Leerervaringen Transumo

Maat: px
Weergave met pagina beginnen:

Download "Leerervaringen Transumo"

Transcriptie

1 faculteit der Aard- en levenswetenschappen Leerervaringen Transumo kennisontwikkeling ten behoeve van het transitieproces naar een meer duurzame mobiliteit 2010 Frank Kupper Dieuwke Hovinga Thijs den Hertog Renee Liesveld Barbara Regeer Athena Instituut

2 Leerervaringen Transumo kennisontwikkeling ten behoeve van het transitieproces naar een meer duurzame mobiliteit In opdracht van Transumo Januari 2010 Athena Instituut, Vrije Universiteit Amsterdam Frank Kupper Dieuwke Hovinga Thijs den Hertog Renee Liesveld Barbara Regeer

3 Samenvatting Dit rapport bevat de belangrijkste leerervaringen van het programma Transumo. Het rapport is geschreven in opdracht van de programmadirectie van Transumo. Het bevat de leerervaringen binnen het programma zelf, ten aanzien van de inrichting en het management van het programma. Transumo is een stichting en staat voor TRANsition SUstainable MObility. In het kader van dit onderzoek hebben, naast een documentanalyse, interviews en workshops met leden van het programmabureau, thema- en projectleiders plaatsgevonden. Het onderzoek is uitgevoerd vanuit het framework van de programma-evaluatie, gebruikmakend van de learning history methodiek. Deze richt zich op het leren van praktijkervaringen door de verhalen die de betrokkenen vertellen over hun eigen ervaringen en lessen te documenteren. Het programma Transumo is in 2004 als Bsik-programma van start gegaan. Het heeft zich toegelegd op kennisontwikkeling ten behoeve van een transitie naar een meer duurzame mobiliteitssector. In de eerste jaren kende het programma een moeizame start. Dit heeft onder meer te maken gehad met de context van de Bsik-regeling en de specifieke voorwaarden die door de begeleidende Commissie van Wijzen zijn gesteld. Toch slaagde Transumo er in een rijk en divers programma over duurzame mobiliteit op te zetten en verder te ontwikkelen. Transumo heeft zichzelf vormgegeven als een programma dat top-down visievorming combineert met bottom-up invulling vanuit de praktijk. Het programmamanagement van Transumo is in de uitvoering van het programma tegen een aantal obstakels aangelopen. Een voorbeeld is het gebrek aan visie op duurzaamheid en transitie binnen projecten. Ook is de tripartiete samenwerking, een vereiste voor deelname aan het programma, een complex gegeven doordat actoren verschillen in belang en perspectief. Bovendien heeft het programma te maken gehad met onduidelijkheid rondom de invulling van het begrip duurzaamheid met behulp van het Triple-P -model. Transumo heeft verschillende strategieën ontwikkeld en gevolg om met deze obstakels om te gaan. De acties die vanuit het programmamanagement zijn ondernomen om de beschreven knelpunten te adresseren, en voor zover mogelijk op te lossen, zijn onder te verdelen als interventies die gericht zijn op sturing, faciliteren en kennnisontwikkeling. Uiteindelijk zijn er verschillende collecties leerervaringen gereconstrueerd, ten aanzien van de inrichting en het management van het programma. Bijvoorbeeld het belang van het creëren van voldoende ruimte in de financieringsstructuur en budgettering voor aanpassing en sturing van het programma, zodat kan worden ingespeeld op nieuwe ontwikkelingen vanuit de praktijk of leemten die in de loop van het programma ontstaan. Een ander voorbeeld is het belang van het vinden van een evenwicht tussen vrije experimenteerruimte en beloning op de korte termijn. Omdat deelnemende partijen veelal hun eigen redenen en motieven te hebben om mee te doen met het programma Transumo, is het belangrijk om te werken aan de gezamenlijke ambitie en focus van de deelnemende partijen. Het proces van gezamenlijke visievorming, heeft Transumo geleerd, zou vanuit het programma expliciet moeten worden vormgegeven en gefaciliteerd. Een laatste belangrijke collectie van leerervaringen is dat het goed is vanaf het begin te werken aan opschaling en inbedding. Tenslotte is het uiteindelijk nodig om een systeeminnovatie die tegelijkertijd op organisatorisch, bestuurlijk en technologisch vlak fundamentele veranderingen zou bewerkstelligen. Deze systeeminnovatie, een verandering in structuur, denken en doen, is het uiteindelijke doel van de transitie naar een duurzame mobiliteit. 2

4 Voor toekomstige initiatieven op het gebied van de transitie naar een duurzame mobiliteit laat Transumo een ruime hoeveelheid kennis, theorie en ervaring achter ten aanzien van de vormgeving, uitvoering en begeleiding van soortgelijke programma s. Dit rapport geeft een overzicht van de leerervaringen van Transumo, het Bsik-programma voor duurzame mobiliteit. 3

5 Inhoudsopgave Samenvatting 2 1. Inleiding 5 2. Het begin: uitgangspunten en randvoorwaarden Uitgangspunten Randvoorwaarden Werkwijze Transumo Obstakels op de weg Visie op duurzaamheid en transitie Verschillen in belang en perspectief De betekenisonduidelijkheid van het Triple P Model Interventies Interventies gericht op sturing Interventies gericht op faciliteren Interventies gericht op kennisontwikkeling Leerervaringen Transumo Conclusie 42 Referenties 43 4

6 1. Inleiding Dit rapport bevat de belangrijkste leerervaringen van het programma Transumo. Het rapport is geschreven in opdracht van de programmadirectie van Transumo. Het bevat de leerervaringen binnen het programma zelf, ten aanzien van de inrichting en het management van het programma. Transumo is een stichting en staat voor TRANsition SUstainable MObility. Het programma Transumo is in 2004 van start gegaan als één van de Bsik-programma s. De Rijksoverheid wil met de Bsik-subsidieregeling vernieuwende initiatieven ondersteunen die maatschappelijke problemen helpen oplossen. Transumo is het Bsik-programma voor duurzame mobiliteit. Onder de meer dan 300 organisaties die hebben bijgedragen aan de invulling van het programma bevinden zich landelijke, provinciale en gemeentelijke overheden, universiteiten en onderzoeksinstituten, maatschappelijke organisaties, adviesbureaus en consultancies en het bedrijfsleven. Het programma functioneert als een samenwerkingsverband met als doel kennisontwikkeling op het gebied van een transitie naar een meer duurzame mobiliteit. De participanten van Transumo hebben hiervoor samen 30 miljoen beschikbaar gesteld. Vanuit het subsidieprogramma Bsik heeft de Rijksoverheid eveneens 30 miljoen bijgedragen ( Het concept duurzame mobiliteit is binnen het programma Transumo breed benaderd. Om het concept nader te concretiseren is het triple-p model als invalshoek gebruikt. Triple-p staat voor: people, planet en profit. Het model wordt gebruikt in de zoektocht naar een balans tussen economische effectiviteit en efficiëntie van de mobiliteitssector (profit) met de behoeften en het welbevinden van mensen (people) en de toestand van de natuurlijke leefomgeving (planet). Volgens het programma Transumo is het huidige mobiliteitssysteem in deze termen niet duurzaam te noemen en zijn significante ingrepen noodzakelijk. Alhoewel de diverse actoren in het mobiliteitssysteem zich meestal bewust zijn van de uiteindelijke noodzaak van veranderingen, worden zij geremd door vaste structuren in gedrag, denken en handelen. Ook maken de beschikbaarheid van technologische oplossingen en de institutionele en maatschappelijke context waarbinnen deze actoren moeten functioneren het moeilijk om een andere weg in te slaan. Vanuit het perspectief van een duurzame ontwikkeling is daarom een transitie nodig; een geleidelijke overgang naar een mobiliteitssysteem dat fundamenteel anders van karakter is. Het programma Transumo heeft zich ten doel gesteld deze transitie met nieuwe kennis te begeleiden (Definitief Projectplan d.d. september 2004). Met het programma wordt beoogd inzicht te verwerven in het typerende karakter van innovatietrajecten op het gebied van een meer duurzame mobiliteit. Dit wil zeggen dat men met de uitvoering en monitoring van de diverse projecten wil leren hoe deze innovaties binnen het mobiliteitsysteem plaats kunnen vinden (ibid.). Naast kennisontwikkeling behoort het innoveren van de kennisinfrastructuur voor mobiliteit van een technologie- en aanbodgedreven monodisciplinaire naar een vraaggeoriënteerde, participatieve, multi- en transdisciplinair werkende kennisinfrastructuur (ibid.) tot één van de doelstellingen van het programma. Transumo heeft als stichting een maatschappelijke (de Raad van Participanten) en een wetenschappelijke adviesraad (WAR), een bestuur en een (programma)directie. Het management van de projecten is in handen van de projectleiding. Met behulp van het thema- en proeftuinmanagement wordt de inhoudelijke kwaliteit van en samenhang tussen de projecten onderling, en met het programma gewaarborgd. Transumo werkt samen met twee andere Bsik-programma s die zich richten op transitievraagstukken, namelijk KSI en TransForum (ibid). 5

7 In de Raad van Participanten zijn de belangrijkste financiers van Transumo vertegenwoordigd. Met de Raad wordt ondermeer de samenwerking tussen bedrijfsleven, overheden en kennisinstellingen op het hoogste governance -niveau van Transumo gewaarborgd. Het bestuur richt zich vooral op de inhoudelijke koers van Transumo, op de vorming van een kennisinfrastructuur en op de overall realisatie van de programmadoelen. De directie vormt samen met de themaleiders het programmamanagement. Vanuit het programmamanagement wordt het programma op hoofdlijnen aangestuurd. Het programmamanagement wordt ondersteund door een klein programmabureau. De kennisontwikkelingopgave berust bij ruim 30 projecten die in zeven thema s zijn ondergebracht. Vanaf januari met de herstructurering van het programma van clusters naar thema s- heeft Transumo deze thema s nadrukkelijk centraal gesteld in de programmering (zie paragraaf 4.1). Dit impliceerde een nadere focus op onderwerpen en kennisvragen. Per thema zijn doelstellingen geformuleerd om de samenhang tussen projecten te bevorderen. Vanuit de thema s worden de projecten aangestuurd en wordt tevens de kwaliteit ervan gewaarborgd. Themaleiders hebben dan ook een initiërende taak, en dragen verantwoordelijkheid voor kwaliteitszorg. Zij dienen tevens de samenhang van projecten binnen een thema te waarborgen. Een belangrijke eis voor ieder project is de eis van tripartiete samenwerking tussen overheid, bedrijfsleven en kennisinstellingen. Het uitgangspunt hier is dat de beoogde transitieprocessen alleen via samenwerking tussen de betrokken actoren kunnen worden gerealiseerd. Eind 2009 loopt het programma Transumo af. Bij de afronding van het programma rijst de vraag in hoeverre Transumo er in is geslaagd kennis te ontwikkelen over hoe transities naar een meer duurzaam mobiliteitsysteem verlopen, en over de (on)mogelijkheden de kennisinfrastructuur voor mobiliteit verder te innoveren. Om deze vraag te kunnen beantwoorden is van belang de leerervaringen uit het programma vast te leggen. Het gaat dan onder meer om verworven inzichten in de wisselwerking tussen het gevoerde programmamanagement en de doelstellingen van het programma, en tussen het programma- en projectniveau. Deze kennis is in het verdere transitieproces naar een meer duurzame mobiliteit (na afloop van het Transumo-programma) van belang. Het biedt degenen die op niche- en regimeniveau betrokken blijven (en/of worden) een mogelijkheid om op grond van deze kennis en inzichten adequater te handelen. Verder bieden de leerervaringen het programmamanagement een handvat in hun verantwoording aan de samenleving over de besteding van publieke middelen, in de vorm van een rapportage aan de Commissie van Wijzen ICES/KIS. De gedachte van het traject Leerervaringen Transumo is om met het management -waaronder de directie inclusief de secretarissen, de thema- en projectleiders- terug en vooruit te kijken naar de ontwikkeling en de impact van het programma. Het traject Leerervaringen Transumo beoogt met name een antwoord te geven op de vraag wat nieuwe initiatieven op het gebied van duurzame mobiliteit kunnen leren van de ervaringen binnen Transumo ten aanzien van de governance van programma s in het transitieproces naar een meer duurzame mobiliteit. Werkwijze Dit onderzoek is uitgevoerd vanuit het framework van de programma-evaluatie (Guba en Lincoln, 1989). Hierbij is gebruik gemaakt van de learning history methodiek. Deze richt zich op het leren van praktijkervaringen door de verhalen die de betrokkenen vertellen over hun eigen ervaringen en lessen te documenteren (Kleiner en Roth, 1997). Toepassing van de learning history methodiek in de evaluatie van het programma Transumo diende om de betrokkenen op programmaniveau bewuster te maken van hun leerervaringen en deze lessen expliciet te maken. Het reconstrueren van de learning history begon met een documentanalyse en het verrichten van interviews met de 6

8 programmasecretarissen en de leden van de programmadirectie. Op basis hiervan is een voorlopige reconstructie van leerervaringen gemaakt, die in een workshop met dezelfde programmasecretarissen en de programmadirectie is gedeeld, uitgewerkt en vastgesteld. De zo verzamelde data is vervolgens gecodeerd en gerubriceerd. Deze tweede reconstructie van leerervaringen diende als input voor een reflectie bijeenkomst met een selectie van themaleiders alsook enkele leden van het programmabureau van Transumo. In deze workshop zijn de leerervaringen nog eens besproken en aangescherpt. Uiteindelijk heeft dit geresulteerd in het onderliggende rapport over de leerervaringen van het programma Transumo. De kern van dit rapport bestaat uit drie hoofdstukken, die ieder een belangrijke collectie van leerervaringen vertegenwoordigen. Elk van deze collecties laat zien hoe Transumo in de weerbarstige praktijk van het mobiliteitssysteem heeft geprobeerd het transitieproces naar een meer duurzame mobiliteit te initiëren en begeleiden door projecten te financieren en activiteiten te faciliteren ten baten van een verdere kennisontwikkeling op dit vlak. De gebruikte citaten in elk hoofdstuk zijn afkomstig uit interviews en workshops die gehouden zijn met de betrokkenen. De citaten zijn zo gekozen dat zij de leerervaring die wordt besproken optimaal illustreren of ondersteunen. Het is in dit rapport niet de bedoeling de informatie uit interviews en workshops zo volledig mogelijk weer te geven. Leeswijzer Hoofdstuk 2 gaat over de uitgangspunten van het programma en de randvoorwaarden en condities waarbinnen het programma is vorm gegeven en heeft gefunctioneerd. De specifieke randvoorwaarden van de Bsik-financiering hebben bijvoorbeeld al geleid tot een bepaalde structuur en organisatie van het programma. Dit heeft een duidelijke invloed gehad op de aard en het effect van het programmamanagement. De veranderingen die nodig zijn om te spreken van een systeemverandering vinden plaats op meerdere niveaus, met betrokkenheid van uiteenlopende actoren, en met verschillende perspectieven ten aanzien van de betekenis van duurzame mobiliteit. Dit is niet eenvoudig. Hoofdstuk 3 laat zien welke obstakels Transumo in de uitvoering van het programma is tegengekomen. Voorbeelden van deze obstakels betreffen de ontwikkeling van een visie op duurzame mobiliteit en transities, en de complexiteit van tripartiete samenwerking. Hoofdstuk 4 laat zien hoe het programmmanagement op deze obstakels heeft gereageerd. Het hoofdstuk maakt onderscheid tussen drie typen interventies, gericht op sturing, facilitering en kennisontwikkeling. Hoofdstuk 5 vat de belangrijkste leerervaringen samen die in de voorgaande hoofdstukken zijn beschreven. Hoofdstuk 6 sluit het rapport af met een korte algemene conclusie. 7

9 2. Het begin: uitgangspunten en randvoorwaarden Het programma Transumo is in 2004 van start gegaan. Het heeft zich toegelegd op kennisontwikkeling ten behoeve van een transitie naar een meer duurzame mobiliteitssector. In de eerste jaren kende het programma een moeizame start. Toch slaagde Transumo er in een rijk en divers programma over duurzame mobiliteit op te zetten en verder te ontwikkelen. In dit hoofdstuk wordt aangegeven wat de uitgangspunten van het Transumo-programma zijn. Vervolgens wordt het programma in de context van de Bsik-regeling geplaatst. De Bsik-financiering heeft geleid tot een bepaalde structuur en organisatie van het programma. Beoordelende instanties hebben naast de Bsikregeling ook andere voorwaarden aan het programma gesteld. Dit heeft een duidelijke invloed gehad op de werkzaamheden van het programmamanagement en de wijze waarop sturing is gegeven aan de projecten. Het hoofdstuk wordt afgesloten met een beschrijving van de werkwijze en aanpak van Transumo. 2.1 Uitgangspunten Het programma kent aanvankelijk een moeizame start. Als in 2002 het ICES/KIS 2-programma (uitgevoerd door Connekt) afloopt, lijkt het vanzelfsprekend om door te werken aan innovatie in de mobiliteit in het kader van de nieuwe Bsik-regeling. Ditmaal doen ook de kennisinstellingen mee. De inhoud van het nieuwe programmavoorstel sluit zowel aan bij de lopende Connekt-projecten als bij de kennisagenda s van TNO en TRAIL. In 2003 wordt deze eerste versie van het programma echter niet goedgekeurd. Ondanks het hoge wetenschappelijk niveau, bestaat er volgens de subsidiegever teveel onduidelijkheid over de economische en maatschappelijke effecten van het programma. De planbureaus slagen er onvoldoende in de betekenis en het belang van de innovaties te concretiseren voor de Nederlandse samenleving. Deze onduidelijkheid is inherent aan de thematiek. Vanwege de grote complexiteit van het mobiliteitssysteem is de precieze omvang van de economische en maatschappelijke effecten van innovaties op voorhand moeilijk te voorspellen. Omdat mobiliteit echter zo n belangrijk element van de Nederlandse samenleving is, geeft het kabinet de gelegenheid om een tweede voorstel in te dienen. Tijdens de ontwikkeling van het tweede voorstel is er veel interactie en discussie met de Commissie van Wijzen ICES/KIS over de ambitie en inhoudelijke focus van het programma. De thema s duurzaamheid en implementatie in de samenleving (later vervangen door het begrip transitie ) dienen sterker in het programma aan de orde te komen. Als in 2004 de herziene versie van het voorstel eindelijk wordt gehonoreerd, richt het programma zich op drie belangrijke pijlers: mobiliteit, duurzaamheid en transitie. Inmiddels is de Bsik-regeling gesloten. Voor Transumo wordt echter een uitzondering gemaakt, evenals voor twee andere niet direct goedgekeurde programma s KSI en TransForum. Er wordt voor deze drie programma s een aparte subsidieregeling getroffen, met de Bsik-voorwaarden als basis. Daarbij kent het programma Transumo een specifieke financiële verantwoordingsplicht en een knip halverwege het programma. Paragraaf 2.2 bespreekt de invloed van deze en andere randvoorwaarden op de start en het verloop van het programma Transumo. De noodzaak van innovatie in de mobiliteitssector Dit rapport gaat over leerervaringen binnen het programma Transumo op het niveau van het management. Om deze ervaringen goed te begrijpen, is het nodig eerst te kijken naar de analyse van het probleem van mobiliteit in Nederland, zoals deze aanvankelijk door Transumo is gemaakt. In het Definitief Projectplan d.d. september 2004 wordt deze analyse duidelijk uiteengezet. Mobiliteit wordt gezien als een van de pijlers van een moderne economie. Het gaat hier niet alleen om binnenlandse 8

10 verplaatsingen, maar om internationale netwerken van personen- en goederenvervoer en daaraan gekoppelde diensten. Zie bijvoorbeeld de rol van Nederlandse luchthavens en havens in het internationale verkeer. In het verleden speelde Nederland een voortrekkersrol, ook op het gebied van innovatie. Uit de analyse van Transumo blijkt echter dat ook in Nederland een crisissituatie is ontstaan. Het verkeerssysteem is verre van efficiënt en dreigt volledig vast te lopen door een toename van de congestiedruk. Het wordt hierdoor steeds moeilijker om bereikbaarheid te garanderen, zowel in het bedrijfsleven als het persoonlijke leven. Door de ontwikkelingen op de vervoersmarkt wordt de belasting van het milieu steeds groter; de veiligheid van mensen en goederen komt in het geding. In het Definitief Pojectplan d.d van Transumo wordt geschreven dat de mobiliteit in Nederland in een impasse is geraakt. Niemand lijkt meer grip te hebben op het systeem. Er worden weliswaar technische oplossingen gevonden voor sommige van de problemen, maar het lukt meestal niet deze te implementeren. Innovaties botsen tegen weerstand van andere betrokken partijen, die de aangedragen oplossing veelal zien als een gevaar voor het realiseren van hun eigen ambities. In de woorden van het projectplan: Aanzetten zien we in overdaad, maar net als bij veel technische oplossingen blijven ook deze nieuwe vormen in mooie woorden steken, omdat ze tot ontwikkeling moeten komen in een institutioneel regime dat overvol is aan actoren die eigenbelangen beschermen en die verstard en verstikt zijn geraakt in verouderde (wettelijke en omgangs)regels en gebruiken. We zijn dus in een impasse terechtgekomen. In de analyse van Transumo is het huidige mobiliteitssysteem dusdanig gefragmenteerd door mensen, organisaties, regels en instituties dat er geen krachtige allianties ontstaan die vernieuwingen kunnen doorvoeren. Terwijl juist in deze crisis van het mobiliteitssysteem economische groei aandacht vergt voor de vraag hoe deze groei op een verantwoorde en duurzame manier kan worden gerealiseerd. Duurzame mobiliteit Het programma Transumo rust op drie belangrijke pijlers: mobiliteit, duurzaamheid en transitie, zo staat in het Definitief Projectplan d.d. september Duurzame ontwikkeling wordt gezien als de enige robuuste oplossing voor de crisis waarin het mobiliteitssysteem zich bevindt. Maar wat is duurzame mobiliteit precies? In de interviews, die de afgelopen tijd met programmadirectie en secretarissen hebben plaatsgevonden, wordt vaak gezegd dat het ingewikkeld is daar een eensluidend antwoord op te geven. Het gaat meer om een richting, die nader moet worden ingevuld in de praktijk. Ook wordt aangegeven dat de visie op duurzame mobiliteit binnen het programma Transumo zich aanzienlijk heeft ontwikkeld. In hetzelfde Definitief Projectplan staat dat het begrip duurzaamheid in samenhang wordt ingevuld met behulp van het Triple P -model. Dit bestaat uit drie onderling gerelateerde kernbegrippen, people, planet en profit. In plaats van het begrip profit wordt door Transumo ook het meer uitgebreide begrip prosperity gebruikt. People richt zich op het sociale: het welbevinden van mensen. Voor mobiliteit betekent dit bijvoorbeeld het waarborgen van bereikbaarheid of verkeersveiligheid. Prosperity houdt in dat de economische structuur van mobiliteit blijvend bijdraagt aan de welvaart en welzijn van mensen. Het gaat hier bijvoorbeeld om kosteneffectiviteit en efficiëntie. Planet, tenslotte, beslaat de ecologische kant van duurzaamheid: de mate waarin mobiliteit belastend is voor het milieu. Het gaat hier om het waarborgen van de kwaliteit van de natuurlijke leefomgeving. Wat opvalt is dat deze begrippen in dit document niet verder worden uitgewerkt tot een meer concrete visie op wat een duurzame mobiliteit inhoudt. Uit de Definitieve Midtermrapportage d.d. oktober 2007, blijkt dat Transumo bewust heeft gekozen voor een interactie tussen top-down visievorming en de concrete uitwerking daarvan in projecten (bottom-up). Bij een 9

11 dergelijke opzet van het programma en de programmering van de projecten is de verdere uitwerking en invulling van de aspecten people, planet en profit neergelegd bij de projecten zelf (als onderdeel van de afzonderlijke projectplannen). Pas in de Zelfevaluatierapportage d.d. juli 2007, wordt door het programmamanagement een bescheiden stap gezet in een nadere concretisering van deze begrippen (zie de korte beschrijving van definities hierboven). Achteraf bekeken heeft de keuze voor deze aanpak in de ogen van de geïnterviewde betrokkenen zijn consequenties gehad voor het verloop van het programma Transumo en haar bijdrage aan het transitieproces naar een meer duurzame mobiliteit. Deze effecten worden in het volgende hoofdstuk besproken. Tripartiete kennisinfrastructuur Door Transumo is onmiddellijk erkend dat innovaties in het teken van een duurzame mobiliteit om samenwerking vragen van uiteenlopende relevante actoren. In het Definitief Projectplan d.d. september 2004 wordt de situatie van het mobiliteitssysteem van destijds geschetst. De diverse relevante actoren schenken meer aandacht aan hun eigen ambities, belangen, problemen en oplossingen dan aan die van anderen. Er is, in de bewoordingen van het programma, te weinig synergie. Juist synergie is nodig om zogeheten systeemsprongen te realiseren die moeten leiden tot een duurzame mobiliteit. Volgens Transumo is een bestendige en structurele samenwerking tussen bedrijven, kennisinstellingen en overheden noodzakelijk om in de mobiliteitssector een transitie naar duurzame mobiliteit te realiseren. Het gaat hier om het creëren van een zogeheten tripartiete kennisinfrastructuur voor duurzame mobiliteit. Waarom is dat voor Transumo zo van belang? Naast het gegeven dat dit voortvloeit uit de verleende subsidiegelden van de Bsik-regeling zijn drie inhoudelijke overwegingen te geven. Ten eerste functioneert de mobiliteitsector als een complex systeem; diverse actoren met uiteenlopende belangen & behoeften hebben een specifieke rol binnen en creëren tegelijkertijd met elkaar dit systeem. Ten tweede is geconstateerd dat individuele partijen op zichzelf en/of in samenwerking met anderen niet tot fundamentele oplossingen komen. Tenslotte wordt ten derde erkend dat succesvolle innovaties niet alleen een technische, maar ook een bestuurlijk-organisatorische en maatschappelijke component hebben (zie de Herziene Nulmeting d.d. 13 februari 2006). De nadruk op het tripartiete karakter van de te vormen kennisinfrastructuur maakt Transumo anders dan haar voorganger Connekt. Voor dit programma geldt dat niet in alle projecten alle drie de soorten partijen in de governance-structuur vertegenwoordigd waren. Bij het vormgeven van het vervolgprogramma, het latere Transumo, werd vanaf het begin uitgegaan van een sterkere inbreng van de kennisinstellingen. Vanaf de start van het programma Transumo is tripartiete samenwerking als eis gesteld aan alle projecten die voor financiering in aanmerking komen. Voor diverse actoren betekende dit een andere benadering. Veel partijen kenden elkaar nog niet of hadden nog niet eerder samengewerkt. Uit interviews met de programmadirectie blijkt dat alleen al het bijeenbrengen van verschillende soorten partijen een positief effect heeft gehad. Men maakte kennis met elkaar, met wederzijdse belangen en perspectieven. De eis van tripartiete samenwerking, het samen ontwikkelen van een aanpak, leidde tegelijkertijd tot de ontwikkelen van competenties voor die samenwerking. De uitdagingen van Transumo In 2004 gaat Transumo van start. Onder de organisaties die hebben bijgedragen aan de invulling van het programma bevinden zich diverse partijen uit verschillende sectoren, zoals landelijke, provinciale en gemeentelijke overheden, universiteiten en onderzoeksinstituten, maatschappelijke organisaties, adviesbureaus en het bedrijfsleven. In totaal zullen meer dan 30 projecten worden geïnitieerd, die allen op een ander vlak werken aan de transitie naar duurzame mobiliteit. Zoals eerder genoemd, kent het programma drie belangrijke pijlers, mobiliteit, transitie en duurzaamheid. In haar Definitief 10

12 Projectplan d.d. september 2004, heeft het programma Transumo zichzelf de volgende uitdagingen gesteld: i. Het opzetten van een internationaal toonzettende kennisinfrastructuur, gedragen door interdisciplinaire onderzoekgroepen van een meer gemengd karakter en van een grotere omvang dan nu het geval is en die structureel samenwerken met externe partijen; ii. Het initiëren van projecten, clusters van projecten en proeftuinen waarin partijen nieuwe ideeën uitwerken, uittesten en gecombineerd toepassen op weg naar een schaalsprong; iii. Het initiëren van consortia van publieke en private partijen die wat voor elkaar kunnen betekenen bij de verdere ontwikkeling van het mobiliteitsysteem; iv. Het zetten van concrete stappen van duurzame verbetering op weg naar systeemsprongen in het mobiliteitsysteem. 2.2 Randvoorwaarden In deze paragraaf worden de belangrijkste randvoorwaarden geschetst waarbinnen het programma Transumo zich heeft moeten ontwikkelen. De specifieke voorwaarden van de Bsik-regeling hebben bijvoorbeeld geleid tot een bepaalde structuur en organisatie van het programma. Dit heeft een duidelijke invloed gehad op de aard en het effect van het programmamanagement. Daarnaast zijn er, bij de goedkeuring van de herziene versie van het programmavoorstel, nog een aantal nadere randvoorwaarden aan het programma gesteld. Tenslotte heeft ook de Commissie van Wijzen, die betrokken was bij de vormgeving van programma, veel invloed gehad. De voorwaarden van de Bsik-regeling Transumo ging van start nadat de Bsik-regeling was gesloten. Daarmee viel het programma formeel buiten deze regeling. Toch is de Bsik-regeling als kader voor het programma gebruikt. Dit kader omvat de voorwaarden en criteria van het Besluit Subsidies Investeringen Kennisinfrastructuur (Bsik), waaraan Transumo bij de goedkeuringsprocedure in 2004 is getoetst. De aan de Bsik-regeling gerelateerde randvoorwaarden zijn van grote invloed geweest op de manier waarop het programma Transumo organisatorisch en administratief is ingericht, en dit heeft de inhoudelijke focus eveneens mede bepaald. De belangrijkste voorwaarden van de Bsik-regeling waren echter al voorafgaande aan de start van het programma bekend. Dit betekent dat alle deelnemende partijen vooraf wisten waaraan ze begonnen. Cofinanciering De eerste voorwaarde die Bsik stelt aan de door haar gesubsidieerde kennisinfrastructuren is cofinanciering. Cofinanciering, ook wel contrafinanciering of matching genoemd, houdt in dat de ene helft van de activiteiten van een kennisconsortium wordt gefinancierd door Bsik, en de andere helft door de deelnemende partijen binnen het consortium. Uit de interviews met leden van het programmamanagement blijkt dat deze cofinancieringvoorwaarde van invloed is geweest op de uitvoering en kwaliteit van het onderzoeksprogramma. De belangrijkste effecten zullen hieronder worden besproken. Het betreft het gegeven dat de cofinancieringvoorwaarde heeft geleid tot risicomijdend gedrag bij de in projecten betrokken partijen. Dit heeft geleid tot een vermindering van het innovatieve karakter van projecten. Tenslotte is een consequentie van cofinanciering dat financierende partijen gezamenlijk verantwoordelijk zijn voor de inhoudelijke focus van projecten, wat de mogelijkheden van het programmamanagement beperkt om aan- en/of bij te sturen. 11

13 Uit de workshop met projectleiders blijkt dat met name commerciële partijen als gevolg van de cofinancieringvoorwaarde risico s proberen te vermijden. Commerciële partijen zijn overwegend geneigd te participeren in projecten waar op korte termijn resultaten te verwachten zijn. Er wordt door deze partijen beduidend minder interesse getoond in meer experimentele en/of lange termijn projecten omdat in dit soort projecten de return on investment onzeker is. Aangezien onderzoek naar meer fundamentele vraagstukken op het gebied van een transitie naar een meer duurzame mobiliteit van belang is voor het transitieproces had het programma Transumo de ambitie om ook het onderzoek op dit vlak te stimuleren. Dergelijk lange termijn onderzoek met een fundamenteel en/of experimenteel karakter is bij uitstek interessant voor kennisinstellingen in de vorm van AIO-trajecten. In deze projecten blijven echter medefinanciers nodig. Zoals hierboven is aangegeven bleek dit lastig omdat voor financierende partijen de mogelijke opbrengst op voorhand niet duidelijk of onvoldoende concreet is. Een onderwerp als de relatie tussen ruimtelijke ordening en mobiliteit was voor de transitie naar duurzame mobiliteit heel belangrijk, maar kreeg geen cofinanciering. Zij zijn dus heel klein gebleven, terwijl logistiek en verkeersmanagement, in het totale transitievraagstuk niet dominant, wel de meeste cofinanciering kregen en dus -in geld- het grootste is geworden. Zoals dit citaat van een lid van de programmadirectie illustreert, is het risicomijdend gedrag van externe partijen van invloed geweest op de uitvoering en inhoud van Transumo. Inhoudelijk interessante projecten met een lange termijn horizon wisten te weinig cofinanciering te realiseren, waardoor de focus van Transumo verschoof naar andere thema s. Transumo heeft door het ontbreken van cofinanciering bepaalde onderwerpen en vragen niet kunnen onderzoeken. Immers -in de woorden van een directielid van Transumo-: Als de cofinanciering er niet was, werd het onderwerp niet onderzocht. Uit de Midterm Rapportage d.d. oktober 2007 blijkt dan ook dat met de voorwaarde van cofinanciering het lastig was een volledige projectportfolio op duurzame mobiliteits- en transitiegebied te ontwikkelen en uit te voeren. Hieraan gerelateerd is het verlies aan innovatiekracht indien men beoogt draagvlak te creëren onder externe partijen, zo wordt in een interview aangegeven door een programmasecretaris. Om risicomijdende partijen te verleiden te participeren in projecten en bij te dragen aan de financiering, is gesneden in het innovatieve karakter van deze projecten. Volgens de programmasecretaris resulteerde dit in een verminderde aandacht voor risicovolle, nog niet geagendeerde paden binnen het transitieproces naar een meer duurzame mobiliteit. Dit heeft ertoe geleid dat het projectportfolio waarmee Transumo van start ging minder ambitieus en vernieuwend is dan aanvankelijk beschreven stond in het Definitief Projectplan d.d. september Het was voor het programmamanagement van Transumo nodig daar later in bij te sturen. Uiteindelijk is met behulp van verschillende interventies (zie hoofdstuk 4) een breder programma dan voorzien tot stand gekomen. Tenslotte vloeit uit de cofinancieringvoorwaarde voort dat financierende partijen gezamenlijk de inhoudelijke koers van projecten bepalen. Dit betekent dat het programmamanagement een beperkte mogelijkheid heeft om projecten inhoudelijk (aan/bij) te sturen. Dat neemt een belangrijke aansturingmogelijkheid weg van het programmamanagement, want je beïnvloedt in wezen maar zo n 40 procent van het projectbudget. De andere grofweg 60 procent dragen ze zelf gewoon bij. Dus we krijgen wel wat eens terug. Niet van waar bemoei je je mee, maar het ligt er wel dichtbij. Volgens dit directielid betekent het feit dat maar 42 procent van het projectbudget door Transumo werd gefinancierd, dat Transumo ook maar voor 42 procent zeggenschap had over de invulling van de 12

14 projecten. Natuurlijk geldt hetzelfde vanuit het perspectief van de andere financiers. Deze realiteit van cofinanciering wordt door de programmadirectie van Transumo volledig onderkend. Wij zijn hier niet de Raad van Bestuur van een onderneming die zegt: als je nu je best niet doet zet ik je op straat. Nee, dan zouden wij een probleem hebben. Je zet dan namelijk ook het commitment op straat. De beperkte mogelijkheden om (bij) te sturen zijn door het programmamanagement op sommige momenten als problematisch ervaren omdat dat het moeilijker maakte aan het programma inhoudelijk en constructief richting te geven. Daarbij speelt dat participerende partijen zijn ingebed in hun eigen institutionele context, hetgeen gepaard gaat met eigen belangen, perspectieven en processen. Dit gegeven vormt een stevig motief voor gedrag ten behoeve van de eigen ambitie. In hoofdstuk 3 zal dit nog verder worden uitgewerkt. Deze (externe, red.) partijen zijn allemaal gericht op de korte termijn. Het gevolg is dat ze geen 60 procent financiering bijdragen, maar een beetje gaan zitten rommelen zo noem ik dat echt in hun eigen tijd. Er wordt bijna geen geld overgemaakt. Het gaat allemaal om cofinanciering door inzet van eigen uren. Nou, dat leidt niet tot grote doorbraken want die mensen zitten allemaal vast in hun eigen processen. Dus, de hele programmastructuur van Bsik is in feite geen goede manier om tot transities te komen. Dit effect van de cofinancierings-voorwaarde is een voorbeeld van de botsing tussen de elementen van top-down visievorming en bottom-up samenwerking in het programma Transumo. Transumo is een programma dat vooral bottom-up tot stand is gekomen. De aanname van het idee van cofinanciering is dat het samen investeren zou resulteren in het samen werken aan de ontwikkeling van duurzame innovatie. Zoals hierboven wordt geconstateerd, kan het echter juist betekenen dat partijen hun eigen belang proberen veilig te stellen, ondanks dat hen vooraf duidelijk was aan welke criteria moest worden voldaan. Dit compliceert het inhoudelijk sturen door het programmamanagement dat de hoofdlijnen en koers van het programma wil uitzetten in het kader van de transitie naar een duurzame mobiliteit. Op deze confrontatie wordt in verdere hoofdstukken dieper ingegaan. De financiering van het programmamanagement Een tweede consequentie van de voorwaarden van de Bsik-regeling heeft betrekking op de financiering van de kosten voor overhead en programmamanagement. Deze moesten namelijk worden gefinancierd uit het reguliere budget (waarvan de helft door Bsik en de andere helft door de participerende partijen werd gefinancierd). Het merendeel van de deelnemende bedrijven en instellingen leverde hun cofinanciering echter voornamelijk in natura. Hierdoor bestond er geen andere mogelijkheid dan de kosten voor overhead en programmamanagement te financieren uit de Bsik-gelden. Dit betekende dat er over het gehele programma bezien effectief 42% -in plaats van 50%- Bsik-bijdrage beschikbaar was voor de projecten. De implicatie van dit financieringsmodel was dat er bij het programmamanagement de druk ontstond om voldoende cofinanciering te realiseren. Zoals dit citaat van een directielid aangeeft, leidde dit ertoe dat soms projecten werden gehonoreerd die afweken van de doelstellingen van Transumo zoals geformuleerd in het Definitief Projectplan d.d. september Dat verplichtte ons als leiding van het programma om die 30 miljoen op te maken. Je wordt op een gegeven moment gedwongen om dingen toe te staan waarvan je denkt: is dat nou wel zinvol. Maar ja, het geld moet op. 13

15 Het honoreren van projecten die niet direct een bijdrage leverden aan de doelstellingen van Transumo met het oog op de transitie naar een duurzame mobiliteit, heeft ertoe geleid dat het programma inboette aan kwaliteit op bepaalde programmaonderdelen. Het is niet ondenkbaar dat Transumo meer had kunnen bereiken op het gebied van de transitie naar een duurzame mobiliteit, als het programmamanagement niet betaald had hoeven worden uit de Bsik-subsidie, of wanneer de participerende partijen naast hun investeringen in natura ook bereid waren geweest een financiële bijdrage te leveren. Hierdoor zou het programmamanagement niet volledig afhankelijk zijn geweest van het projectbudget, en zou er een kritischer selectie van projecten kunnen zijn gehanteerd. Ook zou er meer vrijheid zijn geweest om in te spelen op nieuwe ontwikkelingen of te investeren in die aspecten die het programma op een bepaald moment in de tijd nodig had. Op dit laatste element wordt in hoofdstuk 4 teruggekomen. Programmaspecifieke randvoorwaarden De hierboven besproken maatregelen van de Bsik-regeling, de cofinancieringvoorwaarde en de projectafhankelijke financiering van het programmamanagement, zijn beide van toepassing geweest op alle Bsik-programma s. Bij de goedkeuring van de herziene versie van het programmavoorstel, is er aan Transumo echter een aantal specifieke, strengere, randvoorwaarden gesteld. Deze voorzichtigheid van de Bsik-subsidiegevers werd mede veroorzaakt door het feit dat de opzet -een aanpak volgens het transitiegedachtegoed- in die tijd nog relatief nieuw en vaag was, en de mogelijke economische en maatschappelijke effecten van het programma nog moeilijk te voorspellen waren. De strengere programmaspecifieke randvoorwaarden bestonden uit een verzwaarde financiëel-administratieve regelgeving en een zogeheten knip halverwege het programma. In deze sectie wordt besproken welke invloed beide voorwaarden hebben gehad op de uitvoering en kwaliteit van het programma. Terwijl veel Bsik-programma s alleen aan het einde van het programma een verklaring van een accountant aan de subsidiegever hoeven te overhandigen, is aan het programma Transumo opgelegd elk jaar een goedgekeurde jaarrekening met accountantsverklaring in te dienen. Deze verzwaarde financiële verantwoording heeft het enthousiasme van organisaties om te participeren in de kennisinfrastructuur, die door Transumo werd ontwikkeld, in de beginjaren sterk getemperd (Definitieve Midtermrapportage d.d. oktober 2007). Hierdoor was het lastig partijen aan het programma te committeren en de cofinanciering van projecten te realiseren. De verzwaarde financiëel-administratieve druk heeft ook zijn effect gehad op de kwaliteit van het programma, hetgeen dit citaat van een directielid duidelijk maakt. Wij moeten elk jaar weer een jaarrekening indienen. Dat kost allemaal geld en tijd en levert een hoop gelazer met projectleiders op. Die zitten zich nu druk te maken over financiële verantwoording terwijl ze gewoon onderzoek moeten doen. Het veelvuldige schrijven van administratieve rapportages heeft zowel op het projectniveau als het programmaniveau gezorgd voor veel aandacht aan verantwoording en management, in plaats van inhoudelijk bezig te zijn met het onderzoek naar de ontwikkeling van transities naar een duurzame mobiliteit. Toch wordt achteraf ook het voordeel gezien van de verzwaarde procedures voor financiële verantwoording. Terwijl veel andere Bsik-programma s tegen het einde van de uitvoeringsperiode pas tegen de complexiteit van de kostenverantwoording aanlopen, heeft Transumo al de tijd gehad om complexe vraagstukken vroegtijdig te signaleren en te bespreken en met oplossingen te komen. Hierdoor kan de eindverantwoording redelijk vlot verlopen en zijn de financiële risico s beter beheersbaar, aldus een directielid. 14

16 De andere programmaspecifieke voorwaarde die we hier noemen is de knip halverwege het programma. Dit was een toetsmoment waarop zou worden vastgesteld of het programma door kon gaan of niet. De knip in het programma en de bijbehorende financiering is door de Commissie van Wijzen ingebouwd omdat ten tijde van de goedkeuring van het projectvoorstel er nog geen duidelijkheid was over de uitkomst van een discussie tussen de Commissie van Wijzen en het programmamanagement van Transumo over de ambitie en de focus van het onderzoeksprogramma (Definitieve Midtermrapportage d.d. oktober 2007). De discussie met de Commissie van Wijzen was andermaal vooral gericht op de vaagheid van de term transitie en de moeilijk voorspelbare effecten van het programma. In de periode voor de knip werd slechts 10 van de 30 miljoen subsidie toegekend. De knip heeft zowel positieve als negatieve effecten gehad op de start en het verloop van het programma. De negatieve effecten concentreren zich met name rondom onzekerheid en vertraging. De positieve effecten gaan vooral over de mogelijkheden die de knip gaf om inhoudelijk bij te sturen. Beide worden hier besproken. Een eerste effect van de voorwaardelijke goedkeuring was de verdere opvoering van de hier al benoemde administratieve druk. Met het oog op het toetsmoment van de knip was de administratieve druk (in de vorm van rapportageverplichtingen) in de eerste helft van het programma hoog. Eén van de geïnterviewden merkte op dat de projecten voor de knip bij wijze van spreken meer bezig waren met rapporteren dan met inhoud. Het belangrijkste negatieve effect van de voorwaardelijke goedkeuring van het programma was echter de onzekerheid. Zowel bij het management van het programma zelf als bij de betrokken externe partijen bestond onzekerheid over de duur van het programma. Deze onzekerheid leidde ertoe dat externe partijen zeer terughoudend waren in het zich committeren aan Transumo projecten. Het gevolg was een vertraagde start van veel projecten (Definitieve Midtermrapportage d.d. oktober 2007). Deze vertraagde start heeft volgens de geïnterviewde leden van het programmabureau de resultaten en kwaliteit van het programma beïnvloed. In de beginfase heeft het programmamanagement, evenals bereidwillige pioniers onder de externe organisaties, veel tijd moeten investeren in het overtuigen en binnenhalen van externe partijen; tijd die anders had kunnen worden geïnvesteerd in het onderzoek zelf. Naast de vertraagde start heeft de onzekerheid rondom de voorwaardelijke goedkeuring invloed gehad op de institutionalisering van bepaalde structuren binnen Transumo. Het ontbreken van de mogelijkheid om partijen voor langere tijd vast te leggen heeft de onzekerheid en terughoudendheid bij externe partijen versterkt. Het sluiten van de benodigde meerjarencontracten over de datum van de knip heen was onmogelijk. Financiering van 4-jarige promotietrajecten aan de universiteiten leverde problemen op, waardoor vertraging in de uitvoering van het programma is opgetreden. In 2006 was de tussentijdse beoordeling van Transumo zeer positief, zodat de resterende 20 miljoen aan subsidie vrijkwam. Het wegvallen van de knip en de daarmee verworven zekerheid van financiering maakte het mogelijk om meerjaarcontracten met projecten aan te gaan. Dat resulteerde in rust en vertrouwen binnen de uitvoerende partijen. Mede omdat de focus kon verschuiven van rapporteren naar werken aan de inhoud, kregen de participerende partijen meer ruimte voor het uitvoeren van hun projecten. Volgens een geïnterviewde programmasecretaris gold het opheffen van de knip voor veel partijen als een ware lastenverlichting. Met het vrijgekomen budget ontstond ook de mogelijkheid nieuwe projecten te honoreren en nieuwe accenten in het programma aan te brengen. Voor de knip werden projecten vooral geselecteerd vanwege de betrokkenheid van uitvoerende partijen bij het opstellen van het projectvoorstel. Dit had te maken met het gegeven dat het programmamanagement gebonden was aan het in 2003 door het Kabinet goedgekeurde Transumo-proposal waarin de projecten al waren opgenomen. Je kan immers niet A beloven en B doen. Hierdoor kregen partijen die in 2002 en 2003 inspanningen hadden geleverd bij het opstellen van het Transumo-proposal, de mogelijkheid hun tijdinvesteringen terug te verdienen. Na de knip was het oorspronkelijke proposal niet meer het uitgangspunt. Dat was vanaf 2006 de Herziene 15

17 Nulmeting d.d. februari De projecten werden vanaf dat moment kritischer geselecteerd op basis van inhoud en de toegevoegde waarde in relatie tot de doelstellingen van het onderzoeksprogramma. Er kwam hierdoor meer aandacht voor het genereren van resultaten ten behoeve van een transitie naar een duurzame mobiliteit. Een directielid: Eigenlijk is het programma vanaf dat moment gaan lopen zoals je zou willen dat het programma loopt. Ook gaf de knip de mogelijkheid om externe partijen binnen projecten te mobiliseren. Een directielid geeft aan hoe de knip kon worden gebruikt. Ja jongen, als je het niet goed doet, weet je zeker dat het niet doorgaat, dus je moet ons wel helpen om er een fantastisch mooi succes van te maken. We konden die knip gebruiken om tegen projecten te zeggen: doe even wat we hebben afgesproken; anders weten we zeker dat het niet goed gaat. Daarbij zette de knip het programmanagement ertoe aan het programma te heroverwegen en de inhoudelijke focus van het programma te verbeteren. Zoals hierboven werd beschreven, kwam dit tot uiting in een meer kritische selectie van projecten. De Commissie van Wijzen De rijksoverheid verlangt een goed inzicht in de inhoudelijke, organisatorische, bestuurlijke en financiële voortgang van de Bsik-programma s. Hiertoe heeft de overheid een zogeheten Commissie van Wijzen ingesteld die hierover jaarlijks via de interdepartementale werkgroep ICES/ KIS aan het kabinet rapporteert. De Commissie van Wijzen bestaat uit verschillende vertegenwoordigers van het bedrijfsleven, de overheid en de kennisinstellingen. Naast de advisering van het kabinet kan de commissie ook gevraagd en ongevraagd advies uitbrengen over de kwaliteit en voortgang van de projecten. Voordat het programma Transumo van start kan gaan, dient, in overleg met de Commissie van Wijzen, eerst een aantal wijzigingen in het onderzoeksprogramma te worden doorgevoerd. Het gaat hier vooral om het benoemen van een aantal concrete mijlpalen en deliverables. Ook de al eerder genoemde onduidelijkheid omtrent het begrip transitie speelt een rol in de verscherpte belangstelling van de Commissie van Wijzen voor het programma. Toch accepteert de commissie in 2004 het voorstel voor het programma Transumo. In de Nulmeting d.d. mei 2005, wordt het onderzoek binnen het Transumo-programma in de vorm van doelstellingen, indicatoren en mijlpalen geconcretiseerd. In haar reactie op de nulmeting geeft de Commissie van Wijzen echter aan nog steeds te weinig duidelijkheid te hebben verkregen ten aanzien van de mijlpalen en deliverables van het programma. Daarnaast is de commissie van mening dat Transumo moet werken aan een breed gedragen visie op de transitie naar duurzaamheid, en aan een strategie om de losse projecten van Transumo in die visie te verbinden. Ook wordt Transumo in deze reactie aangespoord de relatie met het voorgaande programma Connekt te ontvlechten. Deze en enkele andere aanpassingen worden verwerkt in een Herziene Nulmeting d.d. februari Deze herziening biedt volgens de Commissie van Wijzen voldoende basis voor de uitvoering en monitoring van het programma Transumo. Deze uitspraak leidt tot het opheffen van de knip en het vrijgeven van het gehele subsidiebudget van 30 miljoen euro. Uit interviews blijkt dat het programmamanagement van Transumo de eerste twee jaar van de looptijd van het programma veelal heeft ervaren als een aanhoudende discussie met de Commissie van Wijzen over de ambitie en 16

18 inhoudelijke focus van het programma, met de daaruit volgende zware verantwoordingsplicht voor de zakelijk directeur naar de vele beoordelende instanties. Op deze manier heeft de Commissie van Wijzen een grote invloed gehad op de inhoud en organisatie van het programma. Dit heeft, vanuit het perspectief van het programma, zowel positieve als negatieve effecten gehad. Het was positief voor het programma dat er door de inmenging van de commissie binnen het programma een grotere nadruk ontstond op het begrip duurzaamheid en de implementatie daarvan in de samenleving. In 2005 bleek dat deze aspecten door de projecten onvoldoende werden ingevuld, alhoewel het voor de doelstellingen van het programma zeer essentiële aspecten betrof. Deze witte plekken in het programma werden onder andere veroorzaakt door de hierboven beschreven problematiek rond cofinanciering, maar ook door het gebrek aan een gearticuleerde visie op duurzame mobiliteit. Met hulp van de Commissie van Wijzen werden deze omissies hersteld en werd meer invulling gegeven aan de rol van duurzaamheid en transitie in het programma. Doordat het programma op deze manier werd verstevigd, kwamen er tegelijkertijd meer mogelijkheden voor de programmadirectie om de projecten inhoudelijk te sturen. Ondanks dit positieve effect van de verbeterde focus op duurzaamheid en transitie wordt de discussie met de Commissie van Wijzen ook als verstorend ervaren. In één van de interviews met de programmadirectie wordt aangegeven dat dit met name te maken had met het gegeven dat de commissie bestaat uit een heterogene groep van experts die hun eigen belang en perspectief meenemen in de discussie. Daarbij is deze in de loop van het programma nog van samenstelling gewisseld. Ook dit heeft een weerslag gehad op het verloop van de discussies. De inconsistentie van de Commissie van Wijzen zorgde ervoor dat pas jaren later duidelijk werd welke kant zij wilden dat het programma op ging. Ook leidde de toenemende nadruk van de Commissie van Wijzen op de aspecten duurzaamheid en implementatie in de samenleving ertoe dat het uiteindelijke programmavoorstel niet langer aansloot bij de kennisagenda s van de oorspronkelijke betrokken partijen. Sommige projecten die niet meer geheel aansloten bij de veranderde inhoud van het programma, waren echter al in 2005 van start gegaan, hadden een contract en cofinanciers en waren nauwelijks meer inhoudelijk bij te sturen. Het resultaat was dat daarna een forse managementopgave ontstond om die projecten een acceptabele kennisbijdrage te laten leveren op het punt van de transitie naar een duurzame mobiliteit. Een ander voorbeeld van inmenging van de Commissie van Wijzen betrof de grote aarzeling van de commissie bij de betrokkenheid van Connekt. Uiteindelijk werden onder druk van de commissie de banden met Connekt doorgesneden. Bovendien wilde de commissie een te grote invloed van het Ministerie van Verkeer en Waterstaat vermijden. Ook het Ministerie verdween naar de achtergrond, iets waar het programma Transumo in het latere verloop veel last van heeft ondervonden. Zo geven leden van het programmamanagement aan dat het moeilijk was ambtenaren van het ministerie te betrekken bij projecten en ze te laten inzien wat de resultaten van het programma zijn. Dit blijkt onder andere uit het volgende citaat van een directielid over de opvolging van Transumo projecten. Ik denk dat er in de projecten te weinig mensen zitten vanuit het beleid. Je hebt dan te weinig supporters hebt die op een gegeven moment roepen: jongens, het houdt op, het is toch doodzonde als we geen vervolgtraject ingaan? Concluderend, heeft de Commissie van Wijzen de inhoudelijke focus van het programma op de aspecten duurzaamheid en transitie verbeterd. Hiermee is een impuls gegeven aan kennisontwikkeling op dit vlak. Tegelijkertijd is een belangrijke actor als het Ministerie van Verkeer en Waterstaat op een grotere afstand van het programma komen te staan. 17

19 2.3 Werkwijze Transumo Aan het slot van dit hoofdstuk keren we terug naar de aanpak en werkwijze van Transumo. Uiteraard zijn deze aanpak en werkwijze afhankelijk van de uitgangspunten van het programma. Zoals paragraaf 2.1 beschrijft, worden deze uitgangspunten bepaald door een analyse van de problemen in de mobiliteitssector en een visie op de mobiliteit van de toekomst. Kort samengevat behelst de visie van Transumo het volgende. Mobiliteit is een groot goed. Op dit moment voldoet het mobiliteitssysteem niet aan de vereisten van duurzaamheid (ingevuld met de begrippen people, planet en profit ). Om de crises binnen de mobiliteit aan te pakken is een fundamentele systeemverandering, oftewel transitie, in de richting van duurzaamheid noodzakelijk. Het programma Transumo wil aan deze transitie bijdragen door kennis te ontwikkelen aangaande de inhoud van duurzame mobiliteit, de aard van transitieprocessen en de opbouw van een kennisinfrastructuur. Hiermee wil zij laten zien hoe relevante partijen een gezamenlijk besef van urgentie en een gedeelde visie op duurzame mobiliteit kunnen ontwikkelen, hoe innovatieve organisatorische en technische concepten kunnen worden geïmplementeerd en bestuurlijk-organisatorische lock-in situaties doorbroken (Zelfevaluatierapportage d.d. juli 2007). Vanaf het begin van het programma heeft Transumo de klassieke top-down benaderingswijze, die in tot dusver voor de aanpak van mobiliteitsproblemen vaak was gehanteerd, willen vervangen door een benadering met meer bottom-up elementen. Transumo begint bij partijen in de praktijk die bepaalde problemen ervaren. Zo wordt het begrip duurzaamheid top-down ingevuld door het programma met behulp van het Triple P -model, maar wordt het aan de projecten overgelaten wat dat precies betekent in de praktijk. Zoals in de hoofdstukken 3 en 4 zal worden beschreven, neemt in de loop van het programma de invulling van begrippen zoals duurzaamheid en transitie vanuit het programmamanagement toe. Hiermee reageert het management op het achterblijven van de bijdrage van de projecten aan duurzame ontwikkeling en de totstandkoming van een transitieaanpak. In de Zelfevaluatierapportage d.d. juli 2007, wordt een en ander al duidelijker neergezet. De rapportage geeft nog steeds aan dat, om vanuit uitgangspunten (visie en ambities) te komen tot een projectportfolio, is gekozen voor een tweeledige aanpak, waarbij er interactie plaatsvindt tussen (topdown) visievorming en de uitwerking daarvan in thema s enerzijds en de (bottom-up) inspiratie van deze visie door het aandragen van nieuwe concepten, perspectieven en werkwijzen anderzijds (Zelfevaluatierapportage d.d. 2007). Op basis van de ontwikkelde visie op duurzame mobiliteit is een verzameling kernvragen geformuleerd, die zijn omgezet in aandachtsgebieden voor Transumo. De uiteindelijke programmering van onderzoek is een proces geweest waarbij zowel de visie op duurzame mobiliteit als de specifieke randvoorwaarden van de Bsik-regeling (zie paragraaf 2.2) van grote invloed zijn geweest. Voorstellen voor projecten konden bij Transumo worden ingediend, passend binnen de globale programmavisie. Om de bijdrage van potentiële projecten aan de doelstellingen van Transumo te kunnen toetsen is een aantal criteria geformuleerd. In de Zelfevaluatierapportage d.d. juli 2007 worden deze beoordelingscriteria benoemd: de aard en omvang van het probleem, de transitie- en duurzaamheidfocus, de bereidheid tot tripartiete samenwerking, de bereidheid te investeren in kennisontwikkeling en kennistransfer en de kans op zichtbaar succes. Hoe is de werkwijze van Transumo te typeren? In de Zelfevaluatierapportage d.d. juli 2007 is Transumo hier helder over: - Het proces van visievorming is een dynamisch proces dat een combinatie is van top-down en bottom-up activiteiten. Uitgangspunten zijn (in 2004/2005) het Definitief Projectplan d.d. september 2004 en (vanaf 2006) de Herziene Nulmeting d.d. februari 2006, waarin op programmaniveau ambities zijn gedefinieerd ten aanzien van de kennisontwikkeling ten behoeve van de transitie naar duurzame mobiliteit. De ambities zijn verder uitgewerkt in themavisies. Hoe deze ambities vervolgens op projectniveau worden ingevuld is een 18

20 bottom-up proces, waarin programmamanagement en thema- en projectleiders samen tot een vaststelling van de potentiële bijdrage van projecten komen. - Binnen de thema s worden projecten ontwikkeld via vraagarticulatie, in reactie op door het programma gestelde uitdagingen voor kennisontwikkeling. De aanname is dat dit het voldoen aan de eis van cofinanciering vergemakkelijkt en de projecten realistischer maakt. - Tripartiete samenwerking is een eis voor alle deelnemende projecten. - Innovatie wordt niet gezien als een lineair traject maar als een transitieproces met een cyclisch en open karakter, gekenmerkt door iteratieve slagen, uitwisseling en terugkoppeling. - Transumo-projecten zijn transitie-experimenten, gericht op het maken van een aanzet tot de transitie naar een duurzame mobiliteit. - Het is belangrijk de projecten op een zeker moment te verbreden en op te schalen, teneinde transities te bewerkstelligen. De Zelfevaluatierapportage d.d. juli 2007, toont zich positief. Er zijn op dat moment 25 interessante projecten tot stand gekomen. Wel is er een achterstand ontstaan op het gebied van de focus op duurzaamheid en transitie, door de in paragraaf 2.2 reeds besproken eisen van vraagarticulatie en cofinanciering. Het tripartiete karakter van projecten blijkt haalbaar en wordt tevens gewaardeerd door de participanten. Het proces van open innovatie raakt in een stroomversnelling door een aantal specifieke interventies van het programmamanagement op het gebied van duurzaamheid en transities, die in hoofdstuk 3 aan de orde zullen komen. Initiatieven ter verbreding en opschaling blijven een aandachtspunt van het programma, zo stelt de Zelfevaluatierapportage d.d. juli

IN ZES STAPPEN MVO IMPLEMENTEREN IN UW KWALITEITSSYSTEEM

IN ZES STAPPEN MVO IMPLEMENTEREN IN UW KWALITEITSSYSTEEM IN ZES STAPPEN MVO IMPLEMENTEREN IN UW KWALITEITSSYSTEEM De tijd dat MVO was voorbehouden aan idealisten ligt achter ons. Inmiddels wordt erkend dat MVO geen hype is, maar van strategisch belang voor ieder

Nadere informatie

Opleidingsprogramma DoenDenken

Opleidingsprogramma DoenDenken 15-10-2015 Opleidingsprogramma DoenDenken Inleiding Het opleidingsprogramma DoenDenken is gericht op medewerkers die leren en innoveren in hun organisatie belangrijk vinden en zich daar zelf actief voor

Nadere informatie

Innovatiebudget Sociaal Domein regio Arnhem

Innovatiebudget Sociaal Domein regio Arnhem Innovatiebudget Sociaal Domein regio Arnhem Eind juli is de eerste ronde afgerond voor de besteding van het regionale Innovatiebudget Sociaal Domein. In deze ronde is niet het volledige beschikbare budget

Nadere informatie

Ja, zonder beperkingen Innovatieve en excellente stad. DT d.d. OR d.d. B&W d.d. OR d.d. Raad Raadsdocumenten 17-04-2012

Ja, zonder beperkingen Innovatieve en excellente stad. DT d.d. OR d.d. B&W d.d. OR d.d. Raad Raadsdocumenten 17-04-2012 zaak_id bericht_nummer Collegevoorstel ECONOMIE, CULTUUR EN ARBEID Reg.nr. B&W d.d. 17-04-2012 Openbaar Programma Ja, zonder beperkingen Innovatieve en excellente stad DT d.d. OR d.d. B&W d.d. OR d.d.

Nadere informatie

Innovatiebudget Sociaal Domein gemeente Arnhem

Innovatiebudget Sociaal Domein gemeente Arnhem Innovatiebudget Sociaal Domein gemeente Arnhem Eind juli is de eerste ronde afgerond voor de besteding van het regionale Innovatiebudget Sociaal Domein. In deze ronde is niet het volledige beschikbare

Nadere informatie

Toelichting bij de vragen uit de Veranderplanner. 1. Verkennen van het probleem

Toelichting bij de vragen uit de Veranderplanner. 1. Verkennen van het probleem Toelichting bij de vragen uit de Veranderplanner Bij iedere vraag uit de veranderplanner is hier een korte toelichting gegeven. Dit kan helpen bij het invullen van de vragen van de Veranderplanner. 1.

Nadere informatie

Traject Tilburg. Aanvragers: Gemeente Tilburg. Adviseur: Monique Postma, Alleato, CMO-net

Traject Tilburg. Aanvragers: Gemeente Tilburg. Adviseur: Monique Postma, Alleato, CMO-net Traject Tilburg Aanvragers: Gemeente Tilburg Adviseur: Monique Postma, Alleato, CMO-net Opgave: Beantwoorde ondersteuningsvraag In Tilburg is het traject Welzijn Nieuwe Stijl onderdeel van een groter programma

Nadere informatie

Samenvatting projectplan Versterking bevolkingszorg

Samenvatting projectplan Versterking bevolkingszorg Aanleiding en projectdoelstellingen Aanleiding In 2011 werd door de (toenmalige) portefeuillehouder Bevolkingszorg in het DB Veiligheidsberaad geconstateerd dat de nog te vrijblijvend door de gemeenten

Nadere informatie

Brief aan de leden T.a.v. het college en de raad. 17 mei 2017 U Lbr. 17/028 (070) Gezamenlijke gemeentelijke uitvoering

Brief aan de leden T.a.v. het college en de raad. 17 mei 2017 U Lbr. 17/028 (070) Gezamenlijke gemeentelijke uitvoering Brief aan de leden T.a.v. het college en de raad Datum 17 mei 2017 Ons kenmerk BB/U201700352 Lbr. 17/028 Telefoon (070) 373 8393 Bijlage(n) 3 Onderwerp Gezamenlijke gemeentelijke uitvoering Samenvatting

Nadere informatie

Sociale wijkzorgteams Den Haag

Sociale wijkzorgteams Den Haag Sociale wijkzorgteams Den Haag Onderzoek naar voorwaarden voor doeltreffend en doelmatig functioneren De rekenkamer heeft onderzoek gedaan naar de sociale wijkzorgteams in Den Haag. Daarbij is gekeken

Nadere informatie

Provinciale Staten van Noord-Holland

Provinciale Staten van Noord-Holland Provinciale Staten van Noord-Holland ` Voordracht Haarlem, Onderwerp: Kaderstelling Europabeleid door Provinciale Staten Inleiding Op 11 juni 2007 jl. is door de commissie FEPO de werkgroep Europa ingesteld.

Nadere informatie

Statenmededeling aan Provinciale Staten

Statenmededeling aan Provinciale Staten Statenmededeling aan Provinciale Staten Onderwerp Beleidsevaluatie art. 217a Provinciewet van het programma Leefbaarheid@Brabant 2012-2015 Aan Provinciale Staten van Noord-Brabant, Kennisnemen van de beleidsevaluatie

Nadere informatie

Platformtaak volgens gemeente

Platformtaak volgens gemeente Oplegvel 1. Onderwerp Cofinanciering Regionale proeftuin Cultuur om de hoek 2. Rol van het samenwerkingsorgaan Holland Rijnland Platformtaak volgens gemeente 3. Regionaal belang De jeugd in de regio Holland

Nadere informatie

Nota inzake Economic Development Board

Nota inzake Economic Development Board Nota inzake Economic Development Board Inleiding De economische ontwikkeling van Noord-Limburg krijgt een grote impuls met de campusontwikkeling, maar daarmee zijn niet alle economische uitdagingen deze

Nadere informatie

Pitstop Een onderzoek naar innovatie binnen het TT-Instituut

Pitstop Een onderzoek naar innovatie binnen het TT-Instituut Pitstop Een onderzoek naar innovatie binnen het TT-Instituut A S S E N E M M E N M E P P E L De aanleiding Innovatie in het mbo moet omdat: - Technologie en digitalisering leiden tot andere (inhoud van)

Nadere informatie

Spitsmijden 1; Bijdragen aan Transities naar Duurzame Mobiliteit Teije Gorris, Transumo 24 november 2008

Spitsmijden 1; Bijdragen aan Transities naar Duurzame Mobiliteit Teije Gorris, Transumo 24 november 2008 Spitsmijden 1; Bijdragen aan Transities naar Duurzame Mobiliteit Teije Gorris, Transumo 24 november 2008 Inhoud Doel presentatie Resultaten Spitsmijden 1 Transumo Van Spitsmijden 1 naar Spitsmijden 2x

Nadere informatie

Meetlat Projectplanning, monitoring & evaluatie

Meetlat Projectplanning, monitoring & evaluatie Meetlat Projectplanning, monitoring & evaluatie Managementsamenvatting/advies: Meetlat met toetscriteria Toetscriterium 1. Kansen en bedreigingen, behoefte- en omgevingsanalyse Door een analyse te maken

Nadere informatie

Samenvatting afstudeeronderzoek

Samenvatting afstudeeronderzoek Samenvatting afstudeeronderzoek Succesfactoren volgens bedrijfsleven in publiek private samenwerkingen mbo IRENE VAN RIJSEWIJK- MSC STUDENT BEDRIJFSWETENSCHAPPEN (WAGENINGEN UNIVERSITY) IN SAMENWERKING

Nadere informatie

CONCEPT-OPDRACHT STICHTING EINDHOVEN/BRABANT 2018

CONCEPT-OPDRACHT STICHTING EINDHOVEN/BRABANT 2018 Hoort bij raadsvoorstel 27-2012 BIJLAGE 2 APPENDIX 1. CONCEPT-OPDRACHT STICHTING EINDHOVEN/BRABANT 2018 1. Doel van de opdracht Winnen van de titel Culturele Hoofdstad van Europa voor het project 2018Brabant

Nadere informatie

BESTURINGSFILOSOFIE GEMEENTE GOOISE MEREN

BESTURINGSFILOSOFIE GEMEENTE GOOISE MEREN BESTURINGSFILOSOFIE GEMEENTE GOOISE MEREN Projectleider Afdeling Iris van Gils Kerngroep Visie/Missie Datum 28 november 2014 Planstatus Vastgesteld in de Fusieraad 24 november 2014 Opdrachtgever Stuurgroep

Nadere informatie

Projectplan Monitor bevordering arbeidsparticipatie (2009-2012)

Projectplan Monitor bevordering arbeidsparticipatie (2009-2012) -1- Projectplan Monitor bevordering arbeidsparticipatie (2009-2012) 1 Aanleiding voor het project Arbeidsparticipatie is een belangrijk onderwerp voor mensen met een chronische ziekte of functiebeperking

Nadere informatie

Verbinden van Duurzame Steden

Verbinden van Duurzame Steden Verbinden van Duurzame Steden Managen van verwachtingen Jan Klinkenberg, Netwerkmanager VerDuS Startbijeenkomst URD2-projecten 11 oktober 2012 Programma vanmiddag 13.00-13.15 uur Introductie VerDuS 13.15-15.15

Nadere informatie

College van Gedeputeerde Staten statenvoorstel. Aan Provinciale Staten, PS2008MME13-1 -

College van Gedeputeerde Staten statenvoorstel. Aan Provinciale Staten, PS2008MME13-1 - PS2008MME13-1 - College van Gedeputeerde Staten statenvoorstel Datum : 6 mei 2008 Nummer PS : PS2008MME13 Afdeling : ECV Commissie : MME Registratienummer : 2008int221948 Portefeuillehouder : Ekkers Titel

Nadere informatie

Zorgondersteuningsfonds Oproep kortdurende praktijkgerelateerde onderzoeken Programma Onderzoeken in de Praktijk Vastgesteld, 19 september 2016

Zorgondersteuningsfonds Oproep kortdurende praktijkgerelateerde onderzoeken Programma Onderzoeken in de Praktijk Vastgesteld, 19 september 2016 Oproep tot het indienen van aanvragen kortdurende, praktijkgerelateerde onderzoeken voor het Programma Onderzoeken in de Praktijk Programma van het Zorgondersteuningsfonds Doel van het programma De veranderingen

Nadere informatie

Eerder en Dichtbij. Projectplan

Eerder en Dichtbij. Projectplan Eerder en Dichtbij Projectplan Bussum, augustus september 2012 1. Inleiding De pilot Eerder en Dichtbij is een verlening van de eerste pilot Meer preventie minder zorg. Het doel van de pilot was oorspronkelijk

Nadere informatie

Key success actors. De rol van middenmanagement bij strategische veranderingen. Onderzoek door Turner en de Rotterdam School of Management

Key success actors. De rol van middenmanagement bij strategische veranderingen. Onderzoek door Turner en de Rotterdam School of Management Key success actors De rol van middenmanagement bij strategische veranderingen Onderzoek door Turner en de Rotterdam School of Management 1 Key success actors De rol van middenmanagement bij strategische

Nadere informatie

II. VOORSTELLEN VOOR HERZIENING

II. VOORSTELLEN VOOR HERZIENING II. VOORSTELLEN VOOR HERZIENING 2. VERSTEVIGING VAN RISICOMANAGEMENT Van belang is een goed samenspel tussen het bestuur, de raad van commissarissen en de auditcommissie, evenals goede communicatie met

Nadere informatie

CONCEPT-OPDRACHT STICHTING 2018EINDHOVEN BRABANT

CONCEPT-OPDRACHT STICHTING 2018EINDHOVEN BRABANT Beslisdocument Investeringsdossier 2018 BIJLAGE 4 CONCEPT-OPDRACHT STICHTING 2018EINDHOVEN BRABANT 1. Doel van de opdracht Winnen van de titel Culturele Hoofdstad van Europa voor het project 2018 Culturele

Nadere informatie

Monitoring. Uitwerking plan van aanpak monitoring project duurzame inzetbaarheid in de V&V. Oktober Uitvoerders: Disworks DISWORKS

Monitoring. Uitwerking plan van aanpak monitoring project duurzame inzetbaarheid in de V&V. Oktober Uitvoerders: Disworks DISWORKS Monitoring Uitwerking plan van aanpak monitoring project duurzame inzetbaarheid in de V&V Oktober 2012 Aanvrager: Opdrachtgevers: Uitvoerders: A+O VVT Bestuur A+O VVT en Bestuur SBCM CAOP Disworks DISWORKS

Nadere informatie

Toelichting Kom Verder aanvraag Voor implementatie van ondersteunde zelfzorg

Toelichting Kom Verder aanvraag Voor implementatie van ondersteunde zelfzorg Toelichting Kom Verder aanvraag Voor implementatie van ondersteunde zelfzorg Sinds 2016 kunnen eerstelijns samenwerkingsverbanden via een Scan & Plan traject een aanpak ontwikkelen om hun volgende stap

Nadere informatie

Brussel op afstand? Tegen deze achtergrond is het doel van deze studie is om:

Brussel op afstand? Tegen deze achtergrond is het doel van deze studie is om: Tegen deze achtergrond is het doel van deze studie is om: Brussel op afstand? Een verkenning naar mogelijkheden voor maatschappelijke diensten en ruimte voor zelfsturing bij agrarisch natuurbeheer in de

Nadere informatie

Dit reglement is opgesteld en vastgesteld ingevolge artikel 5.5. van de statuten van Stichting Vocallis.

Dit reglement is opgesteld en vastgesteld ingevolge artikel 5.5. van de statuten van Stichting Vocallis. BESTUURSREGLEMENT Vastgesteld door het bestuur op 6 mei 2015. Hoofdstuk I. Algemeen. Artikel 1. Begrippen en terminologie. Dit reglement is opgesteld en vastgesteld ingevolge artikel 5.5. van de statuten

Nadere informatie

Blijvend geld en aandacht nodig voor Nationale landschappen, Provincies doen meer dan het Rijk

Blijvend geld en aandacht nodig voor Nationale landschappen, Provincies doen meer dan het Rijk Nationale landschappen: aandacht en geld nodig! 170610SC9 tk 7 Blijvend geld en aandacht nodig voor Nationale landschappen, Provincies doen meer dan het Rijk De Rekenkamer Oost-Nederland heeft onderzoek

Nadere informatie

De rekenkamercommissie heeft voor het onderzoek offertes gevraagd aan 3 adviesbureaus en heeft de opdracht gegund aan Partners+Pröpper.

De rekenkamercommissie heeft voor het onderzoek offertes gevraagd aan 3 adviesbureaus en heeft de opdracht gegund aan Partners+Pröpper. Inleiding De gemeente Zoetermeer profileert zich al enige jaren als ICT-stad. In de samenvatting van het Plan van aanpak Kenniseconomie en innovatie 2010 staat: Kenniseconomie en innovatie zijn, naast

Nadere informatie

?Hoe Zo! >> Werken bij de gemeente betekent je inzetten voor burgers en bedrijven. En daarbij geldt:

?Hoe Zo! >> Werken bij de gemeente betekent je inzetten voor burgers en bedrijven. En daarbij geldt: Wabo effectief ?Hoe Zo! >> Het toepassen van de Wabo is meer dan alleen de IT-structuur aanpassen, de procedures herzien en/of de processen opnieuw beschrijven en herinrichten. Het zijn de medewerkers

Nadere informatie

Stappenplan Social Return on Investment. Onderdeel van de Toolkit maatschappelijke business case ehealth

Stappenplan Social Return on Investment. Onderdeel van de Toolkit maatschappelijke business case ehealth Stappenplan Social Return on Investment Onderdeel van de Toolkit maatschappelijke business case ehealth 1 1. Inleiding Het succesvol implementeren van ehealth is complex en vraagt investeringen van verschillende

Nadere informatie

SROI Quick Scan als basis voor contractinnovatie

SROI Quick Scan als basis voor contractinnovatie SROI Quick Scan als basis voor contractinnovatie Het contracteren van de juiste zorg op de juiste plek Vitaal Thuis is een veldcoalitie: van en voor veldpartijen. Samen zetten we met de Werkgroep Structurele

Nadere informatie

Het college van burgemeester en wethouders geeft in zijn reactie aan de conclusies van de rekenkamer te herkennen.

Het college van burgemeester en wethouders geeft in zijn reactie aan de conclusies van de rekenkamer te herkennen. tekst raadsvoorstel Inleiding Vanaf januari 2015 (met de invoering van de nieuwe jeugdwet) worden de gemeenten verantwoordelijk voor alle ondersteuning, hulp en zorg aan kinderen, jongeren en opvoeders.

Nadere informatie

Functieprofiel: Projectleider Functiecode: 0302

Functieprofiel: Projectleider Functiecode: 0302 Functieprofiel: Projectleider Functiecode: 0302 Doel Voorbereiden en opzetten van en bijbehorende projectorganisatie, alsmede leiding geven aan de uitvoering hiervan, binnen randvoorwaarden van kosten,

Nadere informatie

Functieprofiel: Manager Functiecode: 0202

Functieprofiel: Manager Functiecode: 0202 Functieprofiel: Manager Functiecode: 0202 Doel Zorgdragen voor de vorming van beleid voor de eigen functionele discipline, alsmede zorgdragen voor de organisatorische en personele aansturing van een of

Nadere informatie

Subsidiebesteding wetenschappelijk onderzoek

Subsidiebesteding wetenschappelijk onderzoek Subsidiebesteding wetenschappelijk onderzoek Informatie voor onderzoekers en andere betrokkenen Aids Fonds Keizersgracht 392 1016 GB Amsterdam Contactpersoon Marein de Jong, Irene Keizer Titel Beleidsadvies

Nadere informatie

Voorstel voor de Raad

Voorstel voor de Raad Voorstel voor de Raad Datum raadsvergadering : 10 mei 2012 Agendapuntnummer : VIII, punt 6 Besluitnummer : 389 Portefeuillehouder : Wethouder Mirjam Pauwels Aan de gemeenteraad Onderwerp: Programma Decentralisaties.

Nadere informatie

Iedereen doet mee Geleerde lessen

Iedereen doet mee Geleerde lessen Iedereen doet mee Geleerde lessen Context Subsidieprojecten Twee typen regelingen: ASV, gangbare mogelijkheid voor initiatiefnemers om projectaanvragen in te dienen in het kader van de beschikbare begrotingssubsidie

Nadere informatie

Notitie projecten impulsbudget Samenwerking

Notitie projecten impulsbudget Samenwerking Notitie projecten impulsbudget Samenwerking Waalwijk, september 07 Inleiding In de Deelnemersraad van 30 mei zijn afspraken gemaakt over de inzet van het positieve resultaat over 06. Eén van de afspraken

Nadere informatie

Eigen initiatief Duurzame bereikbaarheid Flower Mainport Aalsmeer

Eigen initiatief Duurzame bereikbaarheid Flower Mainport Aalsmeer Plantijnweg 32, 4104 BB Culemborg / Postbus 141, 4100 AC Culemborg Telefoon (0345) 47 17 17 / Fax (0345) 47 17 59 / www.multiconsultbv.nl info@multiconsultbv.nl Eigen initiatief Duurzame bereikbaarheid

Nadere informatie

Bestuursreglement voor de Nederlandse Uitdaging

Bestuursreglement voor de Nederlandse Uitdaging Bestuursreglement voor de Nederlandse Uitdaging Vastgesteld door het bestuur op: 30 december 2014 HOOFDSTUK I. ALGEMEEN Artikel 1. Begrippen en terminologie Dit reglement is opgesteld en vastgesteld ingevolge

Nadere informatie

Initiatieven richting duurzame ontwikkeling ondergrond succesvoller met Grondslagen voor Governance

Initiatieven richting duurzame ontwikkeling ondergrond succesvoller met Grondslagen voor Governance Behavioural and Societal Sciences Van Mourik Broekmanweg 6 2628 XE Delft Postbus 49 2600 AA Delft TNO-rapport TNO 2013 R10274 Initiatieven richting duurzame ontwikkeling ondergrond succesvoller met Grondslagen

Nadere informatie

076-op-weg: de procesevaluatie

076-op-weg: de procesevaluatie 076-op-weg: de procesevaluatie Pierre van Veggel Van Veggel Mobiliteitsadvies pierre@vvmadvies.nl Rob Temme gemeente Breda/gemeente Tilburg rob.temme@tilburg.nl Bijdrage aan het Colloquium Vervoersplanologisch

Nadere informatie

IPC voor architecten - REKENEN AAN DUURZAAMHEID

IPC voor architecten - REKENEN AAN DUURZAAMHEID IPC voor architecten - REKENEN AAN DUURZAAMHEID Innoveren op architectenbureaus met behulp van IPC- subsidie Op 14 juni 2013 kan er opnieuw worden ingeschreven voor de IPC- regeling. Deze subsidieregeling

Nadere informatie

Beweging in veranderende organisaties

Beweging in veranderende organisaties Beweging in veranderende organisaties Kilian Bennebroek Gravenhorst Werken met vragenlijsten voor versterking van veranderingsprocessen PROFESSIONEEL ADVISEREN 5 Inhoud Voorwoord 7 Opzet van het boek 9

Nadere informatie

Rekenkamercommissie. Onderzoekprogramma vanaf 2012

Rekenkamercommissie. Onderzoekprogramma vanaf 2012 Rekenkamercommissie Onderzoekprogramma vanaf 2012 1. Inleiding De gemeenteraad van Brummen heeft een Rekenkamercommissie. De Rekenkamercommissie voert onderzoeken uit betrekking hebbende op de doelmatigheid,

Nadere informatie

FUNCTIEFAMILIE 5.3 Projectmanagement

FUNCTIEFAMILIE 5.3 Projectmanagement Doel van de functiefamilie Leiden van projecten en/of deelprojecten de realisatie van de afgesproken projectdoelstellingen te garanderen. Context: In lijn met de overgekomen normen in termen van tijd,

Nadere informatie

2. Wat zijn per sector/doelgroep de algemene inzichten ten aanzien van de inhoud van de continuïteitsplannen?

2. Wat zijn per sector/doelgroep de algemene inzichten ten aanzien van de inhoud van de continuïteitsplannen? Samenvatting Aanleiding en onderzoeksvragen ICT en elektriciteit spelen een steeds grotere rol bij het dagelijks functioneren van de maatschappij. Het Ministerie van Veiligheid en Justitie (hierna: Ministerie

Nadere informatie

Kwartaalrapportage. Stations, bereikbaarheid en vastgoedontwikkelingen 2006 Q2

Kwartaalrapportage. Stations, bereikbaarheid en vastgoedontwikkelingen 2006 Q2 Kwartaalrapportage Stations, bereikbaarheid en vastgoedontwikkelingen 2006 Q2 Kwartaalrapportage Periode Projectnummer Projectnaam Datum Penvoerder Projectleider 2006 Q2 IN04.041 Stations,bereikbaarheid

Nadere informatie

ONDERZOEKSOPZET 1000-BANENPLAN REKENKAMER LEEUWARDEN DECEMBER 2016

ONDERZOEKSOPZET 1000-BANENPLAN REKENKAMER LEEUWARDEN DECEMBER 2016 ONDERZOEKSOPZET 1000-BANENPLAN REKENKAMER LEEUWARDEN DECEMBER 2016 Inleiding In maart 2016 wordt in het document 'Midterm Review Collegeprogramma Iedereen is Leeuwarden 2014-2018' een tussentijdse stand

Nadere informatie

10 Innovatielessen uit de praktijk 1

10 Innovatielessen uit de praktijk 1 10 Innovatielessen uit de praktijk 1 Geslaagde gastoudermeeting levert veel ideeën op voor innovatie! Wat versta ik onder innoveren? Innoveren is hot. Er zijn vele definities van in omloop. Goed om even

Nadere informatie

VOORSTEL AB AGENDAPUNT :

VOORSTEL AB AGENDAPUNT : VOORSTEL AB AGENDAPUNT : PORTEFEUILLEHOUDER : F.K.L. Spijkervet AB CATEGORIE : B-STUK (Beleidsstuk) VERGADERING D.D. : 26 november 2013 NUMMER : WM/MIW/RGo/7977 OPSTELLER : R. Gort, 0522-276805 FUNCTIE

Nadere informatie

Steenwinkel Kruithof Associates Management en Informatica Consultants. Opzetten en inrichten Shared Service Center in de zorg

Steenwinkel Kruithof Associates Management en Informatica Consultants. Opzetten en inrichten Shared Service Center in de zorg Opzetten en inrichten Shared Service Center in de zorg Hoe zet je gezamenlijk een nieuw en succesvol (ICT) Shared Service Center (SSC) op? En hoe zorg je ervoor dat de samenwerking tussen de deelnemende

Nadere informatie

Portefeuillehouder: M.A.P. Michels Behandelend ambtenaar J. van der Meer, 0595 447719 gemeente@winsum.nl (t.a.v. J. van der Meer)

Portefeuillehouder: M.A.P. Michels Behandelend ambtenaar J. van der Meer, 0595 447719 gemeente@winsum.nl (t.a.v. J. van der Meer) Vergadering: 11 december 2012 Agendanummer: 12 Status: Besluitvormend Portefeuillehouder: M.A.P. Michels Behandelend ambtenaar J. van der Meer, 0595 447719 E mail: gemeente@winsum.nl (t.a.v. J. van der

Nadere informatie

VOORSTEL AAN BURGEMEESTER EN WETHOUDERS VAN DE GEMEENTE ROERMOND

VOORSTEL AAN BURGEMEESTER EN WETHOUDERS VAN DE GEMEENTE ROERMOND VOORSTEL AAN BURGEMEESTER EN WETHOUDERS VAN DE GEMEENTE ROERMOND Onderwerp: Start project RESOLVE Bijlagen: 1. Subsidy Contract 2. Partnership Agreement 3. Raadsinformatiebrief RESOLVE 1 Samenvatting:

Nadere informatie

Toeleg Meedoen & Samenwerken in Breda

Toeleg Meedoen & Samenwerken in Breda Toeleg Meedoen & Samenwerken in Breda 2012-2013 Inleiding M&S Breda bestaat uit acht organisaties die er voor willen zorgen dat de kwetsbare burger in Breda mee kan doen. De deelnemers in M&S Breda delen

Nadere informatie

Functieprofiel: Adviseur Functiecode: 0303

Functieprofiel: Adviseur Functiecode: 0303 Functieprofiel: Adviseur Functiecode: 0303 Doel (Mede)zorgdragen voor de vormgeving en door het geven van adviezen bijdragen aan de uitvoering van het beleid binnen de Hogeschool Utrecht kaders en de ter

Nadere informatie

Tweede evaluatie Pieken in de Delta

Tweede evaluatie Pieken in de Delta Tweede evaluatie Pieken in de Delta Datum 30 augustus 2012 Status Definitief Pagina 1 van 1 Definitief Tweede evaluatie Pieken in de Delta 30 augustus 2012 Colofon Contactpersoon Maarten van Leeuwen Aantal

Nadere informatie

De curriculum van de masteropleiding PM MBO kan op verschillende niveau s bekeken worden:

De curriculum van de masteropleiding PM MBO kan op verschillende niveau s bekeken worden: Marco Snoek over de masteropleiding en de rollen van de LD Docenten De curriculum van de masteropleiding PM MBO kan op verschillende niveau s bekeken worden: Het intended curriculum : welke doelen worden

Nadere informatie

Dialoog veehouderij Venray

Dialoog veehouderij Venray Dialoog veehouderij Venray aanbevelingen dialoog veehouderij gemeente Venray Datum 21 december 2016 Portefeuillehouder Martijn van der Putten Team RO Naam steller Jos Kniest De onderstaande aanbevelingen

Nadere informatie

9. Gezamenlijk ontwerpen

9. Gezamenlijk ontwerpen 9. Gezamenlijk ontwerpen Wat is het? Gezamenlijk ontwerpen betekent samen aan een nieuw product werken, meestal op een projectmatige manier. Het productgerichte geeft richting aan het proces van kennis

Nadere informatie

Achtergrondinformatie. Man 2.0. Programma ter bevordering van emancipatie en participatie van sociaal geïsoleerde mannen

Achtergrondinformatie. Man 2.0. Programma ter bevordering van emancipatie en participatie van sociaal geïsoleerde mannen Achtergrondinformatie Man 2.0 Programma ter bevordering van emancipatie en participatie van sociaal geïsoleerde mannen April 2010 1 Inleiding Het is het Oranje Fonds gebleken dat veel maatschappelijke

Nadere informatie

Kinderopvang in transitie. Derk Loorbach, Zeist, 27-11-2014

Kinderopvang in transitie. Derk Loorbach, Zeist, 27-11-2014 Kinderopvang in transitie Derk Loorbach, Zeist, 27-11-2014 Conclusies Ingrijpende maatschappelijke verandering vraagt aanpassing Transities leiden tot onzekerheid, spanning en afbraak Omgaan met transities

Nadere informatie

Kennis ontwikkelen en kennis delen voor het omgevingsbeleid

Kennis ontwikkelen en kennis delen voor het omgevingsbeleid Kennis ontwikkelen en kennis delen voor het omgevingsbeleid Ruimteconferentie Workshop 11 21-05-2013 Jeannette Beck, Lia van den Broek, Olav-Jan van 1 Inhoud presentatie Context Kennis en decentralisatie

Nadere informatie

In deze brief ga ik in op de belangrijkste conclusies en aanbevelingen van het evaluatierapport.

In deze brief ga ik in op de belangrijkste conclusies en aanbevelingen van het evaluatierapport. > Retouradres Postbus 20401 2500 EK DEN HAAG De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus 20018 2500 EA DEN HAAG Prins Clauslaan 8 Postbus 20401 2500 EK DEN HAAG www.minlnv.nl Betreft

Nadere informatie

Vernieuwing geeft méér waarde aan medezeggenschap

Vernieuwing geeft méér waarde aan medezeggenschap 10 Vernieuwing geeft méér waarde aan medezeggenschap Vernieuwing geeft méér waarde aan medezeggenschap Kim van der Hoeven 1. Inleiding Ontwikkelingen in maatschappij en samenleving denk met name aan de

Nadere informatie

Voorstel ontwikkeling duurzaamheidsparagraaf Zoetermeer. 1. Inleiding

Voorstel ontwikkeling duurzaamheidsparagraaf Zoetermeer. 1. Inleiding Voorstel ontwikkeling duurzaamheidsparagraaf Zoetermeer 1. Inleiding Zoetermeer wil zich de komende jaren ontwikkelen tot een top tien gemeente qua duurzaam leefmilieu. In het programma duurzaam Zoetermeer

Nadere informatie

Workshop Samenwerken en weerstand

Workshop Samenwerken en weerstand Workshop Samenwerken en weerstand Angela van Dongen. 17-04-2018, Driebergen 1 Samenwerken Samenwerken vindt plaats we met 1 of meerdere partijen. Het belangrijkste doel van samenwerken is dat je in gezamenlijkheid

Nadere informatie

Onderzoeksopzet De Poort van Limburg gemeente Weert

Onderzoeksopzet De Poort van Limburg gemeente Weert Onderzoeksopzet De Poort van Limburg gemeente Weert Weert, 6 september 2011. Rekenkamer Weert Inhoudsopgave 1. Achtergrond en aanleiding 2. Centrale vraagstelling 3. De wijze van onderzoek 4. Deelvragen

Nadere informatie

Nieuwsflits. Evaluatieonderzoek naar de Regeling palliatieve terminale zorg

Nieuwsflits. Evaluatieonderzoek naar de Regeling palliatieve terminale zorg Nieuwsflits Inhoud Evaluatieonderzoek naar de Regeling palliatieve terminale zorg 1. Adviesrapport bureau HHM is openbaar gemaakt Pagina 1 2. Conclusies en advies HHM voor toekomst Pagina 1 3. Kamerbrief

Nadere informatie

Evaluatie Back to Basics: De Nieuwe Koers

Evaluatie Back to Basics: De Nieuwe Koers Evaluatie Back to Basics: De Nieuwe Koers nderzoek uitgevoerd in opdracht van: Gemeente Goirle DIMENSUS beleidsonderzoek April 2012 Projectnummer 488 Het onderzoek De gemeente Goirle is eind april 2010

Nadere informatie

I Welke kosten kunnen worden betaald met geld van de Stichting Culemborg 700?

I Welke kosten kunnen worden betaald met geld van de Stichting Culemborg 700? Culemborg 700 Op naar een mooi feestjaar, met een beheerst financieel verloop! Versie van 14 juli 2017 Met dit document zet de Stichting Culemborg 700 (C700) de belangrijkste financieel-organisatorische

Nadere informatie

Competentie Centrum Transities

Competentie Centrum Transities Competentie Centrum Transities Samen werken, samen leren, samen ontwikkelen José Andringa 10 november 2009 CoP Versnelling Innovatiecyclus (Movinnio/Traverse) PARTNERSCHAP VROM SenterNovem Beheergroep

Nadere informatie

Flexibele subsidies 2018: Thema - Positieve Gezondheid

Flexibele subsidies 2018: Thema - Positieve Gezondheid Flexibele subsidies 2018: Thema - Positieve Gezondheid Aanvraagperiode 22 maart tot en met 6 mei 2018 Flexibele subsidies 2018 Net als in voorgaande jaren kunnen vrijwilligersorganisaties ook in 2018 subsidie

Nadere informatie

achtergrond hoofdstuk 1 Structuurvisie 2020 keuzes van visie naar uitvoering inbreng samenleving achtergrond ruimtelijk en sociaal kader bijlagen

achtergrond hoofdstuk 1 Structuurvisie 2020 keuzes van visie naar uitvoering inbreng samenleving achtergrond ruimtelijk en sociaal kader bijlagen 28 hoofdstuk 1 achtergrond Structuurvisie 2020 keuzes samenvatting achtergrond ruimtelijk en sociaal kader inbreng samenleving thematisch van visie naar uitvoering bijlagen zones 1 2 3 4 5 6 7 29 1.1 Inleiding

Nadere informatie

5 CRUCIALE COMPETENTIES VOOR EEN DUURZAAM HRM/L&D DIMITRI MAENHOUDT

5 CRUCIALE COMPETENTIES VOOR EEN DUURZAAM HRM/L&D DIMITRI MAENHOUDT 5 CRUCIALE COMPETENTIES VOOR EEN DUURZAAM HRM/L&D DIMITRI MAENHOUDT WAT BETEKENT DUURZAAM? Duurzaam betekent aansluiten op de behoeften van het heden zonder het vermogen van toekomstige generaties om in

Nadere informatie

Case 1: de fusie. Wat was de aanleiding om 3TGO in te zetten?

Case 1: de fusie. Wat was de aanleiding om 3TGO in te zetten? Case 1: de fusie Wat was de aanleiding om 3TGO in te zetten? Twee regionale organisaties zijn samengegaan in een grotere, provinciegrens overlappende organisatie en de integratie verliep niet zo soepel

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2018 2019 33 576 Natuurbeleid Nr. 165 BRIEF VAN DE MINISTER VAN LANDBOUW, NATUUR EN VOEDSELKWALITEIT Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Nadere informatie

Zorgondersteuningsfonds Oproep aanvragen (research)masteropleiding - Programma Onderzoeken in de Praktijk Vastgesteld, 19 september 2016

Zorgondersteuningsfonds Oproep aanvragen (research)masteropleiding - Programma Onderzoeken in de Praktijk Vastgesteld, 19 september 2016 Oproep tot het indienen van aanvragen (research)masteropleiding voor het Programma Onderzoeken in de Praktijk Programma van het Zorgondersteuningsfonds Doel van het programma De veranderingen in de langdurige

Nadere informatie

Voorstellen voor de CAO Philips Lighting 2017

Voorstellen voor de CAO Philips Lighting 2017 Voorstellen voor de CAO Philips Lighting 2017 Inleiding Het jaar 2015 stond voor veel werknemers in het teken van de splitsing van Philips. Halverwege het jaar 2015 kregen de werknemers te horen of ze

Nadere informatie

FAQ: Maak Ruimte voor Gezondheid fase2

FAQ: Maak Ruimte voor Gezondheid fase2 FAQ: Maak Ruimte voor Gezondheid fase2 Belangrijk: De oproep is te allen tijden leidend!!! LET OP: Zowel de aanvraag zelf als alle bijlagen moeten in het Engels ingediend worden! Inhoud Cofinanciering

Nadere informatie

Watersysteem van de Toekomst: vervolg debat-diner

Watersysteem van de Toekomst: vervolg debat-diner Memo Aan deelnemers diner-debat Eye Kopie aan Contactpersoon Rik van Terwisga Datum 8 januari 2015 Onderwerp Vervolg Debat-diner "Watersysteem van de Toekomst" Watersysteem van de Toekomst: vervolg

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2017 2018 29 697 Gebiedsgerichte economische perspectieven en Regionaal Economisch Beleid Nr. 48 BRIEF VAN DE MINISTER VAN LANDBOUW, NATUUR EN VOEDSELKWALITEIT

Nadere informatie

Meerjarenbeleidsplan Turner Contact Nederland

Meerjarenbeleidsplan Turner Contact Nederland Meerjarenbeleidsplan 2013-2016 Turner Contact Nederland INLEIDING Turner Contact Nederland werkt vanuit een visie. Die visie is geformuleerd in het document Visie Turner Contact Nederland. Dit meerjarenbeleidsplan

Nadere informatie

2016D07727 LIJST VAN VRAGEN

2016D07727 LIJST VAN VRAGEN 2016D07727 LIJST VAN VRAGEN De vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport heeft een aantal vragen voorgelegd aan de Minister en de Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport over

Nadere informatie

Datum: Portefeuillehouders: De Graaf, Horst en Windhouwer

Datum: Portefeuillehouders: De Graaf, Horst en Windhouwer Raadsvoorstel Visie vernieuwing sociaal Domein Raadsnummer: 2013-069 Registratiekenmerk: Onderwerp: Visie op de vernieuwing van het sociaal domein in Nijkerk Korte inhoud: "Iedereen telt en doet mee" De

Nadere informatie

Themadag Zorg op de juiste plek vanuit financieel perspectief

Themadag Zorg op de juiste plek vanuit financieel perspectief Themadag Zorg op de juiste plek vanuit financieel perspectief Wat is de impact op de bedrijfsvoering van de zorgaanbieder en wat is de rol van de financial hierbij? BDO Advisory - Gezondheidszorg Vincent

Nadere informatie

Voorbeeld monitoring en evaluatie gemeente Enschede

Voorbeeld monitoring en evaluatie gemeente Enschede Voorbeeld monitoring en evaluatie gemeente Enschede Lees het volledige stappenplan voor alle informatie en tips over het monitoren en evalueren van het beleid rondom de inzet van buurtsportcoaches of raadpleeg

Nadere informatie

Nota Risicomanagement en weerstandsvermogen BghU 2018

Nota Risicomanagement en weerstandsvermogen BghU 2018 Nota Risicomanagement en weerstandsvermogen BghU 2018 *** Onbekende risico s zijn een bedreiging, bekende risico s een management issue *** Samenvatting en besluit Risicomanagement is een groeiproces waarbij

Nadere informatie

Bewijs Reflectie Formulier

Bewijs Reflectie Formulier Bewijs Reflectie Formulier Naam: Student nummer: 2034865 Marina Hoogeveen Docent: Blokonderdeel: Competentie raakvlakken: Activiteit: Bestandsnaam Bewijzen: Lara de Hoogd Creative School Creatief denken

Nadere informatie

ALGEMENE VERGADERING. Relevante kaders - Waterwet - Verordening voor de Fysieke Leefomgeving Flevoland (VFL) Lelystad, 21 maart 2013

ALGEMENE VERGADERING. Relevante kaders - Waterwet - Verordening voor de Fysieke Leefomgeving Flevoland (VFL) Lelystad, 21 maart 2013 VERGADERDATUM 23 april 2013 SSO SECTOR/AFDELING STUKDATUM NAAM STELLER 3 april 2013 R.J.E. Peeters ALGEMENE VERGADERING AGENDAPUNT 12 Voorstel Kennisnemen van het projectplan voor Waterbeheerplan 3 waarin

Nadere informatie

Kennisdeling in lerende netwerken

Kennisdeling in lerende netwerken Kennisdeling in lerende netwerken Managementsamenvatting Dit rapport presenteert een onderzoek naar kennisdeling. Kennis neemt in de samenleving een steeds belangrijker plaats in. Individuen en/of groepen

Nadere informatie

Aan de raad AGENDAPUNT NR Doetinchem, 13 september 2017 ALDUS VASTGESTELD 21 SEPTEMBER Routekaart energietransitieopgave 2030

Aan de raad AGENDAPUNT NR Doetinchem, 13 september 2017 ALDUS VASTGESTELD 21 SEPTEMBER Routekaart energietransitieopgave 2030 Aan de raad AGENDAPUNT NR. 8.3 ALDUS VASTGESTELD 21 SEPTEMBER 2017 Routekaart energietransitieopgave 2030 Te besluiten om: 1. De gidsprincipes voor de energietransitieopgave in Doetinchem vast te stellen,

Nadere informatie

houdende instelling van een Adviescollege burgerluchtvaartveiligheid

houdende instelling van een Adviescollege burgerluchtvaartveiligheid Besluit van houdende instelling van een Adviescollege burgerluchtvaartveiligheid Op de voordracht van Onze Minister van Verkeer en Waterstaat van, nr. HDJZ/LUV/2007-, Hoofddirectie Juridische Zaken, gedaan

Nadere informatie

Nederlandse samenvatting (Summary in Dutch)

Nederlandse samenvatting (Summary in Dutch) Nederlandse samenvatting (Summary in Dutch) 159 Ouders spelen een cruciale rol in het ondersteunen van participatie van kinderen [1]. Participatie, door de Wereldgezondheidsorganisatie gedefinieerd als

Nadere informatie