CIRCULAIRE. nummer : 54/2008. datum : 12 juni : Zie inhoudsopgave

Maat: px
Weergave met pagina beginnen:

Download "CIRCULAIRE. nummer : 54/2008. datum : 12 juni 2008. : Zie inhoudsopgave"

Transcriptie

1 CIRCULAIRE EIEREN VLEES VEE nummer : 54/2008 datum : 12 juni 2008 onderwerp bijlagen : Restitutieregeling voor de sectoren vee, vlees en eieren : Zie inhoudsopgave Restitutieregeling voor de sectoren vee, vlees en eieren Hierbij ontvangt u een nieuwe circulaire met betrekking tot restituties bij uitvoer van producten uit de sectoren vee, vlees en eieren. In deze circulaire worden alle voorwaarden en bepalingen met betrekking tot de uitvoerrestituties behandeld. De circulaire is geactualiseerd, de vervallen onderwerpen uit de voorbije jaren zijn definitief verwijderd (bijvoorbeeld voorfinanciering). Daarnaast is in enkele gevallen de inhoud van een bijlage in de tekst geïntegreerd waarmee wij de leesbaarheid willen verbeteren. De circulaire geeft een beschrijving van de voorwaarden om in aanmerking te komen voor restitutie, die is vastgesteld voor de uitvoer van bepaalde producten naar landen buiten de EU of gelijkgestelde bestemmingen. Bij uitvoer van producten met restitutie is het gebruik van een uitvoercertificaat verplicht. Meer informatie hierover is per sector beschreven in de volgende circulaires: Uitvoercertificaten voor de varkenssector; Uitvoercertificaten voor de pluimvee- en eiersector; Uitvoercertificaten voor de rundersector. Circulaire nr. 84/2004 komt hiermee te vervallen. Circulaires zijn op onze Internetsite ( te vinden. Klik eerst op Bedrijfsnet en vervolgens op Circulaires. De site met Europese regelgeving vindt u ook op het Bedrijfsnet. Klik op Im- en export, op EU-Regelingen en tenslotte op het kopje links. Productschappen Vee, Vlees en Eieren Louis Braillelaan 80 - Postbus AL Zoetermeer Nederland (079) Fax Medebewind (079) / bankgaranties (079) / overige afdelingen (079)

2 Voorbehoud Indien de inhoud van deze circulaire afwijkt van de van toepassing zijnde regelgeving dan is deze regelgeving doorslaggevend. Voor afwijking aanvaarden de Productschappen geen aansprakelijkheid. Productschappen Vee, Vlees en Eieren, Ir. T. de Boer, Manager Medebewind. Voor nadere informatie: Medebewind, Team Info. direct: (079) / 02/ 03/ 04 Fax: (079) Fax: (079) (bankgaranties) Internetsite:

3 Inhoudsopgave Inhoudsopgave Algemeen Restituties Vaststelling en berekening van de restituties (Niet-)gedifferentieerde restitutie Algemene voorwaarden voor toekenning van restitutie Veterinaire voorwaarden Uitvoercertificaten Verplicht uitvoercertificaat Voorfixatie Uitvoer en daarmee gelijkgestelde bestemmingen Aanvragen van restitutie Elektronisch of schriftelijk verzoek om restitutie Elektronisch Schriftelijk Vereisten bij de aangifte ten uitvoer Documenten bij de aangifte ten uitvoer Belang van de "dag aangifte ten uitvoer" Aangifte op basis van geschat gewicht Verlaten douanegebied EU Algemeen Controle-exemplaar T Bij T5 te gebruiken "TC 11" en "rode etiketten" Duplicaat T Vervangend bewijs voor een T Regeling vervoer per spoor/grote containers Wel of geen overlading Inleiding Uitvoer over zee Uitvoer over de weg, via binnenwateren of per spoor Uitvoer door de lucht Controlebepalingen ten aanzien van de 28-dagen termijn Bereiken bestemming Aantonen bewijs van invoer in het derde land van bestemming Bewijs van vervoer van de EU naar het derde land van bestemming Bewijs van invoer in een derde land "Primair" bewijsmateriaal "Secundair" (vervangend) bewijsmateriaal Erkenningvoorwaarden voor CTF s en officiële agentschappen in derde landen Erkenning van een CTF Schorsing van de erkenning van een CTF Intrekking van de erkenning van een CTF Weigeren van een verklaring van een CTF Voorwaarden voor verklaringen van officiële agentschappen in derde landen Vereenvoudigde bewijsregeling Elektronische importbewijzen derde landen Perifere restitutiezone Tracking & Tracing (T&T) Invoer in ongewijzigde staat vindt niet (tijdig) plaats Restitutiebetaling Restitutiebetaling Voorschot van restitutie... 22

4 8.3 GATT-sanctie Hogere bestemming Lagere bestemming Proviandering Termijnen en overschrijding daarvan Termijnen Gevolgen van het overschrijden van de 28-dagen termijn Gevolgen van het overschrijden van de 60-dagen termijn maanden termijn voor invoer in derde land van bestemming Verlenging 12-maanden termijn voor invoer in derde land van bestemming maanden termijn voor het indienen van het restitutiedossier Verlenging 12-maanden termijn voor restitutiedossier Eerste verlenging: 6 maanden Tweede verlenging: 6 maanden Boetebepalingen en restitutiesancties Algemeen Uitzondering op de toepassing van de sanctie van 50% Wie moet de sanctie betalen? Bijzonderheden Algemeen Overmacht Bezwaar Bijlagen: 1 Douanegebied van de EU 2 Voorwaarden voor de erkenning van en de controle op CTF s door de lidstaten 3 Model voor de verklaring van lossing en invoer zoals genoemd in paragraaf Model voor de verklaring van lossing en het niet opnieuw verladen voor uitvoer, afgegeven door een in het land van bestemming gevestigde of voor dat land bevoegde officiële instantie van één van de lidstaten, zoals genoemd in paragraaf Model voor de verklaring van lossing en het niet opnieuw verladen voor uitvoer zoals genoemd in paragraaf Model verklaring deelname voorschotregeling 7 Rekenvoorbeelden restitutiesanctie 8 Model bankgarantie 9 Aanvraagformulier deelname nieuwe bewijsvorm

5 1 Algemeen 1.1 Restituties De prijzen voor landbouwproducten zijn binnen de Europese Unie (EU) over het algemeen hoger dan de wereldmarktprijs voor hetzelfde product. Om landbouwproducten uit de EU toch tegen concurrerende prijzen op de wereldmarkt te kunnen afzetten kunnen daarom restituties worden verleend. In de World Trade Organisation (WTO) waren voor 6 GATT-jaren (1 juli - 30 juni) per sector maximale hoeveelheden vastgesteld, die met steun mochten worden uitgevoerd. GATT-jaar 6 is afgelopen op 30 juni 2001 en daarmee ook deze afspraken. Aangezien op dit moment nog geen nieuwe afspraken zijn gemaakt, blijven alle afspraken die voor GATT-jaar 6 golden vooralsnog van toepassing. 1.2 Vaststelling en berekening van de restituties Restituties worden vastgesteld door de Europese Commissie. De hoogte van de restitutie kan op elk moment worden aangepast. Bij het vaststellen van de hoogte van de restitutiebedragen wordt onder andere rekening gehouden met: de huidige situatie en de te verwachte ontwikkelingen op de wereldmarkt en in de EU; de concurrentiepositie op de markten van derde landen; de ontwikkeling van de prijzen van voedergranen op de wereldmarkt en in de EU; de benutting van vastgestelde hoeveelheden voor een bepaald GATT-jaar. De restituties worden vastgesteld in euro en zijn in elke lidstaat gelijk. De hoogte kan variëren per product en kan ook afhankelijk zijn van het derde land van bestemming, waar het desbetreffende product wordt ingevoerd. Wijzigingen in de hoogte van restitutiebedragen en eventuele wijzigingen in de voorwaarden om deze te verkrijgen, maken wij met circulaires bekend. De producten, tarieven en bestemmingen waarvoor restituties gelden, staan vermeld in uitvoertabellen voor de productsectoren runderen, varkens, pluimvee en eieren. De circulaires en uitvoertabellen staan ook op onze internetsite. 1.3 (Niet-)gedifferentieerde restitutie Voor het verkrijgen van restitutie moet u bewijsmateriaal indienen. Hierbij wordt onderscheid gemaakt tussen gedifferentieerde en niet-gedifferentieerde restitutie. Wanneer voor een product maar één restitutiebedrag vastgesteld is voor alle derde landen, dan is de restitutie niet gedifferentieerd en moet er alleen bewijs worden ingediend voor het verlaten van de EU. De restitutie is gedifferentieerd als voor een product meerdere verschillende restitutiebedragen vastgesteld zijn, of voor één of meerdere landen geen restitutie vastgesteld is. In dat geval moet, naast het bewijs voor het verlaten van de EU, ook de invoer in het derde land worden aangetoond. 1.4 Algemene voorwaarden voor toekenning van restitutie Algemeen geldt dat restitutie slechts kan worden uitbetaald als de uit te voeren producten aan de volgende voorwaarden voldoen: De producten moeten op de dag van de aangifte ten uitvoer van gezonde handelskwaliteit zijn. Dit houdt met name in dat de kwaliteit van de producten zodanig moet zijn, dat zij in de EU onder normale omstandigheden en onder de op de restitutieaanvraag vermelde om- 5

6 schrijving in de handel kunnen worden gebracht. Producten die als gevolg van een onzichtbaar gebrek niet meer van gezonde handelskwaliteit zijn en producten die niet meer aan de eindverbruiker kunnen worden verkocht, omdat de uiterste datum van verbruik en de datum van uitvoer te dicht bij elkaar liggen, worden van restitutie uitgesloten. Wanneer bewezen is dat het product niet meer van gezonde handelskwaliteit is vóór de douaneformaliteiten voor invoer in een derde land worden vervuld, mag het gedifferentieerde deel van de restitutie niet worden toegekend. Als de producten bestemd zijn voor menselijke consumptie, mogen de kenmerken en de toestand ervan niet van dien aard zijn dat de producten helemaal niet of slechts in aanzienlijk mindere mate voor dit doel kunnen worden gebruikt. Restitutie kan wel worden toegekend als de uitgevoerde producten in het land van bestemming moeten voldoen aan bijzondere voorwaarden, waaronder met name gezondheids- of hygiënische voorschriften, die niet in overeenstemming zijn met de in de EU geldende normen of gebruiken. De exporteur moet in dat geval op verzoek aantonen dat de producten voldoen aan de in het derde land van bestemming in acht te nemen voorwaarden. Tevens kunnen voor bepaalde producten bijzondere voorschriften worden vastgesteld. Producten in de rundersector moeten van oorsprong uit de EU zijn. 1.5 Veterinaire voorwaarden Om te mogen uitvoeren, moet aan alle veterinaire voorwaarden worden voldaan. Wij adviseren om eerst bij het Veterinair Informatiepunt (VIP) van de PVE, (079) , na te gaan aan welke veterinaire voorwaarden u moet voldoen. Daarnaast kunt u contact opnemen met één van de kantoren van de Voedsel en Waren Autoriteit (VWA): VWA Dienst Uitvoering (hoofdkantoor) (070) Regio Noord (Groningen, Friesland, Drenthe, Overijssel) (050) Regio Oost (Gelderland en Flevoland) (0575) Regio Noordwest (Noord-Holland, Utrecht) (020) Regio Zuidwest (Zeeland, Zuid-Holland) (078) Regio Zuid (Limburg, Noord-Brabant) (040) Ook kunt u de internetsite van de VWA, of het VIP raadplegen. Ga voor het VIP naar en kies hier voor Im- en export. 6

7 2 Uitvoercertificaten 2.1 Verplicht uitvoercertificaat Voor het verkrijgen van restitutie is het onder andere verplicht om bij de aangifte ten uitvoer een uitvoercertificaat te gebruiken. Wel zijn er enkele uitzonderingen op het aanvragen van een uitvoercertificaat. De PVE hebben aparte circulaires gemaakt over het gebruik van uitvoercertificaten bij het aanvragen van restitutie, namelijk: Uitvoercertificaten voor de varkenssector; Uitvoercertificaten voor de pluimvee- en eiersector; Uitvoercertificaten met restitutie voor de rundersector. Deze circulaires staan op onze internetsite en zijn op aanvraag bij Team Info te verkrijgen. 2.2 Voorfixatie Voorfixatie houdt in dat, gedurende de geldigheid van het uitvoercertificaat, het restitutietarief van toepassing is dat geldt op de dag van indiening van de aanvraag van het uitvoercertificaat voor het opgegeven product of de producten en het land van bestemming. 3 Uitvoer en daarmee gelijkgestelde bestemmingen In het kader van de toekenning van restitutie bij uitvoer betekent het begrip "uitvoer": het verlaten van het douanegebied van de EU (zie bijlage 1) of het bereiken van één van de onderstaande "bijzondere bestemmingen in de EU: Leveranties voor de bevoorrading in de EU van zeeschepen en luchtvaartuigen in gebruik voor het verkeer op internationale lijnen, met inbegrip van intracommunautaire (tussen de lidstaten) lijnen (ook bij levering via een erkend bevoorradingsdepot). Leveringen van producten die bestemd zijn voor in de EU gelegen opslagruimten van internationale in humanitaire hulp gespecialiseerde organisaties en die in derde landen voor voedselhulpoperaties worden gebruikt. Leveranties van boordproviand aan boor- of productieplatforms, inclusief de daarbij behorende installaties voor dienstverlening, die zich bevinden binnen het gebied van het Europees continentaal plat of het continentaal plat van het niet-europese deel van de EU, maar buiten de 3-mijlszone van een lidstaat. Ook pijpenleggers en kraanschepen vallen onder deze categorie (ook bij levering via een erkend bevoorradingsdepot). Leveranties van boordproviand aan marine- en hulpschepen die de vlag van een lidstaat voeren en in volle zee opereren. Leveranties aan in de EU gevestigde internationale organisaties. In Nederland zijn dit: - ESTEC (European Space Technology Centre) te Noordwijk; - Gemeenschappelijk Onderzoek Centrum EURATOM te Petten. Leveranties aan strijdkrachten die zijn gestationeerd op het grondgebied van een lidstaat, maar niet tot die lidstaat behoren. In Nederland zijn dit: - AFCENT (Hoofdkwartier van Allied Forces Central Europe) te Brunssum; - S.T.C. (Shape Technical Centre) te Den Haag; - Belgische, Britse en Duitse strijdkrachten. 4 Aanvragen van restitutie 4.1 Elektronisch of schriftelijk verzoek om restitutie In de lidstaat waar de aangifte ten uitvoer bij de douane wordt ingediend, moet ook om restitutie worden verzocht. In Nederland kan elektronisch of schriftelijk restitutie worden aangevraagd. 7

8 4.1.1 Elektronisch Het is mogelijk om een elektronische aangifte ten uitvoer en daarmee de restitutieaanvraag te doen. De aangifte ten uitvoer wordt dan via het Sagitta-uitvoersysteem bij de betreffende douanepost aangeleverd. De aangeleverde gegevens bevatten voor de PVE alle informatie die relevant is voor het aanvragen van de restitutie. Na aanvaarding en verificatie van de aangifte wordt door het systeem automatisch een bericht voor de PVE aangemaakt. Als een exporteur elektronisch wil aangeven, moet hij/zij beschikken over de vergunning elektronisch aangeven die door de douane wordt afgegeven. Bij een elektronische aangifte ten uitvoer mag het Formulier L/F niet meer bij de douane worden ingeleverd Schriftelijk Naast de elektronische aangifte ten uitvoer kan ook nog altijd met een Formulier L bij uitvoer F (Formulier L/F) een verzoek tot betaling van de restitutie worden ingediend. Op dit formulier is een eenvoudige vermelding in vak 44 voldoende. In alle gevallen moet aangifte ten uitvoer worden gedaan bij de douane, waarbij onder andere het Formulier L/F moet worden overgelegd. Na aanvaarding van de aangifte zal de douane dit formulier aan de PVE zenden. Het Formulier L/F moet duidelijk, volledig en met onuitwisbare inkt ingevuld worden. Wanneer gegevens op het formulier gewijzigd moeten worden, dan moeten de verkeerde gegevens worden doorgestreept en de juiste worden toegevoegd. Elke aangebrachte wijziging moet worden goedgekeurd en geparafeerd door degene die hem heeft aangebracht. Deze wijzigingen moeten worden geviseerd door de douaneautoriteiten. Het achteraf herstellen van verkeerd ingevulde Formulieren L/F is moeilijk. Als op het Formulier L/F gegevens ontbreken of verkeerd zijn vermeld, zal dit ten minste leiden tot vertraging in de uitbetaling van de restitutie. Het kan zelfs leiden tot het uitbetalen van een lagere restitutie of het niet uitbetalen van de restitutie (zie ook hoofdstuk 11 over boetebepalingen en restitutiesancties). Wanneer verschillende producten (uit onze sectoren) tegelijkertijd worden aangegeven, kan gebruik worden gemaakt van één of meerdere Formulieren L/F bis. De Formulieren L/F en L/F bis zijn gratis bij de PVE verkrijgbaar: (079) Als in deze circulaire wordt gesproken over aangifte ten uitvoer, dan wordt zowel de elektronische als de schriftelijke aangifte bedoeld. 4.2 Vereisten bij de aangifte ten uitvoer Bij de aangifte ten uitvoer van producten waarvoor restitutie wordt gevraagd, gelden de volgende vereisten: a) de aangifte ten uitvoer moet worden ingediend op het douanekantoor dat bevoegd is voor de plaats waar de producten worden geladen voor het vervoer met het oog op uitvoer. Meestal zal dit de plaats zijn waar de exporteur is gevestigd (en de producten zijn opgeslagen). Als de plaats waar de producten worden geladen niet de vestigingsplaats van de exporteur is, dan moeten de producten aangegeven worden bij het douanekantoor dat bevoegd is voor die plaats van lading. In geval van twijfel of om misverstanden te voorkomen over de juiste plaats voor het doen van de aangifte ten uitvoer, kunt u contact opnemen met de douane: (0800) 0143; b) dit douanekantoor moet ten minste 24 uur vóór het begin van de belading in kennis worden gesteld dat de voor uitvoer bestemde producten worden geladen en er moet worden aangegeven hoe lang het laden ervan naar verwachting zal duren. U kunt met de douane echter afspraken maken over een andere termijn van vooraanmelding. Hierover kunt u contact opnemen met het bevoegde douanekantoor. 8

9 Bij de afgifte van een vergunning elektronisch aangeven (Sagitta-uitvoer) worden afspraken gemaakt tussen de bevoegde douanepost en de exporteur. Als termijn van de vooraanmelding geldt de reactietijd die in de vergunning elektronisch aangeven staat vermeld. c) de aangifte ten uitvoer moet vóór de belading worden ingediend op het bevoegde douanekantoor. De douane is hierdoor in staat de producten te controleren voordat ze daadwerkelijk worden geladen. d) in vak 106 van het T5 of het equivalent daarvan en in vak 44 van de aangifte ten uitvoer moet het restitutietarief per eenheid (b.v. 100 kg, stuks en niet het totale restitutiebedrag) worden vermeld dat geldt op de dag van vaststelling vooraf. Uitgezonderd van deze maatregel zijn aangiftes ten uitvoer die per partij en per exporteur de restitutiewaarde van euro niet overschrijden. In dat geval moet door de exporteur op het document van de aangifte ten uitvoer en op het T5 de volgende vermelding worden aangebracht: Restitutie minder dan euro Voor aangiften ten uitvoer die elektronisch worden gedaan moeten in Sagitta-uitvoer per 1 juni 2008, de volgende codes worden gebruikt: Y913 gevolgd door het restitutietarief per eenheid als de restitutie euro of meer is; Y914 gevolgd door de vermelding Restitutie minder dan euro als de restitutie minder is dan euro. Indien wordt geconstateerd dat onjuiste informatie omtrent de restitutiewaarde is verstrekt, zal een korting op het restitutiebedrag plaatsvinden. Als er geen restitutietarief is vermeld, zal worden uitgegaan van een restitutietarief van 0 euro. Indien op basis van de medegedeelde informatie het berekende restitutiebedrag lager is dan het toegepaste bedrag, dan is de voor de betrokken uitvoertransactie verschuldigde restitutie gelijk aan de restitutie die geldt voor de daadwerkelijk uitgevoerde producten, verminderd met: 10% van het verschil tussen de berekende restitutie en de voor het daadwerkelijk uitgevoerde product geldende restitutie, indien het verschil meer is dan euro. 100% van het verschil tussen de berekende restitutie en de voor het daadwerkelijk uitgevoerde product geldende restitutie, indien de exporteur heeft aangegeven dat de restitutie minder dan euro zou bedragen, maar de daadwerkelijk geldende restitutie meer dan euro bedraagt. 200% van het verschil tussen de berekende restitutie en de geldende restitutie indien de exporteur opzettelijk onjuiste gegevens heeft verstrekt. De genoemde verminderingen zijn niet van toepassing indien de exporteur aantoont dat de situatie toe schrijven is aan overmacht, een duidelijke vergissing is of gebaseerd is op correcte informatie met betrekking tot vorige betalingen. Enkele situaties met rekenvoorbeelden (In de voorbeelden wordt uitgegaan van een uitvoeraangifte van kg. netto) 9

10 1. Opgegeven restitutietarief: geen = totale restitutiewaarde: niet bekend (exporteur heeft geen restitutietarief vermeld, er wordt uitgegaan van een tarief van 0 euro) Daadwerkelijk restitutietarief: 15,00 euro/100 kg. = totale restitutiewaarde: euro Verschil: euro Te betalen: 10% over het verschil = 300 euro 2. Opgegeven restitutietarief: 5,00 euro/100 kg. = totale restitutiewaarde: euro Daadwerkelijk restitutietarief: 15,00 euro/100 kg. = totale restitutiewaarde: euro Verschil: euro Te betalen: 10% over het verschil = 200 euro 3. Opgegeven restitutietarief: 4,50 euro/100 kg. = totale restitutiewaarde: 900 euro (exporteur heeft opgegeven dat de restitutie minder dan euro bedraagt) Daadwerkelijk restitutietarief: 55,00 euro/100 kg. = totale restitutiewaarde: euro Verschil: euro Te betalen: 100% over het verschil = euro Het is dus van het grootste belang dat het juiste restitutietarief wordt vermeld op de aangifte ten uitvoer en op het T Documenten bij de aangifte ten uitvoer Tijdens de aangifte ten uitvoer controleert de douane alle belangrijke elementen van de aangifte. Dit wordt de verificatie van de aangifte genoemd. De uitslag van deze verificatie wordt op de aangifte vermeld. Daarnaast is het mogelijk dat van de producten een monster wordt genomen en dat dit onderzocht wordt door het douanelaboratorium te Amsterdam. De PVE krijgen dan, via het douanekantoor, de uitslag van dit monsteronderzoek (formulier voor beëindiging verificatie) toegezonden. Bij de aangifte ten uitvoer moeten onder andere de volgende documenten bij de douane worden overgelegd: Formulier L/F en eventuele bis formulieren (verkrijgbaar bij de PVE); * een uitvoercertificaat; ** Controle-exemplaar T5 (verkrijgbaar bij de Belastingdienst); Enig Document (ED) (verkrijgbaar bij de Belastingdienst); * handelsfacturen; veterinaire documenten. * Deze documenten zijn bij elektronische aangifte via Sagitta-uitvoer niet van toepassing. ** Op het overleggen van het uitvoercertificaat zijn enkele uitzonderingen mogelijk. Het kan noodzakelijk zijn dat, afhankelijk van het product, de bestemming of de wijze van vervoer, ook de volgende documenten moeten worden overgelegd: een attest (bij uitvoer van vlees van volwassen mannelijke runderen); oorsprongbescheiden (indien vereist in het land van bestemming); stamboekverklaring (bij uitvoer van fokrunderen van zuiver ras). 4.4 Belang van de "dag aangifte ten uitvoer" De dag waarop de aangifte ten uitvoer door de douane wordt geaccepteerd, is bepalend voor: de hoeveelheid (nettogewicht/stuks); de aard en de hoedanigheid van de producten (bijvoorbeeld levend of geslacht, vers of bevroren, gezonde handelskwaliteit, enzovoorts); 10

11 het tarief van de restitutie (wanneer een uitvoercertificaat met voorfixatie niet verplicht is). Tevens gaan op deze dag de verschillende termijnen van de restitutieregeling lopen, bijvoorbeeld de 60-dagen en de 12-maanden termijn. Deze termijnen worden in hoofdstuk 10 besproken. 4.5 Aangifte op basis van geschat gewicht Voor de onderstaande producten is het mogelijk een aangifte ten uitvoer in te dienen met een schatting van de nettomassa (voor een aantal producten is momenteel geen restitutie vastgesteld): levende runderen, varkens en levend pluimvee; hele en halve karkassen van runderen, varkens en pluimvee; voor- en achtervoeten en zogenaamde compensated quarters van runderen; voorstukken, hammen, schouders, buiken en karbonadestrengen van varkens. De aanvullende aangifte waarin het exacte gewicht wordt aangegeven, moet onmiddellijk na het laden worden ingediend en moet vergezeld gaan van schriftelijke bewijsstukken waaruit de exact geladen nettomassa blijkt. Om van deze procedure gebruik te kunnen maken heeft u een vergunning nodig. Voor meer informatie hierover verwijzen wij u naar de douane. Voor de hoeveelheid boven 110% van de geschatte nettomassa wordt geen restitutie toegekend. Wanneer de daadwerkelijke geladen massa minder bedraagt dan 90% van de geschatte nettomassa, wordt de restitutie verlaagd met 10% van het verschil tussen de 90% en de daadwerkelijk geladen nettomassa. Wanneer een exporteur een door de voor het vervoermiddel verantwoordelijke instantie geviseerd bewijs (stempel + paraaf) kan overleggen, waaruit blijkt dat het onvolledig laden van zijn producten te wijten is aan het feit dat één of meerdere andere exporteurs teveel hebben geladen, wordt de restitutie betaald voor het daadwerkelijk geladen nettogewicht. De verlaging van 10% blijft in dit geval achterwege. 5 Verlaten douanegebied EU 5.1 Algemeen De producten moeten binnen 60 dagen na de dag van aangifte ten uitvoer in ongewijzigde staat het douanegebied van de EU hebben verlaten. Producten die in deze periode van 60 dagen worden ingevroren, herverpakt of zijn voorzien van gewijzigde of nieuwe etiketten, worden beschouwd als ongewijzigd. Voorwaarde bij herverpakking en het wijzigen of het aanbrengen van etiketten is dat dit niet leidt tot indeling in een andere restitutiecode of schijnbaar andere oorsprong. Tevens mogen deze handelingen pas plaatsvinden nadat de douaneautoriteiten er vooraf van in kennis zijn gesteld en ermee hebben ingestemd. Het bewijs dat het product het douanegebied van de EU heeft verlaten, wordt geleverd door overlegging van het T5. Bij uitvoer van restitutiegoederen moet het douanekantoor van uitgang steeksproefsgewijs substitutiecontroles uitvoeren. Hierbij controleert de douane of de uitgaande goederen overeenstemmen met de omschrijving ervan op het T5 dat de goederen vergezelt vanaf het douanekantoor van uitvoer. Omdat het voor de douane belangrijk is om uit het T5 op te kunnen maken of een dergelijke controle noodzakelijk is, moet voor goederen waarvoor restitutie is aangevraagd de volgende vermelding in vak 107 van het T5 worden vermeld: Verordening (EG) nr. 800/

12 5.2 Controle-exemplaar T5 Het T5 moet in tweevoud worden opgemaakt en bij de aangifte ten uitvoer tegelijk met de overige documenten aan de douane worden overhandigd. Het T5 moet volledig worden ingevuld, waarbij in vak 104 het vakje "Uitgang uit het douanegebied van de EU" of een andere van toepassing zijnde bestemming moet worden aangekruist. In vak 100 moet het nummer van de bijbehorende aangifte worden vermeld. Tevens moet in vak 106 van het T5 het restitutietarief worden vermeld (zie ook paragraaf 4.2.d). Het originele T5 moet de producten vergezellen en moet worden overhandigd aan de douane op het laatste douanekantoor van de lidstaat waar de producten het douanegebied van de EU verlaten. Na op de achterzijde de vereiste vermeldingen, stempel(s) en handtekening(en) te hebben aangebracht, zal de douane het T5 aan de PVE zenden. 5.3 Bij T5 te gebruiken "TC 11" en "rode etiketten" Het T5 is een belangrijk document voor de restitutiebetaling. Uit ervaring blijkt dat dit document niet altijd bij de douane afgegeven wordt of zoek raakt. Eventuele problemen die dan voor de restitutiebetaling ontstaan, kunnen worden verminderd wanneer gebruik wordt gemaakt van: a) ontvangstbewijs TC 11 (verkrijgbaar bij de douane). Het ontvangstbewijs TC 11 moet vooraf worden ingevuld en tegelijk met het T5 bij het douanekantoor waar de producten het douanegebied van de EU verlaten, ter visering worden aangeboden. Na visering wordt dit aan belanghebbende teruggegeven. Als het T5 niet in Nederland wordt terugontvangen, dan kan met het ontvangstbewijs worden aangetoond dat het T5 bij het betreffende douanekantoor is aangeboden. Hierdoor wordt het mogelijk om het origineel te achterhalen, een duplicaat (zie paragraaf 5.4) op te maken of vervangend bewijs in te dienen (zie paragraaf 5.5). Let wel: het ontvangstbewijs kan het T5 nooit vervangen! b) rode etiketten (niet meer verkrijgbaar bij de douane, maar via de firma Weus B.V.: Om de aandacht erop te vestigen dat de goederen worden vervoerd onder geleide van een T5, kan gebruik worden gemaakt van rode etiketten. Deze etiketten bestaan uit twee delen: deel 1 moet worden aangebracht op het originele T5; deel 2 moet worden aangebracht op het desbetreffende douanedocument. 5.4 Duplicaat T5 Afgifte van een duplicaat T5 is mogelijk als het originele T5 verloren is gegaan. Het douanekantoor dat het originele T5 heeft afgegeven, kan op verzoek van de betrokkene een duplicaat T5 afgeven. Hierop zet de douane, naast de gebruikelijke vermeldingen, in rode hoofdletters de aantekening DUPLICAAT. Na de bovenomschreven behandeling door de Nederlandse douane, moet het duplicaat T5 opnieuw bij het douanekantoor waar de producten het douanegebied van de EU hebben verlaten, worden aangeboden. 5.5 Vervangend bewijs voor een T5 Het kan gebeuren dat een T5 3 maanden na de aangifte ten uitvoer nog niet door de PVE is ontvangen. In dat geval kan de exporteur verzoeken om vervangende bewijsstukken als gelijkwaardig te erkennen. Dit verzoek moet schriftelijk bij de PVE worden ingediend binnen 12 maanden na de dag van de aangifte ten uitvoer. Voorwaarde is wel dat een T5 is opgemaakt en dat het zoekraken buiten de schuld van de exporteur is gebeurd. Het ontvangstbewijs TC 11 kan hierbij goed van pas komen. 12

13 Als het T5 gebruikt wordt voor het aantonen van het verlaten van het douanegebied van de EU, dan zijn de te overleggen vervangende bewijzen: (een kopie van) het vervoersdocument, en een document waaruit blijkt dat het product bij een douanekantoor van een derde land is aangeboden of één of meer van de documenten die in hoofdstuk 7 staan. Het onder het tweede puntje bedoelde document hoeft niet te worden overgelegd voor uitvoertransacties waarvoor een restitutie van niet meer dan euro wordt verleend. In dit geval mag de exporteur het bewijs van betaling van de zending overleggen. Het T5 moet binnen 12 maanden na de dag van aangifte ten uitvoer bij de PVE zijn ontvangen. Deze termijn is niet te verlengen. De vervangende bewijzen voor een niet terugontvangen T5 moeten binnen 12 maanden na de dag van aangifte ten uitvoer bij de PVE zijn ontvangen. Deze termijn is op verzoek wel te verlengen, zie hiervoor paragraaf Bij uitvoer naar een land dat lid is van de overeenkomst met betrekking tot de gemeenschappelijke regeling inzake douanevervoer (op dit moment zijn dit IJsland, Noorwegen, Zwitserland en Liechtenstein), geldt kopie nr. 5 van het Enig Document als bewijsstuk. Deze kopie moet naar behoren geviseerd worden door het land van aankomst. Eventueel kan ook een conform gewaarmerkte fotokopie of een kennisgeving van het kantoor van vertrek geaccepteerd worden. Ook een verklaring van het kantoor van uitgang, waarin wordt bevestigd dat het T5 naar behoren is overgelegd heeft dezelfde waarde als het oorspronkelijke T5. Voorwaarde is dat het nummer en het kantoor van afgifte van het T5 en de datum waarop het product het douanegebied van de EU heeft verlaten op deze verklaring zijn vermeld. (deze verklaring mag altijd overgelegd worden; het is niet nodig drie maanden te wachten op het originele T5). 5.6 Regeling vervoer per spoor/grote containers De bedoeling van deze regeling is om de bewijsvoering voor het verkrijgen van het nietgedifferentieerde deel van de restitutie te vereenvoudigen. De regeling vervoer per spoor/grote containers is van toepassing wanneer het vervoer binnen de EU begint en buiten de EU eindigt. Wanneer de uitvoer van goederen via het grondgebied van een andere lidstaat naar derde landen of een bijzondere bestemming in de EU plaatsvindt per spoor of grote containers (met de daarbijbehorende vervoersdocumenten), dan wordt bij het douanekantoor van vertrek aan de achterzijde van het T5 bij Opmerkingen de volgende vermelding aangebracht: "Uitgang uit het douanegebied van de Gemeenschap onder de regeling voor vereenvoudigd communautair douanevervoer per spoor of in grote containers: Vervoerdocument: - Type:... - Nummer:... Datum van aanneming ten vervoer door betrokken spoorwegadministratie of de betrokken vervoeronderneming:..." Wanneer de producten, met het oog op uitvoer uit de EU, in een andere lidstaat onder de vereenvoudigde regeling per spoor worden geplaatst, wordt bij het douanekantoor waar de producten zich bevinden aan de achterzijde van het T5 bij Opmerkingen de volgende vermelding aangebracht: "Uitgang uit het douanegebied van de Gemeenschap per spoor, bij gecombineerd railwegvervoer: Vervoerdocument: - Type:... 13

14 - Nummer:... Datum van aanneming ten vervoer door de spoorwegadministratie:..." Na aanvaarding van de aangifte ten uitvoer vindt de uitbetaling van de restitutie plaats op voorwaarde dat de producten binnen de voorgeschreven termijn van 60 dagen na vervulling van de douaneformaliteiten het douanegebied van de EU hebben verlaten. Mocht dit niet het geval zijn dan moet, behoudens overmacht, de restitutie worden terugbetaald. Een wijziging in de vervoersovereenkomst, die tot gevolg heeft dat het vervoer binnen de EU wordt beëindigd, wordt slechts toegestaan wanneer: de reeds betaalde restitutie is terugbetaald, of door de betrokken instantie alle maatregelen worden genomen om uitbetaling van de restitutie te voorkomen. 6 Wel of geen overlading 6.1 Inleiding Voor het verkrijgen van restitutie is het van belang dat de producten binnen een termijn van 60 dagen na de aangifte ten uitvoer het douanegebied van de EU hebben verlaten. Wanneer deze producten daarna dan weer opnieuw in het douanegebied worden binnengebracht, voor bijvoorbeeld doorvoerhandel of overlading, dan is hieraan een aantal voorwaarden verbonden. Wanneer de producten na het verlaten van het douanegebied niet opnieuw worden binnengebracht, kan de exporteur dit bij de aangifte ten uitvoer al aangeven door middel van de verklaring "Geen overlading binnen de E.U.". Deze verklaring kan met behulp van (Sagitta-)code op de uitvoeraangifte worden weergegeven. 6.2 Uitvoer over zee Wanneer de producten over zee worden uitgevoerd, dan mogen zij, na het verlaten van het douanegebied van de EU, alleen weer in het kader van doorvoer of overlading in het douanegebied worden binnengebracht. De producten moeten in dat geval binnen 28 dagen het douanegebied weer hebben verlaten. De restitutie wordt pas uitbetaald wanneer aan de PVE het bewijs is overgelegd dat, ingeval van overlading, de producten niet meer dan 28 dagen in één of meer havens binnen het douanegebied van de EU hebben verbleven. Dit bewijs omvat met name de vervoersdocumenten (Bill of lading) voor het vervoer vanaf de eerste haven tot in het derde land waar de betrokken producten worden gelost. 6.3 Uitvoer over de weg, via binnenwateren of per spoor Wanneer de producten over de weg, via de binnenwateren of per spoor worden uitgevoerd, mogen zij, wanneer ze het douanegebied van de EU hebben verlaten (na aftekening van het T5), slechts weer in het douanegebied worden gebracht in het kader van doorvoer. Ook in dit geval mag de termijn waarbinnen zij het douanegebied, na te zijn binnengebracht, moeten hebben verlaten niet langer zijn dan 28 dagen. 6.4 Uitvoer door de lucht Wanneer de producten worden uitgevoerd door de lucht, zal de douane het document pas viseren nadat een vervoersdocument is overgelegd waarop een eindbestemming is vermeld die buiten het douanegebied van de EU ligt. De termijn van 28 dagen is eveneens van toepassing, wanneer bij vervoer door de lucht overlading plaatsvindt. 14

15 6.5 Controlebepalingen ten aanzien van de 28-dagen termijn De PVE controleren steekproefsgewijs of aan de 28-dagen termijn is voldaan. U wordt dan schriftelijk verzocht om het vervoersdocument, betreffende het vervoertraject vanaf het land van verzending tot het derde land waar de producten zijn gelost, binnen 12 maanden na de dag van aangifte ten uitvoer bij de PVE te overleggen. Zie voor de gevolgen van de termijnoverschrijding paragraaf Bereiken bestemming 7.1 Aantonen bewijs van invoer in het derde land van bestemming Alleen als de restitutie gedifferentieerd is, moet het bereiken van de bestemming met bewijsstukken aangetoond worden. Voor het verkrijgen van het gedifferentieerde deel van de restitutie moet de exporteur, naast het al eerder genoemde bewijs voor het verlaten van het douanegebied van de EU, de volgende bewijzen bij de PVE indienen: het bewijs van vervoer van de EU naar het derde land van bestemming (zie paragraaf 7.2), en het bewijs van invoer in een derde land (zie paragrafen 7.3 tot en met 7.5). De producten moeten binnen 12 maanden na de datum waarop de aangifte ten uitvoer is aanvaard, in ongewijzigde staat in het derde land zijn ingevoerd. 7.2 Bewijs van vervoer van de EU naar het derde land van bestemming Het vervoer van de producten van de EU naar het derde land van bestemming moet worden aangetoond. Dit kan met een kopie van het vervoersdocument dat door de vervoerder is getekend. Over het algemeen kunnen dit de volgende documenten zijn: bij vervoer over de weg: CMR; bij vervoer over zee: Bill of lading; bij vervoer door de lucht: Airway-bill; bij vervoer per spoor: CIM. Bij verscheping uit een Nederlandse haven moet de gebruikelijke "true copy" van de originele Bill of lading worden ingezonden. Wanneer het vervoer wordt onderbroken door opslag in een derde land, moeten ook bewijzen van inslag, opslag en uitslag worden overgelegd. Het traject dat een product aflegt voordat het wordt ingevoerd in het derde land van bestemming, moet aan de hand van documenten volledig kunnen worden gevolgd. 7.3 Bewijs van invoer in een derde land De producten moeten in ongewijzigde staat worden ingevoerd in een derde land. In ongewijzigde staat wil zeggen: producten waaruit op geen enkele manier blijkt dat er een be- of verwerking heeft plaatsgevonden. Producten die één van de onderstaande behandelingen hebben ondergaan, kunnen eveneens als ongewijzigd worden aangemerkt: inventarisatie; luchten; koelen; diepvriezen; het aanbrengen op de producten of op de verpakking van merken, stempels, etiketten of andere soortgelijke herkenningstekens; * het wijzigen van de merken en de nummers van de colli of wijzigen van etiketten; * het verpakken, uitpakken, ompakken en herstellen van verpakkingen. * * deze behandelingen zijn alleen mogelijk wanneer dit niet leidt tot een ogenschijnlijke wijziging van de oorsprong van de producten. 15

16 Producten die voordat ze zijn ingevoerd een be- of verwerking hebben ondergaan, kunnen ook als ongewijzigd worden aangemerkt, op voorwaarde dat die be- of verwerking is gebeurd in het derde land waar alle bij de be- of verwerking verkregen producten zijn ingevoerd. Een product is ingevoerd wanneer de douaneformaliteiten voor de invoer in het derde land van bestemming, en met name de douaneformaliteiten voor de inning van de rechten bij invoer in dit land, volledig zijn vervuld. Invoer wil zeggen dat de producten in het vrije verkeer van het betrokken land zijn gebracht. Transito handel, doorvoer, tijdelijke opslag en rechtenopschortende regelingen met het doel na verwerking uitvoer of doorvoer, worden niet tot invoer gerekend! Het gaat erom dat de producten daadwerkelijk op de markt van het derde land van invoer zijn gebracht. Het bewijs dat de douaneformaliteiten voor invoer zijn vervuld, wordt geleverd door overlegging bij de PVE van door de EU voorgeschreven documenten. Hierbij worden twee soorten bewijsmateriaal onderscheiden: "primair" bewijsmateriaal (zie paragraaf 7.4); "secundair" (vervangend) bewijsmateriaal (zie paragraaf 7.5). In principe moet altijd een "primair" bewijsdocument worden overgelegd. Het overleggen van "secundaire" (vervangende) bewijsdocumenten is niet zonder meer toegestaan. De exporteur moet dan eerst aantonen dat hij al het nodige heeft gedaan om "primaire" bewijsstukken te verkrijgen. In bijzondere gevallen kan de Europese Commissie bepalen, dat in afwijking van het "primaire" of "secundaire" bewijs, andere documenten als bewijs van invoer kunnen worden geaccepteerd. Bij uitzonderlijke gevallen moet men denken aan oorlogssituaties en dergelijke. Wanneer het uit te betalen (gedifferentieerde) restitutiebedrag onder een bepaald niveau blijft, kan het overleggen van een deel van het bewijs achterwege blijven. Wanneer en op welke voorwaarden dit is toegestaan, staat beschreven in paragraaf "Primair" bewijsmateriaal Het primaire bewijs dat de douaneformaliteiten voor invoer zijn vervuld, wordt geleverd door overlegging van één van de volgende documenten (naar keuze van de exporteur): Het douanedocument van het derde land van bestemming of een kopie daarvan. De kopie moet voor conform origineel zijn gewaarmerkt door: de instantie die het origineel heeft geviseerd, of een officiële dienst van het betrokken derde land, of de officiële diensten van een lidstaat in het betrokken derde land (bijvoorbeeld een ambassade) of een met de betaling van de restitutie belast orgaan. Een verklaring van lossing en invoer die door een erkende, op internationaal niveau in controle en toezicht gespecialiseerde firma (hierna: CTF) is opgesteld volgens de bepalingen van hoofdstuk III van bijlage 2 en volgens het model in bijlage 3. In de verklaring moeten onder andere de datum en het nummer van het douanedocument van invoer worden vermeld. Op de internetsite van de PVE ( vindt u een overzicht van de erkende CTF s. Bij het inschakelen van een CTF moet u rekening houden met deze aandachtspunten: De verklaring van een CTF is geen garantie dat deze zonder meer wordt geaccepteerd. Het is mogelijk dat de PVE aanvullende bewijsstukken vragen. Achteraf kan ook worden geconstateerd dat de verklaringen onjuist waren. Op elk moment kan de erkenning van een CTF worden ingetrokken. In paragraaf 7.6 en in bijlage 2 staan de voorwaarden voor erkenning van een CTF. 16

17 7.5 "Secundair" (vervangend) bewijsmateriaal Het kan gebeuren dat de exporteur het "primaire" bewijs niet kan verkrijgen, ondanks het feit dat hij daartoe al het nodige heeft gedaan. Dat een belanghebbende "al het nodige" heeft ondernomen een "primair" bewijsdocument te verkrijgen, houdt in dat de belanghebbende moet aantonen d.m.v. correspondentie dat hij niet slechts achteraf (na de uitvoer) moeite heeft gedaan het benodigde bewijsdocument te verkrijgen, maar ook op voorhand passende maatregelen heeft getroffen om de benodigde bewijsdocumenten te verkrijgen. Uit de correspondentie tussen de afnemer en de belanghebbende (indien van toepassing ook correspondentie tussen de afnemer en de douane van het land van bestemming of de CTF moet tevens de reden blijken waarom de benodigde primaire bewijsdocumenten niet overgelegd kunnen worden. Onder het op voorhand treffen van passende maatregelen kan worden verstaan: het contractueel vastleggen van de verplichting voor de afnemer om aan de belanghebbende één van de primaire bewijsdocumenten te leveren; het met betrekking tot de onderhavige transactie op andere wijze schriftelijk vastleggen van de verplichting voor de afnemer aan de belanghebbende één van de primaire bewijsdocumenten te leveren; bij het niet ontvangen van de documenten expliciet rappelleren bij de afnemer en de noodzaak van toezending van de bewijsdocumenten benadrukken. Buiten het feit dat het "primaire" bewijs niet kan worden verkregen, kan er ook twijfel zijn over de echtheid van het overgelegde "primaire" bewijsdocument. Ook in deze gevallen zullen de PVE om nadere bewijsstukken vragen. In deze gevallen kan het bewijs dat de douaneformaliteiten voor de invoer zijn vervuld, worden geleverd door overlegging van één of meer van de volgende "secundaire" (vervangende) bewijsdocumenten: een kopie van het in het derde land of in één van de derde landen, waarvoor de restitutie is vastgesteld, afgegeven of geviseerde lossingdocument; een verklaring van lossing die door een in het land van bestemming gevestigde of voor dat land bevoegde officiële instantie van één van de lidstaten is afgegeven, overeenkomstig de bepalingen en volgens het model in bijlage 4, waaruit bovendien blijkt dat het product de plaats van lossing heeft verlaten of dat het, voorzover deze instantie bekend is, met het oog op wederuitvoer niet opnieuw is verladen; een verklaring van lossing, opgesteld door een CTF die is erkend volgens de bepalingen in hoofdstuk III van bijlage 2, volgens het model in bijlage 5, waaruit bovendien blijkt dat het product de plaats van lossing heeft verlaten of dat het, voorzover deze firma bekend is, met het oog op wederuitvoer niet opnieuw is verladen. Een overzicht van de erkende CTF s vindt u op de internetsite van de PVE: een door een in de EU gevestigde erkende tussenpersoon afgegeven bankdocument, waaruit blijkt dat, wanneer het Algerije, Burundi, Equatoriaal-Guinea, Kenia, Lesotho, Malawi, Santa-Lucia, Senegal of, Tanzania betreft, op de rekening die de exporteur bij de erkende tussenpersoon heeft lopen, het bedrag voor de betrokken uitvoer is gecrediteerd; een door een officiële instantie van het betrokken derde land afgegeven verklaring van overname, wanneer het om een aankoop door dat land of door een officiële instantie van dat land of om een voedselhulptransactie gaat; een verklaring van overname die is afgegeven door een internationale organisatie of door een humanitaire organisatie die is erkend door de lidstaat van uitvoer wanneer het om een voedselhulptransactie gaat; een verklaring van overname door een instantie van een derde land waarvan voor de toepassing van artikel 47 van Verordening (EG) Nr. 376/2008 inschrijvingen kunnen worden aanvaard, ingeval het een aankoop door die instantie betreft (zogenaamde tenders ). Voor producten die worden uitgevoerd met als bestemming: in een derde land gestationeerde legereenheden die onder een lidstaat of onder een internationale organisatie waarvan ten minste één lidstaat deel uitmaakt, ressorteren, 17

18 een in een derde land gevestigde internationale organisatie waarvan ten minste één lidstaat deel uitmaakt, in een derde land gevestigde diplomatieke vertegenwoordigingen, en waarvoor de exporteur de primaire of secundaire bewijsstukken niet kan overleggen, kan het bewijs van betaling van de producten en een door de geadresseerde legereenheid, internationale organisatie of diplomatieke vertegenwoordiging in het derde land afgegeven verklaring van overname worden overgelegd. In paragraaf 7.6 en in bijlage 2 staan de voorwaarden voor erkenning van een CTF beschreven. 7.6 Erkenningvoorwaarden voor CTF s en officiële agentschappen in derde landen Erkenning van een CTF Een CTF moet zijn erkend door de bevoegde autoriteit van de lidstaat waar ze statutair gevestigd is. In Nederland is dat het Hoofdproductschap Akkerbouw in Den Haag. Een CTF kan, op eigen verzoek, worden erkend voor een periode van 3 jaar als ze voldoet aan de in bijlage 2 vermelde voorwaarden. Elke 3 jaar moet een nieuwe erkenning aangevraagd worden, waarbij gecontroleerd wordt of de CTF nog aan de voorwaarden voldoet. Verklaringen die zijn afgegeven door een CTF die door één lidstaat erkend is, mogen door alle lidstaten geaccepteerd worden. Het is mogelijk dat een CTF in de erkenning slechts gemachtigd wordt tot afgifte van verklaringen over de aankomst van de producten in een bepaald aantal derde landen Schorsing van de erkenning van een CTF Een CTF moet een aantal voorschriften in acht nemen, die in hoofdstuk II punt 1 van bijlage 2 staan genoemd. Als een CTF zich niet heeft gehouden aan één of meer van deze voorschriften, zal de lidstaat de erkenning van de CTF intrekken voor de periode die nodig is om deze situatie recht te zetten. De lidstaat die een CTF heeft erkend, controleert verder of de prestaties en het optreden van de CTF voldoen aan de bepalingen van hoofdstuk II punt 2 van bijlage Intrekking van de erkenning van een CTF De lidstaat zal de erkenning van een CTF onmiddellijk intrekken als: een CTF niet langer voldoet aan de voorwaarden voor erkenning (hoofdstuk I van bijlage 2), of als een CTF herhaaldelijk en systematisch onjuiste verklaringen heeft afgegeven. De intrekking kan volledig zijn of beperkt tot bepaalde onderdelen van de activiteiten van een CTF, afhankelijk van de aard van de geconstateerde tekortkomingen. Een CTF kan tot een groep van bedrijven behoren. Als een lidstaat de erkenning van een CTF van die groep intrekt, schorsen de lidstaten die de andere CTF s van dezelfde groep hebben erkend, de erkenning van deze CTF s voor maximaal 3 maanden. In die periode kan onderzocht worden of bij de andere CTF s van de groep dezelfde problemen voorkomen. Een lidstaat die een erkenning intrekt of schorst, meldt dit onmiddellijk aan de andere lidstaten en aan de Europese Commissie, met vermelding van de reden van de intrekking of de schorsing van de erkenning. Zulke meldingen gebeuren via een centrale instantie per lidstaat; in Nederland is dat het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (LNV). 18

19 7.6.4 Weigeren van een verklaring van een CTF Als een CTF een verklaring, als bedoeld in paragraaf 7.4 en 7.5 van deze circulaire, afgeeft na de datum van intrekking of schorsing van de erkenning, is de verklaring ongeldig. Als de PVE in een verklaring een onregelmatigheid of gebrek vaststellen, zal deze verklaring niet worden aanvaard. Als het een verklaring betreft van een door een andere lidstaat erkende CTF, zal LNV dit melden aan de lidstaat die de CTF heeft erkend Voorwaarden voor verklaringen van officiële agentschappen in derde landen Het officiële agentschap kan de verklaring van lossing uitsluitend afgeven op basis van één of meer van de volgende documenten: douanedocumenten van invoer, met inbegrip van een computeruitdraai, indien deze als dusdanig is erkend; nationale havendocumenten en andere door een officiële instantie afgegeven documenten; verklaring van de kapitein of van het transportbedrijf; andere door de importeur verstrekte ontvangstbewijzen. Het officiële agentschap dat verklaringen van lossing afgeeft, houdt een register en de dossiers van alle afgegeven verklaringen bij, waarin wordt genoteerd op basis van welke documenten de verklaringen zijn afgegeven. 7.7 Vereenvoudigde bewijsregeling Voor een transactie, waarvoor één of meerdere aangiften ten uitvoer zijn opgemaakt die recht geven op een restitutie waarvan het gedifferentieerde gedeelte niet meer is dan de onderstaande bedragen, kunnen de PVE toestaan dat voor de uitbetaling van de restitutie wordt volstaan met het bewijs van het verlaten van de EU en het bewijs van vervoer. De hoogte van het gedifferentieerde deel van het restitutiebedrag per transactie mag dan echter niet meer bedragen dan: euro, voor uitvoer naar; Albanië Andorra Armenië Azerbeidzjan Bosnië-Herzegovina Ceuta en Melilla Georgië Gibraltar Helgoland IJsland Kroatië Liechtenstein Macedonië Marokko Moldavië Montenegro Noorwegen Oekraïne Rusland Servië Turkije Vaticaanstad Wit-Rusland Zwitserland euro, voor uitvoer naar andere landen. De PVE passen deze bepaling toe op voorwaarde dat de exporteur verklaart dat er daadwerkelijk sprake is van invoer van de producten in het derde land van bestemming. Exporteurs die van deze mogelijkheid gebruik willen maken, moeten op de aangifte ten uitvoer een speciale vermelding invullen. Wanneer een exporteur de aangifte ten uitvoer bewust splitst met als doel het leveren van het bewijs van invoer te omzeilen, vervalt het recht op restitutie en moet de restitutie worden terugbetaald of afgewezen, tenzij de exporteur voor de betrokken producten alsnog invoerbewijzen levert (zie paragrafen 7.4 en 7.5). Op de aangifte ten uitvoer moet één van de volgende vermeldingen worden aangebracht: a) "Invoer in land bestemming"; b) "Geen invoer in land bestemming". ad a) " Invoer in land bestemming" 19

20 Door het aanbrengen van deze vermelding geeft de exporteur te kennen dat: op het tijdstip van de aangifte reeds zekerheid bestaat dat de desbetreffende zending in het land van bestemming zal worden ingevoerd, en aanspraak wordt gemaakt op het naar bestemming gedifferentieerde deel van de restitutie en dat het bewijs daarvan kan worden verkregen. De PVE betalen in dit geval de voor de aangegeven bestemming geldende restitutie uit na ontvangst van: de door de douane behandelde aangifte; het vervoerbewijs; het bewijs dat de producten het douanegebied van de EU hebben verlaten. Een exporteur die deze vermelding op de aangifte zet, moet er rekening mee houden dat de PVE steekproefsgewijs een controle hierop uitvoeren. In dat geval ontvangt de exporteur een schriftelijk verzoek van de PVE om naast het bewijs van verlaten EU en het bewijs van vervoer, de factuur en het bewijs van betaling te overleggen. Wanneer de exporteur de laatstgenoemde documenten niet kan overleggen, kan uiteraard ook worden volstaan met het bewijs van invoer genoemd onder de paragrafen 7.4 en 7.5. ad b) "Geen invoer in land bestemming" Door het aanbrengen van deze vermelding geeft de exporteur te kennen geen aanspraak te maken op het naar bestemming gedifferentieerde deel van de restitutie. In dit geval betalen de PVE het laagste van toepassing zijnde restitutiebedrag voor dat product uit. Wanneer voor het betreffende product voor één of meerdere landen geen restitutie is vastgesteld, dan is het laagst vastgestelde restitutiebedrag 0. Wanneer bij uitvoer van producten geen van de eerder genoemde vermeldingen op de aangifte is aangebracht, is de uitbetaling van het naar bestemming gedifferentieerde deel van de restitutie mede afhankelijk van de overlegging van het voorgeschreven bewijs van invoer in het derde land van bestemming. 7.8 Elektronische importbewijzen derde landen Als een douanedienst van een derde land een elektronische werkwijze hanteert bij het vervullen van de douaneformaliteiten bestaat sinds 2 september 2007, de mogelijkheid tot het indienen van een elektronisch bewijs daarvan. Hiertoe kan een print van deze gegevens worden geaccepteerd als bewijs dat de douaneformaliteiten voor invoer zijn vervuld. Voorwaarde is dat de print voor eensluidend is gewaarmerkt door: de instantie die het origineel heeft geviseerd of de gelijkwaardige informatie elektronisch heeft geregistreerd of; een officiële dienst van het betrokken derde land of; een officiële dienst van een lidstaat in het betrokken derde land of; een met betaling van de restitutie belast orgaan. 7.9 Perifere restitutiezone Een perifere restitutiezone omvat alle bestemmingen waarvoor hetzelfde gedifferentieerde gedeelte van de restitutie geldt, voor zover dat niet gelijk is aan nul. Voor lossing van goederen in een perifere restitutiezone is het sinds 2 september 2007 mogelijk om gebruik te maken van de bewijsvrije marges van euro en euro. Hier is een aantal uitzonderingen op. De in de onderstaande tabel vermelde producten en bestemmingen zijn uitgesloten van de perifere restitutiezone. U kunt hiervoor dus ook geen verzoek indienen voor gebruikmaking van vereenvoudigde bewijsvoering. 20