Criminologie. Faculteit der Rechtsgeleerdheid, Vrije Universiteit Amsterdam. QANU, oktober 2012

Maat: px
Weergave met pagina beginnen:

Download "Criminologie. Faculteit der Rechtsgeleerdheid, Vrije Universiteit Amsterdam. QANU, oktober 2012"

Transcriptie

1 Criminologie Faculteit der Rechtsgeleerdheid, Vrije Universiteit Amsterdam QANU, oktober 2012

2 Quality Assurance Netherlands Universities (QANU) Catharijnesingel 56 Postbus RA Utrecht The Netherlands Telefoon: Fax: Internet: Projectnummer: Q QANU Tekst en cijfermateriaal uit deze uitgave mogen, na toestemming van QANU en voorzien van bronvermelding, door middel van druk, fotokopie, of op welke andere wijze dan ook, worden overgenomen. 2 QANU /Criminologie, Vrije UniversiteitAmsterdam

3 INHOUD Rapport over de bacheloropleiding Criminologie en de masteropleiding Criminologie van de Vrije Universiteit Amsterdam... 4 Administratieve gegevens van de opleiding... 4 Administratieve gegevens van de instelling... 4 I<::wantitatieve gegevens over de opleidingen... 4 Samenstelling van de commissie... 5 Werkwijze van de commissie... 5 Samenvattend oordeel van de commissie... 7 Behandeling van de standaarden uit het Beoordelingskader voor de beperkte opleidingsbeoordeling Bijlagen Bijlage 1: Curricula Vitae van de leden van de visitatiecommissie Bijlage 2: Domeinspecifiek referentiekader Bijlage 3: Beoogde eindkwalificaties Bijlage 4: Overzicht van de programma's Bijlage 5: Kwantitatieve gegevens over de opleidingen Bijlage 6: Bezoekprogramma Bijlage 7: Bestudeerde afstudeerscripties en documenten Bijlage 8: Onafhankelijkheidsverldaringen Dit rapport is vastgesteld op 10 oktober 2012 QANU /Criminologie, Vrije UniversiteitAmsterdam 3

4 Rapport over de bacheloropleiding Criminologie en de masteropleiding Criminologie van de Vrije Universiteit Amsterdam Dit rapport volgt het Beoordelingskader voor de beperkte opleidingsbeoordeling van de NVAO. Administratieve gegevens van de opleidingen Bacheloropleiding Criminologie Naam van de opleiding: CROHO-nummer: Niveau van de opleiding: Oriëntatie van de opleiding: Aantal studiepunten: Afstudeerrichtingen: Locatie(s): Vat:iant(en): Vervaldatum accreditatie: Criminologie bachelor wetenschappelijk (wo) 180 EC nvt Amsterdam valtijd, deeltijd Masteropleiding Criminologie Naam van de opleiding: CROHO-nummer: Niveau van de opleiding: Oriëntatie van de opleiding: Aantal studiepunten: Afstudeerrichtingen: Locatie(s): Variant( en): Vervaldatum accreditatie: Criminologie master wetenschappelijk (wo) 60EC nvt Amsterdam valtijd, deeltijd Het bezoek van de visitatiecommissie Criminologie aan de Faculteit der Rechtsgeleerdheid van de Vrije Universiteit Amsterdam vond plaats op 16 mei Administratieve gegevens van de instelling Naam van de instelling: Status van de instelling: Resultaat instellingstoets: Vrije Universiteit Amsterdam bekostigde instelling aangevraagd Kwantitatieve gegevens over de opleidingen De vereiste kwantitatieve gegevens over de opleidingen zijn opgenomen in Bijlage 5. 4 QANU /Criminologie, Vrije UniversiteitAmsterdam

5 Samenstelling van de commissie De beoordeling van de bachelor- en masteropleiding Criminologie van de V ti je Universiteit valt binnen de clusterbeoordeling Criminologie, waat-voor in 2012 in totaal zeven opleidingen aan vier universiteiten werden beoordeeld. De commissie voor de clusterbeoordeling bestond uit: Prof. mr. E. (Evert) Stamhuis (voorzitter), hoogleraar Straf(proces)techt, decaan Faculteit Rechtswetenschappen, Open Universiteit; Drs. A.C. (Bert) Berghuis, Raadadviseur op het terrein van rechtspleging en rechtshandhaving, Ministerie van Veiligheid & Justitie; voormalig hoofd afdeling onderzoek en advies van College van Procureurs-generaal; R.P.J.N. (Reinier) Damen MSc., masterstudent Criminologie, Erasmus Universiteit Rotterdam; Prof. dr. I. (Ineke) Haen Marshall, hoogleraar Sociology and Criminal Justice, Northeastetn University Boston, USA; T. (Teun) van Ruitenburg, bachelorstudent Criminologie, Vrije Universiteit Amsterdam; Prof. dr. G. (Geert) Vervaeke, Voorzitter Hoge Raad voor de Justitie, België. T. (Teun) van Ruitenburg nam deel aan de bezoeken aan de Universiteit Utrecht en de ErasmusUniversiteit Rotterdam. R.P.J.N. (Reinier) Damen MSc. nam deel aan de bezoeken aan de Vrije Universiteit en de Universiteit Leiden. Coördinator van de clustet-visitatie Criminologie was drs. M. (Trees) Graas, medewerker van QANU. Voor het bezoek aan de Vrije Universiteit Amsterdam trad drs. R.G.T. (Ronald) Duzijn op als projecdeider. De curricula vitae van de leden van de commissie zijn opgenomen in Bijlage 1. Werkwijze van de commissie Voorbereiding Op 7 maart 2012 hield de comnuss1e haar formele startvergadering. Tijdens de startvergadering werd de commissie geïnstrueerd, werd de taakstelling en werkwijze van de commissie besproken en werd kennis genomen van het Domeinspecifiek Referentiekadet Criminologie, dat in augustus 2011 is vastgesteld door de Raad van Decanen. Dit Domeinspecifiek referentiekader is opgenomen in Bijlage 2 van dit rapport. Bij ontvangst van de zelfstudies van een universiteit werden deze door de coördinator gecontroleerd op kwaliteit en compleetheid van informatie. Nadat de zelfstudies in orde waren bevonden, zijn deze doorgestuurd aan de commissieleden. De commissieleden namen de zelfstudies door en formuleerden vragen die aan de projecdeidet wetden toegestuurd. De projecdeidet compileerde de vragen per onderwerp en/ of gespreksgremium. Eventuele additionele vragen van de commissieleden wetden aan de opleidingen toegestuurd met het verzoek om een reactie. Bezoek algemeen Voorafgaand aan ieder bezoek zijn in beperkte mate afspraken gemaakt over de taakverdeling op grond van inhoudelijke expertise. De commissie wenst te benadtuh:en dat zij in haar QANU /Criminologie, Vrije Universiteit Amsterdam 5

6 geheel verantwoordelijk is voor de oordeelsvorming en het eindrapport. Tijdens de voorbereidende vergadering van ieder bezoek werd de visitatie concreet voorbereid. Voorafgaand aan ieder bezoek maakte de projectleider een conceptprogramma voor de (dag) indeling van het bezoek Dit concept werd in samenspraak tussen de voorzitter, de projectleider en de coördinator van de betreffende universiteit aangepast aan de specifieke situatie van de opleiding(en). Tijdens de bezoeken is gesproken met een (representatieve) vertegenwoordiging van het faculteitsbestuur, het opleidingsbestuur, de afgestudeerden, de opleidingscommissie, en de examencommissie. Daarnaast werd per opleiding gesproken met student- en docentvertegenwoordigers van de beoordeelde opleidingen. Op verzoek van de commissie heeft de opleiding gesprekspartners geselecteerd binnen de door de commissie aangegeven kaders. De commissie heeft met studenten uit alle studiejaren gesproken en met kerndocenten en begeleidets uit de diverse disciplines binnen de te visiteren opleiding(en). V oorafgaande aan het bezoek heeft de commissie een overzicht ontvangen van de gesprekspartners en ingestemd met de door de opleiding gemaakte selectie. Een overzicht van het programma met alle gesprekspartners is opgenomen als Bijlage 6 bij dit rapport. Tijdens ieder bezoek bestudeerde de commissie het ter inzage gevraagde materiaal en gaf zij gelegenheid tot een spreekuur ten behoeve van studenten en docenten die zich voorafgaand aan het bezoek hadden aangemeld. De commissie heeft een deel van de laatste dag van ieder bezoek gebruikt voor de voorbereiding van de mondelinge rapportage en een discussie over de beoordeling van de opleidingen. Aan het einde van de bezoeken heeft de voorzitter in een mondelinge rapportage de eerste bevindingen van de commissie gepresenteerd. Daarbij ging het steeds om een aantal algemene waarnemingen en een aantal eerste indtuh:en per opleiding. Bfjzonderheden van het bezoek aan de Vtye UniversiteitA»JsterdaJJJ (VU) Het bezoek aan de VU vond plaats op 16 mei 2012 in Amsterdam. Het programma van het bezoek is te vinden in Bijlage 6 van dit rapport. Van het spreekuur is geen gebruik gemaakt. V oor de beoordeling van het gerealiseerde eindniveau van de opleiding heeft de commissie voorafgaand en tijdens de visitatie scripties geëvalueerd. De selectie van de eindwerkstuld~en heeft plaatsgevonden volgens de NV AO richtlijn over het selecteren van eindwerkstuld~en. De commissie heeft in totaal 31 scripties beoordeeld. Deze werden door de coördinerend projectleider van QANU aselect gekozen uit de lijst van afstudeerwerken van de laatste twee afgeronde studiejaren. V oot het bezoek aan de opleiding heeft de commissie inzage gevraagd in de organisatie, de inhoud, de toetsing en de evaluatie van de volgende vakken (collegejaar ): Actoren in de rechtshandhaving (B1); Methoden en technieken van criminologisch onderzoek (B2); Aard, omvang en schade (B2); Methoden & technieken van kwalitatief onderzoek (B3); Levensloopcriminologie (M); Publiekrechtelijke rechtshandhaving (M); Spatial Criminology (M). 6 QANU /Criminologie, Vrije UniversiteitAmsterdam

7 Tijdens het bezoek beoordeelde de comnuss1e de kwaliteit van de blokboeken, de studentinformatie, de toetsen, en praktische onderwijsprogramma's van deze blokken in detail. De faculteit heeft op het moment dat het conceptrapport al gereed was nog additionele informatie toegezonden. Beslisregels In overeenstemming met het Beoordelingskader voor de beperkte opleidingsbeoordeling van de NVAO (d.d. 22 november 2011) heeft de commissie de volgende definities voor de beoordeling van de afzonderlijke standaarden en de opleiding als geheel gehanteerd: Basiskwaliteit De kwaliteit die in internationaal perspectief redelijkerwijs verwacht mag worden van een bachelor- of masteropleiding binnen het hoger onderwijs. Onvoldoende De opleiding voldoet niet aan de gangbare basiskwaliteit en vertoont op meerdere vlaldcen ernstige tekortkomingen. Voldoende De opleiding voldoet aan de gangbare basiskwaliteit en vertoont over de volle breedte een acceptabel niveau. Goed De opleiding steekt systematisch en over de volle breedte uit boven de gangbare basiskwaliteit. Excellent De opleiding steekt systematisch en over de volle breedte ver uit boven de gangbare basiskwaliteit en geldt als een (inter)nationaal voorbeeld. Samenvattend oordeel van de commissie Dit rapport geeft de bevindingen en overwegingen weer van de commissie Criminologie 2012 over de bacheloropleiding Criminologie en de masteropleiding Criminologie aan de Vrije Universiteit Amsterdam. De commissie baseert haar oordeel op informatie uit de zelfstudie, aanvullende informatie naar aanleiding van vooraf geformuleerde vragen van de commissie, informatie uit de gespreideen tijdens het bezoek, de geselecteerde ( eind)werkstuldcen, en de documenten die tijdens het bezoek ter inzage beschikbaar waren. De commissie heeft voor beide opleidingen zowel positieve aspecten opgemerkt als verbeterpunten gesignaleerd. Na deze tegen ellcaar te hebben afgewogen, is de commissie tot het oordeel gekomen dat de opleidingen voldoen aan de eisen voor basiskwaliteit die de voorwaarde zijn voor heraccreditatie. 5 tajldaard 1 Beoogde eilldkwalijio-aties De commissie is van mening dat de opleidingen Criminologie van de VU een duidelijk profiel kennen, waarbij een brede oriëntatie en een sterk accent op methoden en technieken van wetenschappelijk criminologisch onderzoek voorop staan. De commissie oordeelt dat de opleidingen zich goed verhouden tot de zogenoemde maillstream criminologie. De commissie oordeelt dat de eindkwalificaties van de opleidingen aansluiten bij het Domeinspecifiek referentieleader Criminologie. Ten aanzien van de bacheloropleiding adviseert zij het aantal QANU / Criminolot,>ie, Vrije UniversiteitAmsterdam 7

8 gedefinieerde eindkwalificaties nog eens kritisch te bezien. Met betrekking tot de masteropleiding verdient explicitering van de comparatieve en internationale dimensies in de eindkwalificaties nadere aandacht. De commissie is van mening dat het beoogde fundamentele academische werk- en denkniveau is uitgewerkt in de eindkwalificaties. Zij stelt vast dat de eindkwalificaties van de beide opleidingen academisch georiënteerd zijn en dat er een duidelijk onderscheid wordt gemaakt in de kwalificaties voor bachelor- en masterstudenten. Bachelorstudenten verwerven criminologische kennis, inzicht en vaardigheden op een inleidend en basaal niveau en worden geacht onder begeleiding de empirische cyclus te kunnen doorlopen. De commissie begrijpt dat de eindkwalificaties van de bacheloropleiding vooral gericht zijn op een aansluitende masteropleiding en niet zozeer op een afzonderlijke beroepspraktijk. De eindkwalificaties van de masteropleiding zijn gericht op verdieping: eerder opgedane criminologische kennis en inzichten worden geïntegreerd en verder verdiept. Uit de eindkwalificaties blijkt volgens de commissie verder dat afgestudeerden worden geacht om zelfstandig wetenschappelijk onderzoek op het terrein van de criminologie te kunnen doen. De doelstelling van een enerzijds brede oriëntatie en anderzijds specialisatie in criminologische deelthema's is duidelijk vertaald in de eindkwalificaties. De commissie oordeelt dat de beoogde eindkwalificaties van de bacheloropleiding en masteropleiding Criminologie qua inhoud, niveau en oriëntatie zijn geconcretiseerd en aansluiten bij de actuele eisen die internationaal vanuit het beroepenveld en het vakgebied worden gesteld aan de inhoud van de opleidingen. Standaard 2 Ondetwijsleeromgeving De commissie stelt vast dat de eindkwalificaties van de bacheloropleiding Criminologie zorgvuldig zijn uitgewerkt in een gedegen, breed en oriënterend onderwijsprogramma. De commissie oordeelt dat de inhoudelijke veranderingen van het programma zoals die in de afgelopen jaren zijn doorgevoerd bijdragen aan de kwaliteit en eigenheid van de bacheloropleiding Criminologie. De specifieke 'Academische kern' van de VUbacheloropleiding criminologie is goed vertaald naar het onderwijsprogramma. Dit geldt in het bijzonder voor het grote en zorgvuldig opgebouwde aandeel van onderwijs op het gebied van methoden en technieken van wetenschappelijk, criminologisch onderzoek. De commissie is ten aanzien van de horizontale opbouw van het programma van mening dat deze herkenbaar en logisch is: van inleidend en oriënterend naar een meer integrale benadering en van het verwerven van kennis en inzicht naar het meer toepassen daarvan. Ten aanzien van de masteropleiding Criminologie stelt de commissie vast dat het programma de eindkwalificaties volledig omvat. De commissie is van mening dat eindterm 3 (diepgaande en specialistische kennis van een inzicht in één criminologische deelthema) niet wordt gemaximaliseerd. Zij ziet mogelijkheden om, met handhaving van één masteropleiding, de profielen prominenter uit te werken en daarmee het programma krachtiger aan eindterm 3 te laten beantwoorden. De commissie oordeelt dat er binnen de programma's een goede interactie bestaat tussen het criminologisch onderwijs en het wetenschappelijk onderzoek, waarbij er sprake is van een constructieve relatie met het onderzoeksinstituut NSCR. De commissie is positief over de intensivering van het onderwijs zoals die in de afgelopen jaren is doorgevoerd. De commissie stelt vast de programma's een goede mix van werk- en 8 QANU / Criminolo!,>ic, Vrije Universiteit Amsterdam

9 toetsvormen kennen, gericht op het realiseren van de leerdoelen van het vak en de eindkwalificaties van de opleiding. Net als de faculteit ziet de commissie nog ruimte voor verdere verbetering en intensivering van het onderwijs, met name in het eerste jaar van de bacheloropleiding. De commissie vindt dat het studiemateriaal van de vakken degelijk en goed is vormgegeven en uitgewerkt. De programma's kennen geen struikelblold\:en en de studeerbaarheid wordt geëvalueerd en bewaakt. Studenten worden zorgvuldig begeleid door de inzet van mentoren en seniordocenten en de studieadviseur. De commissie constateert dat de gemiddelde studieduur van de masteropleiding met 16 maanden boven de nominale tijd van 12 maanden ligt. Zij vraagt aandacht voor de inpassing van de (onderzoeks)stage in het programma. De commissie vindt de kwalitatieve en kwantitatieve verbetering van de docentenstaf ten opzicht van de vorige visitatie opvallend en positief. Zij heeft de indruk dat docenten samenwerkingsgericht, geëngageerd, open en toegankelijk voor studenten zijn. In de visie van de commissie draagt de docentenstaf bij aan een goed studieklimaat. Ten aanzien van opleidingsspecifieke voorziening stelt de comnuss1e vast dat studenttevredenheid structureel wordt gemeten door middel van vak- en curriculumevaluaties en dat de evaluaties concreet resulteren in verbeteringen. De commissie vindt dat uitbreiding van het aantal stilteplekken de aandacht verdient en vraagt de opleiding zorgvuldig te kijken naar de prijs en de afdruld{waliteit van de readers. De commissie oordeelt dat de inhoud en vormgeving van de programma's van beide opleidingen, het personeel en de opleidingspecifieke voorzieningen een samenhangende onderwijsleeromgeving vormen. Deze leeromgeving stelt studenten in staat de beoogde eindl{walificaties van zowel bacheloropleiding als de masteropleiding Criminologie te realiseren. Standaard 3 Toetsing en gerealiseerde eindkwa!ijicaties De commissie stelt vast dat de opleidingen beschikken over een gedocumenteerd en uitgewerkt beleid ten aanzien van toetsen en beoordelen. De keuze van de toetsvormen en de inhoud van de toetsen komen zorgvuldig tot stand. De commissie is positief over de signalerende en O{Waliteits) bewakende rol van de examencommissie ten aanzien van het niveau van toetsen en beoordelen, de (verdeling van) de gehanteerde toetsvormen en het toepassen van de afgesproken toets- en examenregels. De commissie stelt vast dat de gehanteerde toetsvormen gevarieerd, evenwichtig verdeeld en passend zijn, gericht op het vaststellen van eindkwalificaties van de studenten. De commissie is van mening dat de toenemende verscheidenheid aan toetsen en de introductie van tussentijdse opdrachten gekoppeld aan het werkgroeponderwijs en practica studenten aanzet tot regelmatig studeergedrag, omdat zij gedurende het vak voldoende feedback krijgen over hun prestaties en studievoortgang. Op basis van de bestudeerde en beoordeelde bachelmwerkstukken en masterscripties is de commissie van mening dat het gerealiseerde eindniveau van studenten in voldoende mate overeenkomt met de beoogde eindl{walificaties. Daarbij oordeelt de commissie dat de oorspronkelijke beoordelingen en cijfers in lijn liggen met die van de commissie. De commissie stelt vast dat de beoordeling plaatsvindt aan de hand van standaard beoordelingsformulieren met specifieke en relevante beoordelingscriteria en waardeert de tweede onafhankelijke beoordeling van eindwerkstukken. QANU /Criminologie, Vrije Universiteit Amsterdam 9

10 De commissie had aanvankelijk bij een aantal bachelorwerkstukken uit het verleden enige moeite om de individuele bijdrage van studenten aan het groepswerk te kunnen vaststellen en te beoordelen. Op basis van de actuele handleiding 'Onderzoeksvaardigheden in de criminologie' , de strikte naleving van deze handleiding en de toelichtingen daarop door het opleidingsbestuur en de examencommissie, heeft de commissie voldoende vertrouwen dat bovengenoemde onduidelijkheid tot het verleden behoort. De commissie stelt vast dat huidige studenten individueel kunnen en worden beoordeeld op hun bijdrage aan een bachelorwerkstuk dat op basis van samenwerking door een groep studenten tot stand komt. De commissie merkt op dat de masterscripties qua methodologische aanpak en opzet goed in elkaar steken. De onderwerpen van onderzoek in de masterscripties sluiten goed aan bij de drie profielen c.q. onderzoeksspecialisaties van de sectie Criminologie. Daarbij stelt de commissie vast dat in diverse gevallen de masterscriptie leidt tot publicatie van een artikel in een wetenschappelijk tijdschrift. De commissie oordeelt dat de toetsen en de beoordeling zowel binnen de bachelor- als de masteropleiding Criminologie valide, betrouwbaar en voor studenten inzichtelijk zijn. De opleidingen beschikken over een adequaat systeem van toetsing. Uit de tussentijdse en afsluitende toetsen, de afstudeerwerken en de wijze waarop afgestudeerden in vervolgopleidingen en in de beroepspraktijk functioneren, blijkt dat de gerealiseerde niveaus voldoende zijn. 10 QANU /Criminologie, Vrije UniversiteitAmsterdam

11 De comnuss1e beoordeelt de standaarden uit het Beoordelingskader voor de beperkte opleidingsbeoordeling als volgt: Bacheloropleiding Ctiminologie, voltijd e11 deeltijd: Standaard 1: Beoogde eindkwalificaties Standaard 2: Onderwijsleeromgeving Standaard 3: Toetsing en gerealiseerde eindkwalificaties Algemeen eindoordeel voldoende voldoende voldoende voldoende Masteropleiding Ctiminologie, voltijd en deeltijd: Standaard 1: Beoogde eindkwalificaties Standaard 2: Onderwijsleeromgeving Standaard 3: Toetsing en gerealiseerde eindkwalificaties Algemeen eindoordeel voldoende voldoende voldoende voldoende De voorzitter en de secretaris van de comss1e verklaren hierbij dat alle leden van de commissie kennis hebben genomen van dit rapport en instemmen met de hierin vastgestelde oordelen. Zij verklaren ook dat de beoordeling in onafhankelijkheid heeft plaatsgevonden. Datum: 10 oktober 2012 Prof. mr. E.F. Stamhuis, voorzitter Drs. R.G.T. Duzijn, secretaris QANU /Criminologie, Vrije UniversiteitAmsterdam 11

12 12 QANU / Criminolo~oric, Vrije Universiteit Amsterdam

13 Behandeling van de standaarden uit het Beoordelingskader voor de beperkte opleidings beoordeling Standaard 1: Beoogde eindkwalificaties De beoogde eindkwalificaties van de opleiding zijn wat betreft inboud, niveau en oriëntatie geconcretiseerd en voldoen aan internationale eisen. Toelichting: De beoogde eindkwalificaties passen wat betreft niveau en oriëntatie (bachelor of master; hbo of wo) binnen het Nederlandse kwalificatieraamwerk Ze sluiten bovendien aan bij de actuele eisen die in internationaal perspectief vanuit het beroepenveld en het vakgebied worden gesteld aan de inboud van de opleiding. Bevindingen De commissie stelt vast dat de bachelor- en masteropleiding Criminologie van de VU de continentale opleidingstraditie weerspiegelen, waarbij het onderscheid tussen bachelor en master minder sterk is dan in de Angelsaksische traditie. De commissie ziet tegelijkertijd dat, als het gaat om een sterke nadruk op de empirische criminologie en het daarbij behorende accent op methoden en technieken van onderzoek, de opleidingen wel zijn gemodelleerd naar Angelsaksische opleidingen. De commissie waardeert de ambitie van het opleidingsbestuur dat aan de VU afgestudeerde criminologen zich kunnen meten met het geavanceerde criminologisch onderzoek en de daarbij gehanteerde kwantitatieve methoden, zoals die in het bijzonder in de Angelsaksische landen gemeengoed zijn. De commissie heeft van de inhoudelijk verantwoordelijken van de opleidingen vernomen dat zowel voor de bachelor- als de masteropleiding bewust is gekozen voor het breed opleiden van studenten criminologie, met een duidelijk accent op methoden en technieken van wetenschappelijk onderzoek, aandacht voor de ethische aspecten van onderzoek en nadruk op maatschappelijke vraagstukken (diversiteit, integratie, mensenrechten, etc.). Studenten kunnen zich profileren in levensloopcriminologie, criminaliteit in georganiseerd verband of de praktijk van de strafrechtelijke handhaving. De kl"itische reflectie beschrijft dat de VU een platform wil bieden voor de discussie over de relatie tussen wetenschap, levensbeschouwing en samenleving. Daarbij hecht zij groot belang aan internationalisering van het onde1wijs. De eindkwalificaties van de bachelor- en masteropleiding Criminologie zijn tegen deze achtergrond opgesteld. Bacheloropleiding C!iminologie De bacheloropleiding Criminologie beoogt haar studenten breed academisch te vo1men en disciplineoverstijgende kennis van criminaliteit en criminaliteitsbeheersing bij te brengen. De afgestudeerde bachelorstudent beheerst de basisvaardigheden om te assisteren bij wetenschappelijk onderzoek in dit veld en om in uitvoerende functies de verbinding te kunnen maken tussen de normatieve kaders van regelgeving en beleid en de empirische werkelijkheid van criminaliteit en criminaliteitsbeheersing. Deze doelstellingen zijn vertaald naar vier uitgangspunten: 1) Multidisciplinaire theoretische vorming op juridisch en sociaalwetenschappelijk terrein: Studenten verwerven basiskennis van de moederdisciplines van de criminologie: de psychologie, de sociologie en het (straf)recht. Daarnaast veiweven zij basiskennis van de verschillende domeinen van de criminologie, zoals de beschrijvende criminologie, de theoretische criminologie en de penologie. Studenten leren om de verschillende facetten van criminaliteit interdisciplinair te benaderen, bijvoorbeeld vraagstul~en met betreldring tot de wisselweticing tussen persoonskenmerken en de sociale omgeving in relatie tot het QANU /Criminologie, Vrije Universiteit Amsterdam 13

14 ontstaan van crimineel gedrag en de maatschappelijk-normatief juridische reactie daarop. Studenten maken zich een breed palet aan methoden en technieken eigen om de uitkomsten van criminologisch onderzoek aan de hand van theorievorming te duiden of om met behulp van empirisch onderzoek theoretische veronderstellingen te toetsen. 2) Kennis van en inzicht in de theoretische, empirische en beleidsmatige aspecten van de criminaliteitsproblematiek Studenten maken kennis met een brede basis van de criminologische wetenschap. Dit betekent dat zij zich niet in het bijzonder kwalificeren ten aanzien van een bepaalde stroming, paradigma of benadering, maar zich alle verschijningsvormen van de criminologie eigen maken, dus van de empirisch, positivistische criminologie tot de kritische criminologie, van labeling tot biologische theorieën. 3) Brede methodologische scholing. Studenten zijn in staat onder begeleiding de volledige empirische cyclus te doorlopen. Dat wil zeggen het formuleren van een onderzoeksvraag op basis van een aangedragen probleem, het selecteren van bronnen en onderzoeksmethoden, het verzamelen en analyseren van data, het schriftelijk rapporteren over de resultaten en het vanuit theoretisch en methodologisch perspectief kunnen reflecteren op die resultaten. 4) Het plaatsen van criminaliteitsvraagstulili:en in een historisch, internationaal en wijsgerig perspectief. Studenten leren de historische, internationale en de wijsgerige context van de criminologie en haar object van studie. Studenten worden zich bewust van de wijsgerige aspecten van de wetenschapsbeoefening (wijsgerige reflectie op misdaad en straf) en van de eigen maatschappelijke verantwoordelijkheid. De hierboven beschreven doelstellingen en uitgangspunten zijn uitgewerkt tot beoogde eindkwalificaties, opgenomen in Bijlage 3. De commissie heeft de eindkwalificaties bestudeerd en is van mening dat deze aansluiten bij het Domeinspecifiek referentiekader Criminologie. Zij vindt het aantal eindkwalificaties van 24 opvallend groot, ook met het oog op de 13 eindkwalificaties die voor het Domeinspecifiek referentiekader zijn vastgesteld. De commissie waardeert dat de eindkwalificaties concreet en specifiek zijn geformuleerd, maar vraagt zich af of alle eindkwalificaties even relevant zijn. Zij adviseert de opleiding de eindkwalificaties nog eens kritisch tegen het licht te houden. In dit kader wijst zij specifiek op de eindkwalificaties 19 en 20, waarbij studenten worden geacht zich mondeling en schriftelijk in correct Engels te kunnen uitdrukken over criminologisch wetenschappelijk onderzoek De commissie tekent aan dat deze eindkwalificaties nog weinig geprononceerd zijn vertaald naar het programma van de bacheloropleiding. De commissie stelt vast dat de eindkwalificaties zijn beschreven en uitgewerkt conform de Dublin descriptoren. Studenten worden geacht kennis, inzicht en vaardigheden te ontwilffi:elen op een basaal en inleidend niveau van de criminologische wetenschap. De opleiding beoogt studenten in staat te stellen een aansluitende wetenschappelijke masteropleiding te volgen. Studenten die niet willen doorstromen naar een masteropleiding, zijn volgens de kritische reflectie toegerust voor diverse functies bij het openbaar bestuur - in het bijzonder in de sfeer van de rechtshandhaving- en in het bedrijfsleven. Tegelijkertijd merkt de kritische reflectie op dat vrijwel alle bachelorstudenten doorstromen naar de masteropleiding, waardoor een duidelijk omlijnd beroepsperspectief voor hen ontbreekt en geen concrete eisen/vetwachtingen vanuit het beroepenveld bekend zijn. De commissie is van mening dat het beoogde fundamentele academische werk- en denkniveau is uitgewerkt in de eindkwalificaties. De commissie stelt vast dat de bacheloropleiding studenten een brede basis in de criminologische wetenschap wil bieden en 14 QANU / Criminolo~orie, Vrije UniversiteitAmsterdam

15 vindt dat het basale, oriënterende karakter en de breedte goed is vetwerkt in de geformuleerde eindkwalificaties. Masteropleiding Criminologie De masteropleiding Criminologie beoogt studenten op te leiden tot vakbekwame criminologen, die gekwalificeerd zijn om op academisch niveau werkzaam te zijn. Daarbij is bewust gekozen om de opleiding niet te richten op één bepaalde stroming of traditie binnen de criminologie, maar voor een brede opzet die voortbouwt op de bacheloropleiding. De opleiding wil studenten een brede vorming bieden met disciplineoverstijgende kennis van criminaliteit en criminaliteitsbeheersing. Naast de brede vorming die kenmerkend is voor beide opleidingen, biedt de masteropleiding specialisatiemogelijkheden in de volgende deelgebieden: levensloopcriminologie, criminaliteit in georganiseerd verband en strafrechtelijke handhaving in de praktijk. Masterstudenten worden geconfronteerd met nieuwe kennisgebieden en worden geacht zelfstandig wetenschappelijk onderzoek te kunnen verrichten, zelf de houdbaarheid van conclusies van onderzoek te kunnen toetsen aan de hand van een beoordeling van de gehanteerde methoden en na het afstuderen in uitvoerende functies de uitkomsten van empirisch onderzoek te kunnen vertalen naar beleid binnen de daarvoor geldende juridische leaders. Deze doelstellingen en uitgangspunten resulteren in eindkwalificaties van de masteropleiding, zoals beschreven in Bijlage 3. De commissie stelt na bestudering van de beoogde eindkwalificaties vast, dat studenten worden geacht zich methoden en technieken eigen te maken om complexe criminologische vraagstuld\:en kritisch en evaluatief vanuit verschillende gezichtspunten te kunnen beoordelen. Verder dienen zij op een deelgebied specialistische kennis en inzicht te ontwikkelen, zelfstandig vraagstukken te kunnen analyseren en oplossen, complexe kwesties aan te kunnen, ingewikkelde onderzoeksmethoden te kunnen gebruiken en een integratieve benadering van vraagstuh:en te kunnen hanteren, vanuit verschillende invalshoeken (empirisch, etiologisch, normatief). De eindkwalificaties zijn naar het oordeel van de commissie daarmee nadruh:elijk academisch georiënteerd. De commissie merkt op dat de comparatieve en internationale dimensies die in het Domeinspecifieke referentieleader gespecificeerd zijn, niet expliciet vetwoord zijn in de eindkwalificaties van de opleidingen. De commissie adviseert de eindkwalificaties van de masteropleiding in het bijzonder op dit punt beter te laten aansluiten op het referentiekader. De eindkwalificaties van de beide opleidingen worden besproken binnen de Raad van Advies, waarin vertegenwoordigers van het beroepenveld zitting hebben. In het gesprek met de alumni werd door een lid van de Raad van Advies aangegeven dat binnen de raad ondermeer wordt gesproken over de breedte van het vakgebied in relatie tot de opleiding en de arbeidsmarkt. De uitkomsten van de jaarlijkse alumni-enquête, de gesprekken met de alumnivereniging en de vele gesprekken van docenten met vertegenwoordigers van het beroepenveld (bijvoorbeeld in het lmder van stages), bevestigen dat de eindkwalificaties verwijzen naar juist die kennis en vaardigheden die afgestudeerde criminologen nodig hebben om succesvol de arbeidsmarkt te betreden. Globaal gaat het om twee typen functies: een functie als onderzoeker (doorgaans toepassingsgericht en veelal binnen rechtshandhavende instanties) of een functie als beleidsmedewerker, waarbij resultaten van onderzoek worden vertaald naar concreet beleid. Vanuit de beroepspraktijk wordt vooral het belang van een stevige scholing op het terrein van methoden en technieken van criminologisch onderzoek benadrukt. QANU /Criminologie, Vrije Universiteit Amsterdam 15

16 Overwegingen De commissie is van mening dat de opleidingen Criminologie van de VU een duidelijk profiel kennen, waarbij een brede oriëntatie en een sterk accent op methoden en technieken van wetenschappelijk criminologisch onderzoek voorop staan. De commissie oordeelt dat de opleidingen zich goed verhouden tot de zogenoemde mainstream criminologie. De commissie oordeelt dat de eindkwalificaties van de opleidingen aansluiten bij het Domeinspecifiek referentiekader Criminologie. Ten aanzien van de bacheloropleiding adviseert zij het aantal gedefinieerde eindkwalificaties nog eens kritisch te bezien. Met betreldring tot de masteropleiding verdient explicitering van de comparatieve en internationale dimensies in de eindkwalificaties nadere aandacht. De commissie is van mening dat het beoogde fundamentele academische werk- en denkniveau is uitgewerkt in de eindkwalificaties. Zij stelt vast dat de eindkwalificaties van de beide opleidingen academisch georiënteerd zijn en dat er een duidelijk onderscheid wordt gemaakt in de kwalificaties voor bachelor- en masterstudenten. Bachelorstudenten verwerven criminologische kennis, inzicht en vaardigheden op een inleidend en basaal niveau en worden geacht onder begeleiding de empirische cyclus te kunnen doorlopen. De commissie begrijpt dat de eindkwalificaties van de bacheloropleiding vooral gericht zijn op een aansluitende masteropleiding en niet zozeer op een afzonderlijke beroepspraktijk De eindkwalificaties van de masteropleiding zijn gericht op verdieping: eerder opgedane criminologische kennis en inzichten worden geïntegreerd en verder verdiept. Uit de eindkwalificaties blijkt volgens de commissie verder dat afgestudeerden worden geacht om zelfstandig wetenschappelijk onderzoek op het terrein van de criminologie te kunnen doen. De doelstelling van een enerzijds brede oriëntatie en anderzijds specialisatie in criminologische deelthema's is duidelijk vertaald in de eindkwalificaties. De commissie is positief over de oriëntatie op het beroep en de betrold\:enheid van de beroepspraktijk bij de scope en eindkwalificaties van de opleidingen, onder meer in de vorm van de Raad van Advies. Zij concludeert dat de beoogde eindkwalificaties aansluiten bij de actuele eisen die internationaal vanuit het beroepenveld en het vakgebeid worden gesteld aan de inhoud van de opleidingen. Conclusie Bacheloropleiding Ctiminologie: de commissie beoordeelt Standaard 1 als voldoende. Masteropleidzizg Ctiminologie: de commissie beoordeelt Standaard 1 als voldoende. 16 QANU / Criminologie, Vrije U nivcrsitcit Amsterdam

17 Standaard 2: Onderwijsleeromgeving Het programma, het personeel en de opleidingsspecifieke voorzieningen maken het voor de instromende studenten mogelijk de beoogde eindkwalificaties te realiseren. Toelichting: De inhoud en vormgeving van het programma stelt de toegelaten studenten in staat de beoogde eindkwalificaties te bereiken. De kwaliteit van het personeel en van de opleidingsspecifieke voorzieningen is daarbij essentieel. Programma, personeel en voorzieningen vormen een voor studenten samenhangende onderwij sleeromgeving. Bevindingen Bacheloropleiding Ctiminologie De bacheloropleiding Criminologie bestaat uit een verplicht deel van 150 EC en een profileringsruimte van 30 EC (minor). De opleiding kent ook een deeltijdvariant die qua onderwijsprogramma identiek is aan de voltijdse opleiding. Het enige verschil is dat een deeltijdstudent het recht heeft om het studietempo te halveren (30 EC in plaats van 60 EC per studiejaar). Een schematisch overzicht van het onderwijsprogramma is opgenomen in Bijlage 4. De kritische reflectie beschrijft dat na de vorige visitatie (2006) het programma een aantal wijzigingen heeft ondergaan, waarbij tijdige selectie van studenten, keuzevrijheid, profileringsmimte en studeerbaarheid van het programma centraal hebben gestaan. Deze wijzingen zijn door de verantwoordelijken in het gesprek met de commissie toegelicht. De belangrijkste wijzigingen zijn: Versterking van de selecterende functie van het eerste jaar door invoering van een verplichte diagnostische taal- en wiskundetoets en de invoering van een bindend studieadvies (BSA); Een nieuw vak 'Inleiding publiekrecht voor criminologen' ter vervanging van aanschuifonderwijs vakken uit het juridische curriculum; Een specifiek voor de criminologen ontwikkeld vak 'Encyclopedie'; Een versterking van het ondenvijs in methoden en technieken, onder andere door de verzwaring van onderwijs in de 'Statistiek' (vakken I en II) en de introductie van 'Multivariate analyse' en 'Methoden en technieken van kwalitatief criminologisch onderzoek'; Integratie van passief, theoretisch en activerend, toepassingsgericht onderwijs; Verdere internationalisering van de bachelorfase door introductie van Engelstalige vakken; Invoering van profileringsruimte in het derde jaar van de opleiding die gebruikt kan worden voor een minor, maar ook voor een studieverblijf in het buitenland (exchange programmes); Aanbod van een minor 'Forensische criminologie'; Per : De introductie van het vak 'Victimology' in het derde bachelorjaar. De commissie is van mening dat de inhoudelijke veranderingen die in de afgelopen jaren zijn doorgevoerd, de kwaliteit en eigenheid van de bacheloropleiding Criminologie versterken. De commissie vindt dat met name de versterking van het onderwijs in methoden en technieken van wetenschappelijk onderzoek heeft bijgedragen aan de verbetering van de opleiding. Het programma van de bacheloropleiding is breed en omvat zowel de subdisciplines van de criminologie ( criminografie, etiologie, penologie), als ook de nauw vetwan te disciplines QANU /Criminologie, Vrije UniversiteitAmsterdam 17

18 victimologie, forensische psychologie en forensische psychiatrie. In het programma worden alle verschijningsvormen van de criminologie op hoofdlijnen belicht. Daarnaast worden studenten opgeleid in de verschillende aspecten van het object van studie van de criminologie, zoals de aard, omvang en spreiding van criminaliteit, daders, slachtoffers, schade van criminaliteit, de (sociale) constructie en beleving van criminaliteit, oorzaken van criminaliteit, maatschappelijke reacties op criminaliteit en het functioneren van de actoren die zich bezighouden met bestrijding van criminaliteit. De criminologische, penologische en positiefrechtelijke vah:en zijn primair gericht op de eindkwalificaties die betreldring hebben op kennis en inzicht. De vakken waarin de methoden en technieken van criminologisch onderzoek worden onderwezen zijn sterker gericht op het verwerven van vaardigheden. De commissie heeft na bestudering van de studiehandleidingen van de vakken vastgesteld dat de eindkwalificaties van de opleiding zijn vertaald naar leerdoelen per vak en dat de leerdoelen zijn opgenomen in de afzonderlijke vakbeschrijvingen die voor alle vakken zijn opgesteld. De commissie is van mening dat de eindkwalificaties van de bacheloropleiding Criminologie zorgvuldig zijn uitgewerkt in een gedegen, breed en oriënterend onderwijsprogramma. Het programma onderscheidt vier leerlijnen, die richting geven aan de uitwerlcing van de eindkwalificaties en bijdagen aan de samenhang van het programma. De eerste is de leerlijn van de criminologie 'in engere zin'. Daarmee wordt gedoeld op de criminologische vald(en die zich richten op de verschillende aspecten van het fenomeen criminaliteit zelf. Dit betreft de delicten, de daders, de slachtoffers en de leerstuld\en en theorieën die met bettehing tot daderschap en slachtofferschap zijn ontwikkeld. Hierbinnen vallen de subdisciplines criminografie, etiologie en victimologie. Een tweede leerlijn, penologie omvat de maatschappelijke reacties op criminaliteit. Alle vakken die zich richten op preventie en rechtshandhaving hebben ook een plaats in deze lijn, inclusief het vak 'Encyclopedie', waarin de wijsgerige ontwild(eling van het denken over straf wordt behandeld. Een derde leerlijn is die van het onderwijs in de methoden en technieken van wetenschappelijk criminologisch onderzoek. De vierde leerlijn is die van het positieve recht. Deze bestaat uit juridische vakken, waarbij een duidelijk accent ligt op de strafrechtelijke vald(en. De opbouw van het programma over de drie bachelo1jaren is als volgt: introductie in de basisdisciplines van de criminologie in het eerste jaar, gevolgd door een criminologisch kernjaar en profilering in de minor en afronding door middel van het vak 'Onderzoeksvaardigheden' in het derde jaar. In het eerste bachelorjaar volgen studenten inleidende vakken in de moederdisciplines van de criminologie en wordt een begin gemaakt met de criminologische en penologische vakken. Deze opbouw waarborgt de oriënterende functie van het eerste jaar. In het eerstejaarsvak 'Project' wordt tevens gestart met oefening van informatievaardigheden en schriftelijke en mondelinge uitdrukkingsvaardigheden. Het tweede jaar vormt het criminologische kernjaar. Eerder verworven kennis uit de moederdisciplines en de kernbegrippen worden toegepast op specifiek criminologische onderwerpen en leerstuld\en, waaronder aard en omvang van criminaliteit, oorzaken van criminaliteit, aanpak van criminaliteit en criminologische onderzoeksmethodologie. De vakken in dit jaar spitsen zich toe op de verschillende domeinen van de criminologie en de verschillende aspecten van het terrein van studie. V rijwel het gehele terrein van het vakgebied criminologie wordt daarmee afgedekt. De historische context van criminaliteit en 18 QANU /Criminologie, Vrije UniversiteitAmsterdam

19 criminaliteitsbestrijding en de geschiedenis van de criminologie, staan centraal in het vak 'Historische criminologie' en komen terug in de vakken 'Theoretica! Criminology and Sociology' en 'Preventie en bestraffing'. De valdcen 'Historische criminologie', 'Encyclopedie' en 'Preventie en bestraffing' dragen bij aan bewustwording van de student voor de maatschappelijke context en aan realisatie van eindterm 8. Daarbij outwildcelen studenten het vermogen tot reflectie op huidige opvattingen over criminaliteit en onveiligheid, het criminaliteitsbeleid en het recht. De aandacht voor de internationale en comparatieve dimensies lopen volgens de kritische reflectie als een rode draad door de valàen van de criminologische en penologische leerlijnen. De commissie vindt echter dat de aandacht voor deze dimensies enigszins beperkt en verborgen in het programma is opgenomen. Naast het historisch en internationaal perspectief, besteedt de bacheloropleiding ook aandacht aan het wijsgerig perspectief. Daartoe is voor de bacheloropleiding het vak 'Encyclopedie' ontwildceld, dat studenten in staat stelt criminologische vraagstukken vanuit een (rechts)filosofische invalshoek te benaderen. Verder kent de opleiding andere valdcen waarin wijsgerige en ethische reflectie in beperkte mate aan bod komen, zoals 'Theoretische criminologie en psychologie', 'Theoretica! criminology and sociology' en 'Preventie en bestraffing'. In het derde jaar is er ruimte voor verbreding of verdieping in de profileringsruimte en worden kennis en inzicht tot het niveau van de eindkwalificaties gebracht. Studenten kunnen die ruimte gebruileen voor bijvoorbeeld het volgen van een verbredende of verdiepende minor of deelname aan een uitwisselingsprogramma met een buitenlandse universiteit. Vanuit de sectie Criminologie wordt een 'eigen' minor 'Forensische criminologie' aangeboden, die door het overgrote deel van de bachelorstudenten Criminologie wordt gevolgd. De commissie vindt dat de internationale dimensie - in de zin van internationale uitwisseling van studenten - nog verder ontwilàeld kan worden. Zij ziet met de recente introductie van de ruimte voor minoren in het programma echter goede mogelijkheden om het internationale perspectief meer en intensiever op te pakken. Het tweede semester van het derde jaar staat in het teken van de afronding van de opleiding. Het bachelotwerkstuk vormt binnen het vak 'Onderzoeksvaardigheden' de afsluiting van de bacheloropleiding: hier kan de student zijn onderzoeks- en schriftelijke vaardigheden tonen en verder outwildcelen op basis van in alle eerdere vakken opgedane kennis en kunde. De commissie waardeert dat de opleiding de verticale samenhang van het programma wil bevorderen door middel van de thematische leerlijnen. Zij vindt de vier thematische leerlijnen op zichzelf herkenbaar en relevant in relatie tot de criminologie. Tegelijkertijd is zij van mening dat de leerlijnen in de praktijk in beperkte mate onderscheidend zijn voor de inrichting van het programma. Dit geldt in het bijzonder voor de leerlijnen 'Criminologie' en 'Penologie' die deels dezelfde valdcen bevatten. Studenten realiseren zich het bestaan van de leerlijnen niet en zijn niet in staat een bepaald vak binnen een leerlijn te duiden. Studenten waarderen juist het ondetwijsprogramma vanwege het brede en integrale karakter gecombineerd met de sterke oriëntatie op onderzoek en onderzoeksvaardigheden, waarmee de opleiding zich onderscheidt van een opleiding 'rechten'. Het belang van de leerlijnen voor de opleiding zou beter uitkomen als de plaats van een (nieuw) vak in de leerlijn geëxpliciteerd wordt. Studenten gaven in het gesprek met de commissie aan de opbouw van het programma over de verschillende bachelorjaren logisch en goed te vinden. Zij herkennen het inleidende karakter van het eerste jaar en de verdieping vanaf het tweede jaar. Studenten gaven verder aan dat er een strilüe volgorde van valdcen wordt gehanteerd, waarbij afronding van een eerder vak als ingangseis geldt voor een opvolgend vak Daarbij werd door hen opgemerkt QANU /Criminologie, Vrije UniversiteitAmsterdam 19

20 dat, :in het geval er sprake is van een hertentamen voor een bepaald vak, je via Blackboard geen toegang hebt tot het lesmateriaal van een opvolgend vak en daardoor niet gestart kan worden met de voorbereid:ing. Dit kan tot studievertraging leiden op een moment dat de student probeert dreigende vertraging te voorkomen. De commissie is van men:ing dat de zogenoemde horizontale opbouw duidelijk aanwezig is :in het programma. De vah:en aan het begin van de opleid:ing zijn :inleidend en algemeen oriënterend van aard. Gedurende de opleid:ing wordt daarop voortgebouwd en krijgen vakken een meer theoretisch verdiepend en :interdisciplinair verbredend karakter. De commissie stelt vast dat succesvolle afrond:ing van een voorliggend vak als harde :ingangseis geldt voor het volgen van een voortbouwend vak In de methodologische vakken wordt van opdrachten op deelonderwerpen toegewerkt naar zelfstandige beheers:ing van het gehele palet van kennis en vaardigheden, van onderzoeksvraag tot antwoord. Academische kem en wetenschappelj;ke 01iè"ntatie In de bacheloropleid:ing Criminologie wordt volgens de kritische reflectie een beroep gedaan op analytische vaardigheden en worden studenten uitgedaagd te reflecteren op de eigen maatschappelijke verantwoordelijkheid :in de maatschappelijke en juridische context waar:in de crim:inologie functioneert. Algemene academische vaardigheden worden :in de werkgroepen en de practica bij vrijwel alle vakken :in het tweede en derde bachelorjaar geoefend en getoetst, waarbij de moeilijkheidsgraad en mate waar:in zelfstandig moet worden gepresteerd toenemen. De analytische en probleemoplossende vaardigheden komen verder :in de juridische vakken aan bod. Centraal :in het eerste jaar staat daarbij het vermogen tot onderscheid van hoofd- en bijzaken :in literatuur en selectie en toepass:ing van relevante rechtsregels op eenvoudige casusposities. Voorts wordt een bescheiden hoeveelheid jurisprudentie geanalyseerd. Op het terre:in van het strafrecht leert de student :in de daarop voortbouwende vakken zelfstandig jurisprudentie te analyseren, zelfstandig juridische problemen en casusposities te onderkennen, te analyseren en op te lossen. De kritische reflectie beschrijft dat de tra:in:ing van academische vaardigheden, de wijsgerige vorm:ing en de vakken methoden en technieken samen de zogenoemde 'Academische kern' vormen. In het programma is volgens het opleid:ingsbestuur de keuze gemaakt om een relatief zwaar accent te leggen op de ontwikkeling van academische vaardigheden en houd:ing bij studenten. Daarbij worden studenten gestimuleerd na te denken over hoe zij :in de toekomst op een verantwoordelijke manier posities kunnen :innemen :in de samenlev:ing. De commissie is van men:ing dat de specifieke 'Academische kern' van de VUbacheloropleid:ing Crim:inologie goed is vertaald naar het onderwijsprogramma. Met name het grote en zorgvuldig opgebouwde aandeel van onderwijs op het gebied van methoden en technieken van wetenschappelijk, crim:inologisch onderzoek :in het programma getuigt hiervan. In de bacheloropleid:ing is gekozen voor een zware component methoden en technieken van crim:inologisch onderzoek (42 EC). Gedurende het programma ontwikkelen studenten kennis, :inzicht en vaardigheden met betreldcing tot crim:inologisch wetenschappelijk onderzoek door: Kennis te nemen van resultaten van wetenschappelijk onderzoek naar criminaliteit en crim:inaliteitsbestrijd:ing; Het leren doen van wetenschappelijk onderzoek :in de methoden en techniekenvakk:en. Het op bescheiden schaal en niveau en onder begeleid:ing uitvoeren van wetenschappelijk onderzoek 20 QANU /Criminologie, Vrije UniversiteitAmsterdam

21 De faculteit biedt studenten die meet willen en kunnen dan het reguliere studieprogramma van hen vraagt, de mogelijkheid om in het tweede en derde bachelorjaar deel te nemen aan een honoursprogramma. Het programma verzwaart de studie met minimaal 30 EC. Studenten watden geselecteerd op grond van studieprestaties in het eerste jaar en motivatie. Docenten gaven in het gesprek met de commissie aan dat in het onderwijs, naast de relatie met het wetenschappelijk onderzoek, ook de relatie met de betoepspraktijk tegelmatig wordt gelegd. Dit gebeurt in de vorm van opdrachten, onder andere in de valdçen 'Actoren in de rechtshandhaving' en 'Aard, omvang en schade'. Studenten en alumni gaven in de gespteldçen met de commissie aan dat de aard, inhoud, vorm en opbouw van het ancletwijs in methoden en technieken sterk is verbeterd in de afgelopen jaren en op dit moment van een goed niveau is. Daarbinnen is volgens hen het statistiekonderwijs goed opgezet en gestructureerd. De commissie ootdeelt dat et binnen het programma een goede interactie bestaat tussen het criminologisch ancletwijs en het wetenschappelijk onderzoek Hierin spelen de samenwerking met het Nederlands Studiecentrum Criminaliteit en Rechtshandhaving ( NSCR) en de leerstoel Methoden en technieken van criminologisch onderzoek een voorname tol. Het onderwijs wordt door docenten gevoed met resultaten en recente inzichten vanuit het onderzoek waaraan zij werken. Zoals opgemerkt onder standaard 1 vraagt de commissie aandacht voor de schriftelijke en mondelinge uitdmkkingsvaardigheden in het Engels, vetwoord in de eindkwalificaties 19 en 20. De commissie is van mening dat deze beoogde eindkwalificaties, zoals ze momenteel zijn gedefinieerd, meet uitwerking behoeven in het programma. Didactische uitgangspunten en werkvormen De opleiding hanteert de volgende werkvormen: Extensief: hoorcolleges, vootnamelijk docentgecentreetd; Intensief: werkgroepen en practica, studentgecentreetd, waarbij voorbereiding en participatie is veteist met maximaal 25 studenten. Uitgangspunt is dat bij ellç vak passieve en activerende onderwijsvormen worden toegepast, waardoot interactie ontstaat tussen de eindkwalificaties die betteldoog hebben op kennis en inzicht en de eindkwalificaties die betteldoog hebben op vaardigheden. Met de interactieve werkvormen, de ldeinschalige werkgroepen en de sterke focus op onderzoek beoogt de opleiding een academische gemeenschap van studenten en docentonderzoekets vorm te geven. Studenten taken daardoor vertrouwd met de cultuur van onderzoek doen. Het meest duidelijk is dit bij het vak 'Ondetzoeksvaardigheden', waarin studenten in ldeine teams zelfstandig onderzoek doen dat aansluit bij of onderdeel uitmaakt van onderzoeksprojecten van de begeleidende onderzoekets van de sectie Criminologie en het NSCR. Nagenoeg alle valdçen die in de collegebloldçen van zeven weken gegeven worden kennen een vast wekelijks ritme van een collegeblok van twee uur en een werkgroep of practicum van twee uur. Van de student wordt wekelijks pet vak 16 uur zelfstudie verwacht. Omdat et twee valdçen parallel gegeven worden, komt dit neet op 40 uur studie-inzet pet week. Studenten gaven in het gesprek met de commissie aan dat zij het aantal contacturen in het eerste jaar van de opleiding als minimaal ervaren en dat zij activerende werkvormen missen in bijvoorbeeld de vakken 'Inleiding sociologie' en 'Inleiding psychologie'. Zij merkten op dat het onderwijs QANU / Criminologie, Vrije Universiteit Amsterdam 21