Samenvatting door een scholier 1744 woorden 16 maart keer beoordeeld

Transcriptie

1 Samenvatting door een scholier 1744 woorden 16 maart keer beoordeeld Vak Methode M&O In balans Hoofdstuk Bij communicatie worden gedachten tussen personen uitgewisseld: iemand laat iemand anders iets weten, of wil iets van iemand anders weten. Communicatie vindt plaats om de volgende redenen: 1. het vragen om informatie 2. het geven van informatie 3. het beïnvloeden van houding of gedrag Elk communicatieproces verloopt volgens een min of meer vast patroon. Boodschap Dit model heet het ZMBO-model: De Zender stuurt met behulp van een een Boodschap naar één of meer Ontvangers. Zender: is de persoon of organisatie die in het communicatieproces iets aan een ander laat weten : datgene wat nodig is om de boodschap over te dragen. Bijvoorbeeld: Telefoon, , televisie. Boodschap: bevat de feitelijke inhoud van de communicatie. Boodschappen hebben functies en aspecten: 1. Referentiële functie: omvat de inhoud van de boodschap, de informatie die overgebracht wordt. 2. Expressieve functie: het deel van de boodschap dat een beeld van de zender geeft. 3. Relationele functie: het zegt iets over de manier waarop beide partijen elkaar waarderen en de mate waarin de zender de ontvanger stuurt of juist vrijlaat. 4. Appellerende functie: gaat over de vraag welk effect de zender bij de ontvanger wil bereiken. Deze functie doet een beroep op de ontvanger om iets te doen. 6.2 Coderen: het vormgeven van een boodschap. Decoderen: het vertalen van de boodschap door de ontvanger. Referentiekader: de manier waarop een persoon tegen de wereld aan kijkt. Het ontstaat door biologische factoren: ervaringen, milieu, opleiding. Feedback: de reactie van de ontvanger op de boodschap van de zender Boodschap Pagina 1 van 6

2 Feedback Als de zender weer reageert op de feedback van de ontvanger, is er sprake van terugkoppeling. Terugkoppeling is het vervolg van het communicatieproces. Boodschap Feedback Terugkoppeling Als uit de gegeven feedback blijkt dat de ontvanger de boodschap duidelijk begrepen heeft, kan de zender ver gaan met zijn boodschap. Als de klant begrijpend heeft geknikt, kan de verkoper verder gaan met zijn verhaal en bijvoorbeeld de voordelen van de verschillende merken dvd-spelers noemen. Dat laatste wordt dan de follow-up genoemd. 6.3 Ruis: iedere verstoring of ongunstige beïnvloeding tijdens het transport van een boodschap. Bijvoorbeeld: krakende telefoonlijn, slechte internetverbinding. De oorzaak van ruis kan liggen bij de omgeving, de zender of de ontvanger. Je hebt 4 groepen ruis: 1. Externe ruis: als de oorzaak van de ruis in de omgeving ligt. Bijvoorbeeld onweer, zonlicht 2. Interne ruis: als de oorzaak van de ruis bij de zender of de ontvanger ligt. Bijvoorbeeld als de ontvanger naar een lezing luistert maar sterk wordt afgeleid door de gedachte van een vakantie. Als de zender de prijzen niet heeft opgenomen in het bestelformulier 3. Non-intentionele ruis: rui die niet opzettelijk als ruis bedoeld is. Bijvoorbeeld een onduidelijk verhaal of uitleg, verkeerde prijs door een drukfout in een folder 4. Intentionele ruis: ruis die door de ontvanger expres als ruis bedoeld is. Bijvoorbeeld actievoerders die er doorheen schreven, iemand die om een vraag heen draait omdat hij hem niet wil beantwoorden. Redundantie: overtolligheid, overbodigheid in communicatie 6.4 Verticale communicatie: communicatie die verticaal gaat tussen hogere en lagere functies. Wanneer de communicatie van hoog naar laag gaat dan heb je: top-down. Andersom is Bottom-up. - Voordeel: er kunnen geen misverstanden ontstaan - Nadeel: de communicatie kan lang duren Horizontale communicatie: communicatie die gaat tussen werknemers (afdelingen) op het zelfde niveau, deze communicatie wordt ook wel passerelle genoemd. - Voordeel: snelle communicatievorm - Nadeel: communicatie gaat buiten de manager om. Diagonale communicatie: het communiceren tussen afdelingen, maar de werknemers zijn van ongelijk niveau. - Voordeel: snelle communicatievorm - Nadeel: de communicatie gaat buiten de hiërarchische lijnen om. Hoofdstuk Pagina 2 van 6

3 Mondelinge communicatie: alle communicatie waarbij we spreken - Voordeel: wordt ondersteund door non- verbale communicatie - Nadeel: Alles wat er gezegd word moet je onthouden Schriftelijke communicatie: alle communicatie die geschreven is. - Voordeel: Je kunt het later nog een keer terug zien - Nadeel: geschreven tekst kan erg nadrukkelijk overkomen 7.2 Verbale communicatie: alle communicatie waarbij we geschreven of gesproken woorden gebruiken Non-verbale communicatie: alle communicatie waarbij we geen woorden gebruiken (afbeeldingen, houding, gebaren, mimiek) 7.3 Je kunt bij communicatie onderscheid maken in eenzijdige, tweezijdige of meerzijdige communicatie. Eenzijdige communicatie: de zender brengt een boodschap over naar de ontvanger en geeft de ontvanger geen waarneembare feedback Tweezijdige communicatie: de ontvanger geeft feedback op de boodschap van de zender. De communicatie gaat twee richtingen uit van zender naar ontvanger en van ontvanger naar zender. Meerzijdige communicatie: wanneer meer zenders en meer ontvangers met elkaar in contact komen. 7.4 Formele communicatie: is alle communicatie binnen een organisatie die officieel is vastgelegd en volgens vaste lijnen en structuren verloopt. (vergadering) - Voordeel: je kunt je voorbereiden, Nadeel: te veel regels en procedures. Informele communicatie: is alle communicatie die niet door vaste regels en structuren wordt bepaald. (discussie tijdens de pauze) - Voordeel: geen regels, Nadeel: gemaakte afspraken kunnen niet officieel vastgelegd worden 7.5 Persoonlijke communicatie: communicatie tussen personen, tussen één zender en één ontvanger Massacommunicatie: communicatie die zich richt op de massa, op grote groepen mensen (kranten, radio, t.v.). Een kenmerk van massacommunicatie is dat het openbare communicatie is. De inhoud is voor iedereen toegankelijk. 7.6 Gesprekken tussen twee personen heten: tweegesprekken. Formele tweegesprekken moeten voldoen aan deze eisen: 1. het doel is van tevoren vastgesteld. 2. er is een gespreksleider die bepaalt wat er wordt besproken en op welke manier. 3. het gespreksonderwerp is bij beide gesprekspartners bekend. Algemene gesprekstechniek splitsen we in twee fasen: 1. voorbereiding van het gesprek: - de hoofd- en subdoelen van het gesprek vaststellen - nadenken over de relatie tussen de gesprekspartners - planning van het gesprek maken - de structuur van het gesprek bepalen 2. voeren van het gesprek Pagina 3 van 6

4 - beginnen met social talk : zat het verkeer mee? Kon u het gemakkelijk vinden? - de gespreksleider moet beschikken over luistervaardigheid - beschikt over regulerende vaardigheden en kan samenvatten - weet de juiste vragen te stellen Gesloten vragen zijn vragen waar maar 1 antwoord op mogelijk is. Open vragen zijn vragen waar alle soorten antwoorden mogelijke zijn. 7.7 Veel voorkomende problemen bij het voeren van een gesprek: - Halo-effect: een hele positieve uitstraling van één goede eigenschap, andere eigenschappen worden overheerst. - Horneffect: omgekeerde van het Halo-effect. Één slechte eigenschap overheerst, de andere eigenschappen worden overheerst - Stereotypering: de verwachting van een eigenschap bij iemand op basis van geslacht of achtergrond - Projectie: de gespreksleider vergelijkt de medewerker onwillekeurig met zichzelf of met collega s. - Suggestie: Een spreker dringt zijn mening zo aan dat een open gesprek niet meer mogelijk is 7.9 Een vergadering is een bijeenkomst van personen, die uitgenodigd zijn, en volgens een bepaalde procedure met elkaar spreken over een of meer van tevoren vastgestelde onderwerpen Taken van een voorzitter: - opstellen van een goede agenda - neemt agendapunten door met notulist - dat in de vergadering alle agendapunten behandeld worden - de vergadering ordelijk verloopt - dat iedereen aan het woord kan komen 7.10 Soorten vergaderingen: - Informatieve vergadering: doel is, informatie uitwisselen - Probleemoplossende vergadering: doel is, het probleem aan het licht brengen en zo goed mogelijke proberen op te lossen - Brainstorm: doel is, zoveel mogelijk informatie te verzamelen - Besluitvormende vergadering: doel is om iedere deelnemer bij de besluitvorming te betrekken - Instructieve vergadering: doel is af te spreken wie welke taken op zich zal nemen en hou die taken uitgevoerd zullen worden. - Evaluatieve vergadering: doel is om de mening op tafel te krijgen Hoofdstuk Sociaal beleid is het geheel van maatregelen dat nodig is om mens en arbeid zodanig op elkaar af te stemmen dat de doelen van de organisatie en die van de medewerker gerealiseerd kunnen worden. Personeelsbeleid is een onderdeel van sociaal beleid. Personeelsbeleid is gericht op alle aspecten van de relatie tussen mens en arbeid binnen de organisatie Pagina 4 van 6

5 Theorie van Maslow Maslow heft een motivatietheorie bedacht die gebaseerd is op een driehoek: 1. Fysiologische behoeften: eten, drinken, kleding en onderdak. Deze behoeften kunnen worden voldaan door het salaris - Primaire behoeften 2. Behoefte aan veiligheid en zekerheid: bescherming tegen inkomensvermindering wegens ziekte of ouderdom. De zekerheid voor het behouden van onderdak. Aan deze behoefte kunnen worden voldaan door verzekeringen enz. 3. Sociale behoefte: genegenheid, vriendschap en erkenning door familie en collega s. Deze behoefte kunnen worden voldaan door werk dat de persoon in staat stelt deze erkenning en acceptatie blijvend te krijgen 4. Behoefte aan waardering: de behoefte van respect en aan status. Aan deze behoefte kan worden voldaan door bijvoorbeeld promotie 5. Behoefte aan zelfrealisatie: het zoveel mogelijk gebruik maken van je capaciteiten. Deze behoefte word voldaan door ontwikkelingsmogelijkheden in het werk, maar ook door creatieve prestatie of het dragen van verantwoordelijkheden en het nemen van beslissingen. Theorie van Herzberg Herzberg heeft de theorie van Maslow verbeterd. Deze aanpassingen hebben geleid tot de motivatiehygiënietheorie. Satisfiers: motivators. Deze motivators zijn vaak factoren ook wel werkintrinsieke factoren genoemd, ze zijn: - plezier n het werk zelf - erkenning en waardering - verantwoordelijkheid in het werk - promotie- en groeimogelijkheden Dissatisfiers: demotivators. Deze demotivators hebben vaak niet betrekking hebben op het werk zelf maar op de omstandigheden waaronder het werk plaats vind: - voorschriften en procedures - salaris - werkomstandigheden - wijze van leidinggeven en relaties met de leiding 8.3 Flexbanen: banen waarvan de onderneming gebruik maakt op momenten dat zij extra personeelsleden nodig heeft. Headhunter: mensen die namens een bedrijf personeel zoeken (word alleen voor de hogere banen gebruikt) Functioneringsgesprek: - De manager en medewerker kunnen onderwerpen aandragen - Tweerichtingsverkeer - Gesprek is gericht op de toekomst Beoordelingsgesprek - Enkele maanden na het Functioneringsgesprek - Manager geeft zijn beoordeling over de afgelopen periode Pagina 5 van 6

6 - Eenrichtingsverkeer Flexibele pensionering: Een werknemer bepaald zelf wanneer hij stopt en is dus moeilijk te plannen. 8.5 Individuele arbeidsovereenkomst: Daarin staat hoeveel uur de werknemer per week werkt. Hoe hoog de loon is. Wanneer hij op het werk moet zijn. Collectieve arbeidsovereenkomst: een overeenkomst tussen de vakbonden en de werkgeversorganisatie: - Primaire arbeidsvoorwaarde: het geldelijke beloning voor het verrichte werk en zaken als vakantiegeld. - Secundaire arbeidsvoorwaarde: betrekking tot werktijden, reiskostenvergoeding en werkkleding. Pagina 6 van 6