beeld hierin te scheppen. Het project met diverse marktpartijen om een data base te vullen met de zogenaamde firefacts is geen succes geworden, omdat de commerciële belangen hierin te groot zijn gebleken. 14. Denkt u dat brandscheidingen in de huidige uitvoering kunnen worden gebruikt voor de defensieve binneninzet, zoals beschreven in het kwadrantenmodel? Denkt u dat er dan nog randvoorwaarden moeten worden gesteld? Zo ja welke? Ik denk het wel, maar het zal wel moeilijk kunnen worden. Ik vraag me af of je dat ook wel van de brandweer mag verwachten. In hoeverre is de brandweer in staat om een veilige inzet te doen bij brand in het gebouw? Tot slot vertelt de heer Kerkman over een informeel onderzoek naar de verschillende bluseenheden bij een Blokkerbrand in de jaren 80. Dit gaf een interessant resultaat: De bevelvoerders met een bouwkundige achtergrond waren beduidend beter in staat om een brandscheiding tegen te houden dan bevelvoerders die dit niet hadden. De geïnterviewde heeft de uitwerking van het interview ter goedkeuring aangeboden gekregen en waar nodig zijn aanpassingen gedaan. Bas Olbertz Pagina 92

93 Interview Angela Kat Senior Inspecteur Leefomgeving en Transport Rotterdam, 29 April Wat is uw dagelijkse functie bij de Inspectie Leefomgeving en Transport. Hoe geeft u hier uitvoering aan? Mijn werk bestaat uit coördinerende (onderzoeksleiding) en uitvoerende (feitelijke inspecties) werkzaamheden op het gebied van de brandveiligheid, constructieve veiligheid en productcertificering (CE-markering bouwproducten) 2. Het onderzoek dat ik uitvoer gaat over het herkennen en de kwaliteit van brandscheidingen. Bent u op de hoogte van de inzettactieken van de brandweer en het kwadrantenmodel? Mevrouw Kat is niet op de hoogte van het kwadrantenmodel. 3. Wanneer is er een aanleiding voor een onderzoek van uw Ministerie naar de brandveiligheid in gebouwen van een bepaalde categorie? Van wie komen de opdrachten? De opdrachten komen van de minister. In de tijd van de voormalig VROM-inspectie werden keuzes voor onderzoeken daarnaast ook gemaakt door middel van de NLS (Nalevingsstrategie). Themaonderzoeken waren toen een groot onderdeel van het takenpakket. Binnen de huidige ILT zijn themaonderzoeken nog slechts een klein deel van het takenpakket en overheersen 1e lijn inspectietaken (o.a CE-markering) 4. Welke acties worden door wie ingezet bij onvolkomenheden? Via welke weg? Welke aanbevelingen kunnen worden gedaan en naar wie? Bij constatering van onvolkomenheden wordt de 1e lijns toezichthouder geïnformeerd. Bij brandveiligheidsonderzoeken zijn dat de gemeenten. Het is aan dat bevoegd gezag of er iets gedaan wordt met de door de ILT geconstateerde onvolkomenheden. Sinds 1 oktober 2012 is de ILT geen toezichthouder meer van gemeenten. Het toezicht op gemeentetaken is overgegaan naar de provincies. Daarnaast worden de resultaten van de onderzoeken verwerkt in een rapportage die aangeboden wordt aan de minister. 5. Bent u bekend met de acties die zijn opgepakt ná het doen van aanbevelingen ten aanzien van brandscheidingen? Wordt hier voldoende op toegezien? Zie vraag 4. Indien onduidelijkheid van regelgeving onderdeel is van het ontstaan van onvolkomenheden worden aanbevelingen bij de beleidsafdeling neergelegd om de regelgeving op onderdelen aan te passen. Dit is bijvoorbeeld gebeurd met de regelgeving voor kamergewijze verhuur na het onderzoek Brandveiligheid studentenhuisvesting in Bas Olbertz Pagina 93

94 6. Het doel van een brandscheiding is volgens het Bouwbesluit: het veilig vluchten van de aanwezige personen mogelijk maken en uitbreiding naar de belendende percelen voorkomen. Vindt u dat de huidige regelgeving voldoende duidelijkheid biedt om dit doel na te streven? Ja, over het algemeen wel Geeft het voldoen aan deze regelgeving voldoende garantie aan de doelstelling? Ja, als er ook goed op het gebruik gelet wordt wel. Als voorbeeld noemt mevrouw Kat een brandscheiding tussen twee subbrandcompartimenten met daartussen een deur waarvan de dranger weggehaald of onklaar gemaakt is. De zwakke plek is dan de niet functionerende deur. Verbetering van het bewustzijn van brandveiligheid bij de gebruikers van het pand blijft noodzakelijk. Is daarbij onderscheid tussen bestaande bouw en nieuwbouw? Ja, de eisen bij bestaande bouw zijn erg laag, dus adequaat handelen van de gebruiker bij ontruiming en kennis van brandveilig gebruik bij de gebruiker zijn dan extra belangrijk. 2. Hoe is vanuit uw professie en uw toetsing bij bestaande bouwwerken het algemene beeld ten aanzien van de kwaliteit van brandscheidingen? Houden deze voldoende stand tijdens brand om aan de bovenstaande (2.) doelstelling te kunnen voldoen? Waaruit blijkt dat? Bij de diverse onderzoeken is gebleken dat de kwaliteit van de brandscheidingen hangt op het gebruik (zie vraag 6) en het toezicht van de gebouweigenaar tijdens verbouwingen/onderhoud. Met dit laatste doelt mevrouw Kat bijvoorbeeld op het niet goed afdichten van doorvoeren door brandscheidingen na aanpassing aan de installaties. 3. Volgens welk toetskader worden inspecties uitgevoerd? Is dit op basis van de regelgeving of wordt door een integrale bril (bouwkundig, installatietechnisch, organisatorisch) naar het gebruik van het bouwwerk gekeken en zo de risico s in kaart gebracht? Is dit op het niveau van bestaande bouw, nieuwbouw of het rechtens verkregen niveau? Waarom wordt volgens dit toetskader getoetst? Het toetskader wordt per onderzoek opgesteld en het omvat de meest relevante punten (een onderzoek is dus nooit uitputtend) om een goed beeld te krijgen van de situatie. Niveau is bestaande bouw. Kiezen we voor een rechtens verkregen niveau dan krijg je geen duidelijk overall beeld van de landelijke situatie, omdat er dan teveel onderlinge verschillen zijn. Wat houd je dan aan en wat vergelijk je met wat? Dat is in een landelijk onderzoek niet te doen, daarom gaat de inspectie zitten op het minimale niveau. 4. De eisen ten aanzien van de brandscheidingen/ brandcompartimenten staan vermeld in het Bouwbesluit. De zwaarte van deze eisen liggen tussen het niveau bestaande bouw en nieuwbouw niveau. De integrale benadering wordt weergegeven in de brandveiligheidsconcepten. Heeft deze integrale benadering nog een doel wanneer er wordt getoetst op niveau bestaande bouw? Bas Olbertz Pagina 94

95 Jazeker. Het niveau bestaande bouw is het absolute minimumniveau waaraan bouwwerken moeten voldoen en bij themaonderzoeken is dit over het algemeen het toetsniveau bij ILT (zie ook antwoord bij 8), maar per object wordt er bij gemeenten natuurlijk getoetst op het rechtens verkregen niveau. 5. Wat vindt u het belangrijkste aspect om de kwaliteit van een brandscheiding te garanderen? En waarom? Logisch ontwerp van het gebouw; houdt de architect voldoend rekening met de brandveiligheid bij het ontwerp van een gebouw? Controle tijdens de bouw/ bij de oplevering/ Tijdens gebruik Bewustwording bij de gebruiker; begrijpt de gebruiker waar en waarom er brandveiligheidsvoorzieningen aanwezig zijn in zijn gebouw? Verantwoordelijkheid van de opdrachtgever; is deze in staat met de beschikbare middelen zijn verantwoordelijkheid adequaat in te vullen? Al de genoemde punten zijn belangrijk wat mij betreft. Twee ervan, 2 en 3, heb ik al even genoemd. Zie die antwoorden. 6. Wat zijn volgens u de over het algemeen de zwakke plekken in een brandscheiding? Wat is hier meestal de oorzaak van? Waaruit blijkt dat? Hoe zou dit anders/ beter kunnen? Ook al eerder genoemd. Het kan beter als de gebouweigenaar/beheerder zich bewust is van wat een brandveilige situatie in zijn gebouw inhoud. Daartoe zou bij werkzaamheden standaard opgenomen moeten worden dat brandscheidingen nadat erbij/eraan gewerkt is nagelopen worden. Nog beter is als deze constateringen digitaal vastgelegd worden in een systeem. 7. Is een brandscheiding altijd voldoende rookwerend om aan de uitgangspunten te kunnen voldoen? Zo ja waarom is het voldoende en indien nee waarom niet? In principe wel. De relatie rookwerendheid/brandwerendheid is groot. Het zou daarom zo moeten zijn dat een constructie die 30 minuten brandwerend is ook 30 minuten rookwerend is. Of dat in de praktijk altijd zo is, is de vraag. 8. Op welke wijze kan volgens u een positieve bijdrage worden geleverd om het niveau van de brandscheidingen op een adequaat niveau te krijgen? Welke acties zijn noodzakelijk om de kwaliteit van brandscheidingen te waarborgen? Na werkzaamheden aan het gebouw nalopen brandscheidingen door gebouweigenaar/beheerder en vastlegging van de constateringen in een digitaal systeem. Gebouwbeheerder is daar verantwoordelijk voor. Bewustwording brandveiligheid gebruikers op een hoger niveau brengen (informatie vanuit brancheorganisaties) Bas Olbertz Pagina 95

96 9. Denkt u dat brandscheidingen in de huidige uitvoering kunnen worden gebruikt voor de defensieve binneninzet, zoals beschreven in het kwadrantenmodel? Denkt u dat er dan nog randvoorwaarden moeten worden gesteld? Zo ja welke? Ja, mits die scheidingen geregeld door een deskundig persoon gecontroleerd worden en wijzigingen in die scheidingen of in de rest van het gebouw(bijvoorbeeld door verbouwingen) administratief vastgelegd/bijgehouden worden en de betreffende toezichthouder altijd op de hoogte is van de laatste situatie. Einde interview De geïnterviewde heeft de uitwerking van het interview ter goedkeuring aangeboden gekregen en waar nodig zijn aanpassingen gedaan. Bas Olbertz Pagina 96

97 Bijlage 3 Enquête Bas Olbertz Pagina 97

98 Onderzoek kennis en gebruik brandscheidingen Voor mijn afstudeeropdracht onderzoek ik onder meer het kennisniveau van brandweermensen ten aanzien van brandwerende scheidingen in gebouwen. Het doel van deze enquête is het onderzoeken van de mogelijkheden om van deze scheidingen gebruik te maken tijdens de brandbestrijding. De keuze van de inzettactiek wordt mede bepaald door de gebouwkenmerken, dit zijn onder andere de aanwezige brandscheidingen. Door het analyseren van uw gegeven antwoorden zal inzicht worden verkregen in het kennisniveau van brandweermensen ten aanzien van deze brandwerende scheidingen. Het invullen van de enquête zal ongeveer minuten in beslag nemen. 1. Vervult u een repressieve functie bij de brandweer? mlj Ja mlj Nee 2. Welke functie is dit? mlj Officier van Dienst mlj Bevelvoerder mlj Manschap mlj Anders, namelijk 3. Bent u bekend met het kwadrantenmodel voor gebouwbrandbestrijding? mlj Ik ben volledig op de hoogte van de toepassingsmogelijkheden van het kwadrantenmodel mlj Ik heb er zijdelings van gehoord mlj Nee, ik ben niet bekend met het kwadrantenmodel Voor uitleg van de verschillende inzettactieken van het kwadrantenmodel, zie het filmpje op feature=player_embedded&v=7giqayqiyro 4. We verwachten van een brandscheiding dat deze een bepaalde tijd een brand tegenhoud. Denkt u dat de brandscheidingen in praktijk aan deze verwachtingen voldoen? mlj Altijd mlj In de meeste gevallen mlj Soms mlj Meestal niet mlj Nooit Bas Olbertz Pagina 98

99 Onderzoek kennis en gebruik brandscheidingen 5. In bovenstaande afbeelding is een blok van vier rijtjeswoningen weergegeven. Op welke plaats in dit gebouw verwacht u een brandscheiding aan te treffen? Tussen iedere bouwlaag Tussen iedere woning Geen brandscheiding aanwezig Brandscheiding aanwezig Bas Olbertz Pagina 99

100 Onderzoek kennis en gebruik brandscheidingen 6. Hierboven ziet u een afbeelding van een studentenwoning met 8 kamers. Welke van onderstaande stellingen zijn juist? Stelling 1: Iedere studentenkamer is een apart brandcompartiment Stelling 2: Rond het trappenhuis is meestal een brandscheiding aanwezig mlj Beide stellingen zijn juist mlj Alleen stelling 1 is juist mlj Alleen stelling 2 is juist mlj Beide stellingen zijn onjuist Deur 1 Deur 2 Deur 3 Deur 4 Deur 5 7. Welke deur heeft volgens u een brandwerendheid van minimaal 20 minuten? Meerdere antwoorden zijn mogelijk. fec Deur 1 fec Deur 2 fec Deur 3 fec Deur 4 fec Deur 5 fec Geen van bovenstaande 8. Waaraan herkent u een brandwerende deur? Kenmerk 1 Kenmerk 2 Kenmerk 3 Bas Olbertz Pagina 100

101 Onderzoek kennis en gebruik brandscheidingen 9. Moet een deur in een brandwerende scheiding altijd zelfsluitend zijn uit gevoerd? mlj ja, anders heeft de hele brandscheiding geen nut mlj nee, dit is afhankelijk van de gebruiksfunctie mlj nee, dit is afhankelijk van de kwaliteit van de interne organisatie 10. In bovenstaande afbeelding ziet u een woongebouw met daaronder winkels. Waar in het gebouw verwacht u een brandscheiding aan te treffen? Brandscheiding aanwezig Geen brandscheiding aanwezig Tussen alle bouwlagen Rondom de trappenhuizen Tussen de winkels Rondom de woningen Bas Olbertz Pagina 101

102 Onderzoek kennis en gebruik brandscheidingen 11. Op bovenstaande afbeelding ziet u een ziekenhuis. Welke stelling over brandscheidingen is juist? Stelling 1: Wanden en deuren van de patiëntenkamers hebben een brandwerendheid van 60 minuten Stelling 2: Puien en wanden rondom trappenhuizen moeten brandwerend zijn uitgevoerd mlj Beide stellingen zijn juist mlj Alleen stelling 1 is juist mlj Alleen stelling 2 is juist mlj Geen van beide stellingen zijn juist Plafond 1 Plafond 2 Plafond 3 Plafond 4 Plafond 5 Bas Olbertz Pagina 102

103 Onderzoek kennis en gebruik brandscheidingen 12. In bovenstaande afbeeldingen zijn plafond en vloerconstructies weergegeven. Welke plafonds zijn/worden uitgevoerd met een brandwerendheid van 20 minuten of meer? Meerdere antwoorden zijn mogelijk. fec Plafond 1 fec Plafond 2 fec Plafond 3 fec Plafond 4 fec Plafond 5 fec Geen van bovenstaande 13. Hoe herkent u een vloer of plafond met een brandwerendheid van meer dan 30 minuten? Kenmerk 1 Kenmerk 2 Kenmerk 3 Bas Olbertz Pagina 103

104 Onderzoek kennis en gebruik brandscheidingen 14. Hierboven ziet u een afbeelding van een bedrijfsgebouw met een oppervlakte van meer dan 3000 m2. Het gebouw wordt gebruikt door verschillende huurders. Welke stelling is juist? Stelling 1: De wanden tussen de verschillende gebruikers moeten een brandwerendheid van minimaal 30 minuten hebben Stelling 2: In het gebouw zijn minimaal twee brandscheidingen aanwezig. mlj Beide stellingen zijn juist mlj Alleen stelling 1 is juist mlj Alleen stelling 2 is juist mlj Beide stellingen zijn onjuist 15. Het goed functioneren van een brandscheiding tijdens brand is afhankelijk van vele aspecten. Hieronder worden er enkele genoemd. Zet ze in de volgorde die u belangrijk vind. 1 (meest belangrijk) (minst belangrijk) Logisch ontwerp van het gebouw Controle tijdens de bouw Controle tijdens oplevering Controle tijdens gebruik Bewustwording bij de gebruiker 16. Heeft u ervaring met brandwerende scheidingen in gebouwen tijdens een brand? mlj Ja mlj Nee 17. Bij welke type gebouw heeft u ervaring met brandwerende scheidingen tijdens branden? (meerdere antwoorden mogelijk) fec woningen fec studentenwoningen fec woongebouwen in combinatie met winkels fec ziekenhuizen fec bedrijfsgebouwen fec Anders, namelijk 5 Bas Olbertz Pagina 104 6

105 Onderzoek kennis en gebruik brandscheidingen 18. Wat zijn uw ervaringen? Hielden deze brandscheidingen stand binnen de genoemde normen? In hoeverre zijn deze scheidingen van invloed geweest op de repressieve inzet? mlj Altijd mlj In de meeste gevallen mlj Soms mlj Meestal niet mlj Nooit mlj Onbekend 20. Op welke wijze zijn de brandscheidingen van invloed geweest op de repressieve inzet? Denkt u dat de brandweer in de toekomst meer gebruik zal gaan maken van brandscheidingen tijdens een inzet? mlj Zeker wel mlj waarschijnlijk wel mlj Misschien mlj waarschijnlijk niet mlj Zeker niet 6 Bas Olbertz Pagina 105

106 Onderzoek kennis en gebruik brandscheidingen 22. Wat denkt u nodig te hebben om in de toekomst meer gebruik te gaan maken van brandscheidingen tijdens een inzet? mlj Niets, met de huidige kennis en het materiaal kan dit worden uitgevoerd mlj De lesstof zal moeten worden uitgebreid mlj Het materiaal zal hierop moeten worden aangepast mlj Anders, namelijk 5 6 Tenslotte volgen enkele algemene vragen. 23. In welke mate heeft u kennis van: Veel Redelijk Weinig Niet Bouwkunde Brandpreventie Bas Olbertz Pagina 106

107 Onderzoek kennis en gebruik brandscheidingen 24. In welke veiligheidsregio('s) bent u werkzaam? fec Groningen fec Fryslân fec Drenthe fec Ijsselland fec Twente fec Noord en Oost Gelderland fec Gelderland Midden fec Gelderland Zuid fec Utrecht fec Noord Holland Noord fec Zaanstreek Waterland fec Kennemerland fec Amsterdam Amstelland fec Gooi en Vechtstreek fec Haaglanden fec Hollands Midden fec Rotterdam Rijnmond fec Zuid Holland Zuid fec Zeeland fec Midden en West Brabant fec Brabant Noord fec Brabant Zuid Oost fec Limburg Noord fec Limburg Zuid fec Flevoland Bas Olbertz Pagina 107

108 Bijlage 4 Discussie Linked In 19 maart 2013

109 Bas Olbertz Pagina 109

110 Bas Olbertz Pagina 110

BRANDSCHEIDINGEN. Kennen Herkennen Erkennen

BRANDSCHEIDINGEN. Kennen Herkennen Erkennen BRANDSCHEIDINGEN Kennen Herkennen Erkennen Bas Olbertz Brandweer Twente Bas Olbertz Pagina 2 Impressum. Auteur : Bas Olbertz Studentennummer : 464923 Werkgever Plaats : Brandweer Twente : Hengelo Datum

Nadere informatie

Workshop Offensieve Buiteninzet

Workshop Offensieve Buiteninzet Workshop Offensieve Buiteninzet Brand New Doctrine Ed Oomes Programma Welkom Aanleiding en verloop doctrine ontwikkeling Basisregels voor gebouwbrandbestrijding scoren en plenaire terugkoppeling Tot slot

Nadere informatie

De relatie tussen preventie en repressie in de praktijk. René Hagen Lector Brandpreventie

De relatie tussen preventie en repressie in de praktijk. René Hagen Lector Brandpreventie De relatie tussen preventie en repressie in de praktijk René Hagen Lector Brandpreventie Zesde Nationale FSE congres, 12 november 2013 Preparatieve voorzieningen zijn niet de relatie 2 De (wijze) van repressieve

Nadere informatie

Brandweerdoctrine. De theorie achter het brandweervak. Kwadrantenmodel: van standaard model naar keuze model

Brandweerdoctrine. De theorie achter het brandweervak. Kwadrantenmodel: van standaard model naar keuze model Brandweerdoctrine De theorie achter het brandweervak Kwadrantenmodel: van standaard model naar keuze model Aanleiding Brand in De Punt: vermijdbaar maar niet verwijtbaar Leerarena s Moerdijk, Kijfhoek,

Nadere informatie

Brandveiligheid in de zorg. Vluchten kan niet meer.. Ing. Tom de Nooij, CFPS Senior Consultant Marsh Risk Consulting NFPA Instructor

Brandveiligheid in de zorg. Vluchten kan niet meer.. Ing. Tom de Nooij, CFPS Senior Consultant Marsh Risk Consulting NFPA Instructor Brandveiligheid in de zorg Vluchten kan niet meer.. Ing. Tom de Nooij, CFPS Senior Consultant Marsh Risk Consulting NFPA Instructor 4/23/2013 Brandveiligheid in de zorg.. Branden in zorginstellingen ontwikkelen

Nadere informatie

Het nieuwe denken van de brandweer.. Ook uw nieuwe denken?

Het nieuwe denken van de brandweer.. Ook uw nieuwe denken? Naar een brandveiliger samenleving.. Met minder brand, minder slachtoffers én minder schade Het nieuwe denken van de brandweer.. Ook uw nieuwe denken? Ricardo Weewer, Strategisch Centrum NVBR Netwerkdag

Nadere informatie

Hoe brandveilig is uw bedrijf?

Hoe brandveilig is uw bedrijf? EXPEDITIE BRANDVEILIGHEID Hoe brandveilig is uw bedrijf? Beantwoord de vragen en ontdek of er verbeterpunten zijn. Ontdek welke punten u en uw medewerkers helpen bij het verbeteren van de brandveiligheid

Nadere informatie

Brandveiligheid in de Zorg. Bouwbesluit

Brandveiligheid in de Zorg. Bouwbesluit Brandveiligheid in de Zorg en het Bouwbesluit Marsh Nederland 3 november 2011 Ing. M.P.Lasker B.Eng MIFireE 1 Marcel Lasker: Directeur Prevent IVG bv Bevelvoerder Brandweer Oldambt Voorzitter IFE Nederland

Nadere informatie

PDF-versie. Programma. Programma 2012. Doelstelling brandonderzoek (brandweer)

PDF-versie. Programma. Programma 2012. Doelstelling brandonderzoek (brandweer) Themabijeenkomst brandonderzoek 14 november 2012 PDF-versie In deze versie van de presentatie die op 14 november 2012 is gegeven ontbreken een aantal foto s. Dit omdat er afspraken zijn gemaakt omtrent

Nadere informatie

COGNITIEVE DISSONANTIE EN ROKERS COGNITIVE DISSONANCE AND SMOKERS

COGNITIEVE DISSONANTIE EN ROKERS COGNITIVE DISSONANCE AND SMOKERS COGNITIEVE DISSONANTIE EN ROKERS Gezondheidsgedrag als compensatie voor de schadelijke gevolgen van roken COGNITIVE DISSONANCE AND SMOKERS Health behaviour as compensation for the harmful effects of smoking

Nadere informatie

Beheersbaarheid van Brand Project:

Beheersbaarheid van Brand Project: Beheersbaarheid van Brand Project: Uitbreiding Lidl Bleiswijk Vlampunt Plataanlaan 14 3741 WE Baarn t 035 541 62 23 www.vlampunt.nl e info@vlampunt.nl IBAN NL62ABNA 0460016997 BIC. ABNANL2A KvK nr. 32126074

Nadere informatie

Beleid bestaande bouw - beleidspakket. Kwaliteit brandveiligheid

Beleid bestaande bouw - beleidspakket. Kwaliteit brandveiligheid Beleid bestaande bouw - beleidspakket Kwaliteit brandveiligheid 1 Voorwoord In dit rapport zijn de door het gemeentebestuur vastgestelde pakketten met de brandveiligheidseisen voor bestaande gebouwen weergegeven.

Nadere informatie

Zit de online burger wel online op u te wachten? Door: David Kok

Zit de online burger wel online op u te wachten? Door: David Kok Zit de online burger wel online op u te wachten? Door: David Kok Veel gemeenten zijn inmiddels actief op sociale media kanalen, zoals ook blijkt uit het onderzoek dat is beschreven in hoofdstuk 1. Maar

Nadere informatie

Brandveiligheid vanuit ontwerp

Brandveiligheid vanuit ontwerp Brandveiligheid vanuit ontwerp Ad Broeren Inleiding Waarom überhaupt discussie over brandveiligheid? Wie zijn de stakeholders en hun belangen? Hoe kunt u het benaderen? Hoe kunt u het uitvoeren: Wat eist

Nadere informatie

Evaluatie bedrijfsopvangteam 2011 Je staat er niet alleen voor

Evaluatie bedrijfsopvangteam 2011 Je staat er niet alleen voor Evaluatie bedrijfsopvangteam 2011 Je staat er niet alleen voor Datum 18 mei 2011 Steller E. Koning Afdeling C&R Versie 1.3 Inhoudsopgave 1. Inleiding... 3 2. Evaluatie... 4 2.1 Populatie... 4 2.2 Bekendheid

Nadere informatie

Invloed van het aantal kinderen op de seksdrive en relatievoorkeur

Invloed van het aantal kinderen op de seksdrive en relatievoorkeur Invloed van het aantal kinderen op de seksdrive en relatievoorkeur M. Zander MSc. Eerste begeleider: Tweede begeleider: dr. W. Waterink drs. J. Eshuis Oktober 2014 Faculteit Psychologie en Onderwijswetenschappen

Nadere informatie

NIEUWBOUW 78 APPARTMENTEN HABITAGE TE HEERHUGOWAARD

NIEUWBOUW 78 APPARTMENTEN HABITAGE TE HEERHUGOWAARD RAPPORT BRANDVEILIGHEID NIEUWBOUW 78 APPARTMENTEN HABITAGE TE HEERHUGOWAARD Behoort bij besluit van Burgemeester en wethouders van Heerhugowaard Nr.: 16-1476-OMG Project 7016.016 8 juli 2016 Versie 1.0

Nadere informatie

Brandcompartimenten in Bouwbesluit 2012

Brandcompartimenten in Bouwbesluit 2012 Brandcompartimenten in Bouwbesluit 2012 Indelen met verstand van zaken kan kosten besparen Ing. Adriaan de Jong 25 april 2012 Kennismaking Adriaan de Jong Nieman Raadgevende Ingenieurs Eindhoven Vestigingsdirecteur

Nadere informatie

Een nieuwe kijk op Beheersbaarheid van Brand VBE 28 september 2011

Een nieuwe kijk op Beheersbaarheid van Brand VBE 28 september 2011 Een nieuwe kijk op Beheersbaarheid van Brand VBE 28 september 2011 Ing. M.P.Lasker B.Eng MIFireE 1 Marcel Lasker: Directeur Prevent IVG bv Bevelvoerder Brandweer Oldambt Voorzitter IFE Nederland Docent

Nadere informatie

Beschrijving. Horeca en wonen in één brandcompartiment. Advies Definitief

Beschrijving. Horeca en wonen in één brandcompartiment. Advies Definitief Trefwoorden: Bouwbesluit 2012, brandveilig gebruik, woning, bijeenkomstfunctie, gelijkwaardigheid, meldingplicht, bestaande bouw, wbdbo, brand- /rookwerendheid, compartimentering, herbestemming, rookmelders,

Nadere informatie

De repressieve consequentie van een preventieve oplossing

De repressieve consequentie van een preventieve oplossing De repressieve consequentie van een preventieve oplossing Casus Maxum Megastore Brielle 16-5-2014 Ing. R. van den Dikkenberg MCDM 1 Inhoud presentatie Waarom onderzoek en onderzoeksvraag Kenmerken pand

Nadere informatie

Bouwbesluit 2012, NEN 6068, Industriefunctie, nieuwbouw, WBDBO, draagconstructie, spiegelsymmetrie Datum: 31 augustus 2017 Status:

Bouwbesluit 2012, NEN 6068, Industriefunctie, nieuwbouw, WBDBO, draagconstructie, spiegelsymmetrie Datum: 31 augustus 2017 Status: Trefwoorden: Bouwbesluit 2012, NEN 6068, Industriefunctie, nieuwbouw, WBDBO, draagconstructie, spiegelsymmetrie Datum: 31 augustus 2017 Status: Definitief Beschrijving Voor de nieuwbouw van een bedrijfspand

Nadere informatie

Nederlandse Vereniging voor Brandweerzorg en Rampenbestrijding. Werk in uitvoering Een greep uit onze projecten

Nederlandse Vereniging voor Brandweerzorg en Rampenbestrijding. Werk in uitvoering Een greep uit onze projecten Nederlandse Vereniging voor Brandweerzorg en Rampenbestrijding Werk in uitvoering Een greep uit onze projecten Brandweer Nederland is volop in beweging. In programmaraden, netwerken en vakgroepen werken

Nadere informatie

De Invloed van Religieuze Coping op. Internaliserend Probleemgedrag bij Genderdysforie. Religious Coping, Internal Problems and Gender dysphoria

De Invloed van Religieuze Coping op. Internaliserend Probleemgedrag bij Genderdysforie. Religious Coping, Internal Problems and Gender dysphoria De Invloed van Religieuze Coping op Internaliserend Probleemgedrag bij Genderdysforie Religious Coping, Internal Problems and Gender dysphoria Ria de Bruin van der Knaap Open Universiteit Naam student:

Nadere informatie

De Relatie tussen Werkdruk, Pesten op het Werk, Gezondheidsklachten en Verzuim

De Relatie tussen Werkdruk, Pesten op het Werk, Gezondheidsklachten en Verzuim De Relatie tussen Werkdruk, Pesten op het Werk, Gezondheidsklachten en Verzuim The Relationship between Work Pressure, Mobbing at Work, Health Complaints and Absenteeism Agnes van der Schuur Eerste begeleider:

Nadere informatie

Geslacht, Emotionele Ontrouw en Seksdrive. Gender, Emotional Infidelity and Sex Drive

Geslacht, Emotionele Ontrouw en Seksdrive. Gender, Emotional Infidelity and Sex Drive 1 Geslacht, Emotionele Ontrouw en Seksdrive Gender, Emotional Infidelity and Sex Drive Femke Boom Open Universiteit Naam student: Femke Boom Studentnummer: 850762029 Cursusnaam: Empirisch afstudeeronderzoek:

Nadere informatie

Running head: OPVOEDSTIJL, EXTERNALISEREND PROLEEMGEDRAG EN ZELFBEELD

Running head: OPVOEDSTIJL, EXTERNALISEREND PROLEEMGEDRAG EN ZELFBEELD 1 Opvoedstijl en Externaliserend Probleemgedrag en de Mediërende Rol van het Zelfbeeld bij Dak- en Thuisloze Jongeren in Utrecht Parenting Style and Externalizing Problem Behaviour and the Mediational

Nadere informatie

Een nieuwe kijk op Beheersbaarheid van Brand VBE 2 februari 2012

Een nieuwe kijk op Beheersbaarheid van Brand VBE 2 februari 2012 Een nieuwe kijk op Beheersbaarheid van Brand VBE 2 februari 2012 Ing. M.P.Lasker B.Eng MIFireE 1 Marcel Lasker: Directeur Prevent IVG bv Bevelvoerder Groningen / Oldambt Voorzitter IFE Nederland Docent

Nadere informatie

Bouwkundige brandveiligheid en WBDBO in de praktijk We willen een brand graag beheersbaar houden.

Bouwkundige brandveiligheid en WBDBO in de praktijk We willen een brand graag beheersbaar houden. Bouwkundige brandveiligheid en WBDBO in de praktijk We willen een brand graag beheersbaar houden. 1 BEPERKING VAN UITBREIDING VAN BRAND Brandcompartiment Het gedeelte van het gebouw dat bestemd is als

Nadere informatie

Veranderende randcondities

Veranderende randcondities Veranderende randcondities Invloed op brandveiligheidsniveau? Ir. Saskia Peters-Hegeman Saskia Peters-Hegeman Nieman Raadgevende Ingenieurs: Teamleider FSE PAGE 1 1 Nut en noodzaak van FSE Waarom FSE?

Nadere informatie

Inhoudsopgave Fout! Bladwijzer niet gedefinieerd. Fout! Bladwijzer niet gedefinieerd. Fout! Bladwijzer niet gedefinieerd.

Inhoudsopgave Fout! Bladwijzer niet gedefinieerd. Fout! Bladwijzer niet gedefinieerd. Fout! Bladwijzer niet gedefinieerd. Validatie van het EHF meetinstrument tijdens de Jonge Volwassenheid en meer specifiek in relatie tot ADHD Validation of the EHF assessment instrument during Emerging Adulthood, and more specific in relation

Nadere informatie

Welkom bij: Brandveilig bouwen en verbouwen

Welkom bij: Brandveilig bouwen en verbouwen Welkom bij: Brandveilig bouwen en verbouwen Niels van de Pol of Wim Verburg, SBR Initiatief van: Mogelijk gemaakt door: Initiatief van: BouwLokalen Regionale kennisoverdracht op tien locaties Actuele onderwerpen

Nadere informatie

Emotioneel Belastend Werk, Vitaliteit en de Mogelijkheid tot Leren: The Manager as a Resource.

Emotioneel Belastend Werk, Vitaliteit en de Mogelijkheid tot Leren: The Manager as a Resource. Open Universiteit Klinische psychologie Masterthesis Emotioneel Belastend Werk, Vitaliteit en de Mogelijkheid tot Leren: De Leidinggevende als hulpbron. Emotional Job Demands, Vitality and Opportunities

Nadere informatie

Instructievideo Veilig binnentreden Handleiding voor docenten en instructeurs

Instructievideo Veilig binnentreden Handleiding voor docenten en instructeurs Instructievideo Veilig binnentreden Handleiding voor docenten en instructeurs In september 2013 is, tijdens het Brandweercongres, de instructievideo Veilig binnentreden geïntroduceerd. In deze instructievideo

Nadere informatie

ADVIES. Beschrijving. Pagina 1 van 5. Adviescommissie Praktijktoepassing brandveiligheidsvoorschriften. Postbus 1819 3000 BV Rotterdam

ADVIES. Beschrijving. Pagina 1 van 5. Adviescommissie Praktijktoepassing brandveiligheidsvoorschriften. Postbus 1819 3000 BV Rotterdam ADVIES Registratienummer: 1302-1 Betreft: Parkeren onder galerij woongebouw Trefwoorden: Parkeren onder galerij, rookvrije vluchtroute, niet-besloten ruimte : Status: Definitief Beschrijving Het project

Nadere informatie

ATRIA EN HET BOUWBESLUIT

ATRIA EN HET BOUWBESLUIT ATRIA EN HET BOUWBESLUIT Veiligheidsregio Haaglanden 11-09-2006 Inleiding Onder een atrium wordt verstaan een wel of niet besloten ruimte welke zich over een aantal verdiepingen uitstrekt. Deze vorm van

Nadere informatie

Garage naast een woning: brandveiligheid

Garage naast een woning: brandveiligheid Garage naast een woning: brandveiligheid Probleem Aan de hand van het Bouwbesluit vaststellen welke eisen gelden voor de beperking van uitbreiding van brand bij een woning met een garage. Oplossingsrichtingen

Nadere informatie

Aantoonbaar brandveilig bouwen: hoe doe je dat?

Aantoonbaar brandveilig bouwen: hoe doe je dat? Aantoonbaar brandveilig bouwen: hoe doe je dat? Mw. Ing. Susan Eggink - Eilander Adviesburo Nieman B.V. 11 maart 2010 VvBA leden Vragen aan de zaal Ontwerpers / installateurs: Voldoet uw ontwerp aantoonbaar

Nadere informatie

Training brandveilig ontwerpen en realiseren

Training brandveilig ontwerpen en realiseren Training brandveilig ontwerpen en realiseren Tijdens de vijfdaagse training krijg je uitleg over de brandveiligheidsvoorschriften van het Bouwbesluit 2012 op het gebied van brandcompartimenten, vluchtroutes,

Nadere informatie

Sporthuis/GoSport Roy Schungel 1570046

Sporthuis/GoSport Roy Schungel 1570046 Sporthuis/GoSport 1570046 Document Informatie Versie Datum Status Aanpassingen Getroffen pagina s 1.0 20-06-2013 Definitief Colofon Soort document: Versie: 1.0 Afstudeerscriptie Opdrachtgever: Opdrachtgever:

Nadere informatie

Handreiking borging brandveiligheid unitbouw

Handreiking borging brandveiligheid unitbouw Handreiking borging brandveiligheid unitbouw PM foto: unitbouw met gevelbekleding Aanleiding en achtergrond Unitbouw die vooral voor tijdelijke bouw wordt toegepast - kan, net als andere bouwmethoden,

Nadere informatie

Aanleiding. BRANDWEERDOCTRINE, de theorie achter het brandweervak. (1) De Punt 9 mei 2008

Aanleiding. BRANDWEERDOCTRINE, de theorie achter het brandweervak. (1) De Punt 9 mei 2008 (1) De Punt 9 mei 2008 Aanleiding (2) Eindrapport Evaluatie De Punt (2009) Ongeval was exemplarisch, het had in heel Nederland kunnen gebeuren gegeven de huidige inzetprocedures, opleiding en oefening

Nadere informatie

De Relatie tussen Mindfulness en Psychopathologie: de Mediërende. Rol van Globale en Contingente Zelfwaardering

De Relatie tussen Mindfulness en Psychopathologie: de Mediërende. Rol van Globale en Contingente Zelfwaardering De Relatie tussen Mindfulness en Psychopathologie: de Mediërende Rol van Globale en Contingente Zelfwaardering The relation between Mindfulness and Psychopathology: the Mediating Role of Global and Contingent

Nadere informatie

Bepaling WBDBO-eisen tussen woningen in een woongebouw

Bepaling WBDBO-eisen tussen woningen in een woongebouw Bepaling WBDBO-eisen tussen woningen in een woongebouw Probleem Aan de hand van het Bouwbesluit vaststellen welke wbdbo-eisen gelden tussen woningen in een woongebouw. Oplossingsrichtingen Stappenplan

Nadere informatie

Project NUT. Onderzoek, conclusies en aanbevelingen. Congres NUT 17 november René Hagen, projectuitvoerder

Project NUT. Onderzoek, conclusies en aanbevelingen. Congres NUT 17 november René Hagen, projectuitvoerder Project NUT Onderzoek, conclusies en aanbevelingen Congres NUT 17 november 2011 René Hagen, projectuitvoerder Onderzoeksvraag In het kader van het verminderen van de regeldruk heeft BZK een voorstel ontwikkeld

Nadere informatie

Brandweer en brandpreventie in Twente

Brandweer en brandpreventie in Twente Brandweer en brandpreventie in Twente Integrale Veiligheidsmonitor Twente 2011 Themarapport Brandweer April 2012 Brandweer en brandpreventie in Twente Integrale Veiligheidsmonitor Twente 2011 - Themarapport

Nadere informatie

Brandveiligheid Beperking van het uitbreidingsgebied van brand en rook

Brandveiligheid Beperking van het uitbreidingsgebied van brand en rook Brandveiligheid Beperking van het uitbreidingsgebied van brand en rook Ruud van Herpen 15 9 2014 1 Wie ben ik Ruud van Herpen MSc. FIFireE : Technisch directeur, Nieman Raadgevende Ingenieurs Fellow Fire

Nadere informatie

AMSTERDAM ARENA ENERGIE OPSLAG Brandveiligheid 9 DECEMBER 2016

AMSTERDAM ARENA ENERGIE OPSLAG Brandveiligheid 9 DECEMBER 2016 AMSTERDAM ARENA ENERGIE OPSLAG Brandveiligheid 9 DECEMBER 2016 Contactpersonen PETER RIKUMAHU Bouwkundig Specialist T +31884261261 M +31627060543 E peter.rikumahu@arcadis.com Arcadis Nederland B.V. Postbus

Nadere informatie

Onderzoek naar Dynamisch risico-model brandverloop. Ing. Rijk van den Dikkenberg MCDM,

Onderzoek naar Dynamisch risico-model brandverloop. Ing. Rijk van den Dikkenberg MCDM, Onderzoek naar Dynamisch risico-model brandverloop Ing Rijk van den Dikkenberg MCDM, Onderzoeksvraag Verkrijgen van inzicht in het brandverloop met als achterliggende vraag of de huidige (standaard)brandkromme

Nadere informatie

Hans Wijnbergen CCZ. Adviseur Veiligheid. Afdeling Advies & Monitoring

Hans Wijnbergen CCZ. Adviseur Veiligheid. Afdeling Advies & Monitoring Hans Wijnbergen CCZ Adviseur Veiligheid Afdeling Advies & Monitoring 1 Doelstelling van de afdeling Advies & Monitoring Ondersteunen van regiodirecteuren op het gebied van naleving van normen die s Heeren

Nadere informatie

Fysieke Activiteit bij 50-plussers. The Relationship between Self-efficacy, Intrinsic Motivation and. Physical Activity among Adults Aged over 50

Fysieke Activiteit bij 50-plussers. The Relationship between Self-efficacy, Intrinsic Motivation and. Physical Activity among Adults Aged over 50 De relatie tussen eigen-effectiviteit 1 De Relatie tussen Eigen-effectiviteit, Intrinsieke Motivatie en Fysieke Activiteit bij 50-plussers The Relationship between Self-efficacy, Intrinsic Motivation and

Nadere informatie

Juridische notitie. Toestemming jongere niet medisch wetenschappelijk onderzoek. Mr. S.J.C. Höfte. Uitwerking

Juridische notitie. Toestemming jongere niet medisch wetenschappelijk onderzoek. Mr. S.J.C. Höfte. Uitwerking Juridische notitie Toestemming jongere niet medisch wetenschappelijk onderzoek Mr. S.J.C. Höfte Het lectoraat Residentiële Jeugdzorg doet onderzoek naar het leef- leer- en werkklimaat in residentiële (jeugd)inrichtingen.

Nadere informatie

Grote brandcompartimenten: Uitbranden of ingrijpen?

Grote brandcompartimenten: Uitbranden of ingrijpen? Grote brandcompartimenten Een andere kijk op beheersbaarheid van brand Grote brandcompartimenten: Uitbranden of ingrijpen? ir Ruud van Herpen FIFireE Lector Brandveiligheid in de bouw 1 Grote brandcompartimenten

Nadere informatie

Monitor Volwaardige Arbeidsrelaties

Monitor Volwaardige Arbeidsrelaties Monitor Volwaardige Arbeidsrelaties in de architectenbranche QUICKSCAN mei 2013 Inhoud Monitor Volwaardige Arbeidsrelaties 3 Resultaten 6 Bureau-intermediair I Persoonlijk urenbudget 6 Keuzebepalingen

Nadere informatie

Schiphol The Base. Verbinding 3e en 4e verdieping The Base B

Schiphol The Base. Verbinding 3e en 4e verdieping The Base B Schiphol The Base Verbinding 3e en 4e verdieping The Base B Toetsing ontwerp met betrekking tot brandveiligheid ten behoeve van de aanvraag omgevingsvergunning voor de activiteit bouwen Rapportnummer GM

Nadere informatie

Rookmelders Omnibusonderzoek 2011

Rookmelders Omnibusonderzoek 2011 Omnibusonderzoek 2011 Onderzoekskader Omnibusonderzoeken 2011 Opdrachtgever Brandweer en rampenbestrijding (Marry Borst) Uitvoering Gemeente Alkmaar, Concerncontrol, Team Onderzoek en Statistiek (Aad Baltus)

Nadere informatie

Datum Referentie Uw referentie Behandeld door 13 mei D. Brobbel

Datum Referentie Uw referentie Behandeld door 13 mei D. Brobbel Gatwickstraat 11 1043 GL AMSTERDAM Postbus 94204 1090 GE AMSTERDAM T +31 (0)20-6967181 F +31 (0)20-6634962 E Amsterdam@chri.nl www.chri.nl Notitie 20140549-02 Project: "Masterplan-Faculteit" te Rotterdam

Nadere informatie

Knelpunten in Zelfstandig Leren: Zelfregulerend leren, Stress en Uitstelgedrag bij HRM- Studenten van Avans Hogeschool s-hertogenbosch

Knelpunten in Zelfstandig Leren: Zelfregulerend leren, Stress en Uitstelgedrag bij HRM- Studenten van Avans Hogeschool s-hertogenbosch Knelpunten in Zelfstandig Leren: Zelfregulerend leren, Stress en Uitstelgedrag bij HRM- Studenten van Avans Hogeschool s-hertogenbosch Bottlenecks in Independent Learning: Self-Regulated Learning, Stress

Nadere informatie

Het Effect van Verschil in Sociale Invloed van Ouders en Vrienden op het Alcoholgebruik van Adolescenten.

Het Effect van Verschil in Sociale Invloed van Ouders en Vrienden op het Alcoholgebruik van Adolescenten. Het Effect van Verschil in Sociale Invloed van Ouders en Vrienden op het Alcoholgebruik van Adolescenten. The Effect of Difference in Peer and Parent Social Influences on Adolescent Alcohol Use. Nadine

Nadere informatie

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus EA DEN HAAG

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus EA DEN HAAG > Retouradres Postbus 20011 2500 EA Den Haag Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus 20018 2500 EA DEN HAAG Directoraat-Generaal Turfmarkt 147 Den Haag Postbus 20011 2500 EA Den

Nadere informatie

De Samenhang tussen Dagelijkse Stress, Emotionele Intimiteit en Affect bij Partners met een. Vaste Relatie

De Samenhang tussen Dagelijkse Stress, Emotionele Intimiteit en Affect bij Partners met een. Vaste Relatie De Samenhang tussen Dagelijkse Stress, Emotionele Intimiteit en Affect bij Partners met een Vaste Relatie The Association between Daily Stress, Emotional Intimacy and Affect with Partners in a Commited

Nadere informatie

Een schoolgebouw bestaat uit drie bouwlagen. De begane grond heeft een gebruiksoppervlakte van ruim m 2

Een schoolgebouw bestaat uit drie bouwlagen. De begane grond heeft een gebruiksoppervlakte van ruim m 2 Trefwoorden: Bouwbesluit 2012, onderwijsfunctie, NEN 6060, gelijkwaardigheid, handhaving, bestaande bouw, compartimentering, ontruiming Datum: 5 december 2017 Status: Definitief Beschrijving Een schoolgebouw

Nadere informatie

De kaderstellende rol van de raad bij complexe projecten

De kaderstellende rol van de raad bij complexe projecten De kaderstellende rol van de raad bij complexe projecten Basisschool Aan de Bron en sporthal op het voormalige WML-terrein Onderzoeksopzet Rekenkamer Weert 16 december 2007 Inhoudsopgave 1. Achtergrond

Nadere informatie

DH 1. FPS, Edward Huizer (08 10 09) Symposium Risicobewustzijn bij gebouwbranden 01 53. Onderwerpen:

DH 1. FPS, Edward Huizer (08 10 09) Symposium Risicobewustzijn bij gebouwbranden 01 53. Onderwerpen: DH FPS, ward Huizer (08 0 09) 0 53 HS 0 INLEIDING Opbouw presentatie Programmaoverzicht Inleiding (uitleg FPS IVS) 6 Onderwerpen: Strategie: offensief of defensief IVS scenarioanalyse brandverloop eamresultaten

Nadere informatie

Cliëntenaudit Bureau ABC

Cliëntenaudit Bureau ABC Cliëntenaudit Bureau ABC 2014 Zoetermeer 17 april 2015 De verantwoordelijkheid voor de inhoud berust bij Panteia. Het gebruik van cijfers en/of teksten als toelichting of ondersteuning in artikelen, scripties

Nadere informatie

Auteurs: Baarda e.a. isbn: 978-90-01-80771-9

Auteurs: Baarda e.a. isbn: 978-90-01-80771-9 Woord vooraf Het Basisboek Methoden en Technieken biedt je een handleiding voor het opzetten en uitvoeren van empirisch kwantitatief onderzoek. Je stelt door waarneming vast wat zich in de werkelijkheid

Nadere informatie

Summary 124

Summary 124 Summary Summary 124 Summary Summary Corporate social responsibility and current legislation encourage the employment of people with disabilities in inclusive organizations. However, people with disabilities

Nadere informatie

Brandweer pleit voor realistische wetgeving opkomsttijden

Brandweer pleit voor realistische wetgeving opkomsttijden pagina 1 van 5 Ga naar content Brandweer pleit voor realistische wetgeving opkomsttijden Nederland 23 mei 2018 Vandaag verscheen het rapport Inrichting repressieve brandweerzorg van de Inspectie Justitie

Nadere informatie

ehealth binnen de thuiszorg van Noorderbreedte

ehealth binnen de thuiszorg van Noorderbreedte ehealth binnen de thuiszorg van Noorderbreedte De ontwikkeling van de ehealth-koffer Naam : Seline Kok en Marijke Kuipers School : Noordelijke Hogeschool Leeuwarden Opleiding : HBO-Verpleegkunde voltijd

Nadere informatie

Verschil in Perceptie over Opvoeding tussen Ouders en Adolescenten en Alcoholgebruik van Adolescenten

Verschil in Perceptie over Opvoeding tussen Ouders en Adolescenten en Alcoholgebruik van Adolescenten Verschil in Perceptie over Opvoeding tussen Ouders en Adolescenten en Alcoholgebruik van Adolescenten Difference in Perception about Parenting between Parents and Adolescents and Alcohol Use of Adolescents

Nadere informatie

Producten. 1 Promat International kantoren en fabriek in Tisselt België. 2 Productie PROMATECT -100 in Tisselt, België.

Producten. 1 Promat International kantoren en fabriek in Tisselt België. 2 Productie PROMATECT -100 in Tisselt, België. Inleiding, daar draait het bij Promat om. Van de ontwikkeling en levering van een uitgebreid pakket brandveilige kwaliteitsproducten tot advisering op uw project. Ook houden we ons bij Promat bezig met

Nadere informatie

Ir. René Hopstaken. Structural Fire Safety Engineering praktijkvoorbeeld

Ir. René Hopstaken. Structural Fire Safety Engineering praktijkvoorbeeld Ir. René Hopstaken Structural Fire Safety Engineering praktijkvoorbeeld Ontwerp Station Breda (Bouwbesluit) eisen brandveiligheid Aanpak FSE Conclusies Inhoud Alles in één gebouw: Trein, bus, fiets, auto

Nadere informatie

Relatie tussen Persoonlijkheid, Opleidingsniveau, Leeftijd, Geslacht en Korte- en Lange- Termijn Seksuele Strategieën

Relatie tussen Persoonlijkheid, Opleidingsniveau, Leeftijd, Geslacht en Korte- en Lange- Termijn Seksuele Strategieën Relatie tussen Persoonlijkheid, Opleidingsniveau, Leeftijd, Geslacht en Korte- en Lange- Termijn Seksuele Strategieën The Relation between Personality, Education, Age, Sex and Short- and Long- Term Sexual

Nadere informatie

De woningbrand van de toekomst: risico s van rook door de bewopners Ing. Jan Linssen, free lance brandveiligheidsadviseur

De woningbrand van de toekomst: risico s van rook door de bewopners Ing. Jan Linssen, free lance brandveiligheidsadviseur Masterclass Risico s van rook 19.00 Welkom en inleiding: Risico s van rook Ir. Ruud van Herpen, lector Brandveiligheid in de Bouw, Saxion Kenniscentrum Leefomgeving 19.10 De woningbrand van de toekomst:

Nadere informatie

ECCvA/U Lbr: 07/40

ECCvA/U Lbr: 07/40 Brief aan de leden T.a.v. het college en gemeenteraad informatiecentrum tel. (070) 3738020 uw kenmerk bijlage(n) onderwerp Brandweerontwikkelingen Samenvatting ons kenmerk ECCvA/U200700611 Lbr: 07/40 datum

Nadere informatie

Beschrijving. WBDBO winkelruit na verwijderen sprinkler. Advies Definitief

Beschrijving. WBDBO winkelruit na verwijderen sprinkler. Advies Definitief Trefwoorden: Bouwbesluit 2012, NEN 6068, winkelfunctie, gelijkwaardigheid, handhaving, rechtens verkregen niveau, bestaande bouw, WBDBO, verbouw, sprinkler Datum: 14 april 2017 Status: Definitief Beschrijving

Nadere informatie

Beleidsnotitie. Huisvesting (buitenlandse) seizoenswerknemers

Beleidsnotitie. Huisvesting (buitenlandse) seizoenswerknemers Beleidsnotitie Huisvesting (buitenlandse) seizoenswerknemers Gemeente Houten vastgesteld door het College van burgemeester en wethouders, 24-8-2010 1 Beleidsnotitie huisvesting (buitenlandse) seizoenswerknemers

Nadere informatie

groot brandcompartiment, handhaving, spiegelsymmetrie, WBDBO

groot brandcompartiment, handhaving, spiegelsymmetrie, WBDBO ADVIES Registratienummer: 1103 Betreft: Trefwoorden: WBDBO bedrijfspand Vastgesteld d.d.: 31 januari 2011 Status: groot brandcompartiment, handhaving, spiegelsymmetrie, WBDBO Definitief Postbus 30941 2500

Nadere informatie

F~IMMEMEM. Bestaande Woning-Café. Dorpstraat BC te Vorden. Opdrachtgever: Han Eskes. Opsteller: Frans de Jong

F~IMMEMEM. Bestaande Woning-Café. Dorpstraat BC te Vorden. Opdrachtgever: Han Eskes. Opsteller: Frans de Jong BRAND www.brandpreventletwente.nl F~IMMEMEM Bestaande Woning-Café Dorpstraat 42 7251 BC te Vorden. Opdrachtgever: Han Eskes Opsteller: Frans de Jong Datum: 07-02-2017 Ot BRAND www.hrandpreveritkhvente.rtl

Nadere informatie

Docentonderzoek binnen de AOS Bijeenkomst 8 Feedbackformulier bij het onderzoeksinstrument

Docentonderzoek binnen de AOS Bijeenkomst 8 Feedbackformulier bij het onderzoeksinstrument Docentonderzoek binnen de AOS Bijeenkomst 8 Feedbackformulier bij het onderzoeksinstrument Het doel van deze opdracht is nagaan of je instrument geschikt is voor je onderzoek. Het is altijd verstandig

Nadere informatie

Grote Brandcompartimenten. Prof. P.H.E. van de Leur

Grote Brandcompartimenten. Prof. P.H.E. van de Leur Grote Brandcompartimenten Prof. P.H.E. van de Leur Ontwikkelingen Denken over grote brandcompartimenten gewijzigd Risicobenadering overheid Doctrine brandweer Nieuwe normen in de maak, NEN Veilig vluchten

Nadere informatie

Projectevaluatie. Naleefanalyse brandveiligheid kinderdagverblijven 2010. Harold van Uden, medewerker team Stedelijke Bedrijvigheid

Projectevaluatie. Naleefanalyse brandveiligheid kinderdagverblijven 2010. Harold van Uden, medewerker team Stedelijke Bedrijvigheid Projectevaluatie Naleefanalyse brandveiligheid kinderdagverblijven 00 Projectleider : Harold van Uden, medewerker team Stedelijke Bedrijvigheid Datum: 8 augustus 00 Ondertekening: Opdrachtgever: Datum:

Nadere informatie

Deelopdracht 1: Onderzoek naar het onderwijsconcept van jouw leerwerkplek

Deelopdracht 1: Onderzoek naar het onderwijsconcept van jouw leerwerkplek Deelopdracht 1: Onderzoek naar het onderwijsconcept van jouw leerwerkplek In deze deelopdracht ga je het onderwijsconcept van jouw leerwerkplek onderzoeken. Geerts en van Kralingen (2011) definiëren onderwijsconcept

Nadere informatie

Geheugenstrategieën, Leerstrategieën en Geheugenprestaties. Grace Ghafoer. Memory strategies, learning styles and memory achievement

Geheugenstrategieën, Leerstrategieën en Geheugenprestaties. Grace Ghafoer. Memory strategies, learning styles and memory achievement Geheugenstrategieën, Leerstrategieën en Geheugenprestaties Grace Ghafoer Memory strategies, learning styles and memory achievement Eerste begeleider: dr. W. Waterink Tweede begeleider: dr. S. van Hooren

Nadere informatie

FACTSHEET VOORLICHTING NA BRAND

FACTSHEET VOORLICHTING NA BRAND FACTSHEET VOORLICHTING NA BRAND INTERVENTIE In een studentenwoning in de Zwolse wijk Assendorp is op maart 0 brand ontstaan. Twee slachtoffers zijn met ademhalingsproblemen naar het ziekenhuis gebracht.

Nadere informatie

KUNST ONDERZOEK EDUCATIE VISIE VERNIEUWING OMGEVING PUBLIEK WERK BEELD TEKST FASCINATIE

KUNST ONDERZOEK EDUCATIE VISIE VERNIEUWING OMGEVING PUBLIEK WERK BEELD TEKST FASCINATIE ARTISTIEK ONDERZOEK MASTER KUNSTEDUCATIE Willem de Kooning Academie Piet Zwart Instituut te Rotterdam april 2012 Marieke van der Hoek-Vijfvinkel begeleiding: Annette Krauss - MaikoTanaka ? KUNST ONDERZOEK

Nadere informatie

Datum 27 oktober 2014 Onderwerp Antwoorden kamervragen over het toenemende aantal drugslabs in seniorenflats

Datum 27 oktober 2014 Onderwerp Antwoorden kamervragen over het toenemende aantal drugslabs in seniorenflats 1 > Retouradres Postbus 20301 2500 EH Den Haag Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus 20018 2500 EA DEN HAAG Turfmarkt 147 2511 DP Den Haag Postbus 20301 2500 EH Den Haag www.rijksoverheid.nl/venj

Nadere informatie

De Invloed van Perceived Severity op Condoomgebruik en HIV-Testgedrag. The Influence of Perceived Severity on Condom Use and HIV-Testing Behavior

De Invloed van Perceived Severity op Condoomgebruik en HIV-Testgedrag. The Influence of Perceived Severity on Condom Use and HIV-Testing Behavior De Invloed van Perceived Severity op Condoomgebruik en HIV-Testgedrag The Influence of Perceived Severity on Condom Use and HIV-Testing Behavior Martin. W. van Duijn Student: 838797266 Eerste begeleider:

Nadere informatie

Constructieve veiligheid en NEN 8700. Ing. A. de Vries

Constructieve veiligheid en NEN 8700. Ing. A. de Vries Constructieve veiligheid en NEN 8700 Ing. A. de Vries Regels Bouwbesluit 2012, afd. 2.1 Algemene sterkte van de bouwconstructie Regels Bouwbesluit 2012, overige afdelingen, Rechtens verkregen niveau Definitie

Nadere informatie

Internetpanel Dienst Regelingen

Internetpanel Dienst Regelingen Internetpanel Dienst Regelingen Resultaten peiling 2: Ervaringen E met de aanvraag van SNL 203 April 203. Inleiding In januari en februari 203 is een peiling georganiseerd over de ervaringen met de aanvraag

Nadere informatie

Advies brandveiligheid omgevingsvergunning

Advies brandveiligheid omgevingsvergunning 17-051625 81E7E57509724BEC836C4237E607EC0EAdvies brandveiligheid omgevingsvergunningfirstwatch document Advies brandveiligheid omgevingsvergunning 1. Gegevens aanvraag 2. Gegevens advies Zaaknummer VNOG

Nadere informatie

Keuzetwijfels in de Emerging Adulthood rondom Studie- en Partnerkeuze. in Relatie tot Depressie

Keuzetwijfels in de Emerging Adulthood rondom Studie- en Partnerkeuze. in Relatie tot Depressie 1 Keuzetwijfels in de Keuzetwijfels in de Emerging Adulthood rondom Studie- en Partnerkeuze in Relatie tot Depressie Open Universiteit Nederland Masterscriptie (S58337) Naam: Ilse Meijer Datum: juli 2011

Nadere informatie

AMSTERDAM ARENA ENERGIE OPSLAG Brandveiligheid 10 MEI 2017

AMSTERDAM ARENA ENERGIE OPSLAG Brandveiligheid 10 MEI 2017 AMSTERDAM ARENA ENERGIE OPSLAG Brandveiligheid 10 MEI 2017 Contactpersonen PETER RIKUMAHU Bouwkundig Specialist T +31884261261 M +31627060543 E peter.rikumahu@arcadis.com Arcadis Nederland B.V. Postbus

Nadere informatie

Brandveiligheid van grote natuurlijk geventileerde parkeergarages

Brandveiligheid van grote natuurlijk geventileerde parkeergarages Brandveiligheid van grote natuurlijk geventileerde parkeergarages ir. B. Kersten, LBP Raadgevend ingenieursbureau te Nieuwegein Opgericht in 1970 Momenteel ca. 60 medewerkers 1 Inhoud Wat is een natuurlijk

Nadere informatie

De Grote (kleine) voicemail-poll

De Grote (kleine) voicemail-poll De Grote (kleine) voicemail-poll De Grote (kleine) voicemail-poll Maken mensen tegenwoordig nog gebruik van voicemail? En hoe staat men tegenover het gebruik van voicemails in het zakelijk verkeer? Mensen

Nadere informatie

Bevindingen getroffenen en betrokkenen monstertruck-drama

Bevindingen getroffenen en betrokkenen monstertruck-drama Bevindingen getroffenen en betrokkenen monstertruck-drama Resultaten van drie belrondes onder getroffenen en betrokkenen van het monstertruckdrama op 28 september 2014 F.D.H. Koedijk, A. Kok Bevindingen

Nadere informatie

De Relatie Tussen de Gehanteerde Copingstijl en Pesten op het Werk. The Relation Between the Used Coping Style and Bullying at Work.

De Relatie Tussen de Gehanteerde Copingstijl en Pesten op het Werk. The Relation Between the Used Coping Style and Bullying at Work. De Relatie Tussen de Gehanteerde Copingstijl en Pesten op het Werk The Relation Between the Used Coping Style and Bullying at Work Merijn Daerden Studentnummer: 850225144 Werkstuk: Empirisch afstudeeronderzoek:

Nadere informatie

1. Welke mogelijke risicobronnen* bevinden zich volgens u in uw woonomgeving? (binnen een straal van ongeveer 500 meter)

1. Welke mogelijke risicobronnen* bevinden zich volgens u in uw woonomgeving? (binnen een straal van ongeveer 500 meter) 1. Welke mogelijke risicobronnen* bevinden zich volgens u in uw woonomgeving? (binnen een straal van ongeveer 500 meter) * Bedrijven of instellingen die gevaarlijke stoffen gebruiken of opslaan. Gevaarlijke

Nadere informatie

Brandpreventie in Het Nieuwe Rijksmuseum in relatie tot beveiliging monument en collectie

Brandpreventie in Het Nieuwe Rijksmuseum in relatie tot beveiliging monument en collectie Brandpreventie in Het Nieuwe Rijksmuseum in relatie tot beveiliging monument en collectie Ir. B.H.G. (Björn) Peters Senior Adviseur Brandveiligheid, DGMR Den Haag Brand in Monumenten, 1 Uit de pers Brand

Nadere informatie