Ontbossing in woonparken en boscompensatie

Maat: px
Weergave met pagina beginnen:

Download "Ontbossing in woonparken en boscompensatie"

Transcriptie

1

2 Universiteit Gent Faculteit Ingenieurswetenschappen Vakgroep Civiele Techniek Afdeling Mobiliteit en Ruimtelijke Planning Ontbossing in woonparken en boscompensatie Fien Vermeulen Scriptie ingediend tot het behalen van de academische graad van gediplomeerde in de aanvullende studies GAS Ruimtelijke Planning Promotor: prof. dr. Georges Allaert Scriptiebegeleider: dr. ir. Hans Leinfelder Academiejaar

3 Voorwoord Een tweede universitair diploma, het lag niet voor de hand. Het leverde mij intussen een boeiende job op bij de Vlaamse overheid. Ik ben heel dankbaar voor deze eerste werkervaring en het soepele beleid, dat het mogelijk maakte om vrijaf te nemen in functie van mijn studies. Graag wil ik ook professor Allaert, mijn promotor, en Hans Leinfelder, mijn scriptiebegeleider, bedanken voor de tips en het advies bij het schrijven van mijn scriptie. Ook bedankt aan iedereen die mij informatie heeft geleverd of mee heeft nagedacht over mijn thesisonderwerp. In het bijzonder vermeld ik hier Rik de Vreese van de Vereniging voor Bos in Vlaanderen en Frans Pauwels van de Vlaamse Landmaatschappij. Zij brachten veel nuttige informatie aan. Ik wil ook graag de drie wijzen Geert Haentjens, Pieter Jacobs en Peter Vandenabeele bedanken. De atelieroefeningen waren erg intensief, maar onder meer dankzij de goede begeleiding heb ik er heel veel van opgestoken. Ook bedankt aan Aurelie, Marlies, Minke en Bart voor de fijne samenwerking en het resultaat dat we hebben gerealiseerd. Ik geloof dat we trots mogen zijn. Een laatste dankwoordje gaat naar de mensen in mijn omgeving. Bedankt Dieter om te aanvaarden dat ik vaak (veel) meer tijd en aandacht had voor mijn laptop dan voor jou, ik beloof dat daar eindelijk verandering in zal komen, graag zelfs. Bedankt aan mijn ouders voor de steun doorheen mijn zeven jaar universitaire studies. Bedankt Charis, voor het nalezen van de volledige scriptie en voor het opfleuren van mijn schaarse momenten van ontspanning. En bedankt Kevin, voor de morele steun in drukke tijden. De auteur geeft de toelating deze scriptie voor consultatie beschikbaar te stellen en delen van de scriptie te kopiëren voor persoonlijk gebruik. Elk ander gebruik valt onder de beperkingen van het auteursrecht, in het bijzonder m.b.t. de verplichting de bron uitdrukkelijk te vermelden bij het aanhalen van resultaten uit deze scriptie.

4 Ontbossing in woonparken en boscompensatie Fien Vermeulen Scriptie ingediend tot het behalen van de academische graad van gediplomeerde in de aanvullende studies GAS Ruimtelijke Planning Promotor: prof. dr. Georges Allaert Scriptiebegeleider: dr. ir. Hans Leinfelder Universiteit Gent, Faculteit Ingenieurswetenschappen, Vakgroep Civiele Techniek, Afdeling Mobiliteit en Ruimtelijke Planning Academiejaar In het huidige beleid wordt gestreefd naar bosbehoud en bosuitbreiding. Toch worden in woonparken nog steeds veelal waardevolle bossen gekapt ten voordele van het wonen in het groen. Deze ontbossing draagt bij tot een toenemende degradatie van de reeds fragiele Vlaamse bossen. Volgens de huidige wetgeving dient voor deze ontbossing gecompenseerd te worden. Dit compensatiebeleid functioneert echter niet naar behoren. Bovendien verloopt de ontbossing van de bebouwbare percelen niet gecontroleerd. Aan de hand van twee gevalstudies wordt het heersende juridische en beleidskader getoetst aan de praktijk. Daaruit blijkt dat over het algemeen veel meer wordt ontbost in woonparken dan wettelijk toegestaan. Voorschriften van verkavelingen of plannen van aanleg blijken slechts weinig invloed hierop uit te oefenen. De enige factor die wel enige impact op de ontbossing lijkt te hebben, is de bebossingsgraad van de omringende percelen. Een perceel in een dicht beboste omgeving wordt doorgaans minder ontbost. De boscompensatie verloopt voornamelijk door het betalen van een bosbehoudsbijdrage. Slechts erg weinig ontbossers kiezen voor een compensatie in natura. De overheid gebruikt de gelden uit het boscompensatiefonds om zelf compenserende bebossingen uit te voeren. Deze omzetting gebeurt echter erg langzaam. De belangrijkste oorzaak hiervoor ligt bij de problematische verwerving van gronden die bebost kunnen worden. Daarom biedt deze scriptie een geordend overzicht van de beleidsmatige mogelijkheden waardoor aan bovenstaande knelpunten verholpen kan worden. Daarbij worden voornamelijk instrumenten bestudeerd die de inrichting van de open ruimte mogelijk maken. De doelstelling is immers om beboste gronden te vrijwaren van bebouwing, en om grote gebieden van aaneengesloten gronden te verkrijgen die in aanmerking komen voor bebossing. De instrumenten voor waardevastlegging nemen hierbij een belangrijke plaats in. Zij gaan uit van het principe dat percelen die veel opleveren als het ware de investeringen subsidiëren op percelen die geen of weinig opbrengsten genereren. Op die manier worden bos en open ruimte als vanzelfsprekend in de planvorming opgenomen, en hoeft openruimteplanning geen zuiver verlieslatende aangelegenheid meer te zijn. Deze nieuwe systemen kunnen in combinatie met een ruimtelijk uitvoeringsplan een krachtig instrumentarium vormen. Dit is dan ook een belangrijke piste voor de lange termijn. Op korte termijn is het voornamelijk aangewezen het huidige compensatiebeleid te optimaliseren, waarvoor een grondige samenwerking tussen de verschillende overheidsdiensten vereist is. Trefwoorden: ontbossing, boscompensatie, zonevreemde bossen, open ruimte beleid, financieringsmechanismen

5 Inhoudstafel 1 Inleiding Schets van de problematiek Opbouw van het onderzoek Ontbossing Boscompensatie Het bos in de maatschappij Juridische context Beleidsdocumenten Ruimtelijk Structuurplan Vlaanderen Vlaanderen open en stedelijk Een sterke opmars van de beboste oppervlakte? Hoe traag bossen groeien Bos volgens het Ruimtelijk Structuurplan Vlaanderen De problematiek van zonevreemde bossen Ruimte voor compenserende bebossingen Het belang van zonevreemde bossen Besluit Gewestplan Relevante wetteksten Relevante bepalingen vanuit de boswetgeving Decretale definitie bos Kappingen in een bos en kapvergunning Ontbossing Boscompensatie Bos en ontbossing vanuit het standpunt van de ruimtelijke ordening Decreet van 18 mei 1999 houdende de organisatie van de ruimtelijke ordening Woonparken binnen het maatschappelijk gebeuren Ontbossing en boscompensatie in woonparken in de praktijk Bespreking studiegebied Selectie studiegebieden Planningscontext Woonparken ter hoogte van Sint-Andries en Sint-Michiels Woonpark ter hoogte van Hertsberge Ontbossing in woonparken in de praktijk Opzet van de gevalstudie Onderzoeksmethode Resultaten Woonpark Hertsberge Woonpark Zeeweg Woonpark Koning Albert I-laan Woonpark Sint-Andriesdreef Conclusies Boscompensatie in de praktijk Opzet van de gevalstudie Onderzoeksmethodes Resultaten Globale cijfers met betrekking tot ontbossing Ontbossing in woonparken Boscompensatie in cijfers Aanvullende gegevens Verificatie van de steekproef Conclusies Naar beheersbare ontbossingen en waardevolle boscompensatie Knelpunten binnen het huidige beleid Knelpunten binnen het ontbossingsbeleid Knelpunten binnen het compensatiebeleid... 90

6 6.1.3 De rol van het Ruimtelijk Structuurplan Vlaanderen Mogelijkheden binnen het Vlaamse open ruimtebeleid Gecontroleerde ontbossingen Vrijwaring van onbebouwde percelen binnen woonparken Realisatie van waardevolle compensatiebebossingen Het kostenplaatje Klassieke overheidsgestuurde instrumenten Grondenbank Bosgrondenbank Planschade en planbaten Verordening Instrumenten voor waardevastlegging Marktregulerende instrumenten Principe Toepasbaarheid Marktstimulerende instrumenten Ontwikkelingsbijdrage Openruimtefonds Voor- en nadelen Marktstructurerende instrumenten Verhandelbare ontwikkelingsrechten De rol van de overheid Inpassing van VOR in het bestaande planningsinstrumentarium Toepassing van VOR op woonparken Kanttekening Conclusies Besluit Bijlagen Literatuurlijst...125

7 Tabel van afkortingen afkorting RSV GRS RUP BPA VOR PPS voluit Ruimtelijk Structuurplan Vlaanderen Gemeentelijk Ruimtelijk Structuurplan Ruimtelijk Uitvoeringsplan Bijzonder Plan van Aanleg Verhandelbare Ontwikkelingsrechten Publiek-Private Samenwerking

8 1 Inleiding 1.1 Schets van de problematiek Bossen zijn belangrijk. Ze vervullen meerdere functies in de maatschappij en worden hiervoor meer en meer gewaardeerd. Het groene bewustzijn groeit, zowel bij de bevolking als bij de overheden. Het gaat nochtans niet zo goed met het bosbestand in Vlaanderen. De bebossingsindex is er opvallend laag, en ook met de kwaliteit van de bossen is het niet al te best gesteld. Vele sectoren claimen de Vlaamse bossen, zowel vanuit de hoek van de harde functies zoals wonen en industrie, als van zachtere functies zoals recreatie. De bossen raken hierdoor meer en meer gedegenereerd en versnipperd. Het hoeft geen betoog dat dit de ecologische, recreatieve en landschappelijke waarde van onze bossen niet ten goede komt. Volgens de filosofie van het Ruimtelijk Structuurplan Vlaanderen wordt gestreefd naar een hogere bebossingsindex in Vlaanderen. Concreter werd een uitbreiding met een oppervlakte van ha vooropgesteld, te realiseren tegen Deze doelstelling werd echter niet bereikt, zelfs niet bijna. Wel werden hier en daar al enkele interessante projecten op poten gezet, zoals de aanplanting van stadsbossen. Toch verdwijnt nog steeds feitelijk bos, doordat deze bossen zonevreemd zijn, omdat ze volgens het gewestplan gelegen zijn in woonparken, woongebied, industriegebied, Hierdoor wordt het positieve effect van de goedbedoelde projecten getemperd. 1.2 Opbouw van het onderzoek Dit eindwerk situeert zich binnen dit ruimer kader. De zonevreemde bossen worden benaderd vanuit de invalshoek van de woonparken, waar wonen in het bos wordt toegestaan. Woonparken vormen een gewestplanbestemming die gedefinieerd wordt als gebieden waarin de gemiddelde woningdichtheid gering is en de groene ruimten een verhoudingsgewijs grote oppervlakte beslaan 1. Het zijn veelal villawijken met ruime percelen in een bosrijke omgeving. Meer concreet wordt onderzocht hoe de huidige wetgeving omtrent het ontbossen van kavels in woonparken in elkaar zit. Dit onderzoek wordt uiteengelegd in de twee complementaire componenten ontbossing en boscompensatie. Hierbij worden zowel het bosdecreet als het decreet 1 28 december Koninklijk besluit betreffende de inrichting en de toepassing van de ontwerp-gewestplannen en de gewestplannen 1

9 houdende de ruimtelijke ordening bestudeerd. Ook beleidsplannen zoals het Ruimtelijk Structuurplan Vlaanderen en het gewestplan worden erop nagelezen. Voor deze studie wordt abstractie gemaakt van de natuurwetgeving. Dit is te verantwoorden, hoewel in de natuurwetgeving extra argumenten gevonden kunnen worden om de ontbossingen tegen te gaan (zoals het standstill-beginsel). Anderzijds wordt op deze argumenten zelden ingegaan bij de beoordeling van bezwaarschriften tegen ontbossingen in woonparkgebied. Bijgevolg wordt enkel gefocust op bossen en de daaraan gelinkte wetgeving. Om de theorie aan de werkelijkheid te kunnen toetsen, worden twee gevalstudies uitgevoerd. Het studiegebied omvat verschillende woonparken in de bossen van Hertsberge (Oostkamp) en in de groene gordel rond Brugge. deel 1 wettelijk kader voor woonparken, ontbossing en boscompensatie beleidsvisie, regelgeving en knelpunten deel 2 gevalstudies in woonparken onderzoek naar het proces van ontbossing en boscompensatie in de praktijk deel 3 naar beheersbare ontbossingen en waardevolle boscompensatie instrumenten voor een ruimtelijk beleid Figuur 1: draaiboek voor de scriptie Ontbossing Vaak wordt ernaar gestreefd om op een perceel dat voorheen bebost was, na de bebouwing zo veel mogelijk van het hoogstammig groen op dit perceel te behouden of opnieuw aan te planten. Woonparken lenen zich hiervoor, aangezien daar over het algemeen met grote percelen gewerkt wordt, waarvan slechts een deel voor bebouwing of verharding in aanmerking komt. De mogelijkheden tot ontbossing worden beperkt aan de hand van voorschriften horende bij bestemmingsplannen en verkavelingen. Er kan echter, op basis van de huidige toestand waarin het bos in woonparken verkeert, worden verondersteld dat meer wordt gekapt dan toegelaten. Daarom wordt in een eerste gevalstudie een vergelijking gemaakt tussen de oppervlakte waarvoor het wettelijk is toegestaan te ontbossen en de werkelijk ontboste oppervlakte. Daarbij wordt nagegaan of er logica s vervat zitten in de mate van ontbossing. Zo kan bijvoorbeeld worden vermoed dat strenge voorschriften aanleiding zullen geven tot een minder ontbost perceel. Intuïtief 2

10 kan ook een relatie worden vermoed tussen perceelsgrootte en ontbossing. Er kan worden verondersteld dat erg grote percelen aanleiding geven tot een verhoudingsgewijs minder sterke ontbossing. Dit verband wordt algemeen als waarheid aangenomen 2, maar stoelt niet op bewijzen. Deze stelling wordt gecontroleerd aan de hand van de resultaten van de gevalstudie. Een eerste doelstelling van deze scriptie is om een instrumentarium aan te brengen om nog beboste, onbebouwde percelen in woonparken (en ruimer: in zonevreemde bossen) te vrijwaren van bebouwing en ontbossing. Daarnaast wordt onderzocht of het mogelijk is om op percelen waar bebouwing toegestaan blijft de ontbossingen onder controle te krijgen. De bestaande mogelijkheden voor bebouwing en ontbossing dienen dus te worden gereduceerd of, indien mogelijk, volledig te worden opgeheven Boscompensatie Vanuit de boswetgeving wordt voor ontbossing compensatie vereist. De wetgeving geeft de ontbosser de keuze tussen een compensatiebebossing in natura en het betalen van een vergoeding, een bosbehoudsbijdrage. Deze bosbehoudsbijdragen worden door de overheid ingezet om compenserende bebossingen uit te voeren. Aan de hand van een gevalstudie wordt gecontroleerd welke optie het vaakst door de ontbosser wordt gekozen. Daarnaast wordt bestudeerd hoe de compenserende bebossingen worden gecoördineerd. De omzetting van de gelden binnen het compensatiefonds naar effectieve bosaanplanting wordt nagegaan. Hierbij is het belangrijk na te gaan of grote waardevolle bossen of veeleer kleine, geïsoleerde bosfragmenten worden gecreëerd, die ecologisch weinig waardevol zijn. Het hoeft geen betoog dat het, vanuit bosbehoudstandpunt, noodzakelijk is om gecoördineerde compensatiemaatregelen uit te werken. De doelstelling hierbij is om op een snelle en efficiënte manier de beschikbare middelen in te zetten en op die manier grote aaneengesloten bossen te creëren, die het verlies aan bos op andere plaatsen moeten compenseren. Deze bossen zijn idealiter gesitueerd op strategische plaatsen zoals palend aan bestaande bossen of aan een stadsrand. Hierbij is geen sprake van bosuitbreiding, maar wel van een zekere vorm van bosbehoud, waarbij bos dat elders verdwijnt op een andere plaats terug gerealiseerd wordt. Op die manier wordt een waardevolle boscompensatie uitgevoerd, die ook werkelijk het verlies aan bestaand bos kan compenseren. 2 Pauwels, F. (2007). Medewerker VLM. Persoonlijke mededeling. 3

11 Figuur 2: het groene bewustzijn groeit, en bos en open ruimte worden meer en meer gewaardeerd 3 3 Dee, N. (2006). Outside. met permissie. 4

12 2 Het bos in de maatschappij Het bos neemt een niet onbelangrijke plaats in binnen onze maatschappij. Aangezien deze scriptie handelt over de positie van dit ruimtegebruik in het Vlaamse landschap en de manieren waarop hiermee kan worden omgesprongen, wordt eerst ingezoomd op het bos zelf. Wat betekent het bos in Vlaanderen voor de maatschappij? De totale bosoppervlakte in Vlaanderen bedraagt ha. Dit komt overeen met een bosindex van 10,8 %. West-Vlaanderen vormt met een bosindex van amper 2,3 % de bosarmste Vlaamse provincie (vergelijk met een index van 20,6 % in Limburg). 70 % van de bossen in Vlaanderen is privé-eigendom, 13 % is eigendom van het Vlaamse Gewest en 17 % is eigendom van andere openbare eigenaars zoals provincies, gemeenten, OCMW s, kerkfabrieken en intercommunales. West-Vlaanderen heeft procentueel het hoogste aandeel openbare bossen (53 %). Figuur 3: bebossingsindex in Vlaanderen 4 Het doel van de bosbouw is in de eerste plaats het bosbehoud. Daarnaast beoogt de bosbouw in de grootst mogelijke mate en op een bestendige wijze zonder het bos in gevaar te brengen, producten en diensten te leveren die gunstig zijn voor de gemeenschap. Bossen in Vlaanderen zijn dus multifunctioneel, en verenigen zo veel mogelijk functies, vb. reservoirfunctie, regulerende functie, laboratoriumfunctie, signaalfunctie, economische functie en socio-culturele functie. Afhankelijk van het belang dat aan elke functie wordt gehecht, kan de nadruk meer liggen op de economische, sociaalrecreatieve of ecologische functie 5. Vooral in schaars beboste en dichtbevolkte gebieden dient een keuze tussen deze verschillende functies te worden gemaakt, omdat de bossen te klein geworden zijn om alle aspecten te kunnen verenigen. Anderzijds worden net in deze gebieden hoge 4 Swaels, S. (2004). Binnenband. Bebossingsindex in Vlaanderen. Binnenband 36 (9). 5 Lust, N. (1980). Bosbouw op bio-ekologische basis. In: Vereniging voor groenvoorziening, natuurbehoud en landschapszorg in Vlaanderen, p

13 eisen aan het bos gesteld. In Vlaanderen is de beboste oppervlakte al zodanig afgenomen, dat bosbehoud de eerste opdracht is geworden, bestaande bossen moeten zo veel mogelijk bewaard blijven. In aanvulling hiervan dient bovendien aan bosuitbreiding gedaan te worden 6. Door de verschillende functies die een bos uitoefent, kan gesteld worden dat bossen waardevol zijn binnen de maatschappij. Het is daarom interessant eens na te gaan wat dit precies inhoudt. De totale waarde van het bos kan bepaald worden aan de hand van studies die hieromtrent reeds gevoerd werden 7,8. Een deel van de baten van het bos zijn relatief eenvoudig monetair uit te drukken, zoals houtopbrengsten, CO 2 -captatie, jachtvergunningen. De bepaling van vb. de recreatieve waarde van het bos wordt berekend aan de hand van gegevens zoals de afstand die bezoekers bereid zijn af te leggen om het bos te bezoeken, het inkomgeld dat ze eventueel zouden willen bepalen, Tabel 1: monetaire waarde van bosgebieden houtopbrengsten jachtvergunningen recreatie CO 2 -captatie niet-gebruikswaarde: optie + bestaanswaarde 29/ha.j 15/ha.j /ha.j 25/ha.j 3 680/ha.j Het bos heeft met andere woorden heel veel te bieden. Het is dan ook verkeerd het bos te aanzien als een zwakke vorm van ruimtegebruik die om echt rendabel te zijn beter omgevormd kan worden naar andere vormen van grondgebruik. 6 Lust, N. (1975). Bospolitieke aspekten in industrielanden, in het bijzonder in België. Groene Band, oktober november december Centrum voor Economische Studiën, K.U.Leuven, Laboratorium voor Bos, Natuur en Landschap, K.U.Leuven, Vakgroep Staatshuishoudkunde/Milieu-economie, Wageningen University & Department of Agricultural and Resource Economics, Colorado State University (2000). Economische Waardering van Bossen. Een case study voor Heverleebos-Meerdaalwoud. Vlaams impulsprogramma natuurontwikkeling. 8 Centrum voor Economische Studiën, K.U.Leuven, Laboratorium voor Bos, Natuur en Landschap, K.U.Leuven & Vereniging voor Bos in Vlaanderen (2001). Kosten-baten Analyse van Bosuitbreiding in Oost-Vlaanderen. Vlaams impulsprogramma natuurontwikkeling. 6

14 3 Juridische context In dit hoofdstuk wordt het huidige juridische kader geschetst met betrekking tot het onderwerp van deze scriptie. Hiervoor wordt vertrokken vanuit het belangrijkste beleidsdocument binnen het veld van de ruimtelijke ordening, meer bepaald het Ruimtelijk Structuurplan Vlaanderen. In dit document worden uitspraken gedaan en visies gegeven omtrent het bosbeleid in Vlaanderen. Er wordt onderzocht of ook melding wordt gemaakt van woonparken. Een tweede belangrijk beleidsdocument is uiteraard het gewestplan. De belangrijkste bepalingen met betrekking tot woonparken worden op een kritische manier beschouwd. Binnen het kader van dit hoofdstuk wordt bijzondere aandacht geschonken aan het fenomeen van de zonevreemde bossen, dit zijn bossen die volgens het gewestplan in een harde bestemmingszone gelegen zijn. Deze bossen hebben te kampen met een bijzondere problematiek, die voor deze scriptie relevant is aangezien ook woonparken onder de noemer zonevreemde bossen te vatten zijn. Nadat het betreffende beleidskader werd geschetst, wordt de huidige relevante wetgeving bestudeerd. Vanuit het bosdecreet en aanverwante wetgeving wordt de aandacht gevestigd op de geldende procedures voor ontbossing en compensatie. Daarna worden het decreet houdende de ruimtelijke ordening en aanverwante wetgeving erop nagelezen. 3.1 Beleidsdocumenten Ruimtelijk Structuurplan Vlaanderen Het gewestelijk beleidsdocument bij uitstek inzake ruimtelijke ordening is het Ruimtelijk Structuurplan Vlaanderen (RSV) 9, dat het kader vormt voor de ruimtelijke ontwikkeling van Vlaanderen tussen 1994 en Het RSV is definitief vastgesteld in 1997 bij besluit van de Vlaamse regering van 23 september; de bindende bepalingen zijn bij decreet van 17 december 1997 bekrachtigd 7

15 Vlaanderen open en stedelijk Dé slagzin die het hele RSV moet samenvatten is Vlaanderen open en stedelijk. De resterende open ruimte moet maximaal beschermd worden en de steden dienen geherwaardeerd te worden zodat zij aangename plekken worden om te leven. Daarom wordt enerzijds ingezet op het buitengebied, waarvan de eigenheid bewaard moet worden en de openheid behouden. Verdere ontwikkelingen van bijkomende woningen en bedrijventerreinen in het buitengebied worden gematigd. Anderzijds worden de stedelijke gebieden omgevormd tot aantrekkelijke plekken om te wonen, te werken en te ontspannen. Een uitgebreid en gevarieerd aanbod van woningen, kantoren en wijken worden aangevuld met parken en mogelijkheden tot recreatie, die de buurt laten ademen. De open, niet-verstedelijkte ruimte wordt in het RSV aangeduid als het buitengebied. Het buitengebied omvat de gebieden die niet als stedelijk gebied worden afgebakend. Om de toenemende druk op en versnippering van de open ruimte en de uitwaaiering van de bebouwing en activiteiten tegen te gaan, worden hieromtrent beperkingen opgelegd. De potenties van de open ruimte zijn afhankelijk van de beheersing van de stedelijke ontwikkeling en van de uitwaaiering van bebouwing. Indien de druk op de open ruimte niet kan worden gekanaliseerd, nemen de problemen van versnippering en verstedelijking van de open ruimte in omvang toe. Voor de provincie West- Vlaanderen werd vastgelegd dat maximum 33 % van de bijkomende woongelegenheden tot 2007 gerealiseerd mag worden in de kernen van de gemeenten die volledig tot het buitengebied behoren (volgens het principe van de gedeconcentreerde bundeling). Voor de aansnijding en de invulling van de bestaande (niet-uitgeruste) woongebieden op de bestemmingsplannen wordt een strikte fasering in functie van de behoefte gehanteerd. Binnen de bestaande wettelijke bepalingen komt onder geen beding de vrije woonplaatskeuze in het gedrang. Het RSV maakt ook melding van het belang van groen en bossen aan de rand van de afgebakende stedelijke gebieden. De aanwezigheid van open-ruimtestructuren in de periferie, waaronder vb. stadsrandbossen en parkgebieden, kan aanleiding geven tot een meer aaneengesloten landschappelijke structuur, die belangrijke meerwaarden oplevert voor het wonen, de recreatie en het imago van de periferie. Omwille van hun belang voor de stedelijke leefbaarheid moeten de stedelijke natuurelementen en randstedelijke groengebieden dus worden behouden en ontwikkeld 10. Dit geldt als een prioriteit voor de Vlaamse overheid 11. Veel woonparken zijn gelegen in deze randstedelijke groene zones en doen dus afbreuk aan bovenvermelde doelstellingen. Het RSV versterkt hiermee de contradictie die in de inleiding reeds werd aangehaald. Enerzijds wordt in het RSV de verdichting van de bebouwing hoog in het vaandel gedragen. Nieuwe 10 Ministerie van de Vlaamse gemeenschap (1997). Ruimtelijk structuurplan Vlaanderen. Ministerie van de Vlaamse gemeenschap, Brussel

16 bebouwingsmogelijkheden moeten zo veel mogelijk vermeden worden, en de bebouwing moet in de bestaande kernen worden geconcentreerd. Een grote keerzijde van deze medaille is de verhoging van de druk op de bestaande woning- en bebouwingsvoorraad. Niet alleen schieten de prijzen van woningen en bouwpercelen de hoogte in, maar ook neemt de druk toe om de bestaande bebouwingsmogelijkheden ten volle te benutten. Dit betekent dat ook de percelen die feitelijk bos dragen maar een woonbestemming hebben, zoals woonparken, aangesneden moeten worden. Anderzijds streeft het RSV naar een vrijwaring en bescherming van de nog resterende open ruimte. Open ruimte, bos, natuur, landschap, worden steeds belangrijker. De oppervlakte aan bos en natuur moet volgens het RSV de komende jaren sterk toenemen. Dit valt niet te rijmen met de zonevreemde bossen die nu nog steeds moeten verdwijnen. In dit hoofdstuk wordt het RSV erop nagelezen en onderzocht hoe (al dan niet) met deze problematiek wordt omgegaan Een sterke opmars van de beboste oppervlakte? Ten opzichte van het bos in Vlaanderen neemt het RSV een eerder sterke stelling in. De huidige bebossingsindex 12 in Vlaanderen bedraagt ongeveer 8 %, waar deze 30 % zou moeten bedragen vanuit een integrale benadering van de behoeften aan bos, vanuit de verschillende functies en vanuit het ecosysteem bos op zich in relatie tot de andere ecosystemen. Daarom werd een Lange- Termijnplan Bosbouw opgesteld voor de bosuitbreiding in Vlaanderen, waarbij de eerste fase erin bestaat een bebossingsindex van 12 % te realiseren tegen In de bindende bepalingen met betrekking tot het buitengebied werd dan ook opgenomen dat het Vlaamse Gewest in de gewestplannen of in de gewestelijke ruimtelijke uitvoeringsplannen ha als bijkomend bosgebied of bosuitbreidingsgebied dient af te bakenen 13. In deze gebieden dient ecologisch verantwoorde bosuitbreiding plaats te vinden, dit omvat twee luiken 14 : - de effectieve bosuitbreiding: ha nieuw bos, aansluitend bij bestaande bossen, als buffer, in functie van natuurontwikkeling en verbinding of in de nabijheid van stedelijke gebieden (o.m. stadsrandbossen). Deze ecologische bosuitbreiding wordt uitgevoerd in de bestemmingscategorieën die voor bos van toepassing zijn (natuurgebied, reservaatgebied, bosgebied, bosuitbreidingsgebied, groengebied, parkgebied en bufferzone); - de planologische bosuitbreiding: om deze effectieve bosuitbreiding planologisch te ondersteunen zullen ha nieuwe bos- of bosuitbreidingsgebieden worden afgebakend in gewestelijke ruimtelijke uitvoeringsplannen (RUP s), op initiatief van de afdeling Ruimtelijke Planning (Vlaams Gewest). 12 De bebossingsindex = de beboste oppervlakte/totale oppervlakte. Dit komt overeen in Vlaanderen met ha (1994). 13 Ministerie van de Vlaamse gemeenschap (1997). Ruimtelijk structuurplan Vlaanderen. Ministerie van de Vlaamse gemeenschap, Brussel

17 Tussen 1994 en 2000 nam het bosareaal in Vlaanderen verder af met ha, ook deze oppervlakte dient gecompenseerd te worden 15. Hiervoor is binnen de planologische bosuitbreiding geen ruimte voorzien. Deze compensatie kan geschieden binnen alle bestemmingszones die volgens het bosdecreet in aanmerking komen voor compensatiebebossingen. De effectieve bosuitbreiding bedraagt dus in de realiteit ha nieuw bos, waar de planologische bosuitbreiding slechts ha bedraagt. Deze taakstelling werd ook voor elke provincie afzonderlijk vastgelegd. De provincie West- Vlaanderen dient te voldoen aan een planologische bosuitbreiding van ha. In de periode nam het netto bosareaal van de provincie als enige provincie niet af, maar wel toe met 59 ha. Dit leidt tot een vereiste effectieve bosuitbreiding van ha. Figuur 4: taakstelling per provincie voor planologische en effectieve bosuitbreiding Dit vertaalt zich in een verfijning binnen de provincie op basis van wenselijkheid en haalbaarheid via een afbakening van bosregio s. Ook binnen deze bosregio s heeft de afdeling Bos & Groen een verfijning gemaakt, die aan de hand van lokale studies geconcretiseerd kan worden. Hierop wordt dieper ingegaan bij de bespreking van de gevalstudie. De stellingname omtrent de uit te voeren bosuitbreiding dient in rekening gebracht te worden bij de afbakening van gebieden van de natuurlijke structuur. Door middel van een gefaseerde afbakening moet gegarandeerd worden dat de uitbreidingen ook effectief worden gerealiseerd, vooraleer nieuwe uitbreidingen worden vastgelegd. 15 Voor ontbossingen na 2000 geldt de compensatieplicht, hiervoor dient dus niet meer bijkomend gecompenseerd te worden. 10

18 Hoe traag bossen groeien Als hoofdverantwoordelijke voor de te realiseren bosuitbreiding voorziet de Vlaamse overheid zelf in een effectieve bosuitbreiding van 7000 ha. Daartoe dienen jaarlijks 700 ha gronden verworven en bebost te worden. Bijgevolg zal het Vlaamse Gewest zich meer moeten toespitsen op het bebossen van gronden en minder op het aankopen van bestaande bossen. Hiertoe werd binnen de afdeling Bos & Groen het Bosuitbreidingsteam opgericht. Tussen 1994 en 2005 werd echter slechts ha (299 ha/jaar) bebossing gerealiseerd, waarvan ha (182 ha/jaar) ecologisch verantwoorde bosuitbreiding door het Agentschap voor Natuur en Bos (ANB) 16. Naast de vooropgestelde bosuitbreiding bepaalt het RSV dat binnen de agrarische structuur gestreefd moet worden naar de realisatie van ha bosuitbreiding in het kader van de EGverordeningen 2080/92 en 1257/1999, de zgn. Plattelandsverordening. Het gaat hierbij dus om bijkomend bos binnen het agrarisch gebied. In de praktijk komt er van deze bebossingen in agrarisch gebied heel weinig terecht. In totaal werd tot 2005 slechts ha landbouwgronden (tijdelijk) bebost 17. Figuur 5: oppervlakte bosuitbreiding via verschillende instrumenten (bron: ANB) 16 Instituut voor Natuur- en Bosonderzoek (2006). Natuurindicatoren Bosoppervlakte: Oppervlakte bosuitbreiding. (versie van ). 17 ibidem 11

19 De grafiek toont de oppervlakte nieuwe bossen die door bosuitbreiding gerealiseerd werd. Sinds de mogelijkheid ontstond om landbouwgronden (al dan niet tijdelijk) gesubsidieerd te bebossen in 1997, is de bebossing door andere particulieren bijzonder klein geworden (27 ha of 3 ha/jaar). De subsidiëring voor bebossing van landbouwgronden kent meer respons dan de subsidiëring van bebossing door particulieren, o.a. omdat landbouwers over meer grond beschikken, omdat ze naast de subsidie ook inkomstensteun ontvangen en omdat hier populier nog wordt gesubsidieerd. De grafiek toont duidelijk de erg grote discrepantie tussen de beleidsdoelstellingen en de werkelijke bebossingssnelheid. Er dient gesteld dat wel degelijk werk gemaakt wordt van de bosuitbreiding, al ligt het tempo veel te laag. Wanneer we de cijfers voor vergunde ontbossing confronteren met de jaarlijkse bosuitbreiding, blijkt dat er jaarlijks netto slechts 79 ha bosuitbreiding wordt gerealiseerd. Aan dat tempo zal het 127 jaar duren vooraleer de ha bosuitbreiding volledig is gerealiseerd. Aangezien de tijdelijke bebossing hierin werd meegerekend, zal ondertussen een onbepaalde oppervlakte alweer verdwenen zijn 18. De huidige mechanismen voor de bosuitbreiding verlopen dus veel trager dan nodig. Factoren die tot deze trage realisatie van bosuitbreiding leiden, zijn onder meer: - de omslachtige procedure voor de aankoop van gronden door de overheid; - de tijd vereist voor wetenschappelijke voorbereiding van ecologisch verantwoorde bosuitbreiding; - de hoge grondprijzen; - de pachtwetgeving; - de vereiste machtigingen en adviezen voor bebossing; - het gebrek aan draagvlak vanuit onder meer de landbouwsector; - het onevenwicht tussen rechten en plichten bij de eigenaars Bos volgens het Ruimtelijk Structuurplan Vlaanderen De traag toenemende beboste oppervlakte in Vlaanderen is, naast de gebrekkige bosuitbreiding, ook de wijten aan de voortgaande ontbossing. De bestaande bossen worden geclaimd vanuit verschillende sectoren. Heel wat van de Vlaamse bossen zijn momenteel erg gedegenereerd door de inplanting van zonevreemde woningen, weekendhuisjes, intensieve vormen van recreatie, (een belangrijke opmerking hierbij is dat het RSV geen melding maakt van de bossen die op legale wijze gekapt worden ten behoeve van de realisatie van de gewestplanbestemming!). Ook treedt overal een verlies op van kleine bospercelen en alleenstaande bomen. Naast de hoger vermelde ontwikkelingsperspectieven voor bosuitbreiding moeten daarom aanzienlijke inspanningen geleverd 18 Dumortier, M., De Bruyn, L., Wils, C., Paelinckx, D., Vander Mijnsbrugge, K., Cox, K., Sioen, G., Roskams, P., Vandekerkhove, K. & Hens, M. (2005). Bossen en struwelen. In: Dumortier, M., De Bruyn, L., Hens, M., Peymen, J., Schneiders, A., Van Daele, T., Van Reeth, W., Weyemberh, G. & Kuijken, E. (2005) Natuurrapport Toestand van de natuur in Vlaanderen: cijfers voor het beleid. Mededelingen van het Instituut voor Natuurbehoud nr. 24, Brussel. 19 ibidem 12

20 worden voor de herwaardering van de bestaande bossen in de richting van de doelstellingen van het bosdecreet. De gebrekkige invulling van de kaderwet, de organisatorische omkadering en het financiële instrumentarium maken echter dat het moeilijk is de ontbossing te stoppen, de versnippering tegen te gaan en vooral de bebossing en de bosrevitalisatie te stimuleren 20. Om het bosbeleid te optimaliseren wordt daarom in de Lange Termijnplanning gestreefd naar grote aaneengesloten boscomplexen. Hiernaast wordt ook de kwaliteitsverhoging van het areaal vooropgesteld. De belangrijkste doelstellingen van het RSV ten aanzien van de bosstructuur zijn dus het tegengaan van de versnippering van de bestaande bossen, versterking van de multifunctionaliteit, bosuitbreiding en het voorzien van nieuwe bossen in bosarme streken. Het RSV stelt zelfs expliciet dat het noodzakelijk is alle bestaande bossen te beschermen en bosuitbreiding te realiseren 21. In werkelijkheid is de situatie er sinds de invoering van het RSV niet beduidend op verbeterd. Gegevens uit 2003 tonen vb. aan dat tussen eind 1999 en half vergunde ontbossingen werden doorgevoerd De problematiek van zonevreemde bossen Een belangrijke oorzaak die aan de grondslag ligt van het probleem is het feit dat het RSV er van uit gaat dat het bestaande bosareaal volledig gelegen is binnen groene bestemmingszones. Bij de afbakening van de gewestplannen werd echter voor de bossen onvoldoende rekening gehouden met de terreinsituatie 23. Veel bossen zijn dan ook gelegen in vb. woongebied of industriegebied. Dit zijn de zogenaamde zonevreemde bossen. Het RSV maakt hier abstractie van en biedt dan ook geen oplossing voor dit probleem, maar gaat in enkel uit van behoud en bescherming van bestaande bossen en behoud van het bestaande bosareaal (ongeacht de gewestplanbestemming dus). Over zonevreemde bossen wordt niets vermeld, het huidige beleid geeft echter de indruk dat behoud en bescherming van bestaande bossen alleen geldt voor bossen die binnen een groene bestemmingszone zijn gelegen, hoewel dit niet de finaliteit geweest kan zijn van het RSV 24. De zonevreemde bossen die gelegen zijn in de gewestplanbestemmingen woongebieden en industriegebieden (beiden te interpreteren in de ruime zin, dus ook woonparken vallen onder deze categorieën) of in vergunde niet-vervallen verkavelingen mogen worden ontbost zonder dat een ontheffing op de ontbossingsstop aangevraagd dient te worden, mits compensatie weliswaar. Dit 20 Vereniging voor Bos in Vlaanderen (2005). Vlaams Bosmemorandum Ministerie van de Vlaamse gemeenschap (1997). Ruimtelijk structuurplan Vlaanderen. Ministerie van de Vlaamse gemeenschap, Brussel. 22 Dumortier, M., De Bruyn, L., Peymen, J., Schneiders, A., Van Daele, T., Weyembergh, G., van Straaten, D. & Kuijken, E. (2003). Natuurrapport Toestand van de natuur in Vlaanderen: cijfers voor het beleid. Instituut voor Natuurbehoud, Brussel 23 Spaas, J. (1999). De open ruimte vanuit het standpunt bos. In: Vlaamse LandMaatschappij (1999). De open ruimte in Vlaanderen, vandaag en morgen. Colloquium vrijdag 26 maart 1999, Brussel. 24 Vereniging voor Bos in Vlaanderen (2003). Vlaams Bosmemorandum

21 geldt ook voor ontbossingen ten behoeve van het algemeen belang. Voor de andere bestemmingen dient een ontheffing op het ontbossingsverbod te worden aangevraagd om tot ontbossing te kunnen overgaan. Dit vormt echter geen onoverkomelijk obstakel, aangezien deze ontheffing regelmatig wordt toegekend. Figuur 6: oppervlakte ontbost met ontbossingsvergunning (bron: ANB) Van 1999 tot en met 2004 werd voor 697 ha een vergunning tot ontbossing toegekend. Dit wil zeggen dat er jaarlijks gemiddeld 170 tot 190 ha ontbossing werd vergund. Van 1999 tot en met 2005 werd voor 431 ha ontheffing goedgekeurd. De laatste 3 jaar werd er jaarlijks voor 60 à 70 ha een ontheffing van het ontbossingsverbod toegekend 25. In de periode werd 75 % van de aanvragen tot ontheffing goedgekeurd, en 89 % van de aanvragen tot ontbossing werd vergund. Tussen eind 1999 en midden 2002 werden door de afdeling Bos en Groen slechts 21 aanvragen tot ontbossing geweigerd. Voor 7 van deze aanvragen werd door de administratie Ruimtelijke Ordening toch een vergunning afgeleverd, hetgeen betekent dat in één derde van de gevallen de administratie Ruimtelijke Ordening volledig aan het negatief advies van de afdeling Bos en Groen voorbijgaat Instituut voor Natuur- en Bosonderzoek (2006). Natuurindicatoren Bosoppervlakte: Oppervlakte bosuitbreiding. (versie van ). 26 Dumortier, M., De Bruyn, L., Peymen, J., Schneiders, A., Van Daele, T., Weyembergh, G., van Straaten, D. & Kuijken, E. (2003) Natuurrapport Toestand van de natuur in Vlaanderen: cijfers voor het beleid. Instituut voor Natuurbehoud, Brussel 14

22 Ruimte voor compenserende bebossingen Voor de vergunde ontbossingen dient te worden gecompenseerd. De ontbosser kan hierbij kiezen tussen een compensatiebebossing in natura en het betalen van een bijdrage. Het RSV bakende echter geen zones af om aan compensatiebebossing te doen, wat logisch is aangezien de compensatieregelgeving dateert van na de inwerkingtreding van het RSV. Dit heeft echter vervelende gevolgen. Vaak leiden compensatiebebossingen namelijk tot nieuwe zonevreemde bossen, wat uiteraard niet de bedoeling kan zijn 27. Veelal tracht de aanvrager gronden met een agrarische bestemming te bebossen. De redenen hiervoor zijn gelijkaardig als deze beschreven voor de bosuitbreiding op landbouwgronden. Compensatie op landbouwgronden ligt echter niet voor de hand, aangezien het veldwetboek en de pachtwetgeving dit bemoeilijken. Het gevolg is dat de ontbosser de moed opgeeft, en dat tussen eind 1999 en juli 2002 voor 73 % van de vergunde ontbossingen gecompenseerd werd door middel van een bosbehoudsbijdrage. Wanneer ervoor wordt geopteerd een compensatievergoeding te betalen, worden deze gelden gestort op een rekening (het boscompensatiefonds of bossenfonds) die beheerd wordt door het Agentschap voor Natuur en Bos. Dit budget kan volledig gebruikt worden voor het uitvoeren van compenserende bebossingen. Daarmee worden dus voornamelijk nieuwe te bebossen terreinen aangekocht, die daarna worden bebost. Op die manier treedt de Vlaamse overheid in de plaats van de vergunde ontbossers die er niet voor hebben gekozen om zelf de compenserende bebossing uit te voeren. De wetgever wil dat de compenserende bebossing zo veel mogelijk plaatsvindt in streken waar veel wordt ontbost, om op die manier het bosbestand in elke regio op peil te houden. Het is echter ook voor de overheid bij de besteding van de middelen uit het bossenfonds niet altijd even eenvoudig om een compenserende bebossing te realiseren. Zoals reeds vermeld, werd voor de realisatie van de compensatie in het Ruimtelijk Structuurplan Vlaanderen geen ruimte voorzien. Wel voorziet het RSV ruimte voor bosuitbreiding. Compenserende bebossingen mogen echter niet als bosuitbreiding worden beschouwd, aangezien het gaat over een compensatie voor bestaande bossen die werden gekapt. Door de grote druk op gronden in de open ruimte en de overheersing van landbouwgronden in het buitengebied dient voornamelijk gewacht te worden tot opportuniteiten (zoals spontane aanbiedingen) zich voordoen. Bijgevolg is het ook niet mogelijk altijd in de directe nabijheid van een ontboste regio te compenseren. In principe stelt het Agentschap voor Natuur en Bos elke aankoop of significant deel van een aankoopdossier dat voldoet aan de voorwaarden om beschouwd te worden als compenserende 27 Bond Beter Leefmilieu, Natuurpunt, Vereniging voor Bos in Vlaanderen & Natuur en Landschap Meetjesland (2004). Vlaanderen is vol, ruimtelijke ordening is nodig! Bond Beter Leefmilieu, Natuurpunt, diverse milieuverenigingen en afdelingen van Natuurpunt organiseren de Week van de Ruimtelijke Ordening. Dinsdag 4 mei Oost-Vlaanderen: regulariseer zonevreemde bossen! perstekst 4 mei

23 bebossing, voor op het bossencompensatiefonds. Het is aan de minister bevoegd voor Leefmilieu op advies van de inspecteur van Financiën voor dossiers vanaf euro, en aan de minister bevoegd voor Begroting voor dossiers vanaf euro om te beoordelen of de vastlegging al dan niet op het voorgestelde fonds mag gebeuren. Of het uiteindelijk tot een aankoop komt, hangt uiteraard ook af van het feit of het op basis van de genomen vastlegging tot een akkoord met de betrokken eigenaar kan komen over de aankoop van het eigendom. Tussen 2000 en 2005 werd een totaal bedrag geïnd van ,25 euro aan bosbehoudsbijdragen voor heel Vlaanderen. Dit komt overeen met een totale vergunde ontboste oppervlakte van 482,36 hectare. Daarnaast werd 238,03 hectare bebossing gerealiseerd als compensatie in natura voor vergunde ontbossingen. Met het compensatiebedrag werden 66 ha grond voor bebossing aangekocht voor een totaal bedrag van 1,6 miljoen euro 28. Het systeem van de bosbehoudsbijdrage functioneert dus nog niet naar behoren. Hierbij wordt geen rekening gehouden met het verlies aan kwaliteit. Nieuwe bossen hebben immers gemiddeld een geringere ecologische kwaliteit dan oudere bossen. Hierop wordt verder in de tekst dieper ingegaan Het belang van zonevreemde bossen Hierboven werd de problematiek van de zonevreemde bossen reeds grotendeels uiteengezet. In dit deel wordt het belang van deze bossen onderlijnd. Zonevreemde bossen zijn bossen in gebieden waaraan de plannen van aanleg of ruimtelijke uitvoeringsplannen een ruimtelijke bestemming geven die niet verenigbaar is met het bosbehoud 29. Ze zijn met andere woorden gelegen in niet-groene bestemmingen volgens het gewestplan, zoals als woongebied, woonpark, industriegebied, Vlaanderen telt zo n ha (of 29 % van het totaal) bossen die niet in groene bestemmingszones gelegen zijn 30, waarvan ha direct bedreigd zijn. Bedreiging verwijst naar de kans dat het bos in deze bestemming effectief gerooid zal worden. Volgens het Natuurrapport 2003 zijn van de zonevreemde bossen ha biologisch zeer waardevol, ha biologisch waardevol tot zeer waardevol en ha biologisch waardevol Vlaams Parlement (2005). Vraag nr van 28 april 2005 van dhr. G. Van Baelen. Inkomsten en bestedingen van het Bossenfonds ten gevolge van de compensatieregeling. 29 Vereniging voor Bos in Vlaanderen (2003). Vlaams Bosmemorandum Leyman A. en Vandekerkhove K. (2003). Beleidsondersteunend onderzoek rond zonevreemde bossen, bosuitbreiding & A- locaties. Deelrapport luik 1: Opstellen van een rangorde voor gewestplanwijzigingen van zonevreemde bossen. Instituut voor Bosbouw en Wildbeheer, in opdracht van het Ministerie van de Vlaamse Gemeenschap, AMINAL, afdeling Bos & Groen. Rapport IBW Bb R , 32p. + bijlagen. 31 Dumortier, M., De Bruyn, L., Peymen, J., Schneiders, A., Van Daele, T., Weyembergh, G., van Straaten, D. & Kuijken, E. (2003). Natuurrapport Toestand van de natuur in Vlaanderen: cijfers voor het beleid. Instituut voor Natuurbehoud, Brussel. 16

24 Gezien zich ongeveer ha bos in woon- of industriegebied bevindt en daar voor ontbossing geen ontheffing is vereist, kan verwacht worden dat, indien niet wordt ingegrepen, de hierboven beschreven trends van ontbossing en onvoldoende compensatie zich in de toekomst zullen verderzetten. De huidige instrumenten zijn duidelijk niet krachtig genoeg om een kentering teweeg te brengen. Een belangrijke stap om tot een oplossing te komen zou erin bestaan de ontbossing in de zonevreemde bossen in woon- en industriegebied af te remmen door deze bossen beter te beschermen of te herbestemmen. Een eventuele herbestemming dient echter los gezien te worden van de vereiste ha bosuitbreiding, aangezien het een herbestemming betreft van reeds bestaande bossen. Positief is dat de publieke opinie omtrent bosbehoud, respect voor bos en natuur en duurzame energie de laatste tijd een steeds sterker standpunt inneemt. Nagenoeg elke aangekondigde ontbossing van zonevreemde bossen stuit op stormen van protest bij de publieke opinie. Een typerend voorbeeld hiervan is het Lappersfortbos bij Brugge. Dit gaf aanleiding tot de oprichting van het Groene Gordel Front, dat zich inzet voor het integraal beschermen van het zonevreemde Lappersfortbos en de rest van de groene gordel van Brugge en ommeland. Maar ook het aansnijden van nieuwe verkavelingen in woonparken geeft aanleiding tot protestacties, werkgroepen en actiecomités. Voorbeelden zijn vb. het Klinkaardbos in Kapellen, dat ecologisch zeer waardevol is en met een oppervlakte van 135 ha ook erg omvangrijk is. Het Scheutbos in Kaprijke is slechts 31,1 ha groot, maar groeit stilaan uit tot een symbooldossier, aangezien door de Vlaamse overheid pogingen worden ondernomen voor een bestemmingswijziging. Het Groene Gordel Front klaagt onder meer de mogelijke verdere ontwikkeling van het woonpark in Beisbroek aan, zoals vastgelegd in het GRS van Brugge 32. Deze groeiende aandacht bij de bevolking, gesteund door de aandacht van de media, de toenemende literatuur en films omtrent milieu en ecologie kunnen voor de overheid enkel een stimulans vormen om een actiever beleid te gaan voeren omtrent bosbehoud. Dit lijkt ook zo te zijn, in de aanloop naar de komende verkiezingen haalt elke politieke partij een ecologisch agendapunt uit de kast. De vraag blijft natuurlijk of dit onderwerp ook na de verkiezingen nog zo prominent aanwezig zal zijn in het beleid Besluit Dit hoofdstuk had als doelstelling na te gaan hoe in het RSV omgegaan werd met de problematiek van ontbossingen in woonparken. Besluitend kan gesteld worden dat woningen en verkavelingen in bossen niet te rijmen vallen met de doelstellingen zoals vooropgesteld in het RSV. Bestaande 32 Groene Gordel Front (2005). Nieuwe zonevreemde bossen bij Beisbroek: Lappersfort 2. Persbericht Groene Gordel Front in Brugge en Ommeland 24 oktober

25 bossen, ongeacht deze nu binnen de afbakening van de stedelijke gebieden of in het buitengebied zijn gesitueerd, dienen conform het RSV maximaal gevrijwaard en zelfs beschermd te worden. Wat echter opvalt is dat het RSV de woonparken als bestaande gewestplanbestemming vergeet. Het beleidsdocument haalt nergens de problematiek aan van de waardevolle bossen die moeten verdwijnen ten behoeve van verkavelingen. Nochtans staat de voortgaande ontbossing haaks op de waarden en doelstellingen die het RSV naar voor schuift. Deze inconsequentie in het beleid zou moeten worden aangepakt Gewestplan Bij de afbakening van de gewestplannen werden heel wat gebieden als woonpark ingekleurd. Deze gebieden zijn overwegend een opname van bestaande toestanden, met andere woorden de gebieden waar grote villa s voorkwamen op uitgestrekte percelen in een bosrijke omgeving 33. De gewestplanvoorschriften duiden de woonparken aan als een specificatie van de woongebieden. Ze worden gedefinieerd als gebieden waarin de gemiddelde woningdichtheid gering is en de groene ruimten een verhoudingsgewijs grote oppervlakte beslaan 34. De omzendbrief betreffende de inrichting en de toepassing van de ontwerp-gewestplannen en gewestplannen biedt meer houvast omtrent wat wel en niet kan in woonparken 35. Deze omzendbrief omschrijft woonparken als gebieden van louter residentiele aard, gericht op het rustig verblijven in een homogeen voor het wonen bestemd woongebied in het groen. Alle inrichtingen en activiteiten die verenigbaar zijn met de stedenbouwkundige bestemming van het woongebied zijn toelaatbaar, mits deze in inpasbaar zijn in de onmiddellijke omgeving. Doorgaans betekent dit dat enkel residentiele activiteiten in een woonpark kunnen worden toegestaan. Enkele richtlijnen dienen in acht genomen te worden bij de beoordeling van stedenbouwkundige of verkavelingsaanvragen: - de woningdichtheid is begrepen tussen de 5 à 10 woningen per ha, dit betekent een erg lage dichtheid. Als grootteorde voor de perceelsoppervlakte wordt 1000 à 2000 m² vooropgesteld, afhankelijk van de dichtheid van het bestaande groen; - de totale bebouwbare oppervlakte, met inbegrip van afzonderlijke bijgebouwen, bedraagt maximaal 250 m²; 33 Vlaams Parlement (1999b). Vraag nr. 285 van 29 april 1999 van dhr. J. Malcorps. Intrekking van de verkavelingsvergunning in het Wolvenbosch in Kapellen december Koninklijk besluit betreffende de inrichting en de toepassing van de ontwerp-gewestplannen en de gewestplannen 35 8 juli Omzendbrief betreffende de inrichting en de toepassing van de ontwerp-gewestplannen en gewestplannen, gewijzigd via omzendbrief dd. 25/1/2002 en 25/10/