3 Non solo lavoro. Vul de ontbrekende klinkers in. De woorden die u dan leest, zijn. werkplekken. 36 trentasei

Transcriptie

1 3 Non solo lavoro 1 Riconoscere e abbinare Vul de woorden in de juiste kolom in. impiegato cuoco forchetta azienda scultore banca coltello dessert prosciutto cucchiaino ospedale giornalista redazione minestrone tazzina frittata impresa imbianchino tovagliolo contorno professione posto di lavoro menu tavola 2 Posti di lavoro werkplekken. Vul de ontbrekende klinkers in. De woorden die u dan leest, zijn 1. s p d l 2. t t r 3. b n c 4. r d z n 5. s c l 6. t l r 7. m p r s 8. g n z p b b l c t r 9. s t d m d c 10. f f c 36 trentasei

2 Non solo lavoro 3 a Beroepsaanduidingen Regole e sistemi I il fotografo il cameriere il pittore la la la De aanduiding van een beroep heeft meestal een mannelijke en een vrouwelijke vorm. Mannelijke beroepsaanduidingen op -o hebben een vrouwelijke vorm op. De mannelijke vorm op -iere wordt in de vrouwelijke vorm en -tore wordt. Beroepsaanduidingen in de mannelijke vorm op -e hebben vaak een vrouwelijke vorm op -essa: lo i la studentessa, il professore i la, il dottore i la. Sommige beroepsaanduidingen hebben dezelfde mannelijke en vrouwelijke vorm. Deze eindigen meestal op -ante of -ista: il/la, il/la. Enkele beroepsaanduidingen hebben alleen de mannelijke vorm: il medico, l architetto, l ingegnere. Deze vorm wordt ook voor vrouwen gebruikt: Anna fa il medico. Voor persoonsaanduidingen gelden dezelfde regels als voor beroepsaanduidingen: il pensionato i la pensionat, il disoccupato i la, il casalingo i. b Het werkwoord fare en aangeven welk beroep iemand heeft io tu lui / lei / Lei noi voi loro fare Het werkwoord fare is onregelmatig. Met fare wordt aangegeven welk beroep men heeft. Bij de beroepsaanduiding staat altijd het bepaald lidwoord: faccio ballerina. Een beroep kan ook met het werkwoord essere aangegeven worden. Dan staat de beroepsaanduiding het bepaald lidwoord: sono ballerina. c De voorzetsels a en in bij plaatsaanduidingen Lavoro a teatro. Milano. in banca. Italia. De voorzetsels a en in staan meestal bij plaatsaanduidingen. Voor steden staat altijd, voor landen altijd. 3 Cercate le professioni. Vorm beroepsaanduidingen door onderstaande lettergrepen met elkaar te combineren. Zet de gevonden beroepsaanduidingen in de juiste kolom en schrijf de mannelijke respectievelijk de vrouwelijke vorm erbij. baller afo imprendit ino camer 5 7 ice attr ica graf iera fotogr ore trentasette 37

3 3 4 Professione o no? Maak van de lettergrepen beroeps- of persoonsaanduidingen. Vul aan met het bepaald lidwoord. Zet daarna de gevonden woorden in de juiste kolom: links de beroepen, rechts de persoonsaanduidingen. professione 1. ce im tri pren di 2. sio to pen na 3. ra in mie fer 4. oc pa cu ta dis 5. den sa stu tes 6. lin sa ca ga altro 5 Persone e professioni Schrijf op met behulp van de afbeeldingen en de gegeven woorden welk beroep deze mensen hebben en waar ze werken. 1. Maria essere Abitare e lavorare Bologna. 2. Emma fare studio fotografico Palermo. 3. Carlo fare ristorante Milano. 4. Silvia abitare Roma. Essere e lavorare ospedale. 5. Gianni fare teatro. 6. Anna essere e abitare Berlino. 6 Che lavoro fanno? Vul de dialogen aan en zet de werkwoorden in de juiste werkwoordsvorm. Tip: op elk lijntje hoort maar een woord. che fare (5 ) essere (5 ) lavorare l in (2 ) a non 1. Senti, tu lavoro? Veramente io adesso casalinga. 2. Voi due che lavoro? Dunque, Pia in una piccola impresa, la segretaria. Io imbianchino, ma adesso disoccupato. 3. La signora Biagi che lavoro? Lei fa infermiera un ospedale Genova. 4. E i signori Camon che lavoro? Allora, lui lavora, pensionato. Lei invece impiegata banca. 38 trentotto

4 Non solo lavoro 3 7 Completate con le forme dei verbi. fare of essere in. Vul de juiste vorm van lavorare, 1. E voi che lavoro? Sandro infermiere, io la segretaria in un azienda. 2. Caterina dove? Lei la cameriera in un ristorante a Milano. 3. Che lavoro i signori Scorza? La signora Maria casalinga, il signor Bruno pensionato. 4. E voi dove? Noi in uno studio medico a Torino. 5. Io impiegato, e tu? l ingegnere in un azienda. 6. Tu, che lavoro? fotografo, in un agenzia pubblicitaria. Let op: Sono architetto en faccio l architetto hebben dezelfde betekenis. Bij beroepsaanduidingen met het werkwoord fare staat het bepaald lidwoord, met essere staat het er niet. 8 Il lavoro di Mario a Mario vertelt over zijn werk. Vul de tekst aan met de juiste werkwoordsvormen. Mi chiamo Mario e (essere) cameriere alla Trattoria degli Amici. Caterina, Franco ed io (lavorare) a turno. Prima (noi preparare) i tavoli e poi (noi lavorare) in sala. (noi servire) i piatti, (noi presentare) la carta dei vini e (noi consigliare) i clienti. Il lavoro mi piace e (io guadagnare) abbastanza. Bruno e Pietro (essere) altri due amici; loro (fare) un corso di formazione professionale alla cooperativa della trattoria e spesso (aiutare) i cuochi in cucina. b Beantwoord de volgende vragen. 1. Che lavoro fa Mario? Dove lavora? 2. Quali compiti ha? 9 Mi piace, non mi piace Luister wat een aantal mensen over hun voorkeuren zeggen. Geef aan met of wat de mensen lekker vinden en wat niet. 1. l insalata di mare 2. il risotto agli zucchini 3. il tiramisù i crostini ai fegatini il minestrone il melone le olive nere gli spaghetti alle vongole le pesche b 2/14 Mi piace betekent ik vind het leuk/lekker of het bevalt me. Als iets niet in de smaak valt, zegt men non mi piace. Mi dispiace betekent het spijt me. trentanove 39

5 3 10 Ti piacciono le lasagne? te zetten. 1. Ti piacciono le lasagne? piacciono mi sì, molto Beantwoord de vragen door de woorden in de juiste volgorde 2. Ti piace anche il risotto? risotto no, piace tanto, non mi il tagliatelle preferisco le 3. Anche tu prendi la grigliata di pesce? no, le preferisco scaloppine 4. Con la pizza tu bevi la birra o il vino? pizza preferisco con la la bere birra 11 Mi piace. Non mi piace tanto. Luca: insalata di mare spaghetti al pomodoro fegatini Luca: Mi piace Emma: Rosa: Marco: Schrijf op wat de vier vrienden lekker vinden en wat niet. Emma: sushi zucchini torta alle noci Rosa: patatine fritte risotto prosciutto Marco: scaloppine gnocchi grigliata di pesce a De werkwoorden op -ire Regole e sistemi II io tu lui / lei / Lei noi voi loro offrire preferire De regelmatige werkwoorden op -ire worden vervoegd zoals offrire of preferire. De toevoeging -isc vervalt bij werkwoorden zoals preferire offro preferisco in de en persoon meervoud. Omdat aan de infinitief niet te zien is of het werkwoord vervoegd wordt met -isc, is het handig om bij elk werkwoord op -ire de 1 e persoon enkelvoud te leren. Zoals preferire worden vervoegd: capire (begrijpen), finire (eindigen) en riferire (berichten). b Het werkwoord piacere Mi/Ti/Le il gelato. (1) le olive. (2) piace la musica classica. (3) piace lavorare. (4) Piacere wordt vooral in de 3 e persoon enkelvoud en meervoud gebruikt. Het betekent: houden van (voorbeeld ), lekker vinden (voorbeeld en ) of, in combinatie met een infinitief, graag doen (voorbeeld ). 40 quarantaxxxxx

6 Non solo lavoro 3 12 Completate la tabella. Vorm met de woorddelen de juiste vervoeging van preferire. isc ono e prefer o iamo i ite io tu lui / lei / Lei noi voi loro preferire 13 Completate. Vul het schema aan met de juiste werkwoordsvormen. io tu lui / lei / Lei noi voi loro offrire capire servire finire offro capisce serve finiscono 14 Quale piatto non va bene? Welke gerecht hoort er niet bij? Streep dat door en geef aan bij welke regel het wel hoort. 1. macedonia di frutta gelato della casa affettati misti tiramisù 2. patatine fritte verdure grigliate risotto alla marinara patate al forno 3. minestrone spaghetti allo scoglio scaloppine al limone gnocchi al pomodoro 4. prosciutto e melone insalata di mare insalata mista caprese 5. spiedini alla griglia grigliata mista di pesce torta di noci fegatini 15 Prego o per favore? 1. Vorrei una bottiglia d acqua minerale,. Sì, subito. 2. Un tavolo per quattro,.. Vul de zinnen aan met per favore of prego. 3. È libero questo tavolo?, accomodatevi. 4. Ecco il menu. Grazie.. Menu Antipasti Primi piatti Secondi piatti Contorni Dessert Als men iets vraagt of men doet een verzoek, dan voegt men per favore toe. Prego wordt gebruikt als antwoord op grazie of als men iemand iets aangeeft of plaats voor iemand maakt. quarantuno 41

7 3 16 Al ristorante Los het kruiswoordraadsel op. De letters in de omkaderde hokjes vormen van boven naar beneden het einde van de zin onderaan. 1. Gli italiani mangiano gli spaghetti solo con la. 2. Il caffè è in una. 3. Bevo la birra in un. 4. Il tavolo è bello con una t. 5. Per mangiare un arancia prendo un. 6. Il è per le mani. t 7. Il cameriere porta in tavola anche il p. 8. La pizza è spesso su un grande. 9. Prendo lo zucchero con il c. Oplossing: Alla fine il cameriere. 17 Alla trattoria da Cinzia van de werkwoorden. Vul de zinnen aan met de juiste vorm preferire offrire aiutare servire lavorare consigliare preparare presentare piacere 1. Alla trattoria dieci persone. 2. Il locale la classica cucina toscana. 3. Emilio nella gestione del locale. 4. I cuochi i piatti. 5. I camerieri i piatti. 6. Carlo volentieri la carta dei vini. 7. Io volentieri i clienti. 8. Mi anche aiutare in cucina. 9. Gli altri camerieri lavorare in sala. b 2/15 18 Trovate le risposte giuste. Trovate le risposte giuste. Lees eerst de antwoorden A tot en met E. Luister daarna twee keer naar de vragen 1 tot en met 3. Zet dan het juiste antwoord bij de 3. A No, non mi piacciono tanto. B Ci sono i bicchieri. C No, grazie, preferisco la bruschetta. D Manca una forchetta. E Mezzo litro di vino bianco. 42 quarantaduexxxxxxxxxx

8 Non solo lavoro 3 19 Al ristorante Vul de zinnen aan. Prego per favore (2 ) Scusi Mi dispiace Grazie 1. Un tavolo per due,. accomodatevi. 2. Vorrei una bottiglia d acqua,. Sì, subito. 3. Ecco il menu.. 4., dov è la toilette?, non lo so. 20 Che cosa manca? Schrijf op wat er op de tafel ontbreekt. Manca una forchetta. 21 Completate il dialogo U stemt in en bestelt twee affettati misti en als eerste gang tagliatelle al ragù en risotto alla marinara. Als tweede gang nemen jullie spiesjes gegrild vlees en kalfslapjes met citroen en als bijgerecht gemengde salade voor u beiden. U bestelt een liter rode wijn en een fles koolzuurhoudend mineraalwater. In een restaurant bestelt u voor een collega en uzelf. Prego, che cosa prendete? Desiderate un antipasto? Bene. E di secondo che cosa prendete? E da bere? Benissimo. Xquarantatré 43

9 3 22 Completate con l articolo. juiste bepaald lidwoord in. Allora, oggi abbiamo di antipasto affettati misti crostini al formaggio bruschetta De ober noemt op wat er vandaag op de kaart staat. Vul het di primo minestrone tagliatelle al ragù lasagne di secondo frittata di zucchini spiedini alla griglia scaloppine di contorno verdure grigliate patatine fritte insalata mista Regole e sistemi III a De uitgang van de zelfstandige naamwoorden un piatto due un melone due una torta due una noce due Mannelijke zelfstandige naamwoorden op -o of -e eindigen in het meervoud op. De meeste vrouwelijke zelfstandige naamwoorden eindigen op of. De uitgang -a wordt in het meervoud en -e wordt. Leenwoorden en woorden met de klemtoon op de laatste lettergreep (un caffè i due caffè, una città i due citt, un tiramis i due tiramis ) blijven onveranderd in het meervoud. Meestal eindigen leenwoorden op een medeklinker (un bar i due bar, un cognac i due cognac). b Het bepaald lidwoord (enkelvoud en meervoud) enkelvoud il piatto l aperitivo lo spiedino lo zucchino la torta l insalata meervoud piatti aperitivi spiedini zucchini gli gnocchi torte insalate U kent nu alle vormen van het bepaald lidwoord. Bij mannelijke zelfstandige naamwoorden in het enkelvoud is het lidwoord il, in het meervoud. Voor een klinker staat in het enkelvoud, in het meervoud. Voor +, voor of gn staat in het enkelvoud lo, in het meervoud. Bij vrouwelijke zelfstandige naamwoorden staat in het enkelvoud la, voor een klinker. In het meervoud staat altijd. 23 Formate il plurale Schrijf het meervoud van de volgende woorden in de juiste kolom. Vul ook het juiste bepaald lidwoord in. la brioche lo spiedino la segretaria il tiramisù il gelato la scuola il caffè l insegnante la bottiglia l azienda la noce il bar meervoud op -i meervoud op -e meervoud onveranderd le brioche 44 quarantaquattroxxxxxxxxxxxxxxx

10 Non solo lavoro 3 24 Come si pronuncia? a Luister naar het fragment en streep het woord door dat er wat de uitspraak betreft niet bij hoort. 1. s c hema scena scontrino pesche 2. s c uola prosciutto pesce sci 3. figlio famiglia inglese tovaglia 4. signore buongiorno cognome lasagne b 2/16 b Schrijf de woorden op die u hoort en spreek ze daarna hardop uit. b 2/17 25 Pronuncia Hoe worden de volgende woorden uitgesproken? Spreek ze hardop uit en zet ze in de juiste kolom. Let op: er blijven drie woorden over. cognome prosciutto scultore lungo inglese vaniglia buongiorno sc zoals in skelet sc zoals in sjaal gn zoals in cognac gl zoals miljoen 26 Come si dice in italiano? Wat zegt u als 1. u wilt weten of deze tafel vrij is? 2. u iemand tegen wie u jij zegt, vraagt of zij de risotto alla marinara lekker vindt? 3. u iemand tegen wie u u zegt, vraagt of hij de tagliatelle al ragù lekker vindt? 4. u de ober roept? 5. op tafel het brood ontbreekt? 6. u een fles koolzuurhoudend mineraalwater bestelt? quarantacinque 45

11 3 Leerstrategiën a U heeft de vervoeging in de presente van de werkwoorden op -are, -ere en -ire (met en zonder -isc) geleerd. Zet de drie vervoegingen in een tabel. Zo onthoudt u de uitgangen beter. Bij welke personen zijn de uitgangen van de verschillende soorten werkwoorden dezelfde, en waar zijn ze anders? Ga na wat voor u de beste manier is om de vervoegingen te onthouden: een paar keer hardop uitspreken uitgangen uit het hoofd leren op een kaartje schrijven kleine voorbeeldzinnen maken b Om de betekenis van werkwoorden te onthouden, kunnen ook de volgende tips u helpen: Schrijf het werkwoord op zo n manier op, dat het u helpt de betekenis te onthouden (zie hiernaast). Probeer guardare en mangiare op deze manier op te schrijven. Veel werkwoorden kunnen met gebaren uitgedrukt worden. Zet het juiste gebaar bij de salutare ve scr e r 3. m e dag N r gua a r Bedenk welk gebaar bij parlare en bere hoort Portfolio Portfolio Ik kan TB p. / oefening vragen naar en noemen van beroep en werkplek. 32 / 1, 2; 33 / 6 een Italiaanse menukaart lezen. 35 / 11 zeggen wat ik lekker vind. 35 / 13 iemand naar zijn voorkeur(en) vragen. 36 / 15; 38 / 24 iets bestellen in een restaurant. 37 / 18, 19 een visitekaartje maken. 40 / 29 Ik kan ook TB p. / oefening het bepaald lidwoord gebruiken. 36 / 14 benoemen wat er op een gedekte tafel staat. 37 / 21 zeggen wat er op tafel ontbreekt. 37 / quarantasei XXXXX

12 Non solo lavoro 3 Test Qual è la soluzione giusta? 1. Lei, signora, che A B C fa 2. Faccio B C l 3. in un A B C Lavoro 4. Eva lavora A B C a 5. tagliatelle al A B C gli 6. affettati A B C le 7. La non mi A B C pizza 8. Signora, piacciono i A B C ti 9. Di primo A l insalata di B gli spiedini alla C il minestrone Kruis het juiste antwoord aan. 10. Di contorno A il B l insalata C la macedonia di frutta 11. Ecco il A B Per C Grazie. 12. Welk werkwoord wordt vervoegd als A B C offrire 13. In welk woord wordt sc uitgesproken als in A B C bruschetta 14. In welk woord wordt sc uitgesproken als in A B C prosciutto 15. Tu, Carlo, A B sei C fai 16. La signora Brezzo A B C fa la ++ Test ++ Test ++ Test ++ Test ++ Test ++ Test ++ Test ++ Test ++ Test ++ Test ++ Test ++ Test ++ Test ++ Test ++ Test ++ Test ++ Test ++ Test ++ Test ++ Test ++ Test + quarantasette 47