2 Inleiding. Afbeelding 1: De toekomstige Kasseiken DJ-booth?

Maat: px
Weergave met pagina beginnen:

Download "2 Inleiding. Afbeelding 1: De toekomstige Kasseiken DJ-booth?"

Transcriptie

1

2 Inhoudsopgave 1 Voorwoord Inleiding Algemene gebruikstips Installatie aan- en uitzetten Rood = Fout De verschillende onderdelen Cd-spelers Platenspelers Het mengpaneel Andere geluidsbronnen Equalizer Crossover Versterker en speakers Hoe alles op elkaar aansluiten? Fuifke bouwen? Nawoord

3 1 Voorwoord Dit document moet je zien als een handleiding voor het gebruik van onze discobar, gericht naar beginnende gebruikers, met informatie over het pure gebruik van alle onderdelen. Maar voor de meer gevorderden zullen er ook heel wat nuttige tips over en details van de geluidsinstallatie in staan, zoals hoe alles aangesloten is en wat je moet doen bij het verhuizen van de installatie voor bijvoorbeeld een fuif. Ik had voor de afbeeldingen die je verder in dit document zal tegenkomen, gebruik kunnen maken van foto s van de echte, huidige installatie, maar dat heb ik bewust niet gedaan in de hoop dat dit document langer zal leven dan sommige onderdelen van de installatie. Mocht je fouten vinden (tikfouten, maar ook flagrante onwaarheden) of meer informatie willen over een bepaald onderwerp, aarzel dan niet om met me contact op te nemen, via bijvoorbeeld het Jeugdhuisforum of via mail op emmanuel.dierkens@gmail.com. Veel leesplezier. 3

4 2 Inleiding De geluidsinstallatie van Jeugdhuis t Kasseiken bestaat uit heel wat onderdelen: het mengpaneel, platenspelers, cd-speler(s), versterkers en ga zo maar door. Die zijn allemaal op de een of andere manier aan elkaar gekoppeld met kabels. Dat alles ook aangesloten moet zijn op een stopcontact hoef ik waarschijnlijk hier niet te vermelden Ik ga beginnen met een aantal algemene gebruikstips, daarna bespreek ik alle onderdelen apart. Vervolgens lees je hoe alles aan elkaar gekoppeld is, en afsluiten doe ik met hoe je de installatie moet ombouwen voor een fuif. Afbeelding 1: De toekomstige Kasseiken DJ-booth? 4

5 3 Algemene gebruikstips 3.1 Installatie aan- en uitzetten Als je muziek wilt draaien in het jeugdhuis, en je bent nogal een vroege vogel, dan kan het zijn dat de installatie nog helemaal niet aan staat. Alles dan maar aanzetten hé, maar daar is wel een volgorde voor. Eerst en vooral moet de discobar voorzien zijn van stroom. Daarvoor moet je in de zekeringskast de discobar zekering aanzetten. Misschien is het geen slecht idee om eerst eens te kijken of jouw voorganger de juiste procedure gevolgd heeft om alles weer af te zetten, en dat bijvoorbeeld de versterker af staat, alvorens jij die zekering aanzet. Okee, we hebben stroom momenteel. Nu moet je vooral onthouden dat het laatste wat je aanzet de versterkers zijn, waarvan dan nog liefst van al de volumeknoppen dichtgedraaid zijn. Je zet dus de cd-speler aan, de platenspelers, het mengpaneel, de equalizer en alles wat voor de versterker zit. Eens dit alles aanstaat, mag je de versterkers aanzetten en de volumeknoppen opendraaien. Op deze manier voorkom je dat de luidsprekers gaan ploppen telkens je een apparaat aanzet. Die plop kan zeer schadelijk zijn voor de luidsprekers. Om alles uit te zetten doe je net het omgekeerde: eerst de knoppen van de versterkers dichtdraaien, dan de versterkers uit, en dan al de rest. 3.2 Rood = Fout Met deze titel bedoel ik niet dat je niet met een rood t-shirt aan achter de draaitafels mag staan, maar dat je moet opletten op heel wat verschillende volumes die niet in het rood mogen gaan. In het rood gaan betekent de grens van nul db (decibel) overschrijden, en op dat moment treedt er vervorming op van het geluidssignaal. Je moet als DJ heel wat volumes in de gaten houden. Allereerst heb je het ingangsvolume van een bron (cd-speler, platenspeler ) op het mengpaneel. Dat volume wordt geregeld met de gain-knop en kan afgelezen worden van de VU-meter van het mengpaneel. (Meer uitleg hierover bij de bespreking van het mengpaneel.) Het totale volume van het mengpaneel is de tweede plek waar het fout kan lopen: ook dat volume kan je van de VU-meters aflezen. Na het mengpaneel zit er in een installatie dikwijls een equalizer. Hierop staan piek-ledjes, die oplichten als het uitgaande signaal de grens van nul db haalt of overschrijdt. Je kunt dit voorkomen door de level-schuifjes iets lager te zetten. Als laatste staan er ook piek-ledjes op de versterkers, ook wel clip-ledjes genoemd. Ook deze ledjes doe je beter niet oplichten. Doen ze dat wel, dan moet je maar de volumeknoppen wat terugdraaien. 5

6 De werking van een versterker kan je vergelijken met het springen op een bed. Je kan rustig springen, zonder problemen, maar je kan ook harder springen. Zo hard zelfs, dat je met je hoofd tegen het plafond stoot, en dat doet pijn. Een geluid bestaat uit mooie golvende bewegingen. Ga je dat geluid zodanig hard versterken dat de versterker clipt, dan stoot het geluid tegen het plafond van de versterker, en wordt die mooie golf afgevlakt. Op dat moment stoppen de speakers in je boxen met bewegen, en wordt alle energie omgezet in warmte. Die warmte kan er dan voor zorgen dat een speaker de geest geeft Ook een geluid vervormd door bijvoorbeeld een te hoog ingangsvolume op het mengpaneel, bevat van die afgevlakte pieken en zorgt voor diezelfde warmteontwikkeling. Je kan dus een speaker opblazen zonder dat hij echt op het maximum aan het spelen is, ja, zelfs op een eerder laag volume. Afbeelding 2: Een normaal, stereo geluidsfragment. Afbeelding 3: Hetzelfde geluidsfragment als hierboven, maar 7 db luider. Op heel wat plaatsen zie je dat het geluid tegen het plafond botst, en dus treedt er hier vervorming op. 6

7 4 De verschillende onderdelen Een geluidsinstallatie bestaat meestal uit verschillende geluidsbronnen zoals cd-spelers, platenspelers, microfoons, die allemaal verbonden zijn met het hart van de installatie: het mengpaneel. Na het mengpaneel zitten meestal een equalizer en andere apparaten waarmee het geluid kan geoptimaliseerd worden, en als laatste schakel in de ketting hebben we natuurlijk de versterkers en luidsprekers. 4.1 Cd-spelers Je hebt heel wat cd-spelers die je kunt opdelen op verschillende manieren: enkele en dubbele, 19 modellen die je kunt inbouwen in een rack en modellen die je op een tafel moet zetten (meestal enkele cd-spelers). Je hebt ook cd-spelers met of zonder effecten, met 1 of meerdere (naadloze) loops, met of zonder scratch mogelijkheden Het spreekt voor zich dat iedere cd-speler zijn eigen specifieke functies en knopjes heeft, waarvan je de werking makkelijk in de handleiding van het toestel kunt vinden. Hier ga ik enkel de meest voorkomende knopjes/functies bespreken. Afbeelding 4: Track, Cue en Play/Pause toets. Iedere cd-speler heeft een On/Off-schakelaar, en een knopje om de cd erin te steken of eruit te halen, en een speler zonder Play/Pauze toets moet ik ook nog tegenkomen. Ook heb je altijd knopjes om een track te kiezen, en om te zoeken in een track. Dat laatste kan ook gebeuren met een jog dial, een grote ronde draaiknop. Met de buitenste ring zoek je snel door een nummer, de binnenste ring gebruik je om tot op een frame nauwkeurig te zoeken. Een frame is (meestal) 1/75 van een seconde. Doorgaans staat er ook een Cue-knop op. Met die toets kan je een punt van een cd vastleggen. Een druk op de Cue-knop brengt je dan terug naar dat punt. Hoe je een Cue-punt kunt vastleggen, is niet voor iedere speler hetzelfde, en hiervoor verwijs ik dus door naar de handleiding van de speler. Afbeelding 5: Jog Dial. Op zowat iedere professionele cd-speler staan ook een aantal knopjes met betrekking tot de pitch control. Als je pitch letterlijk vanuit het Engels vertaalt, wil dat toonhoogte zeggen. Maar op een cd-speler gebruiken we die mogelijkheid om het tempo aan te passen, om twee verschillende nummers op hetzelfde BPM (beats per minuut) te krijgen. Een nadeel van deze tempoaanpassing is dat de toonhoogte verandert, waardoor je bij een te grote versnelling tamelijk komische effecten krijgt. 7

8 Sommige cd-spelers zijn uitgerust met Master tempo, wat ervoor zorgt dat een aanpassing van de snelheid geen veranderde toonhoogte met zich meebrengt. Meestal heb je een knopje met Pitch op, waarmee je de pitch-functie aan of uit zet. Dan heb je een fader, een schuif waarmee je het percentage van de pitch-verandering bepaalt. En dikwijls staan er dan ook nog twee pitch bend knopjes op, eentje met een plusteken, en eentje met een minteken. Afbeelding 6: Pitch Bend knopjes. Een druk op die knopjes zorgt voor een directe aanpassing van het tempo, naar boven (met de plus) of naar beneden (met de min). Deze knopjes gebruik je wanneer je twee liedjes wel op het zelfde BPM hebt staan, maar die toch niet synchroon lopen. Een druk op het juiste knopje kan er dan voor zorgen dat ze wel gelijk lopen. Als er een jog dial op een speler staat, dan kan je dikwijls met de binnenste draaiknop ook de pitch benden. Daardoor kan het zijn dat op spelers met een jog dial dan weer de pitch bend knopjes ontbreken Meestal staat er ook een knopje op om de tijdsaanduiding te veranderen, en om Single of Continuous afspelen te kiezen. Bij Single play stopt de cdspeler automatisch na ieder liedje, bij Continuous speelt hij gewoon de ganse cd af, non stop. Voor andere knopjes die op een speler staan, en hier niet besproken zijn, verwijs ik, zoals eerder vermeld, graag door naar de desbetreffende handleiding, of naar iemand die het apparaat zeer goed kent. 4.2 Platenspelers Als je het simpel houdt, kan je zeggen dat er twee soorten platenspelers zijn: Belt Drive (of snaar aangedreven) en Direct Drive (of direct aangedreven) platenspelers. Beiden hebben hun voor- en nadelen, maar voor een discobar gebruik je het best Direct Drive (DD) platenspelers. Die hebben in het algemeen een sterkere motor, met veel torque (koppel), en kunnen beter tegen zwaar gebruik zoals scratchen. De term torque of koppel ben je misschien ook al tegengekomen in de autowereld, en wil hier gewoon hetzelfde zeggen: de kracht die de motor kan leveren om het plateau (daar ligt de plaat op) op snelheid te brengen én te houden. Alvorens je een platenspeler kan gebruiken, moet je hem goed afstellen, en da s niet echt simpel. Ik vond op het Internet een goede Nederlandstalige uitleg hoe je dat moet doen, op Okee, we hebben onze platenspelers goed afgesteld, en willen wat gaan draaien, maar ook hier staan weer zoveel knopjes op. Naast de altijd aanwezige On/Off schakelaar, vind je ook op iedere platenspeler knopjes waarmee je het toerental kan instellen: 33, 45 en soms 8

9 ook 78 toeren per minuut. Ook staat er altijd minstens 1 Start/Stop knop op, waarmee je het plateau bedient. Op zowat iedere platenspeler die je in een discobar gaat tegenkomen, staan ook wat knopjes met betrekking tot de pitch controle. Op de heel basic spelers staat er enkel een fader waarmee je de grootte van de verandering van de pitch bepaalt, maar soms staat er ook een Pitch On/Off of Pitch Reset knopje op, waarmee je de pitch dan aan of uit zet. Op de meer moderne spelers zie je nu ook al Pitch Bend knopjes waarmee je het plateau dus eventjes wat sneller of trager doet lopen zoals bij een cdspeler. Maar iemand die gewoon is van met platen te draaien, heeft die knopjes niet nodig, en geeft gewoon zelf een subtiel duwtje tegen het plateau. 4.3 Het mengpaneel Het mengpaneel kan je de koning van de knopjes noemen, het staat er gewoon vol van, zeker bij van de grote mengtafels die gebruikt worden bij optredens. Maar dat type van mengpaneel ga ik hier niet bespreken, ik beperk me tot de meest voorkomende opties van een DJ-mixer. Je kan de faders of schuiven van een mixer opdelen in twee groepen. Allereerst heb je de kanaal faders, de het grootste deel van het toestel in beslag nemen, en meestal beginnen aan de linkerkant. Een kleiner gedeelte aan de rechterkant kan je het Master-gedeelte noemen. Op de meeste mengpanelen heeft iedere kanaalfader dezelfde knopjes. Helemaal bovenaan een kanaal heb je meestal een schakelaar waarmee je bepaalt welke geluidsbron je er op wilt laten horen. Zo kan je bijvoorbeeld een cd-speler en een platenspeler op hetzelfde kanaal aansluiten, maar je kan ze niet tegelijkertijd gebruiken. Met die schakelaar bepaal je of je nu naar de cd-speler of naar de platenspeler wilt luisteren. Afbeelding 7: Een kanaal met keuze tussen phono en cd, Gain, High, Mid, Low, PFL en fader. Verder staat er per kanaal ook een Gain knop op. Met deze draaiknop bepaal je het ingangsvolume van een kanaal. Om het volume goed af te stellen druk je op de PFL knop van dit kanaal. PFL staat voor Pre Fade Listen(ing) en met enkel dat knopje ingeschakeld stuur je het geluid naar de koptelefoon, en zie je op de VU-meter de sterkte van het signaal. Nu draai je aan de Gain knop tot het signaal net de 0 db haalt. Eigenlijk moet je deze handeling doen voor ieder nummer dat je wilt draaien, aangezien geen enkele cd of plaat even luid is opgenomen. Onder de Gain knop staan meestal knoppen voor de toonregeling. Dat kunnen er 2, 3 of zelfs 4 zijn. Als er twee knoppen opstaan, is dat meestal eentje voor de hoge tonen (High) en eentje voor de lage tonen (Low), bij drie 9

10 knoppen is de derde knop dan voor de middentonen (Mid), en als er vier knoppen opstaan, zijn meestal de middentonen opgedeeld in twee, Mid high en Mid low. Afbeelding 8: Pan knop. Per kanaal kan je dan ook een Balance of Pan knop hebben, waarmee je het verschil in volume tussen de rechter en linker output kan instellen. Ook kan er een Send knop opstaan, waarmee je het volume van dat kanaal instelt dat je naar een extern of intern effectenapparaat stuurt, bijvoorbeeld een echokamer of sampler. Een Send kan pre-fade (voor de fader en dus onafhankelijk van de stand van de kanaalfader) zijn of post-fade (daarbij volgt het niveau van het signaal de stand van de fader). Dan heb je natuurlijk de fader of schuif zelf, waarmee je het volume van het kanaal aanpast. Afbeelding 9: Master gedeelte, met Master fader, balance, koptelefoon ingang en volume en een kleine fader om het PFL signaal te mixen met de Master output. Je ziet ook nog een Assign-knop waarmee je een kanaal aan de crossfader kan toekennen. Op het Master gedeelte heb je één of meerdere Master faders, waarmee je het volume bepaalt van het geluid dat het mengpaneel verlaat. Dikwijls heb je ook per fader een balance (of pan) knopje. Nog een andere output van een mengpaneel is die naar de koptelefoon, met een eigen volumeknop. Je kan met de koptelefoon naar één specifiek kanaal luisteren, maar ook naar de output. Je selecteert een kanaal door het PFL knopje in te drukken. Bij de meeste mixers kan je meerdere van die knopjes indrukken en dus naar meerdere kanalen luisteren. Ook kan er zo n knopje boven de Master(s) staan. Soms staat er zelfs een klein fadertje, of een gewone draaiknop, op een mengpaneel waarmee je het geluid van de PFL in je koptelefoon kunt mixen 10

11 met de Master output. Die Master output wordt ook wel eens Program (PGM) of Mix genoemd. Als er per kanaal een Send knop is, dan staan er op het Master gedeelte nog twee bijkomende knoppen: nog een Send knop, en een Return knop. Met die ene Send knop bepaal je het volume van alle andere Send knoppen, met de Return knop mix je het geluid van het effectenapparaat door de Master. Verder kan er op een mengpaneel ook nog een Crossfader staan. Dat is een fader die horizontaal op het toestel is gemonteerd, in plaats van verticaal zoals alle gewone kanaalfaders. Je hebt dan ook knopjes waarmee je bepaalt welke kanalen je toewijst aan een kant van die fader. Je zet bijvoorbeeld kanaal 2 op de linkerkant van de fader, en kanaal 3 op de rechterkant. Als je die crossfader dan van uiterst links naar uiterst rechts beweegt, dan hoor je eerst enkel kanaal 2, dat geleidelijk aan vermindert van volume, terwijl het volume van kanaal 3 alsmaar sterker wordt, tot je van kanaal 2 niets meer hoort. Nog een knop die je vaak tegenkomt op een mengpaneel, maar meestal slechts op 1 micro kanaal, is een Talkover knop. Deze knop zet het geluid van de andere openstaande kanalen stiller van zodra er in de microfoon gesproken wordt. De muziek gaat dus naar de achtergrond, terwijl wat er door de microfoon gezegd (of gezongen) wordt op het normale volume blijft. 4.4 Andere geluidsbronnen Er bestaan natuurlijk nog tal van andere muziekbronnen, zoals Minidisc, cassette, DAT, video, DVD, micro s en ga zo maar door Een microfoon steek je in een MIC kanaal van het mengpaneel, en qua instelling van het ingangsvolume doe je net hetzelfde als zou je een cd- of platenspeler afstellen. Soms zit er op een microfoon een schuifknopje, waarmee je de micro aan of uit zet. Qua gebruik van een microfoon kan ik ten zeerste afraden om erop te gaan kloppen om te horen of er geluid doorkomt, een simpel test één, twee voldoet minstens even goed. Soms kan door het gebruik van een microfoon feedback ontstaan. Da s een scherp piepend geluid, en het kan in zowat alle frequenties voorkomen, maar meestal in de hogere. Feedback ontstaat door een microfoon te dicht bij een speaker te houden waardoor de microfoon het geluid dat hij opneemt, nog eens gaat opnemen en nog eens, en nog eens, en Je kan dan verschillende dingen doen om de feedback te stoppen: de microfoon van voor de speaker halen, hem afdekken met je hand, het microkanaal stiller zetten, het volume stiller zetten Doorwinterde geluidsmannen (en vrouwen) zullen snel horen in welke frequentie de feedback optreedt, en zullen de desbetreffende frequentie op de equalizer wat minderen in volume. Deze methode wordt gebruikt bij monitors bij een optreden. Monitors zijn in dit geval de speakers die naar een artiest gericht zijn. 11

12 De andere geluidsbronnen ga ik niet bespreken, aangezien die niet courant voorkomen in een discobar. 4.5 Equalizer Een equalizer is een toestel dat specifieke frequenties van een geluidssignaal sterker of zwakker maakt. Meestal wordt er gebruik gemaakt van een 31-bands equalizer, waarop je dus 31 verschillende frequenties kunt instellen, maar je hebt er ook met 15 banden. Afbeelding 10: Een Equalizer met 15 banden. Een equalizer instellen doe je puur met je oren, je verandert het geluid tot het je aanstaat, tot je het goed vindt klinken. In een vaste installatie zal er dus amper iets aan een equalizer moeten veranderd worden eens die goed is ingesteld. Op een equalizer staat het dus vol van de schuifjes, per frequentie 1 bij een mono equalizer of 2 bij een stereo equalizer. Verder kan er ook nog een Low Cut functie opzitten, waarbij je de frequenties onder 25 Hertz (Hz) uit de muziek haalt. Dat zijn zeer lage, bass frequenties die niemand kan horen, maar wel veel energie vragen van de versterker. Dikwijls heb je ook nog een Range knop, waarbij je instelt wat de maximum aanpassing kan zijn van een frequentie: bijvoorbeeld +/- 6 db of +/- 12 db. Afbeelding 11: Eq On, Range en Low Cut knop, piekledje, level-schuif. Nog een knopje dat dikwijls voorkomt, is er eentje waarmee je de werking van de Equalizer kunt uitschakelen, genaamd EQ On of Bypass of iets dergelijks. Met dit knopje ingeschakeld wordt het geluidssignaal aangepast volgens de instellingen van de schuifjes. Staat deze knop uit, dan wordt het signaal zonder aanpassingen gewoon doorgegeven naar het volgende apparaat. Zoals eerder al aangehaald staan er op een equalizer ook piekledjes, die aanduiden wanneer het uitgaand signaal de grens van 0 db bereikt. 4.6 Crossover Met een crossover kan je een geluidssignaal opsplitsen in 2 of 3 (of zelfs meer) verschillende signalen. Je wilt dit doen wanneer je verschillende soorten speakers in je systeem hebt. Als je subwoofers (basskasten) en 12

13 topkasten gebruikt dan wil je dat er alleen lage tonen naar de subwoofers gaan, en dat de rest van het signaal naar de topkasten gaat. Je stelt dan de crossover in zodanig dat het signaal gesplitst wordt op bijvoorbeeld 150 Hz, alles onder 150 Hz (lage tonen) stuur je dan naar de subwoofers, en de rest (midden en hoge tonen) worden dan door de topkasten weergegeven. Op een crossover staan dus verschillende knopjes waarmee je de afsnijfrequentie, ingangsvolume en uitgangsvolume instelt. Er staan ook verschillende ledjes op om de instellingen aan te duiden, alsook de pieken van het volume. Voor het juist instellen van een crossover verwijs ik graag door naar de handleiding van desbetreffend apparaat. 4.7 Versterker en speakers Versterkers zijn eigenlijk zeer simpele apparaten, maar je kan er veel mee om zeep helpen. Op een versterker staan, naast de On/Off knop, ook altijd twee volumeknoppen, waarmee je dus het volume regelt. Verder staan er ook minstens twee piekledjes op, die per kanaal aangeven of de versterker op zijn maximum aan het spelen is. Het is best dat deze ledjes net niet oplichten. Afhankelijk van de sterkte van het ingangssignaal kan het dus zijn dat een versterker met de volumeknoppen amper halverwege al op zijn maximum zit. Een versterker kan uitgerust zijn met een aantal beschermingen, bijvoorbeeld tegen oververhitting. Als dat zo is, dan staan er ook ledjes op die laten zien wanneer de versterker in protect staat. Afbeelding 12: Een versterker, met volume knop en een aantal ledjes die aangeven dat de versterker aan staat, al dan niet in bridge mode, dat hij clipt, of in protect staat. Aan een versterker hangen natuurlijk speakers. Hoeveel speakers je eraan mag koppelen hangt van verschillende factoren af, maar de belangrijkste is 13

14 toch de impedantie. Van een versterker wordt het vermogen meestal opgegeven voor meerdere impedanties: zoveel Watt bij 8 Ohm, zoveel Watt bij 4 Ohm. En ook bij speakers wordt er aangeduid welke impedantie ze hebben: 16, 8 of 4 Ohm. Als je nu meerdere speakers op 1 kanaal gaat aansluiten, moet je er voor zorgen dat je niet onder de minimum impedantie van de versterker gaat. Als je twee speakers van 8 Ohm elk, parallel aan 1 uitgang van de versterker hangt, dan krijg je een totale impedantie van 4 Ohm. Doe je dat met twee speakers van 4 Ohm elk, dan krijg je een totaal van slechts 2 Ohm. Hoe kleiner de impedantie, hoe warmer een versterker wordt. Afbeelding 13: Een paar speakers 14

15 5 Hoe alles op elkaar aansluiten? Alles op elkaar aansluiten doe je met kabels. Uitleggen wat voor kabels er allemaal bestaan ga ik hier niet doen, enkel de kabels die gebruikt worden in de installatie van t Kasseiken zullen aan bod komen. Afbeelding 14: RCA, Cinch of tulpstekkers, met aardedraad. Alle geluidsbronnen moeten verbonden worden met het mengpaneel. Cd-spelers, platenspelers, cassettespelers, enzovoort zijn allemaal uitgerust met een rood-witte uitgang. Daarop past een tulpstekker, ook wel cinch of RCA genoemd. Je steekt de rode tulpstekker in de rode uitgang, en de witte stekker in de witte uitgang. Het kan zijn dat er in plaats van een witte stekker een zwarte aan de kabel hangt. Achteraan het mengpaneel zitten ook een hele hoop van die rood-witte in- en uitgangen. Een platenspeler sluit je aan op een phono ingang van het mengpaneel, alle andere rood-witte ingangen kunnen dienen voor zowel een cd-speler of cassettedeck of welke bron dan ook, zolang die bron maar geen microfoon is. Afbeelding 15: Een jack stekker Aan een platenspeler hangt ook nog een derde kabel, de aarde-kabel, die je verbindt met de aarde-aansluiting van het mengpaneel, meestal aangeduid met Earth, Ground of GND. Doe je dit niet, dan is de kans op storing zeer groot. Een microfoon kan je op twee manieren aansluiten op het mengpaneel, met een jack stekker, of met een XLR stekker. Meestal zit de XLR-ingang bovenop het mengpaneel, en de jack-ingang op de achterkant. Afbeelding 16: XLR Male en Female stekker. beschikbare ingangen welke kabels je kan gebruiken. Eens alle bronnen zijn aangesloten, moet de master output van het mengpaneel verbonden worden met de equalizer. Afhankelijk van de ingangen van de equalizer kan je daarvoor tulpstekkers of XLR-stekkers gebruiken. Zit er nog een crossover in de installatie, dan komt die na de equalizer te zitten. Ook hier is het weer afhankelijk van de Na de crossover, of rechtstreeks na de equalizer sluit je de versterker(s) aan. De meest voorkomende manier om dat te doen is met XLR-kabels, al kom je ook dikwijls jack-ingangen tegen. Je ziet zelden tulp-ingangen op een dergelijke versterker. 15

16 Na de versterker komen de boxen, waarvoor je ook heel wat verschillende aansluitmogelijkheden hebt. Van gewone kabels, zonder stekkers aan, over jacks, naar XLR s. Maar tegenwoordig worden nieuwe speakers meestal met Speakon aansluitingen uitgerust. Afbeelding 17:Een Speakon stekker. Afbeelding 18: Een overzicht van hoe alles aangesloten is. 16

17 6 Fuifke bouwen? Bij een fuif worden meestal het mengpaneel en de cd-spelers verhuisd naar de achterkant van de fuifzaal. Daar zit op de muur een klein bakje met twee XLR ingangen. Daarin plug je het mengpaneel, al dan niet met twee verloopjes van tulp naar XLR. Vanuit dat bakje vertrekken twee kabels naar de versterkers. Die twee kabels moet je in de flightcase pluggen waarin een equalizer en twee versterkers zitten, die achter de discobar staat. Beide versterkers krijgen het signaal door van de equalizer. Je zet dan alles aan, als laatste de twee versterkers, en dan kan je het volume gaan regelen. Komt er geluid uit alle 8 de speakers, dan ben je klaar om een lekker fuifje te bouwen. Afbeelding 19: Kasseifuifke bouwen!! Iris? 17

18 7 Nawoord Ziezo, je hebt het ganse Discobar For Dummies boekje doorlezen. Hopelijk heb je er wat van bijgeleerd, al was het maar een klein beetje, dan had het nut dat ik dit schreef. Mensen die zich verder in deze materie willen verdiepen, kan ik twee leerrijke, Nederlandstalige sites aanbevelen: (die eerder al bij de platenspelers aan bod kwam) en het forum van Die laatste site is eigenlijk een webwinkel, maar het forum staat gewoon vol van goede en gratis informatie. Het enige wat me nu nog rest is je nog veel plezier wensen achter de discobar!! Afbeelding 20: Ergens een kabeltje los? 18