Tunnelveiligheid vervoer gevaarlijke stoffen 2003

Maat: px
Weergave met pagina beginnen:

Download "Tunnelveiligheid vervoer gevaarlijke stoffen 2003"

Transcriptie

1 Tunnelveiligheid vervoer gevaarlijke stoffen 2003 Aan : Management GVW Versie : Definitief 1.0 Projectleiders Onderzoeker Coach : J. Pret K.M. Schouten-van Berkum : P. van Hoffen : B.J.M. Ebbelaar Datum : Organisatie : Inspectie Verkeer en Waterstaat, Divisie Vervoer, Afdeling Goederenvervoer Weg

2 2 Samenvatting In de regeling vervoer over land van gevaarlijke stoffen (VLG) wordt vermeld welke gevaarlijke stoffen niet door 17 bij name genoemde tunnels vervoerd mogen worden. Hiertoe is een onderverdeling gemaakt in een categorie I en II tunnel. Voor een categorie II tunnel gelden de meeste beperkingen.gelet op recente ongelukken in Europa met voertuigen in tunnels en het hoge risico van vervoer van gevaarlijke stoffen door tunnels heeft het management van de afdeling Goederenvervoer Weg opdracht gegeven een onderzoek naar categorie I en II tunnels in te stellen. De doelstellingen van het project waren de volgende. Geef inzicht in de wijze waarop tunnels worden gebruikt tijdens het vervoer van gevaarlijke stoffen in relatie tot de regelgeving. Maak een actueel overzicht van de categorie I en II tunnels in Nederland en geef daarin per tunnel aan wat het aandeel gevaarlijke stoffen in het vervoer is, de controlemogelijkheid en de beschikbaarheid van een alternatieve route. Ter uitwerking van de doelstelling is het project gesplitst in drie producten. Om inzicht te krijgen in de naleving van de regelgeving voor het vervoer van gevaarlijke stoffen door tunnels is een nalevingmeting ontwikkeld en uitgevoerd over een periode van 24 uur bij de Botlektunnel(categorie II). Omdat deze meting alleen gaat over het zichtbare vervoer van gevaarlijke stoffen zijn tweemaal gedurende een periode van 24 uur wegcontroles uitgevoerd bij deze tunnel. Als derde product is een inventarisatieronde gehouden bij alle categorie I en II tunnels. Deze resultaten zijn gegroepeerd en in één overzicht weergegeven. Dit geeft de volgende conclusies: Gedurende de observatieperiode van 24 uur hebben minimaal 22 voertuigen het tunnelverbod genegeerd. Tijdens wegcontroles waarbij de lading is geïnspecteerd, bleek dat hier nog een aantal voertuigen in overtreding bij gerekend moet worden dat niet zichtbaar in overtreding was. Gezien de gevaarsetting die elk voertuig met gevaarlijke stoffen in een tunnel met zich meebrengt is dit een hoog overtredingniveau. De overtredingen zijn gelijkmatig verdeeld over de 24-uursperiode. Er zijn geen uitschieters in bepaalde tijdsintervallen. Minimaal 10% van het zichtbare gevaarlijke stoffen vervoer volgde de alternatieve route over de brug terwijl vervoer door de tunnel was toegestaan. Bij de Botlektunnel is de alternatieve route een brug. Bij tunnels waar de alternatieve route door de bebouwde kom loopt, zouden de genoemde 10% vervoersbewegingen onnodig meer risico opleveren. Bovendien is wettelijk bepaald dat chauffeurs die gevaarlijke stoffen vervoeren zoveel mogelijk de bebouwde kom moeten mijden.

3 3 De gecontroleerde chauffeurs gaven als redenen voor het negeren van het tunnelverbod onoplettendheid of onbekendheid aan. Bij 7 van de 17 tunnels kan niet of maar in één rijrichting worden gecontroleerd door het ontbreken van goede inspectieplaatsen. Dit is een ernstige beperking voor de uitvoering van de toezichthouderstaak van de Inspectie Verkeer en Waterstaat. De tunnelregelgeving in de VLG is voor klasse 2 en 3 stoffen niet goed werkbaar. Bij 5 tunnels is de alternatieve route slecht aangegeven. Twee categorie I tunnels geven een alternatief middels een tekstbord. Dit terwijl categorie I stoffen tevens routeplichtige stoffen zijn en alleen aangewezen routes mogen volgen, aangeduid middels een routeringbord. De rijtijd voor een aantal alternatieve routes kan oplopen tot een uur. Bij 8 tunnels wordt geen alternatief aangegeven. De belangrijkste aanbevelingen zijn: Intensiveer het toezicht op de naleving van het tunnelregime door dit op te nemen in de reguliere werkplanning. Gelet op het hoge overtredingpercentage in relatie tot het risico bij een mogelijk ongeval zou het goed zijn om bijvoorbeeld bij uitvoering van een dynamische wegcontrole vaker een tunnel met goede controlemogelijkheid als inspectielocatie te kiezen. Informeer alle gemeenten met een categorie I of II tunnel binnen hun gemeentegrenzen en de betreffende tunnelbeheerders door middel van deze rapportage. Informeer gemeenten en tunnelbeheerders waar de tunnelaanduiding en/of de alternatieve route in onvoldoende staat verkeert middels een persoonlijke brief en het rapport. In deze brief wordt de gemeente of tunnelbeheerder uitgenodigd voor een adviserend gesprek met de inspecteur die de betreffende tunnel gecheckt heeft. Realiseer duidelijkere route-informatie naar chauffeurs middels aanduiding van categorie tunnels op wegenkaarten en routeplanners. Realiseer, in overleg met andere ADR landen, een geharmoniseerde tunnelregelgeving en laat daarbij de verplichting opnemen voor de afzender om in de vervoerdocumentatie aan te geven dat er voor die specifieke stof een tunnelverbod geldt. Pas de regelgeving voor stofaanduidingen van klasse 2 en 3 stoffen aan door bijvoorbeeld het gebruik van UN-nummers en gevaarsidentificatie.

4 4 Inhoudsopgave 1 Inleiding Doelstellingen Projectgrenzen Opbouw rapport 5 2 Analyse regelgeving Werkbaarheid regelgeving Samenhang met routering 7 3 Nalevingmeting Werkwijze Resultaten uurscontrole Botlektunnel Werkwijze Resultaten 13 5 Tunneloverzicht Observatieplaatsen Inspectieplaatsen Alternatieve route Aandeel gevaarlijke stoffen 17 6 Conclusies en aanbevelingen Conclusies Aanbevelingen 19 Bijlagen 1. Tunnelregime VLG 2. Methodiek nalevingmeting 3. Gegevens nalevingmeting 4. Enquêteresultaten chauffeurs 5. Tunneloverzicht 6. Kaart Risicoatlas

5 5 1 Inleiding In Nederland is het voor sommige gevaarlijke stoffen verboden om door bepaalde tunnels te worden vervoerd. In de regeling vervoer over land van gevaarlijke stoffen (VLG) wordt vermeld welke gevaarlijke stoffen niet door 17 bij name genoemde tunnels mogen. Hiertoe is een onderverdeling gemaakt in een categorie I en II tunnel. Voor een categorie II tunnel gelden de meeste beperkingen. Gelet op recente ongelukken in Europa met voertuigen in tunnels en het hoge risico van vervoer van gevaarlijke stoffen door tunnels (zie Risicoanalyse project gevaarlijke stoffen wegvervoer 2003) heeft het management van de afdeling Goederenvervoer Weg(GVW) opdracht gegeven een onderzoek naar categorie I en II tunnels in te stellen. 1.1 Doelstellingen Geef inzicht in de wijze waarop tunnels worden gebruikt tijdens het vervoer van gevaarlijke stoffen in relatie tot de regelgeving. Maak een actueel overzicht van de categorie I en II tunnels in Nederland en geef daarin per tunnel aan wat het aandeel gevaarlijke stoffen in het vervoer is, de controlemogelijkheid en de beschikbaarheid van een alternatieve route. 1.2 Projectgrenzen Het gaat tijdens dit onderzoek om tunnels van de categorie I en II genoemd in de regeling vervoer over land van gevaarlijke stoffen (VLG) bijlage 2, hoofdstuk II. (zie bijlage 1) Om meerdere redenen is gekozen voor wegcontrole in één tunnel, de Botlektunnel (zie ook hoofdstuk 4). 1.3 Opbouw rapport Allereerst wordt in hoofdstuk 3 de regelgeving voor categorie I en II tunnels geanalyseerd en worden knelpunten benoemd. Ter uitwerking van de doelstelling is het project gesplitst in drie producten. Om inzicht te krijgen in de naleving van de regelgeving voor het vervoer van gevaarlijke stoffen door tunnels is een nalevingmeting ontwikkeld en uitgevoerd. De resultaten hiervan staan verwoord in hoofdstuk 3. Omdat deze meting alleen gaat over het zichtbare vervoer van gevaarlijke stoffen zijn tweemaal gedurende een periode van 24-uur wegcontroles uitgevoerd bij de Botlektunnel, zie verder hoofdstuk 4. Als derde product is een inventarisatieronde gehouden bij alle categorie I en II tunnels. Deze resultaten zijn gegroepeerd in één overzicht en worden verder toegelicht in hoofdstuk 5.

6 6 2 Analyse regelgeving In bijlage 2, hoofdstuk II, artikel 3 van de Regeling vervoer over land van gevaarlijke stoffen (VLG) word vermeld welke stoffen niet door 17 genoemde tunnels mogen (zie bijlage 1). In tabel 1 en 2 worden de tunnels onderverdeeld in categorie I of II. In de bijbehorende tabellen 3 en 4 worden de gevaarlijke stoffen opgesomd die niet door de categorie I en II tunnels vervoerd mogen worden. In de tabellen 3 en 4 worden de meeste gevaarlijke stoffen middels UN-nummers benoemd. Bij klasse 2 wordt de classificatiecode gebruikt en bij klasse 3 vindt de aanduiding van de stoffen plaats door de vermelding van verpakkingsgroep I en II. 2.1 Werkbaarheid regelgeving Volgens de VLG hoeft de classificatiecode van een gevaarlijke stof niet op het vervoerdocument vermeld te worden. Een chauffeur kan bij het vervoer van klasse 2 stoffen dus aan de hand van de normale vervoerdocumentgegevens niet vaststellen of er een tunnelverbod van toepassing is. Bij het vervoer van lege ongereinigde tank(container)s hoeft de verpakkingsgroep niet op het vervoerdocument vermeld te worden. De aanduiding in het vervoerdocument bij een lege tankwagen is bijvoorbeeld lege tankwagen, 3, ADR, laatste inhoud: UN 1277 Propylamine. Dit geeft herkenningsproblemen voor de chauffeur bij het vervoer van stoffen van klasse 3 bij lege ongereinigde tank(container)s. De hierboven genoemde onwerkbaarheid voor chauffeurs geldt gedeeltelijk ook voor handhavers. Er is niet direct vast te stellen of het tunnelverbod overtreden wordt of niet. Middels een check in de stoffenlijst van de regelgeving is met een tussenstap en interpretatie van de vervoersgegevens wel te achterhalen of er voor de klasse 2 en 3 een tunnelverbod geldt. In het informatiekaartje Herkenning gevaarlijke stoffen uitgegeven door het Vervoerinformatiecentrum worden de klasse 2 stoffen aangeduid met de betreffende UN-nummers en niet alleen met de classificatiecode. Dit is beter werkbaar voor chauffeurs en wellicht een idee om zo op te nemen in de VLG. Verder is het bij de aanduiding van klasse 3 stoffen mogelijk om de gevaarsidentificatie in de tabel te vermelden waardoor een chauffeur bij leeg ongereinigd tank(container)vervoer een betere herkenning heeft dan alleen de verpakkingsgroep. De meest ideale situatie zou zijn dat een afzender op de vervoersdocumentatie bij een specifieke gevaarlijke stof aangeeft dat een tunnelverbod van toepassing is. De VLG verbiedt vervoer van alle klasse 8 (bijtende) stoffen door categorie IItunnels. Tijdens het project viel het op dat voor stoffen van andere klassen met

7 7 als bijkomend gevaar bijtend (waarbij ook een bijkomend etiket bijtend verplicht is) geen tunnelverbod geldt. Bijvoorbeeld bij een mengsel van een 5.1,I en 8,I stof wordt dit mengsel geclassificeerd als 5.1,I en geldt geen tunnelverbod. 2.2 Samenhang met routering In dit rapport wordt gesproken over mogelijke alternatieve routes die zijn aangegeven bij tunnels. Bewust is gekozen voor deze term en niet voor de term routering omdat dit een wettelijk geregeld onderwerp is en niet direct verbonden is aan de tunnelregelgeving. Het zal per situatie verschillen of het nodig of gewenst is om een alternatief te bieden(zie ook paragraaf 5.3). Alternatieve routes worden in de praktijk aangegeven middels tekstborden of routeringsborden (K14, bijlage 1 Reglement Verkeersregels en Verkeerstekens). In de volgende tekst wordt besproken welke overlap en discrepantie er tussen deze regels zit. Stoffen genoemd in tabel I zijn routeplichtig en mogen niet worden vervoerd door tunnels van de categorie I. Logischerwijs zal dus een eventueel alternatief voor de categorie I tunnel aangegeven moeten worden middels routering. Een deel van de stoffen vermeld in tabel 2 (categorie II tunnel) staan ook vermeld in tabel 1 en zijn dus routeplichtig. Een ander deel echter is niet routeplichtig. Als de alternatieve route bij categorie II tunnels wordt aangegeven middels routeringsborden is dit voor routeplichtige stoffen dus duidelijk, voor de niet routeplichtige stoffen is deze route echter geen verplichting. Als de alternatieve route op een andere manier is aangeduid bijvoorbeeld via tekstborden is dit geen verplichting en geen legaal alternatief voor routeplichtige stoffen. Hier komt nog bij dat tekstborden voor internationale chauffeurs minder duidelijk zijn dan routeringsborden. De regelgeving biedt de mogelijkheid tot het instellen van een tunnelverbod. Bij 13 tunnels heeft de rijksoverheid een verbod ingesteld en gemeenten bij 4 tunnels. Een alternatieve route is niet verplicht in de regelgeving en dus niet gesanctioneerd. Wel geldt de verplichting tijdens het vervoer van gevaarlijke stoffen de bebouwde kommen van gemeenten te vermijden. Volgens de regelgeving is de rijksoverheid verplicht routes aan te wijzen voor het vervoer van routeplichtige stoffen over rijkswegen. De gemeenten daarentegen kùnnen routes aanwijzen en zijn daartoe niet verplicht. De volgende 3 situaties bestaan: tunnelverbod + alternatieve route middels routering tunnelverbod + alternatieve route middels tekstbord tunnelverbod + geen alternatief De verantwoordelijkheid ligt dus bij verschillende instanties en maakt afstemming zeker noodzakelijk.

8 8 3 Nalevingmeting In 2002 heeft een onderzoeksmedewerker van de afdeling goederenvervoer weg een nalevingmeting voor het vervoer van gevaarlijke stoffen door tunnels ontwikkeld (zie bijlage 2). De methodiek is voor deze actie aangepast aan de situatie van de Botlektunnel. De nalevingmeting is eenmalig gehouden gedurende de eerste 24-uurscontrole bij de Botlektunnel en dient tevens als nulmeting. Vanwege het hoge aandeel gevaarlijke stoffen 1 op de route door deze tunnel en de gekozen meetperiode op een donderdag is het resultaat representatief voor de Botlektunnel. Er zijn geen redenen om aan te nemen dat het nalevinggedrag op andere werkdagen grote afwijkingen vertoont. Deze meting is niet per definitie representatief voor andere tunnels, omdat de omstandigheden die het nalevinggedrag kunnen beïnvloeden per tunnel verschillen (bijvoorbeeld de kwaliteit van de alternatieve route). 3.1 Werkwijze In de productbeschrijving van de nalevingmeting was onderstaande doelstelling geformuleerd: Inzicht krijgen hoeveel voertuigen met gevaarlijke stoffen er in 24 uur door de Botlektunnel rijden en hoeveel er gebruikmaken van de alternatieve route middels de nalevingmeting; Inzicht krijgen hoeveel voertuigen met gevaarlijke stoffen in 24 uur onterecht gebruik maken van de Botlektunnel; De nalevingmeting vond plaats van donderdag 13 november 2003 te 6.00 uur tot vrijdag 14 november te 6.00 uur. Observanten(inspecteurs) hebben gedurende de observatieperiode alle voertuigen die zichtbaar gevaarlijke stoffen vervoerden, die zowel gebruik maakten van de alternatieve route als van de Botlektunnel genoteerd. De observanten hebben zo nauwkeurig mogelijk genoteerd welke voertuigen passeerden (stukgoedauto/stukgoedcontainer/ tank/ tankcontainer). Als het voertuig een herkenningsbord met gevaarsidentificatie en UN-nummer voerde, zijn waar mogelijk deze gegevens genoteerd (zie plaatje). De observant heeft maximaal 2 uur aaneengesloten geobserveerd. Indien het aanbod op een bepaald tijdstip te groot was of het zicht te slecht om de exacte notatie vermeld op het herkenningsbord weer te geven, heeft de observant alleen vermeld dat het een 1 een toelichting op het aandeel gevaarlijke stoffen is te vinden in hoofdstuk 5.4

9 9 tank(container) betrof zonder verdere vermelding van de gevaarsidentificatie en/of UN-nummer. Naast de Botlektunnel ligt een brug waar voertuigen overheen kunnen rijden en vervolgens na de tunnel weer in kunnen voegen. De brug biedt dus een goed alternatief voor vervoer door de tunnel. De observatie vond plaats vanaf twee plaatsen, waardoor de beide tunnelbuizen en de alternatieve route (brug) goed te zien waren. Hiertoe waren twee portocabins ter beschikking gesteld door de Bouwdienst van Rijkswaterstaat en als observatiepost ingericht. De observant moest de brug en de tunnelbuis in de afgesproken rijrichting observeren. Hierdoor is het mogelijk dat als over beide trajecten een voertuig met gevaarlijke stoffen passeerde er gegevens gemist zijn. 3.2 Resultaten De resultaten van de nalevingmeting zijn samengevat in bijlage 3. Een aantal opvallende punten zijn eruit gelicht en worden besproken. Ook zijn voor een aantal onderwerpen de cijfers vertaald in grafieken. In figuur 1 wordt weergegeven hoeveel voertuigen met gevaarlijke stoffen per uur gebruik maakten van de Botlektunnel en de brug. Figuur 1: Frequentie van voertuigen gevaarlijke stoffen verspreid over de dag Aantallen per uur Tunnel richting Rozenburg Tunnel richting Hoogvliet Brug richting Rozenburg Brug richting Hoogvliet Hierin valt op dat richting Hoogvliet in de tijdsperiode uur de vervoersintensiteit van gevaarlijke stoffen het hoogst is. Richting Rozenburg ligt het hoogste punt in de tijdsperiode uur.

10 10 Hierbij moet de kanttekening gemaakt worden dat in het tijdvak uur ruim een uur geen observatie voor de richting Rozenburg heeft plaatsgevonden wat de dip in de grafiek verklaart. Het aantal voertuigen met gevaarlijke stoffen dat via de brug reed was 1,6 keer hoger dan het deel dat door de tunnel reed. Richting Rozenburg zijn door de tunnel 211 voertuigen met gevaarlijke stoffen kenmerking geobserveerd en 319 over de brug. Richting Hoogvliet reden 236 voertuigen door de tunnel en 409 over de brug. Dit is ook goed te zien in figuur 2. Figuur 2: aantal voertuigen gevaarlijke stoffen per type voertuig Tankwagens Tankcontainers Tunnel richting Rozenburg Tunnel richting Hoogvliet Brug richting Rozenburg Brug richting Hoogvliet Stukgoed (containers) Stukgoed (huif/gesloten voertuig/open) In figuur 3 zijn de geobserveerde voertuigen ingedeeld naar de in het ADR gehanteerde gevarenklassen. Hierbij is te zien dat het vervoer van klasse 2, 3 en 9 door de tunnel het hoogst is. Over de brug zijn dit de klassen 2, 3 en 8. Het verschil in klasse 8 valt goed te verklaren omdat het tank(container)vervoer van klasse 8 stoffen verboden is door deze tunnel. Voor stukgoedvervoer geldt dit verbod boven bepaalde hoeveelheden. Het vervoer van klasse 9 is toegestaan door de tunnel.

11 11 Figuur 3: Aantal voertuigen naar gevarenklasse 300 onbekend Diverse gevaarlijke stoffen en voorwerpen 8 Bijtende stoffen Giftige stoffen 5.2 Organische peroxiden Oxiderende stoffen 4.2 Voor zelfontbranding vatbare stoffen Brandbare vaste stoffen 3 Brandbare vloeistoffen 50 2 Gassen 0 Tunnel richting Rozenburg Tunnel richting Hoogvliet Brug richting Rozenburg Brug richting Hoogvliet In totaal zijn in de observatieperiode 22 zichtbare overtredingen van het tunnelverbod geconstateerd, waarvan 8 richting Rozenburg en 14 richting Hoogvliet. Dit is 5% van het totale aantal waargenomen voertuigen met gevaarlijke stoffen dat door de tunnel reed. Een van de risico s van de stoffen die niet door de tunnel vervoerd mochten worden, is dat ze de tunnelwand in ernstige mate kunnen aantasten. In onderstaande tabel zijn de overtredingen weergegeven per dagdeel. tijdvak ri Rozenburg ri Hoogvliet Totaal In de spits zijn weinig overtredingen geconstateerd. Een mogelijke verklaring hiervoor is verkeersstremming op de hoofdrijbaan door de tunnel. De alternatieve

12 12 route via de brug rijdt beter door. De overtredingen zijn gelijkmatig verdeeld over de 24-uursperiode. Verdeeld over de dag (van 6.00 tot uur) zijn 9 overtredingen waargenomen. In de avond en nacht (van tot 6.00 uur) zijn 13 overtredingen waargenomen. Het relatief grootste aantal overtredingen, 4 maal, is waargenomen in het tijdvak van uur. Overtredingen in aantallen voertuigen: Tunnel richting Rozenburg Tunnel richting Hoogvliet onbekend overtreding akkoord onbekend overtreding akkoord huif/ gesloten container Tankcontainer Tankwagen 13 3 (8%) (17%) (4%) (8%) 89 totaal In bovenstaande tabel is te zien dat het overredingspercentage tussen tankcontainers en tankwagens behoorlijk verschilt. Richting Rozenburg waren 3 van de 36 tankcontainers in overtreding. Richting Hoogvliet waren dat er 5 van de 30. Van de tankwagens waren er richting Rozenburg 5 van de 118 en richting Hoogvliet 9 van de 116 zichtbaar in overtreding. Wat verder opvalt is dat minimaal 10% van het zichtbare gevaarlijke stoffen vervoer de alternatieve route over de brug volgde terwijl vervoer door de tunnel wèl was toegestaan.

13 uurscontrole Botlektunnel 4.1 Werkwijze In de productbeschrijving van de 24-uurscontrole was onderstaande doelstelling geformuleerd: Inzicht krijgen hoeveel voertuigen met gevaarlijke stoffen in 24 uur onterecht gebruik maken van de Botlektunnel; Inzicht krijgen waarom chauffeurs het tunnel verbod negeren; De controle vond plaats op donderdag 13 november 2003 te 6.00 uur tot vrijdag 14 november 2003 te 6.00 uur en op donderdag 27 november 2003 te 6.00 uur tot vrijdag 28 november 2003 te 6.00 uur. De controle werkzaamheden werden in koppels verricht. De te controleren voertuigen dienden zoveel mogelijk voertuigen te zijn die volgens artikel 3 van de Bijlage II van het VLG niet door de tunnel mochten. De selectie geschiedde (bij tank/ tankcontainers) aan de hand van het herkenningsbord. Bij stukgoed kon er vooraf geen selectie gemaakt worden. Om inzicht te verkrijgen in de redenen van het negeren van het tunnelverbod is tijdens voertuigcontroles waarbij het tunnelverbod was genegeerd samen met de chauffeur een door de projectgroep opgestelde vragenlijst ingevuld. Voor de 24-uurscontrole is voor de Botlektunnel gekozen omdat het een categorie II tunnel(strengste regime) is. Door deze tunnel vindt bovendien veel vervoer van gevaarlijke stoffen plaats. Uit informatie van inspecteurs blijkt dat hier regelmatig overtredingen worden geconstateerd. Praktische redenen zijn de goede observatiemogelijkheid en inspectielocaties en de beperking van de in te zetten mensuren. 4.2 Resultaten Tijdens de controle op donderdag 13 november 2003 is 5 maal proces-verbaal opgemaakt voor het negeren van het tunnelverbod en 4 maal tijdens de controle op donderdag 27 november De overtredingen werden met verschillende type voertuigen (2x huif/3x stukgoedcontainer/2x tank/2x tankcontainer) gemaakt. De vervoerde lading betrof 7 maal een gevaarlijke stof vallende onder de klasse 8(bijtend) van het ADR en 2 maal een gevaarlijke stof vallende onder de klasse 3(brandbaar) van het ADR. Aan de hand van de verklaring van de desbetreffende chauffeurs kan worden opgemaakt dat de overtreding voornamelijk veroorzaakt werd door (gedeeltelijke) onbekendheid met het tunnelregime of onoplettendheid. Bij de inspecties is door de chauffeur een vragenlijst ingevuld. De antwoorden op de vragenlijsten zijn samengevat in bijlage 4.

14 14 5 Tunneloverzicht Dit onderdeel van het project richtte zich op het verzamelen en analyseren van informatie teneinde tot een actueel overzicht te komen van de categorie I en II tunnels van het VLG. Voor het completeren van het tunneloverzicht moesten de volgende onderzoeksvragen beantwoord worden: Is er een veilige observatieplaats aan beide zijden van de tunnels? Is er een veilige controleplaats aan beide zijden van de tunnels? Zijn er duidelijke alternatieve routes, aan beide zijde van de tunnels, voor de gevaarlijke stoffen die niet door de tunnels mogen? Wat is het aandeel gevaarlijke stoffen dat door de tunnel wordt vervoerd? Ter beantwoording van bovenstaande vragen zijn bij alle tunnels inspecteurs ter plaatse geweest en hebben de situatie onderzocht m.b.v. door de projectgroep opgestelde checklisten. Hierin waren diverse criteria verwoord. De resultaten van het onderzoek bij alle tunnels is weergegeven in een tabel en is bijgevoegd als bijlage 5. Bij bijna alle tunnels wordt tijdig en duidelijk aangegeven dat het een categorie I of II tunnel betreft. Bij de Wijkertunnel is de tunnelaanduiding echter niet goed zichtbaar. Bij de Sijtwendetunnel is de categorieaanduiding niet conform wetgeving (zie foto). Op de volgende pagina s volgt een toelichting op de vier belangrijkste onderwerpen.

15 Observatieplaatsen Tijdens de bezoeken aan de tunnels is door de inspecteurs gekeken of er mogelijkheden zijn om het verkeer op een veilige wijze te observeren, waarbij als criteria zijn genomen: een goed zicht op de verkeersstromen vanuit of richting de tunnel; de mogelijkheden om ter plekke op een veilige manier in te voegen; de veiligheid van de observant; de veiligheid voor het overig verkeer. Over het algemeen zijn de mogelijkheden om bij de tunnels het verkeer wat van de tunnels gebruik maakt te observeren goed, met dien verstande dat bij twee tunnels (Sijtwende en Westerschelde) geen observatieplaatsen zijn die aan de genoemde criteria voldoen. Bovendien is het bij twee andere tunnels (Botlek en Coen) slechts mogelijk om de verkeersstroom in maar één richting te volgen. Dit heeft te maken met de beperkte mogelijkheid om vanaf de observatieplaats snel en veilig in te voegen. 5.2 Inspectieplaatsen Naast observatieplaatsen is door de inspecteurs in kaart gebracht of er mogelijkheden zijn om in de nabijheid van de tunnels voertuigen staande te houden om deze te onderwerpen aan een inspectie. Hierbij is met name gelet op de volgende punten: de mogelijkheid om het desbetreffende voertuig te begeleiden naar de genoemde inspectieplaats; de mogelijkheden voor de voertuigen om na afloop van een inspectie op een veilige manier in te voegen op de verkeersader; de veiligheid van inspecteurs en gecontroleerde tijdens de inspectie; de afstand vanaf de tunnel. Bij 10 van de 17 tunnels zijn voor beide rijrichtingen binnen 5 kilometer van de tunnels plaatsen aanwezig waar op een veilige manier een inspectie kan worden uitgevoerd. Bij 3 tunnels (Maasboulevard, Maastunnel, Piet Hein) liggen geen geschikte inspectieplaatsen. Bij 4 tunnels (Coen, Zeeburger, Velser en Wijker) is het slechts mogelijk om in één rijrichting een voertuig naar een inspectieplaats te leiden die voldoet aan de gestelde criteria. Met name van enkele tunnels in het stedelijk gebied wordt aangegeven dat het lastig is om grotere voertuigen te volgen en te begeleiden naar een van tevoren vastgestelde inspectieplaats (het verkeer kan namelijk verschillende kanten op en de ruimte is veelal te beperkt).

16 Alternatieve route Naast het inventariseren van de mogelijkheden om inspectietaken uit te voeren rond de tunnels, is de inspecteurs gevraagd om in kaart te brengen of er voor de voertuigen die niet met hun gevaarlijke lading door de tunnels zouden mogen een goede alternatieve route bestaat. De inspecteurs is gevraagd specifiek te letten op de volgende aspecten: Is de alternatieve route op een goede manier aangeduid; Sluit deze route goed aan op de hoofdroute; Gaat deze route door de bebouwde kom; Zijn er obstakels of overige omstandigheden die zouden kunnen leiden tot onveilige situaties; Hoe groot is het tijdverlies bij gebruikmaking van de alternatieve route, in vergelijking tot de route door de tunnel. Bij 8 tunnels is geen alternatieve route aangegeven voor voertuigen met gevaarlijke lading die geen gebruik mogen maken van de desbetreffende tunnel. Op doorgaande routes is dit met name het geval voor de twee toltunnels, de Westerscheldetunnel (omrijden via België) en de Kiltunnel (minimaal 1 uur omrijden), alsmede voor de Heinenoordtunnel (minimaal 1 uur omrijden). Daarnaast zijn er geen alternatieve routes aangegeven voor de tunnels die zijn gesitueerd binnen de bebouwde kom (IJtunnel, Maasboulevard, Maastunnel, Piet Heintunnel en de Sijtwendetunnel). In de overige 9 gevallen is er wel een alternatieve route aangegeven, zij het dat deze niet in alle gevallen over de gehele route consequent is aangegeven, dan wel goed zichtbaar is. Bij 5 categorie I tunnels wordt de alternatieve route aangegeven middels routering. Bij de Drecht- en de Wijkertunnel (categorie I) middels tekstborden. Bij 3 categorie II tunnels wordt middels een tekstbord een alternatief gegeven. Bij de Drechttunnel is na de afrit waar de alternatieve route wordt aangegeven nog een snelwegoprit waardoor voertuigen met gevaarlijke stoffen daar de weg op kunnen rijden. Hoewel er nog een mogelijkheid is om voor de tunnel weer uit te voegen, wordt er geen alternatieve route meer geboden. De alternatieve route voor de Wijkertunnel en de Velsertunnel doorkruist tenminste twee woonwijken. Bovendien moet er op deze route gebruik worden gemaakt van een pont. Bij de route voor de Drechttunnel wordt niet door de bebouwde kom gereden, maar men passeert wel huizen op ongeveer 100 meter afstand. Daarnaast wordt aangegeven dat het wegdek van de N3, waarover deze route voert, van zeer slechte kwaliteit is, waardoor de gevaarlijke lading mogelijkerwijs veel te verduren krijgt.

17 17 In het tunneloverzicht in bijlage 5 is tevens opgenomen welke tijd verloren gaat met het volgen van de alternatieve route. Bij de 6 tunnels waarbij een alternatieve route is aangegeven geeft deze route een beperkt tijdverlies (tot een kwartier). Bij de Benelux-tunnel kost het omrijden echter naar schatting een half uur, terwijl voor de Velser- en de Wijkertunnel respectievelijk 40 en 50 minuten verloren zal gaan wanneer men gebruik maakt van de aangegeven alternatieve route. 5.4 Aandeel gevaarlijke stoffen Om te bepalen in welke mate de tunnels en/of de eventuele alternatieve routes worden gebruikt door voertuigen die gevaarlijke stoffen vervoeren, is gebruik gemaakt van de Risicoatlas wegtransport gevaarlijke stoffen die in opdracht van Rijkswaterstaat, Adviesdienst Verkeer en Vervoer, is opgesteld. In bijlage 6 is een kaart opgenomen met de verkeersintensiteiten van voertuigen met gevaarlijke stoffen. Door de projectgroep is als stelregel genomen dat aangenomen mag worden dat indien het aantal transporten volgens de Risicoatlas of meer per jaar bedraagt het aandeel van de gevaarlijke stoffen op de totale verkeersstroom als hoog ingeschat mag worden. De kwalificatie laag is gehanteerd in alle gevallen dat het aantal transporten per jaar minder dan bedraagt. Voor de Westerscheldetunnel, waarvan (nog) geen tellingen zijn opgenomen in de Risicoatlas is het aandeel gevaarlijke stoffen vooralsnog als laag ingeschat, omdat deze niet op een grote doorgaande route ligt met veel vervoer van gevaarlijke stoffen. Voor de tunnels binnen de stedelijke gebieden is eveneens de inschatting gemaakt dat het aandeel van gevaarlijke stoffen in de totale vervoersstroom laag zal zijn. In de regelgeving ten aanzien van het vervoer van gevaarlijke stoffen is expliciet opgenomen dat hierbij de bebouwde kom dient te worden vermeden, tenzij er redelijkerwijs geen andere route beschikbaar is.

18 18 6 Conclusies en aanbevelingen 6.1 Conclusies Gedurende de observatieperiode van 24 uur hebben minimaal 22 voertuigen het tunnelverbod genegeerd. Tijdens wegcontroles waarbij de lading is geïnspecteerd, bleek dat hier nog een aantal voertuigen in overtreding bij gerekend moet worden dat niet zichtbaar in overtreding was. Gezien de gevaarsetting die elk voertuig met gevaarlijke stoffen in een tunnel met zich meebrengt is dit een hoog overtredingniveau. De overtredingen zijn gelijkmatig verdeeld over de 24-uursperiode. Er zijn geen uitschieters in bepaalde tijdsintervallen. Minimaal 10% van het zichtbare gevaarlijke stoffen vervoer volgde de alternatieve route over de brug terwijl vervoer door de tunnel was toegestaan. Bij de Botlektunnel is de alternatieve route een brug. Bij tunnels waar de alternatieve route door de bebouwde kom loopt, zouden de genoemde 10% vervoersbewegingen onnodig meer risico opleveren. Bovendien is wettelijk bepaald dat chauffeurs die gevaarlijke stoffen vervoeren zoveel mogelijk de bebouwde kom moeten mijden. De gecontroleerde chauffeurs gaven als redenen voor het negeren van het tunnelverbod onoplettendheid of onbekendheid aan. Bij 7 van de 17 tunnels kan niet of maar in één rijrichting worden gecontroleerd door het ontbreken van goede inspectieplaatsen. Dit is een ernstige beperking voor de uitvoering van de toezichthouderstaak van de Inspectie Verkeer en Waterstaat. Volgens de VLG hoeft de classificatiecode van een gevaarlijke stof en bij leeg ongereinigde (tank)containers de verpakkingsgroep niet op het vervoersdocument vermeld te worden. Daardoor is de tunnelregelgeving voor klasse 2 en 3 stoffen niet goed werkbaar. Bij 5 tunnels is de alternatieve route slecht aangegeven. Twee categorie I tunnels geven een alternatief middels een tekstbord. Dit terwijl categorie I stoffen tevens routeplichtige stoffen zijn en alleen aangewezen routes mogen volgen, aangeduid middels een routeringbord. De rijtijd voor een aantal alternatieve routes kan oplopen tot een uur. Bij 8 tunnels wordt geen alternatief aangegeven.

19 Aanbevelingen Aanbeveling Intensiveer het toezicht op de naleving van het tunnelregime door dit op te nemen in de reguliere werkplanning. Gelet op het hoge overtredingpercentage in relatie tot het risico bij een mogelijk ongeval zou het goed zijn om bijvoorbeeld bij uitvoering van een dynamische wegcontrole vaker een tunnel met goede controlemogelijkheid als inspectielocatie te kiezen. Informeer alle gemeenten met een categorie I of II tunnel binnen hun gemeentegrenzen en de betreffende tunnelbeheerders door middel van deze rapportage. Informeer gemeenten en tunnelbeheerders waar de tunnelaanduiding en/of de alternatieve route in onvoldoende staat verkeert middels een persoonlijke brief en het rapport. In deze brief wordt de gemeente of tunnelbeheerder uitgenodigd voor een adviserend gesprek met de inspecteur die de betreffende tunnel gecheckt heeft. Realiseer duidelijkere route-informatie naar chauffeurs middels aanduiding van categorie tunnels op wegenkaarten en routeplanners. Realiseer, in overleg met andere ADR landen, een geharmoniseerde tunnelregelgeving en laat daarbij de verplichting opnemen voor de afzender om in de vervoerdocumentatie aan te geven dat er voor die specifieke stof een tunnelverbod geldt. Pas de regelgeving voor stofaanduidingen van klasse 2 en 3 stoffen aan door bijvoorbeeld het gebruik van UN-nummers en gevaarsidentificatie. Informeer de beleidsafdeling over de stoffen die wel door de tunnel mogen en als bijkomend gevaar bijtend (8) hebben terwijl voor de stoffen met als hoofdgevaar bijtend een tunnelverbod geldt. Neem het uitgebreide tunneloverzicht uit deze rapportage op in het vademecum. Laat een nalevingmeting verrichten bij een tunnel waar de alternatieve route een slecht alternatief is (omrijden > 40 minuten). Breng middels een persbericht de resultaten van deze rapportage onder de aandacht van vaktijdschriften (chauffeurs, transportonderneming, gevaarlijke stoffen). Plaats het rapport op de website van de IVW-DV. Betrokkenen GVW GVW Gemeenten Rijkswaterstaat GVW Gemeenten Rijkswaterstaat VIC/Afd GS&A Uitgevers kaarten en routeplanners Staf HH DGG, afdeling Lading & Risicobeleid DGG, afdeling Lading & Risicobeleid GVW DGG, afdeling Lading & Risicobeleid GVW GVW Communicatie Communicatie