Inleiding 3. Hoofdstuk 1: Hoe word je een ridder 4. Hoofdstuk 2: Wapenuitrusting 4. Hoofdstuk 3: Riddertoernooien 5. Hoofdstuk 4: Veldslagen 5

Maat: px
Weergave met pagina beginnen:

Download "Inleiding 3. Hoofdstuk 1: Hoe word je een ridder 4. Hoofdstuk 2: Wapenuitrusting 4. Hoofdstuk 3: Riddertoernooien 5. Hoofdstuk 4: Veldslagen 5"

Transcriptie

1 Voorwoord In dit werkstuk ga ik het hebben over ridders. Omdat ik het ook over andere dingen wou hebben dan alleen over ridders heb ik mijn werkstuk De riddertijd genoemd. Ik wil graag meer weten over de kruistochten. Omdat in de middeleeuwen/riddertijd veel mensen in heksen geloofden leek het me leuk om daar een hoofdstuk over te schrijven. Ik wil er ook een hoofdstuk over maken omdat ik er meer van wil weten. In de middeleeuwen gingen veel mensen dood aan de pest. Ik weet ongeveer wel wat de pest was maar ik wil er toch wel wat meer over weten dan ik nu weet. Ik wil ook wat meer weten over het leven op het kasteel. Ik wist dat je een ridder kon worden maar hoe ging dat eigenlijk. Daar ga ik ook informatie over proberen te zoeken. Er werden vroeger natuurlijk ook veldslagen gehouden maar gingen ze zomaar vechten of hadden ze echte plannen. Ik weet dat de mensen in de middeleeuwen heel ongezond aten en dat ze daarom niet zo oud werden maar wat aten ze dan in op het kasteel. Ridders dragen natuurlijk harnassen, maar waar kon je die kopen dan. Ridders droegen wapentekens op elkaar te kunnen herkennen. Maar koos je gewoon een tekentje uit. Daar wil ik ook nog wel informatie over vinden. En kon iedereen zomaar een ridder worden. Het antwoord op deze vragen hoop ik te vinden. Ik verwacht zelf dat ik meer internet ga gebruiken dan boeken, want ik vind dat vaak in boeken moeilijkere teksten staan en internet is natuurlijk ook wat sneller om informatie op te zoeken dan in boeken. Dus ik denk dat ik net zoals vorig jaar niet zoveel boeken ga gebruiken maar veel internet. 1

2 Inhoudsopgave Bladzijde Inleiding 3 Hoofdstuk 1: Hoe word je een ridder 4 Hoofdstuk 2: Wapenuitrusting 4 Hoofdstuk 3: Riddertoernooien 5 Hoofdstuk 4: Veldslagen 5 Hoofdstuk 5: Eten op het kasteel 6 Hoofdstuk 6: Trouw aan vorst en God 6 Hoofdstuk 7: Wapentekens 7 Hoofdstuk 8: Heksen 7 Hoofdstuk 9: Het dagelijkse leven 8 Hoofdstuk 10: Hygiëne 8 Hoofdstuk 11: De pest 9 Hoofdstuk 12: Kruistochten 9 Hoofdstuk 13: Kastelen 10 Nawoord 11 Literatuurlijst 12 2

3 Inleiding In mijn eerste hoofdstuk ga ik het hebben over de wapenuitrusting. Ik ga het hebben over belangrijke steden voor de handel in harnassen. In dat hoofdstuk ga ik het ook hebben over vechtformaties. In het hoofdstuk daarna ga ik het hebben over hoe je een ridder kon worden. En kon zomaar iedereen ridder worden of niet. Vervolgens ga ik het hebben over riddertoernooien. Ik ga het hebben over versiering van de ridder en de versiering van de plek waar het toernooi werd gehouden. Daarna ga ik het hebben over veldslagen. Ik ga vertellen over hoe het er vaak aan toe ging. In het hoofdstuk daarna ga ik het hebben over het eten op het kasteel. Ik ga vertellen wat ze meestal aten en wat ze met het eten deden als de winter eraan kwam. Vervolgens ga ik het hebben over trouw aan de vorst en god. In dat hoofdstuk gaat het over het geloof van Europeaanse ridders en een ridder belofte. Daarna ga ik het hebben over Wapentekens. In dat hoofdstuk wordt uitgelegd wat een wapenteken is en waarom wapentekens zijn bedacht. In het hoofdstuk daarna ga ik het hebben over heksen. In dat hoofdstuk wordt uitgelegd hoe heksen een slechte naam kregen. Vervolgens ga ik het hebben over het dagelijkse leven. Onder dat hoofdstuk vallen twee onderwerpen die zijn aangegeven met een verdikte zin. In dat hoofdstuk heb ik het over het dagelijkse leven op het kasteel en het dagelijkse leven in de stad. Daarna heb ik het over Hygiëne. Omdat het in de riddertijd niet echt hygiënisch was. Daarna heb ik het over de pest. Ik leg uit waardoor de pest vooral door is verspreid. Daarna ga ik het hebben over de kruistochten. Ik ga uitleggen wat een kruistocht was en waar een kruistocht heen ging. In mijn laatste hoofdstuk ga ik het hebben over kastelen. Ik ga het hebben over de eerste kastelen en ik ga in dat hoofdstuk ook hebben over een kasteel bouwen. 3

4 Hoofdstuk 1 Hoe word je een ridder Om een ridder te worden moest je een man zijn, want vrouwen konden toen geen ridder zijn en je moest meestal uit een adellijke familie komen maar dat was niet verplicht. Niet eens, omdat je vader/moeder dan belangrijk was maar, omdat ridder worden erg duur was en in de middeleeuwen hadden niet veel mensen echt veel geld. Denk namelijk maar eens aan de opleiding die je moest betalen om ridder te worden. En aan de spullen die je allemaal nodig hebt. Die moest je ook betalen. Daarom waren ridders vaak afkomstig uit een adellijke familie. Maar je kom ook ridder worden zonder veel geld te hebben maar met veel land. Want als je, je land verkocht of verhuurde krijg je daar natuurlijk ook veel geld voor. Om ridder te worden kon je het best zo vroeg mogelijk met de opleiding beginnen, want dan lukt het makkelijker net zoals met voetbal. Als je ongeveer zeven jaar was werd je naar een ander kasteel gestuurd( natuurlijk niet naar de vijand) waar je een soort hulpje was. Op het kasteel leerde manieren en tafels leren schoonmaken. Op de binnenplaats ( dat is het pleintje voor het kasteel.) leerde een soldaat de jongens vechten met stukken hout of botte wapens, want met scherpe wapens werd het een gevaarlijke boel. Daarnaast worstelde ze ook en ze zwommen om in een vorm te blijven. Het eerste paard van een ridder was een houten paard op wieltjes, dat vooruit werd getrokken door de andere kinderen. Met een bezem in plaats van een lans leerde ze om te vechten met een lans. Je moest ook het eten maken en de paarden verzorgen. Dan was je een page. Als je veertien jaar was, werd je schildknaap. Als schildknaap moest je een ridder helpen voorbereiden op een gevecht en aan zijn zijde mee vechten en moest je zijn schild dragen. Na vier jaar schildknaap zijn geweest werd je ridder. Dit gebeurde op een speciale manier. Vooraf werd een nachtwake gehouden. De volgende dag, werd je tot ridder geslagen. Dit noemen ze ook wel de ridderslag. Als ridder kon je een zwaard en gouden sporen dragen. Zo kon iedereen zien dat je een ridder was. Hoofdstuk 2 Wapenuitrusting De eerste ridders die bestonden vochten in maliënkolders. dat was een soort pak gemaakt van kleine ijzeren ringetjes. Het materiaal was erg buigzaam en bedekte je lijf goed. maar het pak gaf geen bescherming genoeg,want pijlen of andere wapens konden er zo door heen. Vanaf het beging van de 13 e eeuw (1200 tot 1300) gingen ridders zichzelf bedekken met platen van staal. In de eeuw/en daarna gingen steeds meer ridders zichzelf bedekken met platen van staal. Als ridder wilde je natuurlijk niet snel gewond raken in een veldslag, dus was het belangrijk dat je een goed harnas had. Goede harnassen waren heel duur. In heel Europa werden wapenuitrustingen gemaakt, maar de beste wapenuitrustingen werden gemaakt in Italiaanse steden zoals Milaan of in Brescia of 4

5 uit steden uit Zuid - Duitsland zoals Augsburg en Neurenberg. daar was het makkelijk om te komen aan houtskool en ijzererts. Hoe werd een harnas eigenlijk gemaakt? Ze hamerde stukken ijzer in platen en knipte ze daarna in model. Daarna werden ze op aambeelden in de goed vorm geslagen. Dan werden ze in het vuur gelegd om te harden en om daarna te worden gepolijst met linnen en stro. Natuurlijk konden niet alle wapens tegelijk worden gebruikt in een gevecht. Alle wapens hadden elk hun eigen functie, want ze vochten vaak in groepen. De mannen die voor aan in de groepen stonden hadden vaak een pijl en boog. Soms schoten ze ook met pijlen met vuur eraan naar de vijand. dit was ook vaak het teken dat de strijd ging beginnen. Daar achter had je de ridders te paard probeerde met hun lans de andere ridders van hun paard te stoten. Daar achter had je de ridders die gewoon vochten met zwaarden, knotsen, speren of bijlen. De wapens werden gebruikt om ridders te doden te voet, want niet elke ridder vocht of had een paard. Hoofdstuk 3 Riddertoernooien Ongeveer achthonderd dus ongeveer in 1200 begonnen sommige ridders nepgevechten tegen elkaar te houden. Dat deden ze om te laten zien wat ze konden. In het begin werden er vaak massagevechten gehouden, ook wel mêlee. Maar al snel kwamen er regels. De plek waar de toernooien werden gehouden werd vaak versierd met vaandels en wapenschilden. Er werden ook wel tribunes gebouwd dat als er publiek kwam dat ze wel konden zitten. De wapenuitrusting van de ridders die mee deden aan het toernooien waren vaak ook mooi versierd. Bij een riddertoernooi kon een jonge ridder bekend worden door het toernooi te winnen. Daardoor had hij ook kans dat hij misschien met een rijke of adellijke jonkvrouw kon trouwen. Ridders trokken voor de riddertoernooien van land naar land om bekend en rijk te worden. Het allerbekendste man tot man gevecht in een riddertoernooi was het steekspel. Met dat spel probeerde ridders op paarden de andere ridder uit zijn zadel te stootten met een lans. De winnaar kreeg een wapenuitrusting of goud. Een riddertoernooi was vriendschappelijk maar er vielen toch wel eens doden. Hoofdstuk 4 Veldslagen Een veldslag was een gevecht die werd gehouden in de oorlog. De ridders te paard reden vooruit om te gaan kijken waar de verblijfplaats van de vijand was, Als de ridders het gebied van de tegenstander hadden ontdekt gingen de van de koning de boeren daar op het land van de vijand vermoorden. Ze verbrande alles waar de vijand nog iets aan had. De huizen op het land, de oogst en nog veel meer andere bruikbare spullen. Achter het leger ridders kwamen voorraadwagens, bedienden en zieken of gewonden. Want zieke of gewonden waren er ook, 5

6 want de ridders van de vijand lieten niet zomaar hun eten en andere voorraden verbranden. De leiders van de ridderlegers probeerden altijd de vijand te verassen of de strijd te vermijden door vrede te sluiten met de vijand. De beslissingen die de leiders van de legers maakten hing ook vaak af van of ze nog genoeg eten hadden en of ze nog genoeg land hadden en of ze niet werden verraden door een spion of een overloper. Tijdens de strijd tegen de vijand/en vielen als eerst de ridders aan gevolgd door de rest van het leger. Dit konden ridders te voet zijn of ridders te paard. Een veldslag kon soms wel drie dagen duren, maar meestal waren de legers al langer bij elkaar in de buurt. Bij een veldslag kwamen er soms wel duizenden mannen om. De mensen met de ergste wonden werden vaak uit hun lijden verlost. Door hem dood te maken. Maar er waren ook ridders die wisten weg te komen en werden dan meestal verbonden door vrienden, monniken of nonnen. Hoofdstuk 5 Eten op het kasteel Op het middeleeuwse kasteel was vlees altijd het hoofdgerecht. Omdat de Rooms Katholieke kerk veel vleesloze vastdagen voorschreef aten ze ook vaak vis. Vaak als ze vlees aten was dat koeien, schapen, ganzen of van eendenvlees, maar als er net jacht was geweest en ze hadden wat gevangen aten ze ook wel eens ree of everzwijn. Om het eten voor de winter te bewaren, want dan valt er niet veel te jagen, rookten ze het vlees en zoutten ze het in vaten. De vis werd gevangen in de slotgracht of in slootjes in de buurt. Ze aten vroeger geen groente. Oorspronkelijk aten ze twee keer per dag vlees of vis. Ongeveer rond acht uur s morgens en ongeveer om drie uur s middags. Op het kasteel mocht je met je handen eten, dus moest je, je handen wassen voor het eten. Dit werd gedaan door een knecht. Hij goot dan water over je handen, maar of je handen er echt schoon van werden? Ridders hadden geen nette manieren, iedereen gooide restjes vlees met bot en al op de grond, die dan werden afgekloven door honden. Honden werden ook gebruikt als servet voor vieze handen. Hoofdstuk 6 Trouw aan de vorst en God Een ridder moest ook beloftes afleggen. Een van de eerste beloften die een ridder aflegde was trouw aan de vorst. Een ridder zwoer dan dat hij de koning zou bijstaan met raad en daad. Dit betekende dat hij moest helpen met het land te besturen (raad) en voor hem vechten (daad) persoonlijk, bepantserd of te paard. Een ridder moest niet alleen trouw zijn maar ook dapper. Hij moest zo dapper zijn dat hij de dood niet vreesde. De kerk wilde daarbij ook dat een ridder opkwam voor de armen mensen. Dat betekende dat hij moest zorgen voor weduwen armen en wezen. De kerk vond ook het ook belangrijk dat ridders vochten tegen mensen die niet in god geloofden. Zo zijn ook de kruistochten ontstaan. 6

7 Hoofdstuk 7 Wapentekens Al die ridders in hun ijzeren harnas leken natuurlijk op elkaar. Het was moeilijk om in een gevecht te onderscheiden wie bij je hoorde en wie je moest doden. Daarom gingen de mensen op zoek naar een herkenningsteken zo dat je kon zien wie, wie was. Daarom bedachten ze het wapenteken. Een wapenteken was dus een soort herkenningsteken. Het wapenteken werd vaak op je bescherming gezet, zoals je schild. Over de wapenuitrusting werd vaak een mantel gedragen om het harnas te beschermen tegen weer en viezigheden, want een harnas was erg duur. Vaak stond er op die mantel ook het wapenteken. Die werd er vaak door de vrouwen op geborduurd. Op een banier, dat was een soort vlaggetje werd vaak ook het wapenteken. Hoofdstuk 8 Heksen Eigenlijk betekende het toen gewoon oude wijze vrouw. In elke streek woonde wel zo n oude wijze vrouw. De oude wijze vrouwen wisten veel meer over de natuur dan normale mensen. Vaak woonde een heks in de buurt van een bos. Daar zochten de heksen dan naar bessen kruiden of paddenstoelen. Ze wisten dat sommige plantjes mensen konden genezen. Als je ziek was ging je naar een heks bij jou in de buurt. Eigenlijk was toen een heks een soort dokter. Toen waren de heksen nog de oude wijze vrouwen. Maar dat veranderde later. Er was soms in het land erg veel armoede, honger en oorlog of er heerste een ziekte die niet genezen kon worden. De mensen wilden voor al die problemen iemand de schuld geven. De mensen geloofden in de duivel. En ze dachten dat sommige mensen de duivel hielpen. Mensen die dingen wisten die normale mensen niet wisten. Steeds vaker kregen de oude wijze vrouwen de schuld. Wat er toen gebeurde is best gek. Eerst waren er maar een paar heksen. Maar toen kon iedereen een heks zijn. Als je buurman ziek was kon iemand hem hebben betoverd. Als je koe weinig melk gaf kon je buurvrouw wel eens stiekem een heks zijn. Als het een tijd niet had geregent gaven ze een oud vrouwtje in de buurt de schuld, want ze had pas geleden een zwarte kat geaaid. Zulke dingen ging men toen denken. Als je dacht dat iemand een heks was ging je naar de rechter. Tegen de rechter vertelde je waarom de beschuldigde een heks zou zijn. Meestal liet de rechter de beschuldigde ophalen. Als de beschuldigde er was vroeg de rechter of ze een heks was. De mevrouw zei natuurlijk nee. Dan zat je diep in de problemen, want de beul kwam erbij. Hij martelde de beschuldigde totdat ze toe gaf dat ze een heks was. Als ze had toegegeven werd ze op de brandstapel verbrand. In die tijd dachten de mensen dat een heks haar toverkracht pas verloor als ze werd verbrand. 7

8 Hoofdstuk 9 Het dagelijkse leven Dagelijks leven op het kasteel De meeste kastelen die zijn gebouwd zijn gebouwd om in te wonen. Vaak woonden in een kasteel mensen van adel. De mensen van adel hadden soms wel meer dan een kasteel. Door het jaar heen reisden veel edelen en adellijke door het land naar hun kastelen. Een ridder had meestal een kleiner versterkt landhuis die wel een grote zaal had en soms ook een kapel hadden. Ridders leefden samen met hun familie, pages, knechten, soldaten schildknapen en hun koks. In het kasteel zorgde de kasteelvrouw er voor dat alles goed ging. Ze lette op de bediendes en ontving andere dames van adel. Als haar man er niet was, zorgde zij voor de voorraden en bezocht zij de boerderijen. In die tijd was het een echte mannen wereld en werden vrouwen niet echt serieus genomen. Jammer voor de vrouwen, want ze mochten geen stuk land of een testament hebben. De kinderen mochten in het kasteel vrij rondlopen. Ze liepen de bediendes in de weg of werden uit de keuken gejaagd door de koks omdat ze hadden gegeten van het eten. In de zomer konden ze veel buitenspelen en in de winter zaten ze bij de openhaard waar moeder borduurde terwijl ze verhalen vertelde. Dagelijks leven in de stad De straten waren smal en de huizen stonden dicht op elkaar alle ruimte die er was werd gebruikt. Grote karren met koopwaar konden er bijna niet doorheen. De straten waren niet van steen maar van zand. Ze waren stoffig en bij regen modderig. In het midden van de weg hadden de mensen een geul gegraven, zo kon het water na een regenbui weglopen. Als het heel hard had geregend veranderde de geulen in modderpoelen. Over de geulen lagen planken zodat je meer kans had dat je voeten droog bleven. Bijna alle straten waren vuil omdat iedereen zijn afval op de straat gooiden, zelfs vanuit het raam. Loslopende beesten zoals varkens, kippen, honden en katten vonden dat wel fijn. Tussen het huisvuil vonden ze genoeg eten. Maar op al het afval kwamen ook ratten en ander ongedierte op af en dat was niet zo leuk. Want daardoor kwamen de meeste mensen in aanraking met bacteriën. Omdat het in de stad niet schoon was kwamen er vaak allerlei ziekten voor, zoals cholera en de pest. Toen betekende ziekte meestal doodgaan. Daardoor werden de mensen niet oud, ze werden meestal maar dertig jaar, de kindersterfte was enorm hoog. Hoofdstuk 10 Hygiëne In de middelleeuwen was er weinig hygiëne. Ze maakte zich toen niet druk over een vies geurtje of over vieze plekken in huis. De wc was gewoon een soort gat waarin je plaste of poepte. Dat viel dan in de slotgracht of in de beerput. Een beerput is een waarin alle poep en plas van de mensen in werd gegooid. Daar wou je dus ook niet voor straf in worden gegooid. 8

9 In de 15 e eeuw gebruikte men al een soort wc papier. Het wc papier wat hun toen gebruikten was van linnen. De vieze geurtjes werden ook al wat beter schoongemaakt, want ze strooiden lekker geurende kruiden over het vloerkleed. Maar de meeste mensen gingen niet met warm water in bad. Meestal gingen alleen de rijkste in een warm bad, omdat warm water moeilijk te krijgen was. Hoofdstuk 11 De pest De pest: De pest is een ziekte die vooral werd doorgegeven door ratten. Als een rat de pest had en hij at bijv. aan jouw koekje en jij at dat koekje op had je grote kans dat je de pest ook kreeg. De pest was een ongeneselijke ziekte die nu niet meer voorkomt. Men heeft geschat dat ongeveer van de inwoners van Amsterdam aan zijn gestorven. Ze hebben ook geschat dat er in heel Europa wel tientallen miljoen mensen aan zijn gestorven. Je kon van de pest verschillende ziektes hebben net zoals met kanker. Met kanker kan je longkanker, huidkanker of borst kanker. Zo had je dat ook met de pest maar de ergste soorten van pest was builen pest of longpest. Hoofdstuk 12 Kruistochten Kruistochten kwamen voor in de middeleeuwen. Het was een soort militaire tocht. Kruistochten zijn genoemd naar het kruis. Veel ridders droegen op hun rechterschouder een rood kruisje. Ook veel ridders uit het buitenland hadden zo n rood kruisje op hun rechterschouder. Dat teken betekende dat je vocht voor het christendom. De ridders die meegingen kwamen uit Europa en gingen naar Palestina. Jeruzalem bevrijden, dat was het doel van de kruistochten. Toen was Jeruzalem van de Turken. De meeste Turken zijn islamitisch en ze kregen over elkaars geloof ruzie met de christenen. In 1096 was de eerste kruistocht. En die kruistocht eindigde in Deze kruistocht had wel 3 jaar geduurd! Jeruzalem was een belangrijke stad voor het christendom, want in Jeruzalem was Jezus begraven. Ze wilden de plek waar Jezus begraven was goed bewaren en er voor zorgen dat er niets mee gebeurde. Daarom was Jeruzalem een heilige stad voor de Christelijke Europeanen. Er waren veel Christelijke naar Jeruzalem gegaan om te bidden. Je moet bedenken dat de meeste mensen uit Europa helemaal vanaf Europa tot Jeruzalem liepen! Zo n reis noemen we een pelgrimstocht. Als je meeging met zo n kruistocht/pelgrimstocht moest je blij zijn als je levend in Jeruzalem aan kwam. Tijdens de tocht naar Jeruzalem werd veel gevochten met de Turken. Ze wilden namelijk niet dat de Christelijke kwamen bidden in Jeruzalem. Dus onderweg werd er veel gevochten. En ze wilden al helemaal niet dat de ridders die mee waren op zo n tocht in Jeruzalem aan kwamen, want de Christelijke ridders wilden Jeruzalem veroveren. Maar de Turken wilden Jeruzalem zelf houden. 9

10 Hoofdstuk 13 Kastelen De eerste kastelen werden gebouwd tussen 800 en 1000 na Christus. Als bescherming tegen de Noormannen die toen de Europese kusten aanvielen en plunderden. Daarom gingen de mensen wallen of muren om hun huis bouwen, zo ontstonden de eerste kastelen. De eerste kastelen die gebouwd werden, waren van hout. Ze bestonden uit een houten toren met daarom heen een wal van aarde en een gracht. Op die wal stond vaak een houten palissade (een omheining van houten palen met scherpe punten). Zo rond het jaar 1000 werden de eerste kastelen van steen gebouwd, die waren beter dan die van hout. Want ze rotten niet weg. Ook kon een stenen kasteel niet in de brand vliegen en steen is gewoon sterker dan hout. De eerste kastelen van steen waren rond. Later werden de kastelen vierkant. Vierkanten kastelen waren beter te verdedigen, je had een beter overzicht over de omgeving en de meeste mensen vonden het prettiger om in te wonen. Een kasteel bouwen Een kasteel kon je niet zomaar bestellen of kopen. Om een kasteel te laten bouwen was het belangrijk om een goede plek te zoeken, je kon het best een kasteel bouwen in de omgeving met veel natuurlijke hindernissen zoals steile heuvels of een brede rivier. Dat was nodig om de vijand het extra moeilijk te maken. Het was ook erg belangrijk dat er zoet water en eten in de buurt was. Je had veel mensen nodig om een kasteel te bouwen. Slootgravers, metselaars, steenhouwers, timmerlieden en mensen die gespecialiseerd waren in het bouwen van een waterput. Het duurde meestal wel twee tot vier jaar om een kasteel te bouwen. Bij sommigen kastelen duurde het soms wel tien tot twintig jaar. Een kasteel als verdediging Veel steden in de Middeleeuwen werden beschermd door kastelen. Soms bestond een stad allang en werd er later een kasteel bij gebouwd. Als er gevaar dreigde werd het poortgebouw van het kasteel door soldaten dag en nacht bewaakt. Die soldaten hadden het recht om vreemde mensen te ondervragen en alle karren en manden die ze zagen te doorzoeken. Verkopers op weg naar de markt moesten vaak iets van hun goederen afgeven om naar binnen te mogen. De meeste soldaten maakten daar misbruik van. En bezoekers die niet welkom waren moesten uitkijken dat ze niet gedood werden. 10

11 Nawoord Het was wel leuk om aan dit werkstuk te werken. Het is me gelukt om meer over de kruistochten te vinden. Ik weet nu weer een stukje meer. Het was gemakkelijk om informatie over heksen te vinden. Het is me gelukt om op internet te zoeken over het leven over het kasteel. Ik wist al best veel over ridders, want in groep 6 had ik al hoofdstuk/ken gehad over ridders. En wie kent nou geen ridders. Ik heb ook geleerd over de kruistochten. Ik wou weten hoe zo n kruistocht nou eigenlijk ging. Nu weet ik dat er een heel plan achter zat met formaties en andere dingen. Zoals dat eerst de pijl en boog mannen eerst gingen, daarna de ridder op hun paard. En daarna de ridders te voet om de nog levenden af te slachten. Ik wist ook nog niet dat er speciale wapen waren voor ridders te voet. Ik weet nu ook dat de belangrijkste steden die harnassen maakten Augsburg, Neurenberg, Brescia en Milaan. Er waren natuurlijk wel meer belangrijke steden maar via internet vond ik dat deze de belangrijkste steden waren. Ik heb niet gevonden of ze bij een herkenningsteken zomaar een teken uit kozen of dat ze het net zoals een achternaam gewoon hebt. Ik heb jammer genoeg ook niet echt wat kunnen vinden over wapens uit de riddertijd. Maar gelukkig kon ik de meeste antwoorden op de vragen die ik in mijn voorwoord heb staan gevonden. Ik vond het moeilijk om plaatjes te zoeken. Dat kan aan mij liggen of er zijn gewoon niet zoveel goede plaatjes van. Zoals ik al dacht en in mijn voorwoord heb staan is dat ik veel internet heb gebruikt. Deze keer heb ik zelfs geen boeken gebruikt. Ik heb wel gekeken voor boeken en een paar geleend maar ik vond dat in die, die ik had niet veel makkelijke informatie stond maar veel informatie die werd uitgelegd bij een plaatje. Ik wil ook nog graag mijn vader en mijn moeder bedanken, omdat ze me hebben geholpen wanneer ik iets niet snapte/ niet wist. 11

12 Literatuurlijst