heeft praatjes Gespreksvaardigheden en doelen bij Ko heeft praatjes en mondelinge taalvaardigheid bij Veilig leren lezen (uitgebreid schema)

Transcriptie

1 Zwijsen heeft praatjes bij en mondelinge taalvaardigheid bij (uitgebreid schema) In dit document vindt u het schema bij en mondelinge taalvaardigheid bij. In dit schema is uitgewerkt welke doelen bij de gespreksvaardigheden in aan bod komen. De verkorte weergave van dit schema, waarin de doelen niet zijn opgenomen, staat op pagina 6 en 7 van de handleiding, Woordenschat bij.

2 1 Mijn klas Taalgebruik bij het omgaan met elkaar De kinderen verwoorden wat ze voelen op een spannend moment. De kinderen vertellen op onderhoudende wijze over hun eigen ervaringen met zwemmen en eerste keer - ervaringen. De kinderen vertellen op onderhoudende wijze over hun naar bed gaan-ritueel en hun ervaringen met een oppas. De kinderen stellen relevante vragen aan elkaar op een duidelijke en begrijpelijke manier. De kinderen geven aan de hand van prenten de gebeurtenissen in een verhaal in de juiste volgorde weer. De kinderen vertellen door middel van concreet taalgebruik (een fragment van) een verhaal na of spelen het uit. De kinderen geven beschrijvingen van de vorm van een sok en van voorwerpen in de sok (n.a.v. het prentenboek). De kinderen geven een beschrijving van situaties en handelingen rondom naar bed gaan en oppassen. De kinderen presenteren wat zij over hun klasgenoten te weten zijn gekomen. De kinderen bepalen in overleg met elkaar wat de juiste volgorde van de prenten is. Vaardigheid: Taalgebruik bij het omgaan met elkaar Aandachtspunt: De kinderen verwoorden hun gevoelens. Gespreksregel: De kinderen luisteren naar elkaar.

3 2 Mijn lijf De kinderen vertellen een persoonlijk verhaal over dingen die ze niet leuk vinden. De kinderen stellen relevante vragen op een duidelijke en begrijpelijke manier. De kinderen vertellen door middel van concreet taalgebruik (een fragment van) een verhaal na of spelen het uit. De kinderen beschrijven gevoelens van personen in het verhaal. De kinderen gaan met elkaar in interactie (in de ziekenhoek). De kinderen geven een beschrijving van hun fantasiedier. De kinderen presenteren hun fantasiedier en de door hen verzonnen fantasiewereld van het dier. De kinderen geven aan waarom ze een dier wel of niet geschikt vinden als huisdier. Vaardigheid: Verwoorden van eigen ervaringen en die van anderen Aandachtspunt: De kinderen vertellen een persoonlijk verhaal. Gespreksregel: De kinderen blijven bij het onderwerp.

4 3 Wat zit daarin? Taalgebruik bij het omgaan met elkaar De kinderen zijn zich bewust van hun taalgebruik tijdens het doen van boodschappen. De kinderen vertellen op onderhoudende wijze over hun eigen ervaringen met het boodschappen doen en het opruimen van boodschappen. De kinderen stellen relevante vragen om iets te weten te komen. De kinderen verzinnen samen een verhaal en vertellen het in de volgorde van de gebeurtenissen. De kinderen spelen het door hen verzonnen verhaal na. De kinderen spelen samen en gaan met elkaar in interactie (in de winkelhoek). De kinderen presenteren het eindresultaat van hun onderhandelingen. De kinderen geven redenen waarom ze een voorkeur hebben voor een bepaalde wens of waarom ze een bepaalde wens kiezen. De kinderen kiezen in onderling overleg drie wensen. De kinderen bepalen samen wat een handige manier is om de boodschappen op te ruimen. Vaardigheid: Vragen en antwoorden Aandachtspunt: De kinderen stellen relevante vragen. Gespreksregel: De kinderen vallen elkaar niet in de rede.

5 4 Waar ben ik? De kinderen vertellen op onderhoudende wijze over hun eigen ervaringen met verdwalen. De kinderen geven de volgorde van gebeurtenissen in een verhaal adequaat weer. De kinderen vertellen door middel van concreet taalgebruik een verhaal na. De kinderen gaan met elkaar in interactie tijdens het bouwen van een hut en tijdens het spelen in de hut. De kinderen bedenken samen een verhaal. De kinderen beschrijven duidelijk en met details een route. De kinderen geven aan hoe ze de hut gebouwd hebben en wat ze in de hut hebben gedaan. De kinderen bepalen samen wat belangrijk genoeg is om op te schrijven. Vaardigheid: Vragen en antwoorden Aandachtspunt: De kinderen stellen en/of beantwoorden in het kader van redzaamheid relevante (mondelinge en schriftelijke) vragen. Gespreksregel: De kinderen luisteren zorgvuldig naar elkaar. 5 Sprookjes De kinderen vertellen een verhaal vrij gedetailleerd in eigen woorden na. De kinderen verzinnen samen een verhaal. De kinderen verzinnen een gebeurtenis en vertellen daarover. De kinderen geven de oorzaak-gevolgrelaties in het verhaal zelfstandig weer. De kinderen beschrijven hoe ze een snoephuisje willen bouwen. De kinderen geven redenen waarom een sprookjespersonage wel of niet goed of slecht is. De kinderen bepalen samen welk idee uitgewerkt wordt en hoe dat idee uitgewerkt wordt. hoe hun snoephuisje eruit komt te zien. Vaardigheid: Aandachtspunt: De kinderen vertellen een verhaal door middel van concreet taalgebruik. Gespreksregel: De kinderen waarderen elkaars reacties en ideeën positief.

6 6 Wat komt er uit een ei? De kinderen beschrijven de gevoelens van de dieren in het verhaal. De kinderen spelen een verhaal na met dialogen. De kinderen verzinnen samen een verhaal. De kinderen beschrijven voorwerpen vanuit verschillende posities. De kinderen geven een beschrijving van het proces van ei tot kuiken. De kinderen geven redenen waarom iets nodig is voor het huisdier van Ko. de benodigde spullen voor een huisdier. De kinderen bepalen in overleg wat de juiste volgorde van de plaatjes is. Vaardigheid: Taalgebruik bij het omgaan met elkaar Aandachtspunt: De kinderen reflecteren op de processen van mondelinge taal in interactieve situaties. Gespreksregel: Integratie van gespreksregels. 7 Schatgravers De kinderen bedenken relevante vragen en stellen deze op een duidelijke en begrijpelijke manier. De kinderen beschrijven de gevoelens van de personen in een verhaal. De kinderen spelen een verhaal na met dialogen. De kinderen beschrijven de eigenschappen van bepaalde schepen. De kinderen geven een beschrijving van voorwerpen op een schatkaart. De kinderen vertellen op onderhoudende wijze over een avonturenfilm. De kinderen geven redenen waarom een piraat wel of niet op een bepaald schip vaart. de film die Ko moet gaan bekijken. Vaardigheid: Aandachtspunt: De kinderen beschrijven een situatie die zij zelf hebben meegemaakt met een plot.

7 8 Op het podium De kinderen stellen relevante vragen op een duidelijke en begrijpelijke manier. De kinderen geven de volgorde van gebeurtenissen in een verhaal adequaat weer. De kinderen beschrijven de gevoelens van personen in een verhaal. De kinderen beschrijven voorwerpen en kleding die bij verschillende artiesten horen. De kinderen beschrijven het artiestenberoep dat ze zouden willen uitoefenen. De kinderen geven een beschrijving van gevoelens en emoties. De kinderen geven een beschrijving van een uitnodiging. De kinderen geven redenen waarom bepaalde voorwerpen bij bepaalde artiesten horen. De kinderen geven redenen waarom ze een bepaald beroep kiezen. Vaardigheid: Aandachtspunt: De kinderen vertellen door middel van concreet taalgebruik een (fragment van een) verhaal na of spelen het uit. 9 Hé, hoe kan dat? De kinderen geven oorzaak-gevolgrelaties in het verhaal zelfstandig weer. De kinderen vertellen een verhaal vrij gedetailleerd in eigen woorden na. De kinderen geven duidelijk en met details een beschrijving van hun uitvinding en zeggen hoe deze werkt. De kinderen beschrijven duidelijk en met details een proefje. De kinderen geven een beschrijving van de werking en de onderdelen van een balpen. De kinderen beschrijven duidelijk en met details bewegingen. De kinderen vertellen op een onderhoudende wijze over een proefje. De kinderen presenteren het eindresultaat van hun handelingen. Vaardigheid: Aandachtspunt: De kinderen vertellen op onderhoudende wijze over een zelfgekozen onderwerp.

8 . 10 Verzamelen De kinderen vertellen op onderhoudende wijze over hun eigen ervaringen uit het verleden. De kinderen stellen relevante vragen op een duidelijke en begrijpelijke manier. De kinderen spelen een (fragment van een) verhaal met dialogen na. De kinderen vertellen op onderhoudende wijze interessante dingen over hun verzameling. De kinderen geven redenen waarom zij vinden dat een voorwerp wel of niet bij de nieuwe verzameling hoort. De kinderen geven redenen waarom woorden wel of niet bij elkaar horen. De kinderen luisteren gericht naar argumenten van anderen. De kinderen proberen met elkaar overeen te komen wat voor verzameling ze gaan maken. welke woorden bij elkaar horen. Vaardigheid: Aandachtspunt: De kinderen vertellen op onderhoudende wijze over een gebeurtenis of onderwerp en hun eigen ervaringen daarmee. 11 Mijn lievelingsboek De kinderen vertellen een persoonlijk verhaal over dingen die ze eerder hebben meegemaakt of over voorwerpen waaraan ze een bijzondere herinnering hebben. De kinderen stellen op een begrijpelijke manier relevante vragen. De kinderen vertellen het ankerverhaal vrij gedetailleerd in eigen woorden na. De kinderen beschrijven en verklaren de gevoelens van de hoofdpersonen in het ankerverhaal. De kinderen zijn in staat om door middel van concreet taalgebruik een gedeelte van een verhaal te vertellen. De kinderen spelen samen en gaan met elkaar in interactie in de bibliotheekhoek. De kinderen presenteren het verloop en het eindresultaat van hun interview. hoe een verhaal verdergaat. Vaardigheid: Aandachtspunt: De kinderen drukken zich duidelijk uit bij het weergeven van hun waardering voor een boek of een tekst.

9 12 Op reis Taalgebruik bij het omgaan met elkaar De kinderen voeren formele en informele telefoongesprekken. De kinderen verwoorden hun gevoelens. De kinderen stellen op een duidelijke en begrijpelijke manier relevante vragen over de vakantiewensen van Ko en van elkaar. De kinderen zijn in staat om door middel van concreet taalgebruik een verhaal (na) te vertellen. De kinderen geven aan de hand van foto s de gebeurtenissen in een verhaal in de logische volgorde weer. De kinderen spelen samen en gaan met elkaar in interactie in het reisbureau. De kinderen beschrijven herkenningstekens. De kinderen geven aan waarom ze vinden dat bepaalde spullen wel of juist niet mee moeten op vakantie. De kinderen proberen met elkaar te bepalen welke spullen meegaan op vakantie. Vaardigheid: Verwoorden van eigen ervaringen en die van anderen Aandachtspunt: De kinderen vertellen een persoonlijk verhaal en gebruiken daarbij het telefoongesprek als werkvorm.