H2 samenvatting AEC. Week 1. In tentamen vooral beredeneervragen! Meso-economie Bestudeert op het niveau van sectoren en bedrijfstakken, brancheniveau
|
|
- Sandra van Wijk
- 8 jaren geleden
- Aantal bezoeken:
Transcriptie
1 H2 samenvatting AEC Week 1 In tentamen vooral beredeneervragen! Meso-economie Bestudeert op het niveau van sectoren en bedrijfstakken, brancheniveau Bedrijfskolom Iedere schakel in het productieproces voegt waarde toe: Bedrijfstak Meso-economie onderzoekt binnen deze bedrijfskolom één schakel, de bedrijfstak.
2 De student kent het begrip concurrentie-intensiteit en kan beredeneren welke factoren de omvang van de intensiteit bepalen. Interne concurrentie Externe concurrentie Potentiele concurrentie Tussen bedrijven binnen bedrijfstak Leveranciers Afnemers Toetreders Substituten! Hoe sterk is de concurrentie tussen bedrijven in dezelfde branche?! Hoe sterk staat Plieger naar boven toe tegenover de leverancier en naar onder tegenover de afnemers? Wat is de positie?! Hoe makkelijk kun je toetreden tot deze branche? Zijn er alternatieve producten aanwezig?! Interne concurrentie voor NS: Veolia, Ariva, TGV! Externe concurrentie voor NS: leveranciers: ProRail, BAM, leveranciers van Kiosk Afnemers: studenten, werkenden, bedrijven etc.! Potentiele concurrentie voor NS: Toetreders: Als Ariva ook treinen gaat doen of als Veolia uitbreid Substituten: Hermes (bus), taxie, Andere vormen van vervoer! Plieger Desco, Webwinkels, Manutan! Plieger leveranciers: Gröwe, vieleroy en boch, Bosch, Afnemers: Bouwmarkten als Praxi, Gamma, maar ook installateurs! Plieger Toetreders: Moeilijk toe te treden. Als Desco uitbreidt of als ik een sanitaire (web)winkel open Substituten:! Bakker op de hoek Bakker Bart, Subway, kantine, Kiosk, supermarkt! Shell Tango, BP, Total,! Bakker op de hoek leveranciers: leveranciers van ingrediënten en machines Afnemers: wij, maar ook bedrijven (wij kunnen niet onderhandelen over de prijs, maar een groot bedrijf bijvoorbeeld wel.)! Shell leveranciers: Unilever voor de voedingsmiddelen Afnemers: wij, rijdend Nederland! Bakker op de hoek Toetreders: Moeilijk toe te treden. Substituten: yoghurt, cornflakes! Shell Toetreders: Substituten: Als benzine te duur wordt gaan mensen eerder met de trein of schaffen ze electrische auto aan. Concurrentiebepalende Factoren: Aantal ondernemingen Grootteverschillen Productdifferentiatie of ontwikkelen van nieuwe producten & klantenbinding Kostenstructuur Technische ontwikkeling Concurrentie vanuit buitenland Concurrentiebepalende Factoren: Grootte en aantal van afnemers Grootte en aantal van leveranciers Concurrentiebepalende Factoren: Aantal toe- en uittreders Substituut producten Waarom moet een inkoper iets weten over de concurrentie-intensiteit? Als je iets gaat inkopen, moet je weten of er veel concurrentie-intensiteit is. Als het heel concurrerend is, kun je als ondernemer goed onderhandelen. Dit kan alleen als je zicht hebt op de markt van het in te kopen product.
3 Toepassen van les 1 Stellingen: Interne concurrentie speelt zich af tussen ondernemingen in een bedrijfstak! Juist, denk aan Pepsie Cola en Coca-Cola Als een inkoper te maken heeft met 1 grote leverancier is de concurrentieintensiteit aan de leverancierskant klein.! Onjuist, juist groot. Dus het bedrijf heeft een grote druk vanuit de leverancier en kan daardoor niet goed onderhandelen etc. omdat hij slechts met 1 grote leverancier werkt. De leverancier heeft veel macht. Een inkoper heeft meer onderhandelingsmacht als de concurrentie- intensiteit op de inkoopmarkt groot is.! Juist, want dan heb je bijvoorbeeld heel veel kleine leveranciers. Dan kun je de leveranciers uitspelen, dan heb je veel macht. Ik wil die schroef graag voor 1. Krijg ik het daar niet voor? Dan ga ik wel naar de concurrent! Casus Ryanair: 1. Waarin onderscheid Ryanair zich van haar concurrenten? Lage prijzen, iedere vorm van extra service betaal je extra 2. Analyseer de interne concurrentie van Ryanair. Transavia, EasyJet (Alle low-cost aanbieders binnen de vliegtuigmaatschappijen) 3. Is er sprake van een hevige interne concurrentie? De ondernemingen maken wel winst, maar de marges liggen relatief laag, wat duidt op een hevige interne concurrentiedruk. De vliegtuigmaatschappijen concurreren sterk. Wanneer ze prijzen wat verhogen, dan zullen klanten overstappen naar een andere goedkope maatschappij.! Hoe hoger de winstmarges, hoe lager de interne concurrentie! Dus ook hoe lager de winstmarges, hoe hoger de interne concurrentie 4. Analyseer de externe concurrentie van Ryanair. Afnemers: Sterke concurrentiedruk. Wij zijn de afnemers. Zodra de prijzen omhoog gaan, stappen wij over naar een andere luchtvaartmaatschappij Leveranciers: Bijvoorbeeld de relatie met Booing voor de verkoop van vliegtuigen. Ligt er dus ook aan hoe groot hun macht is. Zou je verder moeten onderzoeken. 5. In hoeverre is er sprake van potentiele concurrentie binnen de luchtvaartbranche? Potentiele toetreders: Je opent niet zomaar een luchtvaartmaatschappij, dus dit is erg laag. Substituten: De kracht van substituten is voor kortere afstanden wel sterk. Dan zal men eerder met de auto, boot of trein reizen. 6. Wat is je algemene conclusie: is er binnen de luchtvaartbranche sprake van een hoge of lage concurrentie-intensiteit? Als je naar de bovenstaande gegevens kijkt is er op te maken dat er een hoge concurrentieintensiteit is. 7. Zou invoering van een vliegtax de concurrentie-intensiteit verhogen of verlagen? Als in NL een vliegtax komt en in Duitsland bijvoorbeeld niet, zal er een verplaatsing zijn. Mensen zullen overlopen naar Duitsland. Voor Duitse bedrijven wordt het dan makkelijker, maar voor NL se wordt het moeilijker, komt er een hogere concurrentie-intensiteit.
4 Week 2 Verband tussen de vraagontwikkeling en de concurrentie-intensiteit Korte termijn: Vraagdaling! concurrentie-intensiteit stijgt! Als de vraag daalt, dus als we met z n alle minder auto s gaan kopen, dan zal de concurrentie-intensiteit gaan stijgen. Dan gaan de autofabrikanten meer met elkaar concurreren om dat kleine beetje vraag. (Het is voor een klant dus gunstig om op zo n moment een auto te kopen, dan krijg je meer voordelen) Lange termijn: Vraagdaling! aantal faillissementen neemt toe! Concurrentie-intensiteit zal weer dalen! Op langere termijn zullen er faillissementen komen en dus minder aanbieders zijn van auto s. Hierdoor worden de aanbieders minder en zal de concurrentiedruk dus ook minder worden. De concurrentie-intensiteit zullen daardoor weer langzaam dalen. Dus: bedrijfstakken zijn dynamisch!! Tussenvraag: 1. De prijselasticiteit van een micro-chip is gelijk aan -0,1. Is hier sprake van een elastische of een inelastische vraag? Prijselasticiteit van -0,1 betekent dat als je de prijs met 1% verhoogt, dan daalt de vraag met 0,1%. Het is dus Inelastisch. De vraag daalt relatief zwak bij een prijsstijging. 2. Stel dat een inkoper dit product wil inkopen. Wat zegt deze uitkomst over de onderhandelingspositie van de inkoper? Dit is erg slecht! Je hebt dat product sowieso nodig, is ook te zien aan die 0,1, maakt je als inkoper enorm kwetsbaar. De fabrikant is in dit geval dus sterk, hij weet waarschijnlijk ook dat de klant dit nodig heeft, omdat het product erg Inelastisch is en hij dus wat met de prijs kan spelen (tot bepaalde hoogte natuurlijk.) Welke sectoren zijn (extra) gevoelig voor een vraagdaling? Verzadigde markten = Markten die overvol zijn, waar al teveel aanbod is, waar enorm veel aanbieders zijn Keteneffect: Bedrijven bovenin hebben meer last van een vraagdaling dan onderin. Gezondheidstrend, helft minder koffie, voorraad etc. Korte termijn Pas na 2 weken koop je weer koffie en ipv 4 pakken, koop je er nu maar 2 Conjunctuurgevoelige bedrijven! Bijvoorbeeld KLM, dan stap je wel over naar Ryanair.
5 Toepassen van les 2 A. Leg uit wat we bedoelen met een inelastische vraag Dat de vraag reageert relatief zwak bij een verandering in de prijs. B. Waarom is het voor een koper van belang te weten of zijn uitgeoefende vraag inelastisch of elastisch is? Om te weten of je een sterke of een zwakke onderhandelingspositie hebt. Bij een inelastische vraag, dus als er bijvoorbeeld 1 leverancier is, dan heb je een zwakke onderhandelingspositie. Bij een elastische vraag, dus bijvoorbeeld met 100 leveranciers, dan heb je een sterke onderhandelingspositie, dan stap je wel over naar de concurrent. C. Hoe beïnvloed overspecificatie de prijselasticiteit van de vraag? = Als er enorm veel specificaties gevraagd worden. Hoe meer eisen je stelt aan een product, hoe meer eisen er overblijven. Dan maak je je heel afhankelijk van 1 of 2 leveranciers, waar je dan vervolgens de hoofdprijs voor vraagt. Hebben we echt al die vereisten? Dat product wordt vanzelf enorm prijselastisch als je zoveel eisen stelt, omdat er maar enorm weinig leveranciers zijn. D. Wat is het verband tussen de prijselasticiteit van de vraag en de omvang van de externe concurrent aan de leverancierskant. Bij een inelastische prijselasticiteit reageert de vraag relatief zwak op een prijsstijging. De externe concurrentie wordt dan dus enorm hoog aan de leverancierskant. De leveranciers kunnen namelijk veel met hun prijzen schommelen, zij hebben enorm veel macht, omdat wij het toch wel blijven kopen. Voor het bedrijf ligt de omvang van de externe concurrentie dus hoog aan de leverancierskant, want de leverancier heeft veel macht. E. Leg uit waarom er in verzadigde markten meestal sprake is van een hoge (interne) concurrentie! Verzadigde markten zijn markten waar enorm veel aanbieders zijn. Dan is er dus sprake van hoge interne concurrentie. Er zijn heel veel andere aanbieders op dezelfde markt. Als ik mijn prijzen verhoog, dan stappen consumenten wel over naar een concurrent. F. De prijs is één van de factoren die de vraag naar een product beïnvloed. Noem andere factoren die de vraag beïnvloeden. Ligt toe met voorbeelden 1. Prijs van substituten: Als de prijs van treinkaartjes stijgt, dan wordt de vraag naar bussen hoger. Als de prijs van koffie stijgt, dan zal de vraag naar thee stijgen. 2. Inkomen: Als het inkomen stijgt, zal bijvoorbeeld de vraag naar vliegtuigkaartjes stijgen. 3. Normen & Waarden: Het MVO en duurzaamheid wordt steeds belangrijker. Bijvoorbeeld de plofkippen is een belangrijk onderwerp geweest. Hierdoor zal de vraag naar biologische kippenvlees stijgen. G. Geef 2 voorbeelden van conjunctuurgevoelige bedrijfstakken Huizenmarkt, reisbranche, autobranche H. Leg uit waarom bedrijven hoog in de bedrijfskolom gevoeliger zijn voor een vraagdaling dan bedrijven laag in de bedrijfskolom. Dat heeft ermee te maken dat een vraagdaling wordt versterk door wordt gegeven naar boven in de bedrijfskolom, omdat in iedere schakel de consumenten eerst gaan interen op hun voorraad en daarna minder gaan inkopen. REST VAN DE OPRACHTEN ZIJN HW!!
6 Wat is het verband tussen kosten en concurrentie-intensiteit? (hst 3) Kostenbegrippen Variabel! Inkoopkosten Constant! Hypotheek van een pand Totaal Gemiddeld Verband tussen kosten en concurrentie-intensiteit wordt bepaald door: 1. Kostenstructuur (verhouding vaste en variabele kosten) 2. Proportionele of af-en toenemende 3. Verschillen in gemiddelde kosten tussen ondernemingen! zie figuren 3.9 t/m 3.12 Break even punt = Moment dat kosten en opbrengsten aan elkaar gelijk zijn. Wanneer de ondernemer helemaal geen winst maakt. ALFA BETA Totale constante kosten Gemiddelde variabele kosten 2 1 Verkoopprijs Break even punt ALFA TK = x TO = 10X Break-evenpunt: afzet waar winst gelijk is aan 0! TO = TK! 10X = x! 10X 2X = X = 2000! X = 2000/8 = 250 Break even punt BETA Dus: hoge vaste kosten! Bezettingsgraad op peil houden door prijzen te verlagen als vraag daalt (zie p. 74 boek!)
7 Variabele kosten: proportioneel Korte termijn Kapitaalgoederenvoorraad is constant en arbeid variabel. Gemiddelde kostencurve op korte termijn als de variabele kosten proportioneel zijn: Conclusie Bedrijf met de grootste productie, die helemaal rechts zit op de lijn, heeft de beste concurrentiepositie! Hele kleine bedrijven zitten enorm links op die lijn, de gemiddelde kosten zijn enorm hoog. Zij ervaren dan ook een enorm hoge concurrentie-intensiteit. Variabele kosten: af-en toenemende meerkosten Korte termijn: Kapitaalgoederenvoorraad is constant en arbeid variabel. Gemiddelde kostencurve op korte termijn als de variabele kosten af-en toenemend zijn: Conclusie Bedrijf met de laagste GTK heeft de beste concurrentiepositie!! De productie per caissiere is weinig op een maandagmorgen. Die vrouw kost wel 25 per uur.! Naarmate het later wordt, komen er meer klanten en valt het uurloon per product wel mee. De productie per caissiere wordt groter.! Daarna wanneer het koopavond wordt en het mega druk wordt en er een extra caissiere is, dan stijgen de kosten weer.! Casus 3.3 op pagina 68 van het boek
8 Week 3! NOG IN WORD ZETTEN! De student kent het begrip varkenscyclus en kan daar voorbeelden van geven.! Dat plaatje met dat vierkantje De student kan het SGR-model toepassen. Hoe kan het resultaat de structuur beïnvloeden? Als je veel winst haalt in een bedrijfstak, kan de structuur veranderen. Als er veel winst is, willen er mensen toetreden. Wanneer het slecht gaat, wanneer de winst laag (resultaat) zullen er faillissementen vallen en zal de structuur dus veranderen. Hoe kan resultaat het gedrag veranderen? Als innovatief resultaat /gedrag! denk aan zelfscanner. Structuur kenmerken Aantal aanbieders: - Concentratie van aanbieders - Kleinschaligheid van aanbieders - Doorzichtigheid van de markt! Hoe makkelijk is het te vergelijken. Notarissen, ziektekostenverzekeraars, banken, offertes van architecten zijn moeilijk te vergelijken, wat bieden ze nou, wat hoort er wel en niet bij? Wel al meer doorzichtig dan vroeger. Aard van het product: - heterogeen of homogeen Vraagkenmerken: - groei van de vraag - concentratie van de afnemers - buitenlandse vraag: exportaandeel en wisselkoersrisico - aandeel consumptiegoederen in de afzet Kostenstructuur van de productie: Voorbeeld met supermarkten Aantal aanbieders: -In totaal zijn er 3300 winkels. - 33% van de markt is in handen van de AH, daarna Super Unie (Plus, Sligro, MT, Koop), Jumbo, Aldi, Lidl - Supermarktwereld is doorzichtig. Kunt bijvoorbeeld alle folders downloaden en gaan kijken Bij AH koop ik de kalkoen, bij de Lidl de broccoli Door deze doorzichtigheid wordt de concurrentiedruk hoog. Aard van het product: Groot deel is homogeen, omdat veel supermarkten zelfde producten aanbieden. Lidl en Aldi proberen zich echter te onderscheiden met heterogeniteit met prijzen en andere producten. Vraagkenmerken: Constante vraag, iedereen moet toch boodschappen doen, het gaat over een basisproduct. Je gaat niet 2x weinig eten kopen als je minder gaat verdienen. Kostenstructuur van de productie:
9 - kapitaalintensiteit! Bedrijven met veel vaste kosten, betekent gemiddeld genomen een hoge concurrentiedruk. Het bekent daarentegen wel dat het moeilijk is om toe te treden, dat potentiele concurrentiedruk laag is. - homogeniteit/heterogeniteit van de arbeid! Homogeniteit zijn lager geschoold. Heterogeen zijn gespecialiseerd, kun je moeilijker vinden. - Hebt grote panden nodig etc. hierdoor heb je veel vaste kosten - Heel weinig vaste contracten, zo veel mogelijk flexibele werknemers. - Supermarkt heeft veel homogene arbeid Toetredingsbarrières: - Kapitaalintensiteit en homogeniteit/heterogeniteit - binnenlands marktaandeel Gedrag - winstmaximalisatie - toe- en uittreding - innovatief gedrag - ontwikkeling van de investering Steeds meer supermarkten werken met een bonuskaart, krijgt daarmee individuele aanbiedingen, daarmee zijn klanten makkelijker te binden. Denk ook aan spaarsystemen en reclameacties. Resultaat - winstgevendheid - groei van de toegevoegde waarde - ontwikkeling van de binnenlandse afzet - ontwikkeling van de buitenlandse afzet - innovatief resultaat Lage winstmarge per product (duidt ook op hoge concurrentie) maar ze draaien enorme volumes, waardoor er toch winsten worden gemaakt. Worden geen verliezen gedraaid. Week 4 Waarom bemoeit de overheid zich met de markt? 1. Bescherming van consument/producent: Maximum- en minimumprijzen 2. Nivelleren van inkomensgelijkheid. 3. Om gebruik te verminderen: Accijnzen (Bijv. op alcohol en tabak) 4. Om gebruik te stimuleren: subsidies (Bijv. op fietsplan of kinderopvang) 5. Kartelvorming voorkomen (Voorkomen dat bedrijven misbruik maken van hun macht) 6. Invoerbelemmering (om economie in eigen land te stimuleren) 7. Exportstimulatie (om economie in eigen land te stimuleren) Accijnzen: wie betaalt uiteindelijk de belasting? (p. 148) Stel: de accijns op benzine gaat met 2% omhoog. Zal de pomphouder deze accijns doorberekenen in de benzineprijs?! Ja, omdat wij toch wel benzine blijven kopen. Bij de benzinepompen dicht bij de grens zal dit wel gelijk blijven, omdat hier de prijselasticiteit wél hoog ligt, anders gaan mensen wel bij buurlanden even tanken.
10 De Student kan een accijns grafisch weergeven. Stel accijnsverhoging bij de inelastisch product Stel accijnsverhoging bij inelastisch product Voor iedere hoeveelheid die wordt aangeboden, wil de verkoper meer ontvangen. De hele curve gaat hierdoor wat omhoog. Voor iedere product wil ik een hogere prijs krijgen. Bij een inelastisch product reageert de vraag zwak, dus de QV lijn loopt relatief verticaal De vraag blijft vrijwel hetzelfde, alleen moet de consument meer betalen. Hoe verticaler de vraagcurve, hoe inelastischer de vraag. Het rode lijntje is de accijns die wordt betaald: P1 is wat de consument eerst betaalde P2 is wat de consument nu betaald. De student kan beredeneren welk deel van de accijns wordt afgewenteld op de afnemer. Het groene pijltje is de accijns die de consument betaald Het roze pijltje/sterretje Is de accijns die de producent betaald. Hoe inelastiser, de vraag, dus naarmate de vraagcurve verticaler wordt, hoe meer dat de consument betaald, dus hoe meer belasting er op de consument wordt afgewenteld.
11 De Student kan een accijns grafisch weergeven. Stel accijnsverhoging bij de elastisch product Stel accijnsverhoging bij elastisch product Voor iedere hoeveelheid die wordt aangeboden, wil de verkoper meer ontvangen. De hele curve gaat hierdoor wat omhoog. Voor iedere product wil ik een hogere prijs krijgen. Bij een elastisch product reageert de vraag sterkt, dus de QV lijn loopt relatief horizontaal Het rode lijntje is de accijns die wordt betaald: P1 is wat de consument eerst betaalde P2 is wat de consument nu betaald. De student kan beredeneren welk deel van de accijns wordt afgewenteld op de afnemer. Het groene pijltje is de accijns die de consument betaald Het roze pijltje Is de accijns die de producent betaald. Hoe elastischer, hoe minder dat de consument betaald.
I. Vraag en aanbod. Grafisch denken over micro-economische onderwerpen 1 / 6. fig. 1a. fig. 1c. fig. 1b P 4 P 1 P 2 P 3. Q a Q 1 Q 2.
1 / 6 I. Vraag en aanbod 1 2 fig. 1a 1 2 fig. 1b 4 4 e fig. 1c f _hoog _evenwicht _laag Q 1 Q 2 Qv Figuur 1 laat een collectieve vraaglijn zien. Een punt op de lijn geeft een bepaalde combinatie van de
Nadere informatieHet Vijfkrachtenmodel van Porter
Het Vijfkrachtenmodel van Porter (een concurrentieanalyse en de mate van concurrentie binnen een bedrijfstak) 1 Het Vijfkrachtenmodel van Porter Het vijfkrachtenmodel is een strategisch model wat de aantrekkelijkheid
Nadere informatieMarkt. Kenmerken van marktvormen:
1 1 1 Markt 1 3 5 7 9 1 1 1 1 1 hoeveelheid 1 3 5 7 9 Qv Qa nieuw Qa Qv nieuw p Kenmerken van marktvormen: Volkomen concurrentie: Veel aanbieders Homogeen product(mais) Vrije toetreding Alle kennis van
Nadere informatieEen overzicht van de factoren die de omvang van de gevraagde hoeveelheid van een artikel bepalen.
Praktische-opdracht door een scholier 3871 woorden 8 januari 2003 5,3 45 keer beoordeeld Vak Methode Economie Percent Opdracht 1: Een overzicht van de factoren die de omvang van de gevraagde hoeveelheid
Nadere informatie7,5. Samenvatting door R woorden 24 juni keer beoordeeld. Hoofdstuk 1. De kledingmarkt. Omzet = prijs x afzet
Samenvatting door R. 1689 woorden 24 juni 2014 7,5 1 keer beoordeeld Vak Methode Economie LWEO Hoofdstuk 1. De kledingmarkt Omzet = prijs x afzet Omzetindex = (prijsindex x afzetindex) : 100 Afzet = verkochte
Nadere informatieSamenvatting Economie Consument en Producent
Samenvatting Economie Consument en Producent Samenvatting door een scholier 1055 woorden 29 oktober 2004 6,1 60 keer beoordeeld Vak Economie Consument en producent. Hoofdstuk 1: De klant. Marktaandeel
Nadere informatieSamenvatting Economie Consument en producent
Samenvatting Economie Consument en producent Samenvatting door een scholier 3664 woorden 3 november 2008 6,4 5 keer beoordeeld Vak Economie Consument en Producent Samenvatting. Makkelijk: * Te doen: **
Nadere informatieConcrete markt: vragers, aanbieders, product op een bepaalde plaats. Abstracte markt: vraag en aanbod bepalen de prijs (denkmodel)
Concrete markt: vragers, aanbieders, product op een bepaalde plaats. Abstracte markt: vraag en aanbod bepalen de prijs (denkmodel) Kenmerken: Veel aanbieders Homogeen goed Vrije toe- uittreding Transparante
Nadere informatieSamenvatting Economie Consument & Producent
Samenvatting Economie Consument & Producent Samenvatting door een scholier 1097 woorden 3 april 2003 7,7 84 keer beoordeeld Vak Economie CONSUMENT & PRODUCENT Hoofdstuk 1 de klant Marktaandeel afzet eigen
Nadere informatieLesbrief Vraag en Aanbod 1 e druk
Hoofdstuk 1 1.6 C Markten 1.7 a. De prijzen zijn gestegen. Bij een gelijk volume (= afzet) leidt dit tot een omzetgroei. b. Indexcijfer volume (afzet): 105, indexcijfer prijs: 97,1. 97,1 105 = 101,96.
Nadere informatieDomein D: markt (module 3) havo 5
Domein D: markt (module 3) havo 5 1. Noem 3 kenmerken van een marktvorm met volkomen concurrentie. 2. Waaraan herken je een markt met volkomen concurrentie? 3. Wat vormt het verschil tussen een abstracte
Nadere informatie4.9. Samenvatting door K woorden 6 november keer beoordeeld Markt:
Samenvatting door K. 1250 woorden 6 november 2012 4.9 4 keer beoordeeld Vak Methode Economie LWEO 1.2 - Markt: Het geheel van vraag naar en aanbod van een bepaald product of dienst. Er zijn 4 marktsvormen:
Nadere informatieDe mate waarin de gevraagde hoeveelheid van een product(qv) gevoelig is voor een verandering van de prijs van het product (p).
1. Prijselasticiteit van de vraag De mate waarin de gevraagde hoeveelheid van een product(qv) gevoelig is voor een verandering van de prijs van het product (p). %-verandering gevraagde hoeveelheid (gevolg)
Nadere informatieDomein Markt. Uitwerking. Zie steeds de eenvoud!! totale winst, elasticiteit. Frans Etman
Domein Markt Zie steeds de eenvoud!! totale winst, elasticiteit Uitwerking vwo Frans Etman Opgave 1 Opgave 2 1.Lees in de grafiek af hoe hoog de totale omzet (TO) en de totale kosten (TK) is bij een afzet
Nadere informatieSamenvatting Economie Lesbrief Vervoer
Samenvatting Economie Lesbrief Vervoer Samenvatting door een scholier 2145 woorden 11 januari 2011 6,8 358 keer beoordeeld Vak Methode Economie LWEO H 1 Marktaandeel van de afzet= afzet onderneming/afzet
Nadere informatieEconomie Module 3 H1 & H2
Module 3 H1 & H2 Hoofdstuk 1 1.1 - Markt, marktstructuur en marktvorm De markt is het geheel van factoren waaronder vragers en aanbieders elkaar ontmoeten en producten verhandelen. Er zijn twee soorten:
Nadere informatieSamenvatting Economie Vervoer
Samenvatting Economie Vervoer Samenvatting door S. 1607 woorden 25 april 2017 5,2 4 keer beoordeeld Vak Methode Economie LWEO Hoofdstuk 2 : Met de taxi of met de fiets Afzet onderneming Markt Afzet= ------------------------------------
Nadere informatieDomein Markt. Zie steeds de eenvoud!! totale winst, elasticiteit. vwo Frans Etman
Domein Markt Zie steeds de eenvoud!! totale winst, elasticiteit vwo Frans Etman Opgave 1 Opgave 2 1.Lees in de grafiek af hoe hoog de totale omzet (TO) en de totale kosten (TK) is bij een afzet van 3 producten,
Nadere informatieConcrete markt: vragers, aanbieders, product op een bepaalde plaats. Abstracte markt: vraag en aanbod bepalen de prijs (denkmodel)
Concrete markt: vragers, aanbieders, roduct o een beaalde laats. Abstracte markt: vraag en aanbod bealen de rijs (denkmodel) Kenmerken: Veel aanbieders Homogeen goed Volkomen concurrentie vwo 5 herhaling
Nadere informatieEconomie Module 3. De marktstructuur is het geheel van kenmerken van de markt die het marktevenwicht beïnvloeden.
Module 3 Hoofdstuk 1 1.1 - Markt, marktstructuur en marktvorm De markt is het geheel van factoren waaronder vragers en aanbieders elkaar ontmoeten en producten verhandelen. Er zijn twee soorten: - De concrete
Nadere informatieSamenvatting Economie Hoofdstuk 3/7 samenvatting
Samenva Economie Hoofdstuk 3/7 samenva Samenva door E. 2301 woorden 12 juli 2013 0 keer beoordeeld Vak Methode Economie Percent Economie hoofdstuk 3/7 samenva HAVO 4 en 5 3.1 Markten Welke soorten markten
Nadere informatieSamenvatting Economie Hoofdstuk 5: Produceren voor de markt
Ondernemingsvormen Samenvatting Economie Hoofdstuk 5: Produceren voor de markt De eenmanszaak = een onderneming met één eigenaar. De vennootschap onder firma (VOF) = een onderneming waarbij enkele mensen
Nadere informatieKruislingse prijselasticiteit Complementair aanvullend (negatief) Substituut vervangend (positief)
Prijs Ev = %Δq / %Δ Ev = Geen reactie volkomen rijsinelastisch Ev tussen en -1 Een beetje inelastisch (rimaire, normale goederen) Ev onder de -1 Veel elastisch (luxe goed) Toeassing inelastisch P stijgt
Nadere informatieMARKT & OVERHEID. HAVO 4 Blok 4
MARKT & OVERHEID HAVO 4 Blok 4 INHOUD Hoofdstuk 1: Hoofdstuk 2: Hoofdstuk 3: Hoofdstuk 4: Hoofdstuk 5: Hoofdstuk 6: Hoofdstuk 7: De telefoniemarkt Van volledige mededinging naar monopolie Oligopolie en
Nadere informatieEco samenvatting; hs 2 + 5
Samenvatting door Inge 1413 woorden 12 januari 2014 7,5 10 keer beoordeeld Vak Methode Economie Pincode Eco samenvatting; hs 2 + 5 2.1 Hoe verkoop je een product? Martkaandeel is het aandeel van een product
Nadere informatieConcrete markt: vragers, aanbieders, product op een bepaalde plaats.
Concrete markt: vragers, aanbieders, roduct o een beaalde laats. Abstracte markt: vraag en aanbod bealen de rijs (denkmodel) Volkomen concurrentie Kenmerken: Veel aanbieders Homogeen goed Transarante markt
Nadere informatieSamenvatting Economie Consument en producent
Samenvatting Economie Consument en producent Samenvatting door een scholier 2397 woorden 9 januari 2011 5,1 1 keer beoordeeld Vak Economie 1.1 Het marktaandeel Het marktaandeel van een merk geeft aan wat
Nadere informatieKaarten module 4 derde klas
1. Uit welke twee onderdelen bestaan de totale kosten? 2. Geef 2 voorbeelden van variabele kosten. 3. Geef 2 voorbeelden van vaste (of constante) kosten. 4. Waar is de totale winst gelijk aan? 5. Geef
Nadere informatie1 Aanbodfunctie. 2 Afschrijvingskosten Asymmetrische 3 informatie
1 Aanbodfunctie 2 Afschrijvingskosten Asymmetrische 3 informatie Het verband tussen prijs een aangeboden hoeveelheid kun je weergeven met een vergelijking: de aanbodfunctie. De jaarlijkse waardevermindering
Nadere informatieKatern 2 Markten en welvaart
Katern 2 Markten en welvaart Begrippen budgetlijn = deze lijn geeft de verschillende mogelijkheden van geld uitgeven voor een consument weer ceteris paribus vraaglijn = het verband tussen de prijs en de
Nadere informatie1 De bepaling van de optimale productiegrootte
1 De bepaling van de optimale productiegrootte Voor wat zorgen de bedrijven en welk probleem treed zich op? De bedrijven zorgen voor het produceren van goederen en diensten. Er treed een keuzeprobleem
Nadere informatieConstante kosten - Kosten die niet afhangen van de productieomvang. Bv. Verzekeringskosten & afschrijvingskosten.
Samenvatting door D. 1289 woorden 4 oktober 2015 3,5 1 keer beoordeeld Vak Economie Hoofdstuk 1 - STEEDS MEER MOBILITEIT 1 - Hoe verplaatsen we ons? Manieren van vervoeren: Fiets - Scooter - Auto - Bus
Nadere informatieSamenvatting Economie Hoofdstuk 4
Samenvatting Economie Hoofdstuk 4 Samenvatting door D. 1323 woorden 7 februari 2016 1 1 keer beoordeeld Vak Economie Samenvatting Hoofdstuk 4; Aan 't werk Boek: 200% Economie 4 mavo/tl Paragraaf 1; productie
Nadere informatieOVER OMZET, KOSTEN EN WINST
OVER OMZET, KOSTEN EN WINST De Totale Winst (TW) van bedrijven vindt men door van de Totale Opbrengsten (TO), de Totale Kosten (TK) af te halen. Daarvoor moeten we eerst naar de opbrengstenkant van het
Nadere informatiePORTERS VIJFKRACHTENMODEL
PORTERS VIJFKRACHTENMODEL Gebruik van de tool Template Voorbeeld Porters Vijfkrachtenmodel Porters Vijfkrachtenmodel laat zien hoe sterk de concurrentiepositie van je bedrijf is. Met de tool beschrijf
Nadere informatieAntwoordmodel. Meerkeuzevragen (40 punten) Aan dit antwoordmodel kunnen geen rechten worden ontleend.
Antwoordmodel Aan dit antwoordmodel kunnen geen rechten worden ontleend. Meerkeuzevragen (40 punten) Vraag Antwoord Oosterhaven, J. A. (2010). ICT-strategie en -organisatie. Den Haag: SDU. ISBN: 978901222870
Nadere informatieDomein D: markt (module 3) vwo 4
1. Noem 3 kenmerken van een marktvorm met volkomen concurrentie. 2. Waaraan herken je een markt met volkomen concurrentie? 3. Wat vormt het verschil tussen een abstracte en een concrete markt? 4. Over
Nadere informatieDomein D: markt. 1) Nee, de prijs wordt op de markt bepaald door het geheel van vraag en aanbod.
1) Geef 2 voorbeelden van variabele kosten. 2) Noem 2 voorbeelden van vaste (=constante) kosten. 3) Geef de omschrijving van marginale kosten. 4) Noem de 4 (macro-economische) productiefactoren. 5) Hoe
Nadere informatieSamenvatting Economie Thema 4, Hoofdstuk 17, 18, 19
Samenvatting Economie Thema 4, Hoofdstuk 17, 18, 19 Samenvatting door een scholier 1806 woorden 8 april 2003 6,5 29 keer beoordeeld Vak Methode Economie Pincode Economie, Thema 4, Hoofdstuk 17, 18 en 19.
Nadere informatieJe koopt iets dat pas later hoeft te worden betaald. De afnemer ontvangt het leverancierskrediet
www.jooplengkeek.nl Vreemd vermogen op korte termijn Leverancierskrediet Je koopt iets dat pas later hoeft te worden betaald. Leverancierskrediet is dus krediet dat de leverancier verleent aan de afnemer
Nadere informatieDomein markt: volkomen concurrentie
Domein markt: volkomen concurrentie De markt / het marktmechanisme Vraag-aanbodcurve evenwicht, surplus Elasticiteiten E v p, E v i, E v1 p2, E a p Een van de vele aanbieders Opbrengst Kosten Winst TW
Nadere informatieT3: Niet-competitieve en onvolkomen competitieve markten
Onvolkomen competitieve markten - 1 van 5 T3: Niet-competitieve en onvolkomen competitieve markten 1. Monopolie 1/ Wanneer spreken we van een monopolie? 2/ Geef enkel voorbeelden van ondernemingen met
Nadere informatieEen keuze maken uit het grote aanbod van consumptiegoederen is steeds moeilijker.
Samenvatting door een scholier 893 woorden 24 december 2003 6,4 43 keer beoordeeld Vak Methode Economie LWEO Vaardigheden H1 Consumeren Omgangstaal: Iets verbruiken, of soms iets gebruiken Economie: Het
Nadere informatieProefexamen Inleiding tot de Algemene Economie november /7
Proefexamen Inleiding tot de Algemene Economie Prof. Dr. Jan Bouckaert Prof. Dr. André Van Poeck 15-19 november 2012 1. Welke uitspraak is fout? A. De curve van productiemogelijkheden illustreert het begrip
Nadere informatie1 Volledige of volkomen competitieve markten Om te spreken van volkomen concurrentie moeten er 4 voorwaarden vervuld zijn:
Competitieve markten van 6 COMPETITIEVE MARKTEN Marktvormen Welke verschilpunten stel je vast als je het aantal aanbieders en het aantal vragers vergelijkt op volgende markten? a/ Wisselmarkt b/ Markt
Nadere informatieLESBRIEF VERVOER. havo 4 blok 3
LESBRIEF VERVOER havo 4 blok 3 Inhoud Met de taxi of met de fiets (kosten, opbrengsten, winst, mo, mk) Verzekeren tegen risico (verzekeren) De lucht in (vraag, aanbod, surplus) Het beroepsgoederenvervoer
Nadere informatieDomein D: markt. 1) Noem de 4 (macro-economische) productiefactoren. 2) Groepeer de micro-economische productiefactoren bij de macroeconomische
1) Noem de 4 (macro-economische) productiefactoren. 2) Groepeer de micro-economische productiefactoren bij de macroeconomische productiefactoren. 3) Hoe ontwikkelt de gemiddelde arbeidsproductiviteit als
Nadere informatieSamenvatting. Kort overzicht. Kartels
Samenvatting Kort overzicht Dit proefschrift gaat over de economische theorie van kartels. Er is sprake van een kartel wanneer een aantal bedrijven, expliciet of stilzwijgend, afspreekt om de prijs te
Nadere informatieVraag Antwoord Scores
Opgave 1 1 maximumscore 2 Een antwoord waaruit blijkt dat consumenten (bepaalde) aankopen naar voren halen, wanneer ze een hoge / hogere inflatie in de komende periode verwachten. 2 maximumscore 2 Een
Nadere informatieEconomie Pincode klas 4 vmbo-gt 6 e editie Samenvatting Hoofdstuk 3: We gaan voor de winst Exameneenheid: Arbeid en productie
3.1 Wat zijn de kosten? Toegevoegde = extra waarde die ontstaat door de bewerking van een product waarde Toegevoegde waarde = verkoopwaarde inkoopwaarde Productiefactoren = productiemiddelen die een producent
Nadere informatieHoofdstuk 2: Wat produceert een onderneming?
Hoofdstuk 2: Wat produceert een onderneming? 2.1. Wat je produceert moet je kunnen verkopen. Zie boek: p. 22 25 (+ nota s) Senseo en stadstweewieler van BMW 2.2./2.3./2.4. Vraag en aanbod 1. Voorbeeld
Nadere informatieInleiding tot de economie (HIR(b)) VERBETERING Test 14 november 2008 1
Inleiding tot de economie (HIR(b)) VERBETERING Test 14 november 2008 1 Vraag 1 (H1-14) Een schoenmaker heeft een paar schoenen gerepareerd en de klant betaalt voor deze reparatie 16 euro. De schoenmaker
Nadere informatieDomein D: Concept markt. Havo 5 Module 2 en 3
Domein D: Concept markt Havo 5 Module 2 en 3 Domein D: Concept markt Winst = omzet kosten TW = TO TK TO = 2000 TK = 1500 TW = 500 Omzet per product = gemiddelde omzet = prijs = GO TO = 2000 Als afzet is
Nadere informatieEindexamen economie 1 havo 2000-I
Opgave 1 Meer mensen aan de slag Het terugdringen van de werkloosheid is in veel landen een belangrijke doelstelling van de overheid. Om dat doel te bereiken, streeft de overheid meestal naar groei van
Nadere informatieSamenvatting Economie Consument en producent
Samenvatting Economie Consument en producent Samenvatting door een scholier 4563 woorden 25 juli 2008 6 2 keer beoordeeld Vak Economie Hoofdstuk 1 De Klant 1.1 Het marktaandeel het marktaandeel van een
Nadere informatieDe antwoorden tussen haakjes zijn de antwoorden die wij VERMOEDEN die juist zijn.
Examenvragen economie 12 juni 2002. De antwoorden tussen haakjes zijn de antwoorden die wij VERMOEDEN die juist zijn. --------------------------------------------------------------------------------- 1)
Nadere informatieExtra opgaven hoofdstuk 12
Extra opgaven hoofdstuk 12 Opgave 1 In dit hoofdstuk wordt gewerkt met een strakke definitie van het begrip marktvorm, waarna verschillende marktvormen zijn ingedeeld aan de hand van twee criteria. a.
Nadere informatieWat is het juiste antwoord? Of welk woord hoort in welke kolom? 2 Monopolistische. concurrentie. Zowel volkomen als volkomen concurrentie
Extra opdrachten 1. Wat is het juiste antwoord? Of welk woord hoort in welke kolom? Soort 1 Volledige mededinging 2 Monopolistische Zowel volkomen als volkomen 3 Oligopolie (duopolie) Geen 4 Monopolist
Nadere informatie3.1 De reis van een spijkerbroek. Willem-Jan van der Zanden
3.1 De reis van een spijkerbroek 1 3.1 De reis van een spijkerbroek Bedrijfskolom = De weg die een product aflegt van grondstof tot eindproduct. Tussen elke schakel van de bedrijfskolom bevindt zich een
Nadere informatie1 Markt en marktvormen
1 Markt en marktvormen Wat is het verschil tussen een markt en een marktvorm? Markt= Concrete markt, plaats waar vragers en aanbieders van een bepaald goed elkaar ontmoeten en transacties afsluiten Marktvorm
Nadere informatieOp zoek naar een spijkerbroek
Hoofdstuk 2 Op zoek naar een spijkerbroek 2.23 2.24 2.25 2.26 2.27 2.28 2.29 2.30 2.31 2.32 D A A D B C D B C A 2.33 a. P = 6 Qv = -0,8 6 + 20 = 15,2 15.200 stuks. b. Omzet = P Qv = 6 15.200 = 91.200.
Nadere informatieUIT grafische elasticiteiten
Elasticiteiten lezen uit grafieken. Een prijselasticiteit van de gevraagde hoeveelheid beschrijft het effect van een prijsverandering op de gevraagde hoeveelheid van dat product. De betalingsbereidheid
Nadere informatieVraag Antwoord Scores
Opmerking Algemene regel 3.6 is ook van toepassing als gevraagd wordt een gegeven antwoord toe te lichten, te beschrijven en dergelijke. Opgave 1 1 maximumscore 2 altijd toekennen Bij een lagere prijs
Nadere informatieSamenvatting Economie Module 2
Samenvatting Economie Module 2 Samenvatting door S. 1008 woorden 3 januari 2013 6,7 62 keer beoordeeld Vak Methode Economie Praktische economie Praktische economie Module 2 Economie Module 2 Eenmaal, andermaal,verkocht
Nadere informatieLeiden is een typische studentenstad en heeft dus veel kamerbewoners.
EC 01. EEN KAMER HUREN IN LEIDEN. Leiden is een typische studentenstad en heeft dus veel kamerbewoners. Vermoedelijk blijft het aanbod van kamers achter bij de vraag, waardoor er gemakkelijk prijsopdrijving
Nadere informatieSamenvatting Economie Module 3 Hoofdstuk 1
Samenvatting Economie Module 3 Hoofdstuk 1 Samenvatting door een scholier 2339 woorden 8 maart 2004 4,9 19 keer beoordeeld Vak Methode Economie ViaDELTA Economie - Module 3 - Hoofdstuk 1: Markten Vraag
Nadere informatieCommerciële calculaties
Commerciële calculaties Het programma van vandaag: 8 april 2015 Commerciële calculaties (hoofdstuk 3 en hoofdstuk 7) Bijzondere aandacht voor: Prijselasticiteit en Yieldmanagement slides komen op www.jooplengkeek.nl
Nadere informatieSamenvatting Economie Module1, H2 en H3
Samenvatting Economie Module1, H2 en H3 Samenvatting door een scholier 1851 woorden 28 maart 2006 2 2 keer beoordeeld Vak Economie Module 1, Hoofdstuk 2, Consumeren 1. Hoe consumenten in hun behoeften
Nadere informatieDomein D markt. Zie steeds de eenvoud!! Grafieken en rekenen Uitwerkingen. Frans Etman
vwo 5 Frans Etman Domein D markt Zie steeds de eenvoud!! Grafieken en rekenen Uitwerkingen Opgave 1 1. Bereken het consumentensurplus en het producentensurplus. Consumentensurplus 3*3000*0,5= 4500 euro
Nadere informatieTe weinig verschil Verschil tussen de hoogte van uitkeringen en loon is belangrijk. Het moet de moeite waard zijn om te gaan werken.
Hoofdstuk 4 Inkomen Paragraaf 4.1 De inkomensverschillen Waardoor ontstaan inkomens verschillen. Inkomensverschillen ontstaan door: Opleiding Verantwoordelijkheid Machtspositie Onregelmatigheid of gevaar
Nadere informatieSamenvatting Economie Module 2, 3, 4
Samenvatting Economie Module 2, 3, 4 Samenvatting door een scholier 2744 woorden 2 mei 2018 0 keer beoordeeld Vak Methode Economie Praktische economie Basiskennis: Indexcijfers Indexcijfers zijn makkelijk
Nadere informatieEindexamen economie 1-2 havo 2008-I
Beoordelingsmodel Opmerking Algemene regel 3.6 is ook van toepassing als gevraagd wordt een gegeven antwoord toe te lichten, te beschrijven en dergelijke. Opgave 1 1 maximumscore 2 ja De prijselasticiteit
Nadere informatieEindexamen economie 1 havo 2001-II
Eindexamen economie havo 2-II 4 Antwoordmodel Opgave Algemene regel 3.6 is ook van toepassing als gevraagd wordt een gegeven antwoord toe te lichten, te beschrijven en dergelijke. Maximumscore dalen 2
Nadere informatieEindexamen economie 1-2 vwo 2006-I
4 Beoordelingsmodel Opmerking Algemene regel 3.6 is ook van toepassing als gevraagd wordt een gegeven antwoord toe te lichten, te beschrijven en dergelijke. Opgave 1 1 Voorbeelden van een juist antwoord
Nadere informatieOefeningen Producentengedrag
Oefeningen Producentengedrag Oefening 1: Bij een productie van 10.000 eenheden bedragen de totale kosten van een bedrijf 90.000 EUR. Bij een productie van 12.500 bedragen de totale kosten 96.000 EUR. De
Nadere informatieEvenwichtspri js MO WINST
Volkomen concurrentie Volledige mededinging Hoeveeldheidsaanpassing: prijs komt door Qa en Qv tot stand, individu heeft alleen invloed op de hoeveelheid die hij gaat produceren Veel vragers en veel aanbieders
Nadere informatiePraktische-opdracht door een scholier 2299 woorden 11 april keer beoordeeld. Deelvragen: 1. Wat is de prijzenoorlog in de supermarkten?
Praktische-opdracht door een scholier 2299 woorden 11 april 2006 7 67 keer beoordeeld Vak Economie Deelvragen: 1. Wat is de prijzenoorlog in de supermarkten? 2. Wat zijn de voor en nadelen ervan? 3. Hoe
Nadere informatieH3 Hoe werken markten
H3 Hoe werken markten 3.1 Markten marktmechanisme Organisatie door Marktmechanisme Vragers en aanbieders met eigen belang Aanbieders passen aan aan vragers. Soorten markten één, enkele of veel aanbieders
Nadere informatieHoofdstuk 1: Vraag en aanbod
Hoofdstuk 1: Vraag en aanbod 1. Voorbeeld We bevinden ons op een markt van groenten en fruit (aardbeien, sla, bloemkolen, champignons, asperges, tomaten, ). De prijzen van deze goederen variëren sterk
Nadere informatieDESTEP analyse. De zes onderdelen van de DESTEP analyse:
DESTEP analyse De DESTEP analyse is een model dat veel gebruikt wordt bij het maken van een externe analyse van een bedrijf. De DESTEP analyse behandelt de macro-economische factoren. Hier kan een bedrijf
Nadere informatie5.2 Wie is er werkloos?
5.2 Wie is er werkloos? Volgens het CBS behoren mensen tot de werkloze beroepsbevolking als ze een leeftijd hebben van 15 tot en met 64 jaar, minder dan 12 uur werken, actief op zoek zijn naar betaald
Nadere informatie5.1 Wie is er werkloos?
5.1 Wie is er werkloos? Volgens het CBS behoren mensen tot de werkloze beroepsbevolking als ze een leeftijd hebben van 15 tot en met 64 jaar, minder dan 12 uur werken, actief op zoek zijn naar betaald
Nadere informatieUIT prijsdiscriminatie
Marktmacht. Aanbieders op een niet perfect werkende marktvorm, zoals monopolistische concurrentie, oligopolie en monopolie, hebben marktmacht. Hoe groter de invloed van de aanbieder op de prijs, hoe hoger
Nadere informatie1.1 t/m 1.4 Ondernemen het combineren van productiefactoren; arbeid kapitaal en natuur.
Samenvatting door een scholier 1547 woorden 16 april 2007 5,2 6 keer beoordeeld Vak Methode Economie Praktische economie Samenvatting economie Module 2. Hoofdstuk 1 1.1 t/m 1.4 Ondernemen het combineren
Nadere informatieCommerciële calculaties
within temptation Commerciële calculaties Het programma van vandaag: Het product De Prijs Joop Lengkeek H0.012 lengkeek.j@nhtv.nl www.jooplengkeek.nl Product Het product Het product kan zowel goederen
Nadere informatie2.1 De vraag naar spijkerbroeken
2.1 De vraag naar spijkerbroeken Voorbeeld 1: Q v = -0,10P + 9 met Q v = gevraagde hoeveelheid spijkerbroeken van Petra P = prijs van een spijkerbroek in euro s P 90 80 60 30 0 Q v 0 1 3 6 9 Er is een
Nadere informatieLiteratuur: Onderneming en omgeving. Docent: Jan Coppens
Literatuur: Onderneming en omgeving Docent: Jan Coppens Algemene economie Economie in combinatie met de maatschappij. Er wordt onderzocht hoe er met beperkte middelen keuzes worden gemaakt uit oneindige
Nadere informatie6.7. Praktische-opdracht door een scholier 1921 woorden 23 juni keer beoordeeld. Inhoudsopgave
Praktische-opdracht door een scholier 1921 woorden 23 juni 2005 6.7 110 keer beoordeeld Vak Economie Inhoudsopgave - Inleiding (Waarom heb ik voor dit onderwerp gekozen, hoofd- en deelvragen.) 1. Hoe komt
Nadere informatieSamenvatting Economie Micro-economie
Samenvatting Economie Micro-economie Samenvatting door een scholier 3691 woorden 31 mei 2011 8,2 37 keer beoordeeld Vak Economie Micro-economie HOOFDSTUK 2 HET DICTAAT VAN DE MARKT (VOLKOMEN CONCURRENTIE)
Nadere informatiePrijsvorming bij monopolie
Prijsvorming bij monopolie Wanneer we naar het evenwicht van de monopolist op zoek gaan, gaan we op zoek naar die afzet en die prijs waar de monopolist een maximale winst bereikt (of minimaal verlies).
Nadere informatieSamenvatting Economie Werk hoofstuk 1 t/m 3
Samenvatting Economie Werk hoofstuk 1 t/m 3 Samenvatting door H. 1812 woorden 16 juni 2013 6 4 keer beoordeeld Vak Methode Economie LWEO Economie samenvatting Werk hoofdstuk 1, 2 en 3 Hoofdstuk 1. Werken
Nadere informatieSlagvaardig met geld!
Aan het juiste antwoord op een meerkeuzevraag wordt 1 scorepunt toegekend. Slagvaardig met geld! 1 maximumscore 2 voorbeelden van juiste voordelen: Hij kan het drumstel direct kopen (en gebruiken). Hij
Nadere informatieMarkt en overheid - uitwerkingen bij Pincode 5e ed. 4GT Hoofdstuk 5 en 6
Markt en overheid - uitwerkingen bij Pincode 5e ed. 4GT Hoofdstuk 5 en 6 1 Nog niet zo lang geleden had je als boer te maken met een melkquotum. Een melkquotum betekent dat je een maximale hoeveelheid
Nadere informatieLes 2: Voorspellen Tekst: Veilig in het verkeer. Introductiefase: 2. Vraag: "Kan iemand zich nog herinneren wat de bedoeling was bij het voorspellen?
Les 2: Voorspellen Tekst: Veilig in het verkeer "Welkom:... " Introductiefase: 1. "Vorige week zijn we begonnen met voorspellen." 2. Vraag: "Kan iemand zich nog herinneren wat de bedoeling was bij het
Nadere informatieALGEMENE ECONOMIE /02
HBO Algemene economie Raymond Reinhardt 3R Business Development raymond.reinhardt@3r-bdc.com 3R 1 M Welvaart vs. welzijn F Welvaart: de mate waarin de spanning tussen de onbeperkte behoeften enerzijds
Nadere informatieExtra opgaven hoofdstuk 15
Extra opgaven hoofdstuk 15 Opgave 1 Veronderstel dat de oliemarkt wordt beschreven door het onderstaande model (1) q v = 20 p + 16.000 p prijs per vat olie in euro s (2) q a = 20 p q v, q a aangeboden,
Nadere informatie1. Lees de vragen goed door; soms geeft een enkel woordje al aan welke richting je op moet.
AANVULLENDE SPECIFIEKE TIPS ECONOMIE VWO 2007 1. Lees de vragen goed door; soms geeft een enkel woordje al aan welke richting je op moet. : Leg uit dat loonmatiging in een open economie kan leiden tot
Nadere informatieEconomie Module 2 & Module 3 H1
Economie Module 2 & Module 3 H1 Module 2 1.1 De individuele vraag Individuele vraaglijn kent een dalend verloop: als de prijs daalt, stijgt als gevolg daarvan de gevraagde hoeveelheid. Men wil voor 1 appel
Nadere informatie