enwerkenopdrachtenmotiverenleren Waar een wil is, is een weg coachingopdrachtenverwerkenonder Lisette Hidding

Maat: px
Weergave met pagina beginnen:

Download "enwerkenopdrachtenmotiverenleren Waar een wil is, is een weg 10-6-2013 coachingopdrachtenverwerkenonder Lisette Hidding"

Transcriptie

1 studerenwerkenopdrachtenmotivere nlerencoachingverwerkenonderzoek enstuderenkennisdelingwerkenentho usiasmeopdrachtenmotiverenlerenco achingverwerkenonderzoekenstuder Gemotiveerd studeren enwerkenopdrachtenmotiverenleren Waar een wil is, is een weg coachingopdrachtenverwerkenonder Lisette Hidding zoekenstuderenwerkenopdchtenmoti verenlerencoachingopdrachtenverwe rkenonderzoekenstuderenwerkenop drachtenmotiverenlerencoachingent housiamekennisdelingverwerkenond erzoekenstuderenwerkenopdrachten motiverenlerencoachingverwerkeno nderzoekenstuderenwerkenopdracht encoachingopdrachtmotiverenlerenc oachingverwerkenonderzoekenstruct

2 Onderzoeksrapport over de motivatie van studenten, geschreven voor bureau NoorderRuimte Gemotiveerd studeren! Hoe kan bureau NoorderRuimte de kennisdeling optimaliseren Dit onderzoek is uitgevoerd door Lisette Hidding in opdracht van mevrouw Post coördinator bureau NoorderRuimte Waar een wil is, is een weg Onderzoeksrapport Lisette Hidding 2

3 Bureau NoorderRuimte Kenniscentrum NoorderRuimte Hanzehogeschool Groningen Auteur: Lisette Hidding Studentnummer: Tel: Opleiding: Facility Management School: Hanzehogeschool Groningen Docent begeleider: Meneer Wijnja Opdrachtgever: Coördinator bureau NoorderRuimte Plaats: Groningen Datum: 10 juni 2013 Versie: 1.0 Onderzoeksrapport Lisette Hidding 3

4 Management samenvatting Aanleiding Het Kenniscentrum NoorderRuimte is een onderzoekcentrum van de Hanzehogeschool. De missie van het Kenniscentrum is als volgt: "Het Kenniscentrum ontwikkelt en deelt kennis over ruimtelijke vraagstukken in Noord-Nederland vanuit het perspectief people- planet- profit. Lectoren, docenten en studenten doen samen met het werkveld multidisciplinair onderzoek op basis van vragen uit de praktijk." Bureau NoorderRuimte (hierna bnr) vormt een onderdeel van het Kenniscentrum. bnr is nieuw binnen het Kenniscentrum. Het is een leerwerkplek waar studenten, docenten, onderzoekers en lectoren samenwerken aan praktijkgerichte vraagstukken die geïnitieerd zijn voor het Kenniscentrum of door de externe omgeving van het Kenniscentrum. Deze manier van werken wordt dit jaar voor het eerst toegepast. Binnen bnr staat de ontwikkeling van de student centraal en wordt kennis gedeeld over gebiedsontwikkeling. Het onderwijs en de praktijk worden bij elkaar gebracht door middel van onderzoek. bnr wil als organisatie verder ontwikkelen en verbetering doorvoeren. bnr wil meer inzicht krijgen in de ontwikkelingen en verbeteringen van de huidige organisatie. Een belangrijke vraag daarbij is: hoe optimaliseren we kennisdeling? Er worden verschillende onderzoeken uitgevoerd onder deze vraag. Dit onderzoek is daar één van. Dit onderzoek richt zich op de motivatie van de student. Het doel van het onderzoek is een advies schrijven voor bnr hoe zij kan sturen op motivatie van studenten. Met betrekking tot selectie, functieprofiel en beoordeling van de juniormedewerker. Voor het onderzoek is er een hypothese vast gesteld waar het onderzoek op gebaseerd is. Vanuit deze hypothese is het onderzoek uitgevoerd. Hypothese: Kennisdeling optimaliseren kan alleen als je intrinsiek gemotiveerde studenten hebt. Vanuit deze hypothese is de volgende vraagstelling naar voren gekomen. Vraagstelling: Hoe kan bnr sturen op motivatie van de studenten? Met sturen wordt hier bedoeld, sturen bij selectie, functieprofiel en beoordeling van de juniormedewerker. Om antwoord op deze vraag te krijgen zijn er verschillende onderzoeken uitgevoerd. Literatuuronderzoek Er is onderzoek gedaan binnen geschreven literatuur en artikelen. Daar binnen zijn drie domeinen geselecteerd: kennisdeling, leren en motivatie. Deskresearch Er is een vergelijkingsonderzoek gedaan tussen verschillende leerwerkplekken. Kwantitatief onderzoek Er is een enquête onder de studenten van de leerwerkplekken Da Vinci en bnr. Da Vinci is een minor van de Hanzehogeschool. De enquête gebaseerd is op de verzamelde literatuur uit het literatuuronderzoek. Kwalitatief onderzoek Interviews aan het begin van het onderzoek en halverwege het onderzoek. De eerste interviews zijn afgenomen bij werknemers van het kenniscentrum om een beeld te krijgen over de organisatie. De tweede interviews zijn afgenomen bij coaches van leerwerkplekken naar aanleiding van de gevonden literatuur die verzameld is tijdens het literatuuronderzoek en gebaseerd op de enquête die gehouden is. Onderzoeksrapport Lisette Hidding 4

5 Daarna zijn alle resultaten geanalyseerd en teruggekoppeld op de verzamelde literatuur. Aan de hand daarvan zijn conclusies getrokken, waar uiteindelijk het advies uit voortgevloeid is. Resultaten Kennisdeling: Kennisdeling vindt niet plaats met één persoon alleen. Als kennis wordt gekoppeld aan eerdere ervaringen en opgedane kennis en met anderen wordt gedeeld is er sprake van kennisdeling. Leren: De theorie van professor Illeris 1 zegt, al het leren omvat 2 processen: werven van kennis en interactie. Vanuit die processen bestaat al het leren uit drie dimensies: inhoud, drijfveer en omgeving. Motivatie: Er bestaat intrinsieke en extrinsieke motivatie. Daarin hebben Ryan en Deci (2000) een onderverdeling gemaakt die bestaat uit: externe regulatie, geïntrojecteerde regulatie, geïdentificeerde regulatie, geïntegreerde regulatie en intrinsieke motivatie. Daarbij valt intrinsieke motivatie onder autonome motivatie, wat wil zeggen dat de motivatie uit een eigen gevoel naar voren komt en een eigen keuze is. Voor bnr is het belangrijk om aan de kant van de autonome motivatie te zitten, want dan zijn studenten vanuit zichzelf gemotiveerd. Men moet geïnteresseerd zijn in onderzoek en zich er zelf voor in willen zetten. Hier tegenover staat gecontroleerde motivatie, deze is voor bnr minder belangrijk omdat ze daar weinig invloed op kunnen uitoefenen. Belangrijke verschillen tussen de onderzochte leerwerkplekken bnr en Da Vinci zijn: Da Vinci bnr Vrije keuze onderzoek Keuze uit selectie Mogelijk geen opdrachtgever Altijd een opdrachtgever Minor Stage Ondernemen Onderzoeken Uit de enquête blijkt dat de studenten van Da Vinci voornamelijk intrinsiek gemotiveerd zijn, zowel voor de keuze van de minor als voor het doel tijdens de minor. Zij zijn daarbij vooral gericht op de sfeer en de drijfveer om een vrije opdracht/onderzoek uit te voeren. Zij worden hierdoor voornamelijk gestimuleerd door de andere studenten en de sfeer, maar ook door zichzelf. De juniormedewerkers van bnr zijn bij de keuze voor de leerwerkplek ook voornamelijk autonoom gemotiveerd en voor het doel tijdens de stage zijn ze intrinsiek gemotiveerd. Daar binnen zijn zij vooral gericht op de inhoud en het leren van onderzoek, waarbij ze vooral door zichzelf gestimuleerd worden. De juniormedewerkers geven aan dat zij niet gemotiveerd worden door de coaches. Daarmee zitten de juniormedewerkers volgens de theorie van Illeris (2007) aan de kant van de mentale energie. Gevoelens, drijfveren, motivatie en wilskracht zijn hierin belangrijk. Terwijl de studenten van Da Vinci juist veel door andere studenten gemotiveerd worden. Zij zitten daarmee aan de sociale kant van leren. Uit de interviews blijkt dat het kenniscentrum en bnr in een ontwikkelingsfase zitten. Er wordt op dit moment al wel het een en andere georganiseerd door het kenniscentrum wat betreft kennisdeling. Ook komt er naar voren dat de persoonlijke ontwikkeling van de studenten erg belangrijk is en dat de coaches de coaching erg belangrijk vinden. Het samenwerken en multidisciplinaire wordt ook als prettig ervaren en de leerzaamheid van de leerwerkplekken wordt als voldoende en zeer leerzaam ervaren. Conclusie De juniormedewerkers zijn geïnteresseerd in bnr om het onderzoeksdeel en omdat ze het een leuke en leerzame ervaring vinden. Een deel van de juniormedewerkers is intrinsiek gemotiveerd voor bnr, het andere deel is geïdentificeerd of geïntegreerd gemotiveerd voor bnr. Daarmee vallen de juniormedewerkers voornamelijk onder autonome motivatie. Dit betekent dat de hypothese niet geheel klopt. De lijn is breder te trekken, niet alleen op intrinsiek gemotiveerde studenten, maar ook overige autonoom gemotiveerde studenten. 1. Knud Illeris (2007) How we learn Onderzoeksrapport Lisette Hidding 5

6 Aanbevelingen Het is gewenst de opdrachten en onderzoeken van bnr voorafgaand aan de selectie bekend maken. Momenteel is er selectie op functie profiel bij bnr, niet op inhoud. Uit de enquête komt naar voren dat de juniormedewerkers de inhoud juist erg belangrijk vinden. Daarom zou selectie op inhoud positief kunnen werken. Er moet meer aandacht besteedt worden aan de omgeving en sfeer bij bnr, dit kan door een andere invulling te geven aan de introductie periode, of het verplicht stellen aan sociale momenten in de week. Selecteren op basis van motivatie, door te testen waarom de student gemotiveerd is voor de stage Er kan meer aandacht besteedt worden aan de verschillende disciplines en groepssamenwerking. Er moet duidelijk aan worden gegeven dat een stage bij bnr niet alleen bestaat uit onderzoek doen. Wekelijks een update geven van de onderzoeken binnen bnr. Het is gewenst meer aandacht te besteden aan de persoonlijke coaching, zodat studenten daadwerkelijk de meerwaarde van de coach zien. De coaches worden nu niet gezien als een motiverende factor binnen bnr, dit zou wel moeten. Er moet gekeken worden waarom de coach niet als motiverende factor telt en wat hieraan gedaan kan worden. Studenten motiveren voor werk of master na stage. Onderzoeksrapport Lisette Hidding 6

7 Voorwoord Voor u ligt het onderzoeksrapport dat geschreven is voor bureau NoorderRuimte (hierna bnr). De afgelopen maanden heb ik onderzoek gedaan voor bnr naar de motivatie van studenten, om te kijken hoe bnr de motivatie van de studenten kan sturen, bij de selectie, functieprofiel en beoordeling van de juniormedewerker. Dit onderzoek is mijn afstudeerstage na 3,5 jaar Facility Management. Met dit onderzoek sluit ik de opleiding af. Dit onderzoek is uitgevoerd bij bnr. Door de medewerking van coaches en studenten heeft dit onderzoek plaats kunnen vinden, daarvoor dank. Ook zijn bij dit onderzoek verschillende externe partijen betrokken geweest. Er is onderzoek gedaan bij de minor Da Vinci, daarvoor wil ik meneer Dijkma en de studenten bedanken. Daarbij gaat mijn dank ook uit naar mevrouw Cremers, coach bij Da Vinci, die ik heb mogen interviewen. Ook gaat mijn dank uit naar meneer Mobach en mevrouw Froentjes, beide werkzaam voor het Kenniscentrum, die kennis met mij gedeeld hebben. Tijdens dit onderzoek heb ik mijn ervaringen en knelpunten mogen delen in mijn coachgroep, ik wil de studenten uit deze groep en mijn coach meneer Harwig bedanken voor hun feedback, ook wil ik hem bedanken voor het interview. Mijn docent begeleider meneer Wijnja vanuit Facility Management wil ik bedanken voor zijn steun en feedback tijdens het onderzoek. Mevrouw Post was mijn opdrachtgever, zonder haar was deze afstudeerstage niet mogelijk. Tijdens het onderzoek kon ik vaak terugkoppelen wat ik als prettig heb ervaren, bedankt voor de begeleiding tijdens de afgelopen maanden. Ik wens u als lezer veel plezier bij het lezen van dit onderzoeksrapport. Lisette Hidding Onderzoeksrapport Lisette Hidding 7

8 Inhoudsopgave Inleiding Oriëntatie Aanleiding Afbakening Relevantie Methode van onderzoek Onderzoeksmodel Praktijkgericht onderzoek Betrouwbaarheid Resultaten Literatuuronderzoek Kennisdeling Leren Motivatie Vergelijkingsonderzoek Enquête Interviews Analyse Conclusies Aanbevelingen Advies Reflectie Literatuurlijst Bijlage 1. Enquête Da Vinci Bijlage 2. Enquête bnr Bijlage 3. Interviews Onderzoeksrapport Lisette Hidding 8

9 Inleiding Dit onderzoeksrapport is geschreven in opdracht van bnr, wat een onderdeel vormt van het Kenniscentrum NoorderRuimte, voor mevrouw Post, coördinator van bnr. Dit onderzoek is onderdeel van het afstuderen van de opleiding Facility Management. Het onderzoek valt onder het thema het fundament van kennisdeling. Het probleem binnen dit onderzoek is: hoe kan bnr kennisdeling optimaliseren. bnr wil meer inzicht krijgen in de ontwikkelingen en verbeteringen van de huidige organisatie. Binnen dit onderzoek wordt er gekeken naar het sturen van de motivatie van de studenten. Aanleiding bnr vormt een onderdeel van het Kenniscentrum NoorderRuimte van de Hanzehogeschool. bnr is nieuw binnen het Kenniscentrum. Het is een leerwerkplek waar studenten, docenten, onderzoekers en lectoren samenwerken aan praktijkgerichte vraagstukken die zijn geïnitieerd door het Kenniscentrum of door de externe omgeving van het Kenniscentrum. Deze manier van werken wordt dit jaar voor het eerst toegepast. Binnen bnr staat de ontwikkeling van de student centraal en wordt kennis gedeeld over gebiedontwikkeling. Het onderwijs en de praktijk worden bij elkaar gebracht door middel van onderzoek. bnr wil zich als organisatie verder ontwikkelen en verbeteringen doorvoeren. Vraagstelling Voor het onderzoek is er een hypothese vast gesteld waar het onderzoek op gebaseerd is. Vanuit deze hypothese wordt het onderzoek gedaan. Er wordt onderzocht hoe de huidige situatie bij bnr is en er wordt vergeleken met andere leerwerkplekken. Hypothese: Kennisdeling optimaliseren kan alleen als je intrinsiek gemotiveerde studenten hebt. Vanuit deze hypothese is de volgende vraagstelling naar voren gekomen. Vraagstelling: Hoe kan bnr sturen op motivatie van leren van de studenten die bij bnr binnen komen? Met sturen wordt hier bedoeld, sturen bij selectie, functieprofiel en functiebeoordeling van de juniormedewerker. De selectie, het functieprofiel en de beoordeling van de juniormedewerkers kan over verschillende aspecten gaan. Vanuit de hypothese zijn er drie domeinen geselecteerd: kennisdeling, leren en motivatie. Deze zijn gekozen omdat, kennisdeling de paraplu is van verschillende onderzoeken bij bnr en kennisdeling een van de kernwaarden van bnr is. Leren belangrijk is voor bnr omdat het een leerwerkomgeving is en het voor bnr belangrijk is om te kijken hoe leren kan worden geoptimaliseerd. Motivatie omdat dat de aanleiding van het onderzoek was, Waarom is de motivatie van studenten bij Da Vinci zo hoog?. Vanuit deze domeinen wordt de theorie benaderd. Voor het onderzoek wordt bnr onderzocht, maar ook een andere leerwerkplek, namelijk Da Vinci. Da Vinci is een minor aan de Hanzehogeschool, maar wel een leerwerkomgeving en dus vergelijkbaar met bnr. Da Vinci is gekozen omdat de studenten die dat programma volgen het een hoge waardering geven. bnr zou ook graag zien dat de studenten die bij hun stage lopen bnr een hoge waardering geven. Leeswijzer In hoofdstuk 1 is de oriëntatie beschreven, daarna is in hoofdstuk 2 de onderzoeksmethode beschreven die tijdens dit onderzoek gebruikt is. In hoofdstuk 3 zijn de resultaten van het literatuuronderzoek, deskresearch, kwalitatief en kwantitatief onderzoek beschreven. In hoofdstuk 4 staat de analyse van het onderzoek en vervolgens staan in hoofdstuk 5 de conclusies die daaruit zijn voortgekomen. Vanuit de conclusies zijn de aanbeveling gekomen die in hoofdstuk 6 staan en in hoofdstuk 7 staat het advies. Daarna komt in hoofdstuk 8 de discussie en het verslag wordt afgesloten met een lijst van de geraadpleegde literatuur. In bijlage 1 zijn de resultaten van de enquêtes van Da Vinci en in bijlage 2 de resultaten van de enquête van bnr te vinden. In bijlage 3 staan de uitgewerkte interviews die tijdens het onderzoek zijn gehouden. Onderzoeksrapport Lisette Hidding 9

10 1. Oriëntatie In dit hoofdstuk wordt de aanleiding van het onderzoek uitgelegd. Het probleem wordt geformuleerd en de hypothese die gesteld is wordt genoemd. Daarna volgen de hoofdvraag en deelvragen. In de tweede paragraaf staat de afbakening en in paragraaf drie de relevantie van het onderzoek. 1.1 Aanleiding Het Kenniscentrum NoorderRuimte is een onderzoekcentrum van de Hanzehogeschool. De missie van het Kenniscentrum is als volgt: "Het Kenniscentrum ontwikkelt en deelt kennis over ruimtelijke vraagstukken in Noord-Nederland vanuit het perspectief people- planet- profit. Lectoren, docenten en studenten doen samen met het werkveld multidisciplinair onderzoek op basis van vragen uit de praktijk." 2 bnr vormt een onderdeel van het Kenniscentrum. bnr is nieuw binnen het Kenniscentrum. Het is een leerwerkplek waar studenten, docenten, onderzoekers en lectoren samenwerken aan praktijkgerichte vraagstukken die zijn geïnitieerd door het Kenniscentrum of door de externe omgeving van het Kenniscentrum. Deze manier van werken wordt dit jaar voor het eerst toegepast. Binnen bnr staat de ontwikkeling van de student centraal en wordt kennis gedeeld over gebiedontwikkeling. Het onderwijs en de praktijk worden bij elkaar gebracht door middel van onderzoek. bnr wil zich als organisatie verder ontwikkelen en verbeteringen doorvoeren. bnr wil meer inzicht krijgen in de ontwikkelings- en verbeteringsmogelijkheden van de huidige organisatie. Een belangrijke vraag daarbij is: hoe optimaliseren we kennisdeling? Er worden verschillende onderzoeken uitgevoerd onder deze vraag door studenten bij bnr. De verschillende onderzoek waren: - Kennisdeling doormiddel van evenementen - Imago en identiteit bij bnr - Human resource management - De organisatiecultuur - De ruimte voor verbetering Dit onderzoek is daar ook één van en richt zich op de motivatie van de student. De motivatie van de junior medewerkers wordt onderzocht, omdat de opdrachtgever dit interessant vindt en graag wil weten hoe hier in de toekomst men hier in de toekomst mee om kan gaan. Probleem: Hoe optimaliseren we de kennisdeling bij bnr? De bijdrage van de studenten (junior medewerkers) kan bepalend zijn voor kennisdeling. Dit betekent dat de juniormedewerkers enthousiast moeten zijn tijdens het afstudeertraject. Dit bepaalt mede het succes van bnr en dat is belangrijk voor de toekomst. Voor het onderzoek is er een hypothese vast gesteld waar het onderzoek op gebaseerd is. Vanuit deze hypothese wordt het onderzoek gedaan. Er wordt onderzocht hoe de huidige situatie bij bnr is en er wordt vergeleken met andere leerwerkplekken. Hypothese: Kennisdeling optimaliseren kan alleen als je intrinsiek gemotiveerde studenten hebt. Vraagstelling: Hoe kan bnr sturen op motivatie van de studenten? Met sturen wordt hier bedoeld, sturen bij selectie, functieprofiel en beoordeling van de juniormedewerker. Doel van het onderzoek is een advies schrijven voor bnr hoe zij kan sturen op motivatie van de studenten. Met betrekking tot selectie, functieprofiel en beoordeling van de juniormedewerker. Vanuit de vraagstelling zijn er deelvragen voortgekomen. De deelvragen en hoe deze tot stand zijn gekomen staat in hoofdstuk 2 vermeld. 2. Missie Kenniscentrum NoorderRuimte (website NoorderRuimte) Onderzoeksrapport Lisette Hidding 10

11 1.2 Afbakening De selectie, het functieprofiel en de beoordeling van de juniormedewerkers kan over verschillende aspecten gaan. Vanuit de hypothese zijn er drie domeinen geselecteerd: kennisdeling, leren en motivatie. Vanuit deze domeinen wordt de theorie benaderd. Er is gezocht naar een passend theoretisch model voor elk van deze domeinen. Voor het onderzoek wordt bnr onderzocht, maar ook een andere leerwerkplek, namelijk Da Vinci. Da Vinci is een minor aan de Hanzehogeschool. Tijdens deze minor wordt er gewerkt met studenten van verschillenden studies aan nieuwe producten of diensten. Belangrijke kernwaarden daarbij zijn ontwikkeling van ondernemend gedrag, creativiteit, persoonlijke ontwikkeling en een innovatieve houding. Er is in verband met de tijd die beschikbaar is voor het onderzoek maar voor één andere leerwerkomgeving gekozen. Deze leerwerkomgeving (Da Vinci) is gekozen omdat de onderzoeker kennis en ervaringen heeft met deze leerwerkomgeving. 1.3 Relevantie Dit onderzoek is relevant omdat het optimaal functioneren van de juniormedewerkers het bestaansrecht van bnr vormt. Studenten moeten gemotiveerd zijn voordat ze de leerwerkplek kiezen. Ze moeten gemotiveerd zijn om voor bnr te kiezen en ze moeten gemotiveerd blijven tijdens de stage. Als de studenten niet gemotiveerd en enthousiast zijn voor dit afstudeertraject dan is er een kans dat ze dit traject niet meer kiezen. Daardoor is er een kans dat bnr niet zal blijven bestaan. Dit rapport levert voor bnr inzicht welke elementen van invloed zijn op de motivatie van de juniormedewerkers, zodat er op gestuurd kan worden hoe in de toekomst om te gaan met het functioneren van de juniormedewerkers, waardoor kan bnr blijven bestaan. De opdrachtgever vindt het interessant om inzicht te krijgen in de motivatie van de junior medewerkers, zodat men weet hoe ze hier in de toekomst mee om moeten gaan. Onderzoeksrapport Lisette Hidding 11

12 2. Methode van onderzoek In dit hoofdstuk staat beschreven welke onderzoeksmethoden en instrumenten zijn gebruikt tijdens het onderzoek. 2.1 Onderzoeksmodel Onderstaand model is aan het begin van het onderzoek opgesteld. Figuur 1. Onderzoeksmodel (eigen bron) Dit model is de leidraad van het onderzoek. Er is gekozen voor een gefaseerde aanpak. Er is stapsgewijs aangegeven wat er gedaan wordt. In fase A wordt duidelijk gemaakt welke theorie er onderzocht wordt en dat er ervaringsonderzoek en vooronderzoek gedaan wordt. Tijdens het ervaringsonderzoek zal er een vergelijking worden gemaakt op basis van ervaringen. In fase B wordt er op basis van de resultaten uit fase A gekomen tot heldere oorzaken en achtergronden, met deze resultaten worden enquêtes gemaakt voor studenten en interviews opgesteld voor coaches. In fase C worden alles resultaten geanalyseerd en vandaar uit wordt in fase D gekeken naar oplossingsmogelijkheden en worden er afwegingen gemaakt. In fase E wordt het uiteindelijke advies voor bnr geschreven. De stippellijn onderaan geeft aan dat er bij de oplossingsmogelijkheden moet worden teruggekoppeld naar de theorie. Aan de hand van de volgende deelvragen wordt bij deze werkwijze informatie verzameld. Deze deelvragen zijn voortgekomen uit het onderzoeksmodel. Bij deel A en B zijn de deelvragen per kader verdeeld. Achter de deelvragen staan bij welke kaders de vragen horen. Door het beantwoorden van de deelvragen zal er naar een advies voor bnr toegewerkt worden. Deelvragen A 1. Wat is kennisdeling en wat zijn voorbeelden van kennisdeling? (A1) 2. Wat is impliciete en expliciete kennisdeling? (A1) 3. Wat wordt er binnen bnr al gedaan aan kennisdeling? (A1 en A4) Onderzoeksrapport Lisette Hidding 12

13 4. Wat zijn motivatie modellen? (A2) 5. Wanneer zijn studenten gemotiveerd? (A2, A3 en A4) 6. Hoe kunnen studenten gemotiveerd worden voor een leerwerkplek?(a2) 7. Wat zijn overeenkomsten en verschillen tussen leerwerkplekken?(a3) Deelvragen B 1. Wat zijn overeenkomsten en verschillen tussen leerwerkplekken?(b1 en B2) 2. Waarom kiezen studenten voor leerwerkplekken? (B1 en B2) 3. Wat maakt studenten bij andere leerwerkplekken enthousiast over die leermethode? (B2) 4. Wat vinden coaches positief aan leerwerkplekken? (B3) 5. Wat vinden coaches negatief aan leerwerkplekken? (B3) 6. Wat zijn de ervaringen van coaches van leerwerkplekken? (B3) Deelvragen C 1. Wat zijn knelpunten bij leerwerkplekken? 2. Wat zijn verbetermogelijkheden bij leerwerkplekken? 3. Wat zijn de positieve punten van bnr? 4. Wat zijn de negatieve punten van bnr? Deelvragen D 1. Wat moet er gebeuren om enthousiasme van andere leerwerkplekken ook bij bnr te krijgen? 2. Hoe moet kennisdeling worden vormgegeven binnen bnr? 3. Wat zijn de beste ervaringen van andere leerwerkplekken? 4. Wat zijn te gebruiken oplossingen voor bnr? Deelvragen E 1. Wat wordt het advies voor bnr? 2.2 Praktijkgericht onderzoek De vraag die er is, hoe kan bnr sturen op motivatie van de studenten, wordt aan de hand van praktijkonderzoek beantwoord. Praktijkonderzoek is onderzoek waarbij men zich bezig houdt met het oplossen van problemen uit de praktijk. De vraag is gericht op praktische, toepasbare kennis. Het doel is om deze kennis te gebruiken om de situatie bij bnr te verbeteren.(verhoeven 2010) Tijdens dit praktijkgerichte onderzoek zijn er verschillende stappen genomen die hier onder beschreven staan. Deze staan beknopt weergegeven in tabel Literatuuronderzoek Er is literatuur onderzoek gedaan, om inzicht te krijgen in de theorie. Hierbij is er gebruik gemaakt van onderzoeken en literatuur die reeds beschreven zijn. Vanuit de hypothese zijn er drie domeinen geselecteerd. 1. Kennisdeling, waarde van bnr 2. Leren, bnr is een leerwerkomgeving 3. Motiveren, aanleiding van het onderzoek Van deze drie domeinen is literatuur verzameld. 2. Deskresearch Tijdens dit onderzoek is er een vergelijkingsonderzoek gedaan naar bnr en Da Vinci. De huidige gegevens van beide leerwerkplekken zijn met elkaar vergeleken door middel van een mindmap. 3. Kwantitatief onderzoek Er is gebruik gemaakt van kwantitatief onderzoek. Bij de juniormedewerkers van bnr en bij studenten van Da Vinci is een enquête gehouden. De enquête is tot stand gekomen naar aanleiding van modellen die tijdens het literatuuronderzoek zijn verzameld. Deze modellen zijn Illeris 2007 en Ryan en Deci Deze worden later toegelicht. Er is gekozen voor een enquête omdat daarmee veel data verzameld kan worden, die data kan met elkaar vergeleken worden. Onderzoeksrapport Lisette Hidding 13

14 4. Kwalitatief onderzoek Er is gebruikt gemaakt van kwalitatief onderzoek. Er zijn het aan begin van het onderzoek open interviews gehouden met betrokkenen van het kenniscentrum en bnr. Er is gekozen voor een lector en een medewerker communicatie omdat deze beiden een verschillende kijk op de organisatie hadden en tijd vrij konden maken voor een interview. Tijdens deze interviews zijn er veel open vragen gesteld over de organisatie om te kijken hoe de huidige situatie is en deze in kaart te brengen en hoe men er tegen aan kijkt. In het later stadium van het onderzoek zijn er interviews gehouden met coaches, van zowel bnr als Da Vinci. Er is gekozen voor interviews omdat daarmee de diepte in gegaan kan worden en de kennis van problemen helder boven kan komen. Tijdens deze interviews werden open en gesloten vragen gesteld. Deze vragen waren afgeleid van de enquête die onder de juniormedewerkers en studenten is gehouden. Deelvragen Methode Instrument Deel A Literatuuronderzoek Literatuur Kwalitatief onderzoek Interviews Deskresearch Vergelijken Deel B Deskresearch Vergelijken Kwalitatief onderzoek Interviews Kwantitatief onderzoek Enquête Deel C Kwalitatief onderzoek Interviews Kwantitatief onderzoek Enquête Deel D Analyseren Deel E Adviseren Tabel 1. Onderzoeksmethoden (eigen bron) 2.3 Betrouwbaarheid De enquête is gehouden onder twee verschillende groepen. Voordat de enquête is afgenomen is deze bij twee personen die de minor Da Vinci hebben gevolgd getest. Daarna is er nog een aanpassing doorgevoerd om een vraag duidelijker te formuleren. Als eerste is de enquête afgenomen bij de juniormedewerkers van bnr. De enquête is bij de hele groep online afgenomen. Deze groep bestaat uit 30 studenten. De enquête is ingevuld door 21 studenten, dat is 70% van de populatie. Bij een betrouwbaarheid van 90% moet de steekproef grootte in dit geval 27 zijn. De steekproefgrootte is 21, daarmee kan gesteld worden dat het betrouwbaarheidsniveau onder de 90% ligt. Toch is er in overleg met de opdrachtgever gekozen om verder te gaan, omdat dit de enige gegevens zijn. Als tweede bij Da Vinci, daar is de enquête afgenomen bij twee verschillende lichtingen. Een van september 2012 en een van februari Er zijn in totaal tien lichtingen geweest van Da Vinci. Er is bij twee groepen onderzoek gedaan omdat deze het meest recent de minor hebben gevolgd en het gemakkelijkst bereikbaar waren. De groep uit september heeft de enquête online ingevuld en bij de groep uit februari is deze mondeling afgenomen. De eerste groep bestond uit 28 studenten, daarvan hebben 14 de enquête ingevuld. De tweede groep bestond uit 20, daarvan hebben ook 14 de enquête ingevuld. Daarmee hebben van de Da Vinci studenten 58% van de populatie de enquête ingevuld. Bij een betrouwbaarheid van 90% moet de steekproef grootte in dit geval 41 zijn. De steekproefgrootte is 28 en ligt daarmee ver onder de 41, waardoor de enquête niet heel betrouwbaar is. Toch is er in overleg met de opdrachtgever gekozen om verder te gaan met deze gegevens, omdat dit de enige gegevens zijn. Onderzoeksrapport Lisette Hidding 14

15 3. Resultaten In dit hoofdstuk staan alle resultaten van het onderzoek beschreven. Er is begonnen met de literatuur, er staat per domein beschreven welke literatuur er gevonden is. Te beginnen met kennisdeling, vervolgens leren en als laatste motivatie. Daarna volgen de vergelijking, de interviews en de enquête resultaten. 3.1 Literatuuronderzoek Kennisdeling Kennisdeling volgens de encyclopedie: Het delen met anderen wat je weet. 3 In het boek de kennisdelende organisatie van J. Bertrams (1999) 4 worden verschillende uitspraken gedaan over kennis en kennisdeling. Zo wordt er gezegd dat kennis datgene is wat iemand in staat stelt een bepaalde taak te vervullen door het selecteren, interpreteren, combineren en waarderen van informatie. En bijna alle processen in een organisatie vereisen tegenwoordig bepaalde vormen van kennis. De kwaliteit van de geleverde diensten en producten die ontstaan door het uitvoeren van de op één volgende bedrijfsprocessen wordt in toenemende mate bepaald door de kwaliteit van de kennis die wordt toegepast in deze processen. Kennis is werkelijk een concurrentiefactor geworden. In het boek Kennis delen in de praktijk van Huysman en de Wit(2000) 5 wordt een onderscheid gemaakt tussen gegevens, informatie en kennis. Gegevens = symbolen die (nog) niet zijn geïnterpreteerd Informatie = gegevens waaraan betekenis is toegekend. Kennis = inzichten, ervaringen en procedures die richting geven aan het denken, doen en communiceren van individuen en organisatie. Kennis is het product van informatie en ervaring, kennisdeling is het delen van iets als men elkaar spreekt, waar de ander vervolgens ook weer wat mee kan. Kennis is overal aanwezig en met kennis kan verschillend om worden gegaan. In tabel 2 worden twee soorten kennis uitgelegd volgens de theorie van Nonaka en Takeuchi (1997). Binnen organisaties is er erg veel kennis, deze kennis wordt op verschillende manieren verzameld, maar kan juist ook gedeeld worden aan anderen (kennisdeling). Dit delen gebeurt vaak niet, omdat dit extra tijd en moeite kost voor de werknemers en moet daarom gestimuleerd worden. Want juist door het delen van kennis kan er meer uit de werknemers van een organisatie gehaald worden en meer bereikt worden door de organisatie. Medewerkers leren veel, maar moeten ook iets doen met deze informatie en dit niet in het hoofd laten zitten. Kennisdeling kan op verschillende manieren plaats vinden en is voor elke organisatie verschillend. Bekende voorbeelden van kennisdeling binnen organisaties zijn het gebruik maken van intranet en kennisbanken. Dit zijn dan ook voorbeelden waar het wat betreft kennisdeling bij veel organisatie stopt. Andere mogelijkheden voor kennisdeling zijn: vergaderingen, lunchlezingen over thema die binnen het bedrijf worden behandeld, netwerkbijeenkomsten of symposia. Voor een kenniscentrum is de kennis die vergaard wordt erg belangrijk en moet er dus gekeken worden wat er met deze kennis gedaan wordt. De kennis die na onderzoeken boven komt kan op verschillende manieren over gebracht worden op anderen. Zo kunnen er artikelen over geschreven worden die in verschillende bladen worden gepubliceerd, maar ook kunnen er presentaties over onderzoeken gegeven worden voor verschillend publiek. 3 Online encyclopedie 4 J. Bertrams (1999) De kennisdelende organisatie pg 17, 18 5 M. Huysman en D. de Wit (2000) Kennis delen in de praktijk pg 11 Onderzoeksrapport Lisette Hidding 15

16 Het succes van kennisdeling hangt af van de bereidheid om er aan deel te nemen Jeroen Bertrams Volgens de theorie van Nonaka en Takeuchi (1997) bestaan er twee soorten kennis: Impliciete kennis Expliciete kennis Ervaringen, vaardigheden, attitude Theorieën, formules, procedures, handboeken Kunnen en willen Kennen en weten Moeilijk grijpbaar Gecodeerde kennis Persoonlijk vastpakken onder woorden te brengen Moeilijk te verwoorden Overdraagbaar, geschreven of gesproken Grijze kennis Witte kennis Tabel 2. Impliciete en expliciete kennis. (Nonaka en Takeuchi 1997) Nonaka en Takeuchi hebben het proces van kennisdeling in een model weergeven. Figuur 2. Kenniscreatie cirkel. (Nonaka en Takeuchi 1997) In dit model staat de kenniscreatie weergeven. Dit is een ononderbroken proces van dynamische interacties tussen impliciete en expliciete kennis. In dit model staan vier manieren van kennisconversie, vier leerprocessen. Deze vier werken in de cirkel van kenniscreatie op elkaar in, vandaar de cirkel rondom het model. De leerprocessen worden op de volgende manier uitgelegd Van impliciet naar impliciet is socialisatie, hier wordt persoonsgebonden kennis en ervaringen uitgewisseld. Zoals te zien is in het model, overleggen en intervisie. De sleutel tot het ontwikkeling van impliciete kennis is ervaring. 2. Van impliciet naar expliciet is externalisatie, hier worden concepten of modellen geconstrueerd. Dit wordt opgeschreven en toegankelijk gemaakt. Hierin worden uit persoonsgebonden kennis nieuwe expliciete ontwerpen geboren. Externalistatie bevat zowel expliciete als impliciete kennis. 3. Van expliciet naar impliciet is internalisatie, hier wordt er gewerkt met de concepten, deze worden getest, waardoor men al werkend bekwaam wordt. Internalisatie bevat zowel expliciete als impliciete kennis. 4. Van expliciet naar expliciet is combinatie, hier wordt een model geconstrueerd tot kennissystemen, door het samenvoegen van het voorgaande. De voorgaande informatie wordt verwerkt tot nieuwe kennis. 6 Nonaka en Takeuchi (1997) De kenniscreërende onderneming pg 99 Onderzoeksrapport Lisette Hidding 16

17 Deelconclusie kennisdeling Kennisdeling is erg belangrijk voor bnr omdat het een van de kernwaarden is in de visie van bnr en kan op verschillende manier plaatsvinden. Er bestaat impliciete en expliciete kennis, beide worden door verschillende leerprocessen overgebracht op een ander. Kennisdeling vind niet plaats met één persoon alleen. Als kennis wordt gekoppeld aan eerdere ervaringen en opgedane kennis en met anderen wordt gedeeld is er sprake van kennisdeling. Onderzoeksrapport Lisette Hidding 17

18 Leren Leren is tegen de stroom in roeien; wie niet leert, drijft af. Mao Tse Toeng Chinees politicus Binnen het domein leren is op dit moment het Nieuwe Leren actueel. We kennen het Nieuwe Werken al een poos, maar ook het Nieuwe Leren doet zijn intrede. Over leren is veel geschreven. En ook over het Nieuwe Leren heeft men al veel te zeggen. Leren is voor bnr belangrijk, omdat bnr een leeromgeving is en daarom graag bij wil blijven wat betreft de ontwikkelingen van leren. In een essay over het Nieuwe Leren op de website wordt het Nieuwe Leren een containerbegrip genoemd, dat door iedereen verschillend wordt ingevuld. Pieter Hilhorst, schrijver van het essay, noemt een basisingrediënt van het nieuwe leren namelijk: kenniswerving is geen doel op zich, het gaat erom wat je met de kennis kan. In het essay wordt onderwijspsycholoog Rob Martens genoemd. Hij onderscheidt vier kenmerken van het Nieuwe Leren: onderwijs moet leiden tot inzicht en begrip; nieuwsgierigheid en een drang tot exploreren zijn de beste drijfveren om te leren; zelfregulatie motiveert degene die leert en samenwerking stimuleert tot leren. Binnen het Nieuwe Leren komen kennis, kenniswerving en motivatie terug. Illeris (2007) fundamentele processen van leren Vanuit het essay komt het model over de fundamentele processen van leren van Illeris (2007) naar voren. In overleg met de opdrachtgever is dit model gekozen want het model heeft als doel het leerproces zo effectief mogelijk te laten verlopen, iets wat bnr ook graag ziet bij de studenten en omdat Illeris beweert een omvattende leertheorie te hebben ontwikkeld. De theorie van Illeris is gebaseerd op twee fundamentele veronderstellingen. 1. Al het leren omvat twee essentieel verschillende soorten processen: a. Extern interactieproces tussen de lerende (hier student) en de omgeving b. Intern psychologisch proces van verwerven van kennis In zijn model wordt de externe interactie verticaal met een dubbele pijl aangegeven en het intern psychologisch proces, wat horizontaal ook met een dubbele pijl wordt aangegeven. De dubbele pijl wil zeggen dat beide functies altijd een rol spelen binnen het proces. Dus zowel de interactie van het individu met de omgeving als de werving van kennis spelen beiden een rol binnen het lerende proces. Waarbij de werving van kennis voortkomt uit de inhoud en de persoonlijke drijfveer en waarbij de interactie van de lerende (hier student) met de sociale omgeving waar binnen hij werkt is. inhoud b. werving drijfveer individu a. interactie omgeving Figuur 3. Essentiële processen Illeris ( Mao Tse Toeng Citaten en wijsheden sinds 2000 Onderzoeksrapport Lisette Hidding 18

19 Vanuit de 2 pijlen die nu getrokken zijn kan er een driehoek worden gevormd tussen de drie dimensies. De drie dimensies staan hieronder toegelicht. 2. Al het leren omvat drie dimensies: - Inhoud - Drijfveer - Omgeving Inhoud: Dit betekent wat er geleerd wordt door de lerende of in dit geval de student. Dit kan bestaan uit kennis, vaardigheden, inzichten, opinies, houdingen en waarden. Onder de inhoud valt ook het opbouwen van begrip en capaciteit van de lerende (student), welke kennis blijft achter en wordt opgebouwd door de student. Drijfveer: De drijfveer levert en stuurt de mentale energie. Dit is per individu wisselend en heeft te maken met persoonlijke gevoelens, drijfveren, motivatie en wilskracht. Waardoor de drijfveer van iedere student verschillend is. Omgeving: De omgeving bestaat uit impulsen die het leerproces initiëren. Wat gebeurt er in de sociale omgeving Er wordt binnen die omgeving socialiteit van de lerende opgebouwd. Inhoud Werven van kennis Drijfveer Individu Interactie tussen individu en omgeving Omgeving Figuur 4. De fundamentele processen van leren, Illeris (2007) Illeris geeft aan dat alle leren uit deze drie dimensies bestaat. Zowel de inhoud, de drijfveer en de omgeving doen daarin mee. Onderzoeksrapport Lisette Hidding 19

20 Deelconclusie leren Volgens de theorie van Illeris omvat al het leren: a. Extern interactieproces tussen de lerende (hier student) en de omgeving b. Intern psychologisch proces van verwerven van kennis Het is belangrijk dat al het leren bestaan uit drie dimensies: inhoud, drijfveer en omgeving. Het model dat staat beschreven is 2 dimensionaal. De werving van kennis, tussen de inhoud en de drijfveer en de interactie van het individu met de omgeving. Onderzoeksrapport Lisette Hidding 20

21 Motivatie Motivatie is er of het is er niet. Maar hoe kan er binnen organisaties gewerkt worden aan het motiveren en stimuleren van medewerkers. Motivatie is als je dromen hun werkpak aantrekken. Motivatiekalender Dwight Eisenhower: motivation is the art of getting people to do what you want them to do because they want to do it. 9 Oftewel motivatie blijft iets dat lastig te beschrijven en te bereiken is, maar wat ook lastig te peilen valt. De kunst is om mensen te laten doen wat jij wil dat ze doen, omdat zij het willen doen. En dit dan het liefst ook nog continu tijdens het leerproces. We denken hier bij aan dromen en aan de kunst om iets voor mekaar te krijgen. Er is veel geschreven over motivatie, er zijn verschillende motivatiemodellen en er wordt op verschillende manieren gekeken naar motivatie. Een onderscheid dat regelmatig gemaakt wordt is dat tussen intrinsieke en extrinsieke motivatie. (Zie tabel 3) Twee onderdelen die niet van elkaar gescheiden kunnen worden. Het verschil tussen deze twee is in hoe verre en op welke manier men gemotiveerd is voor het werk. Een duidelijk voorbeeld van Prof. Dr. J von Grumbkow in zijn boek, arbeidsmotivatie, gebruikt gaat over knikkeren. Waarbij bij intrinsieke motivatie geknikkerd wordt om het spel en bij extrinsieke motivatie geknikkerd wordt om knikkers te winnen. Intrinsieke motivatie Komt van binnenuit Lange termijn resultaat Eigen keuze Tabel 3. Intrinsieke en extrinsieke motivatie. 10 Extrinsieke motivatie Gestimuleerd van buitenaf Korte termijn resultaat Gedwongen 8 G. Bors & L. Stevens (2010) De gemotiveerde leerling. 9 Quote van BrainyQoute.com 10 intrinsieke en extrinsieke motivatie Onderzoeksrapport Lisette Hidding 21

22 Zelfdeterminatiecontinuum Onderstaand model is de zelfdeterminatiecontinuum van Ryan en Deci Dit model gaat over de intrinsieke en extrinsieke motivatie. Omdat in dit model een duidelijker onderscheid is gemaakt tussen intrinsieke en extrinsieke motivatie is er voor dit model gekozen. Er is meer verdieping gemaakt in deze twee door een splitsing te maken naar gecontroleerde en autonome motivatie. Daardoor krijgen de bekenden begrippen; intrinsieke en extrinsieke motivatie, meer handen en voeten. Vanuit dit model kan er ook makkelijker een enquête opgesteld worden voor de studenten, omdat het lastig is om aan iemand te vragen of hij extrinsiek gemotiveerd is, maar door een vraag over de tussen stappen te stellen, zoals: Vind je de activiteit belangrijk of waardevol? komen er makkelijker antwoorden naar voren. Figuur 5. Het zelfdeterminatiecontinuum (Ryan en Deci) In dit model worden een aantal bekende begrippen met betrekking tot motivatie op een duidelijke manier toegelicht. Het model begint met de welbekende extrinsieke en intrinsieke motivatie. Deze worden onderverdeeld en uiteindelijk omgezet in gecontroleerde en autonome motivatie. Waardoor de begrippen meer handen en voeten krijgen. Extrinsieke motivatie Deze is onderverdeel in de volgende punten: - Externe regulatie, motivatie die voortkomt uit externe beloningen, straffen en verwachtingen. - Geïntrojecteerde regulatie, motivatie die voortkomt uit interne beloningen, straffen en verwachtingen. - Geïdentificeerde regulatie, motivatie die voorkomt uit normen en waarden die voor de persoon van belang zijn, wat hij/zij zelf waardevol vindt. - Geïntegreerde regulatie, motivatie die voorkomt uit normen en waarden die niet alleen van belang zijn, maar die ook overeenkomen met de normen en waarden van de persoon. Intrinsieke motivatie Intrinsiek gereguleerde motivatie is motivatie die voorkomt uit de beloning die de activiteit oplevert, wat neer komt op dat de activiteit op zich leuk of interessant is en men er plezier aan heeft. Dit is een motivatie van binnenuit de persoon zelf komt. Onderzoeksrapport Lisette Hidding 22

23 Gecontroleerde motivatie Dit is motivatie waarbij er een gevoel is dat er iets onder dwang plaatsvindt, gedwongen motivatie. Externe en geïntrojecteerde regulatie die hierboven uitgelegd zijn vallen onder deze gedwongen motivatie. Autonome motivatie Dit is een motivatie die voorkomt uit een gevoel iets uit zichzelf te doen, zelf de keuze maken. Geïdentificeerde, geïntegreerde en intrinsieke motivatie die hierboven uitgelegd zijn vallen onder deze autonome motivatie. Hierbinnen is het belangrijk dat er een eigen keuze gemaakt wordt, waardoor de motivatie bij de persoon zelf vandaan komt. Motivatie bij studenten Uitspraak van een leerling: Wanneer ik gemotiveerd ben? Als ik het een leuk onderwerp vind bijvoorbeeld. Leuk hoeft het ook weer niet altijd te zijn. Soms wil ik gewoon een goed cijfer en doe je daarom je best. 11 Op de site wordt een aantal interventies genoemd om de motivatie bij studenten te verhogen: 1. Vergroot het (zelf)vertrouwen dat studenten hebben ten aanzien van hun persoonlijke studiesucces; 2. Stel realistische en haalbare doelen; 3. Ga uit van de sterke kanten van de student; 4. Stimuleer studenten om diepte verwerkingsstrategieën toe te passen; 5. Gebruik toetsing om diepte verwerkingsstrategieën van studenten te stimuleren; 6. Geef bevestiging aan studenten als ze vooruitgang boeken; 7. Geef regelmatig feedback op hun studievoortgang. 11 G. Bors & L. Stevens (2010) De gemotiveerde leerling Onderzoeksrapport Lisette Hidding 23

24 Er zijn een aantal begrippen die naar boven komen als we het hebben over motivatie. Deze begrippen zijn naar voren gekomen nadat er met de junior werknemers van bnr is gesproken over het begrip motivatie. Begrippen die belangrijk zijn voor onder andere een junior werknemer: respect zelfstandig verantwoorde lijkheid feedback serieus nemen waardering zinvol beloning autonomie goede arbeidsomstandigheden motivatie ontwikkelen behoeften uitdaging resultaten doelen resultaten Figuur 6. Motivatie begrippen (eigen bron). Deelconclusie motivatie Er bestaat intrinsiek en extrinsieke motivatie. Dit betekent dat de motivatie van binnen of van buiten komt. Het duidelijke voorbeeld is: bij intrinsieke motivatie wordt er geknikkerd om het spel, bij extrinsieke motivatie wordt er geknikkerd om knikkers te winnen. Ryan en Deci hebben in hun model deze motivatie omgezet naar externe, geïntrojecteerde, geïdentificeerde en geïntegreerde regulatie en intrinsieke motivatie. Deze worden vervolgens weer onderverdeeld in gecontroleerde (dwingende) en autonome (uit gevoel) motivatie. Voor bnr is het belangrijk om aan de kant van de autonome motivatie te zitten, want dan zijn studenten vanuit zichzelf gemotiveerd. Men moet geïnteresseerd zijn in onderzoek en zich er zelf voor in willen zetten. De gecontroleerde motivatie is voor bnr minder belangrijk omdat ze daar zelf weinig invloed op hebben. Motivatie is op deze manier duidelijk onderverdeeld. Een aantal belangrijke begrippen bij motivatie zijn: - Beloning - Uitdaging - Behoeften - Ontwikkelen - Autonomie De invulling van deze begrippen maken uit op welke manier iemand gemotiveerd is. Onderzoeksrapport Lisette Hidding 24

25 3.2 Vergelijkingsonderzoek Tijdens het onderzoek is er een vergelijking gemaakt tussen bnr en Da Vinic. In onderstaande mindmaps staan beide leerwerkplekken met daarin de belangrijkste punten. Figuur 7. Overzicht Da Vinci (eigen bron) Het proces bij Da Vinci Da Vinci is een minor waar studenten van verschillende studies samenwerken aan nieuwe producten of diensten. Tijdens deze minor mogen studenten zelf projecten of ideeën aandragen waar ze mee aan de slag willen. Het kan zijn dat er met groepen samen wordt gewerkt, maar er kan ook individueel gewerkt worden. Er kunnen gevallen zijn met een opdrachtgever, maar veel van de projecten zijn ideeën van de studenten waar ze zichzelf graag eens in zouden willen verdiepen. Belangrijke kernwaarden daarbij zijn ontwikkeling van ondernemend gedrag, creativiteit, persoonlijke ontwikkeling en een innovatieve houding. In bovenstaande mindmap staan belangrijke begrippen van Da Vinci. Onderzoeksrapport Lisette Hidding 25

26 Figuur 8. Overzicht bnr (eigen bron) Het proces bij bnr bnr is een leeromgeving waar studenten stage kunnen lopen. bnr valt onder het Kenniscentrum NoorderRuimte. De meeste onderzoeken die bij bnr uitgevoerd worden komen bij het kenniscentrum vandaan. De opdrachten worden opgesteld door bnr en de studenten worden verbonden aan opdrachtgevers. Samen met de opdrachtgevers wordt er gewerkt naar een passende oplossing door middel van onderzoek. Naast dit onderzoek worden er ook nog extra opdracht uitgevoerd voor bnr in multidisciplinaire teams. In bovenstaande mindmap staan belangrijke begrippen voor bnr. Verschillen In deze modellen is te zien dat er in de leerwerkplekken weinig verschillen zitten. Deze staan beknopt weergegeven in tabel 4. Een belangrijk verschil is echter: ondernemen en onderzoeken. Bij Da Vinci wordt er vooral gestuurd op het ondernemen en bij bnr wordt er vooral gestuurd op onderzoeken. Andere verschillen zijn dat Da Vinci een minor is en bnr een stageplek. Dit wil zeggen dat er bij Da Vinci docenten zijn die je lessen kunnen geven en in stappen kunnen helpen en dan bij bnr je met name contact hebt met de opdrachtgever en met vragen terecht kan bij je coach. Bij Da Vinci is er een vrije keuze in onderzoek, de student mag zelf weten waar hij zich mee bezig gaat houden, terwijl bij bnr de onderzoeken al vast staan en er uit een selectie onderzoeken gekozen kan worden. De keuze voor welk onderzoek de student kiest wordt gedaan als de stage begonnen is, de onderzoeken worden niet van te voren bekend gemaakt. Waardoor er bij bnr ook altijd gewerkt wordt met een opdrachtgever en bij Da Vinci hoeft dat niet altijd het geval te zijn. Overeenkomsten Er zijn veel overeenkomsten. Deze staan beknopt weergegeven in tabel 5. Zo wordt er op beide plekken met coaches gewerkt en in multidisciplinaire teams. De coaches zijn er voor vragen en bijsturing en bij de coaches kan er ook gewerkt woorden aan de persoonlijke ontwikkeling. Deze persoonlijke ontwikkeling en intervisie momenten komen bij beiden terug. Er kan in beide gevallen individueel gewerkt worden of in teams. En bij beide leerwerkplekken komen studenten van verschillende studies, waardoor er multidisciplinair gewerkt kan worden en ervaringen van studies gedeeld kunnen worden. Onderzoeksrapport Lisette Hidding 26

27 Deelconclusie vergelijkingsonderzoek Verschillen. Da Vinci Vrije keuze onderzoek Mogelijk geen opdrachtgever Minor Ondernemen Tabel 4. verschillen Da Vinci/bNR bnr Keuze uit selectie Altijd een opdrachtgever Stage Onderzoeken Overeenkomsten. Da Vinci en bnr Coaches Verschillende studie Multidisciplinair Intervisie Persoonlijke ontwikkeling Individueel/team Tabel 5. overeenkomsten Da Vinci/bNR Onderzoeksrapport Lisette Hidding 27

28 3.3 Enquête Tijdens het onderzoek is er een enquête gehouden. Deze enquête is tot stand gekomen op basis van de verzamelde literatuur. De vragen zijn gebaseerd op het model van Illeris (2007) en het model van Ryan en Deci (2000). Hier staan de belangrijkste resultaten van de enquête beschreven. De hele enquête staat in bijlage 1. Er zijn verschillende enquêtes gehouden tijdens dit onderzoek. De enquête bij Da Vinci is voor de groep van september 2012 online uitgevoerd en voor de groep van februari 2013 mondeling. De enquête bij bnr is online uitgevoed. Respons Da Vinci sept 2012 Da Vinci feb 2013 Totaal Respons Geen reactie BNR Figuur 9. Respons (enquête Da Vinci en bnr) Vraag Da Vinci bnr Waarvan ken je de leerwerkplek? Voornamelijk van internet Voornamelijk door de voorlichting De studenten zijn verschillend gemotiveerd voor de leerwerkplekken. De studenten van Da Vinci zijn voornamelijk autonoom gemotiveerd en dan intrinsiek en geïntegreerd. Zij zitten dus echt rechts in het model. De studenten van bnr zijn ook voornamelijk autonoom gemotiveerd, maar dan wel meer verdeeld en er zijn zelfs een aantal studenten gecontroleerd gemotiveerd. In onderstaande modellen is dat te zien. Onderzoeksrapport Lisette Hidding 28

29 Figuur 10. Motivatie voor Da Vinci (aangepast Ryan en Deci) Figuur 11. Motivatie voor bnr (aangepast Ryan en Deci) De theorie hier op loslatend is het grootste gedeelte van de studenten van Da Vinci intrinsiek gemotiveerd, oftewel autonoom gemotiveerd. De studenten kiezen zelf voor de leerwerkplek en vinden het leuk en leerzaam. Dit is positief voor zowel Da Vinci als bnr. Bij bnr zit het grootste gedeelte ook aan de kant van autonome motivatie, dat is positief voor bnr want daar kan bnr zelf invloed op uitoefenen, maar er zijn ook een aantal die juist gecontroleerd gemotiveerd zijn. Wat lastig is voor bnr, omdat ze daar geen invloed op hebben. Als het gaat over het belangrijkste doel binnen de leerwerkplek, wordt er bij zowel Da Vinci als bnr door meer dan 80 % gekozen voor een leuke en leerzame ervaring. Wat staat voor intrinsieke motivatie. Dan zitten dus alle studenten aan de autonome kant. Opvallend is dat men dus voor beide leerwerkplekken een intrinsiek doel het belangrijkste vindt. Terug kijkend op de theorie zien we dat de studenten het dus belangrijk vinden dat de activiteit leuk en interessant is. Onderzoeksrapport Lisette Hidding 29