Postbus AG DELFT Delftechpark XJ DELFT tel fax Bodembeheerplan gemeente Amersfoort.

Maat: px
Weergave met pagina beginnen:

Download "Postbus 270 2600 AG DELFT Delftechpark 9 2628 XJ DELFT tel. 015-2516300 fax 015-2625365. Bodembeheerplan gemeente Amersfoort."

Transcriptie

1 Postbus AG DELFT Delftechpark XJ DELFT tel fax Bodembeheerplan gemeente Amersfoort Definitief In opdracht van : Gemeente Amersfoort Opgesteld door : De Straat Milieu-adviseurs B.V. Projectnummer : B99BA0027 Documentnaam : F:\DATA\project\oost99\b99b0027\BBP\b99b0027.r02_bbp.doc Datum : 14 augustus 2002

2 Opgesteld door De Straat Milieu-adviseurs B.V. 14 augustus 2002,Definitief

3 Inhoudsopgave Samenvatting 1 1 Inleiding 3 2 Uitgangspunten Inleiding Uitgangspunten bodemkwaliteitskaart Uitgangspunten grondstromenmatrix Bewijsmiddelen Definities werk en grondwerk 9 3 Grondstromenplan Inleiding Lokale bijzondere situaties Grondstromenmatrix Toetsingskader 14 4 Procedures Melding Beoordeling melding door het bevoegd gezag Registratie Uitvoering van het grondverzet Handhaving Communicatieplan 17 5 Terugsaneerwaarden 19 6 Vrijstellingenbeleid bij bouwaanvragen Geen bodemonderzoek bij bouwaanvraag Vrijstelling bodemonderzoek bij bouwaanvraag op basis van de BKK 20 7 Aanvullend toetsingskader voor nader onderzoek 22 Literatuur 24 Bijlagen 26 Opgesteld door De Straat Milieu-adviseurs B.V. 14 augustus 2002,Definitief

4 Bijlagen Bijlage 1a : zonering in deelgebieden (schaal 1:45.000) Bijlage 1b : bodemkwaliteitskaart 80-percentielwaarde 0-1,0 m-mv (schaal 1:45.000) Bijlage 1c : bodemkwaliteitskaart 80-percentielwaarde 1-2,0 m-mv (schaal 1:45.000) Bijlage 2 : grondstromenmatrix Bijlage 3 : toelichting bij de grondstromenmatrix Bijlage 4 : toetsingskader P80 Bijlage 5 : stroomschema grondverzet Bijlage 6 : stroomschema procedures Bijlage 7 : beleidskader Bijlage 8 : verklarende woordenlijst Opgesteld door De Straat Milieu-adviseurs B.V. 14 augustus 2002,Definitief

5 Opgesteld door De Straat Milieu-adviseurs B.V. 14 augustus 2002,Definitief

6 Samenvatting Inleiding Voorliggende nota is het bodembeheerplan voor hergebruik van licht verontreinigde grond in de gemeente Amersfoort. Aanleiding voor het opstellen van dit bodembeheerplan is de inwerkingtreding van het Bouwstoffenbesluit en de hieraan gerelateerde Ministeriële Vrijstellingsregeling Grondverzet. Het doel van het bodembeheerplan is hergebruik van licht verontreinigde grond buiten werken te bevorderen en goed beheer van de bodem ( standstill ) op het niveau van de bodemkwaliteitszones te realiseren. De algemene regels van het Bouwstoffenbesluit voor het toepassen van grond in werken blijven van toepassing. De gemeente Amersfoort is bevoegd gezag voor uitvoering en controle van hergebruik van licht verontreinigde grond. Het bodembeheerplan is opgesteld in opdracht van de gemeente Amersfoort en in samenwerking met de provincie Utrecht. Toelichting hergebruik licht verontreinigende grond De bodemkwaliteit van de gemeente Amersfoort is vastgelegd in de bodemkwaliteitskaart van de gemeente. De bodemkwaliteit is vastgelegd tot een diepte van 2,0 m-mv. In het bodembeheerplan zijn de regels opgenomen op welke wijze hergebruik van grond mag plaatsvinden en welke procedures daarbij gevolgd moeten worden. Tevens is in het bodembeheerplan beleid opgenomen betreffende terugsaneerwaarden en het vrijstellingenbeleid voor bodemonderzoek bij bouwaanvragen. Uitgangspunten voor hergebruik licht verontreinigde grond Een bodemkwaliteitskaart bestaat uit zones met een eigen bodemkwaliteit classificatie. Het gebruik binnen of tussen zones vindt plaats op basis van een grondstromenmatrix. Hierin is aangegeven of grondverzet mag plaatsvinden en zo ja, onder welke voorwaarden. De volgende uitgangspunten worden gehanteerd: De bodemkwaliteit van ontvangende bodem mag niet verslechteren. Schone grond is in elke zone uitwisselbaar. Licht verontreinigende grond wordt getoetst op kritische parameters. Van grond afkomstig uit niet geclassificeerde gebieden dient de kwaliteit bepaald te worden, voordat deze kan worden toegepast. In hoofdstuk twee en drie van het bodembeheerplan is het hergebruikbeleid nader uitgewerkt. 1

7 Procedures bij hergebruik van licht verontreinigde grond Bij voorgenomen hergebruik van licht verontreinigde grond dient een schriftelijke melding te worden gedaan bij de gemeente Amersfoort. De melding wordt beoordeeld en geregistreerd door het gewest Eemland. De melder ontvangt een schriftelijke bevestiging. De gemeente zorgt voor de handhaving van het grondstromenbeleid door steekproefsgewijs controles uit te voeren. Om de doelstelling van actief bodembeheer te realiseren worden in het kader van het communicatieplan zowel interne als externe partijen geïnformeerd. 2

8 1 Inleiding Deze nota beschrijft het beleid voor actief bodembeheer op basis van de bodemkwaliteitskaart voor de gemeente Amersfoort. In de bodemkwaliteitskaart (lit. 1) is het grondgebied van voornoemde gemeente verdeeld in een aantal zones waarvan de diffuse, gebiedseigen bodemkwaliteit is vastgelegd. Doelstelling Met ingang van 1 juli 1999 is de Vrijstellingsregeling grondverzet (lit. 2) van kracht. Deze vrijstellingsregeling is een ministeriële vrijstellingsregeling bij het Bouwstoffenbesluit (lit. 9) die het onder voorwaarden mogelijk maakt om licht verontreinigde grond buiten 'werken' als bodem te hergebruiken. Het beleidskader wordt nader toegelicht in bijlage 7. Onder licht verontreinigde grond wordt grond verstaan met waarden tussen de samenstellingswaarden voor schone grond en de samenstellingswaarden voor bouwstoffen, niet zijnde schone grond uit het Bouwstoffenbesluit (lit. 9). Eén van de voorwaarden voor hergebruik als bodem is dat de gemeente beschikt over een ambtelijk goedgekeurde bodemkwaliteitskaart. Deze bodemkwaliteitskaart dient vergezeld te gaan van een bodembeheerplan. Een andere voorwaarde is dat het grondverzet procedureel goed moet zijn geregeld (melding, registratie en handhaving van grondverzet). Het doel van het bodembeheerplan is hergebruik van licht verontreinigde grond in het kader van de Vrijstellingsregeling grondverzet (H. 2) en goed beheer van de bodem ( standstill ) op het niveau van de bodemkwaliteitszones. Ook beschrijft dit bodembeheerplan het hanteren van verhoogde achtergrondwaarden als terugsaneerwaarden (H. 3) en voldoet de bodemkwaliteitskaart en bodembeheerplan aan de NMP3-doelstelling Landsdekkend Beeld 2005 om per 1 januari 2005 het spoor van de diffuse bodemkwaliteit per gemeente in beeld te krijgen. Kostenbesparing bij grondverzet speelt eveneens een rol. Deze nota is opgesteld in samenwerking met de provincie Utrecht. Tevens heeft afstemming plaatsgevonden met andere afdelingen van de gemeente Amersfoort en het gewest Eemland. Al het grondverzet in de gemeente Amersfoort waarbij de grond weer deel uit gaat maken van de bodem, dient plaats te vinden volgens de regels uit dit bodembeheerplan. Situaties waarin dit bodembeheerplan niet voorziet, zullen per geval worden beoordeeld door de gemeente. 3

9 Opbouw van het bodembeheerplan De hoofdtekst van dit document is een praktische handleiding voor het toepassen van grondstromen. Hoofdstuk 2 geeft een kort overzicht van de uitgangspunten die ten grondslag liggen aan dit bodembeheerplan. Per zone geldt een aantal regels voor hergebruik binnen dezelfde zone dan wel in andere zones. Deze worden besproken in hoofdstuk 3. In dit hoofdstuk wordt de kern van het bodembeheerplan besproken: de grondstromenmatrix. In hoofdstuk 4 worden de te volgen procedures besproken. Hoofdstuk 5 gaat in op terugsaneerwaarden. Hoofdstuk 6 beschrijft het vrijstellingenbeleid bij bouwaanvragen. Tot slot wordt in hoofdstuk 7 het aanvullend toetsingskader voor nader onderzoek behandeld. De zones uit deze grondstromenmatrix staan op de bodemkwaliteitskaart aangegeven in bijlage 1a. De grondstromenmatrix is opgenomen in bijlage 2. Bijlage 3 is een toelichting bij de grondstromenmatrix. Het toetsingskader is opgenomen in bijlage 4. Bijlage 5 bevat een stroomschema over grondverzet. Bijlage 6 bevat een stroomschema over de te doorlopen procedures bij grondverzet. Bijlage 7 schetst het beleidskader. Tot slot bevat bijlage 8 een verklarende woordenlijst. 4

10 2 Uitgangspunten 2.1 Inleiding In dit hoofdstuk worden de uitgangspunten behandeld, die gehanteerd zijn bij het opstellen van het bodembeheerplan van de gemeente Amersfoort. In de bodemkwaliteitskaart is de gemeente ingedeeld in een aantal zones met een vergelijkbare bodemkwaliteit (Zie bijlage 1a). De belangrijkste randvoorwaarde voor het hergebruik van licht verontreinigde grond als bodem is dat de hergebruiksgrond van vergelijkbare of betere kwaliteit dient te zijn dan de kwaliteit van de ontvangende bodem. Dit criterium van vergelijkbaarheid wordt in dit hoofdstuk besproken. 2.2 Uitgangspunten bodemkwaliteitskaart In de bodemkwaliteitskaart van de gemeente Amersfoort (lit. 1) is op basis van een combinatie van zowel historische gegevens als analysegevens uit bodemonderzoeken de gemeente ingedeeld in een aantal zones met een vergelijkbare bodemkwaliteit. In het grondstromenplan wordt uitgegaan van de zones die zijn vastgesteld in de bodemkwaliteitskaart van de gemeente. De volgende uitgangspunten uit de bodemkwaliteitskaart zijn van belang voor het grondstromenplan: De classificatie van zones in de bodemkwaliteitskaart vindt plaats op basis van de 80- percentielwaarde van de parameters: As, Cd, Cr, Cu, Hg, Pb, Ni, Zn, EOX en PAK10. Zones zijn schoon als deze op basis van de 80-percentielwaarde (P80) binnen criteria van de MVR samenstellings- en immissiewaarden (MVR) (lit. 3) liggen. De bodemkwaliteitskaart op basis van de 80-percentielwaarde staat weergegeven in bijlage 1b. De 95-percentielwaarde wordt conform de interim-richtlijn (lit. 4) getoetst aan de tussenwaarde (T) (lit. 7). Zones met onvoldoende gegevens (minimaal 20 analyses conform interim-richtlijn bodemkwaliteitskaarten) worden aangeduid als niet gezoneerd. De bodemkwaliteitskaart is opgesteld voor het dieptetraject 0-1,0 m-mv en 1,0-2,0 m-mv. De analyses van de bovenste halve meter worden als representatief gesteld voor de bovenste meter. Voor de ondergrond zijn voor enkele zones onvoldoende gegevens beschikbaar om de kwaliteit vast te leggen, indien uitgegaan wordt van de zone-indeling zoals die voor de bovengrond is gehanteerd. Derhalve zijn, indien de zones onderling kwalitatief vergelijkbaar zijn, ten behoeve van de zonering van het traject 1,0-2,0 m-mv zones samengevoegd om wel over voldoende gegevens te beschikken. Op basis van de historie is de ondergrond meestal vergelijkbaar of beter van kwaliteit dan de bovengrond. 2.3 Uitgangspunten grondstromenmatrix In figuur 1 staan schematisch de uitgangspunten, die zijn gehanteerd bij het opstellen van de grondstromenmatrix in de gemeente Amersfoort. Vervolgens worden de uitgangspunten puntsgewijs verder toegelicht in de tekst. 5

11 Figuur 1: Overzicht van de uitgangspunten bij het opstellen van de grondstromenmatrix bestemming herkomst schoon/mvr, P95 < T licht verontreinigd, P95 < T P95 > T niet gezoneerd schoon/mvr, P95 < T VRIJ kwaliteit bepalen, vereiste schoon/mvr kwaliteit bepalen, vereiste schoon/mvr kwaliteit bepalen, vereiste schoon/mvr licht verontreinigd, P95 < T VRIJ maatwerk kwaliteit bepalen, vereiste< P80 kwaliteit bepalen, vereiste< P80 P95 > T VRIJ maatwerk kwaliteit bepalen, vereiste< P80 kwaliteit bepalen, vereiste< P80 niet gezoneerd VRIJ kwaliteit bepalen, vereiste schoon/mvr kwaliteit bepalen, vereiste schoon/mvr kwaliteit bepalen, vereiste schoon/mvr De gemeente Amersfoort hanteert de volgende uitgangspunten. Het standstill principe is hierbij het uitgangspunt: In schone zones wordt alleen schone grond toegepast (onder schone grond wordt grond verstaan met concentraties die binnen de criteria van de vrijstellingsregeling samenstellings- en immissiewaarden (MVR, lit. 3) liggen). In niet gezoneerde gebieden wordt in principe alleen schone grond toegepast. De kwaliteit van grond afkomstig uit niet gezoneerde gebieden dient bepaald te worden voordat deze elders toegepast wordt. De kwaliteit van de vrijkomende grond moet worden bepaald voor alle zones met een 95- percentielwaarde (P95) groter dan de tussenwaarde. Bij zones waarin de P80 groter is dan de interventiewaarde geldt dat onderzoek van de ontvangende bodem vereist is om na te gaan of de toepassingslocatie geen ernstig verontreinigde locatie is (waardoor sprake zou zijn van saneringsmaatregel). Hergebruik van grond wordt getoetst aan de achtergrondwaarde (P80) van de ontvangende zone wanneer deze tussen de streef- en interventiewaarde ligt (zie bijlage 4). Voor toepassing van grond uit licht verontreinigde zones waarvan de P95 kleiner is dan de tussenwaarde geldt maatwerk, zoals hieronder nader is uitgewerkt. Voor het toepassen van grond afkomstig van dieper dan 2,0 m-mv gelden dezelfde regels als voor het traject 1,0-2,0 m-mv. Beneden de 2,0 m-mv mag alleen schone grond worden toegepast. De algemene regels van het Bouwstoffenbesluit voor het toepassen van grond in werken blijven van toepassing. 6

12 Maatwerk bij licht verontreinigde zones bij P95<Tussenwaarde De interim-richtlijn bodemkwaliteitskaarten laat bij zones met P95<tussenwaarde gemeenten geheel vrij of en in welke vorm invulling wordt gegeven aan de vergelijkbaarheid van hergebruiksgrond en ontvangende bodem. De gemeente Amersfoort hanteert voor deze zones het volgende beleid: Voor grond uit licht verontreinigde zones (P95<T) geldt dat de grond vrij toepasbaar is in andere licht verontreinigde zones als de kwaliteit van de herkomstzone vergelijkbaar of beter is dan de bestemmingszone. Voor bestemmingszones die een betere kwaliteit hebben, moet de kwaliteit van de grond bepaald worden. De vergelijkbaarheid van zones is bepaald door het vergelijken van statistische kentallen. Hiervoor is uitgegaan van de P80 en een acceptatiefactor. Als de P80 van de herkomstzone kleiner is dan de P80 van de ontvangende bodem vermenigvuldigd met een acceptatiefactor, dan is de kwaliteit van de grond vergelijkbaar of van betere kwaliteit. In formulevorm ziet er als volgt uit: als de P80 (herkomstzone) < de P80 (ontvangende bodem*acceptatiefactor) dan is de kwaliteit van de grond vergelijkbaar of van betere kwaliteit. Als acceptatiefactor is in de interim-richtlijn 1,2 opgenomen. In dit bodembeheerplan is als acceptatiefactor 2 gehanteerd voor parameters met een lage streefwaarde (cadmium, kwik, PAK en EOX). Voor de overige parameters is een acceptatiefactor van 1,2 gehanteerd. 2.4 Bewijsmiddelen Als bewijsmiddel kan een partijkeuring of een bodemonderzoek conform NEN5740 gelden, afhankelijk van een aantal criteria. In een aantal gevallen is een partijkeuring conform Bouwstoffenbesluit (AP04) voorgeschreven. Een partijkeuring is voorgeschreven in de volgende gevallen: De hergebruiksgrond is afkomstig uit een zone met P95>interventiewaarde. De hergebruiksgrond is afkomstig uit een zone met P80 > tussenwaarde. De hergebruiksgrond is afkomstig uit een niet gezoneerd gebied. In de overige gevallen mag als bewijsmiddel ook gebruik worden gemaakt van een recent bodemonderzoek conform NEN5740, uitgevoerd volgens één van de volgende strategieën: ONV, VED-HO, VED-HE, TOETS-S, KEU-I, KEU-I-HE (lit. 17). Uiteraard mag een partijkeuring ook in de overige gevallen als bewijsmiddel dienen. Het onderzoek kan beperkt blijven tot die bodemlagen die daadwerkelijk worden ontgraven, indien het onderzoek geen dubbele doelstelling heeft (bijvoorbeeld wanneer het onderzoek ook een verkooponderzoek betreft). Hierbij moet vermeld worden dat, indien concentraties worden aangetroffen boven de interventiewaarde, de Wet bodembescherming onverminderd van kracht blijft. Er dient in deze gevallen een aanvullend onderzoek uitgevoerd te worden naar de aard en omvang van de verontreiniging. Indien voor stoffen waarvan de achtergrondconcentratie zich niet boven de tussenwaarde bevindt, concentraties boven de tussenwaarde worden aangetroffen, dan dient eveneens een aanvullend onderzoek te worden uitgevoerd naar de aard en omvang. De resultaten van de kwaliteitsbepaling (partijkeuring / bodemonderzoek) worden getoetst aan de achtergrondwaarde (P80) van de ontvangende zone voor zover deze tussen streef- en of 7

13 interventiewaarde ligt. Wanneer de P80 lager is dan de streefwaarde geldt de streefwaarde als toetsingskader. In die gevallen waarin de P80 hoger is dan de interventiewaarde geldt de interventiewaarde als toetsingskader. Voor bodemonderzoeken volgens NEN5740 en partijkeuringen volgens het Bouwstoffenbesluit geldt in principe geen geldigheidsduur zolang de partijkeuring of het bodemonderzoek nog representatief is voor de gekeurde partij. De gemeente beoordeelt de representativiteit van het bodemonderzoek c.q. de partijkeuring. Ten aanzien van de bewijsmiddelen gelden de volgende uitgangspunten: Binnen het beheersgebied van de bodemkwaliteitskaart worden bodemonderzoeken volgens bovenstaande strategieën geaccepteerd als bewijsmiddel. Indien de grond van buiten het beheersgebied komt, is een partijkeuring volgens het Bouwstoffenbesluit vereist, tenzij er andere afspraken zijn gemaakt door de betreffende gemeente(n). Opgemerkt wordt dat voor hergebruik in zogenaamde werken (dus conform het Bouwstoffenbesluit) altijd een partijkeuring conform Bouwstoffenbesluit benodigd is als bewijsmiddel. Ook acceptanten van grond erkennen in veel gevallen de bodemkwaliteitskaart niet als kwaliteitsverklaring Tijdelijke depotvorming Het kan zijn dat bij de wens om grond toe te passen binnen de Vrijstellingsregeling grondverzet op het moment van het grondverzet nog niet de beschikking is over voldoende bewijsmiddel, maar dat op grond van de bekende gegevens de verwachting is dat toepassing mogelijk is. In die situatie kan het grondverzet plaatsvinden op basis van de bodemkwaliteitskaart onder de volgende voorwaarden: Toepassing vindt plaats direct in een werk of een tijdelijk depot. Grond is afkomstig uit een zone van een vastgestelde bodemkwaliteitskaart. Het gaat om grond waarvan op basis van bekende gegevens het vermoeden bestaat dat de grond toepasbaar is (bodeminformatiesysteem, bodemonderzoek, geen verdachte locatie). Er vindt een vooraanmelding plaats en overleg met het bevoegd gezag. De benodigde kwaliteitsgegevens worden binnen drie maanden na aanvang van het werk geleverd. Afronding van het werk vindt plaats binnen drie maanden na de start. Toepassing vindt plaats onder de voorwaarden van het Bouwstoffenbesluit en/of de Vrijstellingsregeling grondverzet. Terugname vindt plaats indien niet aan de vereiste kwaliteitsgegevens kan worden voldaan. De afronding van het werk wordt gemeld bij het bevoegd gezag Bouwstoffenbesluit. Voor activiteiten met betrekking tot grondopslag langer dan zes maanden is een vergunning op basis van de Wet milieubeheer vereist. 8

14 2.5 Definities werk en grondwerk Voor het onderscheid tussen werken in het kader van het Bouwstoffenbesluit en grondwerken waarbij grondverzet onder het regime van de Vrijstellingsregeling grondverzet plaatsvindt, worden de volgende definities gehanteerd (overgenomen uit lit. 6). Werk Kenmerk van een werk is dat een werk geen deel uitmaakt van de bodem en dat, zodra het werk zijn functie verliest, de bouwstoffen waaruit het werk bestaat worden verwijderd. Dit geldt ook indien grond als bouwstof is gebruikt. De bouwstof grond mag niet worden vermengd met het bodemmateriaal van de onderliggende en aangrenzende bodem. Verder dient een werk functioneel te zijn (anders zou sprake zijn van verkapt storten) en mogen er geen humane en ecologische risico s ontstaan. Werken kunnen in de tijd begrensd zijn, zoals een tijdelijke ontsluitingsweg voor de bouw van een woonwijk of onbegrensd in de tijd zijn, zoals een geluidswal, windwal of dijk. Grondwerk Een grondwerk is een werk waarbij als bouwstof uitsluitend grond wordt gebruikt. In het kader van de Vrijstellingsregeling grondverzet mag een grondwerk bodem worden. Indien de grond in het grondwerk geschikt is voor het beoogde bodemgebruik en een vergelijkbare kwaliteit heeft als de ontvangende bodem kan het grondwerk bodem worden en vervalt de verwijderingplicht Voorbeelden van werken die bodem worden zijn: aanvullingen, ophogingen, slootdempingen alsmede egaliseringen en accentueringen in het kader van bijvoorbeeld landinrichting en natuurontwikkeling. 9

15 10

16 3 Grondstromenplan 3.1 Inleiding Dit hoofdstuk behandelt het feitelijke grondstromenplan: de grondstromenmatrix. In de bodemkwaliteitskaart (bijlage 1, lit. 1) is de gemeente in zones onderverdeeld. In de grondstromenmatrix is aangegeven welke regels gelden bij grondverzet van de ene zone naar de andere zone, binnen dezelfde zone en bij grondverzet van buiten de gemeente binnen de gemeentegrens. De belangrijkste voorwaarde voor hergebruik van grond als bodem is dat de hergebruiksgrond van vergelijkbare of betere kwaliteit moet zijn dan de kwaliteit van de ontvangende bodem. Als toetsingskader geldt hierbij de 80-percentielwaarde (P80) van de betreffende zone zoals vastgesteld in de bodemkwaliteitskaart. Bijlage 4a van de bodemkwaliteitskaart gaat nader in op de onderliggende statistiek. Voordat de grondstromenmatrix geraadpleegd mag worden, moet worden nagegaan of er sprake is van een lokaal bijzondere situatie. Dit wordt in de volgende paragraaf toegelicht. 3.2 Lokale bijzondere situaties In de bodemkwaliteitskaart (lit. 1) is de algemene bodemkwaliteit van zones vastgelegd. Lokaal kan de bodemkwaliteit afwijken ten opzichte van de zonekwaliteit. Dit betekent dat in een aantal situaties niet automatisch de regels uit de grondstromenmatrix kunnen worden gevolgd. Dit betreft de volgende situaties: Locaties met een lokale verontreiniging veroorzaakt door een puntbron. Gesaneerde locaties. Zintuiglijke waarnemingen. Gevoelige bestemmingen. Bijzondere beschermingsgebieden. Hieronder volgt een toelichting bij bovenstaande situaties. Locaties met een lokale verontreiniging veroorzaakt door een puntbron Op verschillende plaatsen komen verontreinigingen voor die worden veroorzaakt door een lokale puntbron. In het geval van vrijkomende grond ter plaatse van een lokale verontreiniging mag uiteraard niet van de algemene zonekwaliteit worden uitgegaan. Dit betekent dat eerst moet worden gecontroleerd of de herkomstlocatie historisch verdacht is alvorens hergebruik volgens het zoneringsbeleid mogelijk is. Bij de melding van het hergebruik dient de melder historische informatie conform NVN 5725 te verstrekken waaruit blijkt dat de herkomstlocatie niet verdacht is ten aanzien van bodemverontreiniging. De gemeente controleert in het bodeminformatiesysteem of op de betreffende locatie bodemonderzoek is uitgevoerd waaruit blijkt of de locatie verontreinigd is Als grond vrijkomt ter plaatse van een lokale verontreiniging dan dient de kwaliteit van de vrijkomende grond te worden bepaald voordat de grond kan worden hergebruikt. In eerste instantie dient met een juiste onderzoeksmethode de lokale verontreiniging opgespoord en gekarteerd te worden (bijvoorbeeld door middel van een NEN-verdacht onderzoek). Indien uit het 11

17 onderzoek blijkt dat er geen verontreiniging aanwezig is, dan wordt uitgegaan van de oorspronkelijke zonering. Indien blijkt dat er wel een verontreiniging aanwezig is, moet er in ernstige gevallen gesaneerd worden. In niet ernstige gevallen wordt de grond in depot gezet en onderzocht middels een partijkeuring. Er moet uiteraard voldaan worden aan de verplichtingen uit de Wet bodembescherming. Hergebruik van grond ter plaatse van een aangemelde Wbb-locatie geldt als saneringsmaatregel en mag niet plaatsvinden op basis van de Vrijstellingsregeling grondverzet. Gesaneerde locaties Locaties die in het verleden zijn gesaneerd mogen niet opnieuw verontreinigd raken door het aanbrengen van licht verontreinigde grond. Hergebruik van licht verontreinigde grond op reeds multifunctioneel gesaneerde locaties is derhalve niet toegestaan. Dit speelt met name een rol bij stadsvernieuwingslocaties. Op locaties die zijn gesaneerd door middel van het aanbrengen van een leeflaag mag geen grond worden verwijderd. Indien de leeflaag direct wordt hersteld, kan de milieudienst het hergebruik wel toestaan. De kwaliteit van de leeflaag wordt hierbij als uitgangspunt gehanteerd. Zintuiglijke waarnemingen Indien tijdens de uitvoering van het grondverzet uit zintuiglijke waarnemingen blijkt dat de grond mogelijk verontreinigd is, dient contact te worden opgenomen met het bevoegd gezag. De partij grond moet in depot worden gezet. Door middel van monstername en analyses dient de kwaliteit van de betreffende partij grond te worden vastgesteld. Voorbeelden van dergelijke zintuiglijke waarnemingen zijn afwijkende geuren en bodemvreemde bijmengingen van bijvoorbeeld puin en koolas. Bovenstaande geldt ook indien er asbesthoudende materialen tijdens het grondverzet worden aangetroffen. Zones die zich in het buitengebied bevinden zijn meestal schoon. Ter plaatse van deze zones bevinden zich meestal erven. Deze erven zijn niet representatief voor het schone buitengebied. Ook bevinden zich in de gemeente Amersfoort in het buitengebied militaire oefenterreinen. Indien tijdens grondverzet ter plaatse van bovenstaande locaties zintuiglijke verontreinigingen worden aangetroffen, dient de partij grond in depot te worden gezet. Door middel van bodemonderzoek dient de kwaliteit van de betreffende partij grond te worden vastgesteld. 12

18 Gevoelige bestemmingen In Van trechter naar zeef (lit. 6) zijn de bodemgebruikswaarden voor immobiele parameters gepubliceerd. Dit zijn standaard terugsaneerwaarden voor de leeflaag om, afhankelijk van het gebruik, te beoordelen of de concentraties in de bodem kunnen leiden tot risico s. In een aantal zones zijn deze bodemgebruikswaarden lager dan de 80-percentielwaarden voor één of meer parameters. Zo is de bodemgebruikswaarde voor lood voor gebruikstype I (wonen en intensief gebruikt (openbaar) groen) gelijk gesteld aan de streefwaarde. Afhankelijk van de bestemming en de aanwezige concentraties in de toe te passen grond (risicobeoordeling) neemt de gemeente een beslissing of grond wel of niet mag worden toegepast. Bijzondere beschermingsgebieden De gemeente Amersfoort beschikt over drie waterwingebieden en één grondwaterbeschermingsgebied in de wijken De Berg, Liendert/Rustenburg/Schuilenburg en Stoutenburg-Noord (zie bijlage 3c, bodemkwaliteitskaart). Op grond van de provinciale milieuverordening (PMV) is het in waterwingebieden niet toegestaan verontreinigde grond aan te brengen. Van dit verbod kan geen ontheffing worden verleend. Het toepassen van licht verontreinigde grond in grondwaterbeschermingsgebieden moet worden getoetst aan het geldend PMV-beleid. 3.3 Grondstromenmatrix Bijlage 2 bevat de grondstromenmatrix van de gemeente Amersfoort, opgesteld voor zowel de bovengrond (0-1,0 m-mv) als voor de ondergrond (1,0-2,0 m-mv). Indien geen sprake is van een lokale bijzondere situatie dan gelden voor hergebruik van grond de regels zoals weergegeven in bijlage 2. Een toelichting op de grondstromenmatrix is opgenomen in bijlage 3. Beschrijving van de grondstromenmatrix Op de horizontale as staan de zones weergegeven als herkomstzone (in welke zone komt de hergebruiksgrond vrij). Op de verticale as zijn de zones weergegeven als bestemmingszone (in welke zone wordt de grond toegepast). Elke combinatie van herkomst en bestemmingszone wordt gerepresenteerd door een vakje met een letter (A -J) en een kleurcodering. Onder de figuur staat per letter/kleur aangegeven welke voorwaarden gelden bij het grondverzet van de herkomst naar de bestemmingszone. Afhankelijk van de zone van herkomst en bestemming kan de grond vrij worden toegepast of dient eerst de kwaliteit van de vrijkomende grond te worden bepaald. Afhankelijk van de kwaliteit van de zone van herkomst wordt als bewijsmiddel alleen een partijkeuring conform Bouwstoffenbesluit geaccepteerd (volgens AP04 of VKB protocollen) dan wel wordt zowel bodemonderzoek (NEN5740) als partijkeuring als bewijsmiddel geaccepteerd. Dit is behandeld in paragraaf 2.4. In enkele gevallen wordt ook een bewijsmiddel van de ontvangende bodem vereist. Dit betreft zones waar de 80-percentielwaarde hoger is dan de interventiewaarde of waar dit verwacht wordt. In deze zones wordt de kans groot geacht dat op de toepassingslocatie sprake is van een ernstig geval van bodemverontreiniging. Dit is het geval voor de zones Kazerne, Rangeer- 13

19 terrein NS en Voormalige smederij & sloop/opslag. Van de verplichting tot onderzoek van de ontvangende bodem kan worden afgeweken in het kader van hetgeen in een raamsaneringsplan is opgenomen dan wel op basis van afwijkende afspraken met de provincie. De analyseresultaten van de bewijsmiddelen (partijkeuring of bodemonderzoek) moeten worden getoetst aan de concentraties die staan weergegeven in bijlage 4. In bijlage 4 is per zone de 80-percentielwaarde voor de 10 parameters weergegeven. De analyses uit het bewijsmiddel (bodemonderzoek of de partijkeuring) worden vergeleken met de concentraties in bijlage 4. Grondverzet is alleen mogelijk indien alle analyseresultaten kleiner zijn dan de concentraties uit bijlage Toetsingskader Wanneer de kwaliteit van de hergebruiksgrond door middel van analyses is bepaald, worden de analyseresultaten uit het bewijsmiddel (bodemonderzoek of de partijkeuring) omgerekend naar de standaardbodem. Vervolgens moeten de resultaten voor de 10 parameters genoemd in paragraaf 2.2 worden getoetst aan de 80-percentielwaarde. In Bijlage 4 is per zone en dieptetraject het toetsingskader voor de 80-percentielwaarde weergegeven. In deze tabel is al rekening gehouden met een acceptatiefactor. In veel gevallen ligt de 80-percentielwaarde onder de streefwaarde. In deze gevallen moet voor de betreffende parameter getoetst worden aan de streefwaarde (groene vakjes). In alle andere gevallen ligt de 80-percentielwaarde tussen de streef- en interventiewaarde en zijn de vakjes geel gekleurd of boven de interventiewaarde (roze vakjes). Grondverzet is alleen mogelijk indien alle analyseresultaten kleiner of gelijk zijn aan de concentraties uit het betreffende toetsingskader. 14

20 4 Procedures Om hergebruik van licht verontreinigde grond op zorgvuldige wijze plaats te laten vinden geldt een aantal regels van procedurele aard: - melding bij de gemeente Amersfoort. Dit kan in het kader van: - bouwvergunningen; - Wet milieubeheer; - Overig. - het bevoegd beoordeelt de melding en stuurt een ontvangstbevestiging naar de melder; - registratie door de gemeente; - de toepasser meldt zintuiglijke verontreinigingen bij het bevoegd gezag; - controle bij uitvoering van het werk door het bevoegd gezag; - handhaving door de gemeente. 4.1 Melding De eigenaar of erfpachter van de bodem waarop de grond wordt gebruikt dient het voorgenomen toepassen van grond (inclusief hergebruik van schone grond) in het kader van de Vrijstellingsregeling grondverzet minimaal vijf werkdagen voorafgaand aan de uitvoering te melden bij het bevoegd gezag. Hierbij dienen de volgende gegevens te worden verstrekt: - herkomst van de grond (adresgegevens; in welke zone) en bestemming van de grond (adresgegevens; in welke zone); - wijze van ontgraving (profiel en diepte) en wijze van aanbrengen; - kadastrale kaart van zowel de locatie waar de grond vrijkomt als de locatie waar de grond zal worden toegepast; - historische informatie over de herkomstlocatie (NVN 5725) en de bestemmingslocatie; - soort grond; - hoeveelheid (aantal vaste dan wel losse m 3 ); - informatie over de kwaliteit van de vrijkomende grond (zone-classificatie, bodemonderzoek, partijkeuring); - reden van toepassing van de hergebruiksgrond; - gegevens melder; - datum toepassing. 4.2 Beoordeling melding door het bevoegd gezag Het bevoegd gezag beoordeelt de melding. Indien de verstrekte gegevens naar het oordeel van het bevoegd gezag onduidelijk, onvolledig of anderszins niet toereikend zijn kan voornoemde afdeling nadere gegevens van de melder verlangen. Het bevoegd gezag raadpleegt bij de beoordeling het bodeminformatiesysteem om na te gaan of er op de locatie waar de grond vrijkomt dan wel op de locatie waar de grond wordt toegepast geen sprake is van een lokale bijzondere situatie (zie paragraaf 3.2). De vergelijkbaarheid van de toe te passen grond wordt beoordeeld op de wijze zoals in paragraaf 3.3 omschreven. In 15

21 bijlage 5 staat een stroomschema weergegeven waar rekening mee gehouden moet worden in het kader van grondverzet. 4.3 Registratie Het gewest Eemland registreert de meldingen. Indien het gewest Eemland akkoord gaat met de voorgenomen toepassing van licht verontreinigde grond ontvangt de melder een schriftelijke bevestiging. Ook als het gewest niet akkoord gaat, wordt dit schriftelijk gemeld. 4.4 Uitvoering van het grondverzet De uitvoerder van het grondverzet dient de schriftelijke bevestiging tijdens de werkzaamheden te kunnen overleggen. Wanneer tijdens de werkzaamheden zintuiglijk verontreiniging van de grond wordt waargenomen, dient de grond in depot te worden gezet en dient contact te worden opgenomen met de gemeente. De grond moet onderzocht worden door middel van een partijkeuring volgens het Bouwstoffenbesluit. Eventuele afwijkingen ten opzichte van de oorspronkelijke melding worden voorafgaand aan de toepassing gerapporteerd. De afronding van het project wordt teruggemeld aan de gemeente door middel van een schriftelijke bevestiging. 4.5 Handhaving De gemeente is verantwoordelijk voor de handhaving van het grondstromenbeleid. De handhaving moet uitgevoerd worden door iemand die geen belanghebbende partij is bij projecten waarin licht verontreinigde grond wordt hergebruikt. Voor de handhaving van het grondstromenbeleid dienen voldoende middelen beschikbaar te zijn om steekproefsgewijs controles uit te kunnen voeren. De handhaving van het grondstromenbeleid kan door de gemeente aan derden worden uitbesteed voor zover de handhaver zelf geen belanghebbende partij is bij hergebruik van grond. 16

22 4.6 Communicatieplan De gemeente stelt als doel dat actief bodembeheer in de gemeente gerealiseerd wordt. Hiertoe informeert de gemeente de volgende interne en externe partijen. Intern: Extern: - Projectrealisatie openbare ruimte. - Gewest Eemland. - Beheer openbare ruimte. - Ontwikkelingsbedrijf Vathorst B.V. - Monumentenzorg. - CSG Eemkwartier B.V. - Economische ontwikkeling. - Overige partijen die grondverzet plegen - Ruimtelijke ordening. in de gemeente Amersfoort. - Bouw- en woningtoezicht. Het informeren van bovenstaande partijen over actief bodembeheer in de gemeente kan middels een workshop. 17

23 18

24 5 Terugsaneerwaarden Bij sanering van niet-mobiele gevallen van verontreinigingen behoeft in veel gevallen niet te worden teruggesaneerd tot de streefwaarden zoals deze zijn vastgelegd in de Circulaire streefwaarden en interventiewaarden van 24 februari Bij het hanteren van verhoogde terugsaneerwaarden zijn zowel de achtergrondwaarden zoals vastgelegd in de bodemkwaliteitskaart van belang als de bodemgebruikswaarden (BGW s) die zijn opgenomen in Van trechter naar zeef. Verhoogde achtergrondwaarden als terugsaneerwaarden In de Circulaire saneringsregeling Wet bodembescherming, beoordeling en afstemming (lit. 8) van december 1997 is opgenomen dat in gebieden met verhoogde achtergrondwaarden deze achtergrondwaarden de streefwaarden voor het betreffende gebied vormen. In diffuus licht verontreinigde gebieden maakt deze diffuse verontreiniging geen deel meer uit van het te saneren geval van bodemverontreiniging. Het geval van bodemverontreiniging wordt afgebakend door het verontreinigingsniveau dat op of onder de achtergrondwaarde ligt. Het wordt beleidsmatig niet wenselijk geacht om schone postzegels te creëren in een diffuus verontreinigd gebied. Bodemgebruikswaarden Het kabinet heeft gekozen voor een functiegerichte aanpak van saneringen van gevallen van ernstige bodemverontreiniging (in plaats van het streven om alle verontreinigingen multifunctioneel te saneren tot de streefwaarde). De uitwerking hiervan is opgenomen in de nota Van trechter naar zeef (lit. 6). De nota Van trechter naar zeef biedt een standaardaanpak voor niet mobiele verontreinigingen. In Van trechter naar zeef zijn bodemgebruikswaarden (BGW s) opgenomen. De BGW s zijn afhankelijk van het toekomstige bodemgebruik. Deze BGW s kunnen standaard als terugsaneerwaarden worden gebruikt. Terugsaneerwaarden Als terugsaneerwaarden worden in eerste instantie de achtergrondwaarden gehanteerd wanneer deze hoger zijn dan de streefwaarde. De interventiewaarde geldt hierbij als absolute bovengrens. Wanneer de BGW hoger is dan de streefwaarde of achtergrondwaarde wordt deze echter als terugsaneerwaarde gehanteerd. Voor gevoelige bestemmingen (bijvoorbeeld kinderspeelplaatsen) behoudt de gemeente zich het recht voor een strengere terugsaneerwaarde dan de achtergrondwaarde te eisen. In onderstaande tabel is dit systematisch weergegeven: Situatie Schone zones en niet gezoneerde gebieden Licht verontreinigde zones, achtergrondwaarde < BGW Licht verontreinigde zones, achtergrondwaarde > BGW Achtergrondwaarde > interventiewaarde Gevoelige bestemmingen zoals kinderspeelplaatsen Te hanteren terugsaneerwaarde BGW s BGW s Achtergrondwaarde (P80) Interventiewaarde Invulling door de gemeente 19

25 6 Vrijstellingenbeleid bij bouwaanvragen Op grond van de Woningwet heeft de gemeente de taak het bouwen op verontreinigde grond tegen te gaan. De doelstelling van het bodemonderzoek bij bouwaanvragen is inzicht te krijgen in de geschiktheid van de locatie voor een specifiek bouwproject. Het beoordelen van de bouwaanvragen en de eventueel daaruit voortkomende bodemonderzoeken, de bodemtoets, is vooral gericht op risico's voor de mens. In de gemeente Amersfoort is de algemene bodemkwaliteit voldoende vastgelegd in de vorm van een bodemkwaliteitskaart. Om deze reden is het in een aantal gevallen niet noodzakelijk om een volledig bodemonderzoek te laten uitvoeren. Daarnaast is het in het kader van de Woningwet niet vereist bij alle bouwaanvragen een bodemonderzoek te overleggen. Wanneer dit wel noodzakelijk is en wanneer niet, wordt beschreven in het vrijstellingenbeleid. 6.1 Geen bodemonderzoek bij bouwaanvraag Bij bouwaanvragen wordt onderscheid gemaakt tussen meldingsplichtige en vergunningsplichtige bouwwerken. Meldingsplichtige bouwwerken betreffen in het algemeen de kleinere bouwwerken. In het kader van de Woningwet wordt geen bodemonderzoek vereist ten behoeve van bouwwerken die geen of een geringe invloed hebben op de bodem en de risico's van eventuele bodemverontreiniging voor de mens. Op 14 maart 1998 is de 'Wet tot wijziging van de Woningwet inzake het tegengaan van bouwen op verontreinigde grond' in werking getreden. In deze wijziging is vastgelegd dat bij een bouwaanvraag voor een bouwwerk waarin geen mensen verblijven (opslagruimtes, fietsenstallingen, parkeergarages) geen bodemonderzoek geëist mag worden. In navolging van voornoemde wetswijziging wordt door de gemeente Amersfoort geen bodemonderzoek geëist bij de volgende bouwaanvragen: - Bouwwerken waarin niet voortdurend of nagenoeg voortdurend mensen zullen verblijven. - Meldingsplichtige bouwwerken. - Met meldingsplichtige bouwwerken vergelijkbare vergunningplichtige bouwwerken. - Bouwwerken die niet de grond raken. - Bouwwerken geen gebouw zijnde (kunstwerken etc.). - Opbouw op een bestaand gebouw (dakkapellen etc.). - Interne verbouwingen die de grond niet raken. - Tijdelijk bouwwerk met niet gevoelige functie. - Tijdelijk bouwwerk los geplaatst op een verharde ondergrond (portocabins etc.). - Bouwoppervlakte kleiner dan 50 m 2 op historisch onverdachte locaties. 6.2 Vrijstelling bodemonderzoek bij bouwaanvraag op basis van de BKK Bij bouwwerken waarin wel voortdurend of nagenoeg voortdurend mensen zullen verblijven, is volgens de woningwet een bodemonderzoek noodzakelijk. In het algemeen betreft dit een verkennend onderzoek. Omdat door het opstellen van de bodemkwaliteitskaart inzicht verkregen is 20

26 in de bodemkwaliteit in de gemeente, kan het soort onderzoek gekoppeld worden aan de zone waarin het bouwwerk zich bevindt. In onderstaande tabel wordt als voorstel weergegeven welk onderzoek gedaan kan worden in welke zone. Vergunningplichtig bouwwerk Gezoneerde gebieden, P95 < tussenwaarde Gezoneerde gebieden, P95 > tussenwaarde en niet gezoneerde gebieden Bouwaanvraag > 50 m 2 Historisch onderzoek Verkennend bodemonderzoek conform NEN 5740 In de gezoneerde gebieden waar de P95 voor geen enkele parameter hoger is dan de tussenwaarde (Voornamelijk de wijken aangelegd na 1970) kan in eerste instantie worden volstaan met historisch onderzoek. Het historisch onderzoek dient ten minste te voldoen aan de eisen die hieraan in de NVN 5725 worden gesteld. Deze richtlijn is opgesteld ten behoeve van het vooronderzoek bij verkennend, oriënterend en nader bodemonderzoek. Wanneer uit het historisch onderzoek blijkt dat er sprake is van een verdachte locatie, zal een verkennend bodemonderzoek noodzakelijk zijn. Dit betreft voornamelijk de bebouwing aangelegd vóór Het bodemonderzoek kan beperkt worden tot de uit het historisch onderzoek gebleken verdachte (deel)locaties. In de bouwverordening van de gemeente Amersfoort wordt definitief beschreven hoe om te gaan met bodemonderzoek bij bouwaanvragen op basis van de bodemkwaliteitskaart. 21

27 7 Aanvullend toetsingskader voor nader onderzoek Wanneer bij een verkennend bodemonderzoek een overschrijding van de tussenwaarde wordt vastgesteld is een nader onderzoek nodig. De tussenwaarde is gedefinieerd als de helft van de som van streef- en interventiewaarde. In een aantal zones zijn de achtergrondwaarden hoger dan de tussenwaarde. Ook voor deze zones geldt dat een nader onderzoek nodig is wanneer bij een verkennend bodemonderzoek een overschrijding van de tussenwaarde is gemeten. Voor zones waar de achtergrondwaarde hoger is dan de interventiewaarde geldt echter dat nader onderzoek pas nodig is indien bij een verkennend bodemonderzoek een overschrijding van de interventiewaarde is vastgesteld, een en ander is afhankelijk van afspraken die gemaakt zijn of worden met de provincie. Zware metalen in grondwater Ter plaatse van de wijken Kattenbroek, Nieuwland en Vathorst in de gemeente Amersfoort worden in het grondwater regelmatig sterk verhoogde concentraties zware metalen (Cu, Ni, Zn) aangetroffen zonder direct aanwijsbare antropogene verontreinigingsbron. In veel gevallen is na herbemonstering de aangetroffen concentratie lager. Indien een dergelijke sterk verhoogde concentratie wordt aangetroffen hoeft de situatie niet beschouwd te worden als een ernstig geval. 22

28 23

29 Literatuur 1. Bodemkwaliteitskaart gemeente Amersfoort; De Straat Milieu-adviseurs; projectnummer B99B0027; augustus Vrijstellingsregeling grondverzet; ministeriële vrijstellingsregeling bij het Bouwstoffenbesluit; 10 september Vrijstellingsregeling samenstellings- en immissiewaarden; ministeriële vrijstellingsregeling bij het Bouwstoffenbesluit; Ministerie van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieu; Staatscourant, 6 juli Interim-richtlijn Opstellen en toepassen bodemkwaliteitskaarten in het kader van de Vrijstellingsregeling grondverzet; bijlage 1 van de nota "Grond grondig bekeken", ministerie van VROM, juni Hergebruik van verontreinigde grond volgens Actief Bodembeheer Interimbeleid MVG; provincie Utrecht; vastgesteld op 18 januari Van trechter naar zeef; uitvoeringsprogramma BEVER; Bunnik, 15 oktober Circulaire Streefwaarden en interventiewaarden bodemsanering; Staatscourant, 24 februari Circulaire saneringsregeling Wet bodembescherming, beoordeling en afstemming; ministerie van VROM, 19 december Bouwstoffenbesluit Bodem- en Oppervlaktewaterenbescherming, Staatsblad 567, november 1995, inclusief wijziging Uitvoeringsregeling Bouwstoffenbesluit, supplement bij de Nederlandse Staatscourant van 30 oktober 2000, nr Saneren zonder stagneren; Commissie Welschen; november Grond, grondig bekeken: verantwoord omgaan met schone en verontreinigde grond; Ministerie van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieu; augustus Wet Bodembescherming; Ministerie van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieu. 24

30 25

31 Bijlagen Bijlage 1a : zonering in deelgebieden (schaal 1:45.000) Bijlage 1b : bodemkwaliteitskaart 80-percentielwaarde 0-1,0 m-mv (schaal 1:45.000) Bijlage 1c : bodemkwaliteitskaart 80-percentielwaarde 1-2,0 m-mv (schaal 1:45.000) Bijlage 2 : grondstromenmatrix Bijlage 3 : toelichting bij de grondstromenmatrix Bijlage 4 : toetsingskader P80 Bijlage 5 : stroomschema grondverzet Bijlage 6 : stroomschema procedures Bijlage 7 : beleidskader Bijlage 8 : verklarende woordenlijst 26

32 27

33 28

34

35 30

36 Bijlage 3: Toelichting bij de grondstromenmatrix A B C D Historisch onderzoek op de plek van herkomst van de partij grond. Wanneer deze plek historisch onverdacht is, zijn geen verdere bewijsmiddelen nodig en is vrij grondverzet toegestaan. Een in situ partijkeuring conform Bouwstoffenbesluit of bodemonderzoek conform NEN5740 is vereist van de vrijkomende grond (zie paragraaf 2.4). Grondverzet is alleen mogelijk als de resultaten van het onderzoek aantonen dat de bodem op de plek van herkomst schoon is of voldoet aan de criteria van de MVR (lit.3). Er zijn geen bewijsmiddelen nodig van de ontvangende bodem. Een in situ partijkeuring conform Bouwstoffenbesluit of bodemonderzoek conform NEN5740 is vereist van de vrijkomende grond (zie paragraaf 2.4). Als de gemiddelde concentraties van de partijkeuring of het bodemonderzoek kleiner of gelijk zijn aan de concentraties van de ontvangende zone weergegeven in bijlage 3, dan is grondverzet mogelijk. Met andere woorden: grondverzet is alleen mogelijk als de resultaten van het bodemonderzoek aantonen dat de bodem op de plek van herkomst schoner is danwel vergelijkbaar met de ontvangende bodem. Er zijn geen bewijsmiddelen nodig van de ontvangende bodem. Een in situ partijkeuring conform het Bouwstoffenbesluit is vereist van de vrijkomende grond. Grondverzet is alleen mogelijk als de resultaten van de partijkeuring aantonen dat de bodem op de plek van herkomst schoon is of voldoet aan de criteria van de MVR (lit.3). Er zijn geen bewijsmiddelen nodig van de ontvangende bodem. E Een in situ partijkeuring conform het Bouwstoffenbesluit is vereist van de vrijkomende grond. Als de gemiddelde concentraties van de partijkeuring kleiner of gelijk zijn aan de concentraties van de ontvangende zone weergegeven in bijlage 3, dan is grondverzet mogelijk. Met andere woorden: grondverzet is alleen mogelijk als de resultaten van de partijkeuring aantonen dat de bodem op de plek van herkomst schoner is danwel vergelijkbaar met de ontvangende bodem. Er zijn geen bewijsmiddelen nodig van de ontvangende bodem. F G In verband met mogelijke (ernstige) verontreinigingen op de plek van toepassing is een (recent) bodemonderzoek conform NEN5740 van de ontvangende bodem nodig. Grondverzet is mogelijk wanneer geen ernstige verontreiniging wordt aangetoond op de locatie waar de grond wordt toegepast. Historisch onderzoek op de plek van herkomst van de partij grond is vereist. Wanneer deze plek historisch onverdacht is zijn geen verdere bewijsmiddelen nodig en is vrij grondverzet toegestaan. In verband met mogelijke (ernstige) verontreinigingen op de plek van toepassing is een (recent) bodemonderzoek conform NEN5740 van de ontvangende bodem nodig. Grondverzet is mogelijk wanneer geen ernstige verontreiniging wordt aangetoond op de locatie waar grond wordt toegepast. Er is een in situ partijkeuring conform Bouwstoffenbesluit of bodemonderzoek conform NEN5740 vereist van de vrijkomende grond (zie paragraaf 2.4). Grondverzet is alleen mogelijk als de resultaten van het onderzoek aantonen dat de bodem op de plek van herkomst schoon is of voldoet aan de criteria van de MVR (lit.3). I J In verband met mogelijke (ernstige) verontreinigingen op de plek van toepassing is een (recent) bodemonderzoek conform NEN5740 van de ontvangende bodem nodig. Grondverzet is mogelijk wanneer geen ernstige verontreiniging wordt aangetoond op de locatie waar grond wordt toegepast. Een in situ partijkeuring conform het Bouwstoffenbesluit is vereist van de vrijkomende grond. Grondverzet is alleen mogelijk als de resultaten van de partijkeuring aantonen dat de bodem op de plek van herkomst schoon is of voldoet aan de criteria van de MVR (lit.3). In verband met mogelijke (ernstige) verontreinigingen op de plek van toepassing is een (recent) bodemonderzoek conform NEN5740 van de ontvangende bodem nodig. Grondverzet is mogelijk wanneer geen ernstige verontreiniging wordt aangetoond op de locatie waar grond wordt toegepast. Een in situ partijkeuring conform het Bouwstoffenbesluit is vereist van de vrijkomende grond. Als de gemiddelde concentraties van de partijkeuring kleiner of gelijk zijn aan de concentraties van de ontvangende zone weergegeven in bijlage 3, dan is grondverzet mogelijk. Met andere woorden: grondverzet is alleen mogelijk als de resultaten van de partijkeuring aantonen dat de bodem op de plek van herkomst schoner is danwel vergelijkbaar met de ontvangende bodem. 31

37 Bijlage 4: Toetsingskader (achtergrondwaarde P80 danwel streef- of interventiewaarde) zone diepte klasse arseen cadm ium chroom koper kwik lood nikkel zink PAK10 EOX Am ersfoort Noordoost Bosgebied Buitengebied-W est De Berg De Kruiskamp & De Koppel & Randenbroek Dorrestein < 45 Isselt oost Isselt west kazerne Leusderkwartier Liendert & Schuilenburg Oude kern Hoogland&Hooglanderveen Schothorst Soesterkwartier Sportparken & Nimm erdor & W aterwingebied Stadskern & Zonnehof Vathorst 0-1,0m 0-1,0m 0-1,0m 0-1,0m 0-1,0m 0-1,0m 0-1,0m 0-1,0m 0-1,0m 0-1,0m 0-1,0m 0-1,0m 0-1,0m 0-1,0m 0-1,0m 0-1,0m 0-1,0m ,62 1, ,8 60,0 80,5 65,1 36,7 99,8 41,8 36,7 42,2 45, , ,56 0,62 1,72 0,68 2,0 0,48 0,42 0,42 0,4 0,48 1, ,9 176,5 461,5 206,3,5 443,1 176, ,9 101,5 137,3 86,2 490, ,1 209,5 578,2 428,6 145, , , ,9 2,0 2,0 7,0 5,4 32,8 16,8 6, ,5 2,0 11,5 4,7 15,2 2,0 18,3 2,0 0,4 0,5 0,6 0,62 0, ,54 1 0,68 0,4 0,6 0,6 0,54 0,58 0,6 1,0-2,0m 1,0-2,0m 1,0-2,0m 1,0-2,0m 1,0-2,0m 1,0-2,0m 1,0-2,0m 1,0-2,0m 1,0-2,0m 1,0-2,0m 1,0-2,0m 1,0-2,0m 1,0-2,0m 1,0-2,0m 1,0-2,0m 1,0-2,0m 1,0-2,0m ,5 1, ,5 14 1,5 1,5 1 1,5 1, x x x , x ,8 36 0,68 x 0, ,3 85 x x ,4 185,7 140 x , ,0 2,0 9,1 4,4 2,0 x 2,0 2,0 1,6 2,0 2,0 1 9,1 1 0,56 0,4 x 0,4 Te hanteren normen voor de beoordeling van toe te passen grond. De getallen gelden voor standaardbodem (lutum=25, humus=10). Bij de toetsing dienen de analysegegevens van de hergebruiksgrond om te worden gerekend naar standaardbodem. Bovenstaande waarden zijn in m g/kg.ds In bovenstaande tabel is de streefwaarde vermeld indien de P80 lager is dan de streefwaarde In gevallen waar de P80 tussen de streef- en de interventiewaarde ligt wordt getoetst aan de P80 Verder is de interventiewaarde in plaats van de P80 vermeld indien de P80 hoger is dan de interventiewaarde Ter plaatse van zones waar een x is weergegeven, zijn niet genoeg analyses aanwezig voor de berekening van achtergrondwaarden Als achtergrondwaarde wordt uitgegaan van de P80 zoals vastgelegd in de bodem kwaliteitskaart van de gem eente Am ersfoort N.b. slechts 17 zones zijn weergegeven. De zones 'Rangeerterrein NS' en 'Voorm alige smederij & sloop/opslag' hebben niet genoeg analyses om de achtergrondwaarden te berekenen 32