GEZONDHEIDSENQUETE 2013

Maat: px
Weergave met pagina beginnen:

Download "GEZONDHEIDSENQUETE 2013"

Transcriptie

1 GEZONDHEIDSENQUETE 2013 RAPPORT 4: FYSIEKE EN SOCIALE OMGEVING

2 Rana Charafeddine, Stefaan Demarest (ed.) Wetenschappelijk Instituut Volksgezondheid Operationele Directie Volksgezondheid en surveillance J. Wytsmanstraat 14 B-1050 Brussel rana.charafeddine@wiv-isp.be Depotnummer: D/2015/2505/20 Intern referentienummer PHS Report

3 7. Informele hulp AUTEUR Stefaan DEMAREST

4 Gelieve bij het verwijzen naar resultaten van dit hoofdstuk de volgende referentie te gebruiken: Demarest S. Informele hulp. In: Charafeddine R, Demarest S (ed.). Gezondheidsenquête Rapport 4: Fysieke en sociale omgeving. WIV-ISP, Brussel, 2015

5 INHOUDSTAFEL Samenvatting Inleiding Vragen Indicatoren Resultaten Percentage van de bevolking (van 15 jaar en ouder) dat minstens eens per week niet-beroepsmatig instaat voor hulp of verzorging Verdeling (%) van de bevolking dat niet-beroepsmatig instaat voor hulp of verzorging volgens de personen die worden geholpen of verzorgd Tijd besteed aan hulp of verzorging door informele hulpverleners Discussie Bibliografie Tabellen INFORMELE HULP Inhoudstafel 367

6

7 SAMENVATTING In de Gezondheidsenquête 2013 werd voor het eerst een module opgenomen rond informele hulp. De aandacht gaat hierbij uit naar diegenen die onbezoldigd en regelmatig instaan voor hulp of verzorging van mensen met langdurige ziekten, chronische aandoeningen of handicaps. In België geeft 9% van de bevolking (van 15 jaar en ouder) aan minstens eenmaal per week hulp of verzorging te bieden aan een lid van het huishouden, een familielid en/of een bekende. Vrouwen (11%) staan significant meer dan mannen (8%) in voor informele hulpverlening. Het percentage hulpverleners stijgt met de leeftijd tot de leeftijdsgroep van jaar (15%) om daaropvolgend te dalen tot 12% in de leeftijdsgroep van 75+ jaar. In het Brussels Gewest is het percentage hulpverleners (18%) meer dan dubbel zo hoog als de percentages teruggevonden in het Vlaams en Waals Gewest (8%). Vier procent van de bevolking geeft aan hulp te verlenen aan een lid van het huishouden. Eenzelfde percentage geeft aan in te staan voor hulp aan een familielid (dat geen lid van het huishouden is). Tenslotte meldt 2% van de bevolking niet-beroepsmatig hulp te bieden aan een persoon die geen lid van de familie is. In het Brussels Gewest liggen de percentages voor elke vorm van hulpverlening hoger dan in de overige gewesten: 10% van de bevolking geeft aan hulp te verlenen aan een lid van het huishouden; 8% geeft aan in te staan voor hulp aan een familielid, terwijl 6% van de bevolking er meldt hulp te verlenen aan een persoon die geen lid van de familie is. 63% van de hulpverleners besteedt minder dan 10 uur per week aan het verlenen van hulp of het verstrekken van zorg, bij 18% gaat het om 10 tot 19 uur per week, bij 20% om 20 uur per week of meer. Hoewel, proportioneel gezien, in het Brussels Gewest meer mensen aangeven informele hulp te bieden, is het aantal uur dat hulp of verzorging wordt geboden in het Brussels Gewest niet verschillend van dit aantal in de andere gewesten. INFORMELE HULP Samenvatting 369

8

9 1. INLEIDING Er bestaan heel wat omschrijvingen voor de term informele hulp (1-3). Toch hebben ze verschillende karakteristieken gemeen: a) het gaat om hulp of zorgen verstrekt buiten een professionele context; informele hulp veronderstelt geen professionele vaardigheden van de hulpverlener; b) het gaat om hulp waar in principe geen financiële compensatie tegenover staat, hoewel informele hulpverleners in sommige landen kunnen rekenen op een vorm van (financiële) compensatie; c) informele hulp of zorg wordt meestal verleend aan mensen in de directe sociale omgeving van de zorgverlener: aan leden van zijn/ haar huishouden, familie, buur, Informele hulp kan negatieve gevolgen voor de gezondheid van de hulpverlener met zich meebrengen depressie, sociale isolatie, - met een verhoogd mortaliteitsrisico(4). In het bijzonder zijn de mogelijke psychische gevolgen van het verstrekken van hulp en het verlenen van zorg stress en depressie het onderwerp geweest van vele studies. Deze wijzen consistent op relatief grote psychische gevolgen, die al dan niet bewerkstelligd worden door de leeftijd van de hulpverlener, zijn/haar socio-economische status en het al dan niet beschikbaar zijn van informele sociale ondersteuning. Oudere hulpverleners, hulpverleners met een eerder lage socio-economische status en met een beperkt sociaal netwerk rapporteren een slechtere psychische en fysieke gezondheid dan jonge, welgestelde hulpverleners die een beroep kunnen doen op een uitgebreid sociaal netwerk (5). Informele zorgverlening moet begrepen worden als een chronische blootstelling aan stress: het vertegenwoordigt een fysieke en psychische druk voor een lang periode, hoge verwachtingen, een sterke aanwezigheid van onvoorspelbaarheid en oncontroleerbaarheid en het kan een bron zijn van stress op vele domeinen van het leven(5). Aandacht voor informele zorg is dan ook meer dan op zijn plaats in een Gezondheidsenquête. De mogelijke effecten van het verlenen van informele zorg voor de fysieke gezondheid heeft minder theoretische en empirische belangstelling genoten. Op basis van een meta-analyse van 176 studies over de correlaten van de fysieke gezondheid van de zorgverlener blijkt dat het niet de intensiteit van de zorgverlening is die een impact kan hebben op de fysieke gezondheid, maar vooral het problematisch gedrag van diegenen die de zorg ontvangen(6). Onderzoek wijst op een rechtlijnig verband tussen informele zorgverlening en gezondheid: naarmate de tijd besteed aan informele zorgverlening stijgt, stijgt het risico op een slechte gezondheid (7;8). Zo stelt 8% van de werkende vrouwen die minstens 20 uur per week instonden voor informele zorg in slechte subjectieve gezondheid te zijn (tegen 4% van de vrouwen die minder dan 20 uur per week instonden voor informele zorgen, of helemaal geen informele zorgen verstrekten). Bij mannen was het onderscheid minder uitgesproken; 12% van de mannen die minstens 20 uur per week instonden voor informele zorg gaf aan in slechte gezondheid te zijn, tegen 7% van diegenen die minder dan 20 uur instonden voor informele zorgen en 4% van de mannen die dergelijke zorgen niet verstrekten. Een samenhang tussen de tijd besteed aan informele zorgverlening en gezondheid kan echter enkel bij werkende zorgverleners teruggevonden worden; bij inactieve zorgverleners bestaat deze samenhang niet (9). Deze informatie is afkomstig van de Belgische Algemene Socio-Economische Enquête Op basis ervan werd geconcludeerd dat 9% van de Belgische bevolking informele hulp verleende. Bij deze hulpverleners vormden volwassenen tussen 25 en 59 jaar de meerderheid (62%). Vrouwen (12%) gaven meer dan mannen (7%) aan informele hulp te verschaffen. Bij vrouwen gaf 10% aan minder dan 20 uur per week hulp te verstrekken, bij mannen ging het om 6% van de bevolking. Deze schatting werden later gebruik om voor 2004 het aantal informele hulpverleners te schatten. Zo werd voor dit jaar het aantal hulpverleners bij de bevolking van 15 jaar en ouder geschat op personen, en op personen van 45 jaar en ouder (9). INFORMELE HULP 1. Inleiding 371 De steeds ouder wordende bevolking zal ongetwijfeld de druk op de professionele hulpverlening doen stijgen, met als gevolg dat de vraag naar informele hulp zal stijgen. Bovendien, zo wordt erkend, heeft het krijgen van hulp buiten een professionele context het belangrijk voordeel dat het als buffer kan dienen voor sociale isolatie, gezien de ontvangers van informele hulp in het vertrouwde omgeving kunnen blijven.

10 De vragenlijst over informele hulpverlening in de Gezondheidsenquête 2013 is deze zoals voorgesteld door de Europese Gezondheidsenquête (EHIS Wave 2). Gezien deze per definitie generiek moet zijn de vraagformulering moet toepasbaar zijn in alle Europese landen wordt informele hulp omschreven als het minstens eenmaal per week niet-beroepsmatig instaan voor hulp of verzorging van personen met langdurige ziekten, chronische aandoeningen of handicaps. In de richtlijnen voor deze vraag wordt verduidelijk dat het moet gaan om (1) regelmatige hulp of verzorging en niet om occasionele hulp, (2) hulp bij persoonlijke verzorging of huishoudelijke activiteiten en (3) hulp die niet hoort tot het beroep van de diegenen die hulp verstrekt. INFORMELE HULP 1. Inleiding 372

11 2. VRAGEN De vragen rond informele hulpverlening werden opgenomen in de mondelinge bevraging, maar werden enkel gesteld aan respondenten van minstens 15 jaar. IC.01 IC.02 IC.03 Staat u tenminste een keer per week niet-beroepsmatig in voor hulp of verzorging van één of meerdere personen met langdurige ziekten, chronische aandoeningen of handicaps? (Ja, Neen) Voor wie staat u tenminste een keer per week niet beroepsmatig in voor hulp of verzorging? (meerdere antwoorden mogelijk) 1. Eén of meerdere personen die tot uw huishouden behoren 2. Eén of meerdere familieleden die niet tot uw huishouden behoren 3. Eén of meerdere personen die niet tot uw huishouden of familie behoren Hoeveel tijd in het totaal besteedt u gewoonlijk per week aan deze hulp of verzorging? 1. Minder dan 10 uur per week tot 19 uur per week uur per week of meer INFORMELE HULP 2. Vragen 373

12

13 3. INDICATOREN IC_1 Percentage van de bevolking (van 15 jaar en ouder) dat minstens eens per week nietberoepsmatig instaat voor hulp of verzorging. De volgende set van indicatoren geeft aan om welke personen met langdurige ziekten, chronische aandoeningen of handicaps het gaat. Hierbij wordt een onderscheid gemaakt tussen leden van het huishouden, familieleden en personen die niet tot het huishouden of de familie behoort. Deze indicatoren zijn gebaseerd op vraag IC.02, een meerkeuzevraag. Niet-beroepsmatige hulpverleners kunnen dus aangeven dat ze hulp verlenen aan meerdere personen. Op basis hiervan werden 3 indicatoren berekend, die echter in dit hoofdstuk samen worden besproken: IC_2 IC_3 IC_4 Percentage van de bevolking (van 15 jaar en ouder) dat niet-beroepsmatig instaat voor hulp of verzorging van iemand van het huishouden Percentage van de bevolking (van 15 jaar en ouder) dat niet-beroepsmatig instaat voor hulp of verzorging van een familielid, niet behorend tot het huishouden Percentage van de bevolking (van 15 jaar en ouder) dat niet-beroepsmatig instaat voor hulp of verzorging van iemand die geen deel uitmaakt van de familie IC_5 IC_6 Verdeling (%) van de informele hulpverleners (van 15 jaar en ouder) volgens de tijd die hieraan wekelijks wordt besteed (Minder dan 10 uur per week, 10 tot 19 uur per week, 20 uur per week of meer). Percentage van de informele hulpverleners (van 15 jaar en ouder) dat minstens 20 uur per week instaat voor hulp of verzorging. Deze indicator herneemt deels de informatie afkomstig van IC_5, maar maakt een onderscheid tussen zij die minstens 20 uur per week instaat voor hulp en verzorging versus diegenen die minder dan 20 uur per week hieraan besteden. INFORMELE HULP 3. Indicatoren 375

14

15 4. RESULTATEN 4.1. PERCENTAGE VAN DE BEVOLKING (VAN 15 JAAR EN OUDER) DAT MINSTENS EENS PER WEEK NIET-BEROEPSMATIG INSTAAT VOOR HULP OF VERZORGING BELGIË In België geeft 9% van de bevolking (van 15 jaar en ouder) aan minstens eenmaal per week niet-beroepsmatig in te staan voor hulp of verzorging van één of meerdere personen met langdurige ziekten, chronische aandoeningen of handicaps. Om de leesbaarheid van de tekst te vergemakkelijken, wordt in het vervolg de notie hulpverleners gebruikt waarmee verwezen wordt naar de bevolking die niet-beroepsmatig instaat voor hulp of verzorging. Analyse volgens leeftijd en geslacht Bij vrouwen is de proportie hulpverleners (11%) hoger dan bij mannen (8%), een verschil dat significant is na correctie voor leeftijd. Het percentage hulpverleners stijgt met de leeftijd tot de leeftijdsgroep van jaar (15%) om daaropvolgend te dalen tot 12% in de leeftijdsgroep van 75+ jaar. In elke leeftijdsgroep met uitzondering voor de oudste (75+ jaar) is het percentage vrouwelijke hulpverleners hoger dan het percentage mannelijke hulpverleners (Figuur 1). Figuur 1 Percentage van de bevolking (van 15 jaar en ouder) dat minstens eens per week niet-beroepsmatig instaat voor hulp of verzorging, volgens leeftijd en geslacht, België, Gezondheidsenquête 2013 INFORMELE HULP 4. Resultaten 377 Analyse volgens socio-economische achtergrondkenmerken Van een coherente samenhang tussen hulpverlening en het opleidingsniveau van de hulpverlener is er geen sprake. De percentages zijn wel verschillend voor elk opleidingsniveau, maar een echte gradiënt kan niet worden teruggevonden. De geobserveerde verschillen zijn overigens niet statistisch significant na controle voor leeftijd en geslacht. Het percentage hulpverleners is het hoogst in stedelijke gebieden (11%) en het laagst in halfstedelijke gebieden (7%), een verschil dat significant is na correctie voor leeftijd en geslacht.

16 Evolutie over de tijd Vragen rond het niet-beroepsmatig instaan voor hulp of verzorging werden voor het eerst in de Gezondheidsenquête 2013 opgenomen. Een vergelijking met de resultaten van vorige enquêtes is dus niet mogelijk GEWESTEN In het Brussels Gewest is het percentage hulpverleners (18%) meer dan dubbel zo hoog als in het Vlaams en Waals Gewest (8%). Ook na correctie voor leeftijd en geslacht is het verschil tussen het Brussels Gewest en het Vlaams en Waals Gewest statistisch significant (Figuur 2). Figuur 2 Percentage van de bevolking (van 15 jaar en ouder) dat minstens eens per week niet-beroepsmatig instaat voor hulp of verzorging, volgens gewest, België, Gezondheidsenquête 2013 INFORMELE HULP 4. Resultaten 378 Vlaams Gewest In het Vlaams Gewest geeft 8% van de bevolking aan minstens eenmaal per week niet-beroepsmatig in te staan voor hulp of verzorging van één of meerdere personen met langdurige ziekten, chronische aandoeningen of handicaps. Vrouwen (10%) geven dit relatief meer aan dan mannen (7%), een verschil dat echter niet significant is na correctie voor leeftijd. Het percentage hulpverleners stijgt met de leeftijd tot de leeftijdsgroep van jaar (14%) om daaropvolgend min of meer te stabiliseren. In de leeftijdsgroepen van 35 tot 74 jaar is het percentage vrouwelijke hulpverleners hoger dan het percentage mannelijke hulpverleners (Figuur 3).

17 Figuur 3 Percentage van de bevolking (van 15 jaar en ouder) dat minstens eens per week niet-beroepsmatig instaat voor hulp of verzorging, volgens leeftijd en geslacht, België, Gezondheidsenquête 2013 Vlaams Gewest Van een coherente samenhang tussen hulpverlening en het opleidingsniveau van de hulpverlener is er geen sprake. De percentages hulpverleners zijn wel verschillend voor elk opleidingsniveau, maar een echte gradiënt kan niet worden teruggevonden. De geobserveerde verschillen zijn overigens niet statistisch significant na controle voor leeftijd en geslacht. Het percentage hulpverleners is hoger in landelijke gebieden (11%) dan in halfstedelijke of stedelijke gebieden (8%). Na correctie voor leeftijd en geslacht is dit verschil niet statistisch significant. Vragen rond het niet-beroepsmatig instaan voor hulp of verzorging werden voor het eerst in de Gezondheidsenquête 2013 opgenomen. Een vergelijking met de resultaten van vorige enquêtes is dus niet mogelijk. Brussels Gewest In het Brussels Gewest geeft 18% van de bevolking aan minstens eenmaal per week niet-beroepsmatig in te staan voor hulp of verzorging van één of meerdere personen met langdurige ziekten, chronische aandoeningen of handicap, een percentage dat significant hoger ligt dan in het Vlaams of Waals Gewest (8%). INFORMELE HULP 4. Resultaten 379 Bij vrouwen is het percentage hulpverleners (20%) hoger dan bij mannen (17%), een verschil dat echter niet significant is na correctie voor leeftijd. Het percentage hulpverleners is, globaal genomen, hoog in elke leeftijdsgroep. Tot de leeftijdsgroep van jaar en in de oudste leeftijdsgroep (75+ jaar) is het percentage vrouwelijke hulpverleners hoger dan het percentage mannelijke hulpverleners. Voor geslacht gecorrigeerde gegevens tonen aan dat er geen significante verschillen vast te stellen zijn tussen de verschillende leeftijdsgroepen voor wat betreft hulpverlening (Figuur 4).

18 Figuur 4 Percentage van de bevolking (van 15 jaar en ouder) dat minstens eens per week niet-beroepsmatig instaat voor hulp of verzorging, volgens leeftijd en geslacht, België, Gezondheidsenquête 2013 Brussels Gewest INFORMELE HULP 4. Resultaten 380 Van een coherente samenhang tussen het hulpverlening en het opleidingsniveau van de hulpverlener is er geen sprake. De percentages hulpverleners zijn wel verschillend voor elk opleidingsniveau, maar een echte gradiënt kan niet worden teruggevonden. De geobserveerde verschillen zijn overigens niet statistisch significant na controle voor leeftijd en geslacht. Vragen rond het niet-beroepsmatig instaan voor hulp of verzorging werden voor het eerst in de Gezondheidsenquête 2013 opgenomen. Een vergelijking met de resultaten van vorige enquêtes is dus niet mogelijk. Waals Gewest In het Waals Gewest geeft 8% van de bevolking aan minstens eenmaal per week niet-beroepsmatig in te staan voor hulp of verzorging van één of meerdere personen met langdurige ziekten, chronische aandoeningen of handicaps. Bij vrouwen is het percentage hulpverleners (10%) hoger dan bij mannen (6%), een verschil dat significant is na correctie voor leeftijd. Het percentage hulpverleners stijgt met de leeftijd tot de leeftijdsgroep van jaar (16%) om daaropvolgend te dalen tot 6% in de leeftijdsgroep van 75+ jaar. In elke leeftijdsgroep met uitzondering van de oudste (75+ jaar), is het percentage vrouwelijke hulpverleners hoger dan het percentage mannelijke hulpverleners (Figuur 5).

19 Figuur 5 Percentage van de bevolking (van 15 jaar en ouder) dat minstens eens per week niet-beroepsmatig instaat voor hulp of verzorging, volgens leeftijd en geslacht, België, Gezondheidsenquête 2013 Waals Gewest Van een coherente samenhang tussen hulpverlening en het opleidingsniveau is er geen sprake. De percentages hulpverleners zijn wel verschillend voor elk opleidingsniveau, maar een echte gradiënt kan niet worden teruggevonden. De geobserveerde verschillen zijn overigens niet statistisch significant na controle voor leeftijd en geslacht. Het percentage hulpverleners is hoger in landelijke en stedelijke gebieden (8%) in vergelijing met halfstedelijke gebieden (6%), een verschil dat echter niet significant is na correctie voor leeftijd en geslacht. Vragen rond het niet-beroepsmatig instaan voor hulp of verzorging werden voor het eerst in de Gezondheidsenquête 2013 opgenomen. Een vergelijking met de resultaten van vorige enquêtes is dus niet mogelijk. INFORMELE HULP 4. Resultaten 381

20 4.2. VERDELING (%) VAN DE BEVOLKING DAT NIET-BEROEPSMATIG INSTAAT VOOR HULP OF VERZORGING VOLGENS DE PERSONEN DIE WORDEN GEHOLPEN OF VERZORGD Aan personen die hulp verlenen werd de vraag gesteld wie ze dan hielpen of verzorgden: een lid van het huishouden waartoe ze behoren, familieleden die geen deel uitmaken van het huishouden en/of personen die geen lid van hun familie zijn. Het ging hier om een meerkeuze vraag: respondenten konden meerdere opties aangeven. In de analyse worden de karakteristieken van de hulpverleners per groep (hulp aan een lid van het huishouden, hulp aan een familielid, hulp aan een persoon die geen lid van de familie is) vergeleken met elkaar en met deze van niet hulpverleners BELGIË Vier procent van de bevolking (van 15 jaar en ouder) geeft aan hulp te verlenen aan een lid van het huishouden. Eenzelfde percentage geeft aan in te staan voor hulp aan een familielid (dat geen lid van het huishouden is). Tenslotte meldt 2% van de bevolking niet-beroepsmatig hulp te bieden aan een persoon dat geen lid van de familie is. INFORMELE HULP 4. Resultaten Voor wat hulp aan een lid van het huishouden betreft is er geen verschil tussen mannelijke en vrouwelijke hulpverleners (telkenmale 4%). Met uitzondering van personen in de leeftijdsgroep van jaar, stijgt het percentage hulpverleners met de leeftijd. Dit percentage is dan ook het hoogst in de leeftijdsgroep van 75+ jaar (6%), een percentage dat na correctie voor geslacht significant hoger is dan dit percentage in de leeftijdsgroep jaar. Het percentage personen dat hulp verleent aan een lid van het huishouden daalt naarmate het opleidingsniveau stijgt: van 6% bij diegenen zonder diploma of slechts een diploma lager onderwijs tot 2% van de hoogst opgeleiden. Na correctie voor leeftijd en geslacht is het percentage personen dat hulp verleent aan een lid van het huishouden significant lager bij de hoogst opgeleiden dan bij de laagste twee opleidingsgroepen. Het percentage personen dat hulp of verzorging biedt aan leden van het huishouden is substantieel hoger in het Brussels Gewest (10%) dan in het Vlaams Gewest (4%) en het Waals Gewest (2%). Na correctie voor leeftijd en geslacht is dit percentage significant hoger in het Brussels Gewest dan in de andere twee gewesten en in het Vlaams Gewest significant hoger dan in het Waals Gewest. Wanneer het echter gaat om hulp aan een familielid (geen lid van het huishouden) geven vrouwen (5%) meer dan mannen (3%) aan hulp te verlenen, een verschil dat significant is na correctie voor leeftijd. 382 De leeftijdsverdeling van diegenen die hulp verlenen aan een familielid vertoont een klokvormig patroon: dit percentage stijgt van 2% in de jongste leeftijdsgroep tot 8% in de leeftijdsgroep van jaar, om daaropvolgend weer te dalen in de oudere leeftijdsgroepen. Dit percentage is na correctie voor geslacht significant hoger in de leeftijdsgroep van jaar dan in de jongste leeftijdsgroepen (15-44 jaar). Het percentage hulpverleners stijgt met het opleidingsniveau: van 2% bij personen zonder diploma of met slechts een diploma lager onderwijs tot 5% bij diegenen met een diploma hoger secundair onderwijs. Na correctie voor leeftijd en geslacht is het percentage hulpverleners significant lager bij de laagst opgeleiden dan bij de twee groepen hoogst opgeleide personen. Het percentage personen dat hulp of verzorging biedt aan een familielid is significant hoger bij inwoners van het Brussels Gewest (8%) dan bij inwoners van het Vlaams of Waals Gewest (telkenmale 4%). Meer vrouwen (2%) dan mannen (1%) geven aan hulp te verlenen aan personen die geen deel uitmaken van de familie, een verschil dat significant is na correctie voor leeftijd.

21 Hulp aan niet-familieleden komt slecht in zeer beperkte mate voor in de jongste leeftijdscategorieën (ongeveer 1%). Enkel vanaf de leeftijdsgroep van jaar stijgt dit percentage tot 3%, een percentage dat stabiel blijft in de oudere leeftijdsgroepen. Het percentage personen dat meldt hulp te verlenen aan personen die geen deel uitmaken van de familie varieert niet substantieel volgens opleidingsniveau (voor alle opleidingsniveaus gaat het om +/- 2%). Het percentage personen dat hulp verleent aan mensen die niet behoren tot de familie is hoger in stedelijke gebieden (3%) dan in halfstedelijke en landelijke gebieden (1%). Het verschil in percentages tussen stedelijke en andere gebieden is significant na correctie voor leeftijd en geslacht. Tenslotte is het percentage personen dat hulp of verzorging aanbiedt aan mensen die geen deel uitmaken van de familie significant hoger in het Brussels Gewest (6%) dan in het Vlaams Gewest (1%) en het Waals Gewest (2%) GEWESTEN Vlaams Gewest Vier procent van de bevolking geeft aan hulp te verlenen aan een lid van het huishouden. Eenzelfde percentage geeft aan in te staan voor hulp aan een familielid (dat geen lid van het huishouden is). Tenslotte meldt 1% van de bevolking niet-beroepsmatig hulp te bieden aan een persoon dat geen lid van de familie is. Mannen (4%) geven iets mee iets meer dan vrouwen (3%) aan hulp te verlenen aan een lid van het huishouden. Met uitzondering van personen in de leeftijdsgroep van jaar, stijgt het percentage hulpverleners met de leeftijd. Dit percentage is dan ook het hoogst in de leeftijdsgroep van 75+ jaar (8%), een percentage dat na correctie voor geslacht significant hoger is dan dit percentage in de leeftijdsgroep jaar (1%). Het percentage personen dat hulp verleent aan een lid van het huishouden daalt naarmate het opleidingsniveau stijgt: van 7% bij diegenen zonder diploma of slechts een diploma lager onderwijs tot 2% van de hoogst opgeleiden. Dit verschil is echter niet statistisch significant na correctie voor leeftijd en geslacht. Het percentage personen dat hulp of verzorging biedt aan leden van het huishouden is hoger in landelijke gebieden (6%) dan in halfstedelijke of stedelijke gebieden (telkens 3%). INFORMELE HULP 4. Resultaten Wanneer het gaat om hulp aan een familielid (geen lid van het huishouden) geven vrouwen (5%) meer dan mannen (3%) aan hulp te verlenen, een verschil dat echter niet significant is correctie voor leeftijd. 383 De leeftijdsverdeling van diegenen die hulp verlenen aan een familielid vertoont een klokvormig patroon: dit percentage stijgt van 1% in de jongste leeftijdsgroep tot 7% in de leeftijdsgroep van jaar, om daaropvolgend weer te dalen in de oudere leeftijdsgroepen. Het percentage in de leeftijdsgroep van jaar is na correctie voor geslacht significant hoger dan dit percentage in de jongste leeftijdsgroepen (15-34 jaar). Het al dan niet verlenen van hulp aan familielid lijkt niet geassocieerd te zijn met het opleidingsniveau. Het percentage personen dat meldt hulp aan een familielid te geven is het kleinst bij de laagst opgeleiden (2%), maar dit percentage is na correctie voor leeftijd en geslacht niet significant verschillend van dit percentage in de andere opleidingscategorieën. Meer vrouwen (2%) meer dan mannen (1%) geven aan hulp te verlenen aan personen die geen deel uitmaken van de familie, een verschil dat significant is na correctie voor leeftijd.

22 Hulp aan niet-familieleden komt slecht in zeer beperkte mate voor in de jongste leeftijdscategorieën (rond 1%). Enkel vanaf de leeftijdsgroep van jaar stijgt dit percentage tot 2%, een percentage dat stabiel blijft in de oudere leeftijdsgroepen. Het percentage personen dat meldt hulp te verlenen aan personen die geen deel uitmaken van de familie varieert niet substantieel volgens het opleidingsniveau, noch volgens de urbanisatiegraad. Brussels Gewest Tien procent van de bevolking geeft aan hulp te verlenen aan een lid van het huishouden. Acht procent geeft aan in te staan voor hulp aan een familielid (dat geen lid van het huishouden is). Tenslotte meldt 6% van de bevolking niet-beroepsmatig hulp te bieden aan een persoon dat geen lid van de familie is. Vrouwen (10%) geven iets meer dan mannen (9%) aan hulp te verlenen aan een lid van het huishouden. Leeftijd lijkt geen samenhang te vertonen met het verlenen van hulp aan een lid van het huishouden. Enkel in de oudste leeftijdsgroep ligt dit percentage iets lager (5%). Toch zijn er na correctie voor leeftijd geen statistisch significante verschillen tussen de leeftijdsgroepen. Het percentage personen dat hulp verleent aan een lid van het huishouden daalt naarmate het opleidingsniveau stijgt: van 12% bij diegenen zonder diploma of slechts een diploma lager onderwijs tot 8% van de hoogst opgeleiden, een verschil dat niet significant is na correctie voor leeftijd en geslacht. INFORMELE HULP 4. Resultaten Wanneer het echter gaat om hulp aan een familielid (geen lid van het huishouden) geven vrouwen (8%) meer dan mannen (7%) aan hulp te verlenen, een verschil dat echter niet significant is na correctie voor leeftijd. Van een samenhang tussen hulpverlening aan een familielid en leeftijd is weinig sprake; enkel voor de oudste leeftijdsgroep (75+) ligt het percentage dat hulp biedt aan een familielid iets lager. Na correctie voor leeftijd kunnen echter geen significante verschillen tussen de leeftijdsgroepen teruggevonden worden. Het percentage personen dat meldt een familielid te helpen lijkt te stijgen van 4% bij personen zonder diploma of met slechts een diploma lager onderwijs tot 11% bij personen met een opleidingsniveau hoger secundair. Na correctie voor leeftijd en geslacht kan geen statisch significante samenhang worden teruggevonden tussen het geven van hulp aan een familielid en het opleidingsniveau. Meer vrouwen (6%) dan mannen (5%) geven aan hulp te verlenen aan personen die geen deel uitmaken van de familie, een verschil dat echter niet significant is na correctie voor leeftijd. 384 Het verlenen van hulp aan personen die geen deel uitmaken van de familie stijgt met de leeftijd tot de leeftijdsgroep van jaar (9%) en blijft relatief hoog in de oudste leeftijdsgroepen (8% in de oudste leeftijdsgroep). Na correctie voor geslacht zijn de verschillen in functie van de leeftijdsgroep echter niet significant. Het percentage personen dat meldt hulp te verlenen aan personen die geen deel uitmaken van de familie lijkt te stijgen naarmate het opleidingsniveau stijgt (van 4% bij de laagst geschoolden tot 7% bij diegenen met een diploma hoger secundair ). Na correctie voor leeftijd en geslacht, zijn de verschillen tussen de opleidingsniveaus echter niet significant.

23 Waals Gewest Twee procent van de bevolking geeft aan hulp te verlenen aan een lid van het huishouden. Vier procent geeft aan in te staan voor hulp aan een familielid (dat geen lid van het huishouden is). Tenslotte meldt 2% van de bevolking niet-beroepsmatig hulp te bieden aan een persoon dat geen lid van de familie is. Het percentage personen dat hulp verleent aan een lid van het huishouden is identiek (2%) bij mannen en vrouwen. Het percentage hulpverleners is in elke leeftijdsgroep ongeveer gelijk. Enkel in de leeftijdsgroep jaar ligt dit percentage iets hoger (3%). Het percentage personen dat hulp verleent aan een lid van het huishouden daalt naarmate het opleidingsniveau stijgt: van 4% bij diegenen zonder diploma of slechts een diploma lager onderwijs tot 1% bij de hoogst opgeleiden, een verschil dat significant is na correctie voor leeftijd en geslacht. Wanneer het gaat om hulp aan een familielid (geen lid van het huishouden) geven vrouwen (6%) meer dan mannen (3%) aan hulp te verlenen, een verschil dat significant is na correctie voor leeftijd. Van een samenhang tussen hulpverlening aan een familielid en leeftijd is weinig sprake; niettemin is dit percentage het hoogst in de leeftijdsgroep jaar (10%), om dan zeer sterk en statistisch significant te dalen tot 1% in de oudste leeftijdsgroep (75+). Het percentage personen dat meldt een familielid te helpen, lijkt te stijgen naarmate het opleidingsniveau stijgt: van 1% bij personen zonder diploma of met slechts een diploma lager onderwijs tot 5% bij de hoogst opgeleiden. Na correctie voor leeftijd en geslacht ligt het percentage personen dat meldt een familielid te helpen significant lager bij de laagst opgeleiden dan bij de hoogst opgeleiden. Meer vrouwen (2%) dan mannen (1%) geven aan hulp te verlenen aan personen die geen deel uitmaken van de familie, een verschil dat echter niet significant is na correctie voor leeftijd. Hulp aan niet-familieleden komt slecht in zeer beperkte mate voor in de jongste leeftijdscategorieën (percentages tussen 0% en 1%). Enkel vanaf de leeftijdsgroep van jaar stijgt dit percentage tot 3%, een percentage dat min of meer stabiel blijft in de oudere leeftijdsgroepen. Het percentage personen dat meldt hulp te verlenen aan personen die geen deel uitmaken van de familie varieert niet substantieel volgens opleidingsniveau, noch volgens de urbanisatiegraad. INFORMELE HULP 4. Resultaten 385

24 4.3. TIJD BESTEED AAN HULP OF VERZORGING DOOR INFORMELE HULPVERLENERS BELGIË Hier worden twee indicatoren samen besproken: een eerste indicator geeft aan hoeveel tijd diegenen die niet-beroepsmatig instaan voor hulp, hieraan besteden: minder dan 10 uur per week, 10 tot 19 uur per week of minstens 20 uur per week. Deze laatste groep zal daaropvolgend meer in detail worden bestudeerd, waarbij de karakteristieken ervan vergeleken zullen worden met niet-beroepsmatige hulpverleners die minder dan 20 uur per week instaan voor hulp. Men dient er zich dus van bewust te zijn dat de noemer bestaat uit alle personen die niet-beroepsmatig instaan voor hulp (ongeacht de tijdsduur); personen die helemaal niet instaan voor hulp, worden hier niet beschouwd. 63% van diegenen die aangaven niet-beroepsmatig in te staan voor hulp, besteedt hieraan minder dan 10 uur per week, bij 18% gaat het om 10 tot 19 uur per week, bij 20% om 20 uur per week of meer. Vrouwelijke hulpverleners (21%) geven meer dan mannelijke hulpverleners (18%) aan meer dan 20 uur per week hulp of verzorging te verstrekken, een verschil dat echter niet statistisch significant is na correctie voor leeftijd. INFORMELE HULP 4. Resultaten In algemene termen daalt het percentage hulpverleners dat minder dan 10 uur per week instaat voor hulp naarmate de leeftijd stijgt: van 76% in de leeftijdsgroep van jaar tot 52% in de oudste leeftijdsgroep. Omgekeerd stijgt het percentage hulpverleners dat ofwel 10 tot 19 uur, ofwel meer dan 20 uur per week voor hulp instaat, met de leeftijd. Opmerkelijk is dat in de oudste leeftijdsgroep meer dan een kwart van de hulpverleners (26%) meer dan 20 uur per week of meer besteedt aan hulp. Na correctie voor geslacht is de proportie niet-professionele hulpverleners die minstens 20 uur per week voor hulp instaat groter in de oudste leeftijdsgroep dan in de jongste leeftijdsgroep. Hoger geschoolde hulpverleners besteden minder tijd aan hulp dan lager geschoolden:71% onder hen geeft aan minder dan 10 uur per week in te staan voor hulp, terwijl het voor de laagst opgeleiden om 50% gaat. Merkwaardig is dat de proportie hulpverleners die minstens 20 uur per week voor hulp instaat het hoogst is bij diegenen met een diploma lager secundair als hoogste diploma (36%), een percentage dat na correctie voor leeftijd en geslacht significant hoger ligt dan in beide hoogste opleidingsgroepen. Niet-beroepsmatige hulpverleners woonachtig in halfstedelijke gebieden geven meer aan minstens 20 uur per week te besteden aan hulp (26%) dan hulpverleners woonachtig in landelijke (20%) of stedelijke gebieden (17%). Er zijn, na correctie voor geslacht en leeftijd, geen significante verschillen in de proportie hulpverleners die minstens 20 uur per week voor hulp instaan, in functie van de urbanisatiegraad. 386 In het Vlaams Gewest is de proportie hulpverleners die minstens 20 uur per week voor hulp instaan (26hoger dan in het Brussels Gewest (14%) of het Waals Gewest (12%). Na correctie voor leeftijd en geslacht, is het verschil in percentages tussen het Vlaamse Gewest en het Waalse Gewest statistisch significant.

25 GEWESTEN Vlaams Gewest In het Vlaams Gewest vermeldt 56% van diegenen die aangaven niet-beroepsmatig in te staan voor hulp hier minder dan 10 uur per week aan te besteden; bij 18% gaat het om 10 tot 19 uur per week; bij 26% om 20 uur per week of meer. Gezien, in absolute termen, het aantal hulpverleners eerder beperkt is (267 personen), dienen de resultaten in functie van een aantal achtergrondkenmerken met de nodige voorzichtigheid geïnterpreteerd te worden. In algemene termen daalt de proportie hulpverleners die minder dan 10 uur per week instaan voor hulp naarmate de leeftijd stijgt: van 74% in de leeftijdsgroep van jaar tot 46% in de oudste leeftijdsgroep. Omgekeerd stijgt de proportie hulpverleners die hetzij 10 tot 19 uur, hetzij meer dan 20 uur per week voor hulp instaan met de leeftijd. Er is geen samenhang tussen het opleidingsniveau van hulpverleners en de tijd die ze gemiddeld aan hulpverlening besteden. Toch suggereren de resultaten dat hoger geschoolden iets frequenter melden minder dan 10 uur per week in te staan voor hulp. Tenslotte kan met de nodige voorzichtigheid vastgesteld worden dat het percentage hulpverleners dat minder dan 10 uur per week aan hulpverlening besteedt, hoger ligt in stedelijke dan in landelijke gebieden. Brussels Gewest In het Brussels Gewest vermeldt 64% van diegenen die aangaven niet-beroepsmatig in te staan voor hulp hier minder dan 10 uur per week aan te besteden; bij 22% gaat het om 10 tot 19 uur per week; bij 14% om 20 uur per week of meer. Gezien, in absolute termen, het aantal hulpverleners eerder beperkt is (492 personen), dienen de resultaten voorgesteld in functie van een aantal achtergrondkenmerken met de nodige voorzichtigheid geïnterpreteerd te worden. Mannelijke hulpverleners (71%) lijken meer dan vrouwelijke hulpverleners (58%) minder dan 10 uur per week in te staan voor hulp. Wanneer het gaat om hulpverleners die 20 uur per week of meer aan hulpverlening besteden, ligt het percentage dubbel zo hoog bij vrouwelijke hulpverleners (18%) dan bij mannelijke hulpverleners (9%). Het percentage hulpverleners dat wekelijks 20 uur of meer aan hulpverlening besteedt, lijkt het hoogst te zijn in de leeftijdsgroep jaar (22%) en bij de laagst geschoolden (24% van de hulpverleners zonder diploma of met een diploma lager onderwijs). INFORMELE HULP 4. Resultaten Waals Gewest In het Waals Gewest vermeldt 73% van diegenen die aangaven niet-beroepsmatig in te staan voor hulp hier minder dan 10 uur per week aan te besteden; bij 15% gaat het om 10 tot 19 uur per week; bij 12% om 20 uur per week of meer. Gezien, in absolute termen, het aantal hulpverleners eerder beperkt is (308 personen), dienen de resultaten voorgesteld in functie van een aantal achtergrondkenmerken met de nodige voorzichtigheid geïnterpreteerd te worden. 387 Mannelijke hulpverleners (75%) lijken iets meer dan vrouwelijke hulpverleners (73%) minder dan 10 uur per week in te staan voor hulp. Wanneer het gaat om hulpverleners die 20 uur per week of meer aan hulpverlening besteden, ligt het percentage hoger bij vrouwelijke hulpverleners (14%) dan bij mannelijke hulpverleners (8%). Het percentage hulpverleners dat wekelijks minder dan 10 uur aan hulpverlening besteedt, lijkt te stijgen met het opleidingsniveau: van 51% bij de laagst geschoolden tot 85% bij de hoogst geschoolden. Bij hulpverleners die minstens 20 uur per week aan hulpverlening besteden, kan het omgekeerde worden vastgesteld: 18% bij de laagst geschoolden en slecht 7% bij de hoogst geschoolden.

26

27 5. DISCUSSIE In de gezondheidsenquête 2013 werden voor het eerst vragen opgenomen omtrent het niet-beroepsmatig verstrekken van hulp of verzorging aan personen met langdurige ziekten, chronische aandoeningen of handicaps. Naast het inschatten van de proportie mensen die dergelijke hulp verstrekken, werd ook gepoogd na te gaan aan wie deze hulp of verzorging werd geboden en hoeveel tijd hieraan wekelijks wordt besteed. 9% van inwoners van dit land (van 15 jaar of ouder) geeft aan niet-beroepsmatig hulp of verzorging te bieden aan mensen met chronische gezondheidsproblemen. Dit percentage komt exact overeen met de resultaten bekomen in de Algemene Socio-Economische Enquête van Dit maakt dat de informele zorg voor een vrij stabiele en substantiële minderheid van de bevolking een activiteit is die althans voor de beroepsactieve bevolking een taak is die naast de gewone dagtaak wordt uitgevoerd. De resultaten van de Gezondheidsenquête laten niet toe meer details te kennen over de aard van de hulp of de inhoud van de verzorging. Feit is dat het gaat om hulp of verzorging aan mensen die vanwege hun gezondheidsproblemen er nood aan hebben. Op basis van de Gezondheidsenquête 2013 kon worden vastgesteld dat vrouwen (11%) meer dan mannen (8%) instaan voor informele hulpverlening, percentages die ook nauw aansluiten bij deze gevonden in de Algemene Socio-Economische Enquête van Het percentage hulpverleners dat hulp verstrekt aan lid van het huishouden is het hoogst in de leeftijdsgroep van 75 jaar en ouder. Dit suggereert dat het hier vooral gaat om hulp aan (bejaarde) partners. Wanneer het gaat om hulp aan familieleden die geen deel uitmaken van het huishouden, gaat het vooral om hulpverleners in de leeftijdsgroep van jaar. Dit laat vermoeden dat het hier gaat om hulp van (bejaarde) ouders, waarbij (schoon-)dochters een iets meer uitgesproken aandeel hebben (5% van de vrouwelijke hulpverleners) dan (schoon-)zonen (3%). Informele hulpverlening aan personen die geen lid zijn van de familie, komt slechts in zeer beperkte mate voor. Informele hulp speelt zich dus duidelijk af binnen de grenzen van het huishouden of de familie. Alleenstaanden of (hulpbehoevende) personen zonder familie blijven hier dus in de kou staan en vormen dus een specifieke doelgroep voor het beleid. Iets minder dan twee op drie hulpverleners geeft aan minder dan 10 uur per week te besteden aan informele hulpverlening; bij één op vijf gaat het om 20 uur per week of meer. Specifiek voor deze laatste groep gaat het dus om een minstens halftijdse, weliswaar niet vergoede, activiteit, die vooral door bejaarde hulpverleners (vanaf de leeftijd van 65 jaar) wordt verricht. In combinatie met het voorgaande kan worden afgeleid dat het hier gaat om tijdsintensieve zorgen aan (bejaarde) partners. Tenslotte wijzen de resultaten op de specifieke situatie in het Brussels Gewest in vergelijking met de overige gewesten. Vooreerst is het percentage hulpverleners er meer dan dubbel zo hoog (18%) dan in de andere twee gewesten (8%). Daarnaast kan worden vastgesteld dat dit hoog percentage zowel hulp aan een lid van het huishouden (10% versus 2% à 4% in beide overige gewesten), aan een familielid (8% versus 4%) of aan een persoon die geen lid is van de familie (6% versus 1% à 2%) betreft. Het netwerk van informele hulpverlening is dus veel sterker ontwikkeld in het Brussels Gewest, wat misschien gerelateerd kan worden aan de specifieke samenstelling van de bevolking (relatief hoog aantal inwoners van niet- Belgische origine). Niettemin kan tegelijk worden vastgesteld dat dit niet samenhangt met een hogere investering in tijd: het percentage hulpverleners dat minstens 20 uur per week hieraan besteedt is, bijvoorbeeld, in Brussels Gewest kleiner (14%) dan in het Vlaams Gewest (26%). INFORMELE HULP 5. Discussie 389 In het bestek van dit rapport gaat de aandacht uitsluitend uit naar de samenhang tussen informele zorgverlening en een selectie van achtergrondkenmerken. In een meer diepgaande studie zou de samenhang kunnen worden nagegaan tussen het verschaffen van informele hulp en de gezondheidstoestand van de hulpverlener.

28

29 6. BIBLIOGRAFIE (1) Dujardin C, Farfan-Portet M, Mitchell R, Popham F, Thomas I, Lorant V. Does country influence the health burden of informal care? An international comparison between Belgium and Great Britain. SocSci Med 73[8], (2) Farfan-Portet MI, Popham F, Mitchell R, Swine C, Lorant V. Caring, employment and health among adults of working age: evidence from Britain and Belgium. The European Journal of Public Health 2010 Jan 21;20(1):52-7. (3) Oyebode J. Assessment of carers psychological needs. Advances in Psychiatric Treatment 2003 Jan 1;9(1): (4) Schulz R, Newsom J, Mittelmark M, Burton L, Hirsch C, Jackson S. Health effects of caregiving: The caregiver health effects study: An ancillary study of the cardiovascular health study. ann behav med 1997;19(2): (5) Schultz R, Beach S. Care giving as a risk factor for mortality: The caregiver health effects study. JAMA 1999;228(23): (6) Pinquart M, Sörensen S. Correlates of Physical Health of Informal Caregivers: A Meta-Analysis. The Journals of Gerontology Series B: Psychological Sciences and Social Sciences 2007 Mar 1;62(2): (7) Chappell NL, Reid RC. Burden and Well-Being Among Caregivers: Examining the Distinction. The Gerontologist 2002 Dec 1;42(6): (8) Dujardin C, Farfan-Portet MI, Mitchell R, Popham F, Thomas I, Lorant V. Does country influence the health burden of informal care? An international comparison between Belgium and Great Britain. Soc Sci Med 2011 Oct;73(8): (9) Willemé P. The Belgian long-term care system. Federaal Planing Bureau; INFORMELE HULP 6. Bibliografie 391

30

31 7. TABELLEN Tabel 1 Tabel 2 Tabel 3 Tabel 4 Tabel 5 Tabel 6 Tabel 7 Percentage van de bevolking (van 15 jaar en ouder) dat niet-beroepsmatig instaat voor hulp of verzorging, België Percentage van de bevolking (van 15 jaar en ouder) dat niet-beroepsmatig instaat voor hulp aan een lid van het huishouden, België Percentage van de bevolking (van 15 jaar en ouder) dat niet-beroepsmatig instaat voor hulp aan familielid (geen lid van het huishouden), België Percentage van de bevolking (van 15 jaar en ouder) dat niet-beroepsmatig instaat voor hulp aan een niet-famielid, België Verdeling (%) van de informele hulpverleners (van 15 jaar en ouder) volgens de tijd die wekelijks aan hulpverlening wordt besteed, België Percentage van de informele hulpverleners (van 15 jaar en ouder) dat minstens 20 uur per week instaat voor hulp, België Percentage van de bevolking (van 15 jaar en ouder) dat niet-beroepsmatig instaat voor hulp of verzorging, Vlaams Gewest Tabel 8 Tabel 9 Tabel 10 Tabel 11 Tabel 12 Tabel 13 Percentage van de bevolking (van 15 jaar en ouder) dat niet-beroepsmatig instaat voor hulp aan een lid van het huishouden, Vlaams Gewest Percentage van de bevolking (van 15 jaar en ouder) dat niet-beroepsmatig instaat voor hulp aan familielid (geen lid van het huishouden), Vlaams Gewest Percentage van de bevolking (van 15 jaar en ouder) dat niet-beroepsmatig instaat voor hulp aan een niet-famielid, Vlaams Gewest Verdeling (%) van de informele hulpverleners (van 15 jaar en ouder) volgens de tijd die wekelijks aan hulpverlening wordt besteed, Vlaams Gewest Percentage van de informele hulpverleners (van 15 jaar en ouder) dat minstens 20 uur per week instaat voor hulp, Vlaams Gewest Percentage van de bevolking (van 15 jaar en ouder) dat niet-beroepsmatig instaat voor hulp of verzorging, Brussels Gewest INFORMELE HULP 7. Tabellen Tabel 14 Tabel 15 Tabel 16 Tabel 17 Tabel 18 Tabel 19 Percentage van de bevolking (van 15 jaar en ouder) dat niet-beroepsmatig instaat voor hulp aan een lid van het huishouden, Brussels Gewest Percentage van de bevolking (van 15 jaar en ouder) dat niet-beroepsmatig instaat voor hulp aan familielid (geen lid van het huishouden), Brussels Gewest Percentage van de bevolking (van 15 jaar en ouder) dat niet-beroepsmatig instaat voor hulp aan een niet-famielid, Brussels Gewest Verdeling (%) van de informele hulpverleners (van 15 jaar en ouder) volgens de tijd die wekelijks aan hulpverlening wordt besteed, Brussels Gewest..411 Percentage van de informele hulpverleners (van 15 jaar en ouder) dat minstens 20 uur per week instaat voor hulp, Brussels Gewest Percentage van de bevolking (van 15 jaar en ouder) dat niet-beroepsmatig instaat voor hulp of verzorging, Waals Gewest

32 Tabel 20 Tabel 21 Tabel 22 Tabel 23 Tabel 24 Pecentage van de bevolking dat niet-beroepsmatig instaat voor hulp aan een lid van het huishouden, Waals Gewest Percentage van de bevolking (van 15 jaar en ouder) dat niet-beroepsmatig instaat voor hulp aan familielid (geen lid van het huishouden), Waals Gewest Percentage van de bevolking (van 15 jaar en ouder) dat niet-beroepsmatig instaat voor hulp aan een niet-famielid, Waals Gewest Verdeling (%) van de informele hulpverleners (van 15 jaar en ouder) volgens de tijd die wekelijks aan hulpverlening wordt besteed, Waals Gewest Percentage van de informele hulpverleners (van 15 jaar en ouder) dat minstens 20 uur per week instaat voor hulp, Waals Gewest INFORMELE HULP 7. Tabellen 394

33 Tabel 1 Percentage van de bevolking (van 15 jaar en ouder) dat niet-beroepsmatig instaat voor hulp of verzorging, België IC_1 % (Ruw) 95% BI ruw % (Corr*) 95% BI stand N GESLACHT Mannen 7,8 (6,7-8,8) 7,3 (6,4-8,4) 4342 Vrouwen 10,9 (9,7-12,0) 10,2 (9,1-11,4) 4765 LEEFTIJDSGROEP ,8 (3,3-6,3) 4,7 (3,4-6,5) ,6 (4,0-7,2) 5,5 (4,1-7,4) ,4 (5,6-9,1) 7,3 (5,8-9,2) ,2 (8,2-12,2) 10,1 (8,3-12,2) ,1 (12,4-17,8) 15,0 (12,5-17,9) ,5 (9,7-15,3) 12,3 (9,8-15,4) ,5 (8,4-14,7) 11,0 (8,3-14,5) 992 OPLEIDINGSNIVEAU Lager/geen diploma 9,0 (6,7-11,4) 7,0 (5,1-9,6) 1032 Lager secundair 12,2 (9,6-14,9) 10,3 (8,2-12,9) 1291 Hoger secundair 10,5 (8,8-12,2) 9,9 (8,4-11,7) 2885 Hoger onderwijs 7,6 (6,4-8,9) 7,5 (6,4-8,9) 3800 URBANISATIEGRAAD Stedelijk gebied 10,6 (9,4-11,9) 10,0 (8,9-11,4) 4630 Halfstedelijk gebied 7,4 (5,8-9,1) 6,6 (5,3-8,3) 1973 Landelijk gebied 9,5 (7,7-11,3) 8,7 (7,2-10,6) 2504 VERBLIJFPLAATS Vlaams Gewest 8,5 (7,2-9,8) 7,6 (6,5-8,9) 2991 Brussels Gewest 18,2 (16,1-20,3) 18,5 (16,3-20,9) 2529 Waals Gewest 8,0 (6,7-9,3) 7,3 (6,1-8,6) 3587 JAAR ,4 (8,5-10,3) 9107 INFORMELE HULP 7. Tabellen Bron: Gezondheidsenquête, België, 2013 *Correctie voor leeftijd en/of geslacht op basis van logistisch regressiemodel (Belgische bevolking van 2013 als referentie) 395

34 Tabel 2 Percentage van de bevolking (van 15 jaar en ouder) dat niet-beroepsmatig instaat voor hulp aan een lid van het huishouden, België IC_2 % (Ruw) 95% BI ruw % (Corr*) 95% BI stand N GESLACHT Mannen 4,0 (3,2-4,8) 3,8 (3,1-4,7) 4342 Vrouwen 3,8 (3,2-4,5) 3,6 (3,0-4,3) 4765 LEEFTIJDSGROEP ,5 (1,2-3,7) 2,5 (1,5-4,0) ,2 (1,2-3,2) 2,2 (1,4-3,5) ,5 (2,3-4,8) 3,5 (2,4-5,1) ,8 (2,5-5,0) 3,8 (2,7-5,2) ,4 (3,9-7,0) 5,4 (4,1-7,2) ,4 (2,9-6,0) 4,4 (3,1-6,2) ,4 (4,0-8,7) 6,4 (4,4-9,3) 992 OPLEIDINGSNIVEAU Lager/geen diploma 6,5 (4,5-8,6) 5,6 (3,8-8,2) 1032 Lager secundair 6,3 (4,5-8,2) 5,8 (4,3-7,8) 1291 INFORMELE HULP 7. Tabellen Hoger secundair 4,1 (2,9-5,2) 4,0 (3,0-5,4) 2885 Hoger onderwijs 2,4 (1,7-3,0) 2,4 (1,8-3,2) 3800 URBANISATIEGRAAD Stedelijk gebied 4,4 (3,7-5,1) 4,2 (3,6-5,0) 4630 Halfstedelijk gebied 3,1 (2,0-4,2) 2,9 (2,0-4,2) 1973 Landelijk gebied 4,0 (2,7-5,2) 3,8 (2,7-5,2) 2504 VERBLIJFPLAATS Vlaams Gewest 3,9 (3,0-4,8) 3,6 (2,8-4,6) 2991 Brussels Gewest 9,6 (8,0-11,1) 9,8 (8,3-11,6) 2529 Waals Gewest 2,0 (1,5-2,6) 1,9 (1,4-2,5) 3587 JAAR ,9 (3,3-4,5) Bron: Gezondheidsenquête, België, 2013 *Correctie voor leeftijd en/of geslacht op basis van logistisch regressiemodel (Belgische bevolking van 2013 als referentie)

GEZONDHEIDSENQUETE 2013

GEZONDHEIDSENQUETE 2013 GEZONDHEIDSENQUETE 2013 RAPPORT 1: GEZONDHEID EN WELZIJN Johan Van Der Heyden, Rana Charafeddine (ed.) Wetenschappelijk Instituut Volksgezondheid Operationele Directie Volksgezondheid en surveillance J.

Nadere informatie

GEZONDHEIDSENQUETE 2013

GEZONDHEIDSENQUETE 2013 GEZONDHEIDSENQUETE 2013 RAPPORT 3: GEBRUIK VAN GEZONDHEIDS- EN WELZIJNSDIENSTEN Sabine Drieskens, Lydia Gisle (ed.) Wetenschappelijk Instituut Volksgezondheid Operationele Directie Volksgezondheid en surveillance

Nadere informatie

Houdingen ten aanzien van het levenseinde

Houdingen ten aanzien van het levenseinde Houdingen ten aanzien van het levenseinde Stefaan Demarest Wetenschappelijk Instituut Volksgezondheid Operationele Directie Volksgezondheid en surveillance J. Wytsmanstraat, 14 B - 1050 Brussel 02 / 642

Nadere informatie

Leefstijl en preventie

Leefstijl en preventie Leefstijl en preventie Wetenschap ten dienste van Volksgezondheid, Voedselveiligheid en Leefmilieu. . Inhoudstafel Inhoudstafel... 59 Bestudeerde indicatoren... 61 1. Voedingsgewoonten.... 61 3. Gebruik

Nadere informatie

Gezondheid en samenleving

Gezondheid en samenleving Gezondheid en samenleving Wetenschap ten dienste van Volksgezondheid, Voedselveiligheid en Leefmilieu. . Inhoudstafel Inhoudstafel... 115 Bestudeerde indicatoren... 117 1. Sociale gezondheid..... 117 2.

Nadere informatie

Socio-economische ongelijkheden in gezondheid in het Vlaams Gewest

Socio-economische ongelijkheden in gezondheid in het Vlaams Gewest Socio-economische ongelijkheden in gezondheid in het Vlaams Gewest Analyse indicatoren Gezond leven Analyse van de gezondheidsenquête in opdracht van het Vlaams Agentschap Zorg en Gezondheid Door Sabine

Nadere informatie

GEZONDHEIDSENQUETE 2013

GEZONDHEIDSENQUETE 2013 GEZONDHEIDSENQUETE 2013 RAPPORT 3: GEBRUIK VAN GEZONDHEIDS- EN WELZIJNSDIENSTEN Sabine Drieskens, Lydia Gisle (ed.) Wetenschappelijk Instituut Volksgezondheid Operationele Directie Volksgezondheid en surveillance

Nadere informatie

Sociale gezondheid. Stefaan Demarest

Sociale gezondheid. Stefaan Demarest Sociale gezondheid Stefaan Demarest Wetenschappelijk Instituut Volksgezondheid Operationele Directie Volksgezondheid en surveillance J. Wytsmanstraat, 14 B - 1050 Brussel 02 / 642 57 94 E-mail : stefaan.demarest@wiv-isp.be

Nadere informatie

Resultaten voor Vlaamse Gemeenschap Uitgaven voor Gezondheidszorgen Gezondheidsenquête, België, 1997

Resultaten voor Vlaamse Gemeenschap Uitgaven voor Gezondheidszorgen Gezondheidsenquête, België, 1997 7.7.1. Inleiding De basisprincipes van het huidige Belgische gezondheidssysteem zijn: vrije keuze van geneesheer door de patiënten, therapeutische vrijheid voor de practiserende geneesheren en toegankelijkheid

Nadere informatie

Resultaten voor Brussels Gewest Ongevallen Gezondheidsenquête, België, 1997

Resultaten voor Brussels Gewest Ongevallen Gezondheidsenquête, België, 1997 6.10.1. Inleiding De term ongeval kan gedefinieerd worden als 'elk onverwacht en plots voorval dat schade berokkent of gevaar oplevert (dood, blessures,...) of als ' een voorval dat onafhankelijk van de

Nadere informatie

Resultaten voor België Ongevallen Gezondheidsenquête, België, 1997

Resultaten voor België Ongevallen Gezondheidsenquête, België, 1997 6.10.1. Inleiding De term ongeval kan gedefinieerd worden als 'elk onverwacht en plots voorval dat schade berokkent of gevaar oplevert (dood, blessures,...) of als ' een voorval dat onafhankelijk van de

Nadere informatie

AFWEZIGHEID VAN HET WERK

AFWEZIGHEID VAN HET WERK LEVENSSTIJL EN CHRONISCHE ZIEKTEN AFWEZIGHEID VAN HET WERK Gezondheidsenquête 2018 _ STEFAAN DEMAREST FINABA BERETE RANA CHARAFEDDINE JOHAN VAN DER HEYDEN 2 Sciensano Epidemiologie en volksgezondheid -

Nadere informatie

Resultaten voor België Gezondheidsklachten Gezondheidsenquête, België, 1997

Resultaten voor België Gezondheidsklachten Gezondheidsenquête, België, 1997 5.4.1. Inleiding De meerwaarde van een gezondheidsenquête in vergelijking met de traditioneel verzamelde gezondheidsinformatie bestaat er o.a. uit dat ook gepeild wordt naar klachten waarvoor niet persé

Nadere informatie

Gezondheidsenquête, België Gezondheidstoestand. Wetenschap ten dienste van Volksgezondheid, Voedselveiligheid en Leefmilieu.

Gezondheidsenquête, België Gezondheidstoestand. Wetenschap ten dienste van Volksgezondheid, Voedselveiligheid en Leefmilieu. Gezondheidstoestand Wetenschap ten dienste van Volksgezondheid, Voedselveiligheid en Leefmilieu. . Inhoudstafel Inhoudstafel... 13 Gezondheidsindicatoren...15 1. Subjectieve gezondheid... 15 2. Chronische

Nadere informatie

GEZONDHEIDSENQUETE 2013

GEZONDHEIDSENQUETE 2013 GEZONDHEIDSENQUETE 2013 RAPPORT 1: GEZONDHEID EN WELZIJN Johan Van Der Heyden, Rana Charafeddine (ed.) Wetenschappelijk Instituut Volksgezondheid Operationele Directie Volksgezondheid en surveillance J.

Nadere informatie

GEZONDHEIDSENQUETE 2013

GEZONDHEIDSENQUETE 2013 GEZONDHEIDSENQUETE 2013 RAPPORT 2: GEZONDHEIDSGEDRAG EN LEEFSTIJL Lydia Gisle, Stefaan Demarest (ed.) Wetenschappelijk Instituut Volksgezondheid Operationele Directie Volksgezondheid en surveillance J.

Nadere informatie

Gezondheid en Samenleving

Gezondheid en Samenleving Gezondheid en Samenleving Wetenschap ten dienste van Volksgezondheid, Voedselveiligheid en Leefmilieu. . Inhoudstafel Inhoudstafel... 231 Inleiding... 233 1. Toegankelijkheid van gezondheidszorgen... 235

Nadere informatie

GEZONDHEIDSENQUETE 2013

GEZONDHEIDSENQUETE 2013 GEZONDHEIDSENQUETE 2013 RAPPORT 4: FYSIEKE EN SOCIALE OMGEVING Rana Charafeddine, Stefaan Demarest (ed.) Wetenschappelijk Instituut Volksgezondheid Operationele Directie Volksgezondheid en surveillance

Nadere informatie

GEZONDHEIDSENQUETE 2013

GEZONDHEIDSENQUETE 2013 GEZONDHEIDSENQUETE 2013 RAPPORT 1: GEZONDHEID EN WELZIJN Johan Van Der Heyden, Rana Charafeddine (ed.) Wetenschappelijk Instituut Volksgezondheid Operationele Directie Volksgezondheid en surveillance J.

Nadere informatie

Resultaten voor Vlaamse Gemeenschap Sociale Gezondheid Gezondheidsenquête, België, 1997

Resultaten voor Vlaamse Gemeenschap Sociale Gezondheid Gezondheidsenquête, België, 1997 5.8.1. Inleiding De WHO heeft in haar omschrijving het begrip gezondheid uitgebreid met de dimensie sociale gezondheid en deze op één lijn gesteld met de lichamelijke en psychische gezondheid. Zowel de

Nadere informatie

Vaccinatie. Jean Tafforeau

Vaccinatie. Jean Tafforeau Vaccinatie Jean Tafforeau Wetenschappelijk Instituut Volksgezondheid Operationele Directie Volksgezondheid en surveillance J. Wytsmanstraat, 14 B - 1050 Brussel 02 / 642 57 71 E-mail : jean.tafforeau@iph.fgov.be

Nadere informatie

Resultaten voor Brussels Gewest Lichamelijke Activiteit Gezondheidsenquête, België, 1997

Resultaten voor Brussels Gewest Lichamelijke Activiteit Gezondheidsenquête, België, 1997 6.3.1. Inleiding Recente onderzoeken hebben toegelaten aan te tonen dat lichamelijke activiteiten een wezenlijke impact hebben op de gezondheidstoestand en dat ze van groot belang zijn op het vlak van

Nadere informatie

Inleiding. Bespreking pagina 1

Inleiding. Bespreking pagina 1 6.3.1. Inleiding Recente onderzoeken hebben toegelaten aan te tonen dat lichamelijke activiteiten een wezenlijke impact hebben op de gezondheidstoestand en dat ze van groot belang zijn op het vlak van

Nadere informatie

Contacten met paramedische zorgverstrekkers

Contacten met paramedische zorgverstrekkers Contacten met paramedische zorgverstrekkers Edith Hesse Wetenschappelijk Instituut Volksgezondheid Operationele Directie Volksgezondheid en surveillance J. Wytsmanstraat, 14 B - 1050 Brussel 02 / 642 57

Nadere informatie

LANGDURIGE BEPERKINGEN

LANGDURIGE BEPERKINGEN LEVENSSTIJL EN CHRONISCHE ZIEKTEN LANGDURIGE BEPERKINGEN Gezondheidsenquête 2018 _ STEFAAN DEMAREST LYDIA GISLE RANA CHARAFEDDINE JOHAN VAN DER HEYDEN 1 Sciensano Epidemiologie en volksgezondheid - Levensstijl

Nadere informatie

Screening van suikerziekte

Screening van suikerziekte Screening van suikerziekte Edith Hesse Wetenschappelijk Instituut Volksgezondheid Operationele Directie Volksgezondheid en surveillance J. Wytsmanstraat, 14 B - 1050 Brussel 02 / 642 57 55 E-mail : edith.hesse@iph.fgov.be

Nadere informatie

Passief roken. Edith Hesse

Passief roken. Edith Hesse Passief roken Edith Hesse Wetenschappelijk Instituut Volksgezondheid Oationele Directie Volksgezondheid en surveillance J. Wytsmanstraat, 14 B - 1050 Brussel 02 / 642 57 71 E-mail : his@wiv-isp.be Wetenschap

Nadere informatie

Resultaten voor Vlaamse Gemeenschap Lichamelijke Activiteit Gezondheidsenquête, België, 1997

Resultaten voor Vlaamse Gemeenschap Lichamelijke Activiteit Gezondheidsenquête, België, 1997 6.3.1. Inleiding Recente onderzoeken hebben toegelaten aan te tonen dat lichamelijke activiteiten een wezenlijke impact hebben op de gezondheidstoestand en dat ze van groot belang zijn op het vlak van

Nadere informatie

Resultaten voor Brussels Gewest Gezondheidsklachten Gezondheidsenquête, België, 1997

Resultaten voor Brussels Gewest Gezondheidsklachten Gezondheidsenquête, België, 1997 5.4.1. Inleiding De meerwaarde van een gezondheidsenquête in vergelijking met de traditioneel verzamelde gezondheidsinformatie bestaat er o.a. uit dat ook gepeild wordt naar klachten waarvoor niet persé

Nadere informatie

Mondgezondheid. Johan Van der Heyden

Mondgezondheid. Johan Van der Heyden Mondgezondheid Johan Van der Heyden Wetenschappelijk Instituut Volksgezondheid Operationele Directie Volksgezondheid en surveillance J. Wytsmanstraat, 14 B - 1050 Brussel 02 / 642 57 26 E-mail: johan.vanderheyden@iph.fgov.be

Nadere informatie

GEZONDHEIDSENQUETE 2013

GEZONDHEIDSENQUETE 2013 GEZONDHEIDSENQUETE 2013 RAPPORT 2: GEZONDHEIDSGEDRAG EN LEEFSTIJL Lydia Gisle, Stefaan Demarest (ed.) Wetenschappelijk Instituut Volksgezondheid Operationele Directie Volksgezondheid en surveillance J.

Nadere informatie

GEZONDHEIDSENQUETE 2013

GEZONDHEIDSENQUETE 2013 GEZONDHEIDSENQUETE 2013 RAPPORT 1: GEZONDHEID EN WELZIJN Johan Van Der Heyden, Rana Charafeddine (ed.) Wetenschappelijk Instituut Volksgezondheid Operationele Directie Volksgezondheid en surveillance J.

Nadere informatie

GEZONDHEIDSENQUETE 2013

GEZONDHEIDSENQUETE 2013 GEZONDHEIDSENQUETE 2013 RAPPORT 3: GEBRUIK VAN GEZONDHEIDS- EN WELZIJNSDIENSTEN Sabine Drieskens, Lydia Gisle (ed.) Wetenschappelijk Instituut Volksgezondheid Operationele Directie Volksgezondheid en surveillance

Nadere informatie

Gezondheidsenquête, België Methodologie. Wetenschap ten dienste van Volksgezondheid, Voedselveiligheid en Leefmilieu.

Gezondheidsenquête, België Methodologie. Wetenschap ten dienste van Volksgezondheid, Voedselveiligheid en Leefmilieu. Methodologie Wetenschap ten dienste van Volksgezondheid, Voedselveiligheid en Leefmilieu. Methodologie Inleiding Om sociale ongelijkheden in gezondheid in kaart te brengen en om mogelijke trends in de

Nadere informatie

Subjectieve Gezondheid

Subjectieve Gezondheid Subjectieve Gezondheid Jean Tafforeau Wetenschappelijk Instituut Volksgezondheid Operationele Directie Volksgezondheid en Surveillance J. Wytsmanstraat, 14 B - 1050 Brussel 02 / 642 57 71 E-mail : jean.tafforeau@iph.fgov.be

Nadere informatie

Onderzoeksteam : (in alfabetische volgorde)

Onderzoeksteam : (in alfabetische volgorde) Afdeling Epidemiologie FOD Economie - Algemene Directie Statistiek en Economische Informatie Juliette Wystmansstraat 14 Leuvenseweg 40 1050 Brussel 1000 Brussel Tel : 02/642.57.94 e-mail : his@iph.fgov.be

Nadere informatie

Diensten voor thuiszorg en sociale en preventieve diensten

Diensten voor thuiszorg en sociale en preventieve diensten Diensten voor thuiszorg en sociale en preventieve diensten Edith Hesse Wetenschappelijk Instituut Volksgezondheid Operationele Directie Volksgezondheid en surveillance J. Wytsmanstraat, 14 B - 1050 Brussel

Nadere informatie

Resultaten voor Vlaamse Gemeenschap Beperkingen Gezondheidsenquëte, België, 1997

Resultaten voor Vlaamse Gemeenschap Beperkingen Gezondheidsenquëte, België, 1997 5.3.1. Inleiding. Er is een duidelijke verschuiving gekomen in het ervaren van de gezondheid door de bevolking. Dit is mede een gevolg van de relatie tussen de demografische en de epidemiologische transitie

Nadere informatie

GEZONDHEIDSENQUETE 2013

GEZONDHEIDSENQUETE 2013 GEZONDHEIDSENQUETE 2013 RAPPORT 1: GEZONDHEID EN WELZIJN Johan Van Der Heyden, Rana Charafeddine (ed.) Wetenschappelijk Instituut Volksgezondheid Operationele Directie Volksgezondheid en surveillance J.

Nadere informatie

Inleiding. Bespreking pagina 1

Inleiding. Bespreking pagina 1 5.4.1. Inleiding De meerwaarde van een gezondheidsenquête in vergelijking met de traditioneel verzamelde gezondheidsinformatie bestaat er o.a. uit dat ook gepeild wordt naar klachten waarvoor niet persé

Nadere informatie

Resultaten voor Vlaamse Gemeenschap Cardiovasculaire Preventie Gezondheidsenquête, België, 1997

Resultaten voor Vlaamse Gemeenschap Cardiovasculaire Preventie Gezondheidsenquête, België, 1997 6.8.1. Inleiding In deze module worden 2 specifieke preventiedomeinen behandeld: de hypertensie en de hypercholesterolemie. De hart- en vaatziekten zijn aandoeningen die uit het oogpunt van volksgezondheid,

Nadere informatie

GEZONDHEIDSENQUETE 2013

GEZONDHEIDSENQUETE 2013 GEZONDHEIDSENQUETE 2013 RAPPORT 2: GEZONDHEIDSGEDRAG EN LEEFSTIJL Lydia Gisle, Stefaan Demarest (ed.) Wetenschappelijk Instituut Volksgezondheid Operationele Directie Volksgezondheid en surveillance J.

Nadere informatie

Gezondheidsenquête, België Gezondheidsstatus. Wetenschap ten dienste van Volksgezondheid, Voedselveiligheid en Leefmilieu.

Gezondheidsenquête, België Gezondheidsstatus. Wetenschap ten dienste van Volksgezondheid, Voedselveiligheid en Leefmilieu. Gezondheidsstatus Wetenschap ten dienste van Volksgezondheid, Voedselveiligheid en Leefmilieu. . Inhoudstafel Inhoudstafel... 15 Inleiding... 17 1. Subjectieve gezondheid... 19 2. Chronische aandoeningen...

Nadere informatie

Resultaten voor Brussels Gewest Cardiovasculaire Preventie Gezondheidsenquête, België, 1997

Resultaten voor Brussels Gewest Cardiovasculaire Preventie Gezondheidsenquête, België, 1997 6.8.1. Inleiding In deze module worden 2 specifieke preventiedomeinen behandeld: de hypertensie en de hypercholesterolemie. De hart- en vaatziekten zijn aandoeningen die uit het oogpunt van volksgezondheid,

Nadere informatie

4. Resultaten. 4.1 Levensverwachting naar geslacht en opleidingsniveau

4. Resultaten. 4.1 Levensverwachting naar geslacht en opleidingsniveau 4. Het doel van deze studie is de verschillen in gezondheidsverwachting naar een socio-economisch gradiënt, met name naar het hoogst bereikte diploma, te beschrijven. Specifieke gegevens in enkel mortaliteit

Nadere informatie

Resultaten voor België Toegang tot de gezondheidszorg Gezondheidsenquête, België, 1997

Resultaten voor België Toegang tot de gezondheidszorg Gezondheidsenquête, België, 1997 8.2.1. Inleiding Er wordt in België sinds enkele jaren een progressieve toename vastgesteld van het deel dat door de patienten voor rekening wordt genomen van de kosten van gezondheidszorgen. In 1997 zal

Nadere informatie

Huishoudens die niet gecontacteerd konden worden

Huishoudens die niet gecontacteerd konden worden 4.2. Participatiegraad Om de vooropgestelde steekproef van 10.000 personen te realiseren, werden 35.023 huishoudens geselecteerd op basis van het Nationaal Register. Met 11.568 huishoudens werd gepoogd

Nadere informatie

Gezondheidsenquête, België Inleiding. Wetenschap ten dienste van Volksgezondheid, Voedselveiligheid en Leefmilieu.

Gezondheidsenquête, België Inleiding. Wetenschap ten dienste van Volksgezondheid, Voedselveiligheid en Leefmilieu. Inleiding Wetenschap ten dienste van Volksgezondheid, Voedselveiligheid en Leefmilieu. Inleiding 1. Context De vergrijzing van de bevolking in onze samenleving is een heuse uitdaging op het gebied van

Nadere informatie

GEZONDHEIDSENQUETE 2013

GEZONDHEIDSENQUETE 2013 GEZONDHEIDSENQUETE 2013 RAPPORT 3: GEBRUIK VAN GEZONDHEIDS- EN WELZIJNSDIENSTEN Sabine Drieskens, Lydia Gisle (ed.) Wetenschappelijk Instituut Volksgezondheid Operationele Directie Volksgezondheid en surveillance

Nadere informatie

BEREIDINGS- EN CONSUMPTIETIJD VAN MAALTIJDEN. AUTEUR Sarah BEL

BEREIDINGS- EN CONSUMPTIETIJD VAN MAALTIJDEN. AUTEUR Sarah BEL BEREIDINGS- EN CONSUMPTIETIJD VAN MAALTIJDEN AUTEUR Sarah BEL Dankwoord Dit werk kon niet worden gerealiseerd zonder de medewerking van een aantal personen. Onze bijzondere dank gaat uit naar: De deelnemers

Nadere informatie

GEZONDHEIDSENQUETE 2013

GEZONDHEIDSENQUETE 2013 GEZONDHEIDSENQUETE 2013 RAPPORT 5: PREVENTIE Stefaan Demarest, Rana Charafeddine (ed.) Wetenschappelijk Instituut Volksgezondheid Operationele Directie Volksgezondheid en surveillance J. Wytsmanstraat

Nadere informatie

Resultaten voor België Roken Gezondheidsenquête, België, 1997

Resultaten voor België Roken Gezondheidsenquête, België, 1997 6.1.1. Inleiding Het tabaksgebruik is een van de voornaamste risicofactoren voor longkanker, ischemische hartziekten en chronische ademhalingsaandoeningen (1). Men schat dat er in Europa niet minder dan

Nadere informatie

Resultaten voor Brussels Gewest Beperkingen Gezondheidsenquête, België, 1997

Resultaten voor Brussels Gewest Beperkingen Gezondheidsenquête, België, 1997 5.3.1. Inleiding. Er is een duidelijke verschuiving gekomen in het ervaren van de gezondheid door de bevolking. Dit is mede een gevolg van de relatie tussen de demografische en de epidemiologische transitie

Nadere informatie

Resultaten voor Brussels Gewest Roken Gezondheidsenquête, België, 1997

Resultaten voor Brussels Gewest Roken Gezondheidsenquête, België, 1997 6.1.1. Inleiding Het tabaksgebruik is een van de voornaamste risicofactoren voor longkanker, ischemische hartziekten en chronische ademhalingsaandoeningen (1). Men schat dat er in Europa niet minder dan

Nadere informatie

Patiëntentevredenheid

Patiëntentevredenheid Patiëntenheid Johan Van der Heyden Wetenschappelijk Instituut Volksgezondheid Operationele Directie Volksgezondheid en surveillance J. Wytsmanstraat, 14 B - 1050 Brussel 02 / 642 57 26 E-mail : johan.vanderheyden@wiv-isp.be

Nadere informatie

Resultaten voor België Cardiovasculaire preventie Gezondheidsenquête, België, 1997

Resultaten voor België Cardiovasculaire preventie Gezondheidsenquête, België, 1997 6.8.1. Inleiding In deze module worden 2 specifieke preventiedomeinen behandeld: de hypertensie en de hypercholesterolemie. De hart- en vaatziekten zijn aandoeningen die uit het oogpunt van volksgezondheid,

Nadere informatie

Studiepopulatie. Gezondheidsenquête, België, 1997.

Studiepopulatie. Gezondheidsenquête, België, 1997. In deze paragraaf worden een aantal kenmerken van de steekproef besproken. Het gaat om de volgende socio-demografische karakteristieken : verblijfplaats : per regio en per provincie; geslacht en leeftijd;

Nadere informatie

Resultaten voor Brussels Gewest Toegang tot Gezonheidszorg Gezondheidsenquête, België, 1997

Resultaten voor Brussels Gewest Toegang tot Gezonheidszorg Gezondheidsenquête, België, 1997 8.2.1. Inleiding Er wordt in België sinds enkele jaren een progressieve toename vastgesteld van het deel dat door de patienten voor rekening wordt genomen van de kosten van gezondheidszorgen. In 1997 zal

Nadere informatie

Beperkingen. Stefaan Demarest

Beperkingen. Stefaan Demarest Beperkingen Stefaan Demarest Wetenschappelijk Instituut Volksgezondheid Operationele Directie Volksgezondheid en surveillance J. Wytsmanstraat, 14 B - 1050 Brussel 02 / 642 57 94 E-mail : stefaan.demarest@iph.fgov.be

Nadere informatie

Medische preventie van cardiovasculaire aandoeningen

Medische preventie van cardiovasculaire aandoeningen Medische preventie van cardiovasculaire aandoeningen Edith Hesse Wetenschappelijk Instituut Volksgezondheid Operationele Directie Volksgezondheid en surveillance J. Wytsmanstraat, 14 B - 1050 Brussel 02

Nadere informatie

GEZONDHEIDSENQUETE 2013

GEZONDHEIDSENQUETE 2013 GEZONDHEIDSENQUETE 2013 RAPPORT 2: GEZONDHEIDSGEDRAG EN LEEFSTIJL Lydia Gisle, Stefaan Demarest (ed.) Wetenschappelijk Instituut Volksgezondheid Operationele Directie Volksgezondheid en surveillance J.

Nadere informatie

Resultaten voor België Vaccinatie bij volwassen Gezondheidsenquête, België, 1997

Resultaten voor België Vaccinatie bij volwassen Gezondheidsenquête, België, 1997 6.4.1. Inleiding. Het belang van vaccinatie programma s is ruimschoots aangetoond geweest. De vragen werden slechts gesteld aan personen van 15 jaar en ouder, aangezien de vaccinale dekking bij kinderen

Nadere informatie

Gezondheidsenquête, België Medische consumptie. Wetenschap ten dienste van Volksgezondheid, Voedselveiligheid en Leefmilieu.

Gezondheidsenquête, België Medische consumptie. Wetenschap ten dienste van Volksgezondheid, Voedselveiligheid en Leefmilieu. Medische consumptie Wetenschap ten dienste van Volksgezondheid, Voedselveiligheid en Leefmilieu. . Inhoudstafel Inhoudstafel... 79 Bestudeerde indicatoren... 81 1. Contacten met zorgverstrekkers... 81

Nadere informatie

Resultaten voor Brussels Gewest Gezondheidsenquête, België, 1997 Andere gezondheidsvoorzieningen en alternatieve geneeskunde

Resultaten voor Brussels Gewest Gezondheidsenquête, België, 1997 Andere gezondheidsvoorzieningen en alternatieve geneeskunde 7.6.1. Inleiding In dit hoofdstuk hebben we het over contacten met de kinesitherapeut, thuisverpleegkunde, voorzieningen voor bejaarden, de diëtist en arbeidsgeneeskundige diensten tijdens het afgelopen

Nadere informatie

Resultaten voor Vlaamse Gemeenschap Gezondheidsenquête, België, 1997 Andere gezondheidsvoorzieningen en alternatieve geneeskunde

Resultaten voor Vlaamse Gemeenschap Gezondheidsenquête, België, 1997 Andere gezondheidsvoorzieningen en alternatieve geneeskunde 7.6.1. Inleiding In dit hoofdstuk hebben we het over contacten met de kinesitherapeut, thuisverpleegkunde, voorzieningen voor bejaarden, de diëtist en arbeidsgeneeskundige diensten tijdens het afgelopen

Nadere informatie

Gezondheidsverwachting volgens socio-economische gradiënt in België Samenvatting. Samenvatting

Gezondheidsverwachting volgens socio-economische gradiënt in België Samenvatting. Samenvatting Verschillende internationale studies toonden socio-economische verschillen in gezondheid aan, zowel in mortaliteit als morbiditeit. In bepaalde westerse landen bleek dat, ondanks de toegenomen welvaart,

Nadere informatie

Belangrijkste resultaten Sociaal-Economische Ongelijkheden in Gezondheid

Belangrijkste resultaten Sociaal-Economische Ongelijkheden in Gezondheid Operationele Directie Volksgezondheid en surveillance oktober 2010 Brussel, België Nr interne referentie : 2010/053 Depotnummer : D/2010/2505/49 ISSN : 2032-9172 Belangrijkste resultaten Sociaal-Economische

Nadere informatie

Resultaten voor Brussels Gewest Tandhygiëne Gezondheidsenquête, België, 1997

Resultaten voor Brussels Gewest Tandhygiëne Gezondheidsenquête, België, 1997 5.6.1. Inleiding Tandcariës is een ziekte waarbij de gemineraliseerde tandweefsels vernietigd worden als gevolg van zuurvorming die ontstaat bij de fermentatie van koolhydraten door bacteriën in de mond.

Nadere informatie

Contacten met beoefenaars van niet-conventionele geneeswijzen

Contacten met beoefenaars van niet-conventionele geneeswijzen Contacten met beoefenaars van niet-conventionele geneeswijzen Edith Hesse Wetenschappelijk Instituut Volksgezondheid Operationele Directie Volksgezondheid en surveillance J. Wytsmanstraat, 14 B - 1050

Nadere informatie

Klassiek wordt de mate van cariës voorgesteld door een cariës-index (DMFT-index = gemiddeld aantal gecarieerde, afwezige of gevulde tanden).

Klassiek wordt de mate van cariës voorgesteld door een cariës-index (DMFT-index = gemiddeld aantal gecarieerde, afwezige of gevulde tanden). 5.6.1. Inleiding Tandcariës is een ziekte waarbij de gemineraliseerde tandweefsels vernietigd worden als gevolg van zuurvorming die ontstaat bij de fermentatie van koolhydraten door bacteriën in de mond.

Nadere informatie

Resultaten voor Vlaamse Gemeenschap Contacten met de Huisarts Gezondheidsenquête, België, 1997

Resultaten voor Vlaamse Gemeenschap Contacten met de Huisarts Gezondheidsenquête, België, 1997 7.1.1. Inleiding De huisarts vervult een essentiële rol binnen het geheel van de gezondheidszorg. Deze rol is bovendien in volle evolutie. Thema s zoals het globaal medisch dossier en de echelonnering

Nadere informatie

Resultaten voor Vlaamse Gemeenschap Subjectieve gezondheid Gezondheidsenquête, België, 1997

Resultaten voor Vlaamse Gemeenschap Subjectieve gezondheid Gezondheidsenquête, België, 1997 5.1.1. Inleiding Om de evolutie op het vlak van de gezondheid in de bevolking te kunnen evalueren en bovendien een beter beeld te hebben van de manier waarop de bevolking zelf deze ontwikkelingen beoordeelt,

Nadere informatie

Het gebruik van tabak

Het gebruik van tabak Het gebruik van tabak Lydia Gisle Wetenschappelijk Instituut Volksgezondheid Operationele Directie Volksgezondheid en surveillance J. Wytsmanstraat, 14 B - 1050 Brussel 02 / 642 57 53 E-mail : lydia.gisle@iph.fgov.be

Nadere informatie

Sabine Drieskens, Lydia Gisle (ed.)

Sabine Drieskens, Lydia Gisle (ed.) GEZONDHEIDSENQUETE 2013 Rapport 3: Gebruik van gezondheidsen welzijnsdiensten Sabine Drieskens, Lydia Gisle (ed.) Wetenschappelijk Instituut Volksgezondheid Operationele Directie Volksgezondheid en surveillance

Nadere informatie

Resultaten voor België Psychische Gezondheid Gezondheidsenquête, België, 1997

Resultaten voor België Psychische Gezondheid Gezondheidsenquête, België, 1997 6.2.1. Inleiding Binnen de verschillen factoren van risico gedrag heeft alcoholverbruik altijd al de aandacht getrokken van de verantwoordelijken voor Volksgezondheid. De WGO gebruikt de term "Ongeschiktheid

Nadere informatie

Gezondheidsenquête door middel van Interview België 2001

Gezondheidsenquête door middel van Interview België 2001 Gezondheidsenquête door middel van Interview België 2001 Deel 6 Gezondheid en Samenleving IPH/EPI REPORTS nr 2002-22 Afdeling Epidemiologie Juliette Wytsmanstraat 14 1050 Brussel Tel : 02/642.57.94 e-mail

Nadere informatie

GEZONDHEIDSENQUETE 2013

GEZONDHEIDSENQUETE 2013 GEZONDHEIDSENQUETE 2013 RAPPORT 5: PREVENTIE Stefaan Demarest, Rana Charafeddine (ed.) Wetenschappelijk Instituut Volksgezondheid Operationele Directie Volksgezondheid en surveillance J. Wytsmanstraat

Nadere informatie

Toegankelijkheid van gezondheidszorgen

Toegankelijkheid van gezondheidszorgen Toegankelijkheid van gezondheidszorgen Stefaan Demarest Wetenschappelijk Instituut Volksgezondheid Operationele Directie Volksgezondheid en surveillance J. Wytsmanstraat, 14 B - 1050 Brussel 02 / 642 57

Nadere informatie

De helft van de 15 tot 64-jarigen met een langdurig gezondheidsprobleem of moeilijkheid bij het uitvoeren van dagelijkse handelingen is aan het werk

De helft van de 15 tot 64-jarigen met een langdurig gezondheidsprobleem of moeilijkheid bij het uitvoeren van dagelijkse handelingen is aan het werk 1 Arbeidsparticipatie en gezondheidsproblemen of handicap De helft van de 15 tot 64-jarigen met een langdurig gezondheidsprobleem of moeilijkheid bij het uitvoeren van dagelijkse handelingen is aan het

Nadere informatie

Gezondheidsenquête door middel van Interview België 2001

Gezondheidsenquête door middel van Interview België 2001 Gezondheidsenquête door middel van Interview België 2001 Deel 1 Methoden IPH/EPI REPORTS nr 2002-22 Afdeling Epidemiologie Juliette Wytsmanstraat 14 1050 Brussel Tel : 02/642.57.94 e-mail : his@iph.fgov.be

Nadere informatie

GEZONDHEIDSENQUETE 2013

GEZONDHEIDSENQUETE 2013 GEZONDHEIDSENQUETE 2013 RAPPORT 3: GEBRUIK VAN GEZONDHEIDS- EN WELZIJNSDIENSTEN Sabine Drieskens, Lydia Gisle (ed.) Wetenschappelijk Instituut Volksgezondheid Operationele Directie Volksgezondheid en surveillance

Nadere informatie

Gezondheidsenquête door middel van Interview België 2001

Gezondheidsenquête door middel van Interview België 2001 Gezondheidsenquête door middel van Interview België 2001 Deel 2 Gezondheidstoestand IPH/EPI REPORTS nr 2002-22 Afdeling Epidemiologie Juliette Wytsmanstraat 14 1050 Brussel Tel : 02/642.57.94 e-mail :

Nadere informatie

Het gebruik van alcohol

Het gebruik van alcohol Het gebruik van alcohol Lydia Gisle Wetenschappelijk Instituut Volksgezondheid Operationele Directie Volksgezondheid en surveillance J. Wytsmanstraat, 14 B - 1050 Brussel 02 / 642 57 53 E-mail : lydia.gisle@iph.fgov.be

Nadere informatie

Ambulante contacten met de specialist

Ambulante contacten met de specialist Ambulante contacten met de specialist Johan Van der Heyden Wetenschappelijk Instituut Volksgezondheid Operationele Directie Volksgezondheid en surveillance J. Wytsmanstraat, 14 B - 1050 Brussel 02 / 642

Nadere informatie

Resultaten voor Vlaamse Gemeenschap Contraceptie Gezondheidsenquête, België, 1997

Resultaten voor Vlaamse Gemeenschap Contraceptie Gezondheidsenquête, België, 1997 6.7.5.1. Inleiding Contraceptie is bijna universeel toegankelijk in ons land. Alhoewel ze relatief duur blijft (van 110 tot 250 BF per maand voor de pil), kunnen de meest onbemiddelde personen toch hulp

Nadere informatie

Lichamelijke Pijn. Sabine Drieskens

Lichamelijke Pijn. Sabine Drieskens Lichamelijke Pijn Sabine Drieskens Wetenschappelijk Instituut Volksgezondheid Operationele Directie Volksgezondheid en surveillance J. Wytsmanstraat, 14 B - 1050 Brussel 02 / 642 50 25 E-mail : sabine.drieskens@iph.fgov.be

Nadere informatie

Preventie van wiegendood bij zuigelingen

Preventie van wiegendood bij zuigelingen Preventie van wiegendood bij zuigelingen Edith Hesse Wetenschappelijk Instituut Volksgezondheid Operationele Directie Volksgezondheid en surveillance J. Wytsmanstraat, 14 B - 1050 Brussel 02 / 642 57 71

Nadere informatie

Contacten met de huisarts

Contacten met de huisarts Contacten met de huisarts Johan Van der Heyden Wetenschappelijk Instituut Volksgezondheid Operationele Directie Volksgezondheid en surveillance J. Wytsmanstraat, 14 B - 1050 Brussel 02 / 642 57 26 E-mail

Nadere informatie

Resultaten voor Brussels Gewest Contraceptie Gezondheidsenquête, België, 1997

Resultaten voor Brussels Gewest Contraceptie Gezondheidsenquête, België, 1997 6.7.5.1. Inleiding Contraceptie is bijna universeel toegankelijk in ons land. Alhoewel ze relatief duur blijft (van 110 tot 250 BF per maand voor de pil), kunnen de meest onbemiddelde personen toch hulp

Nadere informatie

Kankerscreening. Jean Tafforeau

Kankerscreening. Jean Tafforeau Kankerscreening Jean Tafforeau Wetenschappelijk Instituut Volksgezondheid Operationele Directie Volksgezondheid en surveillance J. Wytsmanstraat, 14 B - 1050 Brussel 02 / 642 57 71 E-mail : jean.tafforeau@iph.fgov.be

Nadere informatie

PERSBERICHT Brussel, 25 maart 2014

PERSBERICHT Brussel, 25 maart 2014 PERSBERICHT Brussel, 25 maart 2014 Geen heropleving van de arbeidsmarkt in 2013 Nieuwe cijfers Enquête naar de Arbeidskrachten 4.530.000 in België wonende personen zijn aan het werk in 2013. Hun aantal

Nadere informatie

GEZONDHEIDSENQUETE 2013

GEZONDHEIDSENQUETE 2013 GEZONDHEIDSENQUETE 2013 RAPPORT 5: PREVENTIE Stefaan Demarest, Rana Charafeddine (ed.) Wetenschappelijk Instituut Volksgezondheid Operationele Directie Volksgezondheid en surveillance J. Wytsmanstraat

Nadere informatie

Resultaten voor Vlaamse Gemeenschap Alcoholverbruik Gezondheidsenquête, België, 1997

Resultaten voor Vlaamse Gemeenschap Alcoholverbruik Gezondheidsenquête, België, 1997 6.2.1. Inleiding Binnen de verschillen factoren van risico gedrag heeft alcoholverbruik altijd al de aandacht getrokken van de verantwoordelijken voor Volksgezondheid. De WGO gebruikt de term "Ongeschiktheid

Nadere informatie

Resultaten voor Vlaamse Gemeenschap Risicofactoren voor wiegendood Gezondheidsenquête, België, 1997

Resultaten voor Vlaamse Gemeenschap Risicofactoren voor wiegendood Gezondheidsenquête, België, 1997 6.7.4.1. Inleiding Er werd reeds vroeger bewezen dat een prematuur respiratoir systeem een oorzaak was voor wiegendood. Het gevaar bestond vooral tijdens de slaap. Met de huidige kennis van zaken zijn

Nadere informatie

Resultaten voor België Psychische Gezondheid Gezondheidsenquête, België, 1997

Resultaten voor België Psychische Gezondheid Gezondheidsenquête, België, 1997 5.7.1. Inleiding. Psychische gezondheidsproblemen, ook niet ernstige vormen, hebben een hoge belasting op het welzijn van een bevolking en op de kwaliteit van het leven. Echt psychiatrische condities zijn

Nadere informatie

Hinder door een handicap of langdurige gezondheidsproblemen

Hinder door een handicap of langdurige gezondheidsproblemen Hinder door een handicap of langdurige gezondheidsproblemen Een beeld vanuit de EAK Tijdens het tweede kwartaal van 2007 werd in de Enquête naar de Arbeidskrachten gevraagd of de respondenten in hun dagelijkse

Nadere informatie

GEZONDHEIDSENQUETE 2013

GEZONDHEIDSENQUETE 2013 GEZONDHEIDSENQUETE 2013 RAPPORT 3: GEBRUIK VAN GEZONDHEIDS- EN WELZIJNSDIENSTEN Sabine Drieskens, Lydia Gisle (ed.) Wetenschappelijk Instituut Volksgezondheid Operationele Directie Volksgezondheid en surveillance

Nadere informatie

6.7.1.1. Inleiding. Bespreking 5.3.7.1.2. pagina 1

6.7.1.1. Inleiding. Bespreking 5.3.7.1.2. pagina 1 6.7.1.1. Inleiding Algemeen wordt erkend dat de prenatale consultaties een fundamentele rol spelen inzake de gezondheid van de moeder en het toekomstige kind, maar de rol van respectievelijk de huisarts,

Nadere informatie

Inleiding. Johan Van der Heyden

Inleiding. Johan Van der Heyden Inleiding Johan Van der Heyden Wetenschappelijk Instituut Volksgezondheid Operationele Directie Volksgezondheid en surveillance J. Wytsmanstraat, 14 B - 1050 Brussel 02 / 642 57 26 E-mail : johan.vanderheyden@iph.fgov.be

Nadere informatie

Resultaten voor Vlaamse Gemeenschap Psychische Gezondheid Gezondheidsenquête, België, 1997

Resultaten voor Vlaamse Gemeenschap Psychische Gezondheid Gezondheidsenquête, België, 1997 5.7.1. Inleiding. Psychische gezondheidsproblemen, ook niet ernstige vormen, hebben een hoge belasting op het welzijn van een bevolking en op de kwaliteit van het leven. Echt psychiatrische condities zijn

Nadere informatie