[ZICHT OP DIGITALE SCHOOLBORDEN]

Maat: px
Weergave met pagina beginnen:

Download "[ZICHT OP DIGITALE SCHOOLBORDEN]"

Transcriptie

1 2013 Welmoed Sprong 6vw1 Daphne de Vries 5hv5 [ZICHT OP DIGITALE SCHOOLBORDEN] School: Bogerman Sneek Profielwerkstuk bij het vak Biologie Begeleidster: mevr. Behnen Inleverdatum:

2 ZICHT OP DIGITALE SCHOOLBORDEN Zicht op digitale schoolborden Pagina 1 van 56

3 Voorwoord Dit profielwerkstuk (pws) gaat over kleine oogafwijkingen waar jongeren last van krijgen sinds scholen gebruikmaken van digitale schoolborden. Op 11 februari 2013 zijn we begonnen met dit werkstuk. Spannend: want het was helemaal nieuw voor ons om vanuit het niets een onderzoek te starten. Afgelopen zomervakantie zijn we fanatiek aan de slag gegaan met het werkelijke onderzoek. In het nieuwe schooljaar hebben we, weliswaar apart van elkaar omdat Daphne de Vries naar de havo ging, alle resultaten verwerkt en de bijbehorende theorie opgesteld. We onderhielden onderling goed contact en zochten elkaar eens per week op in het pws-lesuur. Het maken van ons pws was niet alleen een uitdagende, maar ook een hele leerzame ervaring. Het onderwerp lag dicht bij ons en niet alleen wij, maar bijna alle mensen in het onderwijs of in het bedrijfsleven hebben te maken met het digitale (school)bord. Daarom hopen we dat ons onderwerp een breed publiek aanspreekt. Dit pws hadden we nooit alleen kunnen maken en afronden. Daarom willen wij graag een aantal mensen bedanken, zonder wie dit profielwerkstuk niet tot stand kon komen. Als eerste mevrouw Behnen, onze pws-begeleidster. Zij gaf ons altijd goede, maar ook kritische raad en bleef altijd enthousiast over ons onderwerp. Ook willen wij die leraren bedanken van wie wij onder hun lesuren verschillende leerlingen konden testen. Ook veel dank aan de 37 leerlingen uit de eerste en derde klas van schooljaar van het Bogerman die de testen ondergingen. En natuurlijk de roostermaker die lokalen voor ons regelde waarin de testen gedaan konden worden en niet te vergeten de heer Brandsma die ons de gegevens van de lichtsterktes van de beamers gaf. Naast de mensen van het Bogerman in Sneek, bedanken wij orthoptist Baukje Smink van opticien Dikhoff Schurer voor haar kijk op ons onderzoek en de tijd die zij voor ons vrijmaakte. Ook zijn wij blij met de reacties van de orthoptisten van het MCL op onze vragen en En wij danken Peter Steijlen, commercieel manager van the ACTIVboardpeople voor zijn toelichting op ons onderwerp. Als laatste gaat onze dank uit naar Corien van Eck, ambulant onderwijskundig begeleider voor visueel gehandicapten. Zij gaf ons mogelijke oplossingen voor de problemen met de digitale school borden en heeft ons ook een nieuw type bord laten zien. Kortom: een heleboel mensen krijgen niet alleen ons woord van dank, maar verdienen dat ook! 18 december 2013 Welmoed Sprong & Daphne de Vries Bogerman, Sneek Zicht op digitale schoolborden Pagina 2 van 56

4 Inhoudsopgave Voorwoord 2 Inhoudsopgave 3 Samenvatting 5 Inleiding 1 De reden van het onderwerp 6 2 Het experiment 7 3 De verwachting/hypothese 8 4 Het verwerken van de resultaten 8 Hoofdstuk 1: De bouw en werking van het oog 1 De opbouw van het oog 9 2 Het hoornvlies 10 3 De pupil en de iris 11 4 De ooglens 11 5 Het netvlies en de gele vlek 12 6 Het glasvocht 13 7 De oogzenuw en oogspieren 13 8 Afsluiting 14 Hoofdstuk 2: Oogafwijkingen 1 Het oog zonder of met brekingsafwijking 15 2 Myopie (bijziendheid) 16 3 Hypermetropie 18 Hoofdstuk 3: Schoolborden 1 Het normale schoolbord 20 2 Het digitale schoolbord 21 3 Beamer op scherm 22 Hoofdstuk 4: Leerprestaties 1 Eigen ervaringen 23 2 Theo Hendriks 23 3 Het digibord 24 Zicht op digitale schoolborden Pagina 3 van 56

5 Hoofdstuk 5: Oogmetingen 1 De visus 25 2 Het optimaliseren van de visus 26 3 Het contrast en gezichtsvermogen 27 Hoofdstuk 6: Verwerking van de resultaten 1 De grafieken en tabellen 29 2 De berekeningen aan de resultaten 31 3 De normaalverdelingen 32 4 De grafieken en tabellen, eerste en derde jaar-laag apart 34 5 De normaalverdelingen, eerste en derde jaar-laag apart 37 Hoofdstuk 7: Gesprekken met professionals 1 Commercieel directeur digibordenontwikkelaar 41 2 Orthoptist Baukje Smink 41 3 De orthoptisten van het MCL 42 Conclusies 43 Discussie 1 Aanbevelingen voor verder onderzoek 44 2 Aanbevelingen voor opticiens 45 3 Aanbevelingen voor docenten 45 4 Aanbevelingen voor leerlingen 46 Bronvermelding Bronnen van de theoretische informatie 47 Bronnen van de beeldinformatie 49 Bijlagen Bijlage 1: Oogkaart 51 Bijlage 2: Betekenis van de scores 52 Bijlage 3: Scores van de geteste leerlingen 53 Bijlage 4: Scores van de geteste leerlingen uit de eerste jaar-laag 54 Bijlage 5: Scores van de geteste leerlingen uit de derde jaar-laag 55 Bijlage 6: Verschil van score digibord en diascherm ten opzichte van het blaadje (normaalproef) 56 Zicht op digitale schoolborden Pagina 4 van 56

6 Samenvatting De onderzoeksvraag van dit pws was: Waardoor hebben meer jongeren, sinds het in gebruik nemen van digitale schoolborden op scholen, een bril nodig? Om de kwaliteit van de ogen te onderzoeken is een standaard oogtest gebruikt. Deze oogtest wordt afgebeeld op een A4 tje en meet de prestatie van het oog. Met precies dezelfde afmeting werd deze test op een digitaal schoolbord geprojecteerd en op een beamer met diascherm. Zo werd onderzocht of er bij leerlingen in de eerste en de derde klas een verschil zit in leesprestatie tussen gebruik van papier, beamer en digibord. De verwachting was dat de leesscores met het digitale schoolbord en met de beamer met scherm een lager gemiddelde zouden hebben dan het gemiddelde van de scores die gehaald zijn met de normaalproef. Ook werd verwacht dat de leerlingen in het derde jaar lager zouden scoren op de testen dan de leerlingen uit de eerste klas. Leerlingen uit de derde klas hebben immers langer met digitale schoolborden les gehad. Die eerste verwachting is door de testen bewezen. De tweede verwachting is verworpen. Naast het eigen onderzoek is er ook contact gezocht met verschillende opticiens en orthoptisten van het MCL in Leeuwarden. Deze specialisten kwamen met belangrijke aanvullingen: door een hoge lichtintensiteit kunnen ogen sneller vermoeid raken en het schakelen tussen het felle licht van beamer of digibord en de verduisterde klas, kan ook een oorzaak zijn van vermoeidheid van de ogen. Ook is er een probleem bij de tekst die op het digibord geprojecteerd wordt. Vaak zal deze tekst kleiner zijn dan de grootte waarmee een leraar op een gewoon bord schrijft en kunnen plaatjes minder scherp geprojecteerd worden. Teveel turen kan hoofdpijn opleveren. Zo komen jongeren erachter dat ze een kleine oogafwijking hebben en gaan hiermee naar een opticien. Dit betekent niet dat door digitale schoolborden de oogkwalitiet verslechtert. Tenslotte heeft het pws-onderzoek een aantal aanbevelingen opgeleverd. De belangrijkste zijn: 1. Verder onderzoek is nuttig, maar dan moet er met meer leerlingen in verschillende leeftijdscategorieën worden getest. Bij deze testen moet veel aandacht worden besteed aan de sterkte van de beamers die worden gebruikt en aan de verlichting in het testlokaal en aan de lichtsterktes van digitale schermen. 2. Scholen moeten op korte termijn kijken hoe ze het beeld van digiborden en van beamers met scherm scherper kunnen krijgen. 3. Ogen laten testen bij een opticien is gratis, dus als leerlingen denken last te hebben van een oogafwijking moeten ze niet afwachten, maar meteen bij een opticien langsgaan. Zicht op digitale schoolborden Pagina 5 van 56

7 Inleiding 1 De reden van het onderwerp Dit profielwerkstuk, afgekort pws, gaat over de kleine oogafwijkingen waar jongeren last van krijgen sinds scholen gebruik maken van digitale schoolborden. Het viel de onderzoekers op dat steeds meer klasgenoten een bril moeten gaan dragen, omdat zij moeite hebben met het scherp kunnen zien van de tekst op dit type schoolbord. Zo heeft Daphne de Vries in het begin van 5vwo een bril gekregen omdat zij de tekst op het bord niet meer scherp kon lezen. Het constant extra aanspannen van de ogen zorgde voor een vermoeid gevoel en aan het einde van de dag voor hoofdpijn. Het bleek dat er sprake was van een afwijking van slechts -0,5 dioptrie. Het dragen van een bril heeft voor een grote verbetering gezorgd. In 4vwo heeft Welmoed Sprong in een klein onderzoek gedaan waarbij ze samen met Fimke Anna Giliam leerlingen uit hetzelfde jaar oogtesten liet doen. Dit was voor het vak ANW. Hier kwam als resultaat uit dat er heel wat leerlingen slecht op deze test scoorden en dat deze jaar-laag een aantal jongeren bevatte waarbij, op basis van de test, een oogafwijking vermoed kon worden maar die geen bril of lenzen droegen. In dit pws wordt verder onderzocht of er een verband is tussen het gebruik van digitale schoolborden en oogafwijkingen bij leerlingen in klas 1 en 3 van het voortgezet onderwijs en of dit verklaart waarom steeds meer jongeren een bril nodig hebben. Om te kijken of het opticiens ook was opgevallen dat er steeds meer jongeren een bril nodig hebben, zijn drie opticiens in Sneek bezocht. Daarbij is aan de medewerkers voorgelegd dat het de onderzoekers was opgevallen dat er steeds meer jongeren een bril nodig hebben en is ook gevraagd hoe zij denken dat dit komt. Zij waren alle drie unaniem van mening dat er steeds meer jongeren een bril nodig hebben sinds er op basis- en middelbare scholen gebruik wordt gemaakt van digitale schoolborden. Alle drie de opticiens konden ons geen duidelijk antwoord geven hoe dit komt. Daarom is de onderzoeksvraag van dit pws: Waardoor hebben meer jongeren, sinds het in gebruik nemen van digitale schoolborden op scholen, een bril nodig? Om een antwoord te kunnen vinden op deze onderzoeksvraag, is een geschikt experiment bedacht waarmee getest kan worden of leerlingen daadwerkelijk meer moeite hebben met het kijken op het digibord of op het bord met beamer dan op het normale schoolbord. Dit experiment staat uitgebreid beschreven in paragraaf 2 van dit hoofdstuk. Om beter te begrijpen wat er precies aan de hand is, is onderzoek verricht naar de werking van het oog (hoofdstuk 1), de oogafwijkingen die een rol spelen bij het scherp zien op het digitale schoolbord (hoofdstuk 2), de werking van verschillende borden en beamers (hoofdstuk 3), een mogelijk verband tussen leerprestaties en oogafwijkingen (hoofdstuk 4) en naar de praktijkervaringen van opticiens en leveranciers van digitale borden (hoofdstuk 7). Om het experiment uit te kunnen voeren, zijn verschillende oogmetingen bestudeerd (hoofdstuk 5). Zicht op digitale schoolborden Pagina 6 van 56

8 Ook is contact gezocht met verschillende mensen die meer konden vertellen over het feit dat jongeren vaker een bril nodig hebben sinds het gebruik van digitale schoolborden. De reacties van de verschillende personen staan in hoofdstuk 8 Reacties. Bovendien bevat dit pws de volgende theoriehoofdstukken: De bouw en werking van het oog, Oogafwijkingen, Schoolborden, Leerprestaties en Oogmetingen. Dit om meer kennis van het onderwerp te krijgen. 2 Het experiment Voor het onderzoek is een standaard oogtest gebruikt. Deze oogtest is afgebeeld op een A4 tje en meet de dioptrie van het oog (voor uitleg over het begrip dioptrie zie hoofdstuk 2, paragraaf 2). Met precies dezelfde afmeting werd deze test op een digitaal schoolbord geprojecteerd en op een diascherm met beamer. Zo werd onderzocht of er bij leerlingen in de eerste en de derde klas een verschil zit in dioptrie tussen gebruik van papier, scherm en digibord. De oogtest op een A4-blaadje werd beschouwd als de normaalproef, de testen op het digitale schoolbord en de beamer met scherm zijn dan de variabelen op de normaalproef. Deze testen zijn uitgevoerd bij eerste en bij derdeklassers van het Bogerman. Daarom is een lijst opgevraagd met lokalen die een digitaal schoolbord of een diascherm met beamer of een normaal schoolbord hebben. Van hieruit zijn de eigen roosters vergeleken met die van eerste en derdeklassers en daaruit is opgemaakt op welke momenten de leerlingen konden worden getest zodat er voor beide partijen geen nadelige gevolgen waren. De oogtest werkt als volgt: Men print de oogkaart in de goede verhoudingen en hangt deze op ooghoogte op een wit zijbord Afbeelding 1: Welmoed Sprong test een leerling met de uitgeprinte oogtest normaalproef van een schoolbord. Op het digitale schoolbord projecteert men de oogkaart in een Word-bestand in precies dezelfde verhoudingen als die van de oogkaart op het zijbord. De oogkaart in het Wordbestand moet ook op ooghoogte hangen. Bij het diascherm met beamer worden precies dezelfde handelingen uitgevoerd: men projecteert de oogkaart in een Word-bestand en zorgt ervoor dat het de juiste verhoudingen heeft en op ooghoogte voor de leerlingen is geprojecteerd. Voor het onderzoek is de oogkaart iets bewerkt, zodat de leerlingen niet twee keer dezelfde test deden. De openingen in de cirkels op het beamerscherm werden op een andere plaats gezet dan bij de test op het digibord. Daarna legt men op 4 meter afstand van het bord een lijn neer, waar de leerlingen achter plaats nemen. Als de leerlingen achter de lijn staan, bedekken ze met hun hand één van de ogen. Met het andere oog start de leerling met het oplezen van de oogkaart. Hij begint bij de ene proef linksboven en bij de andere proef rechtsboven. Dit zorgt ervoor dat er bijna geen kans is dat een leerling de volgorde onthouden heeft. Hij noemt per rondje op, waar deze een kleine opening heeft en werkt zo de rijen af. Bijvoorbeeld: links, rechts, boven, onder, links boven, rechts onder et cetera. In afbeeldingen 1 en 2 is te zien hoe de proef afgenomen werd. Aan de rechterkant van de oogkaart staat Sehnschärfe, dat is Duits voor gezichtsscherpte. Sehnschärfe verwijst naar de meetbare mate van het vermogen van levende wezens om te kunnen Zicht op digitale schoolborden Pagina 7 van 56

9 zien (Sauer, 2013). Aan de rechterkant bevinden zich ook getallen, die staan voor een uitkomst van de scherpte van de ogen. De resultaten die aan een bepaalde Sehnschärfe zijn verbonden, staand in Bijlage 2: Betekenis van de scores De laatste regel die de leerling nog goed kan lezen, is de uitslag. Deze uitslag noteert men voor het onderzochte oog en dan voert de leerling de proef met het andere oog uit en ook die score wordt genoteerd. Tevens wordt genoteerd of de leerling in het eerste of in het derde leerjaar zit. 3 De verwachting / hypothese Afbeelding 2: Welmoed Sprong test een leerling op het Als het digibord invloed heeft op oogafwijkingen bij leerlingen dan zullen de resultaten van de digibord variabelen van digibord en beamer met scherm afwijken van de resultaten op de normaalproef, de test op het A4-blaadje. De verwachting is dat de scores met het digitale schoolbord en met de beamer met scherm een lager gemiddelde zullen hebben dan het gemiddelde van de scores die gehaald zijn met de normaalproef. Met andere woorden: leerlingen krijgen een minder scherp beeld bij de proef op het digitale schoolbord en op de beamer met scherm. Door onderscheid te maken tussen de eerste en de derde jaar-laag, wordt tussen de jaar-lagen ook een verschil in prestatie verwacht. Dat zal betekenen dat de leerlingen in het derde jaar lager scoren op de testen dan de leerlingen uit de eerste klas. Leerlingen uit de derde klas krijgen immers langer les met digitale schoolborden en hebben daardoor meer last van een oogafwijking. 4 Het verwerken van de resultaten De scores van de leerlingen op de verschillende oogtesten worden per leerling per oog genoteerd, zie hiervoor Bijlage 3. Elk nummer staat voor een leerling en daarachter de scores die deze leerling op de testen behaalde. Van elke variabele, voor het digibord en beamer met scherm, wordt ook het gemiddelde berekend. Door deze gemiddelden te vergelijken wordt duidelijk of deze sterk afwijken per type schoolbord. Van het gemiddelde dat wordt berekend uit de normaalproef, wordt de standaardafwijking berekend. Het gemiddelde van de normaalproef en de standaardafwijking ervan, wordt geplaatst in een normaalverdeling. In de normaalverdeling wordt ook het gemiddelde van een variabele toegevoegd als grenswaarde. Daaruit blijkt vervolgens hoeveel het gemiddelde van de variabelen afwijkt van het gemiddelde van de normaalproef. Verdere uitleg en verwerkingen staan in hoofdstuk 6 Verwerking van de resultaten. Zicht op digitale schoolborden Pagina 8 van 56

10 Hoofdstuk 1: De bouw en werking van het oog 1 De opbouw van het oog In deze paragraaf wordt overzichtelijk de opbouw van het oog beschreven. In de paragrafen die hierop volgen zal de werking en functie van ieder onderdeel van het oog uitgebreid worden beschreven op volgorde van buiten naar binnen. Onze ogen zijn vergelijkbaar met een fotocamera. Binnenin het oog bevindt zich een lenzenstel, een diafragma en een lichtgevoelige filmplaat. Het lenzenstel bestaat uit twee verschillende lenzen. De voorste, genaamd het hoornvlies en de eigenlijke lens, de ooglens. Tussen deze twee lenzen zit het diafragma, een ander woord voor de pupil, het zwarte rondje in het midden van het oog. Net als bij het diafragma van een camera kan deze groter en kleiner worden. Waarom en waardoor deze van grootte kan veranderen, wordt verder uitgelegd in paragraaf 3. De binnenkant van de oogbol is zeer gevoelig voor licht, dit is de gevoelige lichtplaat, ofwel het netvlies. Door middel van het lenzenstelsel wordt een scherpe afbeelding op de netvlies geprojecteerd (Het Oogziekenhuis Rotterdam, 2013). Wanneer een beeld op het netvlies komt, wordt dit beeld omgezet in elektrische signalen. Vervolgens gaan deze signalen via een oogzenuw naar de hersenen. Pas in de hersenen worden men zich bewust van dat wat men ziet. De oogzenuw werkt dus als een soort verbindingskabel tussen de ogen en het gedeelte van de hersenen in het achterhoofd. Hier ligt namelijk het ziencentrum (Het Oogziekenhuis Rotterdam, 2013). Afbeelding 3 geeft een overzichtelijke weergave van al deze onderdelen. Afbeelding 3: Doorsnede van het oog Zicht op digitale schoolborden Pagina 9 van 56

11 2 Het hoornvlies Het hoornvlies (cornea) is de voorste lens. Deze bevindt zich aan de voorkant van het oog. Het hoornvlies is het doorzichtige bovenlaagje van de harde oogrok, zie hiervoor afbeelding 4. De harde oogrok (sclera) geeft het oog de behorende stevigheid. Om alle staafjes en kegeltjes (zie paragraaf 5) van bloed te kunnen voorzien, loopt binnenin de oogrok een dicht netvlies van bloedvaten, het vaatvlies. Aan de voorkant van het oog komt het vaatvlies samen en loopt over in de iris, het regenboogvlies (Het Oogziekenhuis Rotterdam, 2013). Meer over de iris in paragraaf 3. Afbeelding 4: Overzichtelijk de delen van het oog Het hoornvlies is slechts drie millimeter dik, maar uiterst complex opgebouwd. Het bestaat namelijk uit wel zes verschillende laagjes. Vooraan de traanfilm, dit houdt het oog glanzend en vochtig. Vervolgens het epitheel, dit is vergelijkbaar met de huid. Dan een stevige en elastische laag, het membraan van Bowman. Vervolgens de stromalaag, de dikste laag ook wel bindweefsellaag genoemd. Dan komt het membraan van Descemet, dit is ook weer een elastische laag. Ten slotte de endotheellaag, deze laag heeft een waterpompfunctie (Het Oogziekenhuis Rotterdam, 2013). Afbeelding 5 geeft een overzicht van alle lagen van het hoornvlies. Afbeelding 5: Verschillende lagen hoornvlies Zicht op digitale schoolborden Pagina 10 van 56

12 3 De pupil en de iris De pupil ziet er uit als een klein rondje in het midden van het oog, maar is eigenlijk een kleine opening in het midden van de iris. In de vorige paragraaf is verteld dat het vaatvlies samenkomt in de iris, ofwel het regenboogvlies. De iris is het diafragma van de ogen. Dit ringvormige orgaan heeft twee verschillende spiertjes. De ene zorgt voor vernauwing van de pupil en de andere voor verwijding van de pupil. Deze spieren reageren door toedoen van licht. Bij veel, helder en fel licht zal de spier vernauwen en wordt de pupil dus kleiner. In gedempt licht of in het donker zal de spier verbreden en wordt de pupil dus groter. Door deze vernauwing en verbreding van de pupil kan de hoeveelheid licht die de ogen binnenkomt, gereguleerd worden (Het Oogziekenhuis Rotterdam, 2013). In de afbeeldingen 6 en 7 is te zien hoe eenzelfde oog eruitziet onder toedoen van weinig licht en veel licht. Verder staat de iris voor de kleur van de ogen. Heeft men veel pigment dan is de iris bruin, bij minder pigment zijn de ogen grijs of blauw. Afbeelding 6: Pupil bij weinig Afbeelding 7: Pupil bij veel licht 4 De ooglens Direct achter de pupil en de iris bevindt zich de ooglens. De ooglens zorgt ervoor dat men zowel van dichtbij als van veraf objecten helder kan zien. De lens is soepel en heeft het vermogen om van vorm te veranderen. Hij kan onder bepaalde omstandigheden boller en platter worden. Dit vermogen heet accommoderen en gaat automatisch. Door de focus te veranderen van een voorwerp van veraf naar een voorwerp van dichtbij, zal de lens boller worden (Het Oogziekenhuis Rotterdam, 2013). In afbeelding 8 wordt de vorm die de lens aanneemt in beeld gebracht. Afbeelding 8: Scherpstellen van het oog Zicht op digitale schoolborden Pagina 11 van 56

13 Door middel van accommoderen wordt het licht dat van een voorwerp afstraalt, op een andere manier gebroken en komt zo helder op het netvlies. Als men focust op een voorwerp dat veraf staat, zal de voorgrond minder helder zijn. Echter wanneer men focust op een voorwerp van dichtbij, dan zal de achtergrond waziger worden. Ook hiermee komen onze ogen zeer overeen met het vermogen van een fotocamera (Het Oogziekenhuis Rotterdam, 2013). Bij het ouder worden zal de flexibiliteit van de lens afnemen. De lens zal dan minder makkelijk bol kunnen worden. Daarom heeft men tussen de 40 en 50 jaar vaak al een bril nodig voor bij het lezen. Letters worden namelijk gezien van dichtbij en de lens moet bol worden, willen de letters scherp gezien worden. Daarnaast kan de lens op oudere leeftijd ook troebel worden, deze aandoening wordt staar genoemd. Wanneer de lens troebel wordt, is dit in een later stadium van buitenaf te zien als een wazig vlekje in de pupil. Staar kan operatief behandeld worden. De manier van deze behandeling wordt in hoofdstuk 2 behandeld (HetOogziekenhuisRotterdam, 2013). 5 Het netvlies en de gele vlek Het netvlies is de lichtgevoelige laag waarmee de achterzijde van het oog bedekt is. Het netvlies bestaat uit twee verschillende soorten cellen: de kegeltjes en de staafjes. Deze cellen worden fotoreceptoren genoemd en zij zetten de beelden die ze opvangen om in elektrische signalen. Vervolgens gaan deze signalen naar de hersenen, waar we ons bewust worden van het beeld. Kegeltjes en staafjes zijn niet mooi gelijkmatig over het netvlies verspreid. Precies in het midden van het netvlies zitten de kegeltjes heel dicht op elkaar. Dit gebied heet de gele vlek, ofwel de macula. Hierdoor kunnen we recht van voren hele fijne details zien (Het.OogziekenhuisRotterdam, 2013). Bij daglicht en goede kunstverlichting kijken we met de kegeltjes. Met kegeltjes kunnen we recht van voren scherp kijken, kleuren zien en details onderscheiden. Dingen zoals tv kijken doen we alleen met de kegeltjes. Van deze kegeltjes hebben we er ongeveer zes miljoen per oog. Kegeltjes zijn erg gevoelig voor licht en werken ook alleen wanneer er voldoende licht aanwezig is. Daarom zien wij in het donker alles in grijstinten. Het is niet dat alles om ons heen geen kleur meer heeft, maar omdat er geen licht is kunnen de kegeltjes de kleuren niet waarnemen (HetOogziekenhuisRotterdam, 2013). De oorzaak dat men in het donker toch nog redelijk kan zien, ligt bij de staafjes. Men heeft meer staafjes dan kegeltjes, namelijk 120 miljoen staafjes. Met staafjes kan men opzij zien en in het schemer. Door middel van staafjes ziet men contrast. Een laag contrast duidt op weinig verschil tussen bijvoorbeeld verschillende grijs- of kleurtinten (Het Oogziekenhuis Rotterdam, 2013). Om duidelijk te krijgen wat contrast betekent, geeft afbeelding 9 een foto met veel contrast en afbeelding 10 een foto met weinig contrast. Staafjes zien echter geen kleur en ook geen details. Men kan dan ook niet lezen in het donker. Zicht op digitale schoolborden Pagina 12 van 56

14 Afbeelding 9: Foto met veel contrast Afbeelding 10: Foto met weinig contrast 6 Het glasvocht In de vorige paragrafen zijn de lenzen en het netvlies behandeld. In deze kleine paragraaf wordt verteld over wat er precies tussen de lens en het netvlies in zit. Het oog is namelijk niet hol. De ruimte tussen de lens en het netvlies is gevuld met een soort gelei. Deze gelei heet het glasvocht en wordt omgeven door een dun vlies. Dit vlies bevat dunne vezels die zorgen voor elasticiteit en stevigheid. In de loop der jaren, rond de leeftijd van 50 tot 60 jaar, neemt deze elasticiteit en stevigheid van de vezels af (Het Oogziekenhuis Rotterdam, 2013). 7 De oogzenuw en oogspieren Wanneer de prikkels door de staafjes en kegeltjes zijn opgevangen, moeten ze doorgegeven worden naar de hersenen, want pas daar worden we ons bewust van het beeld. Dit gaat met behulp van de oogzenuw. Om het oog te kunnen draaien en bewegen, heeft het oog verschillende oogspieren. Ieder oog heeft vier rechte oogspieren. Deze zitten aan de onder-, boven- en beide zijkanten van het oog. Daarnaast zijn er ook nog twee schuine oogspieren. Hiermee kan men schuin naar boven en beneden kijken. De spieren zitten met het ene uiteinde vast aan een peesring achterin de oogkas. Het andere uiteinde zit vast aan de buitenkant van het oog (Het Oogziekenhuis Rotterdam, 2013). Zie afbeelding 11. Zicht op digitale schoolborden Pagina 13 van 56

15 Afbeelding 11: Oogspieren 8 Afsluiting Alle onderdelen van het oog en de werking en functie ervan zijn nu besproken. Het hoofdstuk wordt afgesloten met het deel van het oog dat het oog afsluit: de oogleden. De oogleden beschermen het oog tegen uitdroging, fel licht en stofjes of andere voorwerpen (haartjes, vliegen, ander vuil). We kunnen de oogleden in een reflex snel sluiten. Om de zoveel tijd knippert men met de ogen om ze weer even vochtig te maken. Hierdoor wordt de traanfilm, besproken in paragraaf 2, ververst. Het vocht wordt gemaakt door de traanklier, en heet dus het traanvocht. De traanklier ligt aan de bovenkant van het bovenooglid. Om overig vocht af te voeren, bevat het oog ook nog twee afvoerbuisjes. Deze zitten aan de neuszijde in het boven- en onderooglid. Het vocht loopt via de afvoerbuisjes naar de neus. Vandaar dat men, wanneer men moet huilen erg begint te snotteren. Wanneer het ooglid of de traanbuisjes ontstoken raken, kan dit nare gevolgen hebben (Het Oogziekenhuis Rotterdam, 2013). Zicht op digitale schoolborden Pagina 14 van 56

16 Hoofdstuk 2: Oogafwijkingen Er zijn drie soorten oogafwijkingen: myopie, hypermetropie en astigmatisme (cilindrische afwijkingen). In dit pws wordt alleen aandacht besteed aan de twee vormen van oogafwijkingen die in het onderzoek naar voren kunnen komen, namelijk myopie (bijziendheid) en hypermetropie (verziendheid). Leerlingen met een slechte score in het onderzoek zijn waarschijnlijk bijziend. Vandaar dat op bijziendheid dieper wordt ingaan. Het is met dit onderzoek niet mogelijk om aan te tonen of leerlingen ook last hebben van cilindrische afwijkingen, dit moet een opticien vaststellen. Het onderzoek richt zich op gezonde leerlingen met mogelijk een oogafwijking, leerlingen met een oogziekte zijn uitgesloten. 1 Het oog zonder of met brekingsafwijking Via het hoornvlies en de lens worden lichtstralen of beelden op het netvlies geprojecteerd. De lens heeft een brekingssterkte. Deze wordt uitgedrukt in dioptrieën, dit is te vergelijken met de sterkte van een vergrootglas. Hoe groter het aantal dioptrieën, hoe sterker de ooglens is. Het hoornvlies heeft een brekingssterkte van ongeveer dioptrieën en de lens van ongeveer dioptrieën. De lichtstralen worden door het hoornvlies en de lens dus ongeveer dioptrieën gebroken. Bij een normaal oog vallen dan de lichtstralen precies op het netvlies (Topklinische ziekenhuizen, 2004). Afbeelding 12: Normaal oog zonder refractieafwijking Bij een refractieafwijking (ook wel brekingsafwijking genoemd) heeft één of beide ogen een bepaalde fout in het brekingssysteem waardoor de beelden niet goed op het netvlies geprojecteerd kunnen worden. Dit betekent niet dat er sprake is van een oogziekte maar van een afwijking van de lichtbreking in het oog. De verschillende refractieafwijkingen zijn: bijziendheid, verziendheid en cilindrische afwijkingen. (Topklinische ziekenhuizen, 2004). Dit onderzoek richt zich op de eerste twee refractieafwijkingen De sterkte van de lens, in andere woorden het brekend vermogen van de lens, wordt uitgedrukt in dioptrie, aangegeven met de D. De brandpuntsafstand is het punt waar de lichtstralen samenkomen en er een scherp beeld ontstaat. Dit drukt men uit in meters en kort men af met de letter f (van focus). De omrekening die gedaan wordt is: D= 1/f. (Topklinische ziekenhuizen, 2004). Bij bijziendheid zijn de uitkomsten in dioptrieën uitgedrukt een negatief getal vanwege de negatieve brandpuntsafstand. Bij verziendheid is de uitkomst positief door de positieve brandpuntsafstand (Topklinische ziekenhuizen, 2004). Zicht op digitale schoolborden Pagina 15 van 56

17 2 Myopie (bijziendheid) Myopie wordt ook wel bijziendheid genoemd. Iemand is bijziend als het hoornvlies van een oog te bol is, want dan worden de binnenvallende lichtstralen te sterk gebroken. Hierdoor vallen de lichtstralen niet een heel klein beetje voor het netvlies, maar er verder vóór in het glasvocht. De lichtstralen vallen ook voor het netvlies als het oog te lang is en ook dan wordt er op het netvlies geen scherpbeeld gevormd. Er zijn dus twee oorzaken voor bijziendheid: een te sterk brekend vermogen door het hoornvlies of de lens (brekingsmyopie) of een te grote oogaslengte, wat betekent dat het oog te lang is (as-myopie). De laatste vorm, as-myopie, komt het vaakste voor (Topklinische ziekenhuizen, 2004). Bij myopie ziet men het beeld onscherp, doordat het beeld van een voorwerp, dat zich op een afstand bevindt, voor het netvlies valt (zie hiervoor de linker afbeelding in afbeelding 13). Als het voorwerp zich op leesafstand bevindt, dan verplaatst dit beeld zich in het oog naar achteren en komt het op het netvlies terecht. De afstand waarop men een voorwerp scherp ziet, hangt af van de sterkte van de myopie. Dit betekent dat iemand met myopie voorwerpen dichtbij goed ziet, maar op afstand niet (Topklinische ziekenhuizen, 2004). Afbeelding 13: Links, een oog met myopie. Rechts een oog waar een negatieve lens voor het oog is geplaatst. Er zijn twee vormen van myopie, fysiologische myopie, wat ook wel enkelvoudige myopie of schoolmyopie genoemd wordt, en pathologische myopie wat ook wel progressieve myopie genoemd wordt (Topklinische ziekenhuizen, 2004). Bij fysiologische myopie treedt er een normale groei van elk brekend systeem van het oog op. Dit leidt meestal tot een matige vorm van myopie. Schoolmyopie wordt merkbaar op de schoolleeftijd en deze myopie blijft vaak constant vanaf het 20 e levensjaar, na de voltooiing van de lichamelijke ontwikkelingen. Vaak komt hierbij de dioptrie niet boven de -5 (Topklinische ziekenhuizen, 2004). Bij pathologische myopie groeit de oogaslengte excessief terwijl de andere systemen die voor breking zorgen normaal groeien. Dit kan sterke myopie zijn, waarbij de refractiefout groter is dan -6D en de oogaslengte groter is dan 26 mm (bij een normaal oog is deze mm lang). Dit is vaak al bij de geboorte aanwezig. Hoge myopie komt 2,5 keer vaker voor bij vrouwen dan bij mannen. Van de algemene bevolking heeft ongeveer 2% deze vorm van myopie en van de mensen met myopie heeft ongeveer 30% deze vorm. (Topklinische ziekenhuizen, 2004). De myopie kan zich op verschillende leeftijden ontwikkelen. Bij een klein percentage kinderen is het aangeboren, vaak leidt dit ook tot een ernstigere vorm van myopie. Myopie kan zich ook op jonge leeftijd ontwikkelen, wat vaak schoolmyopie genoemd wordt. Dit vindt Zicht op digitale schoolborden Pagina 16 van 56

18 plaats tussen het 7 e en 16 e levensjaar en wordt veroorzaakt door een toename van de lengte van het oog. Enkele risicofactoren zijn: erfelijkheid, vroeggeboorte en de neiging van ogen om naar binnen te draaien (Topklinische ziekenhuizen, 2004). In de leeftijdscategorie van 7 tot 13 jaar wordt er bij ongeveer 15 tot 25% een verergering van de myopie van -1D of hoger geconstateerd. De grootste toename ligt bij meisjes met een leeftijd van 9 tot 10 jaar en bij jongens is de grootste toename bij 11 tot 12 jaar. Hoe eerder myopie bij kinderen ontstaat, hoe meer verergering er kan optreden. Als myopie na het 16 e levensjaar ontstaat, is dit vaak ook in een minder ernstige vorm. De verergering van de myopie stopt bij meisjes rond het 15 e levensjaar en bij jongens rond het 16 e levensjaar, dit kan uitlopen tot het 20 e levensjaar. Bij ongeveer 75% van de pubers stabiliseert de refractieafwijking zich ook weer. Het is tijdens de kinderleeftijd noodzakelijk om de oogsterkte regelmatig te laten opmeten. Verder is er ook nog een vorm van myopie die zich op latere leeftijd ontwikkelt, dit begint rond het 20 e levensjaar. Een risicofactor van het krijgen van myopie op latere leeftijd kan intensief dichtbij werken zijn. Er wordt geschat dat 20 tot 40% van mensen met een lage verziendheid of emmetropie (brilsterkte) die intensief werken op dichtbije afstand, een myopie ontwikkelt voor de leeftijd van 25. Bij mensen die deze werkzaamheden niet verrichten wordt dit percentage met een myopie op 10% geschat. Door het intensief dichtbij werken kan er een aanpassing optreden waardoor er voor op afstand kijken een bril nodig is, bijziendheid. Rond de middelbare leeftijd kan een myopie ontstaan of toenemen doordat de ooglens verandert en er bijvoorbeeld staar wordt gevormd (Topklinische ziekenhuizen, 2004). Uit onderzoek is nog niet gebleken dat er een verband bestaat tussen lichaamsbouw en refractieafwijking, waarbij de vraag gesteld wordt of langere mensen vaker bijziend zijn. Wel heeft een studie laten zien dat een bovenmatige snelheid van groeien bij kinderen tussen 2,5 tot 10 jaar zou kunnen leiden tot een kleine toename van de refractiefout op 15 jarige leeftijd, maar dit effect is minimaal (Topklinische ziekenhuizen, 2004). Iemand die bijziend, is, heeft geen moeite met lezen. Bij lezen valt het beeld wel scherp op het netvlies. (Topklinische ziekenhuizen, 2004). Wel hangt de sterkte van de myopie af, van de vraag in hoeverre een bijziend persoon goed dichtbij kan kijken. Bij een grote dioptrie van bijvoorbeeld -5 dioptrieën zie je scherp tot 20 cm. Dit kan al snel buiten de leesafstand vallen (Topklinische ziekenhuizen, 2004). Mensen die bijziend zijn, hebben een correctie met negatieve of minglazen. Hierdoor wordt het brandpunt naar achter geplaatst zodat de lichtstralen goed op het punt vlak voor het netvlies vallen, zie hiervoor de rechter afbeelding in afbeelding 9. Dit zorgt voor een scherp beeld op grotere afstand, maar geeft ook een verkleind beeld (Topklinische ziekenhuizen, 2004). In tegenstelling tot een verziend oog, kan een myoop oog zichzelf niet corrigeren door accommodatie. Bij accommodatie verplaatst het beeld zich nog verder vóór het netvlies en krijgt men dus een nog waziger beeld. Door het toeknijpen van de ogenleden wordt de gezichtsscherpte op afstand wel iets verbeterd (Topklinische ziekenhuizen, 2004). Zicht op digitale schoolborden Pagina 17 van 56

19 Er zijn verschillende factoren die geassocieerd worden met myopie. Zo zou etniciteit een rol kunnen spelen omdat Aziatische mensen vaker last hebben van myopie dat Europeanen. Ook zou het geassocieerd kunnen worden met de opleidingsstatus van de ouders of met intensief dichtbij werken, denk hierbij aan lezen en studeren. Uit onderzoek lijkt het dat kinderen die myoop werden, minder vaak buitenhuis waren. Het werkt beschermend op het ontstaan en/of de toename van myopie als er meer tijd buitenshuis wordt doorgebracht, voor sporten en spelen. Elk uur extra dat per week buitenshuis wordt doorgebracht, verlaagt het risico op myopie met 2% (Topklinische ziekenhuizen, 2004). Een belangrijke rol speelt de refractieafwijking van de ouders. Bij ouders met myopie heeft het kind een grotere kans om dit ook te ontwikkelen. Uit erfelijkheidsstudies blijkt dat myopie geassocieerd wordt met bepaalde genen of genetische varianten op genen. Op verschillende chromosomen zijn vele genen gevonden die een rol zouden kunnen spelen bij het ontstaan van myopie. Het blijkt namelijk dat mensen met verschillende genetische varianten op chromosoom 15 een hogere kans hebben op bijziendheid. Door oogziektes kan ook myopie ontstaan, bijvoorbeeld door staar en hyperglykemie bij patiënten met diabetes (Topklinische ziekenhuizen, 2004). Na vele onderzoeken moet de conclusie getrokken worden dat er nog geen eenduidige oplossing is die bijziendheid afremt. Wel is er aangetoond dat ongecorrigeerde myopie leidt tot achterstand in opleiding en ontwikkeling van het kind (Topklinische ziekenhuizen, 2004). 3 Hypermetropie Iemand met hypermetropie, ook wel verziendheid genoemd, kan voorwerpen van veraf goed zien maar van dichtbij niet. Hypermetropie betekent dat het hoornvlies te vlak of het oog te kort is. Hierdoor worden binnenvallende lichtstralen te weinig gebroken. De beelden vallen zo achter het netvlies, in plaats van een heel klein beetje voor het netvlies. Hierdoor ontstaat er geen scherp beeld op het netvlies als iemand met hypermetropie naar een object dichtbij kijkt, zie hiervoor de linker afbeelding in afbeelding 14. Verziendheid heeft twee verschillende oorzaken: het hoornvlies of de lens kan een te zwak brekend vermogen hebben of de oogaslengte is te kort. Mensen met hypermetropie hebben daardoor meestal een korter oog dan mensen zonder hypermetropie. Verziendheid komt een stuk minder vaak voor dan bijziendheid (Topklinische ziekenhuizen, 2004). Afbeelding 14 : Links, een oog met hypermetropie. Rechts een oog waar een positieve lens voor het oog is geplaatst. Normale ogen hoeven niet te accommoderen om in de verte te kijken. Mensen met hypermetropie krijgen een beeld achter het netvlies waardoor men geen scherp beeld krijgt. Jonge mensen zijn Zicht op digitale schoolborden Pagina 18 van 56

20 echter zelf wel in staat om te accommoderen. Doordat het oog accommodeert, worden de beelden die achter het netvlies vallen door de eigen ooglens naar voren verplaatst en komen de beelden terecht op het netvlies. Hierdoor heeft het oog geen brilcorrectie nodig om scherp te kunnen kijken. In tegenstelling tot een normaal oog vindt er bij een (jong) hypermetroop oog wel accommodatie plaats bij het kijken in de verte. Vaak merken jongeren niks van hun bijziendheid. Het accommodatie vermogen van de ooglens bepaalt of het beeld op afstand nog scherp gesteld kan worden. Het vermogen neemt namelijk af bij het ouder worden (Topklinische ziekenhuizen, 2004). Bij het kijken op een kleinere afstand, verplaatst het beeld zich in het oog naar achteren toe en komt het daardoor achter het netvlies terecht. Bij een oog met hypermetropie komt dit beeld van dichtbij nog verder achter het netvlies terecht. Als het oog in staat is om verder te accommoderen, kan het beeld precies op het netvlies geprojecteerd worden. Jonge mensen kunnen de brekingsfout voor zowel dichtbij als veraf zelf nog corrigeren, accommodatie kost het oog wel extra energie waardoor bij vermoeidheid de accommodatie minder wordt en het dichterbij zien slechter gaat. Hierdoor kan een onaangenaam gevoel ontstaan waarbij men een tintelend of stekend gevoel in het hoofd kan krijgen (Topklinische ziekenhuizen, 2004). De refractieafwijking valt te corrigeren door een bril met positieve glazen op te zetten waarbij de lichtstralen door een sterkere breking weer op het netvlies geplaatst worden; zie hiervoor de rechter afbeelding in afbeelding 10 (Topklinischeziekenhuizen, 2004). Op jonge leeftijd hoeven er niet altijd klachten te zijn wanneer iemand hypermetropie heeft. Wel kunnen er klachten zijn zoals vermoeidheidsverschijnselen doordat er een toename van hoofdpijn komt in de loop van de dag. Dit komt doordat het oog de hele dag de brekingsafwijking aan het compenseren is door accommodatie-inspanningen van de ooglens. Het oog is dus te weinig in rusttoestand. Iemand met hypermetropie is er zo aan gewend geraakt om continu te accommoderen dat deze spier verkrampt kan raken (Topklinische ziekenhuizen, 2004). Op oudere leeftijd neemt het brekend en accommodatie vermogen van de lens af. Hierdoor wordt het lezen moeilijker want daarbij moet het oog extra accommoderen (Topklinische ziekenhuizen, 2004). Bij bijziendheid zijn de oorzaken van het ontstaan minder duidelijk dan bij verziendheid. Men denkt dat het ontstaan van refractieafwijkingen een complexe interactie tussen omgevings- en erfelijkheidsfactoren is (Topklinische ziekenhuizen, 2004). Zicht op digitale schoolborden Pagina 19 van 56

21 Hoofdstuk 3: Schoolborden 1 Het normale schoolbord Het normale schoolbord is een donkergroen krijtbord waar met wit krijt op wordt geschreven. Het krijt kan weer weggeveegd worden met een stoffen bordenwisser. Tegenwoordig wordt er nog maar weinig Afbeelding 15: Het ouderwetse krijtbord gebruik gemaakt van dit schoolbord. Het krijtbord is standaard een meter hoog en vier meter breed. Het bestaat uit een middenstuk van twee meter breed en aan beide zijkanten zitten zijpanelen van een meter breed. Deze zijpanelen zijn open en dicht te klappen. Het bord hangt aan de muur en kan handmatig iets naar boven of naar beneden geschoven worden. Nadeel van deze borden zijn: vieze vingers krijgen van het krijtje, schrijven met te korte krijtjes, na langdurig gebruik zijn oude krijtsporen niet meer goed uit te wissen. Het netjes kunnen schrijven op een krijtbord is weer een vaardigheid apart, maar de geschreven tekst is goed leesbaar (Groucho, 2013). Een andere versie van het normale schoolbord is het whiteboard. Het whiteboard is stofvrij en er wordt met donkerblauwe, rode, groene of zwarte stift op geschreven. Deze stift is weer uit te vegen met een doekje of wisser. Het bord kan gelijk van vorm en formaat zijn als het krijtbord maar er zijn ook borden zonder losse zijpanelen. De afmetingen kunnen verschillen, maar de borden zijn vaak een meter hoog en anderhalve meter breed en zitten vast aan de muur. Het nadeel van deze borden is het piepen van de stiften, stiften die op gaan en het feit dat de speciale stiften voor het bord erg lijken op gewone (permanente) stiften. Wanneer er met verkeerde stiften op zo n bord geschreven wordt, kan het vrijwel Afbeelding 16: het whiteboard niet meer weggehaald worden of er blijven resten zichtbaar (Kerkhof, B, 2013). Een whiteboard heeft een glad oppervlak. Wanneer het licht er op schijnt kan het bord gaan glimmen waardoor de geschreven tekst moeilijk te lezen kan zijn. De tekst is al helemaal moeilijk te lezen wanneer de stiften bijna op zijn. Het makkelijke van het schrijven op dit bord is, is dat je kleine foutjes gewoon met je vinger weg kan vegen zonder dat je vingers er vies van worden. Het schrijven zelf gaat ook soepel en gemakkelijk. Er is minder weerstand dan bij het schrijven op een krijtbord. Na langdurig gebruik kunnen stiftresten niet meer volledig weg zijn te wissen (Kerkhof, B, 2013). Zicht op digitale schoolborden Pagina 20 van 56

22 2 Het digitale schoolbord Het digitale schoolbord is één van de nieuwste technologieën in het onderwijs. Het wordt in de volksmond ook wel digibord genoemd. Het digibord is aangesloten op een computer en met een Fout! Bladwijzer niet gedefinieerd. wordt het computerbeeld op het bord geprojecteerd. Doorgaans is op die computer ook speciale software geïnstalleerd die het bord activeert en aanstuurt zodra de computer wordt opgestart. Zo ziet men op het digibord wat op het computerscherm staat en andersom. Ook is er de optie het digibord op bevriezen te zetten, waardoor je het computerscherm wel kunt veranderen maar deze verandering op het digibord niet te zien is (Huurneman, 2005). Meestal moet de eerste keer, en telkens wanneer de beamer of het bord worden verplaatst, het bord gekalibreerd worden. Kalibreren is het vergelijken van het scherm en het geprojecteerde beeld van de beamer. Zo komen beide beelden overeen. Via de software wordt elk contact met (of benadering van) het bord (met stift en/of vinger) omgezet in een muisklik of digitale markering (Huurneman, 2005). De meeste digiborden worden bestuurd met een speciale pen. Met deze pen kan men schrijven en dingen aanklikken. Een digibord heeft vele opties, zo kan men naast het schrijven ook PowerPoint presentaties laten zien, films en muziek afspelen en spelletjes spelen. Het digibord is te vergelijken met een heel groot computerscherm met Touch screen, alleen met dit verschil dat het beeld wordt geprojecteerd met een beamer (Huurneman, 2005). De nadelen van een digibord zijn dat Afbeelding 17: Het digitale schoolbord de geschreven tekst minder scherp is en daarnaast kan de eigen schaduw van de docent et cetera, het zicht op het bord blokkeren. Ook wordt het licht dat op het scherm geprojecteerd wordt, niet geheel weerkaatst doordat het bord een stroeve bovenlaag heeft. Deze stroeve bovenlaag zorgt ervoor dat er op het scherm elektronisch geschreven kan worden (Zadelhoff, 2013). 3 Beamer op scherm Zicht op digitale schoolborden Pagina 21 van 56

23 Naast het digitale schoolbord heeft men ook nog een variant die veel scholen gebruiken omdat deze in de aanschafprijs goedkoper is. Bij deze vorm wordt er een beamer in de klas gehangen en boven het schoolbord komt een scherm te hangen, dat oprolbaar is. Zo kan de leraar het doek naar beneden trekken wanneer het tijdens de les nodig is maar kan hij een gewoon schoolbord gebruiken voor bijvoorbeeld aantekeningen en extra uitleg (Huurneman, 2005). Het projecteren werkt hierbij hetzelfde als bij het digibord. De beamer is aangesloten op de computer, dus wat er op het computer scherm verschijnt, projecteert de beamer ook op het doek. Het verschil ten opzichte van een digibord is, dat men bij een beamer op doek geen Touch screen heeft. Er kan dus alleen wat geprojecteerd worden, maar er kan niet op geschreven worden (Groucho, 2013). De structuur van het doek waarop geprojecteerd wordt, is veel gladder dan bij het digibord. Dit komt doordat er op het doek niet geschreven hoeft te worden, dus is het scherm niet stroever gemaakt. Doordat het doek een gladde structuur heeft, wordt bijna al het licht dat op het doek geprojecteerd wordt, teruggekaatst. Hierdoor straalt het doek ook licht af als men er dichtbij staat (Zadelhoff, 2013). De nadelen van beide borden zijn dat het scherm zelf zo n acht tot tien jaar mee gaat, maar een beamer maar twee tot drie jaar en bovendien veel onderhoud vergt. Afbeelding 18: Het scherm waar de beamer op projecteert De lichtsterkte van een beamer kan afnemen waardoor er geen scherp beeld geprojecteerd kan worden. Ook speelt de lens in de beamer een belangrijke rol bij het scherp projecteren van het beeld. De lens kan vuil worden door stof en kan in sterkte verminderen. (Zadelhoff, 2013). Hoofdstuk 4: Leerprestaties Zicht op digitale schoolborden Pagina 22 van 56

24 1 Eigen ervaringen De laatste jaren kreeg ik steeds meer het idee dat ik het bord niet goed kon lezen. Daarom ging ik altijd maar vooraan in de klas zitten, maar zelfs dat was op het laatste moment geen oplossing meer. Een drukkend en branderig gevoel in mijn ogen was het gevolg en daarnaast was ik vaak aan het eind van de lessen erg moe. Dit leidde weer tot het ontwikkelen van slechte concentratie. Bij de opticien bleek ik een afwijking te hebben van slecht 0,5. Maar blijkbaar was ik niet de enige met deze klachten. Steeds meer kinderen beginnen moeite te hebben met het helder kunnen lezen van het bord. Ook hoor ik klasgenoten klagen over hoofdpijn en vermoeidheid aan het einde van de dag. Citaat van Daphne de Vries. Voor dit pws is met verschillende opticiens en oogartsen gesproken over dit verschijnsel. De vraag was of zij de laatste jaren ook meer mensen op bezoek krijgen voor een oogtest en die vervolgens een bril aanschaffen. Het antwoord sloot aardig aan bij de verwachting uit de inleiding. De opticiens kregen de laatste jaren niet zozeer meer kinderen langs, maar sinds het gebruik van het digibord op scholen kwamen er wel meer kinderen die slechts een zeer kleine oogafwijking hadden. 2 Theo Hendriks Dr. mr. Theo Hendricks promoveerde op het onderwerp: Geringe refractiefouten bij kinderen aan de Universiteit van Maastricht. Volgens Hendriks is er een verband tussen kleine oogafwijkingen en slechtere scores van leerlingen bij een toets. Het gevolg daarvan is dat bijna een kwart van de scholieren geen optimale score boekt bij bijvoorbeeld de Cito-toets. Deze kleine afwijkingen, vanaf +0,5D of 0,5D, leiden niet meteen tot een slechter zicht, maar gaan wel samen met een constante inspanning van de oogspieren. Hierdoor zouden kinderen, maar ook volwassenen, hoofdpijnklachten hebben en zich minder goed kunnen concentreren (Jager, 2008). 3 Het digibord Van een producent van digiborden en van een oogarts zijn ervaringen bekend die te maken hebben met klachten over het digibord. Zicht op digitale schoolborden Pagina 23 van 56

25 Op het digibord wordt via een beamer licht geprojecteerd. Dit licht moet helder genoeg zijn om het geprojecteerde te kunnen lezen. Dit heeft echter verschillende effecten op de plaats in de klas, dat wil zeggen bijvoorbeeld voorin of achterin het klaslokaal. De lichtsterkte kan zo ingesteld zijn dat het bord vooraan in de klas goed te lezen is. Het nadeel is dat dan achterin de klas het beeld op het bord minder scherp wordt en het dus minder goed leesbaar is. Om dit te voorkomen is de lichtsterkte zo sterk dat het zelfs achterin de klas het beeld helder en scherp genoeg is. Het nadeel hiervan is dat het licht voorin de klas nu veel te scherp is. Wanneer een leerling daar langere tijd naar moet kijken, is dit erg belastend voor de ogen (Peter Steijlen, commercieel manager van the ACTIVboard people). Een ander effect dat het digibord met zich mee brengt is dat vaak het lokaal verduisterd wordt (lichten in lokaal uit en soms scherm voor het raam) zodat de tekst et cetera op het digibord beter te lezen is; de contrasten op het scherm van het digibord worden zo erg hoog. Het contrast in een gewoon schrift op de tafel van een leerling is in datzelfde verduisterde lokaal vervolgens erg laag. Wanneer de leerlingen ondertussen ook nog aantekeningen moeten maken en dus afwisselend van het bord naar het schrift moeten kijken, zullen de ogen zich steeds aan moeten passen. Dit is ook weer erg vermoeiend voor de ogen en kan voor hoofdpijn zorgen (Peter Steijlen, commercieel manager van the ACTIVboard people). Uiteindelijk zorgt een digibord er niet voor dat je ogen slechter worden, maar je komt er wel sneller achter dat je een kleine oogafwijking hebt. Een bril dragen is dan een goede oplossing. Het wordt in de klas dan namelijk een stuk rustiger aan je ogen en de klachten zullen verminderen en uiteindelijk verdwijnen (Orthoptist Baukje Smink van opticien Dikhoff Schurer). Zicht op digitale schoolborden Pagina 24 van 56

26 Hoofdstuk 5: Oogmetingen Het functioneren van het oog wordt ook wel de visuele functie genoemd en deze wordt door verschillende maatstaven bepaald, zoals de contrastgevoeligheid, glare gevoeligheid (mate van de verstrooiing van het licht) en de meest gebruikelijke meting: het gezichtsvermogen (gezichtsscherpte) die ook wel visus wordt genoemd. 1 De visus Het bepalen van de gezichtsscherpte is het belangrijkste onderdeel bij elk oogheelkundig onderzoek. In de oogheelkunde noemt men de gezichtsscherpte de visus. Bij een oogmeting wordt de visus van elk oog afzonderlijk gemeten. Deze meting moet worden gedaan zonder het dragen van een bril of lenzen. In Nederland wordt de visus bepaald volgens de methode Snellen. Snellen (1862) was een Utrechtse hoogleraar en stelde vast dat de een oog met een normale visus precies de details in zwarte figuren op een witte achtergrond moet kunnen onderscheiden (Topklinische ziekenhuizen, 2004). De visus is op drie verschillende manieren te meten. Met de letterkaart, met methodes die vingers tellen en handbewegingen worden genoemd en met lichtperceptie (Het Oogziekenhuis Rotterdam, 2013). De letterkaart komt overeen met de manier die bij dit pws-onderzoek is gebruikt. Alleen waren de getallen voor het niveau van zien op een andere manier op schaal gebracht. Voor het meten van veraf zien, wordt de letterkaart meestal op een afstand van zes meter geplaatst. De kamer moet bovendien goed verlicht zijn. De meest gebruikte letterkaart is de Snellen-kaart. De scheidingslijn tot waar je visus de letters kan lezen heeft een getal. Het gemiddelde oog ziet 1.0, dit staat voor 100% zicht. Soms komt het voor dat een oog meer kan zien dan normaal. Dan is je visus bijvoorbeeld 1.2 of 1.6. Dit staat dan voor 120% of 160% zicht. Wanneer een oog minder ziet dan normaal, dan heeft je visus bijvoorbeeld een score van 0.8 (80%), 0,6(60%), 0,1 (10%) of, de laagst waarneembare score op een letterkaart, 0,05(5%). De 0,05 lijn is de bovenste lijn op de letterkaart en heeft dan de allergrootste letters. Wanneer iemand zelfs deze letters niet meer waarneembaar kan zien, wordt er over gegaan op de methode vingers tellen (Topklinische ziekenhuizen, 2004). Het vingers tellen is een vrij eenvoudig onderzoek en houdt niet veel meer in dat wat de naam van de methode al omschrijft. De gezichtsscherpte wordt onderzocht door de vingers te laten tellen van een opgestoken hand. Een persoon met een normale visus, dus 1.0, die de hand zou waarnemen, zal de vingers nog kunnen onderscheiden op een afstand van 60 meter. In dit onderzoek wordt de visus dan ook uitgedrukt in zestigste delen (uitkomst in meters gedeeld door 60). Tijdens het onderzoek wordt gevraagd vanaf welke afstand de patiënt de vingers van de onderzoeker nog kan zien. Als een patiënt dat kan op bijvoorbeeld een afstand van maximaal 3 meter, dan wordt de visus 3/60. Bij deze methode kan de visus liggen tussen 1/60 en 5/60. Want bij 6/60 zou men de vingers nog kunnen zien Zicht op digitale schoolborden Pagina 25 van 56

27 op een afstand van 6 meter maar dan zou de patiënt de letters van de letterkaart op een afstand van zes meter ook weer kunnen lezen. Wanneer de visus zo laag is, dat er zelfs geen vingers meer geteld kunnen worden, gaat de methode van handbeweging nog een stap verder (Topklinische ziekenhuizen, 2004). Een handbeweging is niet meer dan slechts een beweging van de hand, denk aan zwaaien. Bij een normale visus zou een handbeweging nog waarneembaar zijn vanaf een afstand van 300 meter. Daarom wordt de visus hierbij uitgedrukt in delen van driehonderdste ( /300). Bij een onderzoek maakt de onderzoeker een handbeweging en vervolgens wordt aan de patiënt gevraagd vanaf welke afstand hij deze handbeweging kan zien. Wanneer de patiënt de handbeweging kan zien tot maximaal 3 meter, dan wordt de visus 3/300. De visus kan liggen tussen de 1/300 en 5/300. 5/300 komt weer overeen met 1/60 en iemand met die visus zou waarschijnlijk de vinger ook weer kunnen waarnemen op een afstand van een meter. Is het zo slecht gesteld met de patiënt dat hij zelfs de handbewegingen niet kan waarnemen, dan is er nog een laatste optie en dat is lichtperceptie (Topklinische ziekenhuizen, 2004). Licht perceptie is een moeilijke omschrijving voor het kunnen waarnemen van licht. Met deze methode kan worden nagegaan of een patiënt een lampje ziet of niet. Bij deze methode zijn er drie mogelijkheden: de patiënt ziet het lichtje en geeft de richting waaruit deze schijnt, correct aan (dit heet positieve lichtperceptie met goede projectie). De patiënt ziet het lichtje, maar kan de richting ervan niet correct aanwijzen (dit heet positieve lichtperceptie met foutieve projectie). Of de patiënt ziet het lichtje geheel niet (dit heet negatieve lichtperceptie) en het oog is dan blind. Blind wordt ook wel coecus genoemd (Topklinische ziekenhuizen, 2004). 2 Het optimaliseren van de visus Nadat uit de verschillende testen is gebleken dat de visus lager is dan 1.0, wordt door de oogarts of opticien eerst geprobeerd de visus te verbeteren met voorzetglaasjes. Deze verschillende glaasjes hebben ieder een andere sterkte. Deze manier van het willen verbeteren van de visus heet refractioneren. Dit woord is afgeleid van het begrip refractieafwijking. Je hebt een refractieafwijking wanneer je oog een correctie (bril of lenzen) nodig heeft om optimaal te kunnen zien. Bij een refractieafwijking zit er in één of beide ogen een fout in het brekingssysteem (Topklinische ziekenhuizen, 2004). Wat is refractie in termen van breking van licht door de ooglens? Zelfs met bril of lenzen kan de optimale visus van het oog lager zijn dan 1.0. Dit komt vaak omdat er dan sprake is van een oogziekte. Om dit te onderzoeken vindt er een test plaats met behulp van een stenopeïsche opening in een metalen plaatje (zie afbeelding 19). Deze openingen Afbeelding 19: Stenopeïsche opening bestaat uit één of meerdere kleine gaatjes met een doorsnede van 1 mm. Vervolgens kijkt de patiënt door de gaatjes naar de letterkaart. De kleine gaatjes zorgen voor kunstmatige diafragmawerking en hierdoor wordt de scherptediepte vergroot. Zicht op digitale schoolborden Pagina 26 van 56

28 Door middel van deze test kan de oogarts een diagnose stellen; indien met de stenopeïsche opening een visusverbetering wordt bereikt, dan heeft dit twee uitkomsten: 1.) de brilmeting was niet of niet goed uitgevoerd of 2) er is een bepaalde oogziekte aanwezig, zoals bijvoorbeeld staar. Door de kleine gaatjes kijkt men langs de lenstroebeling heen (Topklinische ziekenhuizen, 2004). 3 Het contrast en gezichtsvermogen Hiervoor is het begrip contrast ook al aan de orde gekomen. Het gezichtsvermogen is afhankelijk van het contrast. Zo is als belangrijk onderwerp het verschil behandeld tussen een helder lichtgevend wit digibord met zwarte letters en een aantekeningenschrift in een schemerig lokaal. Wanneer men de visus wilt meten kan men het object, of in ons geval, de letter, verschillende lichtintensiteiten geven. Daarnaast kan er gemeten worden in een ruimte die kan verschillen qua lichtomstandigheden, zoals normale-, middelmatige- of lage lichtomstandigheden (Topklinische ziekenhuizen, 2004). Een duidelijker voorbeeld van een contrastgevoeligheidstest is wanneer de visus gemeten wordt met een letterkaart met verschillende contrastpercentages. 100% is echt wit met zwarte letters en naarmate het percentage afneemt, worden de letters lichter (grijzer) door een verschillende belichting van de kaart zelf. Dus bijvoorbeeld met een heldere lamp erop of juist in een wat donkere kamer. In afbeelding 20 staat een grafiek met de resultaten van een contrastgevoeligheidsonderzoek. Dit zijn resultaten van mensen van alle leeftijden en alle droegen deze, zo nodig, bril of lenzen. Het onderzoek kon dus niet beïnvloed worden door mensen die al een minder optimale visus hebben. De rode lijn is foropisch. Dat houdt in een ruimte met helder licht. De blauwe lijn laat het onderzoek zien onder mesopische omgeving, dat is in een ruimte met minder helder licht. De percentages bij de verticale as, geven het optimale gezichtsvermogen(visus) weer (Topklinische ziekenhuizen, 2004). Afbeelding 20: Resultaten van een contrastgevoeligheidsonderzoek Uit de grafiek is duidelijk af te lezen dat het gezichtsvermogen afneemt wanneer het contrast lager wordt. Daarnaast kan men in een goed verlichte ruimte het contrast veel beter waarnemen. Wanneer iemand dus in en verduisterd lokaal aantekeningen moeten maken, dan zullen de ogen zich extra moeten inspannen. Wanneer men vervolgens weer in het felle licht van het digibord moet kijken, vergt dit een directe omschakeling van de ogen en het herhalen van deze omschakelingen kan leiden tot pijn in de ogen, droge ogen en zelfs hoofdpijn. Zicht op digitale schoolborden Pagina 27 van 56

29 Bij een kleine oogafwijking (+0,5 of -0,5) zijn de letters van een bord niet helemaal scherp. Dat kan beter beschreven worden alsof er om de letters heen nog een randje zit. Deze randjes lopen in elkaar over en zo lijken de letters waziger. Dit wazige randje, denk aan een schaduw, kan worden verminderd door de ogen iets samen te trekken. Vaak gaat dit onbewust en daardoor komt men er in eerste instantie niet achter dat er eigenlijk sprake is van een kleine afwijking. Wanneer het contrast lager is, zal de zo genoemde schaduw om de letters toenemen en zal men de ogen nog meer aan moeten spannen. Uiteindelijk leidt ook dit tot hoofdpijnklachten (Topklinische ziekenhuizen, 2004). Zicht op digitale schoolborden Pagina 28 van 56

30 Hoofdstuk 6: Verwerking van de resultaten De resultaten per leerling die met de testen zijn verkregen, staan in de bijlagen 3 tot en met 5. 1 De grafieken en tabellen De scores die door de leerlingen zijn behaald, zijn uitgewerkt in frequentietabellen. Aan de linkerkant van de tabel is te zien welke scores er bij de test gehaald kon worden en aan de rechterkant hoe vaak een bepaalde score door de 37 geteste leerlingen op een bepaald bord is gehaald. Hierbij krijgt men een totaal van 74 gegevens per bordtype omdat van elke leerling een score van het linker en van het rechter oog is gemeten. Bij één persoon kan de afwijking van ieder oog onderling behoorlijk verschillen. Daarom nemen we voor n (het aantal uitgevoerde testen) het aantal ogen en niet het aantal personen. De gegevens uit de frequentietabel zijn ook uitgezet in een staafdiagram, om zo een beter beeld te krijgen van de gegevens. Hieronder staat de tabel met de frequenties van elke score per bord type: Score: Frequentie normaalproef (blaadje) Frequentie proef met diascherm Frequentie proef met digibord 0, , , , , , , Tabel 1: frequentie alle proeven bij elkaar (voor meer informatie zie bijlage 2) In de rij Frequentie normaalproef (blaadje) ziet men dat er bij de normaalproef vaak de score 0,8 gehaald is, Daarnaast heeft een aanzienlijk aantal proefpersonen de score 1,0 gehaald. De scores lager dan 0,8 en hoger dan 1,0 zijn minder vaak gehaald. Opmerkelijk is dat de score van 1,2 bij de normaalproef 9 keer is behaald. In de rij Frequentie proef met diascherm ziet men dat er bij de proef met de beamer op een doek de score 0,6 het vaakst is gehaald. De frequentie bij 0,6 is een stuk hoger dan bij 0,8 en 1,0 en geen enkele keer is er een score hoger dan 1,0 gehaald. Zicht op digitale schoolborden Pagina 29 van 56

31 In de rij Frequentie proef met digibord ziet men dat er vaak de score 0,8 gehaald is bij de test met het digitale schoolbord, daarnaast heeft de score 0,6 en 1,0 ongeveer dezelfde frequentie. De frequentie bij de scores 0,4, 0,5 en 1,2 is alle keren even laag. Bij de proef met het digitale schoolbord is door geen enkele leerling een score van 1,5 gehaald. Hieronder staat de staafdiagram met de frequenties van elke score per bordtype: Staafdiagram 1: Frequentie alle proeven bij elkaar In Staafdiagram 1: Frequentie alle proeven bij elkaar ziet men dat de score met de hoogste frequentie bij de normaalproef en het digibord beide bij 0,8 zit. De hoogste frequentie bij de proef met het diascherm zit bij een score van 0,6. Het is duidelijk te zien dat alleen bij de normaalproef een score bij 1,5 wordt gehaald. Bij de score 1,2 heeft het digitale schoolbord een veel lagere frequentie dan bij de normaalproef, de proef bij het diascherm heeft hier geen scores. Ditzelfde soort principe ziet men bij de scores 0,8 en 1,0. Het digibord en de normaalproef scoren hier een stuk hoger dan het diascherm. Kijken we naar de score van 0,6, dan komt deze bij het diascherm een stuk vaker voor dan bij het digibord en bij de normaalproef. Hetzelfde principe komt voor bij score 0,5, waarbij de frequentie van de resultaten van het diascherm veel groter is dan die van de normaalproef en het digitale bord. Bij de allerlaagste score zien we bij alle drie de proeven een nagenoeg even grote frequentie. Zicht op digitale schoolborden Pagina 30 van 56

32 2 De berekeningen aan de resultaten Uit de frequentietabellen is een gemiddelde per proef berekend. Hierbij telt men alle verkregen scores per proef op en deelt men dit door het aantal scores, 74 per proef. Daarnaast is de standaardafwijking van de normaalproef van belang, aangegeven met het teken. x Omdat het berekenen van het gemiddelde veel werk is, is er voor gekozen om de resultaten zoals deze in Tabel 4: Frequentie alle proeven bij elkaar staan, in te voeren in een grafische rekenmachine. Gebruik is gemaakt van de rekenmachine van het merk: Texas Instruments, type: TI- 84 Plus. Door de volgende stappen uit te voeren krijgt men ook direct de standaardafwijking ( x ) voor de normaalproef. Men kiest hierbij voor de optie STAT en dan optie 1:Edit. In L1 komen de verschillende scores te staan: 0,4, 0,5, 1,5. In L2 komen de frequenties te staan van de normaalproef die bij een bepaalde score horen. Ditzelfde wordt gedaan in L3 met de frequenties van het diascherm en in L4 met de frequenties van het digibord. Tabel 4 staat nu in de rekenmachine. Het scherm met de lijst wordt verlaten door 2nd en MODE (=QUIT) in te drukken. In Staafdiagram 1: Alle proeven bij elkaar staan de gegevens die in de lijsten per bord type in de grafische rekenmachine zijn ingevuld. Om L1 met L2 te koppelen kiest men de opties: STAT CALC 1:1-Var Stats enter, om de juiste lijsten te selecteren de opties: 2ndSTAT(list) 1:L1 of 2:L2 enz. Druk nogmaals op enter; nuj zijn de lijsten L1 en L2 geselecteerd en is het gemiddelde en de standaardafwijking van L2, de normaalproef, berekend. Het gemiddelde is weergegeven met het teken x = en de standaardafwijking met het teken x. Daarna worden L1 en L3 en L1 en L4 aan elkaar gekoppeld. Zo wordt van elke proef het gemiddelde berekend. Het uiteindelijke doel is om het gemiddelde en de standaardafwijking van de normaalproef in te voeren in een normaalverdeling en bij deze normaalverdeling het gemiddelde van het diascherm en het digibord in aparte verdelingen in te voeren. De standaardafwijking die men invoert, wordt eerst door de wortel van het aantal resultaten (74) gedeeld. Dit komt overeen met de wortel-n-wet. De verklaring hiervoor staat in afbeelding 21. Afbeelding 21: Wortel-n-wet Zo is aan te tonen of de gemiddelden van de variabelen genoeg van het gemiddelde afwijken om te kunnen spreken van een significantie afwijking. Men kan spreken van een significante afwijking die niet op toeval berust als het gemiddelde van de variabelen in vlak alfa vallen (of helemaal buiten de normaalverdeling) of niet. Valt het gemiddelde links van vlak alfa, dan spreekt men over een significante afwijking die niet op toeval berust. Gekozen is voor een alfa van 5%, dat betekent 2,5% aan de linkerkant van de normaalverdeling en 2,5 % aan de rechterkant van de normaalverdeling die vlak alfa vormen. Zicht op digitale schoolborden Pagina 31 van 56

33 3 De normaalverdelingen In Normaalverdeling 1: digibord t.o.v. de normaalproef staat onder het gemiddelde van de normaalproef dat 0, bedraagt. Bij xstaat de standaardafwijking van de normaalproef die 0, is. Zie ook de grafiek hieronder. De grenswaarde is het gemiddelde van de variabele, in dit geval het gemiddelde van de scores op het digitale schoolbord. Deze is 0,7946. Wanneer dit in de normaalverdeling is ingevuld, is er een kans van 0,0217. Dit komt overeen met 2,17%. Deze 2,17% is kleiner dan de gekozen alfa van 5%, 2,5% aan elke kant van de normaalverdeling. Hierbij kan worden vastgesteld dat het afwijkende gemiddelde van het digibord niet op toeval berust. Als dezelfde proef herhaald zou worden, moet hier hetzelfde resultaat uitkomen. Ook betekent dit, dat de score van het digibord significant lager ligt dan de score die gehaald is met de test op papier, de normaalproef met het A4 tje. Normaalverdeling 1: Digibord ten opzichte van de normaalproef Zicht op digitale schoolborden Pagina 32 van 56

34 In Normaalverdeling 2: Diascherm ten opzichte van de normaalproef bedraagt het gemiddelde van de normaalproef, 0, De standaardafwijking xis 0, Zie ook de grafiek hieronder. De grenswaarde is het gemiddelde van de variabele. Deze is 0, Wanneer dit in de normaalverdeling is ingevuld, komt er een kans van 0,0000 uit. Dit betekent dat het gemiddelde van de scores op het diascherm zoveel afwijkt van het gemiddelde van de normaalproef, dat het gemiddelde van het diascherm helemaal buiten de normaalverdeling valt. Hierbij kan worden opgemerkt dat het gemiddelde van het diascherm niet op toeval berust. Als dezelfde proef herhaald zou worden, moet hier hetzelfde resultaat uit komen. Ook betekent dit dat de score van het diascherm significant lager ligt dan de score die gehaald is met de test uitgeprint op papier, de normaalproef op het A4 tje. Normaalverdeling 2: Diascherm ten opzichte van de normaalproef Zicht op digitale schoolborden Pagina 33 van 56

35 4 De grafieken en tabellen, eerste en derde jaar-laag apart De scores zijn nu gesplitst per jaar-laag. Tabel 2 geeft de frequenties van de scores van de eerste jaarlaag en tabel 3 die van de derde jaar laag. De gegevens zijn op de zelfde manier verwerkt als wanneer beide jarenlagen worden samengenomen, alleen jaar-laag één bestaat uit 18 geteste leerlingen, 36 resultaten, en jaar-laag drie uit 19 geteste leerlingen, 38 resultaten. Hieronder staan de beide frequentietabellen van de twee jaarlagen. Uit de frequentie op de normaalproef blijkt dat er ongeveer even vaak de score van 0,8 is gehaald. De derde jaar-laag heeft veel vaker een score van 1,0 gehaald dan dat de eerste jaar-laag dat gedaan heeft, maar bij de eerste jaar-laag zijn de frequenties bij een score van 1,2 en 1,5 weer hoger dan bij de derde jaar-laag. Bij de frequentie op het diascherm liggen de verschillen per jaar-laag niet veel uit elkaar. Alleen bij de score van 0,8 en 1,0 wordt er door de leerlingen uit de derde jaar-laag beter gescoord en de derde jaar-laag heeft een lagere frequentie bij de lagere scores. De frequentie scores bij de proef met het digibord liggen bij de meeste scores ook niet ver uit elkaar. De eerste jaar-laag scoort hoger op de scores 0,4 en 0,5 maar lager op de score 0,6. Wel scoort de eerste jaar-laag vaker de score 1,0. Score Frequentie normaalproef (blaadje) Frequentie proef met diascherm Frequentie proef met digibord 0, , , , , , , Tabel 2: Frequentie alle proeven bij elkaar, eerste jaar laag Score Frequentie normaalproef (blaadje) Frequentie proef met diascherm Frequentie proef met digibord 0, , , , , Tabel 3: Frequentie alle proeven bij elkaar, derde jaar laag Zicht op digitale schoolborden Pagina 34 van 56

36 Hieronder staan de staafdiagrammen, met de frequenties van elke score per bordtype verdeeld onder de eerste en de derde jaar-laag. Op de volgende bladzijde worden de frequenties per score per jaar-laag besproken. Ook worden de scores van de eerste jaar-laag vergeleken met die van de derde jaar-laag. Staafdiagram 2: Frequentie alle proeven bij elkaar, eerste jaar-laag Zicht op digitale schoolborden Pagina 35 van 56

37 Staafdiagram 3: Frequentie alle proeven bij elkaar, derde jaar-laag De jaar-lagen worden niet apart van elkaar besproken omdat dit niet bij de onderzoeksvraag van dit pws hoort. Met de grafieken op de vorige pagina kan de lezer zelf deze analyse uitvoeren. De jaar-lagen vergelijken: In Staafdiagram 2: frequentie alle proeven bij elkaar, eerste jaar-laag ziet men dat de frequentie van de score 0,4 op alle bord typen hoger is dan in Staafdiagram 3: frequentie alle proeven bij elkaar, derde jaar laag. Dit is ook het geval bij de score van 0,5. Bij de score van 0,6 ziet men dat de frequentie van de normaalproef bij de derde jaar-laag hoger ligt dat de frequentie bij de eerste jaar-laag op deze score. Bij het digibord is dit ook het geval, de frequentie van jaar-laag drie bij de score 0,6 is groter dan die van de eerste jaar-laag. Bij het diascherm ligt de frequentie bij 0,6 bij de eerste jaar-laag iets hoger dan bij de derde jaar-laag. De score 0,8 bij het diascherm heeft bij de derde jaar-laag een hogere frequentie in vergelijking met de eerste jaar-laag. Ook is de frequentie van de derde jaar-laag hoger op het digibord, maar lager op de normaalproef ten opzichte van de eerste jaar-laag. Bij de score 1,0 valt het op dat bij de derde jaar-laag de frequentie op de normaalproef een stuk hoger is dan de frequentie van de eerste jaar-laag. Dit is ook het geval bij de frequentie op het diascherm bij de score van 1,0. De eerste jaar-laag heeft wel een hogere frequentie op de test met het digibord dan dat de derde jaar-laag dat heeft. Als men globaal beide staafdiagrammen met elkaar vergelijkt bij de hogere scores, valt op dat de derde jaar-laag op geen enkele proef een score van 1,5 heeft gehaald. De frequentie bij de score 1,2 ligt bij jaar-laag drie ook een stuk lager dan de frequentie op deze score van jaar-laag een. Zicht op digitale schoolborden Pagina 36 van 56

38 5 De normaalverdelingen, eerste en derde jaar-laag apart In Normaalverdeling 3: Eerste jaar-laag, digibord ten opzichte van de normaalproef staat onder het gemiddelde van de normaalproef dat deze 0,85555 bedraagt. Bij xstaat de standaardafwijking van de normaalproef die 0, is. Zie ook de grafiek hieronder. De grenswaarde is het gemiddelde van de variabele, in dit geval het gemiddelde van de scores op het digitale schoolbord. Deze is 0,8055. Wanneer dit in de normaalverdeling is ingevuld, is er een kans van 0,1168. Dit komt overeen met 11,68%. Deze 11,68% is groter dan de gekozen alfa van 5%, 2,5% aan elke kant van de normaalverdeling. Hierbij kan worden vastgesteld dat het afwijkende gemiddelde van het digibord op toeval kan berusten. Als dezelfde proef herhaald zou worden, kan er een ander resultaat uitkomen. Uit deze gegevens kunnen geen conclusies getrokken worden. Normaalverdeling 3: Eerste jaar-laag, digibord ten opzichte van de normaalproef Zicht op digitale schoolborden Pagina 37 van 56

39 In Normaalverdeling 4: Eerste jaar-laag diascherm ten opzichte de normaalproef bedraagt het gemiddelde van de normaalproef, 0, De standaardafwijking xis 0, Zie ook de grafiek hieronder. De grenswaarde is het gemiddelde van de variabele. Deze is 0,675. Wanneer dit in de normaalverdeling is ingevuld, komt er een kans van 0,0000 uit. Dit betekent dat het gemiddelde van de scores op het diascherm zoveel afwijkt van het gemiddelde van de normaalproef, dat het gemiddelde van het diascherm helemaal buiten de normaalverdeling valt. Hierbij kan worden opgemerkt dat het gemiddelde van het diascherm niet op toeval berust. Als dezelfde proef herhaald zou worden, moet hier hetzelfde resultaat uit komen. Ook betekent dit dat de score van het diascherm significant lager ligt dan de score die gehaald is met de test uitgeprint op papier, de normaalproef op het A4 tje. Normaalverdeling 4: Eerste jaar-laag, diascherm ten opzichte van de normaalproef Zicht op digitale schoolborden Pagina 38 van 56

Maatschap Oogheelkunde/orthoptie. Verschillende brilsterktes (kinderen)

Maatschap Oogheelkunde/orthoptie. Verschillende brilsterktes (kinderen) Maatschap Oogheelkunde/orthoptie Verschillende brilsterktes (kinderen) Algemeen Om scherp te kunnen zien moeten de lichtstralen uit de buitenwereld precies op hetzelfde punt samenvallen op het netvlies.

Nadere informatie

refractie-afwijking patiënteninformatie

refractie-afwijking patiënteninformatie patiënteninformatie refractie-afwijking Uw oogarts of orthoptist heeft een refractie-afwijking vastgesteld bij u of uw kind. Dit kan worden gecorrigeerd met een bril of contactlenzen. Wat is een refractie-afwijking?

Nadere informatie

Waarom zien veel mensen onscherp?

Waarom zien veel mensen onscherp? Refractie afwijking Waarom zien veel mensen onscherp? Om scherp te zien moeten lichtstralen uit de buitenwereld precies op het netvlies van het oog samenvallen. Het hoornvlies en de lens in het oog zorgen

Nadere informatie

Scheelzien, luie ogen en brillen bij kinderen

Scheelzien, luie ogen en brillen bij kinderen OOGHEELKUNDE Scheelzien, luie ogen en brillen bij kinderen KINDEREN Scheelzien, luie ogen en brillen bij kinderen Uw kind wordt in het ziekenhuis onderzocht wegens oogklachten. Het is belangrijk om te

Nadere informatie

Niet scherp zien door een refractieafwijking.

Niet scherp zien door een refractieafwijking. Oogheelkunde Niet scherp zien door een refractieafwijking. Het Antonius Ziekenhuis vormt samen met Thuiszorg Zuidwest Friesland de Antonius Zorggroep Hoe vormt een oog een scherp beeld en wat is refractie?

Nadere informatie

Refractie-afwijking. Deze folder biedt in informatie over niet-scherp zien ten gevolge van een refractie-afwijking en de mogelijke correctiemiddelen.

Refractie-afwijking. Deze folder biedt in informatie over niet-scherp zien ten gevolge van een refractie-afwijking en de mogelijke correctiemiddelen. Refractie-afwijking Deze folder biedt in informatie over niet-scherp zien ten gevolge van een refractie-afwijking en de mogelijke correctiemiddelen. Hoe vormt een oog een scherp beeld en wat is refractie?

Nadere informatie

Refractie afwijkingen. Niet scherp zien ten gevolge van refractie afwijkingen

Refractie afwijkingen. Niet scherp zien ten gevolge van refractie afwijkingen Refractie afwijkingen Niet scherp zien ten gevolge van refractie afwijkingen Inhoudsopgave 1 Hoe vormt een oog een scherp beeld en wat is refractie... 1 2 Wat verstaat men onder refractieafwijkingen en

Nadere informatie

Oogheelkunde. Patiënteninformatie. Brilsterkte bij kinderen. Slingeland Ziekenhuis

Oogheelkunde. Patiënteninformatie. Brilsterkte bij kinderen. Slingeland Ziekenhuis Oogheelkunde Brilsterkte bij kinderen i Patiënteninformatie Slingeland Ziekenhuis Algemeen Uw kind heeft zojuist een druppeltest (skiascopie) gehad. Uit de test is gebleken dat uw kind een bril nodig heeft

Nadere informatie

Samenvatting Natuurkunde Hoofdstuk 2 Licht. Wat moet je leren/ kunnen voor het PW H2 Licht?

Samenvatting Natuurkunde Hoofdstuk 2 Licht. Wat moet je leren/ kunnen voor het PW H2 Licht? Wat moet je leren/ kunnen voor het PW H2 Licht? Alles noteren met significantie en in de standaard vorm ( in hoeverre dit lukt). Eerst opschrijven wat de gegevens en formules zijn en wat gevraagd wordt.

Nadere informatie

Spreekbeurten.info Spreekbeurten en Werkstukken http://spreekbeurten.info

Spreekbeurten.info Spreekbeurten en Werkstukken http://spreekbeurten.info Oog Inleiding De meeste mensen hebben 5 zintuigen. Het gezichtsvermogen om te zien, het gehoor om te horen, de reuk om te ruiken, de smaak om te proeven en het gevoel om te voelen. Met zintuigen maak je

Nadere informatie

De werking van het oog

De werking van het oog Een brilafwijking komt door een afwijkende vorm van het oog waardoor het beeld dat het oog binnenkomt niet precies op het netvlies valt. Hierdoor ontstaat een onscherp beeld. In deze folder kunt u meer

Nadere informatie

Waarneming zintuig adequate prikkel fysiek of chemisch zien oog licht fysiek ruiken neus gasvormige

Waarneming zintuig adequate prikkel fysiek of chemisch zien oog licht fysiek ruiken neus gasvormige Paragraaf 7.1 prikkel Signalen die een zintuigcel uit de omgeving opvangt actiepotentiaal Verschil in elektrische lading over de membraan van een zenuwcel op het moment van een impuls adequate prikkel

Nadere informatie

Thema 7Oog, oogafwijkingen en oogcorrecties

Thema 7Oog, oogafwijkingen en oogcorrecties 07-01-2005 10:27 Pagina 1 Oog, oogafwijkingen en oogcorrecties Inleiding Het oog is een zeer gevoelig en bruikbaar optisch instrument. In figuur 2.56 zie je een aantal doorsnedentekeningen van het menselijk

Nadere informatie

Zintuigelijke waarneming

Zintuigelijke waarneming Zintuigelijke waarneming Biologie Havo klasse 5 HENRY N. HASSENKHAN SCHOLENGEMEENSCHAP LELYDORP [HHS-SGL] Docent: A. Sewsahai Doelstellingen De student moet de verschillende typen zintuigen kunnen opnoemen

Nadere informatie

Niet scherp zien Als gevolg van een refractieafwijking. Poli Oogheelkunde

Niet scherp zien Als gevolg van een refractieafwijking. Poli Oogheelkunde 00 Niet scherp zien Als gevolg van een refractieafwijking Poli Oogheelkunde Hoe vormt een oog een scherp beeld, wat is refractie? Om scherp te kunnen zien is het nodig dat lichtstralen die van een voorwerp

Nadere informatie

Basic Creative Engineering Skills

Basic Creative Engineering Skills Visuele Perceptie Oktober 2015 Theaterschool OTT-1 1 Visuele Perceptie Op tica (Gr.) Zien leer (der wetten) v.h. zien en het licht. waarnemen met het oog. Visueel (Fr.) het zien betreffende. Perceptie

Nadere informatie

Er bestaan verschillende soorten refractie-afwijkingen: Myopie Hypermetropie Astigmatisme Anisometropie

Er bestaan verschillende soorten refractie-afwijkingen: Myopie Hypermetropie Astigmatisme Anisometropie Brilafwijkingen Een brilafwijking (refractieafwijking) is een afwijkende vorm (brekingsafwijking) van het oog waardoor het beeld dat het oog binnenkomt niet precies op het netvlies valt. Hierdoor ontstaat

Nadere informatie

Nadelen multifocale kunstlens 8 Voordelen van een multifocale kunstlens 9 Verzekering, eigen bijdrage 9

Nadelen multifocale kunstlens 8 Voordelen van een multifocale kunstlens 9 Verzekering, eigen bijdrage 9 Een korte uitleg over de werking van het oog: De ooglens zit direct achter de pupil (de zwarte opening) en het regenboogvlies (het gekleurde deel van het oog, de iris). De ooglens en het hoornvlies zorgen

Nadere informatie

Als uw oogarts spreekt over staar

Als uw oogarts spreekt over staar Als uw oogarts spreekt over staar In deze brochure vindt u informatie over het ontstaan en de behandeling van staar (cataract). Het is mogelijk dat in het gesprek met uw oogarts nog andere feiten aan de

Nadere informatie

Een bril bij kinderen. Oogheelkunde

Een bril bij kinderen. Oogheelkunde Een bril bij kinderen Oogheelkunde Inleiding Het menselijk ook is te vergelijken met een fototoestel. Via de lens komen beelden op een licht- en kleurgevoelig oppervlak. Bij een fototoestel is dat de kleurenfilm,

Nadere informatie

Een bril. Oogheelkunde. alle aandacht

Een bril. Oogheelkunde. alle aandacht Een bril Oogheelkunde alle aandacht De orthoptist heeft de ogen van uw kind onderzocht en geconstateerd dat uw kind een brekingsafwijking aan de ogen heeft. Een bril corrigeert de brekingsafwijking. In

Nadere informatie

Docent: A. Sewsahai Thema: Zintuigelijke waarneming

Docent: A. Sewsahai Thema: Zintuigelijke waarneming HENRY N. HASSENKHAN SCHOLENGEMEENSCHAP LELYDORP [HHS-SGL] ARTHUR A. HOOGENDOORN ATHENEUM - VRIJE ATHENEUM - AAHA Docent: A. Sewsahai Thema: Zintuigelijke waarneming De student moet de verschillende typen

Nadere informatie

Een bril. Oogheelkunde. Locatie Hoorn/Enkhuizen

Een bril. Oogheelkunde. Locatie Hoorn/Enkhuizen Een bril Oogheelkunde Locatie Hoorn/Enkhuizen De orthoptist heeft de ogen van uw kind onderzocht en geconstateerd dat uw kind een brekingsafwijking aan de ogen heeft. Een bril corrigeert de brekingsafwijking.

Nadere informatie

1.1 Het oog. 1.1.1 Beschermende delen van het oog. Deel 1 Hoe verkrijgen organismen informatie over hun omgeving?

1.1 Het oog. 1.1.1 Beschermende delen van het oog. Deel 1 Hoe verkrijgen organismen informatie over hun omgeving? 1.1 Het oog 1.1.1 Beschermende delen van het oog Door welke delen worden je ogen beschermd? Vul de juiste benaming in. Geef telkens de functie van de delen. Delen Functie 1 2 3 4 5 6 1.1 Het oog 1 1.1.2

Nadere informatie

Brilafwijkingen. Afdeling Oogheelkunde

Brilafwijkingen. Afdeling Oogheelkunde Brilafwijkingen Afdeling Oogheelkunde Bij een brilafwijking wordt het beeld dat het oog binnenkomt niet precies op het netvlies afgebeeld, maar als het ware voor of achter het netvlies. Daardoor is het

Nadere informatie

Basic Creative Engineering Skills

Basic Creative Engineering Skills Visuele Perceptie November 2016 OTT-1 1 Visuele Perceptie Op tica (Gr.) Zien leer (der wetten) v.h. zien en het licht. waarnemen met het oog. Visueel (Fr.) het zien betreffende. Perceptie 1 waarneming

Nadere informatie

Handleiding Oogfunctiemodel

Handleiding Oogfunctiemodel Handleiding Oogfunctiemodel 300132 De mogelijkheden van het oog functiemodel zijn: - beeldvorming, met een positieve lens - gekleurde voorwerpen zien - accommoderen; werking van de ooglens - oogafwijkingen

Nadere informatie

Samenvatting Natuurkunde Hoofdstuk 3 Licht en Lenzen

Samenvatting Natuurkunde Hoofdstuk 3 Licht en Lenzen Samenvatting Natuurkunde Hoofdstuk 3 Licht en Lenzen Samenvatting door A. 1760 woorden 11 maart 2016 7,4 132 keer beoordeeld Vak Methode Natuurkunde Nova 1: Lichtbreking Een dunne lichtbundel - een lichtstraal

Nadere informatie

Oogheelkunde. adviezen. refractieafwijking. na een hernia-operatie. (bril, contactlens of operatie) ZorgSaam

Oogheelkunde. adviezen. refractieafwijking. na een hernia-operatie. (bril, contactlens of operatie) ZorgSaam Oogheelkunde adviezen refractieafwijking na een hernia-operatie (bril, contactlens of operatie) ZorgSaam 1 2 Wat zijn refractie-afwijkingen? Om scherp te zien is het nodig dat lichtstralen uit de buitenwereld

Nadere informatie

Zonder zintuigen weet je niet wat er om je heen gebeurt. Daarom gebruik je oren, je ogen, je neus, je huid en je tong.

Zonder zintuigen weet je niet wat er om je heen gebeurt. Daarom gebruik je oren, je ogen, je neus, je huid en je tong. Naam: DE ZINTUIGEN OOG, NEUS EN MOND Zintuigen. Doe je ogen eens dicht. Doe eens oordopjes in je oren. Weet je nu nog wel waar je bent? Ben je binnen of buiten? Schijnt de zon? Of regent het? Dat kun je

Nadere informatie

Contactlenzen (Algemeen)

Contactlenzen (Algemeen) Contactlenzen (Algemeen) Zien Een contactlens corrigeert voor refractiefouten. Indien er geen refractiefouten optreden, ligt het brandpunt van het licht exact op het netvlies. In figuur 1 is de perfecte

Nadere informatie

Scheelzien, een lui oog en sterkteafwijkingen

Scheelzien, een lui oog en sterkteafwijkingen Scheelzien, een lui oog en sterkteafwijkingen Polikliniek oogheelkunde mca.nl Inhoudsopgave Scheelzien 3 Wat is scheelzien? 3 Oorzaken 4 Gevolgen 4 Onderzoek en behandeling 5 Een lui oog 6 Wat is een lui

Nadere informatie

het oog > bijziendheid > verziendheid > leeftijdverziendheid > astigmatisme

het oog > bijziendheid > verziendheid > leeftijdverziendheid > astigmatisme Algemeen (emmetroop oog) Een bril of een contactlens wordt in de meeste gevallen toegepast om een brekingsfout van het oog te corrigeren. Er zijn verschillende brekingsfouten. verziendheid en de bijziendheid.

Nadere informatie

Achterste glasvochtmembraanloslating. Oogheelkunde IJsselland Ziekenhuis

Achterste glasvochtmembraanloslating. Oogheelkunde IJsselland Ziekenhuis Achterste glasvochtmembraanloslating Oogheelkunde IJsselland Ziekenhuis 1. Het glasvocht en het netvlies Het oog is een holle bal met een transparante voorkant, het hoornvlies. Hierdoor valt het licht

Nadere informatie

Samenvatting Natuurkunde H3 optica

Samenvatting Natuurkunde H3 optica Samenvatting Natuurkunde H3 optica Samenvatting door een scholier 992 woorden 19 januari 2013 5,6 22 keer beoordeeld Vak Methode Natuurkunde Natuurkunde overal Hoofdstuk 3 Optica 3.1 Zien Dit hoofdstuk

Nadere informatie

Docentenhandleiding Oogfunctiemodel

Docentenhandleiding Oogfunctiemodel Docentenhandleiding Oogfunctiemodel 300132 De mogelijkheden van het oogfunctiemodel zijn: - beeldvorming, met een positieve lens - gekleurde voorwerpen zien - accommoderen; werking van de ooglens - oogafwijkingen

Nadere informatie

Oog. Netvlies: Ooglens: Voor de stralengang in het oog van lichtstralen zijn de volgende drie onderdelen belangrijk.

Oog. Netvlies: Ooglens: Voor de stralengang in het oog van lichtstralen zijn de volgende drie onderdelen belangrijk. Oog Voor de stralengang in het oog van lichtstralen zijn de volgende drie onderdelen belangrijk. Netvlies: Ooglens: Op het netvlies bevinden zich lichtgevoelige zintuigcellen; staafjes en kegeltjes (voor

Nadere informatie

Gebruik module 1 bij het beantwoorden van de vragen. Indien je het antwoord hierin niet kunt vinden dan mag je andere bronnen gebruiken.

Gebruik module 1 bij het beantwoorden van de vragen. Indien je het antwoord hierin niet kunt vinden dan mag je andere bronnen gebruiken. Science+ leerjaar 1 module: het oog 4 x 45 min, werk in duo s. vragenblad Gebruik module 1 bij het beantwoorden van de vragen. Indien je het antwoord hierin niet kunt vinden dan mag je andere bronnen gebruiken.

Nadere informatie

Patiënteninformatie. Myopie management terTER_

Patiënteninformatie. Myopie management terTER_ Patiënteninformatie Myopie management 1234567890-terTER_ Inhoudsopgave Pagina Introductie 4 Wat is myopie? 4 Risicofactoren tot het ontwikkelen van progressieve myopie 5 Erfelijke factoren 5 Omgevingsfactoren

Nadere informatie

Een bril Naar het ziekenhuis? Lees eerst de informatie op

Een bril Naar het ziekenhuis? Lees eerst de informatie op Een bril Naar het ziekenhuis? Lees eerst de informatie op www.asz.nl/brmo. Inleiding U heeft gehoord dat u of uw kind een bril nodig heeft. In deze folder leest u meer over de verschillende oogafwijkingen.

Nadere informatie

Brilafwijkingen. Afdeling Oogheelkunde. Locatie Purmerend/Volendam

Brilafwijkingen. Afdeling Oogheelkunde. Locatie Purmerend/Volendam Brilafwijkingen Afdeling Oogheelkunde Locatie Purmerend/Volendam Bij een brilafwijking wordt het beeld dat het oog binnenkomt niet precies op het netvlies afgebeeld, maar als het ware voor of achter het

Nadere informatie

Achterste glasvochtmembraanloslating

Achterste glasvochtmembraanloslating Achterste glasvochtmembraanloslating Oogheelkunde Locatie Hoorn/Enkhuizen Het glasvocht en het netvlies Het oog is een holle bal met een transparante voorkant, het hoornvlies. Hierdoor valt het licht naar

Nadere informatie

1. In- en uitwendige anatomie van het oog

1. In- en uitwendige anatomie van het oog 1. In- en uitwendige anatomie van het oog Inwendige anatomie Oogspieren: oog bewegen Hoornvlies: oog beschermen Harde oogrok: oog beschermen Iris: oogkleur bepalen, lichtinval bepalen Lens: licht breken

Nadere informatie

Niet scherp zien door een refractieafwijking

Niet scherp zien door een refractieafwijking Oogheelkunde Niet scherp zien door een refractieafwijking www.catharinaziekenhuis.nl Inhoud Bijziendheid... 3 Verziendheid... 3 Astigmatisme... 4 De leesbril... 4 Contactlenzen... 4 Operatie... 5 Vragen?...

Nadere informatie

Pieter Jonkers Studentnummer: 695247 22 06 2011

Pieter Jonkers Studentnummer: 695247 22 06 2011 MONTESSORI LYCEUM AMSTERDAM Smartboard De mening van de Leerlingen Pieter Jonkers Studentnummer: 695247 22 06 2011 Inhoud 1. Inleiding... 3 Aanleiding... 3 Doel van het onderzoek... 3 2. Onderzoeksvraag...

Nadere informatie

Kernvraag: Hoe verplaatst licht zich en hoe zien we dat?

Kernvraag: Hoe verplaatst licht zich en hoe zien we dat? Kernvraag: Hoe verplaatst licht zich en hoe zien we dat? Naam: Groep: http://www.cma-science.nl Activiteit 1 Hoe verplaatst licht zich? 1. Als je wel eens de lichtstraal van een zaklamp hebt gezien, weet

Nadere informatie

Een bril. Naar het ziekenhuis? Lees eerst de informatie op

Een bril. Naar het ziekenhuis? Lees eerst de informatie op Een bril Naar het ziekenhuis? Lees eerst de informatie op www.asz.nl/brmo. Inleiding U heeft gehoord dat u of uw kind een bril nodig heeft. In deze folder leest u meer over de verschillende oogafwijkingen.

Nadere informatie

Myopie remmen met atropine druppels

Myopie remmen met atropine druppels Oogheelkunde Myopie remmen met atropine druppels www.catharinaziekenhuis.nl Patiëntenvoorlichting: patienten.voorlichting@catharinaziekenhuis.nl OOG027 / Myopie remmen met atropine druppels / 09-07-2018

Nadere informatie

Myopie (bijziendheid)

Myopie (bijziendheid) Oogheelkunde Myopie (bijziendheid) www.catharinaziekenhuis.nl Patiëntenvoorlichting: patienten.voorlichting@catharinaziekenhuis.nl OOG024 / Myopie (bijziendheid) / 21-02-2017 2 Myopie (bijziendheid) In

Nadere informatie

- Prikkels worden opgevangen - Prikkels worden omgezet in impulsen (elektrische stroomstootjes)

- Prikkels worden opgevangen - Prikkels worden omgezet in impulsen (elektrische stroomstootjes) Samenvatting Thema 7: Zintuiglijke waarneming Basisstof 1 Prikkel: invloed van buitenaf (milieu) op een organisme Adequate prikkel: de prikkel die geschikt is voor een bepaald zintuig: - Lichtprikkels

Nadere informatie

3HAVO Totaaloverzicht Licht

3HAVO Totaaloverzicht Licht 3HAVO Totaaloverzicht Licht Algemene informatie Terugkaatsing van licht kan op twee manieren: Diffuus: het licht wordt in verschillende richtingen teruggekaatst (verstrooid) Spiegelend: het licht wordt

Nadere informatie

Orthoptie bij kinderen

Orthoptie bij kinderen Orthoptie bij kinderen Patiëntencommunicatie Inleiding Uw kind wordt nagekeken door de orthoptist omdat er een (vermoeden van) verminderde gezichtsscherpte (visus) en/of scheelzien is van één of beide

Nadere informatie

St. Antonius Ziekenhuis

St. Antonius Ziekenhuis OOGHEELKUNDE Behandeling van progressieve myopie met Atropine BEHANDELING Behandeling van progressieve myopie met Atropine In deze folder leest u meer informatie over myopie (bijziendheid) en de behandeling

Nadere informatie

Bril- of refractieafwijking

Bril- of refractieafwijking Bril- of refractieafwijking Oogheelkundig centrum Uw kind is naar de orthoptist verwezen omdat er een verminderde gezichtsscherpte (visus) is van één of beide ogen. In deze folder worden de verschillende

Nadere informatie

6,5. Samenvatting door een scholier 2017 woorden 28 oktober keer beoordeeld

6,5. Samenvatting door een scholier 2017 woorden 28 oktober keer beoordeeld Samenvatting door een scholier 2017 woorden 28 oktober 2013 6,5 62 keer beoordeeld Vak Methode Biologie Nectar 3.1 ''Prikkels'' Met je huid kom je iets te weten over je omgeving. Als je iets aanraakt (

Nadere informatie

Oogheelkunde. Orthoptie

Oogheelkunde. Orthoptie Oogheelkunde Orthoptie U heeft nog nooit van een orthoptist gehoord? Dat kan, want het beroep van orthoptist is nog tamelijk onbekend. Met het oog hierop is deze folder gemaakt, om u te informeren over

Nadere informatie

Verwijzing naar de orthoptist

Verwijzing naar de orthoptist Verwijzing naar de orthoptist Oogheelkunde Beter voor elkaar 2 Verwijzing naar de orthoptist De huisarts verwijst een patiënt met oogheelkundige problemen naar de oogarts. De oogarts bepaalt of de ogen

Nadere informatie

H.249968.0215. Oogspieroefeningen

H.249968.0215. Oogspieroefeningen H.249968.0215 Oogspieroefeningen Inleiding Omdat de samenwerking en/of de accommodatie van uw ogen zwak is, heeft u het advies gekregen om oogspieroefeningen te doen. Accommodatie is het aanspannen de

Nadere informatie

Biologie Tijdsduur : * Goed gezien????? Doel: Na deze opdracht heb je zelf gemerkt dat je soms de dingen anders ziet dan ze zijn.

Biologie Tijdsduur : * Goed gezien????? Doel: Na deze opdracht heb je zelf gemerkt dat je soms de dingen anders ziet dan ze zijn. Thema: Mini Moeilijkheid : *** Biologie Tijdsduur : * De mens Juf Nelly Zintuigen Goed gezien????? Doel: Na deze opdracht heb je zelf gemerkt dat je soms de dingen anders ziet dan ze zijn. Uitleg opdracht

Nadere informatie

Achterste glasvochtmembraanloslating

Achterste glasvochtmembraanloslating Oogheelkunde Achterste glasvochtmembraanloslating i Patiënteninformatie Slingeland Ziekenhuis Algemeen In overleg met u, onderzoekt de oogarts of bij u sprake is van een achterste glasvochtmembraanloslating

Nadere informatie

Refractie. Refractieve afwijkingen. Emmetroop oog. Snel Filip 1. Als emmetroop oog nemen we een totale sterkte van 60D. Emmetroop Myoop Hypermetroop

Refractie. Refractieve afwijkingen. Emmetroop oog. Snel Filip 1. Als emmetroop oog nemen we een totale sterkte van 60D. Emmetroop Myoop Hypermetroop Refractie Refractieve afwijkingen Emmetroop Myoop Hypermetroop Emmetroop oog Als emmetroop oog nemen we een totale sterkte van 60D Evenwijdig invallende lichtstralen komende van ui het oneindige vormen

Nadere informatie

a) Bepaal door middel van een constructie de plaats van het beeld van de scherf en bepaal daaruit hoe groot Arno de scherf door de loep ziet.

a) Bepaal door middel van een constructie de plaats van het beeld van de scherf en bepaal daaruit hoe groot Arno de scherf door de loep ziet. NATUURKUNDE KLAS 5 ROEWERK H14-05/10/2011 PROEWERK Deze toets bestaat uit 3 opgaven (totaal 31 punten). Gebruik van eigen grafische rekenmachine en BINAS is toegestaan. Veel succes! ZET EERST JE NAAM OP

Nadere informatie

Wat is convergentiezwakte? Wat is accommodatiezwakte? Oorzaken. Klachten

Wat is convergentiezwakte? Wat is accommodatiezwakte? Oorzaken. Klachten Uw orthoptist of oogarts heeft bij u een afwijkende oogstand geconstateerd die convergentie- en/of accommodatiezwakte wordt genoemd. In deze folder kunt u lezen wat convergentie- en accommodatiezwakte

Nadere informatie

het zien zicht op van uw leerlingen Oogproblemen: U kunt ze vaak bij uw leerlingen herkennen. Zorg dat een vervolgstap geïnitieerd wordt!

het zien zicht op van uw leerlingen Oogproblemen: U kunt ze vaak bij uw leerlingen herkennen. Zorg dat een vervolgstap geïnitieerd wordt! zicht op het zien van uw leerlingen Oogproblemen: U kunt ze vaak bij uw leerlingen herkennen. Zorg dat een vervolgstap geïnitieerd wordt! Informatie voor leerkrachten van basis, voortgezet en speciaal

Nadere informatie

Golflengte: licht is een (elektromagnetische) golf met een golflengte en een frequentie

Golflengte: licht is een (elektromagnetische) golf met een golflengte en een frequentie Golflengte: licht is een (elektromagnetische) golf met een golflengte en een frequentie Spectrum elektromagnetisch: licht met een kortere golflengte dan 400nm en licht met een langere golflengte dan 700

Nadere informatie

Bril- of refractie-afwijking

Bril- of refractie-afwijking Bril- of refractie-afwijking Uw kind is naar de orthoptist verwezen wegens een verminderde gezichtsscherpte (visus) van een of beide ogen. Een orthoptist onderzoekt en behandelt de oogstand, de samenwerking

Nadere informatie

Behandeling van bijziendheid met Atropine

Behandeling van bijziendheid met Atropine Behandeling van bijziendheid met Atropine Inleiding Uw kind begint binnenkort met een behandeling van bijziendheid. In deze folder leest u hier meer over. Wat is bijziendheid? Bijziendheid wordt ook wel

Nadere informatie

Het oog (H2) Harro Reeders. CC Naamsvermelding 3.0 Nederland licentie.

Het oog (H2) Harro Reeders. CC Naamsvermelding 3.0 Nederland licentie. Auteur Laatst gewijzigd Licentie Webadres Harro Reeders 09 September 2015 CC Naamsvermelding 3.0 Nederland licentie http://maken.wikiwijs.nl/65524 Dit lesmateriaal is gemaakt met Wikiwijsleermiddelenplein.

Nadere informatie

Uitwerkingen Hoofdstuk 2 Licht

Uitwerkingen Hoofdstuk 2 Licht Uitwerkingen Hoofdstuk 2 Licht Verkennen I a. Teken het gebouw met de zon in de tekening. De stand van de zon bepaalt waar de schaduw terecht komt. b. Een platte tekening. Jij staat voor de spiegel, de

Nadere informatie

hoofdstuk 5 Lenzen (inleiding).

hoofdstuk 5 Lenzen (inleiding). hoofdstuk 5 Lenzen (inleiding). 5.1 Drie soorten lichtbundels Als lichtstralen een bundel vormen kan dat op drie manieren. 1. een evenwijdige bundel. 2. een convergerende bundel 3. een divergerende bundel.

Nadere informatie

Theorie beeldvorming - gevorderd

Theorie beeldvorming - gevorderd Theorie beeldvorming - gevorderd Al heel lang geleden ontdekten onderzoekers dat als licht op een materiaal valt, de lichtstraal dan van richting verandert. Een voorbeeld hiervan is ook te zien in het

Nadere informatie

OOGHEELKUNDE. Netvliesloslating BEHANDELING

OOGHEELKUNDE. Netvliesloslating BEHANDELING OOGHEELKUNDE Netvliesloslating BEHANDELING Netvliesloslating Het oog Het oog is een holle bol met een transparante voorkant, het hoornvlies (cornea). Hierdoor valt het licht naar binnen. Vervolgens gaat

Nadere informatie

> Lees Niels heeft een bril.

> Lees Niels heeft een bril. LB 8-70. Ik zie een oog > Kijk naar de afbeeldingen op bladzijde 8 in je boek en lees Beschermen. Vul in. Je vooral tegen zweet. beschermen je ogen Kijk naar de doorsnede van het oog. Kleur de volgende

Nadere informatie

Repetitie Lenzen 3 Havo Naam: Klas: Leerstof: 1 t/m 7

Repetitie Lenzen 3 Havo Naam: Klas: Leerstof: 1 t/m 7 Repetitie Lenzen 3 Havo Naam: Klas: Leerstof: 1 t/m 7 Opgave 1 Iris krijgt een bril voorgeschreven van 4 dioptrie. Zij houdt de bril in de zon en probeert de stralen te bundelen om zodoende een stukje

Nadere informatie

Moderne oogcorrecties

Moderne oogcorrecties Moderne oogcorrecties Dit artikel gaat over ooglaseren en lensimplantaties. In vergelijking met de oudere correctietechnieken. Alle voor- en nadelen worden op een rijtje gezet. Bouw en werking van het

Nadere informatie

Atropine oogdruppels ter voorkoming/afremming van hoge myopie

Atropine oogdruppels ter voorkoming/afremming van hoge myopie Atropine oogdruppels ter voorkoming/afremming van hoge myopie Bij uw zoon of dochter is myopie waargenomen. Dit betekent dat het oog van uw kind te lang is of een te sterke ooglens heeft. Zonder behandeling

Nadere informatie

Informatiefolder staar (cataract)

Informatiefolder staar (cataract) INFORMATIEFOLDER Informatiefolder staar (cataract) OPSIS Oogziekenhuis Westelijk Halfrond 105 1183 HR Amstelveen Tel.: 088-6649674 www.opsisoogziekenhuis.nl info@opsisoogziekenhuis.nl Wat is staar? Voor

Nadere informatie

Een aandoening van de oogzenuw

Een aandoening van de oogzenuw Een aandoening van de oogzenuw Glaucoom Informatie voor patiënten F0312-3415 juli 2014 Medisch Centrum Haaglanden www.mchaaglanden.nl MCH Antoniushove, Burgemeester Banninglaan 1 Postbus 411, 2260 AK Leidschendam

Nadere informatie

Zien zonder bril Implantatie van een ReSTOR kunstlens

Zien zonder bril Implantatie van een ReSTOR kunstlens Zien zonder bril Implantatie van een ReSTOR kunstlens Inhoudsopgave Een kunstlens (AcrySof ReSTOR ) ) voor optimaal zicht... 1 Hoe werken ogen?... 1 Scherpstelling... 2 Ouderdomskwaal... 2 Staar... 2 Staaroperatie...

Nadere informatie

Wat moet je weten over Femto-LASIK? Ooglaserchirurgie van dichtbij bekeken. Patiënteninformatie

Wat moet je weten over Femto-LASIK? Ooglaserchirurgie van dichtbij bekeken. Patiënteninformatie Wat moet je weten over Femto-LASIK? Ooglaserchirurgie van dichtbij bekeken. Patiënteninformatie De sterke wil om scherp te zien Ooglaserchirurgie met een betrouwbare behandeling Iedereen wil scherp zien.

Nadere informatie

Netvliesloslating. Mensen zien. Mensen laten zien.

Netvliesloslating. Mensen zien. Mensen laten zien. Netvliesloslating Mensen zien. Mensen laten zien. Onze oogzorg gaat verder In deze folder kunt u lezen wat een netvliesloslating is, hoe deze oogaandoening wordt vastgesteld en welke behandelingen er mogelijk

Nadere informatie

hoofdstuk 5 Lenzen (inleiding).

hoofdstuk 5 Lenzen (inleiding). hoofdstuk 5 Lenzen (inleiding). 5.1 Drie soorten lichtbundels Als lichtstralen een bundel vormen kan dat op drie manieren. 1. een evenwijdige bundel. 2. een convergerende bundel 3. een divergerende bundel.

Nadere informatie

6.1. Boekverslag door F woorden 29 juni keer beoordeeld. Biologie voor jou. Opdracht: 1

6.1. Boekverslag door F woorden 29 juni keer beoordeeld. Biologie voor jou. Opdracht: 1 Boekverslag door F. 1422 woorden 29 juni 2004 6.1 303 keer beoordeeld Vak Methode Biologie Biologie voor jou Opdracht: 1 1. Een zintuig is een orgaan dat reageert op prikkels uit het milieu. 2. Een prikkel

Nadere informatie

VERAF TUSSENAFSTAND DICHTBIJ. De Crystalens Accommoderende lens. Scherp zien van dichtbij tot veraf zonder bril. www.crystalens.

VERAF TUSSENAFSTAND DICHTBIJ. De Crystalens Accommoderende lens. Scherp zien van dichtbij tot veraf zonder bril. www.crystalens. VERAF TUSSENAFSTAND DICHTBIJ De Crystalens Accommoderende lens Scherp zien van dichtbij tot veraf zonder bril www.crystalens.com Informatie over cataracten Intraoculaire lenzen op een rij Het verouderingsproces

Nadere informatie

3hv h2 kortst.notebook January 08, H2 Licht

3hv h2 kortst.notebook January 08, H2 Licht 3hv h2 kortst.notebook January 08, 209 H2 Licht Wanneer een lichtstraal van het ene materiaal het andere ingaat kan de richting van de lichtstraal veranderen. Hoe de straal afbuigt heeft te maken met de

Nadere informatie

Atropine oogdruppels ter voorkoming van hoge bijziendheid

Atropine oogdruppels ter voorkoming van hoge bijziendheid Atropine oogdruppels ter voorkoming van hoge bijziendheid Wat is bijziendheid? Bijziendheid heet in medische termen myopie. Het is een brekingsfout (refractie-afwijking) van het optisch systeem van het

Nadere informatie

Refractie-afwijking. Afdeling Oogheelkunde. Locatie Purmerend/Volendam

Refractie-afwijking. Afdeling Oogheelkunde. Locatie Purmerend/Volendam Refractie-afwijking Afdeling Oogheelkunde Locatie Purmerend/Volendam Bril, contactlens of operatie? Wat zijn refractie-afwijkingen? Om scherp te zien is het nodig dat lichtstralen uit de buitenwereld precies

Nadere informatie

Oefen-vt vwo4 B h6/7 licht 2007/2008. Opgaven en uitwerkingen vind je op www.agtijmensen.nl

Oefen-vt vwo4 B h6/7 licht 2007/2008. Opgaven en uitwerkingen vind je op www.agtijmensen.nl Opgaven en uitwerkingen vind je op www.agtijmensen.nl Oefen-vt vwo4 h6/7 licht 007/008. Lichtbreking (hoofdstuk 6). Een glasvezel bestaat uit één soort materiaal met een brekingsindex van,08. Laserstraal

Nadere informatie

Behandeling van bijziendheid met Atropine

Behandeling van bijziendheid met Atropine Behandeling van bijziendheid met Atropine Naar het ziekenhuis? Lees eerst de informatie op www.asz.nl/brmo. Inleiding Bij onderzoek is gebleken dat uw kind bijziend is. In deze folder leest u meer over

Nadere informatie

het zien van uw kind

het zien van uw kind zicht op het zien van uw kind Wat ziet een baby? Waarom oogonderzoek? Heeft mijn kind een bril nodig? deze brochure geeft antwoord op deze en andere vragen Goede ogen zijn belangrijk voor uw kind, om de

Nadere informatie

1 Lichtbreking. Hoofdstuk 2. Licht. Leerstof. Toepassing. 3 a Zie figuur 2. b Zie figuur 2. c Zie figuur t a bij B b bij A

1 Lichtbreking. Hoofdstuk 2. Licht. Leerstof. Toepassing. 3 a Zie figuur 2. b Zie figuur 2. c Zie figuur t a bij B b bij A BASISSTOF Hoofdstuk 2 Licht Hoofdstuk 2 Licht 1 Lichtbreking Leerstof 1 a de normaal b de hoek van inval c de hoek van breking 2 a Als licht van lucht naar perspex gaat, wordt het licht altijd naar de

Nadere informatie

ZEVEN TIPS OM GOED TE GAAN ZIEN

ZEVEN TIPS OM GOED TE GAAN ZIEN ZEVEN TIPS OM GOED TE GAAN ZIEN ZONDER BRIL, LENZEN OF LASEREN KARIN HOGENBOOM VOLZICHT.NL Ontspannen van de ogen Voorwoord Ik was tien jaar toen ik voor het eerst een bril kreeg. De oogarts had mijn ogen

Nadere informatie

Een aandoening van de oogzenuw Glaucoom

Een aandoening van de oogzenuw Glaucoom Een aandoening van de oogzenuw Glaucoom U bent bij de oogarts geweest en er is glaucoom bij u geconstateerd. In deze folder leest u meer over glaucoom en de behandelmogelijkheden. Glaucoom Glaucoom is

Nadere informatie

PATIËNTEN INFORMATIE. Staar. Cataract

PATIËNTEN INFORMATIE. Staar. Cataract PATIËNTEN INFORMATIE Staar Cataract Algemeen Door middel van deze folder wil het Maasstad Ziekenhuis u informeren over staar (cataract) en de behandeling hiervan. U wordt geadviseerd deze informatie zorgvuldig

Nadere informatie

Uw behandelend arts heeft u vanwege uw oogproblemen verwezen naar de oogarts in het CWZ. Deze folder geeft u informatie over wat de oogarts in het

Uw behandelend arts heeft u vanwege uw oogproblemen verwezen naar de oogarts in het CWZ. Deze folder geeft u informatie over wat de oogarts in het Netvliesloslating 2 Uw behandelend arts heeft u vanwege uw oogproblemen verwezen naar de oogarts in het CWZ. Deze folder geeft u informatie over wat de oogarts in het CWZ met u bespreekt over netvliesloslating,

Nadere informatie

Zien of niet zien. Informatie voor spreekbeurt of werkstuk. Koninklijke Visio, expertisecentrum voor slechtziende en blinde mensen

Zien of niet zien. Informatie voor spreekbeurt of werkstuk. Koninklijke Visio, expertisecentrum voor slechtziende en blinde mensen Zien of niet zien Informatie voor spreekbeurt of werkstuk Koninklijke Visio, expertisecentrum voor slechtziende en blinde mensen Wat is zien nu eigenlijk? Kunnen zien lijkt heel gewoon. Maar ogen zitten

Nadere informatie

ZICHT OP ZIEN VAN UW KIND IN FOR MATIE

ZICHT OP ZIEN VAN UW KIND IN FOR MATIE ZICHT OP ZIEN VAN UW KIND IN FOR MATIE Colofon Titel Zicht op zien van uw kind Auteurs???????????? Tekstredactie????? Een publicatie van Nederlands Centrum Jeugdgezondheid (NCJ) www.ncj.nl WAT ZIET EEN

Nadere informatie

Behandeling van snel toenemende bijziendheid

Behandeling van snel toenemende bijziendheid Behandeling van snel toenemende bijziendheid Uw kind heeft last van bijziendheid die snel erger wordt, waarbij het dragen van een bril of contactlenzen alleen niet voldoende is. In deze folder leest u

Nadere informatie

Wat is scheelzien? Er wordt gesproken van scheelzien wanneer de beide ogen onbedoeld niet op het zelfde punt gericht staan.

Wat is scheelzien? Er wordt gesproken van scheelzien wanneer de beide ogen onbedoeld niet op het zelfde punt gericht staan. Scheelzien Wat is scheelzien? Er wordt gesproken van scheelzien wanneer de beide ogen onbedoeld niet op het zelfde punt gericht staan. Hoe wordt scheelzien ook wel genoemd? De medische term voor scheelzien

Nadere informatie

Refaja Ziekenhuis Stadskanaal. Netvliesloslating

Refaja Ziekenhuis Stadskanaal. Netvliesloslating Refaja Ziekenhuis Stadskanaal Netvliesloslating NETVLIESLOSLATING INLEIDING Het oog is een holle bol met een heldere voorkant, het hoornvlies. Hierdoor valt het licht naar binnen. Vervolgens gaat het door

Nadere informatie