Grootonderhoudsplan Baggeren 2015 tot 2020

Maat: px
Weergave met pagina beginnen:

Download "Grootonderhoudsplan Baggeren 2015 tot 2020"

Transcriptie

1 Grootonderhoudsplan Baggeren 2015 tot 2020 Versie 1.2 Definitief. Auteur: Bob Laporte DM:

2 Inhoudsopgave 1 Inleiding Aanleiding Uitgangspunten Doelstelling Strategie Baggeropgave Afbakening GOP Baggeren Ontwikkelingen baggeropgave Ontwikkelingen in wet- en regelgeving Kaderrichtlijn Water (KRW) Waterwet Flora- en faunawet en nieuwe Wet Natuurbescherming Keur Besluit Bodemkwaliteit en Besluit Vrijstellingen stortverbod buiten inrichtingen Budget voor het baggeren Invoering toestandafhankelijk baggeren Maaionderhoud, Beheerplan Nat profiel en Beheerplan Oevers Onkostenvergoeding Bagger storten op de kant Regeling Baggeren tertiaire watergangen (Meerkostenregeling) Meerjarenplanning en kostenraming Totstandkoming van de meerjarenplanning Raming van de projectkosten Kosten baggeronderhoud en beschikbaar budget Uitvoering GOP Baggeren Realisatie van de meerjarenplanning Sturing op de uitvoering Sturing op de financiën en ontvangen van subsidies Integratie van KRW-maatregelen Naleving van wettelijke voorschriften Samenwerking met gebiedspartners Begroting, bestuursrapportage en evaluatie Bijlagen Bijlage 1: Meerjarenplanning en kostenraming Bijlage 2: Overzichtskaart meerjarenplanning 2

3 1. Inleiding 1.1 Aanleiding Met de vaststelling van het Baggerprogramma werd in 2001 begonnen met het projectmatig en gebiedsgericht wegwerken van de baggerachterstand. De uitvoering hiervan is op dit moment (eind 2014) in de eindfase en loopt nog door tot in Vanaf 2015 worden uitsluitend nieuwe projecten opgestart met watergangen die reeds een keer gebaggerd zijn. Het gaat daarbij om regulier baggeronderhoud dat niet in het Baggerprogramma voor het achterstandsbaggeren, thuishoort. Voor het begroten en inplannen van dat reguliere baggerwerk is een nieuw grootonderhoudsplan vereist. Met het wegwerken van de baggerachterstand is de wens ontstaan om voor het reguliere baggerwerk over te gaan op volledig toestandafhankelijk baggeren. De baggeropdrachten worden daarbij volledig gebaseerd op werkelijk gemeten slibvolumes en niet uitsluitend op basis van aannames van de slibaanwas. Een dergelijke planning zal worden ingevoerd in het Grootonderhoudsplan 2020 tot Voor de periode tussen het wegwerken van de baggerachterstand en een volledig op slibmetingen (monitoring) gebaseerde planning, is dit tussentijdse Grootonderhoudsplan Baggeren 2015 tot 2020 opgesteld. 1.2 Uitgangspunten Voor de totstandkoming van het GOP Baggeren 2015 tot 2020 is gesteld dat: inzichtelijk wordt gemaakt wat voor de baggeropgave de te verwachten kostenontwikkeling tot 2020 is; de opzet van het GOP dusdanig is dat deze een integrale aanpak van het baggeren en van KRW-baggermaatregelen voor SGBP-2 bevordert; de op te stellen meerjarenplanning aansluit bij de bezuinigingen op het Baggerprogramma uit de voorjaarsnota 2014; het jaarlijks te verwijderen volume baggerspecie na afronding van het Baggerprogramma minder constant zal zijn en dat de prestatie-indicator voor de voortgang van het baggeren daarom wijzigt. 1.3 Doelstelling Het baggeren van watergangen is een belangrijke onderhoudstaak en behoort hiermee tot één van de primaire doelstellingen van het waterschap. Door te baggeren kunnen de normen voor waterkwantiteit, waterkwaliteit en ecologie en voor het instandhouden van de vaarwegen worden gehandhaafd. Dit GOP Baggeren geeft inzicht in de jaarlijkse uitgaven en vormt voor de periode 2015 tot 2020 de bestuurlijke onderbouwing voor het uitvoeren van baggerprojecten en voor het vrijgeven van het hiervoor benodigde budget. 3

4 Met het GOP Baggeren 2015 tot 2020 wordt beoogd: het in de periode van 2015 tot 2020 op of onder leggerdiepte houden van de primaire en secundaire watergangen binnen het waterschapsgebied; het in de periode van 2015 tot 2020 op of onder leggerdiepte houden van de tertiaire watergangen waarvoor het waterschap onderhoudsplichtig is. 1.4 Strategie Baggeropgave De bestuurlijke uitgangspunten voor het baggerprogramma zijn met de Voorjaarsnota 2014 vastgesteld. Deze uitgangspunten zijn: ontvlechten van het achterstandsbaggeren en het reguliere baggeronderhoud; invoeren van toestandsafhankelijk baggeren vanaf 2020; in de tussenliggende periode (2015 tot 2020): bezuinigen op het baggeronderhoud. Om bovenstaande mogelijk te maken is een strategie voor de komende vijf jaar geformuleerd. Dit GOP Baggeren maakt deel uit van deze strategie. Naast dit GOP wordt deze strategie tot uitvoering gebracht middels deelprojecten. De strategie is als volgt: afbouwen van achterstandsbaggerprojecten vanuit het Baggerprogramma (geen nieuwe projecten meer toevoegen); opzetten van het GOP Baggeren 2015 tot 2020 voor reguliere baggerprojecten inclusief bezuinigingsopgave; onderzoeken of het baggeronderhoud kosteneffectief door agrariërs of gebiedscollectieven kan worden uitgevoerd; onderzoeken of, en zo ja: hoe, baggerprojecten van andere overheden (gemeenten, buurwaterschappen, provincies en Rijkswaterstaat) en voor de Gekanaliseerde Hollandse IJssel kunnen bijdragen aan het op peil houden van de kennis en kunde op het gebied van baggeren; monitoren van de slibaanwas in de jaren 2015 tot en met 2019, zodat voor 2020 een planning kan worden opgezet die is gebaseerd op toestandafhankelijk watersysteemonderhoud. 1.5 Afbakening GOP Baggeren Dit GOP Baggeren is een planningsinstrument voor het baggeren in de overgangsperiode tussen de baggerachterstand (Baggerprogramma ) en een toekomstige, volledig op monitoringsgegevens gebaseerde baggerplanning. Een dergelijke toekomstige planning is onderdeel van het zogeheten toestandsafhankelijk baggeren. Als basis voor de meerjarenplanning in dit GOP is de herhalingscyclus gebruikt waar ook het Baggerprogramma op is gebaseerd. Met de herhalingscyclus en met actuele kentallen is na toetsing aan het beheerdersoordeel bepaald in welke gebieden en in welk jaar er binnen de periode 2015 tot 2020 zal worden gebaggerd en welke kosten daar voor deze periode mee zijn gemoeid. Door meer dan tot nu toe gebruikelijk in te zoomen op de actuele situatie binnen de baggergebieden is er een eerste stap gezet in de invoering van het toestandafhankelijk baggeren. Hierdoor wordt de baggeropgave vanaf 2015 nog effectiever en efficiënter uitgevoerd. 4

5 Het GOP Baggeren beperkt zich tot de baggerwerkzaamheden die worden gefinancierd vanuit de Voorziening toestandafhankelijk watersysteemonderhoud en tot de watergangen waarvoor het waterschap onderhoudsplichtig is. Deze watergangen bevinden zich in de 146 baggergebieden op het doorlopende overzicht van baggergebieden die de basis van de meerjarenplanning vormt. Bij het opstellen van de meerjarenplanning in dit GOP zijn in ieder geval niet meegenomen: het baggeren van de Gekanaliseerde Hollandsche IJssel (GHIJ) en de Doorslag die recent door Rijkswaterstaat aan het waterschap zijn overgedragen. Het onderhoudsbaggeren hiervan wordt betaald vanuit de afkoopsom (voorziening) bij de overdracht. Het saneringsbaggeren is op dit moment (eind 2014) nog de verantwoording van Rijkswaterstaat; het baggeren van de wateren die (nog) bij Rijkswaterstaat in beheer zijn (o.a. het Merwedekanaal); het regulier opschonen van watergangen en het reguliere onderhoud aan kunstwerken dat wordt gefinancierd vanuit het jaarlijkse exploitatiebudget van afdeling UV. De meerjarenplanning betreft wel het doorspuiten van duikers binnen de te baggeren watergangen. De projecten in het GOP Baggeren worden gefinancierd vanuit de nieuw te vormen Voorziening Toestandafhankelijk watersysteemonderhoud. Deze voorziening dekt een breder kader van onderhoudswerkzaamheden dan baggeren alleen en wordt via een apart AB-voorstel ingesteld. 5

6 2. Ontwikkelingen Baggeropgave 2.1 Ontwikkelingen in wet- en regelgeving Bij het uitvoeren van de baggeropgave moet het waterschap de vigerende wetten en regels naleven. De hierna volgende ontwikkelingen in de wet- en regelgeving zijn relevant voor het GOP omdat ze een directe invloed kunnen hebben op de werkwijze en op de kosten van het baggeren Kaderrichtlijn Water (KRW) In het Waterbeheerplan (WBP) is bepaald dat de maatregelen baggeren en/of verdiepen in 13 KRW-waterlichamen worden uitgevoerd. Met de uitvoering van het Baggerprogramma wordt aan deze opgave voldaan. Het beoogde effect van de maatregelen is een voldoende waterdiepte en het verwijderen van afgestorven organisch materiaal om te snelle opwarming, zuurstofloosheid en (vis)sterfte tegen te gaan en goede ecologische condities te scheppen. Ook in het Stroomgebiedbeheerplan (SGBP) is baggeren opgenomen onder de KRW-maatregel integrale beheerprogramma s. Deze maatregel houdt in dat ecologie en waterkwaliteit integraal worden meegenomen bij het opstellen van de beheerplannen, zoals het GOP Baggeren. Voor baggeren betekent dit dat wordt gekeken naar optimalisatie van frequentie, methode (materieel) en periode. Tevens wordt de opgave voor het baggeren niet meer in oppervlakte per KRW-waterlichaam geformuleerd, maar als opgave voor het hele watersysteem, dus ook buiten de KRW-waterlichamen. De precieze uitwerking van de maatregel vindt plaats in onderling overleg tussen de opdrachtgever (afdeling WSB) en de ecologen van afdeling P&A. Ten behoeve van de Strategie Baggeropgave, wordt onderzocht of naast het onderhoudsbaggeren (het verwijderen van de slibaanwas) vanuit dit GOP, ook het kwaliteitsbaggeren (m.n. de verwijdering van nutriëntrijke baggerspecie) kan worden ingezet. Dit zal dan, ten behoeve van de KRW-doelen, moeten bijdragen aan het handhaven of bereiken van een goede waterbodemkwaliteit. Om kansen uit subsidiestromen te benutten wordt er op ingezet om een deel van de KRWmaatregelen in samenwerking met gebiedspartners te realiseren. Mede op basis daarvan is het te verwachten dat een gedeelte van de baggeropgave voor de primaire en secundaire watergangen vanaf 2015 zal worden uitbesteed aan gebiedscollectieven van particuliere grondeigenaren. In de eindfase van het Baggerprogramma is hier al in enkele projecten ervaring mee opgedaan Waterwet De Waterwet heeft een integrale benadering van het waterbodembeheer. Dat betekent dat het onderhoudsbaggeren niet strijdig mag zijn met de watergerelateerde doelstellingen die voor een betreffende watergang gelden. In de periode tot 2020 zullen waarschijnlijk geen ingrijpende veranderingen in de Waterwet optreden die invloed hebben op de kosten en op de planningen van het baggeronderhoud. De zorgplicht die opgaat voor de Waterwet, maar ook voor het Besluit Bodemkwaliteit en het Besluit Vrijstellingen stortverbod buiten inrichtingen, is door het waterschap vertaald in de 6

7 Handreiking Zorgplicht bij werkzaamheden in waterbodems. Op de korte en middellange termijn zijn er geen ontwikkelingen in de wetgeving te verwachten die aanpassing van de handreiking noodzakelijk maken. Wellicht kunnen nieuwe baggertechnieken wel reden zijn om de handreiking gedurende de looptijd van het GOP aan te passen Flora- en faunawet en nieuwe Wet Natuurbescherming In de Flora- en faunawet en in de Wet Natuurbescherming, die de Flora- en faunawet naar verwachting vanaf 2015 zal vervangen, worden voorwaarden gesteld aan de uitvoeringsmethodes en periodes van het baggeronderhoud. Om binnen deze voorwaarden te kunnen werken zonder steeds opnieuw vergunningen en/of ontheffingen aan te vragen, heeft de Unie van Waterschappen de Gedragscode Flora- en faunawet voor waterschappen, in 2012 voor een periode van 5 jaar vastgesteld. Het waterschap heeft deze gedragscode vertaald in werkprotocollen die behalve voor het baggeren ook voor andere werkzaamheden worden toegepast. Bij het baggeren wordt niet uitsluitend gewerkt conform de werkprotocollen, maar ook conform de ecologisch meest voordelige uitvoering. Hierdoor kan er onder vooraf gestelde randvoorwaarden jaarrond worden gebaggerd. Voor dit GOP worden geen ontwikkelingen vanuit de Flora- en faunawet en vanuit de Wet Natuurbescherming voorzien die leiden tot substantiële wijzigingen in de (jaar)planningen of in de projectkosten Keur In de in 2009 vastgestelde Keur, wordt het baggeren geregeld in artikel 2.9 (buitengewoon onderhoud). De onderhoudsplichtigen, die in de legger worden aangewezen, zijn verplicht om ligging, afmeting, vorm en constructie van de oppervlakte-waterlichamen (het leggerprofiel) in stand te houden. Voor het buitengewoon onderhoud (onderhoudsbaggeren) geldt er vanuit de Keur geen vergunning- of ontheffingsplicht. Het is niet waarschijnlijk dat dat in de nieuwe Keur, die waarschijnlijk in 2015 van kracht wordt, zal wijzigen. Naar verwachting heeft de Keur daardoor weinig invloed op de uitvoering en op de kosten van het baggeren Besluit Bodemkwaliteit en Besluit Vrijstellingen stortverbod buiten inrichtingen Het Besluit Bodemkwaliteit (Bbk) en het Besluit Vrijstellingen stortverbod buiten inrichtingen zijn bepalend voor de wijze van uitvoering en voor de kosten van het baggeronderhoud omdat ze voorwaarden stellen aan de verspreidbaarheid van baggerspecie en aan het gebruik van weilanddepots. Voor de looptijd van het GOP is er een beperkte toename in het op de kant zetten van baggerspecie en een afname in het gebruik van weilanddepots te verwachten. Dit wordt veroorzaakt doordat het volume baggerspecie per strekkende meter watergang is afgenomen en er daardoor minder vaak baggerspecie hoeft te worden afgevoerd naar een weilanddepot. Door de verminderde hoeveelheid baggerspecie hoeven immers geen disproportionele hoeveelheden baggerspecie op de kant te worden gestort. Het Bbk en het Besluit Vrijstellingen stortverbod buiten inrichtingen zullen voor de looptijd van dit GOP waarschijnlijk niet tot grote veranderingen in de uitvoering en in de kosten van het baggeronderhoud leiden. 7

8 2.2 Budget voor het baggeren Gedurende het Baggerprogramma zijn meerdere kortingen op de dotaties voor het baggeren doorgevoerd. De jaarlijkse dotatie bedroeg aan het begin van het baggerprogramma (2001) nog 8,1 miljoen. Gedurende de looptijd van het baggerprogramma is dit bedrag geleidelijk afgebouwd tot 4,55 miljoen in De verlagingen van de dotaties waren behalve op de lagere uitvoeringskosten gebaseerd op de afbouw van het achterstandsbaggeren. Achterliggende gedachte hierbij was dat voor het op orde houden van de watergangen minder budget is benodigd dan voor het wegwerken van de achterstand. Echter, op het moment dat de kortingen zijn doorgevoerd, ontbrak nog een volledig inzicht in de toekomstige ontwikkeling van de baggeropgave. Gedurende de uitvoering van dit GOP zal dit benodigde inzicht worden vergroot door middel van monitoringsgegevens van de slibaanwas en actuele kostenkentallen. Deze gegevens worden meegenomen in de jaarlijkse actualisatie van de baggerplanning. Hiermee worden de randvoorwaarden voor de stapsgewijze invoering van het toestandafhankelijk baggeren geschapen 1 en wordt er voor gezorgd dat de baggeropgave zo effectief en efficiënt mogelijk wordt uitgevoerd. 2.3 Invoering toestandafhankelijk baggeren Na de oplevering van de laatste projecten voor achterstandsbaggeren (Baggerprogramma ) is het periodiek verwijderen van de slibaanwas voldoende om het leggerprofiel te handhaven en geen nieuwe achterstanden op te bouwen. Idealiter zou met het periodiek verwijderen van de slibaanwas ook het toestandafhankelijk baggeren worden ingevoerd zoals dat is beschreven in de uitgangspuntennotitie op weg naar integraal waterbodembeheer 2015 en verder. De meerjarenplanning in dit GOP zou in dat geval volledig zijn gebaseerd op de monitoringsgegevens van de slibaanwas. Dit blijkt echter nog niet mogelijk te zijn omdat de inwinning en het verwerken van de monitoringsgegevens meer tijd kosten dan in de uitgangspuntennotitie werd voorzien. De monitoring van de slibaanwas, die noodzakelijk is om volledig toestandafhankelijk te kunnen baggeren, is in 2012 begonnen met de gebiedsdekkende inmeting van de sliblagen (de nulmeting). De tweede gebiedsdekkende inmeting zal in 2017 worden uitgevoerd. Deze inmetingen verschaffen naar verwachting het benodigde inzicht in de baggeraanwas. Op dit moment (eind 2014) ontbreken echter nog een database en een planningstool waarmee de gegevens kunnen worden geïnterpreteerd en kunnen worden verwerkt tot een planning. Omdat de aanschaf van de database en van een planningstool in 2014 in gang is gezet zullen er tijdens de uitvoering van dit GOP al wel ervaringen worden opgedaan met het toepassen van monitoringsgegevens in de database en in de planningstool. Hoewel de looptijd van dit GOP minimaal is benodigd voor de totstandkoming van een volledig op monitoringsgegevens gebaseerde meerjarenplanning zal er toch al zoveel mogelijk toestandafhankelijk worden gewerkt door bij de voorbereiding van baggerprojecten meer in te zoomen op de inpeilingen. Op basis van de inpeilingsgegevens kan worden besloten om projecten binnen de meerjarenplanning naar voren of naar achteren te schuiven. Voor de periode vanaf 2020, na afronding van dit GOP, kan de meerjarenplanning (het GOP Baggeren 2015 tot 2020) volledig worden gebaseerd op monitoringsgegevens. 1 Paragraaf 3.3, Voorjaarsnota 2014: DM

9 2.4 Maaionderhoud, Beheerplan Nat profiel en Beheerplan Oevers Het maaionderhoud heeft invloed op de slibaanwas in watergangen en daarmee op de planning en kosten van het baggeronderhoud. De jaaropdrachten voor het maaionderhoud zullen gedurende de looptijd van het GOP Baggeren mogelijk wijzigen door bezuinigingen 2 en door het, ten behoeve van de ecologische kwaliteit, sturen op bedekkingsgraad met planten per type watergang (inclusief de oevers). De uitgangspunten voor de bedekkingsgraad zijn bepaald in de Pilot Beheerplan Nat profiel. Voor de oevers worden deze uitgangspunten vastgelegd in het Beheerplan Oevers (eind 2014 nog in ontwikkeling). Bezuinigingen op het maaionderhoud en het toepassen van de beheerplannen zullen er in de praktijk toe leiden dat bij een aantal watergangen minder maaisel wordt afgevoerd en dat er meer planten(resten) in de watergangen achterblijven. Naar verwachting zullen de slibvolumes hierdoor toenemen waardoor er vaker moet worden gebaggerd en de kosten voor het baggeronderhoud toenemen. De precieze effecten van een wijziging van het maaionderhoud waren tijdens de totstandkoming van de meerjarenplanning nog niet bekend. Eventuele gevolgen, zoals pleksgewijze slibophoping, kunnen worden opgevangen door het uitvoeren van extra baggerprojecten bovenop de meerjarenplanning en/of door het uitvoeren van extra maaionderhoudsbeurten. Door het koppelen van de budgetten voor het GOP Baggeren en voor het maaionderhoud en de plaagsoortenbestrijding in de Voorziening toestandafhankelijk watersysteemonderhoud, is er een financiële beweegruimte om dergelijke extra werkzaamheden te kunnen uitvoeren. 2.5 Onkostenvergoeding Bagger storten op de kant Een vergelijking tussen de (nadelige) effecten van het op de kant storten van baggerspecie en het verwerken in baggerdepots was in 2002 aanleiding om de Onkostenvergoeding Bagger op de kant vast te stellen. Dit is een tegemoetkoming in de onkosten van aangelanden bij het op de kant storten van baggerspecie. Tussen 2002 en eind 2014 is in 112 gevallen een vergoeding uitgekeerd voor een totaalbedrag van ,-. De personeelskosten voor het uitkeren van de regeling bedroegen meer dan ,- en waren dus relatief hoog (gemiddeld circa 25% van het uitgekeerde bedrag). Bij het vaststellen van de onkostenvergoeding is het standaard vergoedingsbedrag bepaald op 0,65 per strekkende meter. Dit bedrag is gedurende de looptijd van het Baggerprogramma niet geïndexeerd of aangepast aan de marktomstandigheden. Dit zou aanleiding kunnen zijn om de regeling voor dit GOP aan te passen. 2 Bezuinigingskaart maaionderhoud extensiveren, het financiële kader in de Voorjaarsnota 2013: DM en invulling bezuinigingskaart: DM

10 Echter, vanwege de hierna volgende overwegingen wordt het Dagelijks Bestuur geadviseerd om gelijktijdig met het vaststellen van dit GOP, deze regeling in te trekken: de vergoedingsregeling is geen wettelijke verplichting; door de lagere slibvolumes in het reguliere baggeronderhoud (dit GOP Baggeren) ten opzichte van achterstandsbaggeren (het Baggerprogramma ), is verspreiding van baggerspecie op meer locaties mogelijk zonder onevenredige overlast te veroorzaken 3. Daarnaast kan in elke situatie nog worden besloten om de baggerspecie in een depot te verwerken; voor de vrijwillige in ontvangstname van baggerspecie op aan de watergangen grenzende percelen wordt een vergoedingsregeling opgesteld. Aangezien deze los staat van de in ontvangstnameplicht, kan met een dergelijke regeling meer baggerspecie per oeverstrekking worden verspreid; alhoewel uniformering van vergoedingsbedragen in veel gevallen wenselijk is, is het niet noodzakelijk om een vergoedingsregeling te hanteren voor incidentele gevallen van buitensporige schade. Het College blijft bevoegd om voor dergelijke gevallen een passende (eenmalige) vergoeding te verstrekken; het intrekken, en dus niet indexeren of aan de marktomstandigheden aanpassen van de bestaande regeling past binnen het streven naar versobering en het beperken van de niet verplichte uitgaven voor het baggeren. 2.6 Regeling Baggeren tertiaire watergangen (Meerkostenregeling) De regeling Baggeren van tertiaire watergangen - Verontreinigde onderhoudsbagger Klasse 3 en 4 (Meerkostenregeling) is gelijktijdig met het Baggerprogramma vastgesteld en in 2010 aangepast (DB-Besluit van 20 april 2010 met nummer ). Met de regeling worden meerkosten van derden voor het verwijderen van verontreinigde (niet verspreidbare) baggerspecie vergoed. Voorwaarde hierbij is dat deze derden niet zelf verantwoordelijk zijn voor de verontreiniging. Eén van de oorspronkelijke doelen van de regeling was een positieve bijdrage te leveren aan het terugdringen van de baggerachterstand. Deze achterstand zal na de afronding van het Baggerprogramma zijn weggewerkt. Daarom is voor dit GOP onderzocht of de regeling in stand moet worden gehouden, of moet worden aangepast of ingetrokken. Vanwege de financiële verwevenheid met het GOP Baggeren en vanwege de hierna volgende redenen is gelijktijdig met dit GOP een aangepaste Meerkostenregeling 4 ter vaststelling aan het Dagelijks Bestuur voorgelegd: het vergoeden van de meerkosten levert een directe positieve bijdrage aan het diepteonderhoud van het (tertiaire) watersysteem; ook na een intrekking van de Meerkostenregeling blijft vergoeding van de meerkosten juridisch afdwingbaar; het aanpassen van de Meerkostenregeling leidt tot kostenbesparing voor het waterschap. 3 4 Voor het voorkomen van onevenredige overlast werd bij het Baggerprogramma een maximale laagdikte van 0,20 meter (0,05 meter dikte na inklinking) en een maximaal volume van 4 m 3 per m 1 oeverlengte aangehouden. Regeling Baggeren tertiaire watergangen 2014: DM

11 3. Meerjarenplanning en kostenraming 3.1 Totstandkoming van de meerjarenplanning De meerjarenplanning is opgesteld op basis van het doorlopende overzicht met alle baggergebieden binnen het waterschap. Hiervan zijn de baggergebieden geselecteerd waar in de jaren 2015 tot en met 2019 zal worden gebaggerd. Hiervoor is gebruikgemaakt van een vooraf, op basis van type gebied en soort(en) watergang, bepaalde standaard herhalingscyclus. Deze herhalingscyclus is gerelateerd aan de verwachte slibaanwas en aan de profilering van de watergangen. Binnen de baggerplanning worden de volgende herhalingscycli aangehouden: Landelijk gebied: 10 jaar; Stedelijk gebied: 15 jaar; Boezemwateren: 25 jaar. Voor het selecteren van baggergebieden, is per gebied vastgesteld wat het laatste jaar van uitvoering (binnen het Baggerprogramma ) was. Het jaar van uitvoering voor de looptijd van dit GOP is bepaald door de aan het baggergebied gekoppelde herhalingscyclus op te tellen bij het betreffende jaar van uitvoering. De baggergebieden waarvoor het nieuwe jaar van uitvoering in de periode 2015 tot en met 2019 valt, zijn verwerkt tot een eerste concept-meerjarenplanning en -kostenraming. Hieraan zijn de jaarlijkse kosten voor knelpuntprojecten en voor de uitvoering van de Meerkostenregeling toegevoegd. Deze zijn geraamd op basis van ervaringscijfers uit het Baggerprogramma en op basis van actuele kengetallen en kostencijfers. Op basis van het oordeel van de regiobeheerders van afdeling WSB is vervolgens besloten om de opzet op een aantal punten aan te passen en een aantal projecten aan de conceptmeerjarenplanning toe te voegen en een aantal projecten hieruit te laten vervallen. Uiteindelijk heeft de hiervoor beschreven aanpak geleid tot de meerjarenplanning en kostenraming in Bijlage 1. In de meerjarenplanning zijn 27 van de in totaal 146 baggergebieden geselecteerd. Ze zijn weergegeven op de overzichtskaart met baggergebieden (Bijlage 2). Van deze baggergebieden liggen er 19 in het landelijk gebied en 8 in het stedelijk gebied. De 27 geselecteerde baggergebieden bevatten een totale lengte van 304 kilometer aan te baggeren watergangen (232 kilometer in het landelijk gebied en 72 kilometer in het stedelijk gebied). Voor knelpuntprojecten is een totale lengte van 3 kilometer te baggeren watergang aangehouden. De genoemde lengtes zijn exclusief de lengte van tertiaire watergangen waarvoor de Meerkostenregeling wordt toegepast. Er zijn geen boezemwatergangen in de meerjarenplanning opgenomen. 11

12 3.2 Raming van de projectkosten Voor het ramen van de projectkosten is in dit GOP gerekend met standaard kostprijzen per strekkende meter watergang. Het zijn ervaringscijfers die voortkomen uit de recent door het waterschap uitgevoerde baggerprojecten. De standaard kostprijs per strekkende meter watergang verschilt per type baggergebied en wordt met name bepaald door: gemiddeld volume baggerspecie per strekkende meter watergang; gemiddelde kosten die aan de baggermethode zijn gerelateerd; gemiddelde extra kosten door aangepaste baggermethode (o.a. als gevolg van fysieke beperkingen); verdeling van de totale hoeveelheid baggerspecie in kwaliteitsklassen en daaraan gerelateerde extra kosten voor de toepassing (b.v. afvoer naar permanent slibdepot). Voor het inschatten van het gemiddelde volume baggerspecie per strekkende meter watergang zijn de gemiddelde watergangbreedtes en de baggervolumes na de laatste baggeringreep bepaald. Bij de inschatting is uitgegaan van een standaard slibaanwas van 2 centimeter per jaar na de laatste baggeringreep. De per type baggergebied ingeschatte volumes zijn vervolgens op basis van inschatting onderverdeeld in kwaliteitsklassen (0 tot en met 4) en toegepaste baggermethodes. Deze klasse-indeling is daarna omgezet naar de klasse-indeling conform Bbk. De op deze wijze bepaalde volumes zijn vermenigvuldigd met de van toepassing zijnde (extra) kosten. Op de hiervoor beschreven wijze is bepaald wat de totale kosten per type baggergebied bedragen. Deze totale kosten zijn vervolgens omgerekend naar een kostprijs per strekkende meter watergang door de totale kosten per type baggergebied te delen door de lengte aan watergangen. Voor de drie verschillende typen baggergebied, zijn de volgende gemiddelde kostprijzen berekend: Landelijk gebied: 20,23/m 1 ; Stedelijk gebied: 69,85/m 1 ; Boezemwateren: 97,00/m 1. Na het berekenen van de standaard kostprijzen zijn de kosten per baggergebied geraamd door de lengte van de watergangen in een baggergebied te vermenigvuldigen met de standaard kostprijs. De totale projectkosten zijn uitgerekend door de kosten voor alle projecten bij elkaar op te tellen (zie Bijlage 1). Dit is een raming van de aanneemsom, vermeerderd met 10% bijkomende kosten en een jaarlijkse indexering van 2%. 12

13 3.3 Kosten baggeronderhoud en beschikbaar budget Voor de kostenontwikkeling in dit GOP zijn het meerjarenperspectief en de uitgangspunten in de Voorjaarsnota 2014 als het vertrekpunt aangehouden. Binnen de looptijd van het GOP leidt dit tot de volgende jaarlijks benodigde dotaties voor het uitvoeren van de baggerprojecten: 2015: ,-; 2016: ,-; 2017: ,-; 2018: ,-; 2019: ,-. In de meerjarenplanning met kostenraming (Bijlage 1) is aangegeven wat de geraamde kosten van de in dit GOP geplande projecten (baggergebieden, knelpuntprojecten en uitvoering van de Meerkostenregeling) zijn. Vanwege de hierna genoemde redenen kunnen de uiteindelijke totale kosten circa 5% hoger of lager uitvallen: minimaal scenario van slibaanwas als basis voor de kostenraming; in de kostenraming is geen rekening gehouden met eventuele areaaluitbreiding; onzekerheidsmarge in de kostenraming. 13

14 4. Uitvoering GOP Baggeren 4.1 Realisatie van de meerjarenplanning De baggerprojecten waar binnen de looptijd van dit GOP wordt gebaggerd, zijn een onderdeel van het doorlopende overzicht van baggergebieden. Dit overzicht is eerder ook gebruikt om de voortgang van het Baggerprogramma bij te houden en wordt continu geactualiseerd na oplevering van de baggerprojecten. In de meerjarenplanning van dit GOP zijn relatief weinig baggergebieden opgenomen (27 van de 146 baggergebieden). Dit wordt veroorzaakt doordat er in de beginjaren van het Baggerprogramma relatief weinig baggergebieden zijn opgeleverd waardoor er in de looptijd van dit GOP (5 in plaats van 15 jaar), ook weinig baggergebieden aan een nieuwe onderhoudsbeurt toe zijn. De meerjarenplanning bevat geen volgorde of jaar van uitvoering van de projecten omdat nog tijdens de voorbereiding van projecten (door inpeilingen en fysisch-chemisch onderzoek) moet blijken welke projecten het meest urgent zijn. Ook voor het benutten van kansen (b.v. voor KRW-maatregelen, het oplossen van waterkwantiteits- of -kwaliteitsproblemen en voor samenwerking met derden) en om financiële redenen (b.v. ook het verkrijgen van subsidies) is het noodzakelijk om binnen de looptijd van het GOP flexibel met het jaar van uitvoering om te gaan. Tevens worden vertragingen als gevolg van externe factoren (zoals bij vergunningprocedures) en onderuitputting van het investeringsvolume hiermee zoveel mogelijk tegengegaan. Het jaar van uitvoering van de projecten heeft een marge van 4 jaar (uitvoering op z n vroegst in 2015 en op z n laatst in 2019). Belangrijke ontwikkelingen die aanleiding kunnen geven om de meerjarenplanning te wijzigen, zijn: gewijzigd inzicht in het slibvolume binnen de baggerprojecten; gewijzigd inzicht in de waterbodemkwaliteit; gewijzigd inzicht in de financiën (wijziging kengetallen en bijgestelde ervaringscijfers); areaaluitbreiding primair watersysteem; profielwijziging naar aanleiding van normaanpassingen; wijzigingen in de wetgeving die bij het opstellen van dit GOP nog niet waren voorzien. Projecten vanuit het doorlopende overzicht van baggergebieden en knelpunt-projecten kunnen aan de meerjarenplanning 2015 tot 2020 worden toegevoegd of voor projecten in de meerjarenplanning 2015 tot 2020 worden ingeruild. Voorwaarde hierbij is dat ze niet leiden tot een wijziging ten opzichte van de totaal geraamde projectkosten. Wanneer er niet aan deze voorwaarde kan worden voldaan, zal een gewijzigde meerjarenplanning ter vaststelling aan het Algemeen Bestuur worden voorgelegd. 4.2 Sturing op de uitvoering Het uitvoeringsproces is zo ingericht dat het opdrachtgeverschap voor de projecten bij afdeling WSB ligt en het opdrachtnemerschap bij de afdelingen IB en WKB-MID. De opdrachten voor de baggerprojecten worden uitgezet door de projectbeheerder baggeropdrachten van WSB. Hij zorgt voor de vereiste afstemming met de betrokken collega s en hij ziet er op toe dat de opdrachten conform de ISOBUN-methode worden uitgevoerd. 14

15 Voorafgaand aan de uitvoering organiseert hij de vastlegging van de opdrachten in een projectcontract en hij ziet toe op de vertaling hiervan in het plan van aanpak. Het plan van aanpak wordt opgesteld door afdeling IB. Nadat de opdracht voor een baggerproject in een projectcontract is vastgelegd, is de projectleider van afdeling IB verantwoordelijk voor de uitvoering. Om schade en overlast te voorkomen wordt in de beginfase van de baggerprojecten een zorgvuldige controle van de vooraf bepaalde leggerdiepte en overdiepte (de berekende slibaanwas tot aan de volgende baggerronde) uitgevoerd. Hierbij wordt in afstemming tussen de betrokken afdelingen (IB, WSB en UV) gekeken of de dieptes realistisch zijn (onder andere voor wat betreft de afvoerfunctie) en of ze kunnen worden bereikt zonder schade te veroorzaken. Om aan te kunnen tonen dat de randvoorwaarden van de opdracht worden nageleefd en om de oorzaak van eventuele schade (met name oeverafkalving) te achterhalen, wordt met inen uitpeilingen (zogenaamde dwarsprofielen) gewerkt. In veruit de meeste gevallen wordt gebaggerd op leggerdiepte plus overdiepte. Voor de meeste baggerprojecten is er geen noodzaak om dieper te baggeren. Voor een beperkt aantal gevallen, zoals bij waterbodemsanering of bij verlaging van de leggerdiepte, kan het echter wel noodzakelijk zijn om af te wijken van de oorspronkelijke leggerdiepte plus overdiepte. Op het naleven van de opdracht, inclusief de overeengekomen baggerdieptes wordt toegezien door de projectleider van IB. Hij zorgt ook voor de afstemming van de uitvoering met de projectbeheerder. Daarnaast zorgt hij voor de uiteindelijke oplevering en voor het aanleveren van de revisiegegevens (uitpeil- en waterbodemkwaliteitsgegevens). De revisiegegevens vormen naast de periodiek ingewonnen monitoringsgegevens de basis voor toekomstige baggerplanningen. Ze worden centraal vastgelegd door de betrokken adviseurs van afdeling WKB-MID. Met de hiervoor beschreven werkwijze binnen de baggerprojecten wordt schade ten gevolge van het baggeren zoveel mogelijk voorkomen. In situaties waarin toch schade is ontstaan, zal de oorzaak hiervan worden bepaald op basis van de in- en uitpeilgegevens. Als blijkt dat er meer is weggebaggerd dan leggerdiepte plus overdiepte, kan dat aanleiding zijn om de schade te herstellen en de betreffende aannemer hiervoor aansprakelijk te stellen. Wanneer er niet meer is weggebaggerd dan leggerdiepte plus overdiepte, is de aangeland verantwoordelijk voor het oeverherstel. Voor de uitvoering van knelpuntprojecten wordt een afzonderlijke procedure 5 aangehouden die op een aantal punten afwijkt van de hiervoor beschreven werkwijze. De inzet voor de uitvoering van het GOP Baggeren is vastgelegd in de afzonderlijke afdelingsplannen. Door afname van het aantal uit te voeren projecten zal de totale personele bezetting voor de uitvoering van dit GOP lager zijn dan voor het voorgaande Baggerprogramma Sturing op de financiën en ontvangen van subsidies Binnen het Baggerprogramma is voor een aantal projecten subsidie ontvangen vanuit de regeling eenmalige uitkering baggerwerkzaamheden bebouwd gebied (Subbied). Dit heeft het waterschap een aanzienlijke besparing opgeleverd. Deze regeling is echter beëindigd en voor de looptijd van dit GOP zullen er waarschijnlijk geen substantiële subsidies zijn waar aanspraak op kan worden gemaakt. 5 Procedure baggerknelpunten: DM

16 Hoewel er in de meerjarenraming 2015 tot 2020 geen rekening is gehouden met te ontvangen subsidies, zal de subsidiecoördinator tijdens de voorbereiding van baggerprojecten worden ingeschakeld om te onderzoeken of er subsidiemogelijkheden voor het (onderhouds) baggeren en voor integrale KRW-baggermaatregelen zijn. Bij reële kansen op het verkrijgen van subsidie, wordt een inspanning verricht om deze binnen te halen. Eventuele subsidies worden gebruikt om de initiële investering van het waterschap te verlagen. Bij het ontvangen van subsidies worden de onderstaande uitgangspunten gehanteerd: als subsidies onderdeel uitmaken van het krediet voor een GOP-project, wordt dit afzonderlijk vermeld in de jaarschijf van de begroting en er wordt daarbij aangegeven of hier in de (meerjaren)planning rekening mee is gehouden; de Voorziening toestandafhankelijk watersysteemonderhoud wordt niet bijgesteld op basis van de ontvangen subsidies op (een) deelproject(en); het Algemeen Bestuur en het Dagelijks Bestuur worden bij de bestuursrapportages en bij de investeringsrapportages geïnformeerd over de projecten met cofinanciering. 4.4 Integratie van KRW-maatregelen Waar mogelijk wordt met de projecten vanuit dit GOP een bijdrage geleverd aan de KRWdoelen voor waterkwaliteit en ecologie. Om hier invulling aan te geven zal de memo baggeren en waterkwaliteit van de waterschapsecologen in Rijn-West als leidraad voor de uitvoering worden aangehouden. In de memo wordt gesteld dat het behoud van waterdiepte, oftewel baggeren, verreweg de belangrijkste maatregel is voor een goede waterkwaliteit. Het effect op de waterkwaliteit kan daarbij worden geoptimaliseerd door het aanbrengen van variatie in waterdiepte binnen een gebied en het afstemmen van tijdstip, frequentie en methode van baggeren op de lokale omstandigheden. Om zoveel mogelijk kansen voor waterkwaliteit en ecologie te benutten en om de effectiviteit van de maatregelen te bevorderen, wordt ten behoeve van de opdrachtverstrekking een overleg gevoerd tussen afdeling WSB en afdeling P&A. In dit overleg wordt per baggergebied bepaald welke maatregelen kunnen bijdragen aan het behalen van de KRW-doelen, en in de opdrachten aan afdeling IB worden opgenomen. Een voorwaarde voor het opnemen van deze KRW-maatregelen is dat ze niet strijdig zijn met de vigerende Legger Oppervlaktewateren (LOW) en het budget van dit GOP. Voorbeelden van maatregelen die integraal in de projectcontracten kunnen worden opgenomen, zijn: realiseren van een variatie aan waterdieptes in de (primaire en tertiaire) watergangen binnen een afvoergebied (b.v % ondiep (minder dan 0,3 meter diep), 10-20% diep (meer dan 1,0 tot 1,5 meter diep) en de rest hier tussenin (circa 0,7 meter diep)); de frequentie en diepte van het baggeren bepalen op basis van, en afstemmen op, vegetatietype, fysisch-chemische water(bodem)kwaliteit en nutriëntenbelasting; zo effectief mogelijk verbeteren van de waterkwaliteit door afstemming van het onderhoudsbaggeren met baggerwerken van andere grote partijen. 16

17 4.5 Naleving van wettelijke voorschriften Bij het baggeren moeten met name de bepalingen vanuit de Kaderrichtlijn Water (KRW), Waterwet, Besluit Bodemkwaliteit (Bbk), Besluit Vrijstelling stortverbod buiten inrichtingen en de Wet Natuurbescherming of Flora- en faunawet worden nageleefd. Met de integratie van KRW-maatregelen in de GOP-projecten zorgt het waterschap er voor dat de verplichtingen vanuit de KRW worden nagekomen. Doordat de projectcontacten in afstemming tussen de projectbeheerder baggeren en de regiobeheerder worden geformuleerd, wordt strijdigheid van de maatregelen met de eigen regelgeving (Keur en LOW) voorkomen. Om aan de voorschriften vanuit de Waterwet en vanuit het Besluit Bodemkwaliteit en het Besluit Vrijstellingen stortverbod buiten inrichtingen te voldoen, wordt bij de uitvoering de Handreiking Zorgplicht bij werkzaamheden in waterbodems toegepast. Wijzigende wetgeving en nieuwe baggertechnieken kunnen voor afdeling WSB aanleiding zijn om de handreiking gedurende de looptijd van dit GOP te laten aanpassen. Voor de naleving van de Wet Natuurbescherming of van de Flora- en faunawet, voor zover deze bij de uitvoering van het GOP nog van kracht is, worden bij de uitvoering de werkprotocollen Flora- en faunawet toegepast en wordt er, mede om jaarrond te kunnen baggeren, gewerkt conform de ecologisch meest voordelige uitvoering (EMVU). Bij wijziging van de Gedragscode Flora- en faunawet (volgens planning in 2017) zullen de werkprotocollen en de EMVU-documenten worden aangepast. Om besparingen op de projectkosten mogelijk te maken worden de voor de uitvoering benodigde flora- en faunagegevens centraal ingewonnen en vastgelegd in het meetnet verspreiding Flora- en faunawetsoorten. Het uitvoeren van afzonderlijke flora- en fauna-inventarisaties voor baggerprojecten kan hierdoor worden afgebouwd. 4.6 Samenwerking met gebiedspartners In de projectorganisatie van het baggeren wordt er naar gestreefd om door samenwerking met gebiedspartners (b.v. gemeentes en gebiedscollectieven) te komen tot een doelmatige uitvoering van het GOP Baggeren en een maatschappelijk aanvaardbaar eindresultaat. Voor zover dat niet leidt tot een belasting van het voor dit GOP beschikbare budget en voor zover het niet ten koste gaat van de personele inzet voor dit GOP, kunnen er ook baggerprojecten voor derden worden uitgevoerd. Voorwaarde hierbij is dat het bijdraagt aan de realisatie van één of meer waterschapsdoelstellingen (zoals mogelijk bij het baggeren van moeilijk bereikbare (particuliere) tertiaire watergangen in de bebouwde kom). Vanuit de Strategie Baggeropgave die in 2015 wordt opgeleverd, wordt hiervoor een voorstel met uitgangspunten uitgewerkt. Voorafgaand aan de uitvoering van de baggerprojecten zal worden onderzocht of er met andere partijen kan worden samengewerkt om het gestelde eindresultaat te bereiken. Hiermee kan ook een eventuele strijdigheid met wet- en regelgeving (b.v. ten aanzien van staatssteun en het aanbestedingsreglement) worden voorkomen. Waarschijnlijk zal het samenwerken met gebiedspartners niet leiden tot een substantiële verlaging van de projectkosten voor het waterschap. Wel kan worden aangenomen dat dit de voortgang en de kwaliteit bevordert en dat hierdoor meer kansen, voor bijvoorbeeld KRWmaatregelen, worden benut. 17

18 Bij een samenwerkingsverband met derden wordt één van de partijen aangewezen als penvoerder voor de projectuitvoering. In het geval dat het waterschap penvoerder is, worden de werkzaamheden voor derden voorgefinancierd. Hierbij worden de onderstaande uitgangspunten gehanteerd: de voorfinanciering door het waterschap zorgt niet voor tussentijdse, en niet voor uiteindelijke, overschrijding van het (door het bestuur) toegekende uitvoeringskrediet; werkzaamheden voor derden worden alleen uitgevoerd als het waterschap een inspanning heeft geleverd om een voorschot van deze derden te ontvangen; Het Algemeen Bestuur en het Dagelijks Bestuur worden bij de bestuursrapportages en bij de investeringsrapportages geïnformeerd over projecten waarbij extra inkomsten of uitgaven worden gerealiseerd. Het gaat hier om de kosten (voorfinanciering) binnen een project, die worden doorbelast aan derden. In het geval dat een andere partij penvoerder is, worden de werkzaamheden door derden voorgefinancierd. Hierbij worden de onderstaande uitgangspunten gehanteerd: de beoogde doelstelling van het waterschap wordt gerealiseerd; het door het waterschap beschikbaar gestelde krediet wordt niet overschreden. 4.7 Begroting, bestuursrapportage en evaluatie De jaarschijf voor de uitvoering van het GOP Baggeren wordt jaarlijks opgenomen in de begroting. Bij eventuele noodzakelijke afwijkingen van de jaarschijf en/of van de meerjarenplanning wordt een verzoek voor de wijziging met een beschrijving van de gewijzigde projecten en kosten, aan het Dagelijks Bestuur voorgelegd. In de Begroting 2015 valt het GOP onder het thema Voldoende water en het programma Watersysteembeheer. Voor dit thema en programma zullen volgens de begroting de principes van het asset management worden doorgevoerd om zowel binnen de financiële kaders van de begroting te blijven als de functies van het watersysteem te kunnen garanderen. Het doorvoeren van toestandafhankelijk watersysteemonderhoud wordt als één van de belangrijkste elementen hiervoor, genoemd. In verband hiermee zal het watersysteemonderhoud vanaf 2015 worden gefinancierd uit één voorziening waarin de beschikbare budgetten voor baggeren, maaien en plaagsoortenbestrijding zijn ondergebracht: de Voorziening toestandafhankelijk watersysteemonderhoud. Middels de bestuursrapportage (Burap) wordt het bestuur geïnformeerd over de voortgang van de uitvoering van dit GOP. Uitgaande van de weggewerkte baggerachterstand en van de meerjarenplanning en de kostenraming in dit GOP Baggeren wordt voorgesteld om in de Burap te rapporteren op de cumulatieve lengte van de gebaggerde watergangen binnen afgeronde baggergebieden. De cumulatieve lengte geeft ten opzichte van het cumulatief volume verwijderde baggerspecie (de prestatie-indicator voor het Baggerprogramma ) een betere indicatie van het op orde zijn van de baggergebieden. Ook zal de cumulatieve lengte waarschijnlijk gelijkmatiger toenemen dan het cumulatieve volume. 18

19 Voor de einddatum van dit GOP (december 2019) kan in de Burap een lengte van 307 kilometer gebaggerde watergang van de in totaal kilometer te baggeren watergang worden aangehouden. Naast de Buraps worden er in 2017 een tussenevaluatie, en na de afronding in 2019 een eindevaluatie aan het bestuur gepresenteerd. 19

20 Bijlage 1 Meerjarenplanning en kostenraming Projecten Landelijk gebied 2015 t./m LG4 Batuwe en Graafpolder ,- LG5 Over Oudland ,- LG11 Polsbroek Noord ,- LG21 Oudewater ,- LG22 Weipoortse Polder en Lange Weide ,- LG24 Barwoutswaarder ,- LG26 Noord Linschoten ,- LG32 IJsselveld IJsselstein ,- LG36 Harmelerwaard ,- LG37 Breudijk ,- LG38 Gerverscop, Breudijk en Klein Houtdijk ,- LG41 Kockengen en Spengen ,- LG42 Teckop ,- LG45 Kamerik Mijzijde ,- LG50 Omgeving Heemstede ,- LG54 Hooge Kamp en Bosch en Duin ,- LG55 Lage Grond, Vinkenbuurt en Landgoed Rijnwijck ,- LG67 Vuylcop en Schalkwijk ,- LG68 De Honswijker-, Steen- en Buitenwaarden ,- Totaal: ,- Projecten Stedelijk gebied 2015 t./m SG80 Nieuwegein Batau Noord ,- SG85 Nieuwegein Stadscentrum ,- SG86 Nieuwegein Batau Zuid ,- SG90 Nieuwegein Hoog Zandveld ,- SG120 Maarssenbroek ,- SG123 Maarssenbroek ,- SG130 Bemalingsgebied Molenvliet te Woerden ,- SG131 Harmelen ,- Totaal: ,- Jaarlijkse knelpuntprojecten 2015 t./m , , , , ,- Totaal: ,- Jaarlijkse kosten Regeling baggeren tertiaire watergangen 2015 t./m , , , , ,- Totaal: ,- Totaal geraamde projectkosten 2015 t./m. 2019: ,-

21 Bijlage 2 Overzichtskaart meerjarenplanning