Parnassia Bavo Groep B.V. F. Verschoor Monsterseweg RJ DEN HAAG. Datum 28 december 2011 Betreft Beslissing op uw aanvraag Ruimtelijke ingrepen

Transcriptie

1 > Retouradres Postbus CM Den Haag Parnassia Bavo Groep B.V. F. Verschoor Monsterseweg RJ DEN HAAG Postbus CM Den Haag T F ffwet@minlnv.nl Aanvraagnummer.afw.sh Bijlagen Betreft Beslissing op uw aanvraag Ruimtelijke ingrepen Geachte heer Verschoor, Naar aanleiding van uw verzoek van 31 augustus 2011 en de aanvullingen hierop van 8 november 2011, 30 november 2011 en 2 december 2011, geregistreerd onder om een ontheffing als bedoeld in artikel 75 van de Flora- en faunawet te krijgen, deel ik u het volgende mee. Ik kan u de gevraagde ontheffing niet verlenen, omdat er geen sprake is van overtreding van verbodsbepalingen van de Flora- en faunawet. Dit houdt in dat het toegestaan is de voorgenomen werkzaamheden zonder ontheffing uit te voeren, mits de in deze brief genoemde maatregelen worden uitgevoerd. Verder in deze brief staat vermeld wat daarvoor de redenen zijn. De aanvraag De aanvraag heeft betrekking op de realisatie van het project Duin en Bosch Castrium gelegen ten zuiden van de Zeeweg en ten westen van de Professor Winkellaan in de gemeente Castricum, één en ander zoals is weergegeven op figuur 1 van het bij de aanvraag gevoegde rapport Flora- en faunaonderzoek Duin en Bosch, Castricum van 19 juli Het project betreft het realiseren van nieuwbouw ten behoeve van herontwikkeling van geestelijke gezondheidscentrum Duin en Bosch. Een groot deel van de bestaande bebouwing wordt, gefaseerd, gesloopt en vervangen door nieuwbouw. Enkele monumentale panden zullen behouden blijven en deels worden gerenoveerd. Daarnaast wordt een beperkt deel van het terrein heringericht (met betrekking tot wegen, paden en beplanting). Daarbij zullen sloop-, graaf-, kap-, plant- en bouwwerkzaamheden worden uitgevoerd. Ontheffing wordt gevraagd van de verbodsbepalingen genoemd in artikel 11 van de Flora- en faunawet voor wat betreft exemplaren van de eekhoorn (Sciurus vulgaris), gewone dwergvleermuis (Pipistrelus pipistrellus), rosse vleermuis (Nyctalus noctula), ruige dwergvleermuis (Pipistrellus nathusii) en de rugstreeppad (Bufo calamita), voor de periode van 1 januari 2013 tot en met 1 januari Pagina 1 van 11

2 Overwegingen Wettelijk kader Beschermde soorten De eekhoorn, gewone dwergvleermuis, rosse vleermuis en de ruige dwergvleermuis zijn beschermde inheemse diersoorten als bedoeld in artikel 4, lid 1, onder a, van de Flora- en faunawet. De rugstreeppad is een beschermde inheemse diersoort als bedoeld in artikel 4, lid 1, onder c, van de Flora- en faunawet. De gewone dwergvleermuis, rosse vleermuis, ruige dwergvleermuis en de rugstreeppad zijn tevens opgenomen in bijlage IV van de EU-Habitatrichtlijn, dier- en plantensoorten van communautair belang die strikt moeten worden beschermd. Verbodsbepalingen Op grond van artikel 11 van de Flora- en faunawet is het verboden om nesten, holen of andere voortplantings- of vaste rust- of verblijfplaatsen van beschermde inheemse diersoorten te beschadigen, te vernielen, uit te halen, weg te nemen of te verstoren. Vaste rust- en verblijfplaats Tot vaste rust- en verblijfplaatsen als bedoeld in artikel 11 van de Flora- en faunawet worden locaties gerekend waarin zich kraamkolonies, paarverblijven, overwinteringsplaatsen en verblijven van groepen mannetjes bevinden, afhankelijk van de soort. Belangrijke migratie- en vliegroutes en foerageergebieden die van belang zijn voor de instandhouding van een vaste rustof verblijfplaats van de soort op populatieniveau, vallen hier ook onder. Daarnaast vallen ook tijdelijke, seizoensgebonden, verblijfplaatsen (bijvoorbeeld nesten, holen) of standplaatsen die van belang zijn voor de gunstige staat van instandhouding van een soort op populatieniveau of per exemplaar hieronder. Rugstreeppad U heeft ontheffing aangevraagd van de verbodsbepalingen genoemd in artikel 11 van de Flora- en faunawet voor de rugstreeppad. De rugstreeppad is niet binnen het plangebied waargenomen. Momenteel is geen geschikt leefgebied voor rugstreeppad binnen het plangebied aanwezig. Ontheffing is dan ook niet aan de orde. De soort is echter wel in de directe nabijheid van het plangebied aangetroffen. Met het bouwrijp maken van het plangebied zal er wel geschikt leefgebied ontstaan. Omdat de soort vanuit de huidige verspreiding deze gronden snel kan koloniseren is het aannemelijk dat de soort het plangebied gaat koloniseren. Om de zorgplicht zoals genoemd in artikel 2 van de Flora- en faunawet na te komen, moet u de onderstaande maatregelen uitvoeren: Pagina 2 van 11

3 Indien op de betreffende locaties geschikt voortplantingswater aanwezig is, dienen deze voorafgaand aan het voortplantingsseizoen ongeschikt te worden gemaakt voor rugstreeppad. Indien dit niet mogelijk is en deze in gebruik zijn als voortplantingswater voor rugstreeppad dienen de werkzaamheden te worden uitgesteld tot na de voortplantingsperiode. Deze loopt globaal van april tot en met juli. Afhankelijk van het seizoen en de weeromstandigheden kan deze periode langer dan wel korter zijn. De geschiktheid van de periode voor het uitvoeren van de werkzaamheden dient te worden bepaald door een deskundige 1 op het gebied van rugstreeppad. Na het opbrengen van grond dient, ten minste één week voor de start van de bouwwerkzaamheden, door een deskundige op het gebied van de rugstreeppad te worden gecontroleerd of op de betreffende locaties geschikt leefgebied voor rugstreeppad aanwezig is. Hierbij dient onderscheid te worden gemaakt tussen landhabitat en voortplantingswateren. Om te voorkomen dat het gebied als voortplantingsgebied gebruikt gaat worden moet het gebied vlak worden afgewerkt en moet het ontstaan van plassen tegengegaan worden. Indien op de betreffende locaties geschikt landhabitat aanwezig is, dienen aanwezige rugstreeppadden voorafgaand aan de bouwwerkzaamheden te worden weggevangen en dienen schermen geplaatst te worden om nieuwe vestiging van rugstreeppad te voorkomen. Deze maatregelen dienen tevens getroffen te worden voorafgaand aan de winterrustperiode van rugstreeppad. Deze loopt globaal van oktober tot en met maart. Afhankelijk van het seizoen en de weeromstandigheden kan deze periode langer dan wel korter zijn. De geschiktheid van de periode voor het uitvoeren van de werkzaamheden dient te worden bepaald door een deskundige op het gebied van rugstreeppad. U heeft hiervoor echter geen ontheffing nodig, omdat het niet de bedoeling is deze dieren (definitief) aan de natuur te onttrekken. De soorten mogen over kleine afstanden en binnen korte tijd verplaatst worden om ze te beschermen tegen nadelige gevolgen van uw project. 1 Het Ministerie van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie verstaat onder een deskundige een persoon die voor de situatie en soorten ten aanzien waarvan hij of zij gevraagd is te adviseren en/of te begeleiden, aantoonbare ervaring en kennis heeft op het gebied van soortspecifieke ecologie. De ervaring en kennis dient te zijn opgedaan doordat de deskundige: - op HBO-, dan wel universitair niveau een opleiding heeft genoten met als zwaartepunt (Nederlandse) ecologie; en/of - op MBO niveau een opleiding heeft afgerond met als zwaartepunt de Flora- en faunawet, soortenherkenning en zorgvuldig handelen ten opzichte van die soorten; en/of - als ecoloog werkzaam is voor een ecologisch adviesbureau, zoals bijvoorbeeld een bureau welke is aangesloten bij het Netwerk Groene Bureaus; en/of - zich aantoonbaar actief inzet op het gebied van de soortenbescherming en is aangesloten bij en werkzaam voor de daarvoor in Nederland bestaande organisaties (zoals bijvoorbeeld Zoogdiervereniging, RAVON, Stichting Das en Boom, Vogelbescherming Nederland, Vlinderstichting, Natuurhistorisch Genootschap, KNNV, NJN, IVN, EIS Nederland, FLORON, SOVON, STONE, Staatsbosbeheer, Natuurmonumenten, De Landschappen en Stichting Beheer Natuur en Landelijk gebied) en/of - zich aantoonbaar actief inzet op het gebied van de soortenmonitoring en/of - bescherming. Pagina 3 van 11

4 Functionaliteit van de vaste rust- en verblijfplaats De verbodsbepalingen genoemd in artikel 11 van de Flora- en faunawet worden enkel overtreden wanneer de door dit artikel beschermde vaste rust- en verblijfplaatsen hun specifieke functie niet meer naar behoren kunnen vervullen. De functionaliteit van deze beschermde vaste rust- en verblijfplaatsen gaat door het uitvoeren van de werkzaamheden achteruit of wordt (volledig) aangetast. De vaste rust- en verblijfplaats kan hierdoor niet meer dezelfde functie aan de beschermde dier- of plantensoort bieden als voorheen. Onder bepaalde omstandigheden kan het zelfs zo zijn dat aantasting van een - op zich zelf niet beschermd - gebied deze functionaliteit van de beschermde vaste rust- en verblijfplaats aantast en derhalve leidt tot overtreding van de verbodsbepalingen genoemd in artikel 11 van de Flora- en faunawet. Eekhoorn De eekhoorn is niet binnen het plangebied aangetroffen. Er is nabij het gebouw De Breehorn wel een rust- en verblijfplaats van de eekhoorn aangetroffen. Er zijn tevens vraatsporen aangetroffen. Door de aanwezigheid van minimaal 1 nest en vraatsporen is het echter zeer waarschijnlijk dat de eekhoorn binnen het plangebied aanwezig is. Het plangebied bevat één of meerdere vaste rust- en verblijfplaatsen en omvat foerageergebied voor de eekhoorn. Foerageergebied is enkel ontheffingsplichtig indien zij van groot belang is voor de functionaliteit van de verblijfplaatsen van de betreffende soort, doordat er onvoldoende alternatieven voorhanden zijn. Rond de Breehorn, in de directe omgeving van het nest, zullen selectieve kapwerkzaamheden uitgevoerd worden. Daarnaast zullen verspreid over het terrein sloop- bouw- en kapwerkzaamheden worden uitgevoerd. Door het uitvoeren van de werkzaamheden wordt een vaste rust- en verblijfplaats en foerageergebied van de eekhoorn verstoord. Wanneer de nestboom gekapt wordt, wordt de vaste rust- en verblijfplaats vernield. Om de functionaliteit van de vaste rust- en verblijfplaatsen van de eekhoorn te waarborgen dient u onderstaande maatregelen uit te voeren: U dient bij de planning van de werkzaamheden rekening te houden met de seizoenactiviteiten van de eekhoorn om verstoring in de meest kwetsbare perioden (voortplanting) te voorkomen. De voortplantingsperiode van de eekhoorn loopt globaal van februari tot en met augustus (2 nesten). In de winter houdt de soort winterrust. Afhankelijk van het seizoen en de weeromstandigheden kan deze periode langer dan wel korter zijn. De geschiktheid van de periode voor het uitvoeren van de werkzaamheden ten aanzien van eekhoorn dient te worden bepaald door een deskundige op het gebied van zoogdieren. De nestlocatie van de eekhoorn wordt niet gekapt. Voorafgaand aan de kap van overige bomen in het plangebied dienen deze door een deskundige te worden gecontroleerd op aanwezigheid van nesten van de eekhoorn. Voorafgaand aan kap van nestbomen van de eekhoorn dient door een deskundige op het gebied van de eekhoorn te worden vastgesteld of de eekhoorn aanwezig is. Dit dient direct voorafgaand aan de kap te zijn. Indien de eekhoorn aanwezig is, dient de kap te worden uitgesteld tot de dieren uit zichzelf zijn vertrokken. Pagina 4 van 11

5 Indien geen dieren aanwezig zijn, dient het nest voorzichtig uit elkaar te worden gehaald en kan de boom worden gekapt. Er wordt een nieuwe laanstructuur aangelegd om het te behouden leefgebied van de eekhoorn te verbinden met overige bosjes in het plangebied. U dient een ecologisch werkprotocol op te stellen met daarin alle voorwaarden en alle betrokken partijen, met name ook de uitvoerende op de bouw- of projectlocatie, dienen hiervan op de hoogte gesteld te worden. De nestlocatie bij de Breehorn blijft behouden. De eekhoorn maakt jaarlijks een nest voor het groot brengen van de jongen en aan het eind van de herfst wordt een vijftal winternesten gebouwd om de winter in door te brengen. Elk jaar worden de nesten op een andere plek gebouwd. Alleen in de periode dat het nest gebruikt wordt voor de verzorgen van de jongen is dat nest beschermd, de winternesten zijn alleen beschermd in de periode dat ze gebruikt worden voor de overwintering, omdat er elk jaar nieuwe nesten worden gemaakt. Door te werken buiten de kwetsbare perioden wordt verstoring voorkomen. De verstorende werkzaamheden zijn bovendien lokaal, waardoor er gedurende de werkzaamheden altijd een deel van het gebied geschikt blijft voor het bouwen van nesten. Na afloop van de werkzaamheden zijn binnen het plangebied voldoende alternatieve nestbomen beschikbaar. De negatieve effecten zijn hiermee tijdelijk en gering van aard. Door het parkachtige karakter van het plangebied en de directe omgeving zijn ten aanzien van het foerageergebied voor eekhoorn naar verwachting voldoende uitwijkmogelijkheden in de nabije omgeving. Door het aanleggen een laanstructuur komt een verbinding tot stand tussen de groenstrook bij de nestboom bij de Breehorn en het omringende parkachtige landschap. Door het uitvoeren van bovenstaande maatregelen wordt voorkomen dat er verbodsbepalingen genoemd in artikel 11 van de Flora- en faunawet overtreden worden. De functionaliteit van de vaste rust- en verblijfplaatsen van de eekhoorn komt niet in het geding. Een ontheffing is dan ook niet nodig. Gewone dwergvleermuis, rosse vleermuis en ruige dwergvleermuis De gewone dwergvleermuis is in het plangebied aangetroffen. Het plangebied heeft de functie van kraam-, zomer- en paarverblijfplaats voor de gewone dwergvleermuis. Kraamverblijfplaatsen bevinden zich in de gebouwen Westlinge en De Kaap. In de Breehorn bevindt zich een zomerverblijfplaats. In de Kaap bevinden zich meerdere paarverblijfplaatsen. Winterverblijfplaatsen worden in al deze drie gebouwen dan ook niet uitgesloten. Op het terrein zijn daarnaast meer gebouwen aanwezig die geschikt zijn als winterverblijfplaats. Vanaf gebouw De Kaap is een vliegroute aanwezig en er komt over het gehele terrein foerageergebied van gewone dwergvleermuis voor. Foerageergebied en vliegroutes zijn enkel ontheffingsplichtig indien zij van groot belang zijn voor de functionaliteit van de verblijfplaatsen van de betreffende soort, doordat er onvoldoende alternatieven voorhanden zijn. Door het uitvoeren van sloopwerkzaamheden aan gebouwen waar verblijfplaatsen van de gewone dwergvleermuis aanwezig zijn, worden vaste rust- en verblijfplaatsen van gewone dwergvleermuis verstoord, beschadigd en vernield. Door de sloop-, bouw- en kapwerkzaamheden worden ook een vliegroute en foerageergebied van de gewone dwergvleermuis verstoord. Pagina 5 van 11

6 De rosse vleermuis is in het plangebied aangetroffen. In een boomholte nabij het hertenkamp zijn elf exemplaren waargenomen. Het betreft een kolonieboom voor rosse vleermuis en betreft een kraam- en zomerverblijfplaats van ten minste elf rosse vleermuizen. Een paarverblijf lijkt onwaarschijnlijk gezien de aanwezige aantallen, maar kan niet volledig worden uitgesloten. Verspreid over het terrein komt foerageergebied voor. Foerageergebied is enkel ontheffingsplichtig indien het van groot belang zijn voor de functionaliteit van de verblijfplaatsen van de betreffende soort, doordat er onvoldoende alternatieven voorhanden zijn. Bij het uitvoeren kap- en bouwwerkzaamheden in de nabije omgeving van de kolonieboom wordt de vaste rust- en verblijfplaats van rosse vleermuis verstoord. Door het kappen van de kolonieboom wordt deze verstoord en vernield. Door de sloop-, bouw- en kapwerkzaamheden wordt ook foerageergebied van rosse vleermuis verstoord. De ruige dwergvleermuis is in het plangebied aangetroffen. Er is één paarverblijfplaats van een mannetje vastgesteld in gebouw De Kaap. Deze verblijfplaats zal ook door één of meerdere vrouwtjes gebruikt worden. Omdat de ruige dwergvleermuis ook in gebouwen overwintert en hier lastig zijn vast te stellen worden winterverblijfplaatsen niet uitgesloten. Hiervoor zijn zowel de gebouwen De Kaap, Westlinge en de Breehorn geschikt, evenals andere bebouwing binnen het plangebied. Er zijn geen verblijfplaatsen van de soort in bomen binnen het plangebied vastgesteld. Verspreid over het gebied zijn foeragerende dieren vastgesteld. Foerageergebied is enkel ontheffingsplichtig indien het van groot belang zijn voor de functionaliteit van de verblijfplaatsen van de betreffende soort, doordat er onvoldoende alternatieven voorhanden zijn. Door het uitvoeren van sloopwerkzaamheden aan gebouwen waar verblijfplaatsen van ruige dwergvleermuis aanwezig zijn, worden vaste rust- en verblijfplaatsen van ruige dwergvleermuis verstoord, beschadigd en vernield. Door de sloop-, bouwen kapwerkzaamheden wordt ook foerageergebied van ruige dwergvleermuis verstoord. Om de functionaliteit van de vaste rust- en verblijfplaatsen van de gewone dwergvleermuis, rosse vleermuis en de ruige dwergvleermuis te waarborgen dient u onderstaande maatregelen uit te voeren: U dient bij de planning van de werkzaamheden rekening te houden met de seizoenactiviteiten van de gewone dwergvleermuis, rosse vleermuis en de ruige dwergvleermuis, om verstoring in de meest kwetsbare perioden (kraamperiode, voortplanting, winterrust) te voorkomen. Voor de gewone dwergvleermuis lopen deze perioden globaal van mei half juli (kraamperiode), half augustus september (voortplanting) en november maart (winterrust). Voor de rosse vleermuis lopen deze globaal van half mei juli (kraamperiode), augustus oktober (voortplanting) en november maart (winterrust). Voor de ruige dwergvleermuis lopen deze globaal van half augustus - half oktober (voortplanting) en half oktober half maart (winterrust). De sloop of het ongeschikt maken van De Kaap en Westlinge dient daarmee aan te vangen óf direct na de kraamperiode (begin augustus) óf in de maand oktober. De kapwerkzaamheden rondom de kolonieboom van de rosse vleermuis dienen te worden uitgevoerd buiten de kraam-, zomer en paarperiode, dus buiten de periode mei tot en met oktober. Pagina 6 van 11

7 De bouwwerkzaamheden direct ten noorden van de kolonieboom van de rosse vleermuis dienen gestart te worden direct na de gevoelige perioden van de rosse vleermuis, in het plangebied de kraam, zomer- en paarperiode. Deze lopen globaal van mei tot en met oktober. Er dient hierbij tevens zorg gedragen te worden dat werkzaamheden op die locatie waarbij sterke trillingen worden veroorzaakt, in ieder geval eventuele heiwerkzaamheden, worden uitgevoerd buiten de gevoelige periode van de rosse vleermuis, globaal buiten de periode mei tot en met oktober. Afhankelijk van het seizoen en de weeromstandigheden kunnen al deze perioden langer dan wel korter zijn. De geschiktheid van de periode voor het uitvoeren van de werkzaamheden ten aanzien van de genoemde vleermuissoorten dient te worden bepaald door een deskundige op het gebied van vleermuizen. Minimaal vijf dagen voorafgaand aan de sloop van bebouwing waarin verblijfplaatsen van vleermuizen aanwezig zijn of niet kunnen worden uitgesloten, dient deze bebouwing ongeschikt te worden gemaakt voor vleermuizen. Hiervoor dienen tochtgaten te worden gerealiseerd op strategische plekken zodat het microklimaat verstoord wordt. Dit dient te gebeuren onder begeleiding van een deskundige op het gebied van vleermuizen. Indien vleermuizen worden aangetroffen tijdens de sloopwerkzaamheden dient een deskundige op het gebied van vleermuizen te worden ingeschakeld en dienen de werkzaamheden te worden gestaakt totdat de dieren uit eigen beweging het pand hebben verlaten. Totaal wordt op ten minste 10 plaatsen door het realiseren van gevelbetimmering of aanpassingen aan de dakconstructies alternatieve verblijfplaatsen voor vleermuizen gerealiseerd. Hiervan betreffen er ten minste vijf in dakvlakken, waaronder in de Breehorn. De te realiseren constructies worden beschreven in de paragrafen 3.2 tot en met 3.4 van het bij de aanvraag gevoegde rapport Compensatieplan Duin en Bosch van 24 augustus Alle aangepaste dakconstructies en gevelbetimmering in te behouden bebouwing dient ten minste zes maanden voorafgaand aan de sloop van De Kaap of Westlinge te zijn gerealiseerd. In de nieuwbouw van de opnamekliniek zullen twee keer vier geschakelde inmetselkasten en twee aparte inmetselkasten worden aangebracht. Deze kasten zullen op diverse windrichtingen worden ingemetseld. Hierbij wordt rekening gehouden met het beschikbaar zijn van voldoende invliegruimte voor gewone en ruige dwergvleermuis. De invliegopeningen naar de inmetselkasten voor de vleermuizen dienen zich op minimaal drie meter hoogte te bevinden. De kolonieboom van de rosse vleermuis blijft met de kapwerkzaamheden die rond deze locatie worden uitgevoerd, behouden. Tevens blijven de bomen in een straal van tien meter rondom de kolonieboom behouden. Er zullen in de omgeving van de kolonieboom van de rosse vleermuis vijf vleermuiskasten worden geplaatst. Hierbij worden kasten met een maat van B 30cm x H 30cm x D 08cm of gelijkwaardige kasten gebruikt. Met het plaatsen van verlichting, zowel tijdens de werkzaamheden als in de definitieve inrichting, dient er rekening mee te worden gehouden dat de aanwezige vleermuissoorten ongestoord de aanwezige verblijfplaatsen en de foerageergebieden kunnen bereiken. Dit dient te worden afgestemd met een deskundige op het gebied van vleermuizen. Pagina 7 van 11

8 Met het plaatsen van verlichting, zowel tijdens de werkzaamheden als in de definitieve inrichting, dienen invliegopeningen te allen tijde onverlicht te blijven. Dit geldt zowel voor de verblijfplaatsen van de gewone en de ruige dwergvleermuis, als voor de kolonieboom van de rosse vleermuis. U mag ook tijdens de winterperiode geen verlichting plaatsen op de invliegopeningen van de verblijfplaatsen van vleermuizen. De werkzaamheden dienen te worden uitgevoerd onder begeleiding van een deskundige op het gebied van vleermuizen en onder begeleiding van een deskundige op het gebied van rugstreeppad. U dient een ecologisch werkprotocol op te stellen met daarin alle voorwaarden en alle betrokken partijen, met name ook de uitvoerende op de bouw- of projectlocatie, dienen hiervan op de hoogte gesteld te worden. De maatregelen zijn voldoende. De huidige verblijfplaatsen van de gewone dwergvleermuis in de Breehorn blijven gehandhaafd, omdat dit gebouw alleen gerenoveerd wordt. Hierbij worden de verblijfplaatsen ontzien. Minimaal 6 maanden voorafgaand aan de sloop van De Kaap en Westlinge, worden alternatieve verblijfplaatsen in gerenoveerde en te behouden bebouwing gerealiseerd. Hiervan worden er ten minste vijf middels een dakconstructie geconstrueerd. Op korte termijn voorafgaand aan de sloop van Westlinge worden tevens in nieuwbouw inbouwkasten gerealiseerd. Vooraf zorgt u voor alternatieve verblijfplaatsen die in kwantiteit en kwaliteit overeenkomt met de huidige vaste rust- en verblijfplaats voor de aanwezige populatie van gewone dwergvleermuis. Op het terrein van Duin en Bosch bevinden zich meerdere vergelijkbare gebouwen. Deze te behouden bebouwing heeft ook een toegankelijke spouwmuur. Hiermee blijven op het terrein wel voor gewone dwergvleermuis geschikte bebouwing aanwezig. De woningen in de woonwijk ten oosten van het plangebied betreffen ook gebouwen met een toegankelijke spouwmuur voor gewone dwergvleermuis. Hierdoor blijven voor gewone dwergvleermuis verblijfplaatsen beschikbaar. Voor de vliegroute en het foerageergebied zijn voor de gewone dwergvleermuis voldoende uitwijkmogelijkheden in de nabije omgeving. Bij het uitvoeren van de kapwerkzaamheden wordt de kolonieboom van de rosse vleermuis ontzien. Tevens worden bij de kapwerkzaamheden bomen in een straal van 10 meter rond de kolonieboom ontzien. Door ook omringende bomen te ontzien blijft het microklimaat van de kolonieboom behouden en geschikt voor de rosse vleermuis. Ten zuiden van de kolonieboom loopt een voetpad en zuidelijk daarvan bevindt zich ook bos. Ten zuiden van de kolonieboom worden geen kapwerkzaamheden uitgevoerd. Ten noorden de kolonieboom loopt tussen de kolonieboom en het hertenkap een strook van ongeveer tien meter. Deze blijft ook behouden. Ten noorden van deze bosstrook worden selectief kapwerkzaamheden uitgevoerd. Door het hanteren van deze werkwijze wordt verzekerd dat de kolonieboom geschikt blijft als verblijfplaats voor de rosse vleermuis en de kolonieboom bereikbaar blijft vanuit foerageergebied en vice versa. De kapwerkzaamheden worden bovendien buiten de gevoelige periode van de rosse vleermuiskolonie in het plangebied uitgevoerd. Hiermee wordt verstoring van de verblijfplaats tijdens de kapwerkzaamheden voorkomen. Voor het foerageergebied zijn voor de rosse vleermuis voldoende uitwijkmogelijkheden in de nabije omgeving. Pagina 8 van 11

9 Minimaal 6 maanden voorafgaand aan de sloop van De Kaap en Westlinge worden alternatieve verblijfplaatsen voor de ruige dwergvleermuis in gerenoveerde en te behouden bebouwing gerealiseerd. Hiervan worden er ten minste vijf middels een dakconstructie geconstrueerd. Vooraf zorgt u hiermee voor voldoende alternatieve verblijfplaatsen die in kwantiteit en kwaliteit (inwendig in verband met winterverblijfplaatsen) minimaal overeenkomen met de huidige functionaliteit van de vaste rust- en verblijfplaatsen voor de aanwezige populatie van ruige dwergvleermuis. Omdat er een ruime gewenningsperiode is, een half jaar tot een jaar, en de alternatieve verblijfplaatsen in directe nabijheid van de huidige verblijfplaatsen worden gerealiseerd is zeer aannemelijk dat de ruige dwergvleermuis het aangeboden alternatief in gebruik zal nemen. Voor het foerageergebied zijn voor de ruige dwergvleermuis voldoende uitwijkmogelijkheden in de nabije omgeving. Door het uitvoeren van bovenstaande maatregelen wordt voorkomen dat er verbodsbepalingen genoemd in artikel 11 van de Flora- en faunawet overtreden worden. De functionaliteit van de vaste rust- en verblijfplaatsen van de gewone dwergvleermuis, rosse vleermuis en de ruige dwergvleermuis komt niet in het geding. Een ontheffing is dan ook niet nodig. Zorgplicht Voor alle soorten geldt de zorgplicht ex artikel 2 van de Flora- en faunawet, die van toepassing is op zowel beschermde als onbeschermde dier en plantensoorten, ongeacht vrijstelling of ontheffing. Op grond hiervan dient u zoveel als redelijkerwijs mogelijk is schade aan deze soorten te voorkomen. Vogels U dient gedurende de werkzaamheden rekening te houden met het broedseizoen van vogels. Verstoring van broedgevallen van vogels dient te worden voorkomen. Voor de in het plangebied te verwachten vogelsoorten kan dit plaatsvinden door werkzaamheden buiten de broedperiode van aanwezige soorten uit te voeren. Tevens kunnen voorbereidende maatregelen worden getroffen om te voorkomen dat vogels tot broeden kunnen komen binnen het plangebied. Ik wijs u erop dat voor het broedseizoen geen standaardperiode wordt gehanteerd in het kader van de Flora- en faunawet. Van belang is of een broedgeval aanwezig is, ongeacht de periode. Voorts wijs ik u erop dat verblijfplaatsen van vogels die hun verblijfplaats het hele jaar gebruiken jaarrond zijn beschermd. Voor het verwijderen van dergelijke verblijfplaatsen is te allen tijde een ontheffing vereist. Besluit Gelet op het voorgaande wijs ik uw aanvraag voor een ontheffing ex artikel 75 van de Flora- en faunawet af. Pagina 9 van 11

10 Conclusie Dit houdt in dat het toegestaan is bovenstaande werkzaamheden zonder ontheffing uit te voeren, mits de in dit besluit genoemde maatregelen worden uitgevoerd. Dit besluit geldt slechts voor de hierboven genoemde soorten en beschreven verboden handelingen. Dit besluit geldt alleen voor de werkzaamheden die conform de aanvraag worden uitgevoerd, voor zover in dit besluit zelf niet anders is aangegeven. U dient direct contact op te nemen met indien bij het uitvoeren van de werkzaamheden van het project andere beschermde soorten dan de genoemde worden aangetroffen of andere handelingen als beoordeeld bij dit besluit noodzakelijk zijn. Als u de maatregelen zoals genoemd in dit besluit niet uitvoert, heeft u (mogelijk) toch ontheffing van de Flora- en faunawet nodig. Als u toch een ontheffing nodig heeft voor een soort die genoemd is op bijlage IV van de Habitatrichtlijn dient u voor het verkrijgen van deze ontheffing voor het project een belang, genoemd in de Habitatrichtlijn, aan te tonen. Indien dit belang niet kan worden aangetoond, wordt de aanvraag afgewezen en mag u het project niet uitvoeren. De belangen genoemd in de Habitatrichtlijn zijn: - Bescherming van de wilde flora en fauna en instandhouding van natuurlijke habitats. - De volksgezondheid, de openbare veiligheid. - Andere dwingende redenen van groot openbaar belang, met inbegrip van redenen van sociale of economische aard, en voor het milieu wezenlijk gunstige effecten. Daarnaast wijs ik u erop dat als u afwijkt van de maatregelen zoals genoemd in dit besluit, zonder ontheffing of goedkeuring aan te vragen, u zeer waarschijnlijk in overtreding bent van de Flora- en faunawet. Ik kan dan door bestuursrechtelijke dwang toe te passen de strijdige situatie alsnog beëindigen. Dat kan betekenen dat een last onder dwangsom wordt opgelegd, of dat bestuursdwang wordt toegepast. Ook kunnen strafrechtelijke sancties worden opgelegd. Dit kan in uw geval betekenen dat de werkzaamheden ten behoeve van bovengenoemd project geheel of gedeeltelijk worden stilgelegd totdat weer wordt voldaan aan het bij of krachtens de Flora- en faunawet bepaalde. Wanneer u al leges heeft betaald dan betalen wij u deze zo spoedig mogelijk terug. Pagina 10 van 11

11 Bezwaar Als u het niet eens bent met deze beslissing, kunt u binnen zes weken na verzending van deze brief een bezwaarschrift indienen. Stuur het ondertekende bezwaarschrift naar, afdeling Recht en Rechtsbescherming, Postbus 20401, 2500 EK Den Haag. Vermeld in uw bezwaarschrift in ieder geval het en de datum van de beslissing. Op onze internetsite vindt u meer belangrijke informatie over het indienen van een bezwaarschrift. Met vriendelijke groet, De Staatssecretaris van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie, namens deze: G.J. van Dalen Teammanager Subsidies Pagina 11 van 11