kunnen zijn. Momenteel zijn de normstelling en de wetgeving met betrekking tot asbest in beweging. Chemisch-fysische eigenschappen en toepassingen

Maat: px
Weergave met pagina beginnen:

Download "kunnen zijn. Momenteel zijn de normstelling en de wetgeving met betrekking tot asbest in beweging. Chemisch-fysische eigenschappen en toepassingen"

Transcriptie

1 055 1 Asbest Inleiding Asbest is in de belangstelling. Men heeft ontdekt dat asbest een voorbeeld is van een stof die in grote hoeveelheden in duizenden toepassingen werd gebruikt, voordat men zich realiseerde hoe gevaarlijk het kon zijn en de nodige maatregelen trof. Asbest is ook een voorbeeld van een puur natuurlijke stof die toch levensgevaarlijk kan zijn. Jaarlijks overlijden duizenden mensen aan ziekten (mede)veroorzaakt door blootstelling aan asbestvezels. De huidige normen voor asbest zijn niet gebaseerd op een complete bescherming van de gezondheid, maar op de acceptatie van een zeker risico (dat waarschijnlijk erg klein is). Terwijl zowel de produktie als het gebruik van asbest in de westerse landen de laatste jaren duidelijk sterk afnemen, stijgt echter de totale wereldproduktie en het wereldgebruik. Verder is asbest nog steeds in grote hoeveelheden aanwezig, vooral in de vorm van warmte-isolatie in oudere gebouwen en schepen. Door sloopwerk en ook door toepassing als wrijvingsmateriaal (remmen, transmissieplaten) komt asbest vrij; zo wordt asbest gevonden in stortplaatsen en komen asbestvezels overal voor in de buitenlucht. Asbest is een materiaal dat tegenwoordig goed te vervangen is door stoffen die veilig zijn. Bepaalde, bijzondere vervangingsmiddelen voor asbest zouden echter ook mogelijkerwijs gevaarlijk kunnen zijn. Momenteel zijn de normstelling en de wetgeving met betrekking tot asbest in beweging. Chemisch-fysische eigenschappen en toepassingen Asbest is een mineraal. Het is de verzamelnaam voor een aantal in de natuur voorkomende silicaten die een vezelvorm hebben. Er

2 055 2 Asbest wordt onderscheid gemaakt tussen twee asbestgroepen, namelijk de serpentijn- en de amfiboolgroep. De belangrijkste soort uit de serpentijngroep is chrysotiel (witte asbest), dat circa 95% van alle geproduceerde asbest vertegenwoordigt. De belangrijkste amfibolen zijn crocidoliet en amosiet (blauwe en bruine asbest) die respectievelijk circa 4% en 1% van de totale asbestproduktie vertegenwoordigen. Asbest heeft een unieke combinatie van fysische vorm en chemische samenstelling. Het heeft een zeer fijne vezelstructuur, en de vezels zijn verder sterk en flexibel. Wegens zijn anorganische silicaatsamenstelling is asbest bovendien chemisch erg stabiel. Hierdoor heeft asbest een grote weerstand tegen hoge temperatuur, wrijving en de inwerking van vele chemicaliën. Het is ook volkomen bestand tegen normale biologische afbraakprocessen, zoals rotting. Door de fijne vezelstructuur heeft asbest een bijzonder hoge specifieke oppervlakte, waardoor het een groot hechtingsvermogen heeft. Wegens de grote chemische stabiliteit en hoge treksterkte is asbest een uitstekend wapeningsmateriaal, bijvoorbeeld in cement, plastics, teer en dergelijke. Asbest kan ook gesponnen en geweven worden. Bovendien is asbest betrekkelijk goedkoop. Wegens de voortreffelijke fysische en chemische eigenschappen en de lage prijs, wordt asbest ook wel het magische mineraal genoemd toegepast in duizenden produkten. In kleine hoeveelheden werd asbest al duizenden jaren gebruikt, bijvoorbeeld om de pitten van lampen te maken. Maar pas in de negentiende eeuw en in het bijzonder na de Tweede Wereldoorlog, werd asbest in steeds grotere hoeveelheden gebruikt. In de jaren zestig bleek echter dat blootstelling aan zelfs betrekkelijk lage concentraties asbestvezels een significant medisch risico kon betekenen. Mede hierdoor begon laat in de jaren zeventig de produktie en het gebruik van asbest flink te dalen, met name in de westerse landen. De produktie in derde-wereldlanden, en in het bijzonder in de Sovjet Unie, bleef echter toenemen. Sinds 1986 is de totale produktie van asbest duidelijk weer aan het stijgen.

3 055 3 Gevaren voor de gezondheid Dezelfde eigenschappen die zorgen voor de grote toepasbaarheid van asbest, namelijk de fijne vezelvorm en de grote chemische stabiliteit, zorgen ervoor dat asbestvezels zeer gevaarlijk kunnen zijn. Het gevaar heeft te maken met het feit dat fijne asbestvezels in de lucht makkelijk ingeademd kunnen worden en dat zij biologisch niet of nauwelijks afbreekbaar zijn. De gezonde mens heeft een natuurlijk filtersysteem dat ervoor zorgt dat vezeltjes met een diameter groter dan circa 3 µm uitgefilterd worden voordat zij de longen bereiken. Door de fijne vezelvorm van asbest kunnen echter makkelijk deeltjes ontstaan met diameters die (ver) onder de 3 µm liggen. Hierdoor kunnen asbestvezeltjes makkelijk ingeademd worden en tot diep in de longen doordringen. Voor deeltjes die de diepste delen van de longen bereiken (de longblaasjes) bestaat een aantal reinigingsprocessen. Het meest doeltreffende proces vindt plaats door de zogenaamde macrofagen. Dit zijn specifieke cellen die lichaamsvreemde deeltjes, zoals bacteriën en virussen, onschadelijk (trachten te) maken door ze in te kapselen en door middel van diverse enzymen af te breken. Omdat asbestdeeltjes chemisch zo stabiel en onoplosbaar zijn, zijn zij echter nauwelijks of helemaal niet door macrofagen af te breken. Toch heeft het lichaam nog enige verdedigingsmechanismen. Wanneer enzymatische afbraak onmogelijk is, kan de macrofaag het asbestdeeltje bekleden met een laagje ijzerhoudend eiwit, waardoor zogenaamde asbestlichaampjes ontstaan. Het is aannemelijk dat de asbestvezels hierdoor, zo niet volkomen onschadelijk, op zijn minst niet tot fibrose (verbindweefseling) leiden. Er wordt echter slechts een klein gedeelte van de opgenomen vezels op deze manier ingepakt. Wanneer de asbestdeeltjes betrekkelijk kort zijn (lengte < 5 µm), kunnen zij geheel opgenomen worden in de macrofaag en getransporteerd worden naar de bronchiën. Hier aangeland kunnen de vezels afgevoerd worden via een slijmlaagje, dat zich continu omhoog beweegt onder invloed van trilharen. Op den duur bereikt het vezeltje de keel, waar het ingeslikt wordt. Via de faeces verlaten ingeslikte deeltjes het lichaam.

4 055 4 Asbest Ook kan de macrofaag terechtkomen in de lymfevaten; in dit geval worden de asbestvezels uit de lymfevloeistof gefilterd in de lymfeknopen, waar de vezels permanent achterblijven. Een derde mogelijkheid is dat de asbestdeeltjes het longweefsel penetreren en terecht komen in de weefsels daar omheen, de borst- en buikvliezen. Het zijn deze achtergebleven asbestvezels die de gelegenheid krijgen hun schadelijke werking uit te oefenen. Ziekten veroorzaakt door asbest Blootstelling aan asbest kan drie ziekten veroorzaken, te weten asbestose, longkanker en kanker van de long- of buikvliezen (mesothelioom). Kenmerkend voor al deze ziekten is de lange latentietijd, dat wil zeggen de tijd tussen de eerste blootstelling en het optreden van de ziekten. Dit feit, samen met het feit dat de ziekten die door asbest veroorzaakt kunnen worden betrekkelijk moeilijk te diagnotiseren zijn, vertraagde de ontdekking van de rol van asbest als oorzaak van deze ziekten. Asbestose wordt gekenmerkt door een progressieve fibrose van de longen. De asbestnaaldjes veroorzaken een verbindweefseling van het longweefsel, zodat de gaswisseling, en dus de zuurstofvoorziening, wordt belemmerd. De verbindweefseling zet zich voort ook na beëindiging van de blootstelling, zonder dat daar een geneeswijze voor bestaat. Bij ernstige fibrose leidt asbestose uiteindelijk tot de dood. Asbestose wordt veroorzaakt door een relatief hoge blootstelling aan asbest. Het komt vooral voor in beroepen waar heel hoge exposities meer regel dan uitzondering waren. In Nederland bleken hoge percentages (circa 5 à 10%) isoleerders aan asbestose te lijden; in de Verenigde Staten werden soms percentages tot circa 25 gevonden. Door de huidige veel strengere wetgeving in de westerse landen betreffende asbest en de daaruit voortvloeiende afname in het gebruik van asbest, en de sterk verbeterde industriële luchthygiëne kan de kans op asbestose thans als een grotendeels overwonnen probleem beschouwd worden.

5 055 5 Nauw verwant aan asbestose is het optreden van longkanker, want circa 10 tot 50% van de gevallen van asbestose ontwikkelen zich tot longkanker. Longkanker tengevolge van asbestblootstelling blijkt dan ook een typische beroepsziekte te zijn. Een zeer groot extra risico wordt veroorzaakt door de combinatie van asbestexpositie en roken. Longkanker (mede)veroorzaakt door blootstelling aan asbest onderscheidt zich niet van normale longkanker; de ziekte is bijna altijd dodelijk. Mesothelioom is een kanker van het long- of het buikvlies. In tegenstelling tot de twee eerder genoemde ziekten is mesothelioom behalve een beroepsziekte, ook een ziekte die veroorzaakt kan worden door een betrekkelijk lage blootstelling, dus aan blootstelling buiten het beroep (asbest in binnen- of buitenlucht). Mesothelioom is altijd dodelijk. Het aantal mensen dat jaarlijks aan door asbest veroorzaakte ziekten overlijdt is niet gering. In Nederland is dit getal voor mesothelioom circa 125 mensen en in Groot-Brittanië circa 300. In de Verenigde Staten wordt geschat dat jaarlijks enkele duizenden mensen sterven aan ziekten veroorzaakt door blootstelling aan asbestvezels. (In de Verenigde Staten is zelfs een groot bedrijf (the Mansville Corporation) failliet verklaard naar aanleiding van circa schadeclaims die te maken hadden met ziekten veroorzaakt door asbest; hiermee is een bedrag aan uitkeringen gemoeid met een waarde van circa 5 miljard gulden.) Beleid en normstelling In vergelijking met andere Europese landen heeft Nederland een redelijk streng asbestbeleid gevolgd. In 1971 begon de Arbeidsinspectie met een reeks publikaties over de gevaren van asbest (P-116 bladen). In 1972 werd het eerste concept van een ontwerp-asbestbesluit voorbereid; het uiteindelijke Asbestbesluit trad echter pas in 1978 in werking. In dit besluit werd het gebruik van asbest scherp aan banden gelegd en het gebruik, verwerken en verkopen van crocidoliet (blauwe asbest) dan wel crocidoliethoudende stoffen of produkten

6 055 6 Asbest verboden. Bovendien werd een maximale concentratie van asbestdeeltjes van 2 vezels/ml lucht voorgesteld. In 1983 is dit beleid aangescherpt met het Asbestbesluit van de Warenwet; dit besluit verbiedt ongebonden asbest en definieert hechtgebonden als een maat voor de hoeveelheid asbestvezels die maximaal vrij mag komen onder specifieke testcondities. Alleen produkten met een zekere hechtgebondenheid mogen gebruikt worden. Bij de normstelling van asbest heeft Nederland grotendeels de ontwikkeling in Groot-Brittannië gevolgd. De huidige Nederlandse normen voor asbest zijn: alle soorten asbest (uitgezonderd crocidoliet): max. 2 vezels per ml lucht als tijdgewogen gemiddelde over een periode van 4 uur, waarbij over geen enkele periode van 10 minuten een grenswaarde van 12 vezels per ml lucht mag worden overschreden. Voor crocidoliet: in geen geval mag iemand worden blootgesteld aan een concentratie hoger dan 0,2 vezels per ml lucht over enige periode van 10 minuten gedurende de arbeidstijd. Andere normen in Europa variëren voor chrysotiel (witte asbest) van: 2 vezels/ml (België, Frankrijk), 1 vezel/ml (Italië, Duitsland; tevens EGnorm), tot 0,5 vezel/ml (Groot-Brittannië, Zweden). Voor crocidoliet zijn de normen vaak een factor 2 tot 10 maal scherper. (N.B. Onder vezel wordt verstaan een deeltje met een lengte-breedteverhouding van tenminste 3:1, een lengte van tenminste 5 µm en een doorsnede van 3 µm of minder. De bepaling van de asbestconcentratie geschiedt via een gestandaardiseerde procedure voor monstername en telling via een lichtmicroscoop). Hierbij dient het volgende opgemerkt te worden. Het stellen van normen is meestal een moeilijke zaak en asbest is daarbij geen uitzondering, integendeel zelfs! Ten eerste hebben alle ziekten, die door asbest veroorzaakt kunnen worden, lange latentietijden; voor bijvoorbeeld mesothelioom worden latentietijden van 20 tot meer dan 40 jaar vermeld. Omdat men vroeger de vezelconcentraties niet nauwkeurig mat, of zelfs kon meten, is het opstellen van een betrouwbare dosis-responsrelatie op basis van epidemiologisch onderzoek heel problematisch. In het bijzonder voor mesothelioom, dat kennelijk door een veel lagere dosis dan voor asbestose veroorzaakt kan worden, is een nauwkeurige dosis-responsrelatie nog niet be-

7 055 7 kend. Ten tweede zijn er aanwijzingen dat de vezeldimensies een belangrijke rol spelen bij de carcinogeniteit van asbest, met name bij mesothelioom. Vooral lange, dunne vezels zouden het meest kankerverwekkend kunnen zijn, met een maximum aan carcinogeniteit bij lengten > 20 µm en diameters tussen 0,1-0,25 µm. Hierbij dient opgemerkt te worden dat het representatief verzamelen van de vezels en in het bijzonder het nauwkeurig bepalen van de vezelconcentraties een moeilijke, tijdrovende en dus dure procedure is. Voor het tellen van deeltjes met een diameter van minder dan circa 0,5 µm (en hierbij zouden de meest kankerverwekkende soorten kunnen horen) is een lichtmicroscoop niet meer goed te gebruiken; alleen een elektronenmicroscoop is hiervoor geschikt. Dit betekent dat met de standaardmethode met een lichtmicroscoop men het aantal vezels onderschat. Een derde, nog fundamenteler probleem kan zijn dat er voor bepaalde ziekten, met name kanker, geen drempeldosis bestaat waaronder de kans om de ziekte te krijgen nul zou zijn. Indien dit voor asbest inderdaad het geval zou zijn, dan zou het bepalen van een norm neerkomen op het kiezen van een aanvaardbaar (of aanvaard ) risico, hetgeen zou betekenen dat een zekere kans op het verkrijgen van een ongeneeslijke ziekte aanvaardbaar zou zijn. In wezen is deze laatste benadering gekozen. De eerder genoemde normen werden gebaseerd op de aanname dat zij streng genoeg waren om asbestose voldoende te voorkomen, en dat een verdere verscherping van de norm tot een verhoudingsgewijs te kleine verbetering van de veiligheid zou leiden, gezien de zeer hoge kosten. Schattingen van de kans om asbestose op te lopen bij de genoemde normen, die gelden voor een blootstelling van 50 jaar, bedroegen eerst ruwweg 1%; later bleek een meer realistische schatting hogere waarden te geven (een kans van circa 5-10% om aan een asbestgerelateerde ziekte te sterven). Wat de kans zou zijn van het oplopen van mesothelioom met deze normen is niet met enige zekerheid bekend, maar wel staat vast dat deze ziekte door een lagere blootstelling aan asbest veroorzaakt kan worden dan asbestose of longkanker. Juist vanwege het feit dat de huidige normen waarschijnlijk toch niet voldoende bescherming bieden en ook vanwege het feit dat steeds meer vervangingsmiddelen voor asbest ontwikkeld worden, is

8 055 8 Asbest er een tendens om de asbestnormen te verscherpen. Recent heeft de Nationale MAC-Commissie aan het DGA (Directoraat-Generaal van de Arbeid) geadviseerd tot verlaging van de huidige norm van 2 vezels/ml tot 1 vezel/ml in overeenstemming met de thans geldende EG-richtlijn. Deze bevat een duidelijke aanwijzing dat het in de bedoeling ligt in de toekomst de norm nog verder te verlagen (In de Verenigde Staten probeert de Environmental Protection Agency asbest zelfs helemaal te verbieden.) Zo is in Europees verband het begrip actieniveau voor de beroepsmatige blootstelling aan asbestvezels geïntroduceerd. Het actieniveau is die fractie van de grenswaarde waar boven men tot actie moet overgaan. Voor (nietcrocidoliet) asbest is het actieniveau op 0,25 vezel/ml gesteld. Overschrijding van het actieniveau wordt gekoppeld aan preventieve en organisatorische maatregelen. Bovendien worden de blootgestelde werknemers opgenomen in een arbeidshygiënisch en bedrijfsgezondheidskundig registratiesysteem. In dit systeem zullen de soort en concentratie van asbest, de resultaten van medisch onderzoek en, bij bepaalde bedrijven tenminste, ook de doodsoorzaken komen te staan (dit in verband met epidemiologisch onderzoek). Al deze ontwikkelingen van de EG-richtlijn moeten nog opgenomen worden in de Nederlandse wetgeving. Dit zal gebeuren door middel van een nieuw te schrijven Asbestbesluit. Gevaren voor het milieu Tegenwoordig is het demonteren van structuren waarin asbest voorkomt, bijvoorbeeld als warmte-isolatie, verreweg de gevaarlijkste activiteit waarbij met asbest gewerkt wordt. Bij zulke werkzaamheden kunnen niet alleen extreem hoge asbestconcentraties voorkomen, maar de vrijgekomen vezels kunnen ook ontsnappen naar het milieu. Bovendien kan asbestafval gedeponeerd worden op stortplaatsen die niet (voldoende) afgeschermd zijn. Over het veilig verwijderen van asbest en asbesthoudende materialen bestaat tegenwoordig veel literatuur. Benadrukt moet worden dat asbest dat goed ingekapseld zit volkomen veilig is; alleen de vrije vezels in de lucht zijn gevaarlijk.

9 055 9 Door het feit dat op zo veel plaatsen asbest nog voorkomt, met name als isolatiemateriaal, en door het gebruik van asbest als wrijvingsmateriaal (bijvoorbeeld in rem- en koppelplaten in auto s) komen asbestdeeltjes overal voor in de buitenlucht. Typische concentraties in Nederland variëren van circa 0,0001 tot 0,001 (agrarisch gebied) tot maximaal 0,006 vezels/ml (grote stad met veel zware industrie). Het risico van asbestose is bij deze concentraties nul te noemen. Schattingen van de risico s om van deze concentraties longkanker en mesothelioom op te lopen leveren zeer kleine waarden, namelijk kansen in de orde van 1 op tot 1 op bij een levenslange blootstelling. Vergeleken met andere risico s van deze orde van grootte, die wel door de maatschappij geaccepteerd worden, concludeert men dat deze milieuriscico s voor asbest aanvaardbaar moeten zijn. (Het Nederlandse normstellingsbeleid, zoals neergelegd in het IMP-Milieubeheer, stelt het maximaal toelaatbare risico van overlijden ten gevolge van levenslange blootstelling aan een stof, zoals asbest, op 1 op ). Vervangingsmiddelen voor asbest Doordat de relatie tussen asbestblootstelling en het ontstaan van zeer ernstige ziekten steeds duidelijker werd, zijn de laatste jaren veel vervangingsmiddelen voor asbest ontwikkeld. Op dit moment bestaan voor de meeste toepassingen vervangingsmiddelen die minstens even goed zijn als asbest. Voorbeelden hiervan zijn glas- en keramische vezels. Wel zijn deze vervangingsmiddelen dikwijls duurder dan asbest. Omdat de vervangingsmiddelen van asbest vaak ook een inerte samenstelling en vezelvorm hebben, bestaat het vermoeden dat onder bepaalde omstandigheden ook deze stoffen gevaarlijk zouden kunnen zijn. Wel is het zo dat gewone glas- en keramische vezels diameters hebben die normaal groter zijn dan circa 3 µm. Hierdoor zijn ze niet inadembaar en dus niet gevaarlijk. (Uit de epidemiologische onderzoekingen die tot nu toe zijn gedaan, is geen duidelijke relatie tussen het blootstellen aan deze vezels en het optreden van extra

10 Asbest kanker gevonden.) Tegenwoordig kunnen echter heel fijne vezels, met diameters onder 1 µm, geproduceerd worden. Experimenten hebben aangetoond dat juist deze fijne vezels wel in staat zijn om kanker (mesothelioom) in proefdieren te doen ontstaan, in het bijzonder wanneer zij direct in de longen geïnjecteerd worden. (Hierdoor sluit men wel de beschermende werking van het filtratiesysteem van de luchtwegen volledig uit.) De mate van carcinogeniteit van deze vezels schijnt ook scherp gecorreleerd te zijn aan de vezeldimensies, zoals wordt gevonden met asbestvezels. Wel is het zo dat ultra-fijne keramische en vooral glasvezels minder kankerverwekkend schijnen te zijn dan asbestvezels van dezelfde dimensies. Heel fijne glasvezels kunnen waarschijnlijk (gedeeltelijk) oplossen in het lichaam en ook keramische vezels schijnen minder biologisch onafbreekbaar te zijn dan asbestvezels. Normale glas- en minerale vezels bevatten echter zulke ultra-fijne vezels niet. Desalniettemin worden nog steeds veel dierproeven en epidemiologisch onderzoek uitgevoerd naar de mogelijke gevaren van de vervangingsmiddelen voor asbest. Vooral voor inadembare, niet afbreekbare vezels met dimensies in het gevaarlijke gebied (diameter minder dan 3 µm; lengte meer dan 5 µm) is de grote voorzichtigheid nog steeds geboden. Literatuur Arbeidsinspectie, P no. 116-reeks: P no , Asbest algemeen (tweede druk), 1978, 15 pagina s; P no , Werken met asbest in het bouwbedrijf, 1982, 14 pagina s; P no , Werken met asbest, 1982, 14 pagina s. Uitgegeven door het Directoraat- Generaal van de Arbeid. Kohling, Substitution von Asbest, Staub Reinhaltung Luft, (46(2), februari 1986, p Report of the Royal Commission on Matters of Health and Safety Arising from the Use of Asbestos in Ontario, published by the Ontario Ministry of the Attorney General, 1984, ISBN no (drie delen, in totaal 920 pagina s). G. K. Montizaan en C. A. van der Heijden, Integrated Criteria

11 Document Asbestos Effects (Appendix to report nr ) National Institute of Public Health and Environmental Hygiene (RIVM), Bilthoven november 1987, 122 pagina s. W. Sloof en P. J. Blokzijl (eds). Basisdocument Asbest (reportnr ), Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieuhygiene (RIVM), Bilthoven november 1987, 168 pagina s. Th. Scheffers. G. Swaan, J. Stefelmanns, C. van Mulkom en M. Vromen, Registratie van doodsoorzaken en de relatie met het beroep, Arbeidsomstandigheden, 63(11), november 1987, P. Swutse, L. Burdorf en L. van Vliet, Asbest: de vervanging van het magische materiaal, Delft University Press, 1985, 81 pagina s, ISBN Werkgroep van Deskundigen van de Nationale MAC-Commissie, Rapport inzake Asbest, Directoraat-Generaal van de Arbeid, 1985, 104 pagina s. december 1987 Dr. ir. S. M. Lemkowitz Sectie Industriële Hygiëne/Sectie Deeltjestechnologie Faculteit der Scheikundige Technologie en der Materiaalkunde Technische Universiteit Delft