KRINGACTIVITEITEN BLOK 1 DOELSTELLINGEN OPMERKINGEN EN RICHTLIJNEN

Maat: px
Weergave met pagina beginnen:

Download "KRINGACTIVITEITEN BLOK 1 DOELSTELLINGEN OPMERKINGEN EN RICHTLIJNEN"

Transcriptie

1 BLOK 1 KRINGACTIVITEITEN STELLINGEN Deze activiteiten worden bij voorkeur aan het begin van een lessenreeks/dag uitgevoerd. Ze zijn bedoeld om een goede en ontspannen groepssfeer tot stand te brengen. Er wordt veel aandacht besteed aan de inoefening van de namen van de medeleerlingen. Bij het gericht taalaanbod nemen uitdrukkingen van gedragssturing en instructies een grote plaats in. In principe is de volgorde waarin de activiteiten worden uitgevoerd willekeurig. OPMERKINGEN EN RICHTLIJNEN Voor je van start gaat met een kringactiviteit, is het een goede gewoonte om na een groet de dag van de week en de datum op het bord te schrijven en hardop voor te lezen. Ga hierbij ook in op termen als gisteren en morgen. De leerlingen raken op die manier geleidelijk aan vertrouwd met de verschillende dagen van de week. Activiteiten 1.1.1, 1.1.2, en komen enkel aan het begin van de eerste twee lesperioden of -dagen tot hun recht. Ze verwelkomen de leerling in zijn/haar nieuwe omgeving. Activiteit 1.7 is zeer geschikt om blok 9 in te leiden. Activiteit 1.11 is een variant op activiteit 8 uit blok 11. Naast de lichaamsdelen worden ook de rangtelwoorden gebruikt. Het is verstandig dit spel naar het einde van de lessenreeks toe te spelen. Soms zijn de groepjes waarmee in de onthaalklas wordt gewerkt, te klein om deze activiteiten te kunnen uitvoeren. In dit geval kunnen deze activiteiten eventueel worden doorgegeven aan de klastitularis en/of de leerkracht lichamelijke opvoeding, zodat ook de reguliere leerlingen aan de activiteiten kunnen meedoen. Nauw overleg over de talige doelstellingen en uitvoerings wijze is hierbij noodzakelijk. Normaal gezien is de eerste activiteit van elk blok uitgeschreven als voorbeeldactiviteit. Omdat de eerste activiteit van dit blok vrij kort is, hebben we activiteit als voorbeeldactiviteit genomen. Goochelen met woorden HANDLEIDING 1

2 1.1 BASISACTIVITEITEN WELKOM - luisteren: begrijpen van instructies voor het invullen van een opdrachtenblad - stoelen met naamkaartjes in kring (de naamkaartjes moeten kunnen worden gebruikt om op de banken te zetten; zie ook activiteit 1.4; de namen) - kopieerbladen blz. 1 (vooraf naam, adres en telefoon van de school invullen) - voor elke leerling een kopie van een pasfoto van de leerkracht - kaartjes met de naam van de leerkracht - klassikaal in kring - de leerlingen welkom heten en hen duidelijk maken dat ze hun plaats moeten zoeken in de kring - kopieerbladen blz. 1 samen invullen - de leerlingen helpen die hun eigen naam niet kunnen schrijven - de leerlingen hun zelfportret laten tekenen - ook de foto van de leerkracht laten opplakken - kaartjes met de naam van de leerkracht laten opplakken goedemorgen - welkom - klas - meester/juffrouw - kaartje - naam handelingen: zitten klasvoorwerpen: stoel gedragssturing (gebod): moeten en gebiedende wijs - spreken: verduidelijken van een opdracht die moet uitgevoerd worden - schrijven: namen overschrijven - de gevorderde leerlingen vooraf de naamkaartjes laten maken - wanneer de leerlingen hun plaats zoeken in de kring, de gevorderde leerlingen de anderen laten helpen - de gevorderde leerlingen de naam van de leerkracht laten overschrijven van het bord MIJN NAAM - luisteren: begrijpen van instructies voor het omcirkelen van de eigen naam en het spelen van een kennismakingsspel - kopieerbladen blz. 2, met daarop de namen van de leerlingen uit de klas genoteerd (eventueel vergroten voor het kennismakingsspel) 2 HANDLEIDING Goochelen met woorden activiteit 1.1

3 - klassikaal in kring - je eigen naam noemen (Ik heet...) en aan de leerlingen duidelijk maken dat ze beurtelings hetzelfde moeten doen - kopieerbladen blz. 2 uitdelen, waarop ondertussen de namen van de leerlingen uit de klas zijn geschreven - iedere leerling (voor zover mogelijk) de eigen naam laten zoeken en omcirkelen - de leerlingen die hun eigen naam niet kunnen lezen, helpen door de namen voor te lezen - kennismakingsspel: een leerling een naam laten aanduiden - de leerling wiens naam aangeduid werd, duidelijk maken dat hij zijn naam hardop moet zeggen - eventueel om de betrokkenheid van de leerling te verhogen achter of bij de aangeduide leerling gaan staan - daarna deze leerling een andere naam laten aanduiden - als er leerlingen in de klas zijn die hun eigen naam niet kunnen herkennen of hardop zeggen, de naam van deze leerlingen voorlezen naam handelingen: heten - zeggen Ik heet... - lezen: eigen naam of naam van een andere leerling herkennen en voorlezen - de gevorderde leerlingen de anderen hun eigen naam laten helpen terugvinden - bij het kennismakingsspel de gevorderde leerlingen de namen laten voorlezen van de leerlingen die dat zelf niet kunnen 1.2 HET BOLLETJE WOL HET BOLLETJE WOL (MONDELING) - luisteren: begrijpen van instructies voor het maken en ontwarren van een kluwen - bolletje wol - klassikaal in kring - kluwen maken: de leerlingen het bolletje telkens naar een andere leerling laten gooien die daarop zijn/haar naam zegt - zo een kluwen van draden laten ontstaan tussen de verschillende deelnemers - na een tijdje de opdracht geven het bolletje naar een jongen te gooien, die daarop zijn naam zegt - daarna de opdracht geven naar een meisje te gooien, die haar naamt zegt * Kijk, hier is een bolletje wol. Ik neem de draad aan het einde vast, kijk zo. Ik activiteit 1.2 Goochelen met woorden HANDLEIDING 3

4 ga het bolletje naar X gooien. Pas op X, ik gooi het bolletje naar jou: jij moet het aanpakken en als je het bolletje aanpakt, moet je je naam zeggen. Dan moet jij naar iemand anders gooien. Maar je moet wel de draad blijven vasthouden. Doe dat even: je gooit naar iemand in de kring en die moet het bolletje aanpakken. Goed. Hoe heet jij? Zeg duidelijk je naam. En gooi nu het bolletje naar iemand anders. * X, naar wie heb jij de bol gegooid? A, heb jij de bol naar Y gegooid? B, gooi jij de bol eens naar C. - kluwen ontwarren: de leerlingen het bolletje naar de gepaste medeleerling laten gooien zodat het kluwen stap voor stap wordt ontward - de leerling die gooit, daarbij de naam laten zeggen van zijn/haar doel * X, wie heeft het bolletje naar jou gegooid? Gooi het bolletje dan nu terug naar die jongen/dat meisje en noem daarbij zijn/haar naam. Goed zo. Y, wie heeft het bolletje naar jou gegooid? - tijdens deze activiteit onderstaand taalaanbod op een natuurlijke manier aan bod laten komen bol - gooi(t) - zeg(t) - naam - heet - terug - opnieuw - maken tijdsaanduidingen: eerst - dan - daarna - toen verwijzingen naar toekomst en verleden: X, naar wie heb jij de bol gegooid? Heb jij de bol naar Y gegooid? Y, naar wie ga jij de bol dan teruggooien? - spreken: verwoorden van handelingen die tijdens een spel worden uitgevoerd - gevorderde leerlingen laten zeggen of ze naar een jongen of een meisje gaan gooien - de andere leerlingen laten raden naar wie de leerling gaat gooien - de leerlingen stimuleren aan de hand van gesloten (Ga je naar een jongen gooien?) en open vragen (Wat zou ze nu doen?) HET BOLLETJE WOL (SCHRIFTELIJK) - luisteren: begrijpen van instructies voor het invullen van een opdrachtenblad - kopieerbladen blz. 3 - klassikaal - de oefening is een schriftelijke variatie op het pas gespeelde spel (activiteit 1.2.1) - de leerlingen blz. 3 van de kopieerbladen geven - op het verschil wijzen tussen jongen/meisje - de leerlingen lijnen wol laten trekken van een jongen naar een meisje en vice versa lijn - bolletje - naar - wie - van - volgende - jongen - meisje 4 HANDLEIDING Goochelen met woorden activiteit 1.2

5 handelingen: gooien - trekken - hebben gedragssturing (gebod): moeten en gebiedende wijs vragen: Naar wie gooit Fiona het bolletje wol? - spreken: verduidelijken van instructies voor het invullen van een opdrachtenblad - lezen: begrijpen van eenvoudige losse zinnen die aangevuld moeten worden - schrijven: namen en woorden invullen - eventueel schaar en lijm - kopieerbladen blz de gevorderde leerlingen de anderen laten helpen - de gevorderde leerlingen zelf de zinnen laten aanvullen of de labels op de goede plaats laten plakken - de leerlingen duidelijk maken dat ze niet alle labels met eigennamen moeten gebruiken, maar alleen die twee die ze zelf kiezen 1.3 NAAMKWARTET - luisteren: begrijpen van spelregels van een spel - klassikaal - de leerlingen over vier groepen verdelen - de leerlingen om de beurt hun eigen naam laten noemen: iedereen heeft dan alle namen (dus ook die van de leerlingen in de andere groepen) opnieuw gehoord - één groep laten beginnen met leerlingen uit andere groepen aan te wijzen en hun naam te noemen - degene die aangewezen en benoemd is, laten overgaan naar de vragende groep - zodra de vragende groep geen naam meer weet of een foutieve naam vraagt, de groep aan wie het laatst gevraagd is, verder laten gaan met vragen - doorgaan tot er uiteindelijk één grote groep overblijft - indien de klasgroep te klein is om onder te verdelen in vier groepen, de volgende kringactiviteit uitvoeren: alle leerlingen in een kring laten staan - de leerlingen om de beurt hun naam laten noemen en tegelijkertijd een gebaar laten maken - benoem de gebaren die de leerlingen maken bijvoorbeeld: X steekt zijn linkerhand in de lucht. - de hele groep telkens laten reageren met: Dag X, terwijl de gebaren bij het uitspreken van de naam overgenomen worden - benoem hierbij weer de gebaren bijvoorbeeld: Iedereen steekt zijn linkerhand in de lucht. - de ronde een aantal keren laten maken - daarbij een zo groot mogelijke variatie aan gebaren nastreven dag - naam - groep handelingen: noemen - aanwijzen - vragen - overgaan/veranderen naar gedragssturing (gebod): moeten en gebiedende wijs activiteit 1.3 Goochelen met woorden HANDLEIDING 5

6 1.4 VAN WIE IS...? - luisteren: begrijpen van een opdracht om iets terug te vinden - begrijpen van spelregels - de naamkaartjes van activiteit klassikaal - vooraf de naamkaartjes van de lessenaars van plaats verwisselen - de leerlingen het eigen kaartje laten uitzoeken en op de vaste plaats laten terugzetten - duidelijk maken dat er nu een spel volgt, waarbij één leerling buiten op de gang zal gaan staan om daarna te raden welke boekentassen van plaats verwisseld zijn - een leerling aanduiden, die buiten op de gang wil gaan staan - hem eventueel even de kans laten om alle boekentassen nog eens goed te bekijken - als de leerling weg is, enkele boekentassen van plaats laten verwisselen - de leerling opnieuw in de klas laten - de leerling laten raden welke boekentassen van plaats verwisseld zijn en van wie welke boekentas is - het spel overdoen met andere leerlingen en andere klasvoorwerpen kaartjes - namen - bank - buur - plaats - boekentas - andere - iemand anders handelingen: zoeken - zetten - verwisselen - gaan - wachten - kijken - zeggen - raden - vinden klasvoorwerpen bezitsaanduidingen: Van wie is dit kaartje? Is dit jouw kaartje? Is dit het kaartje van X? Van wie is die boekentas? plaatsaanduidingen: Waar is jouw plaats? Waar is de plaats van X? Waar moet die boekentas staan? Waar staat jouw boekentas? verwijzing naar verleden: Heb je je kaartje gevonden? Heb je het kaartje van X gevonden? Heb je je plaats gevonden? Heb je de plaats van X/je buur gevonden? gedragssturing (gebod): moeten en gebiedende wijs - spreken: verwoorden van wie welk kaartje is - lezen: namen herkennen - gevorderde leerlingen de anderen laten helpen bij het terugvinden van hun naamkaartje door bijvoorbeeld de namen op de kaartjes te laten voorlezen - de leerlingen hun naamkaartje op hun tafel laten zetten - wanneer er gevorderde leerlingen in de klas, zitten het tweede spel waarbij voorwerpen in de klas worden verwisseld, beginnen met het verwisselen van naamkaartjes in plaats van boekentassen - uitleggen wat er gaat gebeuren - een gevorderde en een andere leerling aanduiden om op de gang te gaan staan - verschillende naamkaartjes (niet te veel), waaronder ook die van de leerlingen die op de gang staan, van plaats laten 6 HANDLEIDING Goochelen met woorden activiteit 1.4

7 verwisselen - de leerlingen terug laten binnenkomen en laten uitzoeken welke kaartjes verwisseld zijn - ervoor zorgen dat de minst gevorderde leerling van het heterogene paar ten minste de kans krijgt om zijn/haar naamkaartje terug te vinden en aan te duiden - de gevorderde leerling met behulp van gesloten (Van wie is dit kaartje?) en open vragen (Wat is er met jouw kaartje gebeurd?) bezitsaanduidingen laten formuleren 1.5 DE NAMENGISSER - luisteren: begrijpen van commentaar bij handelingen - voldoende briefjes om de naam van elke aanwezige leerling op te schrijven - doos of hoed om de briefjes in te stoppen - klassikaal - leerlingen in kring en leerkracht achter tafel - vertellen dat je iets gaat doen dat niemand anders in de klas kan - de namen van de leerlingen laten dicteren (de activiteit kan ook weer als opfrisser dienen voor het memoriseren van de namen van de medeleerlingen, door elke leerling een naam te laten noemen, bijvoorbeeld die van zijn linkerbuur) - die namen zogezegd opschrijven, maar in werkelijkheid altijd dezelfde naam opschrijven zonder dat de leerlingen dat zien - al de papiertjes goed dichtvouwen, ze in de doos of hoed stoppen en ermee schudden - aan een leerling vragen een papiertje uit de doos te halen en vertellen dat je, zonder het papier te bekijken, kan te weten komen welke naam erop staat - de ogen sluiten, het papier tegen het voorhoofd drukken en na wat mysterieus gedoe de naam noemen - wat de leerlingen niet weten, is dat op alle papiertjes dezelfde naam werd geschreven - de truc kan dus niet herhaald worden - de truc uitleggen door alle papiertjes te laten openvouwen en vergelijken naam - papier handelingen: schrijven - namen noemen - dichtvouwen - in... stoppen - schudden - uit... halen - (be)kijken - weten beschrijvende termen: dezelfde - andere - vorige - volgende Ik kan... Niemand anders kan dat. vragen: Welke naam staat er op? - schrijven: namen overschrijven - als de truc expliciet moet worden uitgelegd, omdat er nog steeds leerlingen zijn die de truc niet doorhebben, de sterk taalvaardige leerlingen één voor één de naam laten noemen die op het kaartje staat en op het bord laten overschrijven - hoe meer namen (steeds dezelfde dus) op het bord genoteerd worden, hoe duidelijker de oplossing voor de leerlingen wordt activiteit 1.5 Goochelen met woorden HANDLEIDING 7

8 1.6 JONGENSNAAM OF MEISJESNAAM? - luisteren: begrijpen van commentaar bij de handelingen van een truc - begrijpen van instructies voor het uitvoeren van een truc - kartelschaar (bij gebrek aan kartelschaar scheuren in plaats van knippen) - voldoende briefjes die op de volgende manier worden geknipt: een vierkant stuk papier in zestien vierkantjes vouwen - het papier met een kartelschaar in zestien stukjes knippen - je krijgt dan vier stukken met twee gladde kanten en twee gekartelde kanten, vier stukken met vier gekartelde kanten en acht stukken met één gladde en drie gekartelde kanten - kopieerbladen blz. 5 - klassikaal - leerlingen in kring en leerkracht achter tafel - de papiertjes onder de leerlingen verdelen - ervoor zorgen dat de jongens een welbepaald soort papiertje krijgen (bijvoorbeeld met drie en/of vier gekartelde kanten) en de meisjes een ander soort (bijvoorbeeld met één gekartelde kant) - de leerlingen hun naam van het naamkaartje laten overschrijven op het papiertje dat ze hebben gekregen - de papieren laten ophalen, ze door elkaar schudden en dan op de tafel uitleggen, met de beschreven kant naar onderen - aan de leerlingen duidelijk maken dat je zonder de namen te lezen en de papiertjes te bekijken, precies kan zeggen of er de naam van een jongen staat of de naam van een meisje (door naar de randen te kijken kun je gemakkelijk de jongensnamen en de meisjesnamen onderscheiden) - de truc verklaren door te wijzen op de randen en de visuele verklaring (kopieerbladen blz. 5) te bekijken - als dit onvoldoende is, nogmaals duidelijk demonstreren hoe je hebt uitgedeeld en er telkens duidelijk bij zeggen: een vierkant met een gekartelde/gescheurde rand voor een meisje, een vierkant met een rechte rand voor een jongen... - aan de leerlingen opdrachten geven waardoor duidelijk wordt hoe de truc in elkaar zit: Neem eens alle vierkanten met één rechte kant en drie gescheurde. Geef die aan de jongens. Geef de andere aan de meisjes. naam - jongen - meisje - (zij)kant - rand - vierkant - alle - geen - enkele klasvoorwerpen: potlood - pen handelingen: nemen - schrijven - ophalen - lezen - weten - verdelen/uitdelen - verschillen van - lijken op beoordelende termen: juist - niet juist beschrijvende termen: recht telwoorden: één - twee- drie - vier Ik kan... Niemand anders kan dat. vragen: Welke naam staat er op? Zien deze kaartjes er hetzelfde uit? - spreken: kort of uitgebreid antwoord geven op vragen i.v.m. een verklaring van een truc - lezen: naam van een andere leerling voorlezen 8 HANDLEIDING Goochelen met woorden activiteit 1.6

9 - wanneer je geraden hebt of er op een papiertje een jongens- of een meisjesnaam staat, de sterk taalvaardige leerling de namen laten voorlezen ter controle - tijdens het bekijken van de visuele verklaring gesloten vragen stellen aan leerlingen die voldoende mondeling taalvaardig zijn: Heeft dit vierkant vier rechte kanten? Staat er een jongensnaam of een meisjesnaam op de andere kant? Kan jij de truc voordoen? - ook open vragen stellen: Vertel eens hoe je dat doet. 1.7 MIMESPEL: DOORGEVEN activiteit luisteren: begrijpen van instructies voor het doorgeven van een (fictief) voorwerp - grote doos - glas met nogal veel water - klassikaal in kring - de doos te voorschijn halen en aan een bepaalde leerling doorgeven - daarbij de naam van de betreffende leerling noemen met de mededeling: X, deze doos is voor jou - deze leerling de doos laten doorgeven aan iemand anders - tijdens de eerste ronde zelf aanwijzingen geven aan wie de leerling de doos moet doorgeven - alle leerlingen passeren de revue - in een tweede ronde eerst een zware boekentas laten rondgaan en dan een lichte - in het begin daarbij de gebaren overdrijven en duidelijk de woorden zwaar en licht laten vallen - in een derde ronde opnieuw gebruik maken van de doos, maar nu doen alsof ze heel erg zwaar is - dit ook vermelden als je ze de eerste keer doorgeeft aan een leerling - ervoor zorgen dat de leerlingen zich goed in kunnen beelden wat voor doos ze door moeten geven - sfeerschepping is belangrijk bij deze activiteit om de leerlingen te motiveren - de leerlingen nu zelf laten kiezen aan wie ze de doos geven - ze telkens bij het overhandigen de formule X, de doos is voor jou. laten gebruiken, als hun taalniveau het toelaat - als de leerlingen vergeten aan te geven dat de doos zwaar is, hen daarop wijzen - in een vierde ronde een groot en een klein voorwerp laten rondgaan (bijvoorbeeld een gom) - de termen groot en klein hierbij duidelijk vermelden en de nodige gebaren maken - bij de vijfde ronde naar de doos wijzen en zeggen dat je nu een onzichtbare doos gaat doorgeven - via gebaren duidelijk maken dat het een kleine doos is - in een zesde ronde een grote onzichtbare doos doorgeven - in een zevende ronde gebruik maken van het volle glas water en erop wijzen dat ze heel voorzichtig moeten zijn en heel traag moeten bewegen: Het glas is heel vol! - in deze ronde het glas gewoon laten doorgeven aan de naaste buur totdat het glas de hele kring is rondgegaan - in een achtste ronde het lege glas doorgeven - erop wijzen dat het nu leeg is - de leerlingen moeten dus niet zo voorzichtig meer zijn en kunnen wat vlugger doorgeven - ook nu gebeurt het doorgeven telkens aan de naaste buur, de hele kring rond - zelf andere voorwerpen bedenken die doorgegeven kunnen worden bijvoorbeeld een vieze/stoffige bordenwisser Goochelen met woorden HANDLEIDING 9

10 beschrijvende termen: klein - groot - zwaar - licht - vol - leeg - vlug - traag - voorzichtig handelingen: geven - nemen - aanpakken - doorgeven - bedenken - uitleggen Ik ga geven... - Ik geef... - Ik heb gegeven... (De doos) is voor... - spreken: kort of uitgebreid antwoord geven op vragen - een voorwerp omschrijven - mondeling taalgebruik van gevorderde leerlingen stimuleren door het stellen van gesloten (Is het een grote doos?) of open vragen (Waarom moet ik zo sleuren aan die doos?) - gevorderde leerlingen zelf laten kiezen en indien mogelijk laten omschrijven wat er met de doos aan de hand is, of welk voorwerp er zogezegd wordt doorgegeven en dat een ronde aanhouden 1.8 PAPEGAAIENSPEL - luisteren: begrijpen van spelregels om een spel uit te kunnen voeren - klassikaal in kring - aan de leerlingen duidelijk maken dat ze goed naar je moeten kijken en doen wat jij voordoet - gebaren aangeven, zeer traag, zodat de bewegingen gemakkelijk kunnen worden overgenomen - de gebaren tijdens het uitvoeren mondeling beschrijven - alle leerlingen gelijktijdig laten meedoen - het tempo laag houden en de leerlingen de bewegingen zorgvuldig laten uitvoeren terwijl ze op hun eigen plaats blijven staan - eventueel commentaar leveren op de kwaliteit van de uitvoering - op een gegeven moment de naam van een leerling noemen - die één of meerdere gebaren laten voordoen, tot hij/zij weer een andere naam noemt - de leerlingen stimuleren om zoveel mogelijk verschillende gebaren te maken naam - gebaar - beweging handelingen: kijken - doen - nadoen - noemen - overnemen beoordelende termen: goed - prima - uitstekend beschrijvende termen: trager - langzamer - hoger - enz. gedragssturing (gebod): moeten en gebiedende wijs 10 HANDLEIDING Goochelen met woorden activiteit 1.8

11 1.9 WIE IS DE LEIDER? - luisteren: begrijpen van spelregels om een spel uit te kunnen voeren - klassikaal in kring - zie papegaaienspel (activiteit 1.8), maar in dit geval is de leider niet herkenbaar - een leerling op de gang sturen en de anderen een leider laten kiezen - als de groep in beweging is, de buitenstaander binnenroepen en laten raden wie de leider is - als die fout raadt, het spel gewoon laten doorgaan - als de buitenstaander goed raadt, de leider buiten laten gaan - ervoor zorgen dat de leider regelmatig van beweging wisselt - anders wordt het te moeilijk om de leider te raden - als de leider te lang een zelfde beweging aanhoudt, in je handen klappen - dit is een teken voor de leider dat hij op dat moment van beweging moet veranderen - de bewegingen tijdens de uitvoering benoemen groep - gebaar/beweging - gang - klas handelingen: nadoen - bewegingen maken - raden - veranderen - kiezen beoordelende termen: goed - fout beschrijvende termen: duidelijk - nieuw plaatsaanduidingen: binnen - buiten vragen: Wie is de leider? uitdrukken van oordeel: Ja, dat is goed. Nee, dat is fout/verkeerd TURKS NAAMSPEL - luisteren: begrijpen van de spelregels - soort van ring of ander klein voorwerp - klassikaal in kring - eerst zelf in het midden van de kring gaan staan en duidelijk maken dat je een ring in je handen hebt - voordoen en verwoorden hoe de leerlingen de handen tegen elkaar omhoog geheven moeten houden - de handen moeten een soort kommetje vormen waarin niet te zien is of je de ring er wel of niet in hebt gegooid - heel de kring langs gaan en telkens doen alsof je de ring uit handen geeft - de ring daarbij ongemerkt in de handen van een leerling laten vallen - de naam van een leerling noemen en vragen: Wie heeft de ring? - de aangeduide leerling een naam laten noemen en de vraag laten proberen te stellen: Heb jij de ring? - wanneer de leerling nog niet toe is aan mondelinge productie, de leerling een andere leerling in de kring laten aanwijzen waarvan hij denkt dat deze de ring heeft - hierbij in plaats van de leerling de naam van de leerling verwoorden en de vraag stellen: Heb jij de ring? - als de leerling verkeerd heeft gegokt, hem of haar laten proberen tot het lukt - de leerling daarna zelf in het activiteit Goochelen met woorden HANDLEIDING 11

12 midden van de kring laten staan om de ring aan iemand te geven - ervoor zorgen dat je de handelingen verwoordt zodat er genoeg taalaanbod wordt gegeven ring - kring lichaamsdelen: armen - handen beschrijvende termen: plat plaatsaanduidingen: omhoog lichaamsdelen: handen handelingen: tegen elkaar houden - geven - raden - laten vallen - naam noemen - vragen - (omhoog) steken - hebben vragen: Heb jij de ring? Wie heeft de ring? 1.11 EÉN KEER SPRINGEN... - luisteren: begrijpen van instructies voor het maken van bepaalde bewegingen - cassetterecorder - (dans)muziek op cassettes - klassikaal in kring - de leerlingen bepaalde handelingen laten uitvoeren die je zelf eerst voordoet (zie ook blok 11 activiteit 11.11) - eventueel eerst één leerling laten voordoen (aanleiding tot het noemen van de namen van de leerlingen t.a.v. nieuwe leerlingen) - als de leerlingen vlot meekunnen, de instructies vlugger laten volgen, zodat het moeilijker en spannender wordt - eventueel op het einde de instructie geven zonder voor te (laten) doen - mogelijke opdrachten zijn: één keer springen - daarna vier keer springen en twee keer in de handen klappen - vijf keer in de handen klappen en één stap vooruit - één stap vooruit, één stap achteruit en één keer de schouders ophalen - één keer de schouders ophalen en dan nee knikken - uiteindelijk de bewegingen op muziek laten doen, zodat het een soort dansje wordt lichaamsdelen: schouders - hoofd - handen - been - voet -... handelingen: springen - klappen - knikken - (schouders) ophalen -... telwoorden: één - twee - drie - vier - vijf plaatsaanduidingen: vooruit - achteruit gedragssturing (gebod): moeten en gebiedende wijs - spreken: verwoorden van handelingen die de andere leerlingen moeten nadoen 12 HANDLEIDING Goochelen met woorden activiteit 1.11

13 - taalvaardige leerlingen de rol van de leerkracht laten overnemen en zelf opdrachten laten geven 1.12 IK ZIT IN HET GRAS NAAST... - luisteren: begrijpen van spelregels - zoveel stoelen als er leerlingen zijn + een stoel extra - klassikaal in kring - de stoelen in een kring zetten en alle leerlingen plaats laten nemen - uitleggen dat ze een spel gaan spelen en dat je het zal uitleggen terwijl ze het al beginnen te spelen - de twee leerlingen die naast de extra stoel zitten, laten rechtstaan langs beide zijden van die stoel - aan deze twee leerlingen uitleggen dat je een startsein gaat geven en dat zij dan zo vlug mogelijk op de extra stoel moeten gaan zitten - het startsein geven - de leerling die het traagste was, rechts van de extra stoel laten gaan zitten - de stoel links van de snelste leerling is voorlopig vrij - de snelste leerling Ik zit... laten zeggen - de leerling links van de vrije stoel, op die stoel laten gaan zitten en...in het gras... laten zeggen - de leerling die links van de vrijgekomen stoel zit, naar rechts laten opschuiven en laten zeggen...naast...(naam van een leerling) - de genoemde leerling op de vrije stoel laten gaan zitten - de leerlingen die naast de pasverhuisde leerling zaten, proberen weer zo snel mogelijk de lege stoel in te nemen - daarna het spel opnieuw beginnen - indien nodig de zin Ik zit in het gras naast... een paar keer oefenen met de hele klas voor de aanvang van het spel - als er leerlingen zijn die echt problemen hebben met het uitspreken van de stukjes zin, het zelf voorzeggen - een minder rustige variant van dit spel gaat zo: evenveel stoelen als leerlingen zetten - één leerling in de kring laten staan - hetzelfde spel spelen, maar wanneer een leerling naast...(naam van een leerling) zegt, de genoemde leerling en de leerling in het midden laten proberen om zo snel mogelijk op de lege stoel te gaan zitten - als de genoemde leerling het traagste is, hem/haar in het midden laten staan - ook de leerlingen die naast de genoemde leerling zaten, zo snel mogelijk de stoel naast hen laten bemachtigen zo... mogelijk - naam klasvoorwerpen: stoel beschrijvende termen: snel - leeg - vrij plaatsaanduidingen: naast (Mohammed) - op de stoel - links - rechts - in het midden handelingen: zitten - lopen - rechtstaan - opschuiven - noemen vergelijking en gradatie van kwaliteiten: zo... mogelijk - spreken: verwoorden van handelingen die een leerling moet uitvoeren om een activiteit 1.12 Goochelen met woorden HANDLEIDING 13

14 spel te kunnen spelen - verduidelijken van spelregels - de spelregels eerst uitleggen aan de gevorderde leerlingen en hen daarna het spel laten uitleggen aan de andere leerlingen door het voor te doen en de nodige uitleg te geven bij hun handelingen - ervoor zorgen dat het taalaanbod voldoende duidelijk is voor de andere leerlingen door de belangrijkste instructies te herhalen (alleen als dit nodig is) - natuurlijk zullen er ook tijdens het spelen van het spel nog moeilijkheden/ situaties ontstaan die aanleiding geven tot taalaanbod 1.13 OP EN NEER - luisteren: begrijpen van spelregels - klassikaal in kring - de leerlingen in een kring laten zitten - een leerling in het midden laten staan en de naam van een andere leerling laten noemen - degene die links van de genoemde leerling zit, staat snel op en gaat meteen weer zitten - de genoemde leerling zegt dan de naam van een ander en zo gaat het spel verder - wanneer een verkeerde speler opstaat, deze de plaats in het midden laten innemen - wanneer een verkeerde speler opstaat goed duidelijk maken, met taal ondersteund, wat er is misgelopen en wat het had moeten zijn - wanneer het spel goed gaat, de regel links van veranderen in rechts van of tegenover... wie - waarom - niet - in plaats van beschrijvende termen: snel - andere beoordelende termen: verkeerd handelingen: opstaan - gaan zitten plaatsaanduidingen: in het midden - links van - naast - naar STRUCTUREN gedragssturing (gebod): moeten en gebiedende wijs 1.14 DOORSEINSPEL MET DE HANDEN - begrijpen van spelregels om een spel uit te voeren - handleiding blz klassikaal (zittend rond banken in een kring) - alle leerlingen hun handen met de palm naar beneden op tafel laten leggen - hen 14 HANDLEIDING Goochelen met woorden activiteit

15 daarbij telkens laten inhaken bij hun buur (ieder heeft dus voor zich op tafel telkens zijn eigen hand, de rechterhand van de linkerbuur, de linkerhand van de rechterbuur en de eigen hand) - eventueel verduidelijken met een afbeelding (handleiding blz. 15) - in de kring van handen nu elke hand om de beurt op tafel laten kloppen (aangezien de handen door elkaar liggen, moet er goed opgelet worden om op het juiste moment te kloppen) - daarbij dezelfde richting laten aanhouden tot er een hand twee keer na mekaar klopt (= van richting veranderen) - iedereen kan op elk moment twee keer kloppen - eerst laten oefenen tot iedereen het spel onder de knie heeft - dan echt laten spelen: elke hand die fout klopt, moet van tafel - wie laatst overblijft, is de winnaar (de cirkel van banken zal wel af en toe verkleind moeten worden) - de leerlingen die uitvallen stimuleren om mee te kijken wie het goed en wie het fout doet tafel - richting - weg van /opzij handelingen: leggen - klappen - veranderen - stoppen - overblijven - niet wachten - volgen/blijven kijken lichaamsdelen: hand(en) - arm(en) beoordelende termen: goed - fout - moeilijk - makkelijk plaatsaanwijzing: naar links - naar rechts - naar de andere kant - naast beschrijvende termen: snel - sneller - langzamer gedragssturing (gebod): moeten en gebiedende wijs activiteit 1.14 Goochelen met woorden HANDLEIDING 15

16 16 HANDLEIDING Goochelen met woorden

17 BLOK 2 TEKENACTIVITEITEN STELLINGEN Eén van de doelen van deze categorie activiteiten is het oefenen van de fijne motoriek als voorbereiding op het schrijven. Natuurlijk is dit niet voor alle leerlingen nodig. Sommige leerlingen zullen al kunnen schrijven en sommige andere leerlingen die niet kunnen schrijven, zullen wel over de nodige motoriek beschikken. De tekenopdrachten zullen je helpen hier een zicht op te krijgen door de manier waarop leerlingen hun potlood hanteren en vasthouden voor het uitvoeren van de opdrachten. Persoonlijk welbevinden is een ander doel evenals het geven van voldoende taalaanbod. In die zin zijn de taken ook zinvol voor leerlingen die al over de nodige motoriek beschikken. De tekenactiviteiten lenen zich goed voor rustmomenten voor de hele klas in een algemeen intensieve werksfeer. Het taalaanbod in de activiteiten omvat o.a. gedragssturing, plaatsaanduidingen, beschrijvende termen, verwijzingen naar het verleden en getallen. OPMERKINGEN EN RICHTLIJNEN De volgorde waarin deze activiteiten worden uitgevoerd is volkomen willekeurig. Bij het merendeel van de activiteiten wordt er vanuit gegaan dat de leerlingen een potlood bij de hand hebben. Een potlood is daarom niet per activiteit onder het kopje materiaal opgenomen. Het merendeel van de activiteiten (behalve activiteit 2.3, 2.10, 2.11 en 2.12) leent zich voor de introductie of herhaling van enkele beschrijvende termen door in te gaan op kenmerken van de tekeningen. Let erop dat het oefenen van de fijne motoriek niet op de achtergrond komt te liggen. Het oefenen van de fijne motoriek en het aanbieden van nieuw taalaanbod kan ook gerealiseerd worden door vrije tekenopdrachten te geven. Hierbij kun je inspelen op de interesses van de leerlingen. Bij activiteit 2.4 komen de getallen 1 t/m 10 aan bod. De getallen hebben in deze taak een cruciale functie. Zorg er dus voor dat de leerlingen enigszins bekend zijn met deze getallen evenals de begrippen links - rechts - onder en boven. Bij activiteiten 2.7 en 2.8 komen de getallen ook aan bod. Hier is het gebruik ervan echter optioneel en kunnen de getallen als dat nodig zou zijn, gerust achterwege gelaten worden. Activiteiten 2.3, 2.4, 2.10 en 2.11 maken gebruik van woordenschat rond dieren. Activiteit 2.12 is geen taak op zich, maar bestaat uit een twaalftal puzzels die de fijne motoriek oefenen. De puzzels kunnen afzonderlijk gegeven worden. Ze zijn onder andere goed te gebruiken als individuele opdrachten en rustmomenten in de klas. Enkele puzzels vragen cijferkennis van de leerlingen. Ga eerst na of de leerlingen over de nodige cijferkennis beschikken voordat deze puzzels worden gegeven. Goochelen met woorden HANDLEIDING 17

18 2.1 ZO TEKEN JE DIEREN - luisteren: begrijpen van instructies voor het tekenen van dieren - begrijpen van commentaar bij tekeningen - begrijpen van gesloten vragen - kleurpotloden, stiften of verf - tekenpapier - posters, platen met dieren in verschillende omgevingen - kopieerbladen blz. 7 - eventueel een vergrote versie van kopieerbladen blz. 7 om aan het bord te hangen - klassikale instructie - individuele uitvoering - klassikale bespreking - het opdrachtenblad samen met een vel tekenpapier voorleggen en duidelijk maken dat de leerlingen enkele dieren moeten natekenen - de leerlingen zelf laten kiezen welke en hoeveel - hang eventueel een vergrote versie van het opdrachtenblad op het bord, zodat de leerlingen de dieren kunnen aanwijzen en de andere leerlingen meteen zien welk dier bedoeld wordt * Jullie hebben allemaal een blad gekregen met verschillende dieren. Wat voor dieren staan er allemaal op? Y, wat voor dier zie jij? Wijs het eens aan. Een paard en een koe. A, zie jij een kat? Zijn er nog meer katten? Zijn alle katten zittend getekend? Inderdaad, de linkerpoes staat, de middelste poes ligt en de rechterpoes zit. (wijs tegelijkertijd de poezen aan, zodat voor alle leerlingen duidelijk is over welke poes je het hebt.) * Links op het blad zie je hoe je de dieren kunt tekenen. Kijk maar eens naar de kat die staat. Eerst een vierkant voor het lichaam, dan een rondje voor het hoofd en twee strepen voor de poten en één voor de staart. Daarna teken je pas de oren, ogen, neus en snorharen. * Welk dier zou jij graag willen tekenen, X? Wijs het eens aan. Een schaap. En jij A, welke dieren zou jij willen tekenen? Het konijn en de koe. Jullie mogen nu allemaal bedenken welke dieren jullie willen tekenen. Bekijk ze maar eens goed. - uitleggen dat de dieren in een bepaalde omgeving getekend kunnen worden * Straks gaan we dieren tekenen. Maar we gaan ze niet zomaar op dit witte vel papier tekenen. We gaan ze ergens tekenen waar ze het fijn vinden. Kijk, ik heb hier een plaat met een dier erop. Is dit een hond, X? Nee hè, dit is een kat. Deze kat ligt in zijn mand te slapen. Zie je hoe fijn hij het vindt in zijn mand? De kat kijkt hier erg blij. Ik heb ook nog een andere plaat bij me. Is dit dan een hond? Heel goed, dit is een hond. Deze hond is in het bos. Zie je hoeveel bomen er staan? De hond is midden in het bos aan het lopen. Denk je dat de hond het fijn vindt om in het bos te zijn? Ja, ik denk het ook. Kijk maar, want hier kan hij fijn met zijn bal spelen. Zien jullie de bal van de hond? X, wijs de bal maar aan. Als je straks één of meer dieren gaat tekenen, moet je ook tekenen waar je dier is. Bijvoorbeeld in het bos of... - uitleggen dat ze met de dieren een tekening mogen maken * Ik heb ondertussen tekenpapier uitgedeeld. Jullie hebben nu allemaal bedacht welke dieren jullie willen tekenen. Jullie mogen deze op het papier tekenen. Vergeet niet te tekenen waar de dieren zijn. - enkele tekeningen selecteren en naast elkaar op het bord hangen - kies voor jezelf een tekening uit - deze tekening zo beschrijven dat de leerlingen kunnen raden welke tekening wordt beschreven - daarna een leerling uit drie tekeningen 18 HANDLEIDING Goochelen met woor- activiteit 2.1

19 één tekening laten kiezen - beschrijf deze tekening zo dat de andere leerlingen weer kunnen raden welke tekening de leerling gekozen had * Iedereen heeft zijn tekening aan mij gegeven. Kijk, ik heb een hele stapel. (De stapel tekeningen duidelijk laten zien aan de leerlingen.) Ik kies er drie uit. Even kijken, deze tekening, deze tekening en deze. (Hang de tekeningen naast elkaar op het bord.) Heb ik nu drie tekeningen? Heel goed, tel maar mee, één, twee, drie tekeningen. Ik kies nu zelf een tekening uit. Ik zeg niet welke tekening. Ik zal vertellen wat er op de tekening staat. Jullie moeten raden over welke tekening ik vertel. Ik zie een groen konijn. Het konijn zit in het groene gras. Ik zie het konijn bijna niet zitten... tip: eventueel werken met een cassette met dierengeluiden verschillende - enkele - ook - waar - dier - omgeving (- paard - koe - kat - schaap - konijn - vogel) klasvoorwerpen: blad - kleurpotlood - tekenpapier plaatsaanduidingen: in - op - onder - enz. handelingen: tekenen - kiezen - aanwijzen - zich bevinden - staan - zitten - liggen - enz. beschrijvende termen: mooi - groot - klein - dik - dun - enz. kleuren telwoorden vragen: Hoeveel dieren heb je getekend? Heb jij een paard getekend? verwijzing naar verleden: Wat heb je getekend? - luisteren: begrijpen van beschrijving van een tekening - spreken: tekening beschrijven - antwoord geven op gesloten vragen - de gevorderde leerlingen zelf laten vertellen over hun tekening (eventueel met behulp van gesloten vragen) - enkele tekeningen selecteren en naast elkaar op het bord hangen - een gevorderde leerling een tekening voor zichzelf laten uitkiezen - de gevorderde leerling deze tekening zo laten beschrijven dat de andere leerlingen kunnen raden welke tekening wordt beschreven andere - meer handelingen: kiezen - vertellen - zien - kijken - raden vragen: Welke dieren heb jij getekend? Heb jij je kat in een huis getekend? Waar heb je de kat dan getekend? activiteit 2.1 Goochelen met woorden HANDLEIDING 19

20 2.2 STOKJESMANNETJES - luisteren: begrijpen van instructies voor het tekenen van mensfiguren - begrijpen van commentaar bij de tekeningen - tekenpapier - kleurpotloden of viltstiften - kopieerbladen blz klassikale instructie - individuele uitvoering - klassikale bespreking - het opdrachtenblad aan de leerlingen voorleggen (Dit is voor jou) en duidelijk maken dat ze de figuurtjes moeten natekenen - daarna de leerlingen zelf stokjesmannetjes laten bedenken en tekenen - de leerlingen mondelinge opdrachten geven om te tekenen mannetje - lijn - recht - potlood - papier lichaamsdelen: lichaam - hoofd - armen - benen - handen - voeten tijdsaanduidingen: eerst - daarna handelingen: natekenen - bedenken - staan - zitten vragen: Wat heb jij getekend? Hoeveel armen heeft jouw mannetje? gedragssturing (gebod): gebiedende wijs en moeten - lezen: woord of eenvoudige zin begrijpend lezen - schrijven: woord of eenvoudige zin overschrijven - gevorderde leerlingen voor elkaar een opdracht voor het maken van een extra tekening laten schrijven - afhankelijk van het taalvaardigheidsniveau van de leerling(en) kan de opdracht bestaan uit een woord (bijvoorbeeld zitten ) of een korte zin (bijvoorbeeld de man zit ) - de keuze aan de leerlingen overlaten - de leerlingen moeten de opdracht op een papiertje schrijven en aan een andere leerling geven - deze leerling moet de opdracht tekenen - achteraf controleren of de opdracht juist getekend is - laat de leerlingen hier eventueel over discussiëren opdracht - man - je handelingen: bedenken - kiezen - schrijven - tekenen - geven - lezen - liggen - lopen - dansen HANDLEIDING Goochelen met woor- activiteit 2.2

21 2.3 DOOSMANNETJES - luisteren: begrijpen van instructies voor het tekenen van mensfiguren - begrijpen van commentaar bij tekeningen - tekenpapier - kleurpotloden of viltstiften - kopieerbladen blz klassikale instructie - individuele uitvoering - klassikale bespreking - aan de leerlingen het opdrachtenblad voorleggen en duidelijk maken dat ze de figuren moeten natekenen (eventueel de laatste figuur van de reeks laten wegvallen als tekenopdracht en in de plaats daarvan de derde figuur van elke reeks laten inkleuren) - daarna de leerlingen de opdracht geven zelf een nieuwe figuur te tekenen met één van de niet uitgewerkte vormen onderaan het opdrachtenblad - er eventueel een opdracht aan koppelen als: Teken nu een jongen of meisje met een boekentas met één van de figuren onderaan de bladzijde. - bespreken welke figuren de leerlingen hebben nagetekend - ingaan op enkele kenmerken ervan (groot, klein, dik,...) potlood - mannetje - vorm - figuur - reeks tijdsaanduidingen: eerst - dan - daarna handelingen: (na)tekenen - inkleuren lichaamsdelen: armen - handen - hoofd - enz. beschrijvende termen: groot - klein - dik - dun - lang - enz. gedragssturing (gebod): gebiedende wijs en moeten vragen: Kijk eens, heeft X een dik mannetje getekend? Is dit mannetje heel erg dik? - luisteren: begrijpen van de beschrijving van een tekening - spreken: tekening beschrijven - gevorderde leerlingen hun eigen tekening laten beschrijven (eventueel met behulp van open- en gesloten vragen) - enkele tekeningen selecteren en naast elkaar op het bord hangen - een gevorderde leerling een tekening voor zichzelf laten uitkiezen - de leerling deze tekening zo laten beschrijven dat de andere leerlingen kunnen raden welke tekening wordt beschreven andere - meer handelingen: vertellen - kiezen - zien - raden - uitleggen vragen: Hoeveel mannetjes heb jij getekend? Heb je ook een lang mannetje getekend? activiteit 2.3 Goochelen met woorden HANDLEIDING 21

22 2.4 WELK DIER STAAT ER? - luisteren: begrijpen van instructies voor het tekenen van een figuur op ruitjespapier - ruitjespapier - handleiding blz. 23 dierenfiguren - kopieerbladen blz klassikale instructie - individuele uitvoering - klassikale bespreking - doe een korte bewegingsles in de klas waarbij de begrippen links, rechts, naar boven en naar beneden aan bod komen - zo kunnen de leerlingen weer vertrouwd raken met de begrippen voordat je aan de opdracht begint - opdrachtenblad uitdelen - een (gevorderde) leerling aan het bord roepen en met zijn/haar hulp een kleine demonstratie geven van wat de opdracht is - op een voorgetekend ruitjesschema op bord een beperkt (zelfbedacht) figuurtje laten tekenen op basis van mondelinge instructie van de leerkracht - aan de leerlingen duidelijk maken dat ze goed moeten luisteren en op dezelfde manier een figuur moeten tekenen op hun blad - een beginpunt aangeven: bijvoorbeeld bovenaan links - eerst de leerlingen een eenvoudig zelfbedacht figuur (bijv. een vierkant) laten tekenen met behulp van aanwijzingen - daarna de aanwijzingen geven voor het eerste figuur dat in de handleiding blz. 23 staat afgebeeld - controleer bij de eerste tekenig telkens elke stap bij de leerlingen - dit is bijvoorbeeld mogelijk door, als de leerlingen de stap hebben getekend op hun ruitjespapier, de stap op een groot ruitjespapier/schema op het bord te tekenen - de leerlingen kunnen controleren of ze de stap goed hebben getekend - fouten kunnen meteen besproken en verbeterd worden - de resultaten klassikaal beoordelen: Dat is goed gelukt. Kunnen jullie zien welk dier er staat? - ruitjespapier uitdelen - uitleggen dat je nog een dier hebt dat de leerlingen kunnen tekenen - duidelijk maken dat je de tekening even laat zien aan de leerlingen - de leerlingen moeten goed kijken en dan proberen zelf het dier te tekenen op het ruitjespapier - laat de tekening maar even zien - de meeste leerlingen zullen het dier niet goed kunnen tekenen - de resultaten bespreken - tot de conclusie komen dat bijna iedereen het dier anders heeft getekend - om ervoor te zorgen dat iedereen het dier hetzelfde heeft getekend, zal je de instructies geven zoals bij het vorige dier - de leerlingen het dier laten tekenen op het tweede ruitjesschema op het kopieerblad - deze keer stop je niet bij elke stap om te controleren of alle leerlingen de stap goed hebben getekend - controleer achteraf de resultaten - benadrukken dat nu alle leerlingen dezelfde tekening hebben gemaakt - de leerlingen vervolgens de opdracht geven zelf dieren te tekenen op het ruitjespapier zoals de twee voorgaande dieren - eventueel behalve dieren ook andere figuren laten tekenen - bespreek de dieren (figuren) - neem eventueel een tekening van een leerling en beschrijf deze weer mondeling zodat de andere leerlingen het dier (figuur) op het ruitjespapier kunnen tekenen aan de hand van de aanwijzingen tip: wanneer enkele leerlingen nog moeite hebben met het onderscheid tussen links en rechts, naast het ruitjesschema aan de linker- of rechterkant een klein herkenbaar figuurtje plaatsen als extra houvast - door dit figuurtje ook op het ruitjesschema op het bord te plaatsen kan er makkelijk naar verwezen worden 22 HANDLEIDING Goochelen met woor- activiteit 2.4

23 bij onbegrip over links en rechts - er kan ook zowel aan de linker- als aan de rechterkant van het schema een verschillend figuurtje geplaatst worden hokje - lijn - potlood - punt - ruitje - papier - voorbeeld - in plaats van - maar handelingen: luisteren - tekenen - beginnen - eindigen - herhalen - verbeteren plaatsaanduidingen: naar links/rechts - naar onder/boven - beneden beschrijvende termen : recht - schuin telwoorden gedragssturing (gebod): gebiedende wijs en moeten vragen: Welk dier is het? Lijkt het dier van X op dat van mij? - spreken: tekening beschrijven - instructies geven om een figuur te tekenen - de gevorderde leerlingen bij de bespreking van de zelfgetekende dieren (en andere figuren) zelf laten zeggen welk dier (figuur) ze hebben getekend - een gevorderde leerling zijn/haar tekening laten beschrijven zoals in het begin van de les is gedaan - de andere leerlingen het dier (de figuur) op het ruitjespapier laten tekenen aan de hand van de beschrijving - hiervoor wel een redelijk eenvoudig getekend dier (figuur) kiezen handelingen: uitleggen - zeggen - nadenken - praten - kijken beschrijvende termen: duidelijk - rustig activiteit 2.4 Goochelen met woorden HANDLEIDING 23

24 2.5 DRIEHOEKSMANNETJES - luisteren: begrijpen van instructies voor het tekenen van mensfiguren - begrijpen van commentaar bij tekeningen - tekenpapier - kleurpotloden of viltstiften - kopieerbladen blz klassikale instructie - individuele uitvoering - klassikale bespreking - het opdrachtenblad voorleggen en duidelijk maken dat de leerlingen het mannetje moeten natekenen zoals op het blad staat aangegeven - daarna de opdracht geven een tekening te maken met zelfbedachte driehoeksmannetjes - vóór de leerlingen gaan tekenen, ingaan op verschillende kenmerken: man, vrouw, jongen, meisje, dik, dun, lang, kort, kleding... - deze kenmerken proberen visueel te maken - de tekeningen bespreken - ingaan op kenmerken van de mannetjes en de eventuele achtergrond - eventueel talige opdrachten geven voor het tekenen van bepaalde mannetjes, bijvoorbeeld: Teken een mannetje dat naast een tafel staat. - de tekeningen bespreken - wanneer het niet te gevoelig ligt bij de leerlingen, de opdracht geven om een familielid of vriend uit het land van herkomst te tekenen - doe dit echter niet als leerlingen niet gedurende andere momenten in de klas spontaan refereren naar mensen uit het herkomstland figuur - potlood - kleurpotlood - reeks - nog één - een andere beschrijvende termen: dik - groot - klein - oud -... handelingen: kiezen - tekenen - uitvinden - proberen vragen: Staat dit mannetje rechts naast de tafel? Wie heeft er ook een mannetje rechts naast de tafel getekend? Is dat rechts? verwijzing naar verleden: (Wat) heb je gekozen? (Wat) heb je getekend? gedragssturing (gebod): gebiedende wijs of moeten uitdrukken van oordeel: Dat heb je goed nagetekend. - luisteren: begrijpen van beschrijving van een tekening - spreken: tekening beschrijven - antwoord geven op open- en gesloten vragen - de gevorderde leerlingen hun tekening zelf laten beschrijven (eventueel met behulp van open en gesloten vragen) - enkele tekeningen selecteren en naast elkaar op het bord hangen - een gevorderde leerling een tekening voor zichzelf laten uitkiezen - de gevorderde leerling deze tekening zo laten beschrijven dat de andere leerlingen kunnen raden welke tekening wordt beschreven 24 HANDLEIDING Goochelen met woor- activiteit 2.5

25 andere - meer handelingen: vertellen - zien - kijken - kiezen - raden vragen: Wat voor mannetje heb jij getekend? Heb je veel driehoeken getekend? 2.6 HAARSPELDMANNETJES - luisteren: begrijpen van instructies voor het tekenen van mensfiguren - begrijpen van commentaar bij tekeningen - schrijven: een woord of korte zin schrijven - tekenpapier - kopieerbladen blz klassikale instructie - individuele uitvoering - klassikale bespreking - de leerlingen stripboeken uit hun land van herkomst laten meebrengen - de strips klassikaal bekijken - de leerlingen laten uitleggen wat er in de strips gebeurt - ingaan op de functie van tekstballonnen in de tekeningen - het opdrachtenblad voorleggen en duidelijk maken dat de leerlingen de figuren (reeksen A en B) moeten natekenen - de nagetekende figuren kort met de leerlingen bespreken - tekenpapier uitdelen - de leerlingen de opdracht geven een tekening te maken met eventueel zelfbedachte haarspeldmannetjes - de leerlingen de mannetjes van tekstballonnen laten voorzien met daarin een woord of korte zin geschreven in de eigen taal - leerlingen die nog niet kunnen schrijven, kunnen eventueel worden geholpen door de andere leerlingen - de leerlingen helpen bij het verzinnen van teksten in de tekstballonnetjes door enkele voorbeelden te geven (zie voorbeelden onder taalaanbod) - een andere mogelijkheid is om vooraf een haarspeldmannetje te tekenen op een helft van een bladzijde - bij het mannetje een tekstballon tekenen met daarin een vraag bijvoorbeeld: Ik spreek Nederlands, welke taal spreek jij? Dit blad kopiëren voor de leerlingen - bespreek de vraag van het mannetje - laat nu de leerlingen op de andere helft van het blad zelf een mannetje met tekstballon tekenen - de leerlingen moeten het antwoord op de gestelde vraag in de tekstballon schrijven in de eigen taal - eventueel verschillende mannetjes met verschillende vragen over de klas verspreiden figuur/mannetje - reeks - lijn - potlood - woord - zin - papier - taal handelingen: natekenen - kiezen - bedenken - schrijven - spreken telwoorden: eerste - tweede - derde - vierde lichaamsdelen: armen - benen - hoofd - handen - voeten - enz. gedragssturing(gebod): gebiedende wijs uitdrukken van oordeel: Vinden jullie tekenen moeilijk? Dat mannetje heb je goed getekend. activiteit 2.6 Goochelen met woorden HANDLEIDING 25

2.5!"FAMILIETREKJES. # basistaak DOEL MATERIAAL ORGANISATIE VERLOOP

2.5!FAMILIETREKJES. # basistaak DOEL MATERIAAL ORGANISATIE VERLOOP 2.5!"FAMILIETREKJES # basistaak DOEL MATERIAAL ORGANISATIE VERLOOP - luisteren: begrijpen van instructies voor een zoekopdracht, in dit geval een stamboom samenstellen van een denkbeeldige familie - begrijpen

Nadere informatie

Klap, stamp en sla. Opmerking. Tijd: 1-5 min. Deelnemers: minimaal 2 Materiaal: niets Opstelling: kinderen vormen tweetallen. Verloop van het spel:

Klap, stamp en sla. Opmerking. Tijd: 1-5 min. Deelnemers: minimaal 2 Materiaal: niets Opstelling: kinderen vormen tweetallen. Verloop van het spel: Klap, stamp en sla Deelnemers: minimaal 2 Opstelling: kinderen vormen tweetallen : De tweetallen tellen om de beurt tot 3. Eerst zegt de één 1, daarna de ander 2 en tot slot nummer één weer 3. Hierna begin

Nadere informatie

Hiervoor zet ik me in! in klas

Hiervoor zet ik me in! in klas Hiervoor zet ik me in! in klas Ik ben voorzichtig met de spullen van een ander. Ik kom altijd op tijd op school. In de klas praat ik zachtjes met andere leerlingen. Ik behandel anderen zoals ik zelf behandeld

Nadere informatie

3.6 MET ÉÉN LUCIFER! basistaak DOEL MATERIAAL ORGANISATIE VERLOOP TIP TAALAANBOD

3.6 MET ÉÉN LUCIFER! basistaak DOEL MATERIAAL ORGANISATIE VERLOOP TIP TAALAANBOD 3.6 MET ÉÉN LUCIFER! basistaak DOEL MATERIAAL ORGANISATIE VERLOOP TIP TAALAANBOD - luisteren: begrijpen van instructies voor een handelings- en zoekopdracht, in dit geval een truc - begrijpen van mededelingen,

Nadere informatie

Les 1 Voorspellen Leestekst: De nieuwe computer. Introductiefase: 2. Vraag: "Kan iemand mij vertellen wat voorspellen betekent?"

Les 1 Voorspellen Leestekst: De nieuwe computer. Introductiefase: 2. Vraag: Kan iemand mij vertellen wat voorspellen betekent? Les 1 Voorspellen Leestekst: De nieuwe computer "Welkom:..." Introductiefase: 1. "We gaan vandaag proberen te voorspellen." 2. Vraag: "Kan iemand mij vertellen wat voorspellen betekent?" 3. Discussie:...

Nadere informatie

Bewegingstussendoortjes

Bewegingstussendoortjes Lesfiche verkeers- en mobiliteitseducatie BASISONDERWIJS Bewegingstussendoortjes Doelgroep: Eerste graad lager onderwijs. Bewegen en verkeer: Kinderen zijn psychomotorisch nog in volle ontwikkeling. Doorheen

Nadere informatie

- ontdekken dat stilte en rust helpen om een gepaste uitdrukking te vinden voor gevoelens.

- ontdekken dat stilte en rust helpen om een gepaste uitdrukking te vinden voor gevoelens. Tuin van Heden 1 Werken met kunst in de paasperiode Opmerking vooraf: Voor de uitwerking van deze lessen hebben we doelen gehaald uit verschillende thema s van de betreffende graad. Na elk doel verwijzen

Nadere informatie

2 Ik en autisme VOORBEELDPAGINA S

2 Ik en autisme VOORBEELDPAGINA S 2 Ik en autisme In het vorige hoofdstuk is verteld over sterke kanten die mensen met autisme vaak hebben. In dit hoofdstuk vertellen we over autisme in het algemeen. We beginnen met een stelling. In de

Nadere informatie

Les 17 Zo zeg je dat (niet)

Les 17 Zo zeg je dat (niet) Blok 3 We hebben oor voor elkaar les 17 Les 17 Zo zeg je dat (niet) Doel blok 3: Leskern: Woordenschat: Materialen: Leerlingen leren belangrijke communicatieve vaardigheden, zoals verplaatsen in het gezichtspunt

Nadere informatie

Voordoen (modelen, hardop denken)

Voordoen (modelen, hardop denken) week 11-12 maart 2012 - hardop-denktekst schrijven B Voordoen (modelen, hardop denken) Waarom voordoen? Net zoals bij lezen, leren leerlingen heel veel over schrijven als ze zien hoe een expert dit (voor)doet.

Nadere informatie

Kennismakingsspelletjes

Kennismakingsspelletjes Kennismakingsspelletjes Duur : 30 minuten Ontwikkelingsgebied : Taalontwikkeling Spelontwikkeling Sociaal-emotionele ontwikkeling Cognitieve ontwikkeling Doelgroep : 4-12 jaar Locatie : Binnenruimte Grasveld

Nadere informatie

LEERKRACHTGEDEELTE ACTIVITEIT: ZEG HET MET EEN T- SHIRT

LEERKRACHTGEDEELTE ACTIVITEIT: ZEG HET MET EEN T- SHIRT LEERKRACHTGEDEELTE ACTIVITEIT: ZEG HET MET EEN T- SHIRT Omschrijving van de activiteit De leerlingen bedrukken een T-shirt met een eigen tekst op basis van instructies. Fase Overgang fase alfabetisering

Nadere informatie

Thema 1 Activiteit 4. Een leesworm in de boekenhoek (2A) Ra ra ra, wat ben ik?

Thema 1 Activiteit 4. Een leesworm in de boekenhoek (2A) Ra ra ra, wat ben ik? : Overzicht lesverloop 25 1 De leerlingen lezen individueel een aantal eenvoudige raadsels over voorwerpen uit een boekentas om ze daarna in duo s aan elkaar voor te lezen. Ze zoeken telkens samen naar

Nadere informatie

- ontdekken dat stilte en rust helpen om een gepaste uitdrukking te vinden voor gevoelens.

- ontdekken dat stilte en rust helpen om een gepaste uitdrukking te vinden voor gevoelens. Tuin van Heden 2 Werken met kunst in de paasperiode Opmerking vooraf: Voor de uitwerking van deze lessen hebben we doelen gehaald uit verschillende thema s van de betreffende graad. Na elk doel verwijzen

Nadere informatie

basisoefeningen workshops Alphons Laudyschool, fase 1

basisoefeningen workshops Alphons Laudyschool, fase 1 basisoefeningen workshops Alphons Laudyschool, fase INTRODUCTIE OEFENINGEN stoelendans (alle leeeijden) *zet deelnemer in het midden en verwijder zijn stoel (of begin zelf) *deze deelnemer stelt een vraag

Nadere informatie

Mijn lichaam is goed! Doe-opdrachten rond lichaamsbeeld voor 5-6 BaO

Mijn lichaam is goed! Doe-opdrachten rond lichaamsbeeld voor 5-6 BaO Mijn lichaam is goed! Doe-opdrachten rond lichaamsbeeld voor 5-6 BaO Hieronder vind je een lesvoorbereiding voor twee lesuren rond lichaamsbeeld bij kinderen van 10 tot 12 jaar. Het bevat verschillende

Nadere informatie

WERKEN MET VERHALEN VAN DE HODJA

WERKEN MET VERHALEN VAN DE HODJA WERKEN MET VERHALEN VAN DE HODJA Verhalen van de Hodja: Hassan en de tijgers Introductie van het verhaal - DILIT-luisteren: o De cursisten gaan per 2 zitten (bij voorkeur 2 cursisten met dezelfde moedertaal

Nadere informatie

6.3 GEURENLOTTO. basistaak DOEL MATERIAAL ORGANISATIE VERLOOP. intro. intro

6.3 GEURENLOTTO. basistaak DOEL MATERIAAL ORGANISATIE VERLOOP. intro. intro 6.3 GEURENLOTTO basistaak MATERIAAL ORGANISATIE - luisteren: begrijpen van vragen, opmerkingen en reacties over een handelingsopdracht - instructies begrijpen over de uitvoering van een handelingsopdracht

Nadere informatie

Knabbel en Babbeltijd.

Knabbel en Babbeltijd. Knabbel en Babbeltijd. (zorg ervoor dat je deze papieren goed leest, uitprint en meeneemt naar de VBW) Het thema van deze VBW-week is Zeesterren. Het thema is de titel van de week (dus geen kreet of korte

Nadere informatie

Opzet onderwijsexperiment

Opzet onderwijsexperiment Opzet onderwijsexperiment Huub de Beer Eindhoven, 27 maart 2011 Inhoudsopgave 1 Introductie 1 2 Smal longdrink glas 3 2.1 Maak een maatbeker....................... 3 2.2 Lees de grafiek..........................

Nadere informatie

Luc Cielen BAS KUNSTLER LEEST. HET BEGIN. Dag 6

Luc Cielen BAS KUNSTLER LEEST. HET BEGIN. Dag 6 Dag 6 van de eerste taalperiode 1. Muzikale opmaat (25 minuten). Zang en blokfluit. 2. Mondelinge herhaling en ritmiek (25 minuten in de 1e klas, later 15 minuten). Spreken, klappen, stappen enz. van reeksen,

Nadere informatie

en zelfbeeld Lichamelijke ontwikkeling Lesdoelen: Werkvormen: Benodigdheden: Kinderboeken: Les 1: Wie ben ik Lesoverzicht

en zelfbeeld Lichamelijke ontwikkeling Lesdoelen: Werkvormen: Benodigdheden: Kinderboeken: Les 1: Wie ben ik Lesoverzicht I Lichamelijke ontwikkeling en zelfbeeld Les 1: Wie ben ik Lesoverzicht Lesdoelen: Kinderen worden zich meer bewust van eigen talenten en eigenschappen en ontwikkelen een positief zelfbeeld. Kinderen kunnen

Nadere informatie

Vragenkaartjes voor kinderen van 4 t/m 6 jaar

Vragenkaartjes voor kinderen van 4 t/m 6 jaar 4 t/m 6 jaar 4 t/m 6 jaar 4 t/m 6 jaar Hoe vraag je aan iemand om met je te spelen? Wat speel je graag op het schoolplein? Jij kan al goed helpen hè. Wie help jij graag? Wat doe je dan? van 4 t/m 6 jaar

Nadere informatie

Oefenen met breuken. Circuitles voor groep 6

Oefenen met breuken. Circuitles voor groep 6 Oefenen met breuken. Circuitles voor groep 6 Circuit met verschillende hoeken. Hierbij meerder intellegenties aanspreken. De kinderen wel in vele hoeken laten komen, zodat ze op verschillende manieren

Nadere informatie

Eenzaam. De les. Inhoud. Doel. Materiaal. Belangrijk. les

Eenzaam. De les. Inhoud. Doel. Materiaal. Belangrijk. les 8 Inhoud 1 Eenzaam De Soms ben je alleen en vind je dat fijn. Als alleen zijn niet prettig aanvoelt, als je niet in je eentje wilt zijn, dan voel je je eenzaam. In deze leren de leerlingen het verschil

Nadere informatie

Het houden van een spreekbeurt

Het houden van een spreekbeurt Het houden van een spreekbeurt In deze handleiding staan tips over hoe je een spreekbeurt kunt houden. Waar moet je op letten? Wat moet je wel doen? En wat moet je juist niet doen? We hopen dat je wat

Nadere informatie

Werkblad. LES 9: Ouders. www.gavoorgezond.nl GROEP 1-2. Bijlage 1. Rood actief inspannen/ sporten. Oranje middelmatig inspannen.

Werkblad. LES 9: Ouders. www.gavoorgezond.nl GROEP 1-2. Bijlage 1. Rood actief inspannen/ sporten. Oranje middelmatig inspannen. Werkblad GROEP 1-2 Bijlage 1 Rood actief inspannen/ sporten Oranje middelmatig inspannen Rust Werkblad GROEP 1-2, vervolg Bijlage 2 Dagen van de week Maandag Dinsdag Woensdag Donderdag Vrijdag Zaterdag

Nadere informatie

Algemene instructies voor de strategie: Vragen stellen. Introductiefase bij de eerste les:

Algemene instructies voor de strategie: Vragen stellen. Introductiefase bij de eerste les: Algemene instructies voor de strategie: Vragen stellen "Welkom,." Introductiefase bij de eerste les: 1. "Vandaag gaan we weer een tekst lezen. Daarbij gaan we een nieuwe strategie leren. Deze strategie

Nadere informatie

Huiswerk Spreekbeurten Werkstukken

Huiswerk Spreekbeurten Werkstukken Huiswerk Spreekbeurten Werkstukken - 2 - Weer huiswerk? Nee, deze keer geen huiswerk, maar een boekje óver huiswerk! Wij (de meesters en juffrouws) horen jullie wel eens mopperen als je huiswerk opkrijgt.

Nadere informatie

G 1 Tangram: figuren leggen

G 1 Tangram: figuren leggen G Tangram: figuren leggen * Schaar, kopieerbladen 8 en 9 Knip de zeven tangramdelen (kopieerblad 8) uit. Let erop dat de grenslijnen van ieder deel wel heel blijven. Leg met de zeven delen de dieren op

Nadere informatie

Reflectiegesprekken met kinderen

Reflectiegesprekken met kinderen Reflectiegesprekken met kinderen Hierbij een samenvatting van allerlei soorten vragen die je kunt stellen bij het voeren van (reflectie)gesprekken met kinderen. 1. Van gesloten vragen naar open vragen

Nadere informatie

Uitleg bij de spellingskaartjes.

Uitleg bij de spellingskaartjes. Uitleg bij de spellingskaartjes. 1. De BLAUWE kaartjes zijn bedoeld om alleen te oefen met de spellingskaartjes 2. Met de Paarse kaartjes mag je met zijn tweeën oefenen met de spellingskaartjes 3. De Groene

Nadere informatie

Getallen. 1 Doel: getallen plaatsen op de getallenlijn. 2 Doel: getallen invullen op het 60-veld. 3 Doel: 5-structuur aangeven.

Getallen. 1 Doel: getallen plaatsen op de getallenlijn. 2 Doel: getallen invullen op het 60-veld. 3 Doel: 5-structuur aangeven. 1 Getallen Basisstof getallenstructuur t/m 60 Lesdoelen De kinderen: kunnen tellen/doortellen t/m 60; kunnen de getallen in het 60-veld schrijven; kunnen werken met de begrippen 2 en meer en 2 en minder

Nadere informatie

Meten van mediawijsheid. Bijlage 6. Interview. terug naar meten van mediawijsheid

Meten van mediawijsheid. Bijlage 6. Interview. terug naar meten van mediawijsheid Meten van mediawijsheid Bijlage 6 Interview terug naar meten van mediawijsheid Bijlage 6: Het interview Individueel interview Uitleg interview Ik zal je uitleggen wat de bedoeling is vandaag. Ik ben heel

Nadere informatie

BLOK 1 thema 1 Kennismaking

BLOK 1 thema 1 Kennismaking BLOK 1 Leerinhoud Les 1 aanbrg van de woordschat Les 2 inoef van de woordschat in zinn Les 3 inoef veranker van de woordschat in zinn Woord zinn LES 1 LES 2 LES 3 Niveau 1 Niveau 2 hallo, dag Ik b Jij

Nadere informatie

DOCENT. Thema: natuur BOMEN BIJ MIJN SCHOOL. groep 3 en 4. Stadshagen

DOCENT. Thema: natuur BOMEN BIJ MIJN SCHOOL. groep 3 en 4. Stadshagen In groep 1 en 2 hebben de leerlingen binnen dit thema geleerd dat er in de natuur verschillende kleuren, vormen en texturen te vinden zijn. De leerlingen in groep 3 en 4 richten zich in dit thema op bomen.

Nadere informatie

K 1 Symmetrische figuren

K 1 Symmetrische figuren K Symmetrische figuren * Spiegel Plaats de spiegel zó, dat je twee gelijke figuren ziet. Plaats de spiegel nu zó op het plaatje, dat je dezelfde figuur precies éénmaal ziet. Lukt dat bij alle plaatjes?

Nadere informatie

OPA EN OMA DE OMA VAN OMA

OPA EN OMA DE OMA VAN OMA Hotel Hallo - Thema 4 Hallo opdrachten OPA EN OMA 1. Knip de strip. Strip Knip de strip los langs de stippellijntjes. Leg de stukken omgekeerd en door elkaar heen op tafel. Draai de stukken weer om en

Nadere informatie

De Drakendokter: Gideon

De Drakendokter: Gideon De Drakendokter: Gideon Om hulp vragen Vervolgverhalen Groep 5 en 6 (SO en SBO) Overzicht De opdrachten zijn het leukst om te doen, als het hele boek in de klas is voorgelezen. Dit kan door elke dag in

Nadere informatie

Lesbrief Kikker viert de lente. Kikkertiendaagse: 21 t/m 30 maart Thema: Kikker viert de lente Leeftijd: voor kinderen van 3 tot en met 6 jaar

Lesbrief Kikker viert de lente. Kikkertiendaagse: 21 t/m 30 maart Thema: Kikker viert de lente Leeftijd: voor kinderen van 3 tot en met 6 jaar Lesbrief Kikker viert de lente Kikkertiendaagse: 21 t/m 30 maart 2018 Thema: Kikker viert de lente Leeftijd: voor kinderen van 3 tot en met 6 jaar Van 21 t/m 30 maart kleurt heel Nederland groen met het

Nadere informatie

Kern 3: doos-poes-koek-ijs

Kern 3: doos-poes-koek-ijs Kern 3: doos-poes-koek-ijs In deze kern leert uw kind: Letters: d - oe - k - ij z Woorden: doos, poes, koek, ijs, zeep Herhaling van de letters van kern 1 en 2 Deze nieuwe woorden en letters worden aangeboden

Nadere informatie

Les 1: Kennismaking met fysieke beperkingen

Les 1: Kennismaking met fysieke beperkingen Lessenreeks Kinderen met een fysieke handicap 1 Les 1: Kennismaking met fysieke beperkingen Lesdoelstellingen: Doelstelling 1: De leerlingen kunnen verwoorden wat ze met hun lichaamsdelen kunnen. Doelstelling

Nadere informatie

Uitgeverij Schoolsupport www.schoolsupport.nl

Uitgeverij Schoolsupport www.schoolsupport.nl Sorteren kun je leren Leerinhoud: rubriceren, klanken onderscheiden. Materiaal: allerlei voorwerpen en bordjes. Locatie: klaslokaal (eventueel speelplaats). Groepsindeling: individueel. Tijdsduur: 10 minuten.

Nadere informatie

beeldeiland keith haring juf Eline W a t h e b j e n o d i g? W a t g a j e d o e n? Een leeg blad Een potlood Een schaar

beeldeiland keith haring juf Eline W a t h e b j e n o d i g? W a t g a j e d o e n? Een leeg blad Een potlood Een schaar 1 beeldeiland keith haring Een leeg blad Een potlood Een schaar Een zwarte stift Kleurtjes of stiften Een gom 2 beeldeiland origami vouwblaadjes handleiding 2 Origami is een Japanse kunstvorm. Het woord

Nadere informatie

Checklist Sollicitatiebrief schrijven 2F - handleiding

Checklist Sollicitatiebrief schrijven 2F - handleiding Checklist Sollicitatiebrief schrijven 2F - handleiding Inleiding De checklist Sollicitatiebrief schrijven 2F is ontwikkeld voor leerlingen die moeten leren schrijven op 2F. In deze handleiding wordt toegelicht

Nadere informatie

Nederlands in Uitvoering

Nederlands in Uitvoering Nederlands in Uitvoering Leerjaar 1 Sport & spel Een mondelinge instructie begrijpen Algemene modulegegevens Leerjaar: 1 Taaltaak: Een mondelinge instructie begrijpen Thema: Sport & spel Leerstijlvariant:

Nadere informatie

Kinderrechten. Doelstellingen. Materiaal

Kinderrechten. Doelstellingen. Materiaal Dag van de Rechten van het Kind Kinderrechten Doelstellingen De kinderen leiden uit concrete ervaringen af wat een kinderrecht is. De kinderen zien in hoe belangrijk het is dat kinderrechten gerespecteerd

Nadere informatie

TAALKIT 1 VERDERE OPVANG IN DE ONTHAALKLAS SECUNDAIR ONDERWIJS HANDLEIDING

TAALKIT 1 VERDERE OPVANG IN DE ONTHAALKLAS SECUNDAIR ONDERWIJS HANDLEIDING TAALKIT 1 VERDERE OPVANG IN DE ONTHAALKLAS SECUNDAIR ONDERWIJS HANDLEIDING Inhoud Handleiding - Kopieerbladen handleiding kopieerbladen Blok 1 : Kringactiviteiten 1.1 Blindeman......................................

Nadere informatie

Spreekopdrachten thema 4 Gezondheid

Spreekopdrachten thema 4 Gezondheid Spreekopdrachten thema 4 Gezondheid Opdracht 1 bij 4.1 * Doe de opdracht in groepjes. Uitleg voor de docent: Verdeel de klas in groepjes van vier à vijf cursisten. Op deze pagina staan kaartjes met lichaamsdelen

Nadere informatie

Hoe maak ik... Naam: Groep:

Hoe maak ik... Naam: Groep: Hoe maak ik... Naam: Groep: Inleiding Een spreekbeurt houden is niet niets! Je moet daar heel wat voor kunnen. Wat dacht je van: Goed kunnen lezen Goed kunnen begrijpen wat je leest Goed dingen kunnen

Nadere informatie

De kinderen zitten in een hoefijzeropstelling, omdat er iets gaan gebeuren vooraan in de klas. Iedereen moet dat goed kunnen zien.

De kinderen zitten in een hoefijzeropstelling, omdat er iets gaan gebeuren vooraan in de klas. Iedereen moet dat goed kunnen zien. Foto s uitbeelden 1 Doel: de leerlingen kunnen een eenvoudige handeling uitbeelden in houding en mimiek Benodigdheden: een fototoestel De kinderen zitten in een hoefijzeropstelling, omdat er iets gaan

Nadere informatie

HANDIG ALS EEN HOND DREIGT

HANDIG ALS EEN HOND DREIGT l a n d e l i j k i n f o r m a t i e c e n t r u m g e z e l s c h a p s d i e r e n HANDIG ALS EEN HOND DREIGT OVER HOUDEN VAN HUISDIEREN HIER LEES JE HANDIGE INFORMATIE OVER HONDEN DIE DREIGEN. JE KUNT

Nadere informatie

Vrienden kun je leren

Vrienden kun je leren Vrienden kun je leren Hallo! Wij zijn Reinder en Berber, en wij hebben de afgelopen maanden hard gewerkt om dit boekje te maken, speciaal voor jongeren met het syndroom van Asperger. Hieronder vind je

Nadere informatie

Les 1 Vragen stellen Leestekst: De tandarts

Les 1 Vragen stellen Leestekst: De tandarts Les 1 Vragen stellen Leestekst: De tandarts "Welkom:... " Introductiefase: 1. "Vandaag gaan we weer een tekst lezen. Daarbij gaan we een nieuwe strategie leren. Deze strategie heet vragen stellen. We gaan

Nadere informatie

Nationaal Gevangenismuseum Gevangen in beeld

Nationaal Gevangenismuseum Gevangen in beeld Nationaal Gevangenismuseum Gevangen in beeld Groep 8 Les 1. Boeven in beeld Les 1. Boeven in beeld Nationaal Gevangenismuseum Groep 8 120 minuten Samenvatting van de les De les begint met een klassikaal

Nadere informatie

het grote kerstdobbelspel

het grote kerstdobbelspel het grote kerstdobbelspel leuk dat je dit leest Het grote kerstdobbelspel Een avondvullend programma vol actie, spanning en vooral plezier Dit spel is tot stand gekomen in samenwerking met dobbelspel.nl

Nadere informatie

LEERKRACHTGEDEELTE: LETTERS MET JE LIJF

LEERKRACHTGEDEELTE: LETTERS MET JE LIJF LEERKRACHTGEDEELTE: LETTERS MET JE LIJF Omschrijving van de activiteit De leerlingen geven elkaar mondelinge instructies om met hun lichaam letters en korte woordjes te vormen; andere leerlingen moeten

Nadere informatie

Voordoen (modelen, hardop denken)

Voordoen (modelen, hardop denken) Voordoen (modelen, hardop denken) Waarom voordoen? Net zoals bij lezen, leren leerlingen heel veel over schrijven als ze zien hoe een expert dit (voor)doet. Het voordoen (modelen) van het schrijven van

Nadere informatie

Lesvoorbereiding Studie en loopbaan Keuze- en Loopbaanvaardigheden 3-4 vmbo

Lesvoorbereiding Studie en loopbaan Keuze- en Loopbaanvaardigheden 3-4 vmbo Lesvoorbereiding Studie en loopbaan Keuze- en Loopbaanvaardigheden 3-4 vmbo Bespreek met vakdocenten mogelijkheden om leerlingen in de vaklessen feedback over zichzelf te laten vergaren. Deel Vaardigheid:

Nadere informatie

Workshop Handleiding. Verhalen schrijven. wat is jouw talent?

Workshop Handleiding. Verhalen schrijven. wat is jouw talent? Workshop Handleiding Verhalen schrijven wat is jouw talent? Inhoudsopgave Hoe gebruik je deze workshop? Hoe kun je deze workshop inzetten in je klas? Les 1: Even voorstellen stelt zich kort voor en vertelt

Nadere informatie

Handleiding les 1: Een verhaal schrijven over jouw dag in 2034 voor een toekomsttentoonstelling

Handleiding les 1: Een verhaal schrijven over jouw dag in 2034 voor een toekomsttentoonstelling Handleiding les 1: Een verhaal schrijven over jouw dag in 2034 voor een toekomsttentoonstelling Deze schrijfles sluit aan bij het Nieuwsbegriponderwerp van deze week: Vuurwerk bij Oud en Nieuw. De schrijftaak

Nadere informatie

WOORDEN VERANDEREN. grap. glas. kras. grijs NIEUWE WOORDEN MAKEN. sterk - kers. ster. Kies een woord uit het woordpakket. gras -

WOORDEN VERANDEREN. grap. glas. kras. grijs NIEUWE WOORDEN MAKEN. sterk - kers. ster. Kies een woord uit het woordpakket. gras - WOORDEN VERANDEREN Kies een woord uit het woordpakket. gras - grap Schrijf dit woord in je schrift. glas kras Maak een nieuw woord door één letter grijs te veranderen. Zoek zoveel mogelijk nieuwe woorden.

Nadere informatie

Les 13a Zoek de verschillen

Les 13a Zoek de verschillen ZORGONDERWIJS / MG / BLOK 4 WE ZIJN ALLEMAAL ANDERS LES 13A Les 13a Zoek de verschillen Voorbeeldles SO/Zorgonderwijs/MG/Blok 4 We zijn allemaal anders Les 13 a+b: Zoek de verschillen Doel blok 4: Leerlingen

Nadere informatie

Hotel Hallo - Thema 1 Hallo

Hotel Hallo - Thema 1 Hallo Hotel Hallo - Thema 1 Hallo opdrachten VISITE 1. Knip de strip. Strip Knip de strip los langs de stippellijntjes. Leg de stukken omgekeerd en door elkaar heen op tafel. Draai de stukken weer om en leg

Nadere informatie

Tuin van Heden 3 en 4 Werken met kunst in de paasperiode. Kernles 1: Kunstenaar, wat vertel je mij?

Tuin van Heden 3 en 4 Werken met kunst in de paasperiode. Kernles 1: Kunstenaar, wat vertel je mij? Tuin van Heden 3 en 4 Werken met kunst in de paasperiode Opmerking vooraf: Voor de uitwerking van deze lessen hebben we doelen gehaald uit verschillende thema s van de betreffende graad. Na elk doel verwijzen

Nadere informatie

Tijdens de video- hometraining worden verschillende begrippen gebruikt. In de bijlage geven we een korte omschrijving van deze begrippen.

Tijdens de video- hometraining worden verschillende begrippen gebruikt. In de bijlage geven we een korte omschrijving van deze begrippen. Bijlage 11 Voorbeeld informatie VHT: Bouwstenen voor geslaagd contact Informatie Video - hometraining Belangrijke begrippen initiatieven herkennen volgen ontvangstbevestiging beurt verdelen leidinggeven

Nadere informatie

Een overtuigende tekst schrijven

Een overtuigende tekst schrijven Een overtuigende tekst schrijven Taalhandeling: Betogen Betogen ervaarles Schrijftaak: Je mening geven over een andere manier van herdenken op school instructieles oefenlesles Lesdoel: Leerlingen kennen

Nadere informatie

Checklist Gesprek voeren 2F - handleiding

Checklist Gesprek voeren 2F - handleiding Checklist Gesprek voeren 2F - handleiding Inleiding De checklist Gesprek voeren 2F is ontwikkeld voor leerlingen die een gesprek moeten kunnen voeren op 2F. In deze handleiding wordt toegelicht hoe de

Nadere informatie

optellen 1 Doel: plaats bepalen op de getallenlijn 2 Doel: optellen met de rekentekens + en 3 Doel: optellen van concreet naar abstract Herhalen

optellen 1 Doel: plaats bepalen op de getallenlijn 2 Doel: optellen met de rekentekens + en 3 Doel: optellen van concreet naar abstract Herhalen 1 Basisstof t/m 10 Lesdoelen De kinderen: kunnen hoeveelheden t/m ; kunnen een optelsom met voorwerpen t/m in de abstracte vorm noteren; kunnen werken met de rekentekens en. Materialen Klassikaal: Per

Nadere informatie

Lesbrief. Vliegende Koe

Lesbrief. Vliegende Koe Lesbrief Vliegende Koe De Stilte danst Vliegende Koe U gaat met de kinderen naar een voorstelling kijken van dansgezelschap De Stilte. Ter introductie van het gezelschap kunt u het volgende filmpje bekijken.

Nadere informatie

Acht leesadviezen voor thuis

Acht leesadviezen voor thuis Acht leesadviezen voor thuis Advies1 Advies 2 Advies 3 Advies 4 Advies 5 Advies 6 Advies 7 Advies 8 Overleg met uw kind over de tijdstippen waarop er het best kan worden ge. Als uw kind daarin inbreng

Nadere informatie

Waarom ga je schrijven: om iets leuks te leren voor thuis

Waarom ga je schrijven: om iets leuks te leren voor thuis Handleiding Les 1 Deze schrijfles is dit jaar de eerste waarin leerlingen oefenen in het genre instrueren. Het is een ervaarles, waarin ze vooral ervaren wat iets een goede instructietekst maakt. Na deze

Nadere informatie

LESSUGGESTIES BIJ DE BOEKENKIST COMING OF AGE - praktijkonderwijs

LESSUGGESTIES BIJ DE BOEKENKIST COMING OF AGE - praktijkonderwijs LESSUGGESTIES BIJ DE BOEKENKIST COMING OF AGE - praktijkonderwijs Inhoud Handleiding docent... 2 Meet & Greet de boeken!... 4 TOP 3... 5 Opdrachtblad vragenspel... 6 Kopieerblad vragenkaartjes spel...

Nadere informatie

Hotel Hallo - Thema 2 Hallo TELEVISIE KIJKEN

Hotel Hallo - Thema 2 Hallo TELEVISIE KIJKEN Hotel Hallo - Thema 2 Hallo opdrachten TELEVISIE KIJKEN 1. Knip de strip. Strip Knip de strip los langs de stippellijntjes. Leg de stukken omgekeerd en door elkaar heen op tafel. Draai de stukken weer

Nadere informatie

maken de kinderen een elfje, een gedicht met 11 woorden, rondom dit thema.

maken de kinderen een elfje, een gedicht met 11 woorden, rondom dit thema. 17. Een elfje Tijdens deze activiteit: maken de kinderen een elfje, een gedicht met 11 woorden, rondom dit thema. Inrichting speelleeromgeving U kunt de activiteit starten aan een tafel waar de kinderen

Nadere informatie

Deze folder legt uit hoe je SNAP kan gebruiken voor een blijvende verandering.

Deze folder legt uit hoe je SNAP kan gebruiken voor een blijvende verandering. Bij SNAP leren we ouders en kinderen vaardigheden om problemen op te lossen en meer zelfcontrole te ontwikkelen. Deze folder legt uit hoe je SNAP kan gebruiken voor een blijvende verandering. SNAP (STOP

Nadere informatie

Discussiëren Kun Je Leren:

Discussiëren Kun Je Leren: Chantal Deken Discussiëren Kun Je Leren: discussielessen voor groep 3 t/m 8; sluit aan bij referentieniveaus Mondelinge taal; versterkt 21 e -eeuwvaardigheden als communiceren en samenwerken; compleet

Nadere informatie

TAFELTASJE. Tafeltasje is een rugzak met daarin allemaal leuke spelletjes om de maal- en deeltafels in te oefenen. juf Tessa

TAFELTASJE. Tafeltasje is een rugzak met daarin allemaal leuke spelletjes om de maal- en deeltafels in te oefenen. juf Tessa TAFELTASJE Tafeltasje is een rugzak met daarin allemaal leuke spelletjes om de maal- en deeltafels in te oefenen. juf Tessa 0 INHOUD MAALTAFELBOEKJE... 2 SNELLE JELLE... 12 VIER OP EEN RIJ... 14 KRUISWOORDPUZZEL...

Nadere informatie

VOORBEELDMATERIAAL HOEKENBOX LEERJAAR 4 TAAL

VOORBEELDMATERIAAL HOEKENBOX LEERJAAR 4 TAAL VOORBEELDMATERIAAL HOEKENBOX LEERJAAR 4 TAAL P. 02-03 Luisteroefeningen ZOEK DE VERSCHILLEN De leerlingen zoeken op twee prenten de verschillen, zonder elkaars prent te zien P. 04-05 Leesoefeningen JIJ

Nadere informatie

Tuin van Heden 5 en 6 Werken met kunst in de paasperiode. Kernles 1: Kunstenaar, wat vertel je mij?

Tuin van Heden 5 en 6 Werken met kunst in de paasperiode. Kernles 1: Kunstenaar, wat vertel je mij? Tuin van Heden 5 en 6 Werken met kunst in de paasperiode Opmerking vooraf: Voor de uitwerking van deze lessen hebben we doelen gehaald uit verschillende thema s van de betreffende graad. Na elk doel verwijzen

Nadere informatie

LEERKRACHTGEDEELTE ACTIVITEIT HOE-FILE: HOE MAAK IK HET UIT? VAN LIEF NAAR EX.

LEERKRACHTGEDEELTE ACTIVITEIT HOE-FILE: HOE MAAK IK HET UIT? VAN LIEF NAAR EX. LEERKRACHTGEDEELTE ACTIVITEIT HOE-FILE: HOE MAAK IK HET UIT? VAN LIEF NAAR EX. Omschrijving van de activiteit De leerlingen lezen tips over correct handelen als je het uitmaakt met je lief. Ze bespreken

Nadere informatie

Wat ga je doen? Wat zet je klaar? Wie doet er mee en waar? Hoe zit het in elkaar?

Wat ga je doen? Wat zet je klaar? Wie doet er mee en waar? Hoe zit het in elkaar? 2 vogel Piet Wat ga je doen? Wat zet je klaar? Wie doet er mee en waar? De peuters luisteren en spelen met het prentenboek Vogel Piet. Het verhaal gaat over vogel Piet, een vogeltje zonder veren. het prentenboek

Nadere informatie

2 > Kerndoelen 11. 4 > Aan de slag 15. 5 > Introductie van de manier van werken 22. 6 > Mogelijke werkvormen en de plaats op het rooster 27

2 > Kerndoelen 11. 4 > Aan de slag 15. 5 > Introductie van de manier van werken 22. 6 > Mogelijke werkvormen en de plaats op het rooster 27 Inhoud 1 > Uitgangspunten 9 2 > Kerndoelen 11 3 > Materialen 12 4 > Aan de slag 15 5 > Introductie van de manier van werken 22 6 > Mogelijke werkvormen en de plaats op het rooster 27 7 > Waarom samenwerkend

Nadere informatie

Inleiding 8 DEEL Les 1 - ik ben, jij bent 14 A1 - Ik kan het werkwoord zijn goed gebruiken. Ik kan vertellen wie ik ben en waar ik ben.

Inleiding 8 DEEL Les 1 - ik ben, jij bent 14 A1 - Ik kan het werkwoord zijn goed gebruiken. Ik kan vertellen wie ik ben en waar ik ben. INHOUD Inleiding 8 DEEL 1 13 Les 1 - ik ben, jij bent 14 A1 - Ik kan het werkwoord zijn goed gebruiken. Ik kan vertellen wie ik ben en waar ik ben. Les 2 - Wie is het? 19 A1 - Ik kan de persoonsnamen gebruiken.

Nadere informatie

Vormen van een raket Raketten

Vormen van een raket Raketten Vormen van een raket Raketten Vgroep 1-2 17 tijdsduur 65 minuten kerndoelen 1, 23, 32, 44, 45 en 54 lesdoelen De leerling: herkent een aantal wiskundige vormen: een cirkel, een driehoek, een rechthoek

Nadere informatie

Breuken(taal), meetkunde, voortzetting eerlijk verdelen

Breuken(taal), meetkunde, voortzetting eerlijk verdelen Titel Eerlijk verdelen 2 Groep / niveau Groep 5/6 Leerstofaspecten Benodigdheden Organisatie Bedoeling Voorwaardelijke vaardigheden Lesactiviteit Breuken(taal), meetkunde, voortzetting eerlijk verdelen

Nadere informatie

LEESTIP. Speel- & Leerbrief MEI 2015 1. Marja Baeten. Pedagogisch kader kindercentra 0-4 jaar ZE KOMEN VOOR DE VRIENDJES! MEI 2015.

LEESTIP. Speel- & Leerbrief MEI 2015 1. Marja Baeten. Pedagogisch kader kindercentra 0-4 jaar ZE KOMEN VOOR DE VRIENDJES! MEI 2015. Pedagogisch werken met plezier s Speel- & Leerbrief MEI 2015 ZE KOMEN VOOR DE VRIENDJES! Als je aan kinderen in de kinderopvang vraagt wat ze er leuk vinden, klinkt het steevast: de andere kinderen. De

Nadere informatie

leerlingbrochure nld Door: Jolanthe Jansen

leerlingbrochure nld Door: Jolanthe Jansen leerlingbrochure nld Door: Jolanthe Jansen Dit is een brochure, gemaakt voor leerlingen met NLD. Naast deze brochure is er ook: - een brochure met informatie voor ouders van kinderen met NLD en - een brochure

Nadere informatie

Brugklastraining 2015 Groep 8

Brugklastraining 2015 Groep 8 Brugklastraining 2015 Groep 8 Marieke van der Ven (Kinder-jeugd Psycholoog - Propersona) Mehrnaz Rezai (Ortho-pedagoog Propersona) Renske van der Zande (Dramatherapeut IO BovensteOnder, Tandem) Deelnemers:

Nadere informatie

HANDIG SPELEN MET EEN HOND

HANDIG SPELEN MET EEN HOND l a n d e l i j k i n f o r m a t i e c e n t r u m g e z e l s c h a p s d i e r e n HANDIG SPELEN MET EEN HOND OVER HOUDEN VAN HUISDIEREN HIER LEES JE HANDIGE INFORMATIE OVER SPELEN MET EEN HOND. JE

Nadere informatie

Werkstukken maken op PCBO-Het Mozaiek Groep 6

Werkstukken maken op PCBO-Het Mozaiek Groep 6 We gaan een werkstuk maken en je mag het helemaal zelf doen. Het is helemaal jouw eigen werkstuk. Maar om je even goed op weg te helpen hebben we hieronder alle stapjes even op een rij gezet. Wat moet

Nadere informatie

Lesideeën groep 1 en 2

Lesideeën groep 1 en 2 2 Doelstellingen Na het project kunnen de kinderen vertellen hoe een tandarts en een tandheelkundige praktijk eruitzien. Ook kunnen de kinderen vertellen hoe, wanneer en hoe vaak ze tandenpoetsen. Werkwijze

Nadere informatie

Document vertellen en presenteren voor de groepen 1, 2, 3 en 4. Doelen van vertellen en presenteren in groep 1 en 2:

Document vertellen en presenteren voor de groepen 1, 2, 3 en 4. Doelen van vertellen en presenteren in groep 1 en 2: Document vertellen en presenteren voor de groepen 1, 2, 3 en 4 Doelen van vertellen en presenteren in groep 1 en 2: Leerlingen raken vertrouwd met het presenteren voor een groep Leerlingen raken vertrouwd

Nadere informatie

Lesideeën bij het boek:

Lesideeën bij het boek: Lesideeën bij het boek: De lesideeën zijn bedoeld voor zes- tot tienjarigen (middenbouw) Het doel is het op gang brengen van de bewustwording dat ieder mens uniek is en daardoor anders dan zijn familie

Nadere informatie

LES 2 THEMA S UIT DE FILM GODS LAM EN PANTOMIME

LES 2 THEMA S UIT DE FILM GODS LAM EN PANTOMIME LES 2 THEMA S UIT DE FILM GODS LAM EN PANTOMIME Algemene opzet van de les Doelen: - Kinderen kunnen gedachten, gevoelens en houdingen bij thema s uit de film Gods Lam uitdrukken in dramavorm. - Kinderen

Nadere informatie

Schrijfvaardigheid. Voorbereidende fase

Schrijfvaardigheid. Voorbereidende fase Schrijfvaardigheid Voorbereidende fase Foto links, foto rechts (*) Voor niet-gealfabetiseerde leerlingen is het geen evidentie om van links naar rechts te schrijven. Deze opdracht maakt hen vertrouwd met

Nadere informatie

Workshop C Waarom is stemmen belangrijk en hoe maak ik mijn keuze?

Workshop C Waarom is stemmen belangrijk en hoe maak ik mijn keuze? Workshop C Waarom is stemmen belangrijk en hoe maak ik mijn keuze? Workshop C Waarom is stemmen belangrijk en hoe maak ik mijn keuze? Korte omschrijving workshop In deze workshop ontdekken de deelnemers

Nadere informatie

De Stilte danst Alice

De Stilte danst Alice Lesbrief Alice Als in het boek begint de voorstelling met het boottochtje op de Theems van Lewis Carroll met de drie zusjes Liddell. Wat er daarna gebeurt? De schrijver verandert in een konijn en de achtervolging

Nadere informatie

SOCIALE VAARDIGHEDEN MET AFLATOUN

SOCIALE VAARDIGHEDEN MET AFLATOUN SOCIALE VAARDIGHEDEN MET AFLATOUN Dit thema is opgesplitst in drie delen; gevoelens, ruilen en familie. De kinderen gaan eerst aan de slag met gevoelens. Ze leren omgaan met de gevoelens van anderen. Daarna

Nadere informatie