Bij brief van 17 januari 2012, ontvangen 18 januari 2012, zijn de gronden van het bezwaar ingediend.

Maat: px
Weergave met pagina beginnen:

Download "Bij brief van 17 januari 2012, ontvangen 18 januari 2012, zijn de gronden van het bezwaar ingediend."

Transcriptie

1 gemeente HEEMSTEDE Advies van de commissie voor bezwaarschriften aan de gemeenteraad. Besluit: Bij besluit van 27 oktober 2011, verzonden 3 november 2011, heeft de gemeenteraad besloten de aanvraag van mevrouw M.S.A. Suttorp-Schulten, de heer H.A. Jaspers, de heer P.J. Voet en de heer J.J.H. Heideman tot herziening van het bestemmingsplan "Centrum en omgeving" af te wijzen. Verzocht werd om de huidige bestemming van de carports Kees van Lentsingel 1, L. van Wijkplein 10, 11 en 15 van bestemming "Tuin" met bouwaanduiding "overkapping" te wijzigen in bestemming "Wonen". Bezwaarden: Tegen dit besluit hebben mevrouw M.S.A. Suttorp-Schulten (Kees van Lentsingel 1), de heer H.A. Jaspers (L. van Wijkplein 10), de heer P.J. Voet (L van Wijkplein 11) en de heer J.J.H. Heideman (L. van Wijkplein 15) gezamenlijk bij brief van 15 december 2011 pro forma bezwaar aangetekend ingevolge de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Bij brief van 17 januari 2012, ontvangen 18 januari 2012, zijn de gronden van het bezwaar ingediend. Bij brief van 3 februari 2012, ontvangen 7 februari 2012, is nog een aanvulling van de gronden ontvangen. Dit betreft een verwijzing naar een audioverslag. (De link naar dit audioverslag is per toegestuurd aan de commissieleden.) Ontvankelijkheid: Het bezwaarschrift is ontvangen op 19 december 2011, binnen de geldende termijn van 6 weken. Ook voor het overige voldoet het bezwaarschrift aan de te stellen eisen, zodat het ontvankelijk is. Hoorzitting: De commissie heeft op 16 februari 2012 een hoorzitting gehouden. Het verslag van de hoorzitting is als bijlage bij dit advies gevoegd. Leden commissie: De commissie was als volgt samengesteld: de heer mr. M.A. Fierstra, voorzitter en mevrouw mr. P. Zwart-Vrugt en mevrouw dr. mr. A. Herezog, leden. Feiten en omstandigheden Bij brief van 19 april 2011 heeft het hoofd Ruimtelijk Beleid namens het college de raad geadviseerd inzake het al dan niet opnemen van een positieve bestemming voor de carports. In de raadsvergadering van 28 april 2011 is het voorstel voor amendement carports van de heer J. Maas (PvdA) verworpen. Bij brief van 25 mei 2011, ontvangen 26 mei 2011, heeft mevrouw M.S.A. Suttorp-Schulten verzocht om herziening van het bestemmingsplan Centrum inhoudende de wijziging van de bestemming van de plaats waar de huidige carport staat van bestemming "Tuin" in bestemming "Wonen". Bij brief van 5 juni 2011, ontvangen 7 juni 2011, hebben de heren H.A. Jaspers, P.J, Voet en J.J.H. Heideman zich aangesloten bij de aanvraag van mevrouw Suttorp bij brief van 25 mei Bij brieven van 1 juli 2011 heeft het college gereageerd om de verzoeken om herziening. Bij brieven van 5 juli 2011 heeft de raadsgriffier namens de gemeenteraad aangegeven dat de raad de brieven in handen heeft gesteld van het college ter beantwoording

2 Bij brief van 9 juli 2011 respectievelijk 13 juli 2011 geven mevrouw Suttorp respectievelijk de heren Jaspers, Voet en Heideman aan dat zij van mening zijn dat de raad moet besluiten op hun aanvraag om herziening. Bij brieven van 25 juli 2011 heeft de raadsgriffier namens de raad aangegeven dat de raad wacht op de uitkomst van het overleg tussen bezwaarden en het college en daarna pas besluit. Bij besluit van 27 oktober 2011 heeft de raad besloten tot afwijzing van de verzoeken tot herziening. Samenvatting van de bezwaren 1. In de verbeelding van het bestemmingsplan is, in afwijking van het concept-bestemmingsplan, aan gedeelten van de percelen van bezwaarden de bestemming "Tuin" met nadere aanduiding "specifieke bouwaanduiding-overkapping" gegeven. Hier had de bestemming "Wonen op dienen te worden gelegd. Het ontbreken van bebouwingsmogelijkheden waar de andere bewoners wel over beschikken maakt de woningen minder waard. 2. Het kan niet zo zijn dat enkel in de mogelijkheid van een financiële claim van derden op de gemeente reden wordt gevonden om een eerder gemaakte en door de gemeente erkende fout in de ruimtelijke ordening niet in het bestemmingsplan te herstellen, maar wel via een nog te voeren Wabo-procedure, alleen om zo een eventueel planschaderisico bij bezwaarden te kunnen leggen. Dit is qua ruimtelijke ordening een onbegrijpelijke zo niet oneigenlijke opstelling en in strijd met het gelijkheidsbeginsel. 3. Honorering van de verzoeken leidt niet tot een ongewenste precedentwerking omdat het gaat om een zeer specifiek geval (herstel van een in het verleden kennelijk gemaakte fout) waardoor ook de vergelijking met eerdere verzoeken van derden niet opgaat. Overwegingen van de commissie Bij het L. van Wijkplein en de Kees van Lentsingel zijn 12 gelijke woningen. Bij 7 van de 12 woningen is de carport wel meegenomen in het bouwvlak bij het voorheen geldende bestemmingsplan "Van Merlen" en bij de andere 5 woningen niet. De woningen waar de carport niet is meegenomen in het bouwvlak zijn de woningen L. van Wijkplein 10, 11, 14 en 15 en Kees van Lentsingel 1. Bij de 4 woningen aan het L. van Wijkplein is in het huidige bestemmingsplan "Centrum en omgeving" een specifieke bouwaanduiding aangegeven: "overkapping". Bij Kees van Lentsingel 1 is dit abusievelijk niet gedaan, maar had dat wel gemoeten. Voor de gewenste planologische wijziging, bestemming "Wonen" ter plaatse van de carport, moet het bestemmingsplan worden aangepast. Een alternatieve mogelijkheid, waarvoor de raad heeft geopteerd, is een omgevingsvergunningprocedure voor afwijking van het bestemmingsplan, gevolgd door inpassing in de eerstvolgende wijziging van het bestemmingsplan. Het college heeft aangegeven bereid te zijn mee te werken aan laatstgenoemde procedure onder voorwaarde dat voor het eventuele planschaderisico een verhaalsovereenkomst (planschadeovereenkomst) wordt gesloten. Bezwaarden willen deze planschadeovereenkomst niet tekenen. Door de vertegenwoordiger van de gemeenteraad is bevestigd dat de 12 percelen niet verschillen. De raad heeft niet gemotiveerd waarom indertijd het maken van dit onderscheid gerechtvaardigd werd geacht noch welke reden - afgezien van het hierna te bespreken planschaderisico - zou rechtvaardigen dat dit onderscheid tussen percelen die overigens niet relevant van elkaar verschillen gehandhaafd zou moeten blijven. Onder deze omstandigheden is sprake van een ongelijke behandeling van gelijke gevallen. De raad heeft zich op het standpunt gesteld mee te willen werken aan het feitelijk in dezelfde positie brengen van de onderhavige percelen ten opzichte van de percelen waarbij de carport is meegenomen in het bouwvlak van het bestemmingsplan. Hieraan is de voorwaarde verbonden dat bezwaarden een planschadeovereenkomst sluiten. De commissie is van mening dat deze voorwaarde niet kan worden gesteld. Het hanteren van deze voorwaarde betekent dat bezwaarden alleen dan in een gelijke positie wat betreft hun perceel worden gebracht indien zij bereid zijn in ruil daarvoor een financieel risico te lopen. Deze voorwaarde is niet gehanteerd met betrekking tot de overige percelen. Dit betekent dat bezwaarden door te verlangen dat zij een planschadeovereenkomst sluiten nog steeds niet gelijk worden behandeld. Rechtvaardiging voor dit onderscheid kan niet worden gezocht in het verschil dat indertijd is gemaakt tussen de bedoelde percelen, aangezien juist voor dit onderscheid geen rechtvaardiging is verstrekt. Het beginsel van gelijke behandeling brengt mee dat de commissie van mening is dat niet is vol te houden dat bij de andere 5 woningen, waarvan de eigenaren van 4 woningen onderhavig bezwaar hebben ingediend, nu wel vooraf een planschadeovereenkomst

3 getekend moet worden. De commissie tekent hierbij aan dat de vrees voor precedentwerking geen zelfstandig argument vormt aangezien het hier betreft het herstellen van een zonder redelijke grond gemaakt onderscheid. De commissie veronderstelt overigens dat dergelijke situaties zich niet veel zullen hebben voorgedaan. De commissie merkt nog op dat er in deze zaak veel procedures gevoerd worden die beide partijen veel tijd en geld kosten terwijl de planschade, die buiten het 2% normaal maatschappelijk risico valt, bovendien naar de commissie heeft begrepen ter hoorzitting naar alle waarschijnlijkheid verwaarloosbaar is. Door de vertegenwoordiger van de raad is tijdens de zitting ook aangegeven dat de schatting is dat het risico meevalt maar dat dat niet objectief is vastgesteld. Conclusie De commissie concludeert na bestudering van alle relevante stukken, gelet op de bezwaren en hetgeen ter hoorzitting is aangevoerd dat de bezwaren gegrond zijn. Advies De commissie adviseert de gemeenteraad het bestreden besluit te herroepen en gelet op bovenstaande overwegingen een nieuw besluit te nemen op onderhavige verzoeken tot herziening van het bestemmingsplan "Centrum en omgeving". Heemstede, 6 maart 2012 De commissie voor de bezwaarschriften, De plv. secretaris he voorzitter, /vo,-'- 1, ii. 1 / i v/ x Vv ^ ^ '^t^^-och mr. drs. M.R. Staller mr. M.A. Fierstra

4 gemeente HEEMSTEDE Verslag van de hoorzitting op 16 februari 2012, van de commissie voor bezwaarschriften inzake het bezwaarschrift van mevrouw M.S.A. Suttorp-Schulten, de heer H.A. Jaspers, de heer P.J. Voet en de heer J.J.H. Heideman Aanwezig: de heer mr. M.A. Fierstra mevrouw mr. P. Zwart-Vrugt mevrouw dr. mr. A. Herezog mevrouw M.S.A. Suttorp, de heer H.A. Jaspers, en de heer J.J.H. Heideman de heer R. van der Aar mevrouw mr. drs. M.R. Staller Afwezig: de heer P.J. Voet voorzitter lid van de commissie lid van de commissie bezwaarden namens de gemeenteraad plv. secretaris bezwarencommissie bezwaarde De voorzitter opent de hoorzitting en geeft, op aangeven van bezwaarden, de heer Jaspers het woord. De heer Jaspers leest een notitie voor. Deze notitie is aan dit verslag gehecht en maakt hiervan onderdeel uit. De heer Van der Aar leest zijn pleitnotitie voor. Deze notitie is aan dit verslag gehecht en maakt hiervan onderdeel uit. Hij vult, naar aanleiding van een vraag van de voorzitter, aan dat de reden van het onderscheid dat is gemaakt in het toenmalige bestemmingsplan Van Merlen uit 1992 wat betreft de Kees van Lentsingel 1 en L. van Wijkplein 10, 11 en 15, en de overige woningen wel is bekeken en onderzocht maar niet meer te achterhalen is. Inhoudelijk is er bereidheid om mee te werken aan een omgevingsvergunningprocedure voor een afwijzing van het bestemmingsplan vanwege de gelijkheid. Echter dit gaat rechtstreeks in tegen een groter belang, te weten het risico op planschade en mogelijke precedenten. De voorzitter zegt dat nu de percelen niet verschillen en het verschil in aanduiding ook niet meer te achterhalen valt er sprake is van (een beroep op) het gelijkheidsbeginsel, waarbij vroeger ook het risico van planschade wellicht gold maar waarvoor geen planschadeovereenkomst behoefde te worden getekend vooraf. De heer Van der Aar legt uit dat het financiële risico ook doorwerkt in toekomstige situaties. Dit belang weegt zwaarder dan de gelijkheid c.q. het herstel. Een verhaalsovereenkomst is in deze cruciaal. Indien daarvan wordt afgezien dan zou in toekomstige gevallen ook hiervan moeten worden afgezien ook als daar een groter / reëler planschaderisico speelt. Het risico is nooit beoordeeld, dus de hoogte van het planschaderisico is ook niet bekend. Het standpunt van de raad is dat bij een risico er een verhaalsovereenkomst moet worden getekend. De heer Jaspers merkt nog op dat bij een risico van maximaal 2%, dit valt binnen het aanvaardbaar maatschappelijk risico en dat dit dan niet hoeft te worden uitgekeerd. De heer Van der Aar benadrukt dat de raad dit risico niet wil lopen. De inschatting is wel dat het risico meevalt maar dat is niet objectief vastgesteld

5 Mevrouw Herczog vraagt waarom er geen planschaderapport is opgemaakt op kosten van de gemeente en waarom er sprake is van precedentvorming als eventuele fouten uit het verleden hersteld worden. De heer Van der Aar draait dit om door te zeggen dat waarom er bij een klein risico er geen verhaalsovereenkomst wordt getekend. Desgevraagd zegt hij dat een planschaderapport een paar kost (juridische onderbouwing en taxatie). De heer Heideman zegt dat zij te maken hebben met allemaal ingewikkelde procedures en dat hun buren dat nooit hebben gehad. Ook waren er volgens hem verschillende momenten waarop de fouten hersteld konden worden. Mevrouw Suttorp vraagt zich af waar het nu allemaal over gaat en wat dit wel niet kost aan tijd en geld. Niets meer aan de orde zijnde, sluit de voorzitter de hoorzitting. Heemstede, 16 februari 2012 De commissie voor de bezwaarschriften, De plv. secretaris, De voorzitte mr. drs. M.R, Staller l. V mr. M.A. Fierstra

6 Geachte commissie, Mijn naam is Bert Jaspers, bewoner aan het L. van Wijkplein 10 en belanghebbende in onderhavige zaak. Ik spreek mede namens Mevr. Suttorp wonend aan de Kees van Lentsingel l.indienster van de aanvraag tot herziening van het bestemmingsplan Centrum. Tevens de heren Heideman en Voet, beide wonend aan het van Wijkplein. Wij kunnen ons geheel vinden in de door Mr. Staller opgestelde samenvatting van ons bezwaar. Ik wil u nog 3, korte, aanvullingen ter overweging meegeven. Punt 1: Bij fouten in het bestemmingplan Centrum gaat de gemeente Heemstede er van uit dat deze NIET door ambtelijke deskundigen, wiens dagelijkse taak het is om zorgvuldig naar plantekeningen te kijken worden ontdekt, maar door de burger. En doet de burger dat, dan verwijt de gemeente diezelfde burger dat hij dat niet eerder, tijdig of eigenlijk helemaal niet heeft gemeld. Desondanks corrigeert de gemeente ambtshalve de bestemming tuin naar "tuin met bijzondere overkapping" en " vergeet" de carport aan de Kees van Lentsingel 1. Terwijl de gemeente deze zelf, ambtshalve, ontdekt had ruim voor het vaststellen van het bestemmingsplan Centrum op 28 april Het wordt nog vreemder dat die zelfde gemeente een bouwvergunning heeft afgegeven op 22 juni 2007 voor een verbouwing aan de carport van Mevr. Suttorp aan de Kees van Lentsingel 1. Een dus niet bestaande carport, althans volgens de toen vigerende plantekening. De gemeente heeft hier nooit actie op ondernomen om deze fout te corrigeren. Nee, de gemeente gaat er van uit dat de burger dit doet. Punt 2: Op ons initiatiefis er op 17 augustus een vergadering belegt met de wethouder en de heer van der Aar van de gemeente. Hierin hebben wij een compromis voorstel gedaan waarbij in het bestemmingsplan de hoogte van mogelijke bouw beperkt zou worden tot de Ie verdieping i.p.v. 8 meter hoogte. De heer van der Aar opperde de mogelijkheid van een mini procedure welke ons tegemoet zou komen. Wij hadden een goed gevoel bij deze vergadering tot dat de afwijzingsbrief in de bus viel met weer dezelfde argumenten van planschade, precedent werking en een wel zeer late melding betreffende het vergunning vrij bouwen. Punt 3: Om de argumenten van B&W juridisch te toetsen, hebben wij op eigen initiatief en kosten een advies laten opstellen door Mr. G.H.L. Weesing, advocaat te Amsterdam en deskundige in dit soort bestuurlijke zaken. Dit advies hebben wij ter hand gesteld aan de gemeenteraad voor de raadsvergadering van 27 oktober De gemeente heeft benadrukt dat het haar beleid is om onder alle, alle omstandigheden haar mogelijke planschaderisico en precedentwerking af te dekken voorbijgaand aan alle argumenten welke zijn aangedragen door Mr. Weesing. Nogmaals, wij kunnen ons geheel vinden in de door Mr. Staller opgestelde samenvatting van ons bezwaar. Wij zijn bewoners en geen Projectontwikkelaars. Wij willen alleen dezelfde rechten als onze buren. Dank voor uw aandacht.

7 Pleitnotitie bezwaar wijzigingsverzoek bestemmingsplan "Centrum en omgeving" Geachte commissie, Kern van deze zaak is of de gemeenteraad op zorgvuldige wijze en in redelijkheid heeft kunnen besluiten om het verzoek van bezwaarden af te wijzen. Uitgangspunt bij deze beoordeling is de planologische regeling, zoals deze is vastgelegd in het bestemmingsplan "Centrum en omgeving" dat door de raad is vastgesteld op 28 april Hoe deze planologische regeling tot stand is gekomen, is overigens voor de nu voorliggende rechtsvraag niet relevant en bovendien onderwerp van het beroep tegen het vaststellingsbesluit bij de Raad van State. Wij zullen ons hierna dan ook beperken tot de voorliggende rechtsvraag. In de eerste plaats zijn wij van mening dat bij het nemen van het bestreden besluit de nodige zorgvuldigheid is betracht. Steeds is de intentie geweest om de bezwaarden voorzover mogelijk tegemoet te komen. In overleg met de bewoners is dan ook intensief gekeken naar de mogelijkheden en onmogelijkheden van hun verzoek. Niet voor niets is ook in het afwijzingsbesluit de medewerking toegezegd aan het in gang zetten van een omgevingsverguningprocedure voor de uitbreiding van het bouwvlak, wanneer bezwaarden hierom verzoeken. Met het oog op een zorgvuldige procedure is voorts het besluit van burgemeester en wethouders van 30 augustus 2011 ingetrokken en vervangen door het bestreden raadsbesluit. Voor wat betreft de motivering van het bestreden besluit merken wij het volgende op. De raad dient bij de beoordeling van een verzoek van derden tot wijziging van een bestemmingsplan ondermeer af te wegen of de financiële uitvoerbaarheid van de gevraagde planologische maatregel voldoende is gewaarborgd. Naar het oordeel van de raad is hiervan geen sprake als het planschaderisico niet kan worden uitgesloten. Op grond van artikel 6.1 Wro is de gemeente immers verplicht om in geleden planschade als gevolg van een planologische maatregel tegemoet te komen. Het is dan ook staand beleid van de gemeente dat de verzoeker van een planologische maatregel de eventuele planschade voor zijn rekening neemt. In dit geval is er geen planschadebeoordeling gemaakt. Een planschaderisico kan dan ook niet uitgesloten worden. Overigens spelen de eventuele bouwmogelijkheden op grond van het vergunningvrij bouwen geen enkele rol bij de bepaling van eventuele planschade. Hiervoor dient uitsluitend te worden gekeken naar het oude en nieuwe bestemmingsplanregime. Het meest geëigende instrument om een planschaderisico op voorhand uit te sluiten is de verhaalsovereenkomst. De mogelijkheid om bij een verzoek van derden tot wijziging van het bestemmingsplan van dit instrument gebruik te maken is om die reden ook expliciet in de Wro opgenomen (artikel 6.4a).

8 Nu de bezwaarden niet bereid zijn om een verhaalsovereenkomst aan te gaan, zijn wij van mening dat de raad in redelijkheid tot het oordeel heeft kunnen komen dat de financiële uitvoerbaarheid onvoldoende is gewaarborgd. De visie van bezwaarden dat er geen sprake zou zijn van precedentwerking, delen wij niet. Voor de motivering hiervan verwijs ik kortheidshalve naar het bestreden besluit. Bij het door bezwaarden aangehaalde geval van het uitvaartcentrum is er sprake van een langdurige privaatrechtelijke relatie tussen de initiatiefnemer en de gemeente, waarbij ook de gemeente bedrijfseconomisch voordeel heeft en eigenaar van de grond is en blijft. In het kader van de onderhandelingen met de initiatiefnemer is het om deze reden redelijk geacht om als gemeente ook een deel van de eventuele planschade voor eigen rekening te nemen. Hier is -kortom- geen sprake van een vergelijkbaar geval. Ook de stelling dat de eis van een verhaalsovereenkomst alleen is bedoeld voor nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen volgen wij niet. De enige restrictie die artikel 6.4a Wro kent, is dat het moet gaan om een (bestemmingsplan)wijziging op verzoek van derden. Dit kan een projectontwikkelaar zijn, maar ook een particulier. Tenslotte zien wij geen aanleiding om uit te gaan van bijzondere omstandigheden, als bedoeld in artikel 4:84 Awb. De huidige regeling voor de carports is in overeenstemming met de regeling algemeen wordt gehanteerd voor carports, die op de bestemming "Tuin" zijn gelegen. Het feit dat bij de overige woningen rond het Van Wijkplein een groter bebouwingsvlak is ingetekend, doet daaraan niets af. Samenvattend zijn wij van mening dat het bestreden besluit zorgvuldig tot stand is gekomen en dat de raad in redelijkheid tot dit besluit heeft kunnen komen. Wij verzoeken u dan ook de raad te adviseren om de bezwaren ongegrond te verklaren en het bestreden besluit in stand te laten.