RECHTBANK AMSTERDAM VONNIS

Maat: px
Weergave met pagina beginnen:

Download "RECHTBANK AMSTERDAM VONNIS"

Transcriptie

1 RECHTBANK AMSTERDAM Datum uitspraak: 22 mei 2006 op tegenspraak VONNIS van de rechtbank Amsterdam, meervoudige kamer, in de strafzaak tegen: VAN DER HOEVEN, Cornelis Harry, geboren te s-gravenhage op 9 september 1947, wonende te Nieuw Loosdrechtsedijk 223, 1231 KV Nieuw-Loosdrecht. De rechtbank heeft beraadslaagd naar aanleiding van het onderzoek op de regiezittingen van 13, 14 en 20 oktober 2004, 9 februari 2005, 13 juni 2005, 10 oktober 2005 en 23 januari 2006, alsmede op de terechtzittingen van 6, 7, 9, 13, 28 en 30 maart 2006, 4, 10, 11, 13, 20 en 26 april 2006 en 8 mei Telastelegging Aan verdachte is telastegelegd hetgeen staat omschreven in de dagvaarding zoals deze op de regiezitting van 13 juni 2005 en op de terechtzitting van 26 april 2006 is gewijzigd. Van de dagvaarding en de vorderingen wijziging telastelegging zijn kopieën als bijlagen 1, 2 en 3 aan dit vonnis gehecht. De gewijzigde telastelegging geldt als hier ingevoegd. 2. Voorvragen 2.1. Geldigheid van de dagvaarding De verdediging van Van der Hoeven heeft ter terechtzitting aangevoerd dat ten aanzien van het onder feit 3 telastegelegde niet duidelijk is wat wordt bedoeld met side letter en dat het evident is dat de side letterdiscussie niet over het algemeen gevoerd kan worden, maar per deelneming en per jaar. Om die reden dient volgens de verdediging de dagvaarding op dit punt nietig te worden verklaard (pleitnotities, tekstblokken ). De verdediging van Van der Hoeven is ten aanzien van het gedeelte wat onder feit 3 is telastegelegd na de woorden en/of van mening dat deze wijze van te laste leggen met zich mee brengt dat de verschillende joint ventures, jaren en jaarrekeningen op één grote hoop worden gegooid. Volgens de verdediging is de materie te complex om met algemeenheden af te doen en is de dagvaarding dan ook nietig (pleitnotities, tekstblok 619). 1

2 Voor wat betreft feit 4 heeft de verdediging aangevoerd (pleitnotities, tekstblok 686) dat niet duidelijk is welke roadshows in de telastelegging worden bedoeld. Ook is niet aangegeven op welke persberichten het telastegelegde ziet. De dagvaarding is op dit punt nietig, aldus de verdediging. Tenslotte heeft de verdediging van Van der Hoeven ten aanzien van feit 5 (pleitnotities, tekstblokken ) betoogd dat de steller van de telastelegging vijf boekjaren op één hoop heeft gegooid terwijl de feitelijke situatie in die boekjaren totaal verschillend was. Voor wat betreft het eerste gedachtestreepje van feit 5 heeft de verdediging aangevoerd dat er sprake is van een gebrekkige aansluiting tussen de Nederlandse tekst van de telastelegging en de in het Engels gestelde onderliggende documenten. Er zijn termen in de telastelegging die in de lucht hangen, zoals getrouw beeld en jaarrekening. Hierdoor wordt de telastelegging onduidelijk en innerlijk tegenstrijdig. De omstandigheden van het geval worden niet in de telastelegging betrokken. Door het gebrek aan precisering mist de verdediging de noodzakelijke oriëntatie. De gedachte dat het niet getrouwe beeld zou worden veroorzaakt doordat joint ventures ten onrechte werden geconsolideerd, wordt weer ontkracht door de separate vermelding van deze onterechte consolidatie onder het derde gedachtestreepje. De steller van de telastelegging heeft een onbegrijpelijk zoekplaatje gecreëerd. Het verwijt is onduidelijk en onvoldoende precies om het onderzoek ter terechtzitting op te baseren en om verdachte duidelijk te maken waartegen hij zich dient te verweren. Voor wat betreft het tweede gedachtestreepje van feit 5 heeft de verdediging aangevoerd dat tegen de achtergrond van de omvang van Koninklijke Ahold N.V. (Ahold) en de bijbehorende administratie, het Openbaar Ministerie gehouden was meer specifiek te zijn omtrent wat wordt verstaan onder alle (financiële) administratie en daarmee verband houdende gegevens. Dit onderdeel van de telastelegging is naar mening van de verdediging een obscuur libel. Ten aanzien van het derde gedachtestreepje heeft de verdediging betoogd dat het Openbaar Ministerie had moeten preciseren welke deelnemingen ten onrechte zijn geconsolideerd. Alle door Ahold geconsolideerde deelnemingen worden hier over één kam geschoren. Ten aanzien van het vierde gedachtestreepje voert de verdediging aan dat het onduidelijk is op welke feit of feiten dit deel van de telastelegging ziet. Op grond van het bovenstaande komt de verdediging tot de conclusie dat de telastelegging voor wat betreft feit 5 nietig dient te worden verklaard nu de telastelegging een onvoldoende duidelijke opgave van het feit in de zin van artikel 261 Sv behelst. De verdediging van Van der Hoeven heeft voorts nog de navolgende standpunten van de verdediging van Andreae en Fahlin overgenomen. De verdediging van Andreae heeft ter terechtzitting aangevoerd (pleitnota, tekstblokken ) dat het verzwijgen in de eerste brief van een brief die de inhoud van die eerste brief betwist, zoals onder feit 1 telastegelegd, in de kern het verwijt betreft dat met de tweede ICAbrief onjuist is omgegaan, waardoor hier sprake is van verkeerd gebruik. Dit verwijt valt onder artikel 225 lid 2 van het Wetboek van Strafrecht (Sr) en niet onder artikel 225 lid 1 Sr waarover feit 1 gaat. Volgens de verdediging lopen hier twee verschillende strafrechtelijke verwijten door elkaar waardoor de telastelegging op dit punt innerlijk tegenstrijdig en dus partieel nietig is. De verdediging heeft verder aangevoerd dat in het onder 1 telastegelegde feit wordt verwezen naar voornoemde brieven, terwijl het slechts om één brief gaat, namelijk D/139. De meervoudsvorm is onbegrijpelijk en dient tot nietigheid te leiden, aldus de verdediging. 2

3 Tenslotte heeft de verdediging aangevoerd dat er meerdere exemplaren zijn van D/139. Nu in de telastelegging niet wordt aangegeven welk specimen wordt bedoeld, is het verwijt onvoldoende specifiek. De conclusie van de verdediging is dat de dagvaarding ter zake van feit 1 integraal nietig moet worden verklaard. Vervolgens heeft de verdediging van Andreae (pleitnota, tekstblokken ) ten aanzien van het onder 1 telastegelegde aangevoerd dat het onbegrijpelijk is verdachte te verwijten dat hij de wederpartij een brief heeft laten tekenen waarin zowel hij als de wederpartij in strijd met de waarheid iets opnemen, om hem tegelijkertijd te verwijten dat die wederpartij als hulpeloze middellijke dader is gebruikt. Dit dient naar mening van de verdediging te leiden tot nietigheid van feit 1 van de telastelegging. De verdediging heeft verder ten aanzien van het onder 1 telastegelegde feit aangevoerd dat de eerste brief doet voorkomen en/of heeft gesuggereerd dat Ahold met haar wederpartij overwegende zeggenschap is overeengekomen. De verdediging is van mening dat het Openbaar Ministerie hiermee zegt dat Ahold krachtens die brief geen echte overwegende zeggenschap had of claimde. Nu het Openbaar Ministerie inderdaad vindt dat Ahold die zeggenschap niet had, kan de brief niet vals of misleidend zijn. De telastelegging is volgens de verdediging onbegrijpelijk en dient op dit punt nietig te worden verklaard. De verdediging van Andreae en Fahlin heeft ten aanzien van de bij hen respectievelijk onder 6 en 3 telastegelegde feiten betoogd dat het document D/120, zoals genoemd in de telastelegging, de Form 20-F over het jaar 1999 is. Aangezien de joint venture ICA Ahold AB (ICA Ahold) nog niet bestond in 1999, is het uitgesloten dat de telastegelegde oplichtingshandelingen, die allen betrekking hebben op ICA Ahold, de accountant hebben kunnen bewegen tot het afgeven van een goedkeurende verklaring over het jaar In zoverre is de telastelegging dan ook innerlijk tegenstrijdig en dus nietig, aldus de verdediging (pleitnota, tekstblokken ). Daarnaast heeft de verdediging van Andreae en Fahlin aangevoerd dat nu de originele accountantsverklaringen niet aan het dossier zijn toegevoegd en voorts de in de telastelegging genoemde documenten niet accountantsverklaringen of Auditors Reports zijn, dit subsidiair zou moeten leiden tot een nietig, want tegenstrijdig, onderdeel van de telastelegging. Het Openbaar Ministerie Het Openbaar Ministerie meent bij repliek (p. 2-6) dat aan de vereisten van artikel 261 Sv is voldaan. De telastelegging is voldoende duidelijk. Zij concludeert dat het beroep van de verdediging op partiële nietigheid van de telastelegging moet worden afgewezen. De kwalitatieve termen valselijk (doen) opmaken of (doen) vervalsen zijn volgens het Openbaar Ministerie steeds uitgebreid feitelijk omschreven, waarmee voldoende opgave is gedaan van de strafbare feiten die aan verdachte worden verweten. Bij de beoordeling van een nietigheidsverweer op grond van artikel 261 Sv speelt naar mening van het Openbaar Ministerie een aantal factoren een rol: I De telastelegging moet als één geheel worden opgevat. Het gaat dus uiteindelijk om de vraag of de telastelegging als geheel voldoende duidelijk is; II Voor het beoordelen van de vraag of de telastelegging voldoende duidelijk is, kan ook het proces-verbaal wat ten grondslag ligt aan de telastelegging meewegen; III Relevant is of de verdachte er blijk van geeft de telastelegging te begrijpen. Als deze factoren in beschouwing worden genomen, blijkt dat de nietigheidsverweren geen stand houden, aldus het Openbaar Ministerie. 3

4 Het Openbaar Minsterie is van mening dat de verdachten uit het procesdossier en uit de rest van de telastelegging zeer goed hebben kunnen opmaken wat met de door verdediging betwiste onderdelen van de telastelegging wordt bedoeld. Ook uit de uitgebreide verklaringen die verdachten ten overstaan van de Fiod in bijzijn van hun raadslieden hebben afgelegd ten aanzien van de telastegelegde feiten, blijkt dat de verdachten goed weten waarvan zij beschuldigd worden. Daarnaast blijkt uit de pleitnotities en de vragen van de raadslieden tijdens de verhoren van de getuigen bij de rechter-commissaris dat de verdediging precies weet wat de beschuldigingen inhouden. Ten aanzien van feit 5 voert het Openbaar Ministerie aan dat dit een zogenaamd verzamelfeit is. Door het gebruik van de woorden en/of worden alternatieven in de telastelegging opgenomen waaruit de rechter kan kiezen. Daar is volgens het Openbaar Ministerie niets onduidelijks aan. Voor wat betreft de vertaling van de tekst van de LOR in feit 5 van de telastelegging geeft het Openbaar Ministerie aan dat het feit dat niet in alle gevallen een letterlijke vertaling is gevolgd, aan de bedoeling van de steller van de telastelegging niets af doet, nu deze volgt uit de opbouw en inhoud van het proces-verbaal (AH/46). Verdachte wist tijdens de opsporing en vervolging goed welke verwijten hem werden gemaakt. Ten aanzien van de vermeende onjuistheden ten aanzien van tussen haakjes geplaatste vermeldingen is het Openbaar Ministerie van mening dat deze vermeldingen kunnen worden weggestreept als deze niet leiden tot een beter begrip van het verwijt dat wordt gemaakt. Op het betoog van de verdediging van Andreae (waarbij de verdediging van Van der Hoeven zich bij dupliek heeft aangesloten) dat de zinsnede doen ondertekenen in feit 1 van de telastelegging partieel nietig moet worden verklaard omdat daaruit zou blijken dat de joint venture-partners als doen plegers worden aangemerkt, geeft het Openbaar Ministerie aan dat dit verweer berust op een misverstand. Het doen ondertekenen moet worden opgevat zoals het in het gewone spraakgebruik gangbaar is. De verdediging De verdediging heeft bij dupliek aangevoerd (dupliek, tekstblokken ) dat de criteria die van het Openbaar Ministerie op pagina 3 van het repliek een plaats hebben gekregen, geen rol spelen bij de beoordeling van een nietigheidsverweer, maar bij de beoordeling van de geldigheid van de dagvaarding. Ook feiten buiten de dagvaarding en het procesdossier zoals de omvang van Ahold s onderneming en administratie en de inhoud van onderliggende stukken (de jaarrekeningen) dienen naar mening van de verdediging in de beoordeling te worden betrokken. Het verweer terzake van het tweede gedachtestreepje van feit 5 (over de financiële administratie) wordt volledig gehandhaafd door de verdediging. De Fiod heeft in haar verbaal tot uitdrukking gebracht dat de tweede side letters niet zijn verstrekt. Het proces-verbaal is volgens de verdediging echter niet leidend, maar de telastelegging. Ook het verweer ten aanzien van het eerste en derde gedachtestreepje van feit 5 van de telastelegging wordt onverkort gehandhaafd door de verdediging. Door bij de vordering tot wijziging van de telastelegging ten aanzien van het onder feit 5 telastgelegde document D/127 punt 15 te vervangen door document D/367 punt 2, wil het Openbaar Ministerie het tweede en vierde gedachtestreepje gelijk stellen. Beide gedachtestreepjes zouden betrekking hebben op de niet verstrekte side letters. Het blijft onduidelijk wat het Openbaar Ministerie in het vierde gedachtestreepje bedoelt met de feiten die zich na 2 januari 2000 hebben voorgedaan. De dagvaarding blijft naar mening van de verdediging te vaag en daarmee nietig. 4

5 Ten aanzien van het verweer over de wijze van vertaling van de LOR wordt door de vordering tot wijziging van de telastelegging één en ander hersteld, maar de kern van het verweer blijft overeind, aldus de verdediging. Verder voert de verdediging voor wat betreft het onder feit 6 telastegelegde aan dat door het Openbaar Ministerie, net als bij feit 5, een zoekplaatje wordt gecreëerd over een reeks van jaren met een oneindig aantal geconsolideerde partnerships. Het Openbaar Ministerie was gehouden per jaar gespecificeerd aan te geven ten aanzien van welke partnerships het Openbaar Ministerie van oordeel is dat deze ten onrechte geconsolideerd werden (dupliek, tekstblokken ). Standpunt van de rechtbank Op grond van artikel 261 lid 1 Sv behelst de dagvaarding een opgave van het feit dat te laste wordt gelegd met vermelding omstreeks welke tijd en waar ter plaatse het begaan zou zijn. Het tweede lid voegt daaraan toe dat de dagvaarding tevens de vermelding behelst van de omstandigheden waaronder het feit zou zijn begaan. Bij de uitleg van deze bepaling moet men voortdurend in het oog houden dat centraal staat of de verdachte zich op basis van de telastelegging goed kan verdedigen (HR 21 april 1998, NJ 1998, 782). Ook voor de rechter moet de telastelegging begrijpelijk zijn. De eis van opgave van het feit wordt zo uitgelegd dat het geheel in de eerste plaats duidelijk en begrijpelijk moet zijn (HR 14 mei 1996, NJ 1997, 720), in de tweede plaats niet innerlijk tegenstrijdig (HR 14 oktober 1975, NJ 1976, 149 en HR 8 december 1987, NJ 1988, 539) en in de derde plaats voldoende feitelijk. Een telastelegging is innerlijk tegenstrijdig als daarin naast elkaar twee mogelijkheden worden gepresenteerd die niet naast elkaar bestaanbaar zijn. Een dagvaarding behoeft zich niet uit te laten over de voor de strafbaarheid irrelevant zijnde aard en omvang van nadere bijzonderheden waarvan de vermelding niet op straffe van nietigheid wordt verlangd (HR NJ 1964, 418). Uit de navolgende jurisprudentie volgt dat bij de beoordeling van een nietigheidsverweer ten aanzien van de dagvaarding een aantal factoren dient te worden meegewogen. Een van die factoren is de vraag of er bij verdachte bij kennisneming van het strafdossier redelijkerwijs twijfel kan bestaan welke specifieke gedragingen hem worden verweten (HR 14 november 2000, NJ 2001, 18). Een andere factor die moet worden meegewogen is dat in de bewoordingen van de telastelegging besloten kan liggen wat het voorwerp van het strafrechtelijk onderzoek vormt (HR 29 november 1988, NJ 1989, 682 en HR 26 januari 1988, NJ 1988, 792). Ook de inhoud van de door de verdediging overlegde pleitnota mag in de beoordeling van het nietigheidsverweer worden meegenomen (HR 20 maart 2001, NJ 2001, 330), net als de verklaring van verdachte zoals afgelegd ter terechtzitting (HR 9 november 2004, NS 2004, 470). De rechtbank verstaat de verweren van de verdediging omtrent de nietigheid van de dagvaarding aldus dat de betwiste gedeelten van de telastelegging naar mening van de verdediging innerlijk tegenstrijdig, onbegrijpelijk, onvoldoende specifiek en onduidelijk zijn. De rechtbank is van oordeel dat gezien de inhoud van het complete dossier en het geheel van de telastelegde feiten in onderlinge samenhang bezien, de verdachten in staat moeten worden geacht de tekst van de telastelegging te kunnen begrijpen. Daarnaast hebben de verdachten tijdens hun verhoren bij de Fiod, de rechter-commissaris en tijdens het onderzoek ter terechtzitting blijk gegeven van hun begrip van de telastelegging. 5

6 De verdediging heeft door de vragen die zij aan de getuigen bij de rechter-commissaris heeft gesteld en door haar pleitnotities ook blijk gegeven van begrip van de telastelegging. De telastelegging behelst derhalve naar het oordeel van de rechtbank een voldoende duidelijke opgave van de feiten nu de tekst van de telastelegging voldoende duidelijk, begrijpelijk, feitelijk en niet tegenstrijdig is. De rechtbank is gezien het bovenstaande van oordeel dat de gehele telastelegging aan de vereisten van artikel 261 Sv voldoet en verwerpt derhalve alle nietigheidsverweren van de verdediging Bevoegdheid tot kennisneming van het telastegelegde De rechtbank heeft op de terechtzitting van 6 maart 2006 ambtshalve de volgende beslissing genomen. Als feit 4 is bij de verdachte telastegelegd artikel 47 (oud) van de Wet toezicht effectenverkeer 1995 (Wte 19995), zakelijk inhoudend: als degene die effecten uitgeeft of belast is met het plaatsen van aandelen, het publiek trachten te bewegen tot inschrijving of deelneming door het opzettelijk verzwijgen van valse feiten of omstandigheden. Dit feit is op grond van artikel 1 (oud) van de Wet op de economische delicten een economisch delict (WED). Vaststaat dat de verdachte is gedagvaard voor de meervoudige strafkamer en niet voor de meervoudige economische strafkamer. In het arrest van 16 september 2003, LJN AG 3126 stelt de Hoge Raad dat ervan uitgegaan moet worden dat de wetgever bij vergissing het vierde lid van artikel 56 (oud) RO niet heeft overgenomen in het nieuwe artikel 45 RO. Er moet dan ook worden aangenomen dat de wetgever nog steeds van oordeel is dat de commune strafrechter ook bevoegd is over economische delicten te oordelen, indien deze delicten zijn begaan in samenhang met één of meer commune feiten, mits tezamen telastegelegd met één of meer van die strafbare feiten. In deze strafzaak is een geheel van feiten aan de verdachte telastegelegd, waaronder oplichting, artikel 326 Sr en meerdere malen valsheid in geschrift, artikel 225 Sr. Het onder 4 telastegelegde delict, artikel 47 (oud) Wte 1995, zou zijn begaan in samenhang met de hiervoor genoemde telastegelegde feiten. De rechtbank is derhalve in de strafzaak ten aanzien van verdachte ook bevoegd te oordelen over het onder 4 telastegelegde feit Ontvankelijkheid van het Openbaar Ministerie Verjaring overtredingsvariant artikel 47 (oud) Wet toezicht effectenverkeer 1995 De verdediging De verdediging van Van der Hoeven heeft zich bij dupliek aangesloten bij het navolgende standpunt van de verdediging van Meurs. Zij heeft ter terechtzitting (pleitaantekeningen deel 2, tekstblok 1.4) aangevoerd dat het Openbaar Ministerie niet ontvankelijk is in haar vervolging voor de onder feit 4 te laste gelegde overtredingsvariant van artikel 47 (oud) Wte 1995 wegens het gepasseerde tijdsverloop vanaf mei 2000 tot de eerste daad van vervolging, te weten het uitbrengen van de inleidende dagvaarding in Aangezien hier meer dan twee jaar tussen ligt, is de overtredingsvariant verjaard, aldus de verdediging. 6

7 Het Openbaar Ministerie Het Openbaar Ministerie heeft bij repliek (p. 11) aangevoerd dat dit verweer van de verdediging op een misverstand berust, nu uit artikel 48 (oud) van de Wte 1995 volgt dat artikel 47 (oud) Wte 1995 een misdrijf is. Uit artikel 2 lid 3 van de WED volgt op grond daarvan dat er geen overtredingsvariant van artikel 47 (oud) Wte 1995 is. Volgens het Openbaar Ministerie dient het verweer van de verdediging om deze reden verworpen te worden. Standpunt van de rechtbank Artikel 47 (oud) van de Wte 1995 is op grond van artikel 1 sub 3 (oud) van de WED een economisch delict. Uit artikel 2 (oud) van de WED volgt dat de economische delicten bedoeld in artikel 1 sub 3, misdrijven of overtredingen zijn, al naar gelang zij in de desbetreffende voorschriften als misdrijf dan wel als overtreding zijn gekenmerkt. Op grond van artikel 48 (oud) van de Wte 1995 is overtreding van de verbodsbepaling van artikel 47 (oud) een misdrijf. Dit betekent dat er geen overtredingsvariant van artikel 47 (oud) Wte 1995 bestaat. De rechtbank verwerpt derhalve het verweer van de verdediging Dubbele strafbaarheid De verdediging De verdediging van Meurs heeft - zakelijk weergegeven - aangevoerd dat niet, althans onvoldoende, blijkt dat de onder 1 en 4 telastegelegde gedragingen ook in de telastegelegde buitenlanden strafbaar zouden zijn (pleitaantekeningen deel 2, tekstblokken ). Het Openbaar Ministerie zou door het ontbreken van dubbele strafbaarheid op grond van artikel 5 lid 1, sub 2 Sr geen vervolgingsrecht hebben en niet-ontvankelijk dienen te worden verklaard ten aanzien van deze passages. De verdediging van Van der Hoeven heeft zich bij dupliek aangesloten bij dit verweer. Voorts heeft de verdediging van Van der Hoeven bij pleidooi ten aanzien van het onder 4 telastegelegde onderdeel dat betrekking heeft op de zogenaamde Roadshows - zakelijk weergegeven - bepleit dat niet is voldaan aan het vereiste van dubbele strafbaarheid (pleitnotities, tekstblok 688). Het Openbaar Ministerie Het Openbaar Ministerie heeft ten aanzien van het onder 1 telastegelegde bij requisitoir aangevoerd dat voorzover dit in Zweden zou zijn gepleegd, de dubbele strafbaarheid volgt uit hoofdstuk 14 on crimes of falsification, section 1 van de Swedish Penal Code. Voorzover het de strafbaarheid in Zweden van het onder 4 telastegelegde betreft heeft het Openbaar Ministerie bij repliek gewezen op hoofdstuk 9 on fraud and other dishonesty van voornoemde Swedish Penal Code. De strafbaarheid van het onder 4 telastegelegde in Noorwegen en in de Verenigde Staten zou, aldus het Openbaar Ministerie, volgen uit respectievelijk Section 5-5 jo. Section 14-3 van de Noorse Act on Securities Trading en uit de Amerikaanse Securities and Exchange Act. Het onder 1 telastegelegde zou volgens repliek van het Openbaar Ministerie ook strafbaar zijn in Brazilië en Argentinië. Dit zou volgen uit respectievelijk artikel 299 van het Braziliaanse Wetboek van Strafrecht en uit artikel 292 van het Argentijnse Wetboek van Strafrecht. 7

8 Ten aanzien van Guatemala heeft het Openbaar Ministerie verklaard dat er geen informatie met betrekking tot de strafbaarheid voorhanden is, maar heeft zij er tevens op gewezen dat het rechtshulpverzoek in Guatemala in overweging is genomen, hetgeen erop zou wijzen dat de dubbele strafbaarheid aldaar is getoetst. Standpunt van de rechtbank De verdachte wordt onder 1 en 4 verweten strafbare feiten in Zweden, Brazilië, Argentinië, Guatemala, Noorwegen en de Verenigde Staten te hebben gepleegd. Nederlandse verdachten kunnen ingevolge van artikel 5 lid 1, sub 2 Sr in Nederland alleen dan worden vervolgd indien op de strafbaar gestelde gedragingen in het telastegelegde buitenland waar het feit is begaan, straf is gesteld. Uit de aan de rechtbank ter beschikking gestelde stukken en het verhandelde ter terechtzitting is de strafbaarheid van het onder 1 telastegelegde in Zweden, Brazilië en Argentinië, alsmede de strafbaarheid van het onder 4 telastegelegde in Zweden, Noorwegen en de Verenigde Staten genoegzaam vast komen te staan. De strafbaarheid van het onder 1 telastegelegde, voor zover dit het land Guatemala betreft, is door het Openbaar Ministerie in onvoldoende mate aangetoond en kan ook niet worden afgeleid uit de inhoud van het rechtshulpverzoek en de wijze waarop de Guatemalteekse autoriteiten daarop hebben gereageerd. Ook een ambtshalve zoektocht van de rechtbank op de website van de Library of Congress levert voor wat betreft het strafrecht van Guatemala onvoldoende aanknopingspunten op. De rechtbank zal derhalve ten aanzien van de onder 1 telastegelegde passage: te Guatemala City, althans in Guatemala, het Openbaar Ministerie niet-ontvankelijk verklaren. 3. Ontvankelijkheid van de benadeelde partijen De rechtbank heeft de door de benadeelde partijen SOBI, M.J. van Unen, A. Folpmers, J.B. Smits, L.C.M. Jurgens, J.M. van Calcar, T. Wissink, V.V.T. Heijnen, W.A.M. Dijkhuis, P.B.M. Vermaseren en P.P.J. Butzelaar ingediende vorderingen zonder nader onderzoek op de terechtzitting beoordeeld. De rechtbank heeft geconstateerd dat voornoemde vorderingen allen nagenoeg geheel zien op koersverlies. Gelet op de aard en de inhoud van deze vorderingen is de rechtbank van oordeel dat kan worden geconcludeerd dat voor elke vordering geldt dat zij evident niet van zo eenvoudige aard is dat zij zich leent voor behandeling in deze strafzaak. Immers op voorhand is duidelijk dat niet op eenvoudige wijze kan worden vastgesteld of, en zo ja, in welke mate het gestelde koersverlies het rechtstreeks gevolg is van de aan verdachte telastegelegde handelingen. De rechtbank heeft voorts de door de benadeelde partij W.C.M. Oud ingediende vordering zonder nader onderzoek op de terechtzitting beoordeeld. De rechtbank heeft geconstateerd dat voornoemde vordering ziet op de financiële gevolgen van vermeend bedrog door Ahold bij de uitvoering van haar expansiestrategie en bij het ontbinden van Ouds arbeidscontract. Gelet op de aard en de inhoud van deze vordering is de rechtbank eveneens van oordeel dat kan worden geconcludeerd dat zij evident niet van zo eenvoudige aard is dat zij zich leent voor behandeling in deze strafzaken. Immers op voorhand is duidelijk dat niet op eenvoudige wijze kan worden vastgesteld of, en zo ja, in welke mate de gestelde schade het rechtstreeks gevolg is van de aan verdachte telastegelegde handelingen. 8

9 De rechtbank heeft derhalve de benadeelde partijen SOBI, M.J. van Unen, A. Folpmers, J.B. Smits, L.C.M. Jurgens, J.M. van Calcar en T. Wissink op de terechtzitting van 6 maart 2006, de benadeelde partijen W.C.M. Oud, V.V.T. Heijnen en W.A.M. Dijkhuis op 28 maart 2006 en de benadeelde partijen P.B.M. Vermaseren en P.P.J. Butzelaar op 4 april 2006 op grond van artikel 333 Sv kennelijk niet-ontvankelijk verklaard. Deze vorderingen kunnen worden ingediend bij de civiele rechter. 4. Waardering van het bewijs 4.1. Deskundigenbewijs Bij het onderzoek ter terechtzitting is een aantal schriftelijke bescheiden aan de orde gekomen waarvan de vraag is of er daarbij sprake is van andere geschriften als bedoeld in de vijfde rubriek van artikel 344 lid 1 Sv, dan wel dat deze bescheiden ressorteren onder de vierde rubriek van dat artikel lid en moeten worden aangemerkt als verslagen van deskundigen. Het gaat daarbij om de navolgende schriftelijke bescheiden: 1. Bij brief van 18 november 2002 (D/2) heeft H. de Ruiter, destijds voorzitter van de Raad van Commissarissen van Ahold, mr. S.E. Eisma, advocaat te s-gravenhage, verzocht een onderzoek te doen naar alle feiten en omstandigheden betrekking hebbend op de beslissing van Ahold om ICA Ahold volledig te consolideren. Voorts naar feiten en omstandigheden betrekking hebbend op het bekend worden bij Ahold van de ICA control en side letter. Dat heeft geleid tot een rapport van Eisma en zijn kantoorgenoot mr. J.M. van Dijk, dat bij brief van 13 januari 2003 (D/6) is aangeboden aan De Ruiter. Een summary of conclusions is aan het dossier toegevoegd onder D/3. 2. In de loop van dat onderzoek is door Eisma een advies gevraagd aan prof. dr. J. Klaassen over het vraagstuk van consolidatie. Dat advies gedateerd 10 januari 2003 is als D/5 aan het dossier toegevoegd. Klaassen is in het onderzoek gehoord als getuige (G/4). 3. Op 20 oktober 2003 is ten behoeve van het Functioneel Parket een rapport over consolidatie opgemaakt door prof. dr. M.P.A.J. Langendijk, externe verslaglegging Universiteit Nyenrode/Amsterdam (D/150). 4. Door de rechtbank is als deskundige benoemd prof. dr. J.H.R. van de Poel, verbonden aan de Universiteit van Maastricht. Van zijn hand verschenen twee rapporten die zijn toegevoegd aan het dossier. Hij is als deskundige gehoord ter zitting overeenkomstig het bepaalde in artikel 343 Sv. 5. Door de rechter-commissaris door de rechtbank belast met het onderzoek in deze strafzaak is aan het dossier toegevoegd een tweetal rapporten d.d. 16 mei en 27 juni 2003 opgemaakt door personen werkzaam bij Wilmer Cutler & Pickering in samenwerking met PriceWaterhouseCoopers accountants. Het zijn rapporten ten behoeve van de Raad van Commissarissen van Ahold. Zij hebben betrekking op financial accounting, business practices van ICA Ahold AB Group en Ahold Corporate. 6. Van de zijde van het Openbaar Ministerie is als bijlage bij het requisitoir overgelegd een verslag van bevindingen naar aanleiding van het onderzoek naar het beleid en de gang van zaken van de naamloze vennootschap Ahold, als opgedragen door de Ondernemingskamer van het gerechtshof Amsterdam en gedeponeerd ter griffie van dat Hof op 30 maart 2006, waar het voor eenieder ter inzage lag. 9

10 7. Bij dezelfde gelegenheid is door het Openbaar Ministerie overgelegd een rapport opgesteld door een viertal personen werkzaam bij de RSM Erasmus University te Rotterdam respectievelijk University of Iowa, d.d. 3 februari 2006 en getiteld: Investor Relations, Reputational Bonding, and Corporate Governance: The Case of Royal Ahold. 8. Door de verdediging van Van der Hoeven is aan de rechtbank overgelegd een rapport over Algemeen aanvaarde grondslagen voor financiële verslaggeving in de Verenigde Staten (US GAAP) d.d. 27 maart 2006, opgesteld door David Shapiro verbonden aan Kroll Inc. Het Openbaar Ministerie Naar opvatting van het Openbaar Ministerie kunnen de hiervoor onder 1, 2, 3 en 6 genoemde bescheiden als deskundigenverslag worden gekwalificeerd. Ten aanzien van 4 vraagt het Openbaar Ministerie zich af of de deskundige wel voldoende onbevangen aan zijn opdracht is begonnen, omdat hij voordien contact heeft gehad met de verdediging van Meurs. Waar het de stukken 5, 7 en 8 betreft is het Openbaar Ministerie van oordeel dat deze toelaatbaar zijn als bewijs op grond van artikel 344 lid 1 onder 5 Sv. De verdediging De verdediging van Van der Hoeven en ook Van der Hoeven zelf hebben zich bij het onderzoek ter terechtzitting al uitgelaten over het hiervoor genoemde stuk 5. Samengevat hechten zij daaraan geen enkele waarde. Met name bij dupliek (tekstblokken 27-30) voeren zij aan dat onderzoekers van de Ondernemingskamer (hiervoor genoemd onder 6) bezwaarlijk kunnen worden aangemerkt als deskundigen omdat niet blijkt van enige specifieke deskundigheid. Bovendien, zo stelt de verdediging kan gelet op het vierde lid van artikel 301 Sv ten bezware van Van der Hoeven geen acht worden geslagen op dit rapport, omdat het op geen enkel moment tijdens de behandeling ter zitting inhoudelijk aan de orde is gekomen. Voorts heeft de verdediging van Van der Hoeven zich aangesloten bij het navolgende verweer. De verdediging van Andreae en Fahlin is van oordeel (pleitnota, tekstblokken ) dat het verslag van bevindingen van de onderzoekers van de Ondernemingskamer (6) op grond van de criteria van de Hoge Raad die volgen uit NJ 1998, 404 niet als deskundigenverslag in strafrechtelijke zin kan worden aangemerkt. Zij zijn van oordeel dat niet aannemelijk is geworden dat deze onderzoekers bijzondere deskundigheid bezitten op de in deze zaak spelende vraagstukken en in het bijzonder op het terrein van food retail, samenwerkingsrelaties in joint ventures, consolidatie naar Algemeen aanvaarde grondslagen voor financiële verslaggeving in Nederland (Dutch GAAP) en US GAAP. Bovendien menen zij dat de onderzoekers een eenzijdig onderzoek hebben verricht en met maar beperkte kennis van het strafdossier. Naar hun oordeel moet dat leiden tot het rechtsgevolg dat het rapport volledig van bewijs wordt uitgesloten. Voorts maken zij bezwaar tegen het hier voren onder 1 genoemde rapport, voor zover het als deskundigenverslag wordt opgevat. Zij sluiten zich aan bij het Openbaar Ministerie en zien ook het rapport onder 2 als deskundigenverslag, zij het met de beperking dat de deskundigheid alleen ligt bij IAS (dupliek, tekstblokken ). Over de overige genoemde stukken laat de verdediging zich niet uit. Standpunt van de rechtbank Met het Openbaar Ministerie en de verdediging is de rechtbank van oordeel dat - kortgezegd - het onderzoek van Eisma (1), niet als een verslag van deskundigen moet worden aangemerkt, maar als een ander geschrift als bedoeld in artikel 344 lid 1 onder 5 Sv. 10

11 Er is hier sprake van een onderzoek ingesteld door de huisadvocaat van Ahold. Onvoldoende blijkt uit het onderzoek ter zitting dat Eisma als ook zijn kantoorgenoot Van Dijk onpartijdig en onafhankelijk hun rapportage hebben opgesteld. De rechtbank komt daarmee terug op haar eerder ingenomen standpunt als verwoord op de zitting van 4 april 2006 direct voorafgaand aan het requisitoir. De rechtbank zal daarnaast van dit geschrift alleen met grote behoedzaamheid gebruik maken. Zij heeft met name aarzeling als het gaat om de wijze van verhoren van de betrokkenen, aan wie - zo is uit het onderzoek ter terechtzitting aannemelijk geworden - niet of nauwelijks het recht op wederhoor is toegestaan en aan wie ook bij het opmaken daarvan inzage in de opgemaakte verklaringen is onthouden. Ten aanzien van de punten 2, 3, 7 en 8 - waarover de verdediging zich niet specifiek heeft uitgelaten - is de rechtbank van oordeel dat dezen moeten worden gerekend tot deskundigenverslagen als bedoeld in rubriek 4 van het eerste lid van 344 Sv. Het betreft hier in alle gevallen bescheiden waaruit valt op te maken dat degenen die deze hebben opgesteld hebben verklaard over hetgeen hun wetenschap hen leert en daarbij hebben onderzocht en de feiten hebben gewaardeerd op basis van die deskundigheid. Hun verslagen voldoen ook aan de eis die artikel 299 lid 2 Sv stelt als het gaat om de vraag of hun verslagen met redenen zijn omkleed. Als het gaat om punt 4 is het de rechtbank duidelijk waarom het Openbaar Ministerie aan de orde stelt of de deskundige wel voldoende onbevangen aan zijn opdracht is begonnen. Dat Van de Poel als deskundige is aan te merken en dat zijn verslag dus valt onder meergenoemde vierde rubriek staat buiten kijf. Hij is als zodanig benoemd en heeft ter zitting een deskundigenverklaring afgelegd in de zin van artikel 343 Sv. Naar het oordeel van de rechtbank heeft Van de Poel door zijn rapport, het daarop gevolgde aanvullende rapport en zijn verhoor ter zitting de rechtbank er genoegzaam van overtuigd dat hij in onafhankelijkheid zijn rapporten heeft gemaakt en zijn verklaring heeft afgelegd. De omstandigheid dat hij in opdracht van verdachte Meurs onderzoek heeft verricht, maakt dat niet anders. Uit de daarop betrekking hebbende en door de verdediging van Meurs overgelegde stukken blijkt dat dat onderzoek beperkt van omvang is gebleven. Hoewel de verdediging, van met name Van der Hoeven, ernstig bezwaar maakt tegen de rapporten genoemd onder punt 5, is de rechtbank van oordeel dat ook deze twee rapporten als deskundigenverslagen mogen worden aangemerkt. Naar opvatting van de rechtbank zijn de personen die de verantwoordelijkheid dragen voor de inhoud van de rapporten, vakbekwaam te werk gegaan, zijn zij gebleven binnen een omlijnd vakgebied, hebben zij algemeen erkende inzichten toegepast en zijn tenslotte hun verslagen met redenen omkleed. De kwalificatie die Van der Hoeven aan deze rapporten heeft gegeven is, zo meent de rechtbank, op zichzelf genomen geen maatstaf. Ook de inhoud van de door de verdediging van Van der Hoeven overgelegde stukken in de klachtprocedure brengt de rechtbank niet op andere gedachten. Dan resteert punt 6; het verslag van bevindingen van onderzoekers van de Ondernemingskamer. De rechtbank volgt de visie van de verdediging niet als het gaat om de vraag of dit verslag als een deskundigenverslag in de zin van Strafvordering mag worden aangemerkt. Naar haar oordeel blijkt uit de inhoud van het rapport in voldoende mate dat onderzoekers vakbekwaam te werk zijn gegaan, hun werkgebied hebben omlijnd en daarbinnen zijn gebleven, een betrouwbare werkmethode vakkundig hebben toegepast zich hebben gebaseerd op algemeen erkende inzichten en die ook in hun analyse verstandig hebben toegepast. 11

12 Voorts is niet gebleken dat zij niet onpartijdig zonder vooringenomenheid en in onafhankelijkheid hun verslag hebben gemaakt. Daarmee is ruimschoots voldaan aan de criteria alsook genoemd in NJ 1998, 404. De rechtbank verwerpt dan ook het verweer dat dit verslag van bewijs moet worden uitgesloten. Dat voert tot de slotsom dat punt 1, als hier voren genoemd wordt aangemerkt als een ander geschrift en de punten 2 tot en met 8 als deskundigenverslagen. Hoe vervolgens deze verslagen moeten worden gewaardeerd is een volgende stap die bij de rechtbank zelve ligt. Zij moet immers in verband met het beantwoorden van de vragen van 348 en 350 Sv een oordeel geven over het deskundigenoordeel. Wat dan nog te beantwoorden resteert, is het verweer van de verdediging dat gelet op artikel 301 Sv, ten bezware van verdachte geen acht mag worden geslagen op het verslag van onderzoekers (punt 6). Bij de beantwoording van dit verweer is van belang dat uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de verdediging al een concept van het rapport bezat, terwijl de rechtbank daarover niet kon beschikken. Zodra het rapport openbaar was ondermeer door publicatie daarvan op het internet bij ondermeer Ahold en het Financieel Dagblad - en dat was na de behandeling van de stukken op de zitting en voor dat het requisitoir een aanvang nam - heeft de rechtbank ter zitting het Openbaar Ministerie bevolen dat verslag over te leggen. De uitvoering van dat bevel kon overigens feitelijk achterwege blijven, omdat het Openbaar Ministerie het verslag bij requisitoir als bijlage heeft overgelegd. Voorts is van belang dat het verslag ter zitting aan de orde is gekomen en dat daarmee de externe openbaarheid is gediend. De interne openbaarheid was al gediend omdat de verdediging het rapport al voor de rechtbank kende. Uit het verslag blijkt immers (tekstblokken 31-38) dat het rapport in concept ter becommentariëring is voorgelegd aan alle verdachten. Het Openbaar Ministerie bij repliek en de verdediging bij pleidooi en dupliek konden op het verslag reageren. De verdediging heeft daaruit onderdelen geciteerd (zie met name dupliek verdediging Van der Hoeven, tekstblokken ). Deze gang van zaken relativeert naar opvatting van de rechtbank de regel dat verzuim van 301 lid 4 Sv de nietigheid van het onderzoek ter terechtzitting tot gevolg heeft. Verdachte(n) kenden het stuk, hebben het ter terechtzitting besproken en daaruit die onderdelen geciteerd waarvan zij menen dat die niet ten bezware van hen gelden maar juist ten faveure van henzelven. Onder die omstandigheid zijn de verdachten niet in hun verdediging geschaad en vindt de regel van artikel 301 lid 4 in deze geen toepassing Getuigenbewijs Onder het kopje de feilbaarheid van het geheugen heeft de verdediging van Andreae en Fahlin (pleitnota, tekstblokken ) - de verdediging van Van der Hoeven heeft zich bij dupliek daarbij aangesloten - de rechtbank gemaand tot een nog grotere behoedzaamheid dan gebruikelijk bij de beoordeling van de bewijskracht van de verschillende getuigenverklaringen. Zij heeft daartoe - zakelijk weergegeven - aangevoerd dat in de verklaringen opvallend veel van horen zeggen voorkomt, dat getuigen zich in de loop der tijd eerder meer dan minder zijn gaan herinneren, dat getuigen gebeurtenissen verklaren die qua timeframe absoluut niet passen en dat veel getuigen niet consistent hebben verklaard. 12

13 Hetgeen de rechtbank hiervoren heeft overwogen over de vraag hoe zij de als deskundigenverklaringen aanvaarde stukken zal hebben te hanteren, geldt evenzeer voor verklaringen van getuigen, welke worden geregeerd door het bepaalde in artikel 342 Sv en waarbij ook 291 Sv van belang blijft. De verwijzingen van de verdediging naar hetgeen vanuit een oogpunt van psychologie kan worden gezegd over getuigenverklaringen is de rechtbank niet onbekend en zij heeft daar een open oog voor. Evenzeer zal de rechtbank behoedzaam omgaan met hetgeen de getuigen hebben verklaard tegenover Fiod, rechter-commissaris en Securities and Exchange Commission (SEC) en de aard en de inhoud van de hen door de vervolgingsautoriteiten gestelde vragen. Vanzelf geldt dat dan ook voor de vragen zoals die - even veelvuldig - door de verdediging zijn gesteld in de loop van dit onderzoek. Onder de tekstblokken van de pleitnota heeft de verdediging van Andreae en Fahlin nog betoogd dat de verklaringen van de getuige Smit (G/19), zoals afgelegd bij de SEC, Fiod en rechter-commissaris, welke Smit hoofd was van de interne accountantsdienst van Ahold, van het bewijs moeten worden uitgesloten omdat deze onvoldoende zakelijk betrouwbaar zijn. De verdediging van Van der Hoeven heeft zich bij dit standpunt aangesloten. De rechtbank verwerpt dat verweer. Zij zal de verklaringen hanteren, voorzover zij aan het gebruik daarvan toekomt, met inachtneming van de hiervoor genoemde criteria. 5. Het bewijs De rechtbank grondt haar beslissing dat verdachte het bewezen geachte heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat. Hieronder volgt de zakelijk weergegeven opsomming van de inhoud en van de vindplaats van deze bewijsmiddelen, zoveel mogelijk in chronologische volgorde weergegeven, waarbij verwezen wordt naar de paginanummering in het originele papieren dossier. Functies en verantwoordelijkheden Blijkens het ambtsedig proces-verbaal van verhoor van Van der Hoeven (V-2/1 p 2) is hij in 1985 tot de Raad van Bestuur van Ahold (Ahold) toegetreden. In eerste instantie vervult hij de taak van CFO (Chief Financial Officer). Van 1993 tot 1997 combineert hij deze functie met die van CEO (Chief Executive Officer). Vanaf 1997 tot 2003 is hij CEO. In het ambtsedig proces-verbaal van verhoor van verdachte Meurs (V-3/1 p. 2) en Andreae (V-4/1 p. 2) staat dat Meurs en Andreae in 1997 zijn toegetreden tot de Raad van Bestuur van Ahold. Vanaf 1992 is Meurs binnen Ahold werkzaam, eerst als directeur administratie. Meurs vervult vanaf 1997 de taak van CFO. Andreae is verantwoordelijk voor alle Europese activiteiten van Ahold. Fahlin is blijkens het ambtsedig proces-verbaal van verhoor (V-6/1 p. 3) per 1 september 2001 lid van de Raad van Commissarissen geworden van Ahold. Vanaf januari 2002 is hij tevens lid van het Audit Committee. Blijkens een geschrift (D/445) is de vestigingsplaats van Ahold in de telastegelegde periode Zaandam, gemeente Zaanstad. Deloitte & Touche (D&T) is -blijkens het ambtsedig procesverbaal van verhoor van Meurs (V-3/1 p. 5)- de externe accountant van Ahold vanaf 1997 tot heden. Blijkens het ambtsedig proces-verbaal van ambtshandeling AH/19 is D&T onder meer gevestigd in Amsterdam. 13

14 JMR Blijkens een geschrift (D/178, p.4) is Ahold met Jerónimo Martins SGPS S.A. in 1992 een joint venture-overeenkomst aangegaan. Op basis van die overeenkomst heeft Ahold in de rechtspersoon Jerónimo Martins Retail (JMR) een belang van 49% verworven. Blijkens genoemd geschrift (D/178, p.7 en 8) bestond de Raad van Bestuur van JMR uit 7 leden waarvan Jerónimo Martins SGPS S.A. 4 leden aanwees en Ahold 3 leden. De Raad van Bestuur van JMR besloot blijkens het geschrift (D/178 p. 7) op basis van het unanimiteitsbeginsel Blijkens het ambtsedig proces-verbaal van verhoor van Meurs (V-3/1 p. 3) is JMR vanaf 1992 tot en met 2001 volledig geconsolideerd. Uiteenzetting consolidatievoorschriften door Sterk Blijkens het geschrift D/391 p. 1-3 heeft de toenmalige Senior Vice President Administratie van Ahold, Sterk, d.d. 28 augustus 1992 een (concept) memo aan de leden van de Raad van Bestuur en het Audit Committee gestuurd. In dit memo geeft Sterk een overzicht van de wijze waarop volgens hem de deelneming Pingo Doce (de rechtbank begrijpt: JMR) in de jaarrekening van Ahold moet worden opgenomen. Zijn conclusie is dat gegeven de feiten van dat moment JMR niet kan worden gerekend tot een groep maar dat gezien de ontwikkelingen in de toekomst waarbij Ahold toch meer wil zijn dan een financier volledige consolidatie naar Nederlands jaarrekeningenrecht mogelijk is. Ten aanzien van US GAAP concludeert Sterk dat in geval er geen meerderheidsbelang is, de enige toegestane methode de vermogensmutatiemethode is. Hij concludeert evenwel dat wij (de rechtbank begrijpt: Ahold) de vermogensmutatiemethode niet willen en adviseert uiteindelijk tot volledige consolidatie zowel naar Nederlands als naar Amerikaans jaarrekeningenrecht. Blijkens het ambtsedig proces-verbaal van verhoor van getuige Sterk (G-25/1 p.4) is de beslissing om te consolideren destijds genomen binnen de Raad van Bestuur en is het concept-memo uitgebreid besproken met de leden van het Audit Committee, de Raad van Bestuur en met de externe accountant D&T. De parafen die boven aan het memo staan zijn volgens Sterk van Van Dam en Coster, beiden van D&T. Bompreço In geschrift D/132 (Shareholders Agreement, d.d. 23 december 1996, p. 1) staat dat het de intentie is van Ahold en Bompreço S.A. dat ieder van hen 50% van de stemgerechtigde aandelen in Bompreço S.A Supermercados do Nordeste (verder Bompreço) zullen gaan houden. In genoemde shareholders agreement is verder onder meer het volgende opgenomen: - beide partners hebben het recht een gelijk aantal leden van de board van Bompreço te benoemen; - major decisions worden binnen genoemde board met een gewone meerderheid van stemmen genomen; voor sommige beslissingen (zie art. 4.4) is een meerderheid van 75% vereist; - een deadlock event procedure (art. 6.1 sub vi); Volgens het deskundigenrapport Verslag van bevindingen (onderzoek opgedragen door de Ondernemingskamer) van 28 maart 2006 (tekstblok 153) heeft Ahold door ondertekening van een Stock Assignment and Transfer Agreement (indirect) 50% van het stemgerechtigde aandelenkapitaal in Bompreço verkregen. 14

15 Blijkens een geschrift (D/101, zijnde het jaarverslag van Ahold over 2000, p.32) heeft Ahold in juni 2000 de resterende stemgerechtigde aandelen van haar joint venture-partner Bompreço overgenomen. Blijkens het ambtsedig proces-verbaal van verhoor van verdachte Meurs (V-3/1 p.10) is Bompreço is vanaf 1996 tot en met 2000 volledig geconsolideerd. In geschrift D/102 (Jaarverslag 2001) staat dat Ahold Bompreço (inmiddels een 100% deelneming) ook over 2001 volledig consolideerde. Uiteenzetting consolidatievoorschriften door Deloitte & Touche In het geschrift zijnde een brief van D&T aan Ahold d.d. 5 september 1997, waarin de huidige richtlijnen voor het consolideren van jointventures volgens Nederlandse en Amerikaanse verslaggevingvoorschriften worden uiteengezet (D/142 p. 1-8), staat ten aanzien van Nederlandse verslaggevingregels onder meer: Indien uit de joint venture-overeenkomst niet blijkt dat één van de partners de doorslaggevende invloed heeft op het beleid, maar deze invloed uit de feitelijke situatie blijkt, betekent dit dat de joint venture door de partner geïnterpreteerd kan worden als groepsmaatschappij. De interpretatie of er sprake is van een groepsmaatschappij op grond van de feitelijke omstandigheden dient gemaakt te worden door iedere partner afzonderlijk. Ten aanzien van de Amerikaanse voorschriften concludeert D&T onder meer dat: Indien minder dan 50% van de aandelen in het bezit zijn en er is desondanks sprake van substantive control mag er in sommige situaties toch (de rechtbank begrijpt: volledig) worden geconsolideerd. Deze situaties zijn afhankelijk van de inschatting van de feitelijke substantive control. Uit de joint venture-overeenkomst of statuten dient de feitelijke control reeds te blijken. Vergadering van de Raad van Bestuur van Ahold op 27 oktober 1997 Uit het geschrift, zijnde de notulen van de vergadering van de Raad van Bestuur op 27 oktober 1997 (D/304 p. 1-2), waarbij onder andere Andreae, Van der Hoeven en Meurs aanwezig waren, blijkt dat wanneer Van der Hoeven vraagt hoe het staat met de consolidatie Meurs vervolgens uitlegt dat er volgens US GAAP partieel geconsolideerd mag worden. Dat willen we (de rechtbank begrijpt: de Raad van Bestuur van Ahold) echter niet. Het idee is om Disco volledig te consolideren. Disco Ahold In geschrift D/133 ( Shareholdersagreement, d.d. 13 januari 1998, p. 1) staat dat Ahold Americas Holdings Inc. en Velox Retail Holdings, een op de Kaaiman eilanden gevestigde rechtspersoon ieder 50% van de stemgerechtigde aandelen in Disco International Holdings N.V. (Disco Ahold) zullen gaan houden. Volgens het ambtsedig opgemaakt proces-verbaal van ambtshandeling AH/14, p. 9, is Ahold Americas Holdings Inc. een 100% dochteronderneming van Ahold. De naam Disco International Holdings N.V. is - blijkens het deskundigenrapport Verslag van bevindingen (onderzoek opgedragen door de Ondernemingskamer) van 28 maart 2006 (tekstblok 202) - op 9 juni 1998 gewijzigd in Disco Ahold International Holdings N.V. In genoemde shareholders agreement is verder onder andere het volgende opgenomen: - dat de board met gewone meerderheid beslist, zij het dat voor bepaalde besluiten ( major decisions ) unanieme besluitvorming is vereist (section 3.5); - dat ieder het recht heeft een gelijk aantal leden van de board te benoemen (section 3.1); - een deadlock event bepaling (p. 4). 15

16 Blijkens het deskundigenrapport Verslag van bevindingen (onderzoek opgedragen door de Ondernemingskamer) van 28 maart 2006 (tekstblok 202) heeft Velox Retail Holdings op 13 januari B-aandelen in Disco Ahold aan Ahold Americas Holdings Inc. overgedragen, waarmee een 50/50 verhouding, zoals weergegeven in de bovenstaande Shareholders Agreement, werd gecreëerd. In voornoemd deskundigenrapport staat voorts (tekstblok 212) dat de Shareholders Agreement gebaseerd is op een joint ventures/consensusmodel hetgeen onder andere blijkt uit het feit dat de overeenkomst eindigt als één der partijen in termen van beneficial ownership onder 50% zakt. Blijkens dit rapport (tekstblok 215) is op 1 september 1999 de Shareholders Agreement gewijzigd en wel in die zin dat indien een aandeelhouder minder dan 33 1/3 % van de aandelen bezit de overeenkomst beëindigd wordt. Blijkens het ambtsedig proces-verbaal van ambtshandeling AH/14 p heeft Ahold op 17 juli 2001 haar belang in Disco Ahold uitgebreid van 50% naar 59%; doch bracht dit geen verandering in de eis van unanieme besluitvorming voor major decisions; en - heeft Ahold op 30 juli 2002 een belang van meer dan 66,7 % in Disco Ahold gekregen waardoor de shareholders agreement niet meer gold. Volgens het geschrift D/189 (zijnde het Jaarverslag 2002 van Ahold, p. 62) heeft Ahold in augustus 2001 haar belang in Disco Ahold tot 100% uitgebreid. Blijkens het ambtsedig proces-verbaal van verhoor van verdachte Meurs ( V-3/1 p.10) is Disco Ahold vanaf 1998 tot en met 2001 volledig geconsolideerd. Vraagtekens Deloitte & Touche omtrent consolidatie Blijkens het proces-verbaal van verhoor van getuige Wennink bij de rechter-commissaris (p. 8) accepteerde het US National Office van D&T in maart 1998, bij werkzaamheden ten aanzien van de Form 20-F 1997, de consolidatie in 1997 nog wel, maar voor de toekomst moest er beter bewijs komen. Uiteenzetting consolidatievoorschriften door Bouma In het geschrift (D/277) zijnde het memo van 16 maart 1998 aan Wennink (D&T) zetten Bouma en Bos (Ahold) de redenen van Ahold uiteen die volgens Ahold consolidatie van onder andere JMR en Bompreço onder Dutch- en US GAAP rechtvaardigen. Vergadering van de Raad van Bestuur van Ahold op 6 juli 1998 Vervolgens vindt er blijkens het geschrift D/248 p. 1-2 op 6 juli 1998 een vergadering van de Raad van Bestuur plaats. Uit de notulen van de vergadering, waarbij onder andere Andreae, Van der Hoeven en Meurs aanwezig waren, blijkt dat consolidatie aan de orde is geweest. Meurs meldt ten aanzien van Bompreço dat Ahold uiteindelijk voor 50% economisch eigenaar zal zijn, dat Juan Carlos (de rechtbank begrijpt: Mendonça) voor 35% economisch eigenaar zal zijn en dat de overige 15% op de beurs blijft. Meurs verklaart verder: Wij hopen alsdan Bompreço met recht te kunnen consolideren. Discussie tussen Ahold en Deloitte & Touche mbt consolidatie onder US GAAP Op 13 juli 1998 vindt er dan blijkens het geschrift D/294 een bespreking plaats met D&T. Ter voorbereiding van deze bespreking stuurt Bouma een memo van 10 juli 1998 met als onderwerp consolidation of JV's under US GAAP. 16

17 Brief 24 augustus 1998 Blijkens het geschrift D/143 stuurt Van den Dries D&T op 24 augustus 1998 een brief aan Meurs waarin onder meer het volgende staat. As discussed in our letter dated September 5, 1997 and during several subsequent meetings, it was concluded that it is only possible to consolidate a joint venture under US GAAP if the company has substantive control (see attached copy). Based on US GAAP criteria for consolidation and the evidence available during our audit procedures regarding the 1997 financial statements we concluded, after consultation with our US National Office, that consolidation for the majority of the Ahold joint ventures was not acceptable under US GAAP. However, based on representations from and firm beliefs of Ahold representatives that the company had the intention to adjust the joint venture agreements (either the contract itself or by using side letters), the current accounting treatment of full consolidation was continued in the financial statements 1997 (onderstrepingen Rechtbank).. Vergadering van de Raad van Bestuur van Ahold op 7 september 1998 Blijkens het geschrift D/249 p. 1-2 werd het onderwerp consolidatie vervolgens op de agenda gezet voor de vergadering van de Raad van Bestuur van 7 september Ter behandeling werd de brief van 24 augustus 1998 bijgevoegd. Aanwezig waren onder andere Andreae, Van der Hoeven, Meurs en Noddle. Blijkens de notulen is de brief D/143 besproken: Meurs refers to the relevant letter of Deloitte & Touche. He explains that Deloitte & Touche has concluded that Ahold is in breach of US GAAP standards. Our Brazilian joint venture (de rechtbank begrijpt: Bompreço) is seen as the main problem( ). Meurs also intends to send a letter in which will be explained that ultimately we have control. Control letter Bompreço Blijkens het ambtsedig proces-verbaal van verhoor van Meurs (V-3/18 p.9) heeft Meurs een eerste concept control letter d.d. 9 september 1998 opgesteld. Deze brief is blijkens het geschrift D/239 p. 1-2 vervolgens door Ahold aan D&T gegeven. Waarna D&T in overleg met hun US National Office heeft afgestemd wat er in de door hun gewenste control letter zou moeten komen te staan. Volgens het ambtsedig proces-verbaal van verhoor van verdachte Meurs (V-3/18, p. 11) is het concept (het geschrift D/131 p. 1-3) vervolgens bij fax van 26 oktober 1998 door Meurs aan Marcello Silva (medewerker van Bompreço) gestuurd. Blijkens het geschrift D/661 p. 40 wordt in het zogenoemde maandagochtendgebed van 30 november 1998 melding gemaakt van het verzenden van de conceptbrief aan Bompreço. Nadien blijkt dat van de zijde van Bompreço een toevoeging wordt verlangd. Ook de voorgestelde toevoeging wordt door D&T Nederland aan D&T USA voorgelegd. Blijkens het geschrift D/257 stelt Zeyher (D&T USA) dan voor om geen wijzigingen aan te brengen. Zij sluit haar af met: Thanks and happy holidays. Management letter Deloitte & Touche 1998 Blijkens het geschrift D/324 staat in de management letter van Deloitte & Touche aan de Raad van Commissarissen, het Audit Committee en de Raad van Bestuur, inzake de financial statements van Ahold over het jaar 1998, op p. 4 onder de subparagraaf Joint venture accounting : During the year, we have had several discussions with management regarding joint venture accounting. It was concluded that it is only possible to consolidate a joint venture if Ahold has substantive control. Based on representations from management, the company is amongst others investigating whether an explicit adjustment of certain joint venture agreements is possible which will continue to enable Ahold to consolidate the joint ventures under both Dutch and US GAAP. 17

18 A draft side letter was drawn up by management and reviewed by our National Office in the USA. Management is aware of the importance and is in the process of solving this issue as soon as possible. The side letter for the Brazilian joint venture is currently being negotiated. Other joint ventures are still being discussed with management. Verder staat op p. 11: We have not had any disagreements with management related to matters that are material to the Company s 1998 financial statements. Jaarverslag / Form 20-F Ahold 1998 Uit de geschriften D/99 en D/119 volgt dat het jaarverslag over 1998 van 9 maart 1999 is, en dat de Form 20-F 1998 van 12 april 1999 is. Daarin zijn opgenomen de geconsolideerde cijfers van JMR, Bompreço en Disco Ahold. Control- en side letter Bompreço Blijkens een geschrift met reference AMM/bm 1696c (D/137 p. 2/5) inzake Bompreço is de zogenaamde control letter gedateerd 12 mei 1999 en ondertekend door Meurs en Mendonça (namens Bompreçopar te Recife, Brazilië). In de control letter staat onder meer het volgende te lezen: However, Ahold understands that according to the best interpretation of the Shareholders Agreement in the case that we reach no consensus decision on a certain issue which we are unable to resolve to shareholders mutual satisfaction, Ahold s proposal to solve that issue will in the end be decisive Blijkens een geschrift (D/137 p. 5/5) is de zogenaamde side letter gedateerd 17 mei In de side letter staat onder meer het volgende: Aware of the contents of your letter of May 12, 1999 s letter, reference AMM/bm 1696c, this is to inform you that we do not agree with the interpretation given by you of our Shareholders Agreement. Blijkens het proces-verbaal ter terechtzitting d.d. 6 maart 2006 p. 7 herkent Meurs de handtekening van Mendonça op p. 5/5 van document D/137. De andere handtekeningen op p. 5/5 zijn volgens Meurs van hemzelf en van de medeverdachte Van der Hoeven. Ook Van der Hoeven en Mendonça hebben blijkens de processen-verbaal op de terechtzitting hun handtekening op D/137 p. 5/5 herkend. Blijkens het ambtsedig opgemaakt proces-verbaal van verhoor van Meurs ( V-3/19 p. 2 en V-3/18 p. 6) neemt Meurs aan dat hij de control letter in Zaandam heeft getekend op 12 mei 1999 en verklaart hij de side letter te hebben getekend op 21 mei 1999 te Zaandam. Paiz Ahold In geschrift D/134 (Shareholders Agreement, d.d. 21 december 1999, p.1) staat dat het de intentie van Ahold Guatemala B.V. en Coban Holdings Inc is, dat ieder van hen 50% van de stemgerechtigde aandelen in Paiz Ahold N.V. (Paiz Ahold), een op de Nederlandse Antillen gevestigde vennootschap, zal gaan houden. Volgens het ambtsedig opgemaakt proces-verbaal van ambtshandeling AH/15, p. 9, is Ahold Guatemala B.V. een 100% dochteronderneming van Ahold. Blijkens deze ambtshandeling hield Paiz Ahold 80,5% van het aandelenkapitaal van La Fraqua S.A, de grootste supermarkten hypermarkt onderneming in Guatemala. In genoemde shareholders agreement is verder onder meer het volgende opgenomen: - voor major decisions geldt - zolang de oorspronkelijke aandeelhouders tenminste 30% van de aandelen bezitten - unanieme besluitvorming (section 4.5); - partijen benoemen ieder eenzelfde aantal supervisory directors; - een deadlock event procedure 18

19 Blijkens het ambtsedig opgemaakt proces-verbaal van ambtshandeling AH/15, pagina 10, houden Ahold en Coban Holdings Inc. vanaf 21 december 1999 daadwerkelijk 50% van de aandelen in Paiz Ahold. In het deskundigenrapport Verslag van bevindingen (onderzoek opgedragen door de Ondernemingskamer) van 28 maart 2006 wordt in tekstblok 246 geconcludeerd dat het aannemelijk is dat binnen Paiz Ahold sprake was van juridische gezamenlijke zeggenschap door Ahold en Coban Holdings Inc. Blijkens het Ambtsedig proces-verbaal van verhoor van verdachte Meurs (V-3/1 p.10) is Paiz Ahold in 2000 en 2001 volledig geconsolideerd. In geschrift D/100 (Jaarverslag 1999) staat dat Ahold Paiz Ahold ook over 1999 volledig consolideerde. ICA Ahold Blijkens geschrift D/130 p. 3-5 zijn de onderhandelingen terzake van de nieuw te vormen joint venture ICA Ahold in juli 1999 gestart. In het ambtsedig proces-verbaal van ambtshandelingen (AH/12 p. 7) staat dat die onderhandelingen in december 1999 zijn voortgezet met op 7 december 1999 een bespreking in De Walvis. Daaropvolgend wordt op 9 december 1999 de Heads of Agreement (D/73) ondertekend. In dit geschrift is vastgelegd dat Ahold enerzijds en Canica AS (Canica) en ICA Förbundet AB (ICA Förbundet) anderzijds (de laatste twee rechtspersonen worden in de stukken en het vonnis ook wel aangeduid als de Partners) gelijke zeggenschap krijgen in ICA Ahold (onderdeel 1.5 en 2.1 van de overeenkomst) en dat uiteindelijk de stemgerechtigde aandelen als volgt zullen worden verdeeld: - Ahold: 50% - ICA Förbundet AB: 30% - Canica AS: 20% Tevens is in dit geschrift het ICA Idea opgenomen, dat - volgens onderdeel kort gezegd inhoudt dat Zweedse, met ICA Förbundet verbonden retailers zelfstandig zijn en dat zij toegang hebben tot schaalvoordelen van de ICA Group. In genoemd onderdeel 2.1. staat tevens dat Ahold en de Partners ermee instemmen dat het ICA Idea zonder toestemming van ICA Förbundet geen wezenlijke verandering zal ondergaan. In een door de Partners (Canica en ICA Förbundet) op 24 februari 2000 ondertekende Partners Agreement (geschrift D/116, bijlage bij de Shareholders Agreement, onder 2.5) staat dat de Shareholders Agreement gebaseerd is op een fifty-fifty balance of influence between on the one hand Ahold and on the other hand the Partners. and this balance is based upon that the Partners in matters where this is provided for in the Shareholders Agreement, will act or vote in accordance with mutually agreed positons. Blijkens geschrift D/116 is eveneens op 24 februari 2000 een shareholders agreement door Ahold, Canica en ICA Förbundet, getekend. In de shareholders agreement is onder meer het volgende opgenomen: - Een gelijke verdeling van het stemgerechtigde aandelenkapitaal over Ahold en de Partners (50/50); - Een gelijke verdeling van de Boardleden (Ahold vier en de Partners vier); 19

20 - Boardbeslissingen dienen in consensus genomen te worden; - Major decisions dienen altijd in de Board besproken te worden; - Indien geen consensus bereikt kan worden is sprake van een Deadlock; - De Deadlock-procedure voorziet in mediation en arbitration ; - Het ICA idee is uitgesloten van de Deadlock-procedure. De joint venture ICA Ahold is - blijkens het deskundigenrapport Verslag van bevindingen (onderzoek opgedragen door de Ondernemingskamer) van 28 maart 2006 (tekstblok 278)- op 27 april 2000 van start gegaan, zodat Ahold vanaf die datum 50% van de aandelen heeft verkregen. Blijkens het ambtsedig proces-verbaal van verhoor van verdachte Meurs (V-3/1 p.10) is ICA Ahold in 2000 en 2001 volledig geconsolideerd. Management letter Deloitte & Touche 1999 Blijkens het geschrift D/326 staat in de management letter van D&T, gedateerd 1 maart 2000, aan Raad van Commissarissen, Audit Committee en Raad van Bestuur staat, inzake de geconsolideerde financial statements van Ahold over het jaar 1999 (D/326) op p. 3 onder de subparagraaf Joint venture accounting : We have had several discussions during the past two years with management regarding joint venture accounting. It was concluded that it is only possible to consolidate a joint venture if Ahold has substantive control. Even if Ahold owns only 50% of the shares substantive control may exist when Ahold controls the Board of Directors, has the ability to sell the investee s assets, has guaranteed debt, is an integral part of the Company s business etc. A conclusion on the substantive control should be based on the actual facts and circumstances. Recommendation: We strongly advise to further investigate the above for other existing joint ventures and participations (such as with respect to JMR, Disco, Santa Isabel and the new joint venture with ICA), and also given the recent discussions relating to immaterial misapplications of GAAP and materiality. Verder staat op p. 6: We have not had any disagreements with management related to matters that are material to the Company s 1999 financial statements. Jaarverslag Ahold 1999 Blijkens het geschrift D/100 is het jaarverslag over 1999 van 7 maart In de jaarrekening zijn JMR, Bompreço, Disco Ahold en Paiz Ahold volledig geconsolideerd. Blijkens een geschrift zijnde de notulen van de Raad van Commissarissen op 6 maart 2000 ( D/322 p. 1 en 4) waarbij aanwezig waren Van der Hoeven, Meurs en Van den Dries zegt Meurs over de Delaoitte & Touche-reporting het volgende: Mr. Meurs explained that Ahold for the time being will continue have two reportings; both US GAAP and Dutch GAAP. To the question of mr. Perry, mr. Van der Hoeven answered that to show full consolidation is important from purchasing point of view towards suppliers. Meer vraagtekens Deloitte & Touche omtrent consolidatie Blijkens het geschrift D/187 p 1-16 wordt op 3 april 2000 een memo opgesteld door Van Ittersum (Ahold) en Van der Vegte (D&T) over JMR en Disco Ahold. Deze memo wordt op 4 april 2000 door Van der Vegte per voorgelegd aan Osnoss (D&T USA). Osnoss reageert met een inzake Ahold consolidation Issues aan Bakkes, Van Dam en Van der Vegte van D&T. Hierin staat onder meer: 20

Bezwaarschrift tegen dagvaarding Cees van der Hoeven

Bezwaarschrift tegen dagvaarding Cees van der Hoeven Bezwaarschrift tegen dagvaarding Cees van der Hoeven Bezwaarschrift ex art. 262 Sv. parketnummer 993354-03 Aan de rechtbank te Amsterdam Geeft eerbiedig te kennen Drs. Cornelis Harry van der Hoeven, wonende

Nadere informatie

ECLI:NL:GHARL:2013:BZ4692

ECLI:NL:GHARL:2013:BZ4692 ECLI:NL:GHARL:2013:BZ4692 Instantie Datum uitspraak 19-03-2013 Datum publicatie 19-03-2013 Zaaknummer 21-000368-12 Formele relaties Rechtsgebieden Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden Eerste aanleg: ECLI:NL:RBGRO:2009:BH3578,

Nadere informatie

GERECHTSHOF TE 's-hertogenbosch meervoudige kamer voor strafzaken

GERECHTSHOF TE 's-hertogenbosch meervoudige kamer voor strafzaken parketnummer : 20.001938.96 uitspraakdatum : 29 april 1997 verstek dip GERECHTSHOF TE 's-hertogenbosch meervoudige kamer voor strafzaken A R R E S T gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis

Nadere informatie

ECLI:NL:GHSGR:2009:BH2061

ECLI:NL:GHSGR:2009:BH2061 ECLI:NL:GHSGR:2009:BH2061 Instantie Datum uitspraak 03-02-2009 Datum publicatie 05-02-2009 Gerechtshof 's-gravenhage Zaaknummer 22-002670-08 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Strafrecht

Nadere informatie

ECLI:NL:RBOVE:2017:2237

ECLI:NL:RBOVE:2017:2237 ECLI:NL:RBOVE:2017:2237 Instantie Rechtbank Overijssel Datum uitspraak 26-04-2017 Datum publicatie 31-05-2017 Zaaknummer 08/910083-15 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Strafrecht Raadkamer

Nadere informatie

ECLI:NL:GHAMS:2016:5635 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer

ECLI:NL:GHAMS:2016:5635 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer ECLI:NL:GHAMS:2016:5635 Instantie Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak 10-11-2016 Datum publicatie 29-12-2016 Zaaknummer 23-000872-16 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Strafrecht Hoger

Nadere informatie

ECLI:NL:GHARN:2011:BQ0420

ECLI:NL:GHARN:2011:BQ0420 ECLI:NL:GHARN:2011:BQ0420 Instantie Gerechtshof Arnhem Datum uitspraak 05-04-2011 Datum publicatie 07-04-2011 Zaaknummer 21-002244-10 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Strafrecht Hoger

Nadere informatie

ECLI:NL:GHSGR:2003:AI1012

ECLI:NL:GHSGR:2003:AI1012 ECLI:NL:GHSGR:2003:AI1012 Instantie Datum uitspraak 11-06-2003 Datum publicatie 12-08-2003 Zaaknummer 2200326602 Formele relaties Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Gerechtshof 's-gravenhage

Nadere informatie

ECLI:NL:HR:2014:381. Uitspraak. Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer 13/ Conclusie: ECLI:NL:PHR:2013:2556, Gevolgd

ECLI:NL:HR:2014:381. Uitspraak. Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer 13/ Conclusie: ECLI:NL:PHR:2013:2556, Gevolgd ECLI:NL:HR:2014:381 Instantie Hoge Raad Datum uitspraak 18-02-2014 Datum publicatie 19-02-2014 Zaaknummer 13/02084 Formele relaties Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Conclusie: ECLI:NL:PHR:2013:2556,

Nadere informatie

ECLI:NL:PHR:2007:AZ6118 Parket bij de Hoge Raad Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer 00636/06

ECLI:NL:PHR:2007:AZ6118 Parket bij de Hoge Raad Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer 00636/06 ECLI:NL:PHR:2007:AZ6118 Instantie Parket bij de Hoge Raad Datum uitspraak 06-03-2007 Datum publicatie 06-03-2007 Zaaknummer 00636/06 Formele relaties Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken - Inhoudsindicatie

Nadere informatie

arrest GERECHTSHOF AMSTERDAM Parketnummer: X Datum uitspraak: 20 oktober 2016 TEGENSPRAAK (gemachtigde raadsman)

arrest GERECHTSHOF AMSTERDAM Parketnummer: X Datum uitspraak: 20 oktober 2016 TEGENSPRAAK (gemachtigde raadsman) arrest GERECHTSHOF AMSTERDAM Parketnummer: X Datum uitspraak: 20 oktober 2016 TEGENSPRAAK (gemachtigde raadsman) Arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis

Nadere informatie

ECLI:NL:GHSHE:2013:BZ8341

ECLI:NL:GHSHE:2013:BZ8341 ECLI:NL:GHSHE:2013:BZ8341 Instantie Datum uitspraak 24-04-2013 Datum publicatie 24-04-2013 Zaaknummer 20-000702-11 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Gerechtshof 's-hertogenbosch Strafrecht

Nadere informatie

ECLI:NL:RBMNE:2016:4569

ECLI:NL:RBMNE:2016:4569 ECLI:NL:RBMNE:2016:4569 Instantie Datum uitspraak 16-08-2016 Datum publicatie 17-08-2016 Zaaknummer Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Rechtbank Midden-Nederland 16/652521-15 (P) Strafrecht

Nadere informatie

De verdachte heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.

De verdachte heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld. arrest GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN locatie Arnhem Afdeling strafrecht Parketnummer: X Uitspraak d.d.: 15 juni 2016 TEGENSPRAAK Verkort arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken gewezen op het hoger

Nadere informatie

ECLI:NL:GHSHE:2012:BW5999

ECLI:NL:GHSHE:2012:BW5999 ECLI:NL:GHSHE:2012:BW5999 Instantie Datum uitspraak 16-05-2012 Datum publicatie 16-05-2012 Zaaknummer 20-002733-11 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Gerechtshof 's-hertogenbosch Strafrecht

Nadere informatie

Parketnummer: /17 Uitspraak: 2 november 2018 Tegenspraak

Parketnummer: /17 Uitspraak: 2 november 2018 Tegenspraak vonnis GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN CURAÇAO Parketnummer: 500.00480/17 Uitspraak: 2 november 2018 Tegenspraak Vonnis van dit Gerecht in de strafzaak tegen de verdachte: R.M.C., geboren op Curaçao, wonende

Nadere informatie

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 26 maart 2013 in de zaak tegen: thans gedetineerd in de.

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 26 maart 2013 in de zaak tegen: thans gedetineerd in de. vonnis RECHTBANK NOORD-HOLLAND Afdeling Publiekrecht, Sectie Straf Locatie Schiphol Meervoudige strafkamer Parketnummer: Uitspraakdatum: 8 april 2013 Tegenspraak Strafvonnis Dit vonnis is gewezen naar

Nadere informatie

Uitspraak. Afdeling strafrecht. Parketnummer: Datum uitspraak: 1 november TEGENSPRAAK (gemachtigd raadsman)

Uitspraak. Afdeling strafrecht. Parketnummer: Datum uitspraak: 1 november TEGENSPRAAK (gemachtigd raadsman) ECLI:NL:GHAMS:2016:5673 Instantie Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak 01-11-2016 Datum publicatie 30-12-2016 Zaaknummer 23-003159-15 Rechtsgebieden Strafrecht Bijzondere kenmerken Hoger beroep Inhoudsindicatie

Nadere informatie

Postadres: Postbus l95l8,2500 CM's-Gravenhage

Postadres: Postbus l95l8,2500 CM's-Gravenhage Openbaar Ministerie Functioneel Parket Hoofdoffïcier van lustitie Postadres: Postbus l95l8,2500 CM's-Gravenhage De heer p.t. Lakeman Stichting Sobi Zandpad 18 3631 NK Nieuwersluis Bezoekadres: Enthovenplein

Nadere informatie

ECLI:NL:RBAMS:2011:BU5011

ECLI:NL:RBAMS:2011:BU5011 ECLI:NL:RBAMS:2011:BU5011 Instantie Rechtbank Amsterdam Datum uitspraak 16-11-2011 Datum publicatie 18-11-2011 Zaaknummer 13/656781-11 Rechtsgebieden Strafrecht Bijzondere kenmerken Eerste aanleg - meervoudig

Nadere informatie

ARREST VAN HET GERECHTSHOF TE AMSTERDAM

ARREST VAN HET GERECHTSHOF TE AMSTERDAM arrestnummer: parketnummer: 23-002828-06 datum uitspraak: 28 januari 2009 TEGENSPRAAK PROMIS ARREST VAN HET GERECHTSHOF TE AMSTERDAM gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank

Nadere informatie

CR 12/2415 DE CENTRALE RAAD VAN TOEZICHT VAN DE NEDERLANDSE VERENIGING VAN MAKELAARS O.G. EN VASTGOEDDESKUNDIGEN NVM.

CR 12/2415 DE CENTRALE RAAD VAN TOEZICHT VAN DE NEDERLANDSE VERENIGING VAN MAKELAARS O.G. EN VASTGOEDDESKUNDIGEN NVM. CR 12/2415 DE CENTRALE RAAD VAN TOEZICHT VAN DE NEDERLANDSE VERENIGING VAN MAKELAARS O.G. EN VASTGOEDDESKUNDIGEN NVM. Niet-ontvankelijkheid klager. Al eerder over feiten geoordeeld. Tijdsverloop van acht

Nadere informatie

ECLI:NL:GHDHA:2017:2291

ECLI:NL:GHDHA:2017:2291 ECLI:NL:GHDHA:2017:2291 Instantie Gerechtshof Den Haag Datum uitspraak 24-05-2017 Datum publicatie 09-08-2017 Zaaknummer 22-005150-16 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Strafrecht Hoger

Nadere informatie

ECLI:NL:GHLEE:2009:BK2993

ECLI:NL:GHLEE:2009:BK2993 ECLI:NL:GHLEE:2009:BK2993 Instantie Datum uitspraak 11-11-2009 Datum publicatie 11-11-2009 Gerechtshof Leeuwarden Zaaknummer 24-002029-08 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Strafrecht

Nadere informatie

ECLI:NL:GHDHA:2015:84

ECLI:NL:GHDHA:2015:84 ECLI:NL:GHDHA:2015:84 Instantie Gerechtshof Den Haag Datum uitspraak 27-01-2015 Datum publicatie 27-01-2015 Zaaknummer 22000511-14 Rechtsgebieden Strafrecht Bijzondere kenmerken Hoger beroep Inhoudsindicatie

Nadere informatie

VERKORT ARREST VAN HET GERECHTSHOF TE AMSTERDAM

VERKORT ARREST VAN HET GERECHTSHOF TE AMSTERDAM arrestnummer: parketnummer: 23-003421-06 datum uitspraak: 28 januari 2009 TEGENSPRAAK PROMIS VERKORT ARREST VAN HET GERECHTSHOF TE AMSTERDAM gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van

Nadere informatie

ECLI:NL:RBZUT:2004:AO7273

ECLI:NL:RBZUT:2004:AO7273 ECLI:NL:RBZUT:2004:AO7273 Instantie Rechtbank Zutphen Datum uitspraak 31-03-2004 Datum publicatie 08-04-2004 Zaaknummer 06/060115-03 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Strafrecht Eerste

Nadere informatie

ECLI:NL:RBASS:2011:BQ1377

ECLI:NL:RBASS:2011:BQ1377 ECLI:NL:RBASS:2011:BQ1377 Instantie Rechtbank Assen Datum uitspraak 15-04-2011 Datum publicatie 15-04-2011 Zaaknummer 19.605555-10 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Strafrecht Eerste

Nadere informatie

Uitspraak. Parketnummer: Datum uitspraak: 17 november 2016 VERSTEK

Uitspraak. Parketnummer: Datum uitspraak: 17 november 2016 VERSTEK ECLI:NL:GHAMS:2016:5593 Instantie Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak 17-11-2016 Datum publicatie 29-12-2016 Zaaknummer 23-001668-16 Rechtsgebieden Strafrecht Bijzondere kenmerken Hoger beroep Inhoudsindicatie

Nadere informatie

ECLI:NL:HR:2010:BO2558

ECLI:NL:HR:2010:BO2558 ECLI:NL:HR:2010:BO2558 Instantie Hoge Raad Datum uitspraak 02-11-2010 Datum publicatie 03-11-2010 Zaaknummer 09/00354 Formele relaties Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Conclusie: ECLI:NL:PHR:2010:BO2558

Nadere informatie

ECLI:NL:GHARL:2017:2188

ECLI:NL:GHARL:2017:2188 ECLI:NL:GHARL:2017:2188 Instantie Datum uitspraak 15-03-2017 Datum publicatie 15-03-2017 Zaaknummer 21-006632-16 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden Strafrecht

Nadere informatie

ECLI:NL:GHSHE:2015:2029

ECLI:NL:GHSHE:2015:2029 ECLI:NL:GHSHE:2015:2029 Instantie Datum uitspraak 03-06-2015 Datum publicatie 03-06-2015 Gerechtshof 's-hertogenbosch Zaaknummer 20-000203-14 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Strafrecht

Nadere informatie

ECLI:NL:GHDHA:2016:935

ECLI:NL:GHDHA:2016:935 ECLI:NL:GHDHA:2016:935 Instantie Gerechtshof Den Haag Datum uitspraak 31-03-2016 Datum publicatie 06-04-2016 Zaaknummer 22-004068-15 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Strafrecht Hoger

Nadere informatie

Uitspraak. parketnummer: datum uitspraak: 3 november 2016 TEGENSPRAAK

Uitspraak. parketnummer: datum uitspraak: 3 november 2016 TEGENSPRAAK ECLI:NL:GHAMS:2016:5390 Instantie Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak 03-11-2016 Datum publicatie 21-12-2016 Zaaknummer 23-003117-15 Rechtsgebieden Strafrecht Bijzondere kenmerken Hoger beroep Inhoudsindicatie

Nadere informatie

ECLI:NL:GHLEE:2011:BP4388

ECLI:NL:GHLEE:2011:BP4388 ECLI:NL:GHLEE:2011:BP4388 Instantie Datum uitspraak 10-02-2011 Datum publicatie 14-02-2011 Gerechtshof Leeuwarden Zaaknummer 24-001943-10 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Strafrecht

Nadere informatie

ECLI:NL:GHSGR:2010:BO0993

ECLI:NL:GHSGR:2010:BO0993 ECLI:NL:GHSGR:2010:BO0993 Instantie Datum uitspraak 07-09-2010 Datum publicatie 18-10-2010 Gerechtshof 's-gravenhage Zaaknummer 22-005986-09 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Strafrecht

Nadere informatie

GEMEENSCHAPPELIJK HOF VAN JUSTITIE van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba BESLISSING

GEMEENSCHAPPELIJK HOF VAN JUSTITIE van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba BESLISSING GEMEENSCHAPPELIJK HOF VAN JUSTITIE van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba BESLISSING gegeven naar aanleiding van diverse verzoeken van de verdediging in de strafzaak in

Nadere informatie

Strafprocesrecht Bijzondere kenmerken: Hoger beroep Wetsverwijzingen: Wetboek van Strafrecht 197a, geldigheid: 2014-05-11

Strafprocesrecht Bijzondere kenmerken: Hoger beroep Wetsverwijzingen: Wetboek van Strafrecht 197a, geldigheid: 2014-05-11 ECLI:NL:GHSHE:2015:3566 Instantie: Gerechtshof 's-hertogenbosch Datum uitspraak: 16-09-2015 Datum publicatie: 17-09-2015 Zaaknummer: 20-002514-14 Rechtsgebieden: Materieel strafrecht Strafprocesrecht Bijzondere

Nadere informatie

ECLI:NL:GHARL:2013:BZ4699

ECLI:NL:GHARL:2013:BZ4699 ECLI:NL:GHARL:2013:BZ4699 Instantie Datum uitspraak 19-03-2013 Datum publicatie 19-03-2013 Zaaknummer 21-000669-12 Formele relaties Rechtsgebieden Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden Eerste aanleg: ECLI:NL:RBGRO:2009:BH3578,

Nadere informatie

Zoekresultaat - inzien document. ECLI:NL:RBOBR:2015:5776 Permanente link: Uitspraak. Rechtbank Oost-Brabant

Zoekresultaat - inzien document. ECLI:NL:RBOBR:2015:5776 Permanente link: Uitspraak. Rechtbank Oost-Brabant Zoekresultaat - inzien document ECLI:NL:RBOBR:2015:5776 Permanente link: http://deeplink.rechtspraak.nl/uitspraak?id=ec Instantie Datum uitspraak 07-10-2015 Datum publicatie 07-10-2015 Rechtbank Oost-Brabant

Nadere informatie

Parketnummer: /19 Uitspraak: 8 april 2019 Tegenspraak

Parketnummer: /19 Uitspraak: 8 april 2019 Tegenspraak vonnis GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN CURAÇAO Parketnummer: 500.00067/19 Uitspraak: 8 april 2019 Tegenspraak Vonnis van dit Gerecht in de strafzaak tegen de verdachte: N. S., geboren op te Aruba, wonende

Nadere informatie

ECLI:NL:RBOVE:2016:1480. Datum uitspraak: Datum publicatie: Bijzondere kenmerken: Eerste aanleg - meervoudig.

ECLI:NL:RBOVE:2016:1480. Datum uitspraak: Datum publicatie: Bijzondere kenmerken: Eerste aanleg - meervoudig. ECLI:NL:RBOVE:2016:1480 Instantie: Rechtbank Overijssel Datum uitspraak: 26-04-2016 Datum publicatie: 26-04-2016 Zaaknummer: 08.910038-15 (P) Rechtsgebieden: Strafrecht Bijzondere kenmerken: Eerste aanleg

Nadere informatie

ECLI:NL:RBAMS:2016:3968

ECLI:NL:RBAMS:2016:3968 ECLI:NL:RBAMS:2016:3968 Instantie Rechtbank Amsterdam Datum uitspraak 30-06-2016 Datum publicatie 30-06-2016 Zaaknummer Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie 13/993032-16 (Promis) Strafrecht

Nadere informatie

ECLI:NL:GHARN:2007:208

ECLI:NL:GHARN:2007:208 ECLI:NL:GHARN:2007:208 Instantie Gerechtshof Arnhem Datum uitspraak 25-05-2007 Datum publicatie 11-04-2016 Zaaknummer 21-004591-06 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Strafrecht Hoger

Nadere informatie

ECLI:NL:GHSHE:2011:BV0705

ECLI:NL:GHSHE:2011:BV0705 ECLI:NL:GHSHE:2011:BV0705 http://deeplink.rechtspraak.nl/uitspraak?id=ecli:nl:ghshe:2011:bv0705 Instantie Gerechtshof 's-hertogenbosch Datum uitspraak 09-09-2011 Datum publicatie 11-01-2012 Zaaknummer

Nadere informatie

ECLI:NL:RBBRE:2008:BC2556

ECLI:NL:RBBRE:2008:BC2556 ECLI:NL:RBBRE:2008:BC2556 Instantie Rechtbank Breda Datum uitspraak 23-01-2008 Datum publicatie 23-01-2008 Zaaknummer 4817-02, 4379-03 en 1144-03 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Strafrecht

Nadere informatie

ECLI:NL:RBNHO:2015:1805

ECLI:NL:RBNHO:2015:1805 ECLI:NL:RBNHO:2015:1805 Uitspraak Vonnis RECHTBANK NOORD-HOLLAND, LOCATIE HAARLEM Strafrecht Datum uitspraak : 10 maart 2015 Parketnummer: 15/840083-08 (ontneming) Vonnis ex artikel 36e van het Wetboek

Nadere informatie

ECLI:NL:RBMNE:2016:7721

ECLI:NL:RBMNE:2016:7721 ECLI:NL:RBMNE:2016:7721 Instantie Datum uitspraak 09-12-2016 Datum publicatie 08-06-2017 Zaaknummer 16.228054-16 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Rechtbank Midden-Nederland Strafrecht

Nadere informatie

de coöperatie Coöperatieve Rabobank Merwestroom U.A., gevestigd te Hardinxveld- Giessendam, hierna te noemen Aangeslotene.

de coöperatie Coöperatieve Rabobank Merwestroom U.A., gevestigd te Hardinxveld- Giessendam, hierna te noemen Aangeslotene. Uitspraak Geschillencommissie Financiële Dienstverlening nr. 2014-40 d.d. 22 januari 2014 (mr. R.J. Paris, voorzitter en mevrouw mr. F. Faes, secretaris) Samenvatting Consument heeft ten tijde van haar

Nadere informatie

ECLI:NL:RBOVE:2016:1117

ECLI:NL:RBOVE:2016:1117 ECLI:NL:RBOVE:2016:1117 Instantie Rechtbank Overijssel Datum uitspraak 04-04-2016 Datum publicatie 04-04-2016 Zaaknummer 08/993061-15 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Strafrecht Eerste

Nadere informatie

ECLI:NL:GHLEE:2009:BH4974 Gerechtshof Leeuwarden Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer

ECLI:NL:GHLEE:2009:BH4974 Gerechtshof Leeuwarden Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer ECLI:NL:GHLEE:2009:BH4974 Instantie Gerechtshof Leeuwarden Datum uitspraak 05-03-2009 Datum publicatie 05-03-2009 Zaaknummer 24-002073-08 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Strafrecht

Nadere informatie

ECLI:NL:GHAMS:2014:264

ECLI:NL:GHAMS:2014:264 ECLI:NL:GHAMS:2014:264 Instantie Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak 14-01-2014 Datum publicatie 22-04-2014 Zaaknummer 23-003557-13 Rechtsgebieden Strafrecht Bijzondere kenmerken Hoger beroep Inhoudsindicatie

Nadere informatie

ECLI:NL:PHR:2010:BN0043

ECLI:NL:PHR:2010:BN0043 ECLI:NL:PHR:2010:BN0043 Instantie Datum uitspraak 16-11-2010 Datum publicatie 16-11-2010 Zaaknummer 09/03684 Formele relaties Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken - Inhoudsindicatie Parket bij de Hoge Raad

Nadere informatie

ECLI:NL:GHAMS:2016:2091 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer

ECLI:NL:GHAMS:2016:2091 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer ECLI:NL:GHAMS:2016:2091 Instantie Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak 03-06-2016 Datum publicatie 16-08-2016 Zaaknummer 23-003649-15 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Strafrecht Hoger

Nadere informatie

Uitspraak. parketnummer: datum uitspraak: 29 november 2016 TEGENSPRAAK

Uitspraak. parketnummer: datum uitspraak: 29 november 2016 TEGENSPRAAK ECLI:NL:GHAMS:2016:5286 Instantie Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak 29-11-2016 Datum publicatie 13-12-2016 Zaaknummer 23-000227-16 Rechtsgebieden Strafrecht Bijzondere kenmerken Hoger beroep Inhoudsindicatie

Nadere informatie

ECLI:NL:GHSHE:2013:BZ9218

ECLI:NL:GHSHE:2013:BZ9218 ECLI:NL:GHSHE:2013:BZ9218 Instantie Datum uitspraak 02-05-2013 Datum publicatie 02-05-2013 Zaaknummer 20-000388-12 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Gerechtshof 's-hertogenbosch Strafrecht

Nadere informatie

Echtscheidingsproblematiek. Optreden als makelaar op grond van rechterlijk vonnis. Contact met advocaten van partijen.

Echtscheidingsproblematiek. Optreden als makelaar op grond van rechterlijk vonnis. Contact met advocaten van partijen. Echtscheidingsproblematiek. Optreden als makelaar op grond van rechterlijk vonnis. Contact met advocaten van partijen. Een makelaar is door de rechtbank als deskundige benoemd om te komen tot de verkoop

Nadere informatie

Tuchtrechtspraak NVM. Stichting RvT Zuid 203 ERECODE 202 TAXATIE. Taxatie uitgevoerd door medewerker die geen lid NVM was.

Tuchtrechtspraak NVM. Stichting RvT Zuid 203 ERECODE 202 TAXATIE. Taxatie uitgevoerd door medewerker die geen lid NVM was. 19-04 RvT Zuid 203 ERECODE 202 TAXATIE Taxatie uitgevoerd door medewerker die geen lid NVM was. De NVM verwijt makelaarskantoor X (beklaagde en lid NVM) dat door haar medewerker/vennoot Z een taxatierapport

Nadere informatie

DE COMMISSIE GEDRAGSCODE BOUWEND NEDERLAND

DE COMMISSIE GEDRAGSCODE BOUWEND NEDERLAND 60005 DE COMMISSIE GEDRAGSCODE BOUWEND NEDERLAND heeft het volgende overwogen en beslist omtrent het op 21 februari 2013 binnengekomen verzoek van de besloten vennootschap SCHIJF BOUW B.V., gevestigd te

Nadere informatie

Nu premies AOV zijn afgetrokken vormen uitkeringen belastbare periodieke uitkeringen uit inkomensvoorziening (art. 3.100, lid 1, ond.

Nu premies AOV zijn afgetrokken vormen uitkeringen belastbare periodieke uitkeringen uit inkomensvoorziening (art. 3.100, lid 1, ond. Nu premies AOV zijn afgetrokken vormen uitkeringen belastbare periodieke uitkeringen uit inkomensvoorziening (art. 3.100, lid 1, ond. b) LJN: BX8102, Gerechtshof 's-gravenhage, BK-10/00754 en 10/00233

Nadere informatie

DE CENTRALE RAAD VAN TOEZICHT VAN DE NEDERLANDSE VERENIGING VAN MAKELAARS O.G. EN VASTGOEDDESKUNDIGEN NVM.

DE CENTRALE RAAD VAN TOEZICHT VAN DE NEDERLANDSE VERENIGING VAN MAKELAARS O.G. EN VASTGOEDDESKUNDIGEN NVM. CR 11/2362 DE CENTRALE RAAD VAN TOEZICHT VAN DE NEDERLANDSE VERENIGING VAN MAKELAARS O.G. EN VASTGOEDDESKUNDIGEN NVM. Tijdig beroep op ontbindende voorwaarde? Klager/koper deed op de dag dat het financieringsbeding

Nadere informatie

ONDERZOEK OP DE TERECHTZITTING Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 15 oktober 2015.

ONDERZOEK OP DE TERECHTZITTING Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 15 oktober 2015. ECLI:NL:RBROT:2015:7773 Instantie: Rechtbank Rotterdam Datum uitspraak: 29-10-2015 Datum publicatie: 02-11-2015 Zaaknummer: 11/870399-12.ov Rechtsgebieden: Strafrecht Bijzondere kenmerken: Eerste aanleg

Nadere informatie

BESCHIKKING INZAKE VERZOEK EX ARTIKEL 475 Jo 460 VAN HET WETBOEK VAN STRAFVORDERING

BESCHIKKING INZAKE VERZOEK EX ARTIKEL 475 Jo 460 VAN HET WETBOEK VAN STRAFVORDERING HET HOF VAN JUSTITIE VAN SURINAME BESCHIKKING INZAKE VERZOEK EX ARTIKEL 475 Jo 460 VAN HET WETBOEK VAN STRAFVORDERING Gelezen het namens [klager] ingediend verzoekschrift, welke ertoe strekt dat het Hof

Nadere informatie

ECLI:NL:GHAMS:2014:3775

ECLI:NL:GHAMS:2014:3775 ECLI:NL:GHAMS:2014:3775 Instantie Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak 01-07-2014 Datum publicatie 05-12-2014 Zaaknummer 23-004323-13 Rechtsgebieden Strafrecht Bijzondere kenmerken Hoger beroep Inhoudsindicatie

Nadere informatie

ECLI:NL:OGEAA:2016:411

ECLI:NL:OGEAA:2016:411 ECLI:NL:OGEAA:2016:411 Instantie Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba Datum uitspraak 05-02-2016 Datum publicatie 22-06-2016 Zaaknummer 426 van 2015, P-2015/06927 Rechtsgebieden Strafrecht Bijzondere kenmerken

Nadere informatie

Vonnis van de rechtbank Limburg, meervoudige kamer voor strafzaken,

Vonnis van de rechtbank Limburg, meervoudige kamer voor strafzaken, ECLI:NL:RBLIM:2013:5859 Uitspraak RECHTBANK Limburg Zittingsplaats Maastricht Strafrecht Parketnummer : 03/993017-11 Datum uitspraak : 17 september 2013 Tegenspraak Vonnis van de rechtbank Limburg, meervoudige

Nadere informatie

ECLI:NL:HR:2006:AW3559

ECLI:NL:HR:2006:AW3559 ECLI:NL:HR:2006:AW3559 Instantie Hoge Raad Datum uitspraak 03-10-2006 Datum publicatie 02-07-2008 Zaaknummer 01447/05 Formele relaties Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Conclusie: ECLI:NL:PHR:2006:AW3559

Nadere informatie

Samenvatting. Consument, ARAG SE, gevestigd te Leusden, hierna te noemen: Aangeslotene. 1. Procesverloop

Samenvatting. Consument, ARAG SE, gevestigd te Leusden, hierna te noemen: Aangeslotene. 1. Procesverloop Uitspraak Geschillencommissie Financiële Dienstverlening nr. 2014-373 d.d. 9 oktober 2014 (mr. P.A. Offers, prof. mr. E.H. Hondius en drs. W. Dullemond, leden en mr. E.E. Ribbers, secretaris) Samenvatting

Nadere informatie

gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank Rotterdam van 26 augustus 2008 in de strafzaak tegen de verdachte:

gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank Rotterdam van 26 augustus 2008 in de strafzaak tegen de verdachte: Gerechtshof te s-gravenhage meervoudige kamer voor strafzaken Arrest gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank Rotterdam van 26 augustus 2008 in de strafzaak tegen de verdachte: (naam

Nadere informatie

ECLI:NL:RBMNE:2016:5688

ECLI:NL:RBMNE:2016:5688 ECLI:NL:RBMNE:2016:5688 Instantie Datum uitspraak 26-10-2016 Datum publicatie 22-12-2016 Zaaknummer 16/703291-13 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Rechtbank Midden-Nederland Strafrecht

Nadere informatie

ECLI:NL:RBUTR:2011:BT1675

ECLI:NL:RBUTR:2011:BT1675 ECLI:NL:RBUTR:2011:BT1675 Instantie Rechtbank Utrecht Datum uitspraak 07-09-2011 Datum publicatie 15-09-2011 Zaaknummer 16-600572-11 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Strafrecht Eerste

Nadere informatie

tegen de uitspraak van de Rechtbank Breda (hierna: de Rechtbank) van 15 november 2012, nummer AWB 12/4016, in het geding tussen

tegen de uitspraak van de Rechtbank Breda (hierna: de Rechtbank) van 15 november 2012, nummer AWB 12/4016, in het geding tussen Uitspraak GERECHTSHOF VHERTOGENBOSCH Team belastingrecht Meervoudige Belastingkamer Uitspraak op het hoger beroep van * ^ p n i a w a ï i i b.v., gevestigd te > hierna: belanghebbende, tegen de uitspraak

Nadere informatie

ECLI:NL:RBROT:2016:10337

ECLI:NL:RBROT:2016:10337 ECLI:NL:RBROT:2016:10337 Instantie Rechtbank Rotterdam Datum uitspraak 24-11-2016 Datum publicatie 29-05-2017 Zaaknummer 10/996568-16 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Strafrecht Eerste

Nadere informatie

REPLIEK IN DE ZAAK. J.G. Andreae (993039-04) T.R. Fahlin (993038-04) C.H. van der Hoeven (993222-04) A.M. Meurs (993016-03)

REPLIEK IN DE ZAAK. J.G. Andreae (993039-04) T.R. Fahlin (993038-04) C.H. van der Hoeven (993222-04) A.M. Meurs (993016-03) REPLIEK IN DE ZAAK J.G. Andreae (993039-04) en T.R. Fahlin (993038-04) en C.H. van der Hoeven (993222-04) en A.M. Meurs (993016-03) Meervoudige strafkamer van de rechtbank te Amsterdam Zitting van 20 april

Nadere informatie

ECLI:NL:RBZUT:2005:AU3810

ECLI:NL:RBZUT:2005:AU3810 ECLI:NL:RBZUT:2005:AU3810 Instantie Rechtbank Zutphen Datum uitspraak 05-10-2005 Datum publicatie 05-10-2005 Zaaknummer 06-0604540-04 Rechtsgebieden Strafrecht Bijzondere kenmerken Eerste aanleg - meervoudig

Nadere informatie

ECLI:NL:GHLEE:2011:BU1518

ECLI:NL:GHLEE:2011:BU1518 ECLI:NL:GHLEE:2011:BU1518 Instantie Datum uitspraak 17-10-2011 Datum publicatie 25-10-2011 Gerechtshof Leeuwarden Zaaknummer 24-003332-09 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Strafrecht

Nadere informatie

GERECHTSHOF TE AMSTERDAM TWEEDE MEERVOUDIGE BURGERLIJKE KAMER. Beslissing van 24 juli 2003 in de zaak onder rekestnummer 90/2003 GDW van:

GERECHTSHOF TE AMSTERDAM TWEEDE MEERVOUDIGE BURGERLIJKE KAMER. Beslissing van 24 juli 2003 in de zaak onder rekestnummer 90/2003 GDW van: GERECHTSHOF TE AMSTERDAM TWEEDE MEERVOUDIGE BURGERLIJKE KAMER Beslissing van 24 juli 2003 in de zaak onder rekestnummer 90/2003 GDW van: destijds toegevoegd kandidaat-gerechtsdeurwaarder te, thans gerechtsdeurwaarder

Nadere informatie

DE COMMISSIE GEDRAGSCODE BOUWEND NEDERLAND

DE COMMISSIE GEDRAGSCODE BOUWEND NEDERLAND 60004 DE COMMISSIE GEDRAGSCODE BOUWEND NEDERLAND heeft het volgende overwogen en beslist omtrent het op 21 februari 2013 binnengekomen verzoek van de besloten vennootschap SCHIJF BOUW B.V., gevestigd te

Nadere informatie

RAAD VAN TOEZICHT VERZEKERINGEN

RAAD VAN TOEZICHT VERZEKERINGEN RAAD VAN TOEZICHT VERZEKERINGEN U I T S P R A A K Nr. i n d e k l a c h t nr. 070.00 ingediend door: hierna te noemen klager`, tegen: hierna te noemen 'verzekeraar. De Raad van Toezicht Verzekeringen heeft

Nadere informatie

ECLI:NL:RBGEL:2013:5798

ECLI:NL:RBGEL:2013:5798 ECLI:NL:RBGEL:2013:5798 Instantie Rechtbank Gelderland Datum uitspraak 17-12-2013 Datum publicatie 17-12-2013 Zaaknummer 06/950395-12 (ontneming) Rechtsgebieden Strafrecht Bijzondere kenmerken Eerste aanleg

Nadere informatie

ECLI:NL:GHAMS:2017:1213

ECLI:NL:GHAMS:2017:1213 ECLI:NL:GHAMS:2017:1213 Instantie Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak 28-03-2017 Datum publicatie 10-04-2017 Zaaknummer 23-000918-16 Rechtsgebieden Strafrecht Bijzondere kenmerken Hoger beroep Inhoudsindicatie

Nadere informatie

Beweerdelijk te lage taxatie. Verschil van 10 % tussen verschillende taxatie niet onaanvaardbaar.

Beweerdelijk te lage taxatie. Verschil van 10 % tussen verschillende taxatie niet onaanvaardbaar. Beweerdelijk te lage taxatie. Verschil van 10 % tussen verschillende taxatie niet onaanvaardbaar. In het kader van het uit elkaar gaan van klager en zijn partner moet de gemeenschappelijke woning getaxeerd

Nadere informatie

De Commissie beslist met inachtneming van haar Reglement en op basis van de volgende stukken:

De Commissie beslist met inachtneming van haar Reglement en op basis van de volgende stukken: Uitspraak Geschillencommissie Financiële Dienstverlening nr. 102 d.d. 2 november 2009 (mr. R.J. Verschoof, voorzitter, mr. E.M. Dil-Stork en drs. A.I.M. Kool) 1. Procedure De Commissie beslist met inachtneming

Nadere informatie

Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte en de raadsman naar voren is gebracht.

Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte en de raadsman naar voren is gebracht. arrest GERECHTSHOF AMSTERDAM parketnummer: X uitspraak: 21 juli 2016 TEGENSPRAAK Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter

Nadere informatie

ECLI:NL:GHLEE:2010:BO3296

ECLI:NL:GHLEE:2010:BO3296 ECLI:NL:GHLEE:2010:BO3296 Instantie Datum uitspraak 05-11-2010 Datum publicatie 08-11-2010 Gerechtshof Leeuwarden Zaaknummer 24-000669-10 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Strafrecht

Nadere informatie

ECLI:NL:HR:2017:479. Uitspraak. Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer 16/01158

ECLI:NL:HR:2017:479. Uitspraak. Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer 16/01158 ECLI:NL:HR:2017:479 Instantie Hoge Raad Datum uitspraak 21-03-2017 Datum publicatie 21-03-2017 Zaaknummer 16/01158 Formele relaties Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Conclusie: ECLI:NL:PHR:2017:167,

Nadere informatie

ECLI:NL:RBHAA:2010:BO2401

ECLI:NL:RBHAA:2010:BO2401 ECLI:NL:RBHAA:2010:BO2401 Instantie Rechtbank Haarlem Datum uitspraak 15-09-2010 Datum publicatie 29-10-2010 Zaaknummer 127472 - HA ZA 06-1116 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Civiel

Nadere informatie

Reglement van orde van het College van Beroep voor de examens

Reglement van orde van het College van Beroep voor de examens Reglement van orde van het College van Beroep voor de examens Artikel 1 - Begripsbepalingen In dit reglement wordt verstaan onder: a. de wet: de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek

Nadere informatie

Juridisch kader: mededelingenbrieven financiële verslaggeving

Juridisch kader: mededelingenbrieven financiële verslaggeving Juridisch kader: mededelingenbrieven financiële verslaggeving Hieronder vindt u een overzicht van enige relevante wetsartikelen (1 januari 2019). Voor de meest actuele informatie zie https://wetten.overheid.nl/

Nadere informatie

ECLI:NL:GHDHA:2014:205

ECLI:NL:GHDHA:2014:205 ECLI:NL:GHDHA:2014:205 Instantie Gerechtshof Den Haag Datum uitspraak 06-02-2014 Datum publicatie 06-02-2014 Zaaknummer 2200071413 Rechtsgebieden Strafrecht Bijzondere kenmerken Hoger beroep Inhoudsindicatie

Nadere informatie

ECLI:NL:HR:2012:BT8778

ECLI:NL:HR:2012:BT8778 ECLI:NL:HR:2012:BT8778 Instantie Hoge Raad Datum uitspraak 10-01-2012 Datum publicatie 10-01-2012 Zaaknummer Formele relaties Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie 10/02260 P Conclusie:

Nadere informatie

http://zoeken.rechtspraak.nl/resultpage.aspx

http://zoeken.rechtspraak.nl/resultpage.aspx LJN: BK6789, Gerechtshof 's-gravenhage, 22-000700-08 Datum uitspraak: Datum publicatie: Rechtsgebied: 16-12-2009 16-12-2009 Straf Soort procedure: Hoger beroep Inhoudsindicatie: Computercriminaliteit.

Nadere informatie

Rapport. Datum: 1 december 2006 Rapportnummer: 2006/377

Rapport. Datum: 1 december 2006 Rapportnummer: 2006/377 Rapport Datum: 1 december 2006 Rapportnummer: 2006/377 2 Klacht Verzoeker klaagt erover dat de beheerder van het regionale politiekorps Midden en West Brabant bij brief gedateerd 10 februari 2005 zijn

Nadere informatie

GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN SINT MAARTEN S T R A F V O N N I S

GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN SINT MAARTEN S T R A F V O N N I S GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN SINT MAARTEN S T R A F V O N N I S in de zaak tegen de verdachte: ARWM, geboren te curaçao, wonende te Sint Maarten. 1. Onderzoek van de zaak Het onderzoek ter openbare terechtzitting

Nadere informatie

Uitspraak. parketnummer: datum uitspraak: 16 februari 2017 TEGENSPRAAK

Uitspraak. parketnummer: datum uitspraak: 16 februari 2017 TEGENSPRAAK ECLI:NL:GHAMS:2017:1898 Instantie Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak 16-02-2017 Datum publicatie 24-05-2017 Zaaknummer 23-002215-16 Rechtsgebieden Strafrecht Bijzondere kenmerken Hoger beroep Inhoudsindicatie

Nadere informatie

Het advies van de Commissie Wetenschappelijke Integriteit

Het advies van de Commissie Wetenschappelijke Integriteit LOWI Advies 2015, nr. 10 Advies van het LOWI van 17 september 2015 ten aanzien van een verzoek van, bij het LOWI ingediend op 17 augustus 2015 betreffende het voorlopig besluit van het Bestuur van, inzake

Nadere informatie

ECLI:NL:RBROT:2017:4588

ECLI:NL:RBROT:2017:4588 ECLI:NL:RBROT:2017:4588 Instantie Rechtbank Rotterdam Datum uitspraak 23-05-2017 Datum publicatie 16-06-2017 Zaaknummer 10/740469-15 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Strafrecht Eerste

Nadere informatie

3. Voor een overzicht van de relevante bepalingen wordt verwezen naar de bijlage bij dit besluit.

3. Voor een overzicht van de relevante bepalingen wordt verwezen naar de bijlage bij dit besluit. Besluit Kenmerk: 678047/691431 Betreft: verzoek om openbaarmaking Beschikking van het Commissariaat voor de Media betreffende het verzoek van [verzoeker] om openbaarmaking van informatie op grond van de

Nadere informatie

ECLI:NL:RBDHA:2017:5840

ECLI:NL:RBDHA:2017:5840 ECLI:NL:RBDHA:2017:5840 Instantie Rechtbank Den Haag Datum uitspraak 01-06-2017 Datum publicatie 01-06-2017 Zaaknummer 09/852030-17 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Strafrecht Eerste

Nadere informatie

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België 4 FEBRUARI 2015 P.14.1148.F/1 Hof van Cassatie van België Arrest Nr. P.14.1148.F C. C., tegen 1. B. B., 2. ATELIER 2B bvba. I. RECHTSPLEGING VOOR HET HOF Het cassatieberoep is gericht tegen het arrest

Nadere informatie