Wegwijzer Digitaal Deponeren

Maat: px
Weergave met pagina beginnen:

Download "Wegwijzer Digitaal Deponeren"

Transcriptie

1 Wegwijzer Digitaal Deponeren Voor de Nederlandse archeologie is het van belang dat de unieke digitale documentatie van archeologisch onderzoek voor de toekomst bewaard en toegankelijk blijft. Daarom is deze Wegwijzer Digitaal Deponeren speciaal geschreven voor de Nederlandse archeologie. ARCHEOLOGIE Milco Wansleeben Marjolein van den Dries ARCHEOLOGIE De eerste hoofdstukken gaan in op het e-depot Nederlandse archeologie (EDNA), op de organisaties die daarbij betrokken zijn en op de onderzoeksmogelijkheden voor de toekomst. Daarnaast worden hier onderwerpen als het auteursrecht en het toevoegen van metadata (Dublin Core) toegelicht. Het tweede deel van deze Wegwijzer is meer praktisch van aard en geeft stap voor stap aan hoe het deponeren in het online archiveringssysteem van EASY in zijn werk gaat. Van begin tot eind wordt de gebruiker bij de hand genomen bij het proces van deponeren. Wegwijzer Digitaal Deponeren DANS (Data Archiving and Networked Services) is de nationale organisatie die zorgt voor de opslag en blijvende toegankelijkheid van onderzoeksgegevens in de alfa- en gammawetenschappen. DANS beheert bestaande data archieven en organiseert de data infrastructuur voor onderzoekers die het verzamelen, bestuderen en vastleggen van gegevens als onderdeel van hun activiteiten maken. DANS werkt ook aan de verdere ontwikkeling van data-infrastructuur op nieuwe gebieden. De Wegwijzer Digitale Deponeren wordt in de reeks DANS Data Guides uitgebracht als één van de gidsen die uitleggen hoe het deponeren in EASY voor specifieke vakgebieden in zijn werk gaat ant DANS Data Guide 3 An omslag_wegwijzer_kleur.indd :32:25

2 Wegwijzer Digitaal Deponeren Archeologie

3 2008 DANS Sommige rechten voorbehouden / Some rights reserved. Voor deze uitgave zijn gebruiksrechten van toepassing zoals vastgelegd in de Creative Commons licentie [Naamsvermelding-NietCommercieel-GelijkDelen] 3.0 Nederland. Voor de volledige tekst van deze licentie zie: org/licenses/by-nc-sa/3.0/nl/ Gepubliceerd voor: DANS Data Archiving and Networked Services Postbus AB Den Haag T F info@dans.knaw.nl isbn Het papier van deze publicatie voldoet aan iso-norm 9706 (1994) voor permanent houdbaar papier. Vormgeving en opmaak: Ellen Bouma, Alkmaar Foto s: Gerlo Beernink, Uitgeverij Aksant, Cruquiusweg 31, 1019 AT Amsterdam,

4 Wegwijzer Digitaal Deponeren ARCHEOLOGIE Milco Wansleeben Marjolein van den Dries DANS Data Guide 3 a Amsterdam, 2008

5

6 Wegwijzer Digitaal Deponeren Archeologie 5 Woord vooraf Digitale duurzaamheid, het bewaren en toegankelijk houden van informatie die met behulp van een computertoepassing is vastgelegd, is een onderwerp dat al langere tijd in de Nederlandse archeologie de aandacht trekt. Ten tijden van de Betuweroute was een veel gehoorde vraag: waarom moeten we eigenlijk al die opgravingsgegevens in DigIT invoeren, als die bestanden straks toch niet meer toegankelijk en herbruikbaar zijn? De archeologie is zeker niet het enige vakgebied dat met dit probleem aan het worstelen is. Op alle maatschappelijke vlakken slaan we tegenwoordig heel veel informatie digitaal op, maar hoe gaan we dat voor langere tijd bewaren? Medio 2003 heeft een kleine groep van (ICT) archeologen zich het lot van de digitale archeologische bestanden aangetrokken. Een aantal discussiebijeenkomsten georganiseerd bij de RACM (voorheen de ROB) en Erfgoed Nederland (voorheen de SNA) hebben uiteindelijk geleid tot een succesvolle subsidieaanvraag bij SURF, de netwerkorganisatie voor het hoger onderwijs in Nederland. In het kader van het zogenaamde DARE programma (Digital Academic REpositories) is een pilot-project gestart op het gebied van het archiveren en ontsluiten van digitale archeologische gegevens en publicaties. Simpelweg ervaring opdoen, gewoon door maar bij het begin te beginnen, was het motto. Wat komt er allemaal bij kijken als we de complexe en uitgebreide digitale datasets van een opgraving duurzaam willen bewaren? Wat wordt er van de deponeerders verwacht en welke diensten moet een elektronisch depot leveren? Dit project kreeg als titel het e-depot voor de Nederlandse archeologie (EDNA) en heeft uiteindelijk geleid tot een volledig functionerend online repository bij de KNAW, met een selectie van archeologische datasets en publicaties ( Naast het stellen van voorbeelden en het vergroten van het bewust omgaan met onze unieke digitale gegevens, wil het e-depot ook voorlichting en advies geven, bijvoorbeeld door middel van deze Wegwijzer Digitaal Deponeren. Anno 2007, nu de aanvraag voor het vervolgproject EDNA II door NWO is gehonoreerd, gaat het bij het e-depot om meer dan alleen het elektronisch deponeren van data. Er wordt ook zorg gedragen voor alle rapporten die de afgelopen jaren zijn geproduceerd door de archeologische bedrijven. Naast de zorg voor de datasets wordt er vanuit het e- depot, samen met de RACM, gewerkt aan de ontwikkeling van een digitale bibliotheek voor alle rapporten. De term e-depot omvat het geheel (datasets en publicaties) maar in deze publicatie ligt de nadruk op de datasets. Deze Wegwijzer Digiaal Deponeren richt zich voornamelijk op de personen of organisaties die bestanden gaan deponeren in het e-depot voor de Nederlandse archeologie. Hij bevat zowel heel praktische informatie over bijvoorbeeld de te volgen deponeringsprocedure en metagegevens, als achtergrondinformatie over bijvoorbeeld de organisatorische inbedding en het auteursrecht. Deze gids is niet opgezet als leidraad voor of advies over het daadwerkelijk digitaal vastleggen van de archeologische (opgravings)gegevens. Enerzijds legt het e-depot geen verplichtingen op ten aanzien van de te gebruiken gegevensstructuur of het bestandsformaat. Alle bestanden worden in principe geaccepteerd, mits

7 6 DANS Data Guide 3 voorzien van voldoende beschrijvende informatie (metagegevens). Anderzijds geeft de Archaeology Data Service (ADS) in Engeland al een aantal Guides to Good Practice uit, waarin onderwerpen als het gebruik van CAD, GIS en databases in de archeologie uitstekend worden behandeld (zie: ads.ahds.ac.uk/project/goodguides/g2gp.html). In de Engelse gidsen wordt natuurlijk ook de digitale archivering besproken, maar specifiek voor de Engelse situatie. In deze gids ligt de nadruk op die zaken die direct of indirect te maken hebben met het duurzaam digitaal archiveren in het Nederlandse e-depot. De inhoud van deze Wegwijzer Digitaal Deponeren is voor verschillende doelgroepen geschikt. Enerzijds zijn er archeologische instellingen en personen met een beleidsmatige en organisatorische rol als bijvoorbeeld het bevoegd gezag, de opsteller van een programma van eisen of de directievoerder tijdens onderzoeksprojecten. Anderzijds zijn er veel onderzoekers heel pragmatisch bezig om gegevensverzamelingen aan te leggen en te analyseren. Dat gebeurt dan zowel bij het veldwerk als bij de analyse van specifieke materiaalcategorieën door de specialistische onderzoekers. Het eerste hoofdstuk gaat over de doelstellingen en uitgangspunten van digitale duurzaamheid en geeft een introductie op de problemen en mogelijkheden. In het tweede hoofdstuk wordt ingegaan op het organisatorische gedeelte en worden mogelijkheden en ideeën voor de toekomst geschetst. In hoofdstuk 3 wordt uitgebreid ingegaan op auteursrechten en copyright. De hoofdstukken 4, 5 en 6 behandelen het praktische gedeelte van het deponeringsproces: hoe gaat dit in grote lijnen in zijn werk en welke bestandsformaten worden geaccepteerd? Het laatste deel van deze Wegwijzer hoofdstuk 7 vormt de handleiding voor het deponeren van datasets in EASY. Hierin wordt uitgebreid uitgelegd hoe het deponeren van een dataset in dit online archiveringssysteem van DANS in zijn werk gaat, van het registreren als gebruiker tot en met de definitieve overdracht. Met het digitaal archiveren en duurzaam toegankelijk maken van archeologische informatie is er een wezenlijk nieuwe weg ingeslagen. Doordat digitale publicaties en onderliggende data op een muisklik afstand van elkaar gekoppeld kunnen worden, zullen de onderzoeksmogelijkheden voor archeologen sterk groeien. Dat geldt zowel voor de wetenschappelijk onderzoekers als voor de grote groep onderzoekers die momenteel in de commerciële (Malta) archeologie werkzaam is. Als we nu samen in staat zijn die stap te maken naar goed gedocumenteerde archeologische resources, die duurzaam online beschikbaar blijven, dan staat ons in de toekomst een faciliteit ter beschikking waarvan we de onderzoeksmogelijkheden nog niet kunnen overzien. Alle archeologische resources, (digitaal) beheerd door organisaties die daar speciaal voor zijn toegerust (DANS, RACM, KB, provinciale depots, DARE, etc.) ontwikkelen zich samen tot één geïntegreerde digitale onderzoeksinfrastructuur voor de Nederlandse archeologie. Een weg naar virtuele opgravingsdossiers, waarin de eenheid van vondsten en documentatie dicht benaderd wordt. Daar zijn we nog lang niet we maken nu slechts een eerste stap maar het begin is er. Het e-depot voor de Nederlandse archeologie en deze publicatie zou niet tot stand zijn gekomen zonder het enthousiasme van de groep van onderzoekers die vanaf het eerste uur achter het initiatief hebben gestaan: Roel Brandt, Peter Doorn, Marjolijn Kok, Hans Kamermans, Martijn van Leusen, Rien Polak, Marcel Ras, Chris Sueur, Jeroen van der

8 Wegwijzer Digitaal Deponeren Archeologie 7 Vliet en Ronald Wiemer. Marjan Balkestein heeft zowel in het pilot-project als bij deze publicatie een onvervangbare rol als kritische steun vervuld. Deze publicatie is mede tot stand gekomen dankzij de financiële bijdrage van SURF, in het kader van het DARE-programma.

9 8 Wegwijzer Digitaal Deponeren Archeologie

10 Doelstellingen en uitgangspunten van digitale duurzaamheid 9 Inhoud Woord vooraf 5 1. Doelstellingen en uitgangspunten van digitale duurzaamheid Vier problemen bij de zorg voor digitale duurzaamheid Strategieën voor digitale duurzaamheid Blijvende toegankelijkheid Het organisatorische en financiële kader van het e-depot Verschillende organisaties, verschillende taken Onderlinge samenhang: een virtuele eenheid Toekomstvisie: een model voor het e-depot op de lange termijn Een voorstel kostenmodel e-depot Auteursrechten, copyright en het e-depot Publicaties Rapporten in opdracht Datasets Deponeringsprocedure Vroegtijdig contact opnemen Bestandsnamen Versiebeheer en de bestandsselectie Gegevens over de gegevens (metadata) Overdracht aan het e-depot Controle en conversie naar een archief formaat Controle door de deponeerder Licentie-overeenkomst en toegankelijkstelling Metagegevens voor archeologische datasets De Dublin Core projectbeschrijving Qualified Dublin Core De uitgebreide bestandenlijst KNA-bouwstenen Het codeboek 56

11 10 Wegwijzer Digitaal Deponeren Archeologie 6. Te deponeren bestandstypen Overzicht deponeerbare applicaties 62 Teksten 62 Gegevenstabellen 63 Statistische bestanden 64 Cartografische gegevens 64 Beeldmateriaal 65 Opmaak 66 Overige applicaties Voorafgaand aan de deponering Handleiding EASY Inloggen en registreren als nieuwe gebruiker Deponeren van een dataset 75 Pane 1. Primaire informatie en intellectueel eigendom 78 Pane 2. Beschrijvende informatie over het gehele onderzoeksproject 79 Pane 3. Beschrijvende informatie over de digitale bestanden 82 Pane 4. Uploaden van bestanden 82 Pane 5. Deponeren en overdracht 84 Pane 6. Samenvatting en versturen Verwerking van de dataset door de data-archivaris Controle van de presentatie in EASY 87 Bijlagen 1. Contactgegevens DANS en RACM Elementen voor de beschrijving van de individuele bestanden DANS Licentie overeenkomst archeologie Afkortingen 96

12 Doelstellingen en uitgangspunten van digitale duurzaamheid 11

13

14 Doelstellingen en uitgangspunten van digitale duurzaamheid 13 1 Doelstellingen en uitgangspunten van digitale duurzaamheid Een archeologische opgraving is eigenlijk een vreemde manier om gegevens te verzamelen. Door het onderzoek zelf wordt namelijk onze bron van kennis over het verleden vernietigd. We kunnen het bodemarchief slechts één keer lezen. Dat betekent dat dit zorgvuldig moet plaatsvinden èn dat de documentatie van de opgraving goed en kompleet moet zijn. Die documentatie is het enige dat rest na afloop van het destructieve onderzoek. De publicatie, waarin de bevindingen en conclusies van de onderzoekers is vastgelegd, vormt een belangrijk eindproduct. Maar de oorspronkelijke documentatie is de enige bron waarmee toekomstige archeologen een (her)onderzoek of (her)interpretatie kunnen uitvoeren. Zelfs als er archeologisch onderzoek met een non-destructief karakter is uitgevoerd, zoals materiaalstudies, veldverkenningen of geofysisch onderzoek, heeft de documentatie een belangrijke wetenschappelijke en cultuurhistorische waarde. Het is daarom wettelijk vastgelegd dat na voltooiing van het archeologisch onderzoek de vondsten en alle bijbehorende documentatie bij een depot moeten worden gedeponeerd. Andere onderzoekers worden daardoor in de gelegenheid gesteld kennis te nemen van de originele onderzoeksdocumentatie. De provinciale en gemeentelijke depots zijn aangewezen om te zorgen voor de lange termijn bewaring van vondsten en documentatie. Met de toegenomen inzet van computers bij het archeologische veldwerk en de analyse is ook de documentatie in toenemende mate digitaal beschikbaar. Deels gaat het hierbij om gedigitaliseerde gegevens, die ook nog op papier bestaan. Maar steeds vaker betreft het direct digitaal vastgelegd documentatie ( digitally born ). Hierbij kan bijvoorbeeld gedacht worden aan de digitale fotografie of de toepassing van Total Station voor landmeetkundige metingen. De provinciale en gemeentelijke depots zijn prima in staat om de vondsten en analoge documentatie (veldtekeningen, ordners met formulieren en afgedrukte foto s) duurzaam te archiveren. Het duurzaam archiveren van digitale gegevens is echter een complex en relatief nieuw onderwerp. Het simpelweg opslaan van een diskette of een cd-rom in een (brand)kast is helaas onvoldoende. 1.1 Vier problemen bij de zorg voor digitale duurzaamheid Digitale duurzaamheid voor de oorspronkelijke opgravingsdocumentatie vereist een aanpak van vier problemen tegelijkertijd. Onze digitale bestanden worden als het ware van vier kanten tegelijkertijd aangevallen: medium degradatie, veroudering van de hardware, veroudering van de software en het ontbreken van documentatie (metadata).

15 14 Wegwijzer Digitaal Deponeren Archeologie De levensduur van de media waarop de digitale bestanden staan is relatief beperkt. Hoewel de diverse bronnen het niet volledig met elkaar eens zijn, lijkt zelfs een cd-rom slechts een gegarandeerde levensduur van vijf à tien jaar te hebben (medium degradatie). Daarna is er een kans dat (delen van) de gegevens niet meer gelezen kunnen worden. Daarnaast blijkt de hardware waarmee de informatiedragers gelezen kunnen worden een zeer snelle ontwikkeling door te maken (hardware veroudering). Veel moderne PC s beschikken al niet meer over een 3.5 diskette station. Nog oudere hardware zoals een 5.25 diskette-, ZIP- of WORM-drive zijn vrijwel nergens meer beschikbaar. Beide problemen, medium degradatie en hardware veroudering, kunnen door het regelmatig maken van een kopie van alle bestanden op een actueel digitaal medium worden ondervangen. Dit brengt echter een aanzienlijke beheerslast met zich mee voor de archiefinstelling, zowel wat betreft de beschikbaarheid van (oude) hardware als het tijdsbeslag. Bovendien zou dan pas een deel van de problemen van digitale duurzaamheid opgelost zijn. De bovenstaande problemen lijken relatief eenvoudig op te lossen, de veroudering van de software vormt een veel grotere boosdoener. De archeologische gegevens staan als een stroom van 1-en en 0-en op de digitale media en kunnen alleen zichtbaar gemaakt worden met een specifiek computerprogramma, dat weer onder een specifiek operating system draait. Zeer regelmatig worden er nieuwe versies van software uitgebracht. Niet zelden wordt bij de nieuwere software ook het (technische) bestandsformaat aangepast aan de nieuwe mogelijkheden. Het oude formaat wordt door een (beperkt) aantal nieuwe releases nog wel ondersteund en gegevens kunnen gewoon worden geïmporteerd, bewerkt en geconverteerd. Maar die backward compatibility kent wel zijn grenzen. Daarnaast blijken archeologen veel programmatuur te gebruiken die specifiek voor één doel is geschreven. Deze maatsoftware, bijvoorbeeld voor de analyse van specifieke materiaalcategorieën of (meet)apparatuur, wordt vrijwel nooit ge-upgrade, maar simpelweg vervangen door volledig andere software met een geheel ander bestandsformaat. De leesbaarheid van de digitale archeologische documentatie is dus sterk afhankelijk van snel veranderende software. Het archiveren van de bestanden in het oorspronkelijke native formaat is daarom voor de duurzaamheid een niet zo verstandige keuze. Naast de manier van archiveren is er nog het vierde probleem van digitale duurzaamheid: het ontbreken van metagegevens. De digitale gegevens kunnen veelal alleen worden hergebruikt door andere onderzoekers als heel duidelijk is omschreven wat de structuur en inhoud van de bestanden is. Metagegevens gegevens over de gegevens zijn een essentiële randvoorwaarde voor de digitale duurzaamheid. Bij elk bestand moet zonder meer duidelijk zijn van welk project het onderdeel uitmaakt, wat er in het betreffende bestand is gedocumenteerd en wat eventuele coderingen, afkortingen en conventies precies betekenen. De metagegevens hebben zowel betrekking op het gehele project, op afzonderlijke bestanden, als op de gebruikte variabelen en waarden. Aan het opstellen van metagegevens, zowel in vorm als inhoud, wordt in een volgend hoofdstuk meer aandacht besteed.

16 Doelstellingen en uitgangspunten van digitale duurzaamheid Strategieën voor digitale duurzaamheid Digitale duurzaamheid is geen specifiek archeologisch probleem. Tal van andere onderzoeksgebieden en organisaties worden met dezelfde problemen geconfronteerd. Gespecialiseerde organisaties werken aan oplossingen en strategieën om de kans op verlies van de digitale informatie zo klein mogelijk te maken. Hieronder wordt aan de hand van het concrete voorbeeld van de gegevens van de Betuweroute de strategie beschreven die bekend staat als de conversie strategie. Dit is echter maar één van de manieren waarop de veroudering van de software opgelost zou kunnen worden. Voor de Betuweroute opgravingen is specifieke software op maat gemaakt: Dig-IT. Dit programma maakte gebruik van het zogenaamde TopSpeed bestandsformaat (Clarion database), dat momenteel vrijwel nergens meer in gebruik is. Op de cd-rom s/dvd s staan sommige databases alleen in het TopSpeed formaat opgeslagen, wat nu een reëel gevaar vormt voor het voortbestaan van de informatie. Als er via internet niet nog een viewer beschikbaar bleek te zijn (voor de huidige generaties PC s en Operating Systemen), dan zouden de gegevens al verloren zijn gegaan. Het zou achteraf veel verstandiger zijn geweest de bestanden van de Betuweroute, direct nadat het project was voltooid, te converteren naar het duurzame komma gescheiden bestandsformaat. Dit is een eenvoudig (ASCII) tekst bestand waarin toch alle gegevens zijn vastgelegd en dat in vrijwel elke applicatie weer kan worden ingelezen. Dit csv (comma seperated values) format is een bekend uitwisselingsformaat voor tabellen en lijsten. Hierbij gaan weliswaar de vormgeving en database functionaliteit verloren, maar de primaire (basis)gegevens blijven leesbaar en beschikbaar voor (her)gebruik. Twee andere strategieën zijn ook het vermelden waard. Als de oorspronkelijke vormgeving een wezenlijk onderdeel van een digitaal document vormt, wordt veelal gekozen voor een emulatie strategie. Het bestand wordt in het oorspronkelijke (native) formaat gearchiveerd. Ook de software waarmee deze gegevens zichtbaar worden gemaakt, wordt in het archief opgeslagen. De software kan dan, te zijner tijd, opnieuw op een PC worden geïnstalleerd. De moderne PC s zullen dat niet zondermeer toestaan, maar wel als er softwarematig een oude PC wordt nagebootst. Technisch is dit overigens geen eenvoudige oplossing. In Nederland is de Koninklijke Bibliotheek (KB) een voortrekker op dit gebied. Daarnaast bestaat er de zogenaamde migratie strategie. Hierbij worden de gegevens bij elke nieuwe versie van de software opnieuw opgeroepen en weer weggeschreven in het actuele bestandsformaat. Zo zou een Microsoft Word5 document, omgezet kunnen zijn in Word2000 en enkele jaren later zonder veel problemen weer in Word2003. Voor Microsoft-Word waren in Nederland echter Wordstar en WordPerfect populaire tekstverwerkers. De omzetting van Wordstar naar WP en van WP naar Word moet zeer goed worden begeleid, om er zeker van te zijn dat er bij die migraties geen gegevens verloren gaan of wijzigen optreden. Bepaalde functionaliteiten van WP zijn immers helemaal niet (op een vergelijkbare manier) aanwezig in Word. Software-migratie betekent dat alle bestanden in een archief continu in de meest recente versie moeten worden gehouden, hetgeen een enorm zware beheerslast met zich

17 16 Wegwijzer Digitaal Deponeren Archeologie meebrengt voor de archiefinstelling. Voor de potentiële hergebruiker is het een prettige strategie; alle gegevens zijn immers altijd in een actueel bestandsformaat op te vragen. Binnen de Nederlandse archeologie blijkt er heel veel verschillende hard- en software te worden gebruikt. Dit geldt zowel voor nu, als in het verleden en zowel tussen als binnen de diverse archeologische instellingen. Het Geografisch Informatie Systeem (GIS) dat bij het GIA (Rijksuniversiteit Groningen) wordt gebruikt voor het onderzoek in Italië (GRASS) verschilt van wat bij dezelfde instelling voor het onderzoek naar de steentijd in Nederland wordt gebruikt (ArcView). Voor hetzelfde soort steentijdonderzoek bij de Faculteit der Archeologie (Universiteit Leiden) weer MapInfo wordt toegepast. Uitwisseling van archeologische gegevens kan dus alleen als die in min of meer algemeen gangbare uitwisselingsformaten beschikbaar worden gemaakt. De conversie strategie lijkt daarmee eigenlijk twee vliegen in één klap te kunnen slaan. De eenvoudige tekstbestanden bieden zowel voor de duurzame archivering als voor de uitwisselbaarheid een goede oplossing. De beheerslast voor de archiefinstelling is dan beperkter dan bij migratie. Dit is een aspect dat, gezien de omvang en complexiteit van de digitale documentatie en de verwachte groei daarin, zeker niet uit het oog verloren mag worden. Maar ook de conversiestrategie is zeker nog niet volledig uitgekristalliseerd. Zo is er bijvoorbeeld veel discussie over of het gekozen archiefformaat uitsluitend een open, goed gedocumenteerde, standaard mag zijn. De facto zijn bijvoorbeeld TIFF (voor foto s) en pdf (voor opgemaakte tekst) archiefformaten die veel worden gebruikt. Beide zijn echter gekoppeld aan specifieke software van softwareleverancier Adobe, daar waar respectievelijk de public domain archiefformaten PNG en SGML beter zouden zijn. De archiefinstelling zou, in de toekomst, wellicht een andere keuze willen maken. Juist op dit terrein van de digitale duurzaamheid vinden er momenteel veel ontwikkelingen plaats en is de opslag in XML-formaat sterk in opkomst. Koffiedik kijken in de toekomst blijft heel moeilijk en met de unieke digitale (opgravings)documentatie mag geen risico worden gelopen. Er is daarom, in navolging van tal van andere organisaties, gekozen voor een hybride strategie. De gegevens, zoals gedeponeerd door de onderzoekers, worden in het oorspronkelijke (native) formaat opgeslagen. Daarnaast voert de archiefinstelling een (éénmalige) conversie uit naar een archiefformaat dat (inter)nationaal een (uitwisselings)standaard vormt. Eventueel kan dan vanuit de oorspronkelijke bestanden, bij toekomstige of verbeterde inzichten, een nieuwe conversie worden uitgevoerd. 1.3 Blijvende toegankelijkheid Archivering is nooit een doel op zich. Het duurzaam opslaan van de digitale bestanden van een archeologisch onderzoek heeft alleen zin als andere archeologen weer toegang tot de bestanden kunnen krijgen en die informatie kunnen hergebruiken voor hun eigen onderzoek. Het toegankelijk maken en houden van archeologische gegevens moet daarom de belangrijkste doelstelling zijn van een digitaal (data)archief. De technische infrastructuur voor het verspreiden van digitale gegevens is met het internet (World-Wide-Web) tegenwoordig geen probleem meer. Toch zijn er twee aspecten die daarbij niet onvermeld kunnen blijven. Ten eerste de hoge dynamiek van het WWW,

18 Doelstellingen en uitgangspunten van digitale duurzaamheid 17 die zorgt voor het komen en gaan van (grote aantallen) websites. Beheerders van webportals hebben een dagtaak aan het bijhouden van de (veranderende) webadressen in de hyperlinks. Dit staat in schril contrast met de manier waarop in het wetenschappelijk verkeer verwijzingen naar gebruikte bronnen wordt toegepast. De bronnen worden eenduidig, veelal in een strikt gestructureerde literatuurlijst, vermeld. Een dergelijke vermelding geeft aan waar een andere onderzoeker de bron opnieuw kan vinden, raadplegen en de getrokken conclusies kan verifiëren. Het onderzoek wordt daarmee herhaalbaar en toetsbaar gemaakt. Een verwijzing naar een document op een (inmiddels verdwenen) http-adres voldoet niet aan die vereiste. Digitale bronnen over archeologisch onderzoek kunnen wel via het WWW worden verspreid, maar het web-adres (de URL) moet altijd hetzelfde blijven. Ongeacht welke organisatie het betreft of op welke server de gegevens staan, een archeoloog moet een zogenaamde persistent URL kunnen gebruiken voor de verwijzing. Hoewel de leesbaarheid (herkenbaarheid) daar wellicht onder lijdt, zoals uit een voorbeeld van de UB Leiden mag blijken, is dit adres voor altijd gereserveerd voor deze digitale resource (bron). Een tweede aspect is de vindbaarheid van een digitale bron op het internet (resources). Daarbij spelen opnieuw de metadata een belangrijke rol. Een uniforme inhoudelijke beschrijving van een onderzoeksproject is de basis waarop (gespecialiseerde) zoeksystemen een gerichte ontsluiting van de archeologische bronnen kunnen aanbieden. Het zoeken in de vorm van vrije tekst, zoals dat nu via de vele zoekmachines op het WWW wordt aangeboden, is in dit opzicht te vrijblijvend. Alle projecten (en bestanden) moeten gestructureerd beschreven worden. Internationaal vormt de zogenaamde Dublin Core een metadata-schema dat een gerichte resource discovery mogelijk maakt. Het is een eenvoudig toe te passen beschrijving in een relatief beperkt aantal elementen. Zelfs specifiek archeologische kenmerken waarop vindplaatsen teruggezocht moeten kunnen worden zoals datering, ligging en type kunnen daarin worden vastgelegd. Beide elementen, de vindbaarheid op basis van Dublin Core en de permanente toegang door de persistent URL, vormen een voorwaarde voor een duurzaam digitaal archief. Alleen dan kan de ontsluiting van digitale archeologische documentatie een stabiele rol spelen in de (wetenschappelijke) archeologie. Vanuit de hierboven genoemde uitgangspunten en ideeën over de duurzame digitale archivering en ontsluiting heeft er een concrete uitwerking plaatsgevonden voor het elektronische depot voor de Nederlandse archeologie (EDNA). De manier van deponeren, opslaan en hergebruiken is vanuit deze visie vormgegeven. Er zijn concrete rechten en plichten opgesteld voor deponeerders en hergebruikers, in de vorm van aanleverprocedures en licentieovereenkomsten. Maar ook de taken en verantwoordelijkheden die het digitale archief op zich neemt en de dienstverlening die de gebruikers mogen verwachten, zullen in de volgende hoofdstukken worden verwoord.

19 18 Wegwijzer Digitaal Deponeren Archeologie

20 Het organisatorische en financiële kader van het e-depot 19

21 20 Wegwijzer Digitaal Deponeren Archeologie

22 Het organisatorische en financiële kader van het e-depot 21 2 Het organisatorische en financiële kader van het e-depot 2.1 Verschillende organisaties, verschillende taken Deze gids richt zich op het archiveren van digitale documentatie van archeologisch (veld) onderzoek. Die digitale datasets staan natuurlijk niet op zich en vormen samen met de vondsten, analoge documentatie en de rapportage(s) de complete output van een archeologisch onderzoek. Het deponeren van digitale documentatie vindt dan ook plaats binnen de kaders van de archeologische monumentenzorg (AMZ) en/of het wetenschappelijk onderzoek en onderwijs. Het e-depot is zeker niet de enige belanghebbende op dit terrein. Er lijkt voor het elektronisch depot wel een duidelijk afgebakende rol weggelegd, maar in nauwe samenhang met de KNA (SIKB/ erfgoedinspectie), RACM, commerciële archeologische bedrijven en de (provinciale) depots. Een digitaal archief is een onderdeel van een groter archeologisch geheel. Archeologisch onderzoek in Nederland laat zich in een aantal opeenvolgende stappen onderverdelen. Deze stappen, zoals beschreven in de KNA, vormen de basis voor een zorgvuldige afweging van archeologische waarden bij ingrepen in de bodem. De volgende stappen vormen samen het archeologische proces: bureauonderzoek (BO), waarbij op basis van bestaande informatiebronnen (Archis, kaarten, archieven, luchtfoto s) een eerste inventarisatie wordt gemaakt van de archeologische waarden in en om het bedreigde gebied. inventariserend veldonderzoek (IVO), dat zowel niet-gravend (ND, non-destructief: door middel van boringen, veldverkenningen of geofysische metingen) als gravend (P, proefsleuven) kan worden uitgevoerd. opgraving (DO, definitief onderzoek) Bij elke stap worden de eventuele archeologische waarden nauwkeuriger vastgesteld. De verkenning (vaststelling van de archeologische locaties), kartering (vaststelling van de omvang) en waardering (vaststelling van de aard en ouderdom) leveren een steeds beter beeld op van datgene dat in de (onder)grond aanwezig is. Telkens vindt er een besluitvorming plaats, waarbij er een keuze gemaakt wordt om het terrein vrij te geven voor bebouwing of dat er nader onderzoek noodzakelijk is. De uiteindelijke, definitieve opgraving (DO) is daarvan de laatste stap. De onderzoeksresultaten en het selectieadvies worden bij elke fase in een rapportage vastgelegd. De uitvoerende partij doet hierin een aanbeveling, maar

23 22 Wegwijzer Digitaal Deponeren Archeologie het bevoegd gezag, veelal de betrokken overheid (gemeente, provincie, RACM) neemt het uiteindelijke selectiebesluit. Bij elk van de hier genoemde stappen worden er gegevens verzameld, verwerkt en geïnterpreteerd. De werkwijze, resultaten en conclusies worden beschreven in een rapport. Zowel de rapportage als de gegevens die daaraan ten grondslag liggen, zijn een belangrijke bron van informatie voor andere archeologen. Voor diegenen die in één van de daarop volgende stappen van het AMZ-traject werkzaam zijn, maar zeker ook voor het wetenschappelijk onderzoek. De resultaten van elke stap zouden, in ieder geval op termijn, beschikbaar moeten komen aan de Nederlandse archeologen. Dit geldt dus ook voor de onderliggende onderzoeksgegevens. Bij elk archeologisch veldonderzoek worden nieuwe gegevens verzameld en gedocumenteerd. Dit kan in de vorm van papieren formulieren en kaarten geschieden, maar in toenemende mate ook (direct) in digitale vorm. Die documentatie vormt bij een gravend inventariserend veldonderzoek (IVO-P) en een opgraving (DO) zelfs het enige en unieke bronnenmateriaal dat na afloop van het onderzoek van dat deel van de vindplaats over is. Ook een niet-gravend inventariserend veldonderzoek (IVO-ND) levert nieuwe gegevens op en zelfs een bureauonderzoek (BO) kan bestaande gegevens op een dusdanige manier bij elkaar brengen dat die producten zinvolle startpunten vormen voor toekomstig onderzoek. Tot voor kort waren in de KNA de volgende verplichtingen opgenomen voor IVO en DO: het onderzoek vooraf registreren bij Archis (onderzoeksmelding) de onderzoeksbevindingen na afloop melden bij Archis de rapportage deponeren bij het bevoegd gezag en de RACM de vondsten en documentatie deponeren bij een gemeentelijk of provinciaal depot. Die praktijk was sterk gebaseerd op papieren rapportage en documentatie (formulieren, veldtekeningen en foto s). Nu veel documentatie (ook) in digitale vorm bestaat, is er een nieuwe situatie ontstaan, waarin de traditionele taakverdeling opnieuw zal moeten worden bezien. Formeel ligt de verantwoordelijkheid voor de archivering van de digitale documentatie bij de provinciale en gemeentelijke depots. De technische kennis en faciliteiten om duurzaam digitale documenten te kunnen bewaren, zijn echter minder eenvoudig dan het op het eerste gezicht lijkt. Daar is veel meer voor nodig dan een cd-rom in een archief- of brandkast leggen. In de praktijk betekent dit dan ook dat veel digitale gegevens niet duurzaam opgeslagen worden. In Engeland bestaat er al tien jaar een gespecialiseerde instelling als de Archaeology Data Service (ADS). Met de oprichting van het nationale data archief voor de alfa- en gammawetenschappen DANS door NWO en de KNAW, is er een mogelijkheid ontstaan om voor Nederlandse archeologie deze situatie te verbeteren. Op basis van de nieuwe behoeften en mogelijkheden is er een taakverdeling afgesproken tussen de betrokken partijen. Een taakverdeling die de specifieke mogelijkheden en expertise van de afzonderlijke organisaties zo goed mogelijk tot zijn recht moet laten komen. De RACM beheert met de Archis database een belangrijke index van archeologische onderzoeken en vindplaatsen. De bibliotheek van de RACM heeft een groot deel van alle analoge rapporten van het Malta-onderzoek. De vondsten en analoge documentatie worden, volgens de wettelijke afspraken, in de provinciale en gemeentelijke depots duurzaam opgeslagen.

24 Het organisatorische en financiële kader van het e-depot 23 Daar worden nu twee, voor de archeologie nieuwe, organisaties aan toegevoegd op basis van hun specifieke expertise op het terrein van digitale duurzaamheid. Enerzijds is dit de Koninklijke Bibliotheek (KB) met de faciliteiten en kennis voor het duurzaam archiveren van digitale publicaties. Anderzijds is dat DANS voor de duurzame archivering van digitale gegevensbestanden (datasets) van een archeologisch onderzoek. Toch verdient het de voorkeur om zo veel mogelijk te voorkomen dat archeologische instellingen en bedrijven met meer loketten te maken krijgen op het moment waarop vondsten, rapporten en documentatie gedeponeerd moeten worden. Als uitgangspunt is gekozen de RACM het loket te laten vormen voor alle publicaties. De digitale publicatie (pdf-document van het rapport) kan, samen met het analoge rapport, worden aangeleverd bij het Archis-meldpunt. De RACM slaat de digitale publicaties op in het eigen document management systeem (momenteel Livelink) en maakt deze toegankelijk via Archis. De RACM kan ook fungeren als intermediair voor de KB en kan er periodiek voor zorgen dat de pdf-documenten (met de juiste metagegevens) bij de KB terecht komen voor duurzame opslag. Bij de RACM worden in Archis ook de onderzoeksresultaten, in samengevatte vorm, vastgelegd. De digitale gegevensbestanden (datasets) worden bij DANS gedeponeerd. Daarbij maakt het e-depot gebruik van het online archiveringssysteem EASY van DANS. Bestanden kunnen ook per post op een digitale gegevensdrager of per worden aangeleverd. De vondsten en analoge documentatie gaan, zoals gebruikelijk, naar de provinciale of gemeentelijke depots. 2.2 Onderlinge samenhang: een virtuele eenheid Door de vondsten, publicaties en opgravingsdocumentatie (analoog en digitaal) te verdelen over tal van organisaties lijkt de eenheid van vondsten en documentatie verloren te gaan. Voor een deel is dit momenteel al het geval, maar de versnippering lijkt alleen maar toe te nemen. Dankzij de digitale infrastructuur is dat minder erg dan het op het eerste gezicht lijkt. Door te documenteren welke bronnen (resources), over welke vindplaatsen, bij welke archiefinstellingen zijn gearchiveerd, is een elektronische koppeling mogelijk. De betrokken instellingen zullen daartoe gaan samenwerken en informatie uitwisselen. Vanuit Archis kan dan direct doorgeklikt worden naar de bijbehorende publicatie in Livelink en vanuit een dataset bij DANS kan (na inloggen) direct de Archis onderzoeksmelding worden ingezien. De eenheid van vondsten en documentatie kan op deze manier virtueel worden gerealiseerd.

25 24 Wegwijzer Digitaal Deponeren Archeologie KB Archis RACM bibliotheek Network Service DANS Provinciale depots Gemeentelijke depots In een gezamenlijke inspanning zal er de komende jaren naar worden gestreefd om tot een volledig geïntegreerde informatiestructuur te komen. Archis vormt een samenvatting van het archeologisch onderzoek, monumenten en vindplaatsen in Nederland. De bibliotheek van de RACM heeft een zo compleet mogelijk overzicht van alle analoge rapporten van (Malta-)onderzoek. De digitale versie van diezelfde rapporten zijn bij de RACM en de KB gearchiveerd en on-line toegankelijk. De fysieke vondsten en de analoge documentatie van archeologisch onderzoek worden uiteindelijk gedeponeerd bij een provinciaal of gemeentelijk depot. De digitale documentatie wordt bij DANS gearchiveerd en ontsloten. Bij het e-depot zal die virtuele eenheid van vondsten en documentatie op de volgende wijze worden ingevuld. Voor elke dataset die gearchiveerd wordt, zullen gerelateerde bronnen, die zich elders bevinden maar over dezelfde vindplaats gaan, direct aanklikbaar worden gepresenteerd. Daarbij kan worden gedacht aan links naar Archis waarnemingen, monumenten of onderzoeken, naar een publicatie in Livelink of in één van de universiteitsbibliotheken (DARE). Dit geschiedt op basis van de gegevens die de deponeerder aanlevert of eenvoudig kunnen worden opgezocht. DANS stelt de beheerders van archeologische informatie electronisch op de hoogte, op het moment dat een nieuwe dataset is gearchiveerd en toegankelijk is gemaakt. Als service aan de andere beheerders zullen, in overleg, index-pagina s kunnen worden samengesteld. Daarbij kan bijvoorbeeld aan een (web)pagina worden gedacht waarop alle datasets uit één provincie bij elkaar staan, zodat daar direct vanaf de provinciale website naar verwezen kan worden. Ook zal, via een protocol als OAI of SOAP, metadata ter beschikking worden gesteld aan de beheerders van andere repositories of service providers. Iedere organisatie houdt in dit model haar eigen taak en brengt als het ware haar eigen faciliteiten en kennis in. Een samenwerking die onder het motto van gedeelde expertise en gezamenlijke verantwoordelijkheid, tot een archivering en ontsluiting van de archeologische gegevens moet leiden die veel beter is dan één organisatie alleen zou kunnen bewerkstelligen.

26 Het organisatorische en financiële kader van het e-depot Toekomstvisie: een model voor het e-depot op de lange termijn Vanzelfsprekend is het belangrijk om ook over de organisatorische inbedding en de bekostiging van deze nieuwe diensten op de lange termijn na te denken. Dat is geen eenvoudige zaak, omdat een dergelijke structurele inbedding commitment en structurele budgettering van de organisatie(s) vraagt. Vragen die nu gesteld kunnen worden zijn bijvoorbeeld wie neemt nu het voortouw, en waar ligt over vijf of tien jaar de verantwoordelijkheid Daarnaast zijn er vragen als waar worden de kosten neergelegd en welke dienstverlening moet daar tegenover staan Op nog lang niet alle vragen is er een antwoord, maar er zijn wel vast een aantal duidelijke uitgangspunten te geven. De (rijks)overheid heeft bij het schrijven van deze gids aangegeven mee te willen werken aan een elektronisch depot voor de Nederlandse archeologie. Echter van concrete en structurele (financiële)middelen is nog geen sprake. Via allerlei wegen wordt getracht het ministerie van Onderwijs, Cultuur & Wetenschap van het belang van het conserveren van dit unieke, digitale culturele erfgoed te overtuigen. Voorlopig wordt het echter aan het archeologische veld zelf overgelaten om tot een goede oplossing te komen en moet dit in goede overeenstemming gebeuren tussen de bedrijven, de wetenschap en de overheid. Tegelijkertijd wordt, via tal van subsidiegevers en regelingen, getracht projectsubsidies te verwerven. Deze zijn echter altijd voor een beperkte periode en bieden met name financiële ruimte voor de ontwikkeling van specifieke (nieuwe) onderdelen. Digitale duurzaamheid is echter een zaak van de lange adem en structurele financiering. Omdat alle bovengenoemde partijen het belang van de zorg voor de digitale gegevens en de digitale duurzaamheid onderschrijven, is het zaak de continuïteit in het opgezette systeem te waarborgen. Aangezien het tot nu toe aan structurele financiële middelen ontbreekt, wordt hieronder een voorstel beschreven. Het hierbij genoemde voorstel voor een kostenmodel is vanuit het perspectief van DANS berekend. 2.4 Een voorstel kostenmodel e-depot Dit model is gebaseerd op twee aspecten. Enerzijds gaan we gebruik maken van bestaande, door de overheid gefinancierde, voorzieningen voor de duurzame opslag van digitale bestanden. In Nederland kennen we de Koninklijke Bibliotheek (KB) die een internationale voortrekkersrol vervult bij het duurzaam archiveren van digitale publicaties (pdf-documenten). Daarnaast is in 2005 de instelling DANS (Data Archiving & Networked Services) opgericht. DANS is ontstaan uit een fusie van een aantal data archieven van NWO, CBS en de KNAW en richt zich op de blijvende toegankelijkheid van onderzoeksdata in de alfa- en gammawetenschappen. DANS biedt de expertise en (technische) faciliteiten, waarmee het archeologisch data-archief van start is gegaan. Zowel de KB als DANS staan ervoor garant dat de gedeponeerde publicaties en datasets, tot in lengte van dagen, beschikbaar en toegankelijk blijven. Die zorg wordt ons door experts uit handen genomen. De RACM onderhoudt een nationale (geografische) database van archeologische onderzoeken, waarnemingen en monumenten: Archis. Aan Archis is een Document:

27 26 Wegwijzer Digitaal Deponeren Archeologie Management Systeem (momenteel Livelink) gekoppeld, waarin achterliggende informatie (digitale documenten) zijn opgeslagen en opgevraagd kunnen worden. Naast deze reeds bestaande en door de overheid bekostigde systemen, lijkt het in de toekomst noodzakelijk dat ook de archeologen financieel moeten bijdragen aan het digitale archiveren. De digitale publicaties en datasets zullen bij het deponeren moeten worden verwerkt, geconverteerd en gearchiveerd. Die werkzaamheden zijn, zeker als de deponeerder zelf het nodige voorwerk heeft kunnen doen, beperkt van omvang. Desondanks blijven ze noodzakelijk. DANS, de KB en de RACM leveren daar, in de vorm van mankracht en faciliteiten, ook al een bijdrage aan. De duurzame digitale archivering zal echter niet zonder een bijdrage uit het archeologische veld kunnen draaien. Uitgangspunt daarbij is dat de digitale archivering alleen kostendekkend, non-profit, hoeft te zijn. Een eerste voorbeeld voor een kostenmodel is dat wat in Engeland bij de Archaeology Data Service (ADS) wordt gehanteerd. Deze rekent éénmalige deponeringsleges; op het moment van deponeren worden als het ware de kosten voor de duurzame archivering voor de lange termijn in één keer afgekocht. De hoogte van de deponeringsleges wordt daar berekend op basis van het aantal (verschillende) bestanden en de totale omvang (in kilobytes) van de gedeponeerde dataset. Er is berekend dat dit gemiddeld op 2 à 3% van de totale projectkosten neerkomt. Een dergelijk kostenmodel vinden wij voor de Nederlandse situatie minder geschikt. Daarvoor zijn twee redenen te noemen: een kostenberekening op basis van het aantal bestanden of de omvang in Kb zal er toe kunnen leiden dat er bij voorkeur zo weinig mogelijk bestanden zullen worden gedeponeerd. De verleiding zou dan groot zijn om dan maar niet die honderden losse GISbestanden van MapInfo of al die digitale veldfoto s van 2 à 3 MB te deponeren. Daarmee zou het doel, zoveel mogelijk bestanden bewaren en toegankelijk houden, weer volledig te niet worden gedaan. De kosten voor de digitale archivering zouden pas achteraf kunnen worden bepaald, als alle definitieve bestanden zijn opgesteld. Terwijl het eigenlijk al vooraf, bij de offerte, duidelijk moet zijn welke kosten er aan het eind nog nodig zijn voor de deponering. De kosten moeten voor alle uitvoerders en onderzoeken gelijk zijn en vooraf bekend. Er zou op basis van bovenstaande overwegingen gekozen kunnen worden voor een kostenmodel, waarin voor elk project een vast tarief geldt, dat vooraf bekend is en geldt ongeacht het aantal bestanden of de totale omvang van de gedeponeerde dataset. Toch lijkt een gedifferentieerd kostenmodel wel noodzakelijk. Een grote opgraving zal veel meer digitale documentatie opleveren dan een inventariserend veldonderzoek. Voor datasets van inventariserend veldonderzoek (niet-gravend en gravend) moet een ander tarief gaan gelden dan voor definitief archeologisch onderzoek.

28 Het organisatorische en financiële kader van het e-depot 27 Ter verduidelijking en ter indicatie wordt hieronder een voorstel gegeven van de kosten waaraan momenteel gedacht kan worden. Deze raming is gebaseerd op de directe personele kosten, die gemaakt worden bij de primaire verwerking. Bij het streven om de digitale archivering op non-profit basis te laten functioneren, moet dan gedacht worden aan: Kleine dataset: ongeveer 400,= per onderzoeksproject Inventariserend veldonderzoek (niet-gravend; gravend), bureauonderzoek, archeologische begeleiding, specialistisch onderzoek. Grote dataset: ongeveer 800,= per onderzoeksproject Definitief archeologisch onderzoek (integrale opgravingsdocumentatie) Deze kosten zijn feitelijk eenmalige legeskosten, die bij deponering worden berekend om de afhandeling van de digitale informatie mogelijk te maken. Nu de verplichting tot deponeren pas kort in de KNA 3.1 is opgenomen, bestaat er nog een overgangssituatie. Alle datasets kunnen voorlopig nog volledig kosteloos worden gedeponeerd, een regeling die zeker nog even zal blijven bestaan. Dat geeft ons de tijd om te ervaren of de voor- en nadelen van een e-depot, zowel voor deponeerders als hergebruikers, tegen elkaar opwegen. Als die afweging positief uitvalt, is dat een extra overweging voor een mogelijk gezamenlijk financieringsmodel. Commerciële archeologische bedrijven kunnen en mogen de kosten voor de digitale deponering doorberekenen aan de opdrachtgever. In het voorgestelde kostenmodel zijn de tarieven vooraf bekend en voor alle bedrijven gelijk, zodat er geen concurrentieverschillen kunnen ontstaan. Voor academisch onderzoek van studenten, promovendi en onderzoekers ligt dit echter moeilijker. Er is veelal geen sprake van opdrachtgevers of een PvE, waarin is afgesproken welke documentatie digitaal zal worden vastgelegd. Universitair onderzoek dat via NWO of de KNAW wordt bekostigd zal een deponeringsparagraaf gaan bevatten. Daarin zal ook aan deze onderzoeker(s) de verplichting worden opgelegd de digitale onderzoeksresultaten bij een digitaal archief te deponeren. In overleg met de subsidiegevers wordt aan een gelijkwaardige legesregeling gewerkt. Ongeacht of het deponeren van datasets in de toekomst geld gaat kosten, is de vraag gerechtvaardigd wat de voordelen van een digitaal depot zijn. Allereerst zorgt het e-depot voor het duurzaam bewaren van de gegevensbestanden, die met veel investeringen zijn samengesteld. Een ander pluspunt is dat er voor alle onderzoeksprojecten een extra etalage wordt gecreëerd. Als voorpagina van elk projectarchief wordt er een zogenaamde jump-off (start) pagina samengesteld (zie voorbeeld ACVU-HBS). Dit is een webpagina waarvoor de inhoud door het betreffende bedrijf, de organisatie of persoon kan worden aangeleverd, inclusief (bedrijfs)logo s. De jump-off page staat altijd op een vaste URL en zal, bijvoorbeeld door zoekmachines, worden getoond als een gebruiker digitale informatie zoekt. Daarnaast stelt het e-depot van alle door een organisatie of bedrijf gedeponeerde datasets en publicaties een specifieke webpagina samen (bedrijven index).

29 28 Wegwijzer Digitaal Deponeren Archeologie Betalen voor hergebruik van de data vormt geen onderdeel van het kostenmodel. Hiervoor is bewust gekozen, het doel van het duurzaam archiveren van digitale gegevensbestanden is het kunnen hergebruiken van alle beschikbare archeologische informatie, bij elk toekomstig onderzoek. In de visie van het e-depot voor de Nederlandse archeologie zou er geen enkele drempel moeten bestaan om de bestaande gegevens te (kunnen) gebruiken en zeker geen financiële. Alle inspanningen die bij het archiveren worden geleverd, renderen alleen als alle archeologen eenvoudig en kosteloos toegang hebben. Dat is wellicht ongebruikelijk in een wereld waar doorgaans voor producten of informatie moet worden betaald, maar niettemin zeer goed verdedigbaar. Stel dat een archeologisch bedrijf een nieuw archeologisch onderzoek gaat uitvoeren en niet de kosten wil of kan maken om alle beschikbare, bestaande archeologische gegevens te kopen. De besluitvorming over ons unieke culturele erfgoed zou dan gebaseerd worden op onvolledige informatie een situatie waar we niet naar willen streven en die momenteel ook niet bestaat. Het hier geformuleerde kostenmodel gaat uit van een gezamenlijke inspanning in tijd en geld. Samen kunnen we een faciliteit voor de Nederlandse archeologie creëren die ons op termijn heel veel (onderzoeks)mogelijkheden zal opleveren.

30 Auteursrechten, copyright en het e-depot 29

31 30 Wegwijzer Digitaal Deponeren Archeologie