Rijksoctrooiwet Kernbeschrijving

Maat: px
Weergave met pagina beginnen:

Download "Rijksoctrooiwet Kernbeschrijving"

Transcriptie

1 Rijksoctrooiwet 1995 Kernbeschrijving De Rijksoctrooiwet biedt bescherming voor technische uitvindingen die om voor octrooi in aanmerking te kunnen komen nieuw, inventief en industrieel toepasbaar moeten zijn. Het octrooi geeft de houder ervan het tijdelijke exclusieve recht anderen onder meer te verbieden de uitvinding te vervaardigen of toe te passen. Inleiding De Rijksoctrooiwet 1995 biedt bescherming voor technische uitvindingen die, om voor octrooi in aanmerking te kunnen komen, nieuw en inventief moeten zijn en toegepast moeten kunnen worden op het gebied van de nijverheid. Ook bevat de Rijksoctrooiwet 1995 regels betreffende de orde van octrooigemachtigden. Het octrooi verschaft aan de houder ervan een tijdelijk en exclusief recht om de uitvinding te exploiteren. Het octrooi is territoriaal begrensd, het biedt enkel bescherming binnen het territoir waarvoor het is verleend. Daarnaast is het octrooi begrensd in tijd; het kent een beschermingsduur van 20 jaar. De Rijksoctrooiwet is als volgt opgebouwd: - Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen - Hoofdstuk 2 Behandeling van octrooiaanvragen - Hoofdstuk 3 Bepalingen betreffende Europese octrooien - Hoofdstuk 4 Rechtsgevolgen van het octrooi - Hoofdstuk 5 Vernietiging en opeising - Hoofdstuk 6 Octrooirechtelijke geschillen - Hoofdstuk 7 Aanvullende beschermingscertificaten - Hoofdstuk 8 Bijzonder bepalingen voor Curaçao en Sint Maarten - Hoofdstuk 9 Overgangs- en slotbepalingen Het Koninkrijk der Nederlanden heeft sinds 1910 octrooiwetgeving. Deze eerste octrooiwet, de Rijksoctrooiwet 1910 is op 1 april 1995 vervangen door de thans geldende wet, de Rijksoctrooiwet Het voornaamste verschil tussen deze beide wetten is dat onder de Rijksoctrooiwet 1995 de inhoudelijke toetsing aan de wettelijke vereisten van nieuwheid, inventiviteit en industriële toepasbaarheid is komen te vervallen, terwijl onder de 11

2 Rijksoctrooiwet 1910 iedere octrooiaanvrage voorwerp was van een voorafgaande inhoudelijke beoordeling door de toenmalige Octrooiraad. Hoewel deze vereisten nog steeds door de Rijksoctrooiwet 1995 worden gesteld, staat het ontbreken daarvan niet aan octrooiverlening in de weg. Volgens dit registratiesysteem wordt in beginsel op elke octrooiaanvrage octrooi verleend. Reden om over te gaan op een zogenoemd registratiesysteem was het succes van octrooiverlening op grond het Verdrag inzake de verlening van Europese octrooien van 5 oktober 1973, (Trb. 1976, 101), waarmee het mogelijk is om door middel van een enkele octrooiaanvraag een bundel Europese octrooien te verkrijgen, al naar gelang in welke (Europese) landen de octrooiaanvrager het octrooi wil valideren. De succesvolle invoering van het Europees octrooisysteem op basis van dit verdrag leidde tot een sterke afname van het aantal octrooiaanvragen bij de toenmalige Octrooiraad, en daardoor ontstond er behoefte aan een octrooisysteem dat was toegespitst op de nieuwe situatie. De Rijksoctrooiwet 1995 heeft een vlotte procedure in het leven geroepen waarmee octrooiaanvragen zo spoedig mogelijk na verloop van achttien maanden in het octrooiregister worden ingeschreven. Vervolgens wordt het octrooi door Octrooicentrum Nederland verleend. Wel is voor het verlenen van octrooi een onderzoek naar de stand van de techniek vereist (onderzoek betreffende de nieuwheid). De uitkomst van het onderzoek heeft echter geen invloed op de verlening. Degene die de geldigheid van het octrooi betwist kan de rechter verzoeken het octrooi te vernietigen. De inhoudelijke toetsing vindt aldus achteraf plaats door de rechter. Met de invoering van de Rijksoctrooiwet 1995 werd tevens naast het octrooi met een beschermingsduur van 20 jaar het zogeheten 6-jarige octrooi geïntroduceerd, dat een maximale beschermingsduur van 6 jaar kende. Dit 6-jarige octrooi is op 5 juni 2008 komen te vervallen. Sindsdien kan op grond van de Rijksoctrooiwet 1995 enkel octrooi met een beschermingsduur voor 20 jaar worden aangevraagd. Rijkswet van 15 december 1994, houdende regels met betrekking tot octrooien, Stb. 1995, 51, zoals laatstelijk gewijzigd bij de wet van 7 juli 2010, Stb. 2010, 339. Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz. Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten: Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat door de daling van het aantal octrooiaanvragen in Nederland het bestaande systeem van octrooiverlening na vooronderzoek niet gehandhaafd kan worden en dat het wenselijk is te voorzien in een op eenvoudige wijze door registratie te verkrijgen octrooi; 12

3 Art. 1 Zo is het, dat Wij, de Raad van State van het Koninkrijk gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, de bepalingen van het Statuut voor het Koninkrijk in acht genomen zijnde, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze: Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen Artikel 1 In deze rijkswet en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder: Europees Octrooiverdrag: het op 5 oktober 1973 te München tot stand gekomen Verdrag inzake de verlening van Europese octrooien (Trb. 1975, 108, 1976, 101 en 2002, 64); Europees octrooi: een krachtens het Europees Octrooiverdrag verleend octrooi, voor zover dat voor het Koninkrijk is verleend; Europese octrooiaanvrage: een Europese octrooiaanvrage als bedoeld in het Europees Octrooiverdrag; Samenwerkingsverdrag: het op 19 juni 1970 te Washington tot stand gekomen Verdrag tot samenwerking inzake octrooien (Trb. 1973, 20); bureau: het bureau, bedoeld in artikel 15; octrooiregister: het in artikel 19 van deze wet bedoelde register; orde: de Orde van octrooigemachtigden, bedoeld in artikel 23d; Onze Minister: Onze Minister van Economische Zaken; biologisch materiaal: materiaal dat genetische informatie bevat en zichzelf kan repliceren of in een biologisch systeem kan worden gerepliceerd; microbiologische werkwijze: iedere werkwijze waarbij microbiologisch materiaal wordt gebruikt, die op microbiologisch materiaal ingrijpt of die microbiologisch materiaal als resultaat heeft; plantenras: een ras als bedoeld in artikel 5, tweede lid, van verordening (EG) nr. 2100/94 van de Raad van de Europese Unie van 27 juli 1994 inzake het communautaire kwekersrecht (PbEG L 227);. natuurlijke rijkdommen: de minerale en andere niet-levende rijkdommen van de zeebedding en de ondergrond, alsmede levende organismen die tot de sedentaire soort behoren, dat wil zeggen organismen die ten tijde dat zij geoogst kunnen worden, hetzij zich onbeweeglijk op of onder de zeebedding bevinden, hetzij zich niet kunnen verplaatsen dan in voortdurend fysiek contact met de zeebedding of de ondergrond; Verdrag inzake octrooirecht: het op 1 juli 2000 te Genève tot stand gekomen Verdrag inzake octrooirecht (Trb. 2001, 120). Algemeen Het artikel definieert een aantal termen die in de wet voorkomen. Het Samenwerkingsverdrag wordt veelal aangeduid met de Engelse afkorting PCT 13

4 Art. 2 (Patent Cooperation Treaty) en heeft tot doel het verkrijgen van octrooien in meerdere landen te vergemakkelijken door te voorzien in een gecentraliseerde aanvraagprocedure waarbij meerdere landen kunnen worden aangewezen. Het is een min of meer een administratieve procedure die niet tot octrooiverlening leidt, maar eindigt met een niet-bindende opinie op basis van een internationaal onderzoek naar de stand van de techniek. Het PCT is op 10 juli 1979 voor Nederland in werking getreden. In tegenstelling tot het PCT creëert het Europees Octrooiverdrag echter wél een gecentraliseerde verleningsprocedure die eindigt met ofwel verlening van de octrooiaanvrage ofwel de afwijzing daarvan. Het verdrag is op 7 oktober 1977 voor Nederland inwerking getreden. Een Europees octrooi is als het ware een bundel van Europese octrooien die vervolgens onder het nationale recht van die landen valt waar de octrooihouder het octrooi heeft laten valideren. In deze wet wordt echter met Europees octrooi bedoeld een octrooi dat op grond van het Europees Octrooiverdrag is verleend en dat volgens de daartoe geldende vereisten voor het Koninkrijk is gevalideerd en derhalve aan de rechtsvoorschriften van deze wet is onderworpen. Dit betekent dat de uitsluitende rechten die het octrooi verschaft, maar ook de handhaving daarvan door deze wet wordt bepaald, behoudens artikelen 63, 64, 69, 99, 141 en 142 van het Europees Octrooiverdrag. Met het bureau wordt bedoeld Octrooicentrum Nederland, dat onder meer belast is met de uitvoering van deze wet. Bij rijkswet van 5 juni 2008 (Stb. 2007, 479) is de term Gemeenschapsoctrooiverdrag uit dit artikel verwijderd aangezien het niet meer te verwachten valt dat dit verdrag ooit nog inwerking zal treden. Artikel 2 1 Vatbaar voor octrooi zijn uitvindingen op alle gebieden van de technologie die nieuw zijn, op uitvinderswerkzaamheid berusten en toegepast kunnen worden op het gebied van de nijverheid. 2 In de zin van het eerste lid worden in het bijzonder niet als uitvindingen beschouwd: a ontdekkingen, alsmede natuurwetenschappelijke theorieën en wiskundige methoden; b esthetische vormgevingen; c stelsels, regels en methoden voor het verrichten van geestelijke arbeid, voor het spelen of voor de bedrijfsvoering, alsmede computerprogramma's; d presentaties van gegevens. 3 Het tweede lid geldt alleen voor zover het betreft de aldaar genoemde onderwerpen of werkzaamheden als zodanig. Algemeen Het artikel bepaalt allereerst in het eerste lid dat alleen uitvindingen die technisch van aard zijn voor octrooi in aanmerking kunnen komen en noemt 14

5 Art. 2 vervolgens de drie materiële vereisten waaraan een technologische uitvinding moet voldoen om octrooieerbaar te zijn, te weten, nieuwheid, uitvinderwerkzaamheid en toepasbaarheid op het gebied van de nijverheid. Deze materiële vereisten zijn nader uitgewerkt in resp. de artikelen 4, 5, 6 en 7. In het tweede lid wordt een niet-limitatieve opsomming gegeven van onderwerpen die niet aanmerking komen voor octrooi. Het derde lid geeft aan dat deze onderwerpen beperkt moeten worden uitgelegd door de formulering als zodanig. Dit houdt in dat een dergelijk onderwerp of werkzaamheid wel in een octrooi mag voorkomen, maar niet volledig het octrooi mag beheersen. Bijvoorbeeld komt een bepaald rekenalgoritme als zondanig niet in aanmerking voor octrooi, maar een rekenmachine die berekeningen volgens dat rekenalgoritme uitvoert wel. Parlementaire behandeling Het wijzigen van het Europees Octrooiverdrag (het op 29 november 2000 te München tot stand gekomen Akte tot Herziening van het Verdrag inzake de verlening van Europese octrooien) heeft op onderdelen tot aanpassing van de ROW 1995 geleid. Met de herziening van het Europees Octrooiverdrag is artikel 52 van het Europees Octrooiverdrag, dat aangeeft welke uitvindingen octrooieerbaar zijn, in lijn gebracht met artikel 27, eerste lid van het TRIPs-Verdrag, door uitdrukkelijk te bepalen dat octrooien kunnen worden verleend op alle gebieden van de technologie. Om de Rijksoctrooiwet hiermee in overeenstemming te brengen is in artikel 2 eerste lid aan deze formulering aangepast, door de toevoeging van de woorden alle gebieden van de technologie. Dit leidt in de praktijk niet tot wijzigingen omdat voorheen geen technologiegebieden werden uitgesloten. Wel wordt met deze formulering wel duidelijk dat de uitvindingen een technisch gebied moet betreffen wil het in aanmerking voor octrooi kunnen komen. Gebaseerd op: Kamerstukken II 2004/05, , nr. 3, p. 12 (MvT) Uit de wetsgeschiedenis bij de invoering van de Rijksoctrooiwet 1995 is nog te vermelden: Artikelen 2 t/m 7. Deze artikelen, die de materiële vereisten bevatten waaraan een geldig octrooi moet voldoen, zijn omwille van de harmonisatie zoveel mogelijk aangepast aan de artikelen 52 tot en met 57 van het EOV. Artikel 2. Het eerste lid bevat de elementen die een aanvrage om octrooi moet bevatten, wil die aanvrage tot een geldig octrooi leiden: het moet een uitvinding betreffen die nieuw is, op uitvinderswerkzaamheid berust en vatbaar is voor toepassing op het gebied van de nijverheid. Anders dan artikel 1A van de Rijksoctrooiwet en artikel 52, eerste lid, van het EOV bevat het onderhavige artikel niet de zinsnede dat octrooi verleend wordt, indien aan de criteria is voldaan, omdat daar de suggestie van uitgaat dat er bij de verlening daadwerkelijk aan die criteria getoetst is. Aangezien in het hier voorgestelde systeem uitsluitend de rechter achteraf kan toetsen of het 15

6 Art. 2 octrooi terecht verleend is, lijkt het zuiverder om in dit artikel te spreken van «vatbaar voor octrooi». Voorts wordt het onderscheid tussen een voortbrengsel en een werkwijze, zoals artikel 1A van de Rijksoctrooiwet (Bew.: 1910) dat kent, losgelaten en is in plaats daarvan het meer algemene begrip uitvinding gebruikt, in navolging van artikel 52, eerste lid, van het EOV. Het begrip werkwijze is tot op heden in de Nederlandse rechtspraak een belangrijk hulpmiddel om te bepalen welke materie vatbaar is voor octrooi. Volgens de Hoge Raad is een werkwijze slechts dat handelen, waardoor in de natuur enige verandering wordt gebracht (HR 20 januari 1950, NJ 1950, 274). Aldus zijn onder meer boekhoudkundige systemen van octrooiering uitgesloten. In het EOV wordt hetzelfde resultaat bereikt, enerzijds met behulp van het criterium vatbaar voor toepassing op het gebied van de nijverheid en anderzijds doordat zaken als boekhoudkundige systemen niet als uitvinding worden aangemerkt (artikel 52, tweede lid, onder c, van het EOV). Aangezien deze uitzonderingen in het tweede lid van dit artikel worden opgenomen, is het niet te verwachten dat door het vervallen van het begrip werkwijze een wijziging in de Nederlandse rechtspraak zal optreden. Hierbij zij opgemerkt dat het onderscheid tussen voortbrengsel en werkwijze van belang blijft voor de omvang en de wijze van bescherming die het octrooi biedt, neergelegd in artikel 53 (artikel 30 van de Rijksoctrooiwet). Het tweede lid bevat een niet-limitatieve opsomming van materie die geen uitvinding is, welke opsomming ontleend is aan artikel 52, tweede lid, van het EOV. In de Rijksoctrooiwet ontbreekt een dergelijke negatieve lijst, maar in de Nederlandse praktijk wordt vrijwel hetzelfde resultaat bereikt, deels met behulp van het begrip werkwijze, deels met behulp van het begrip uitkomst op het gebied van de nijverheid. Op het gebied van de computerprogramma s, bestaat er echter enig verschil tussen de Nederlandse en de Europese praktijk. Aanvankelijk waren computerprogramma s in het EOV geheel van octrooiering uitgesloten (artikel 52, tweede lid, onder c). Het EOB is daar in de loop der tijd van teruggekomen en sluit thans, evenals de Octrooiraad, slechts computerprogramma s als zodanig van octrooiering uit. In principe kan wel octrooi verleend worden voor inrichtingen en werkwijzen waarbij computerprogramma s worden toegepast. Bij de uitleg hiervan wordt door het EOB de eis gesteld dat de uitvinding van technische aard is, dat wil zeggen een technische bewerking ten doel heeft (bijvoorbeeld het besturen van een verbrandingsmotor), terwijl de Octrooiraad een dergelijke beperking niet hanteert, zodat thans in Nederland in beginsel ook een computer met een boekhoudprogramma of een tekstverwerker octrooieerbaar is. In dit wetsvoorstel is gekozen voor aansluiting bij de criteria van het EOV. In dit verband zij ook gewezen op de EEG-richtlijn betreffende de rechtsbescherming van computerprogramma s (91/250, PbEG L 122/42). Volgens deze richtlijn dienen oorspronkelijke computerprogramma s auteursrechtelijk te worden beschermd. Artikel 2, tweede lid, onder c, en derde lid, waar computerprogramma s als zodanig van octrooiering zijn uitgesloten, is met deze richtlijn in overeenstemming. 16

7 Art. 2a De richtlijn beoogt blijkens haar artikel 9, eerste lid, evenwel niet uit te sluiten dat computerprogramma s in voorkomende gevallen tevens op andere wijze worden beschermd. Zij biedt derhalve naar ons oordeel ruimte voor toepassing van artikel 2, tweede lid, onder c, en derde lid, zoals hierboven is geschetst. Artikel 2a 1 Onder uitvindingen als bedoeld in artikel 2, eerste lid, worden ook verstaan uitvindingen die betrekking hebben op een voortbrengsel dat uit biologisch materiaal bestaat of dit bevat, of die betrekking hebben op een werkwijze waarmee biologisch materiaal wordt verkregen, bewerkt of gebruikt. 2 Onder uitvindingen als bedoeld in het eerste lid worden in ieder geval begrepen uitvindingen met betrekking tot: a biologisch materiaal dat met behulp van een technische werkwijze uit zijn natuurlijke milieu wordt geïsoleerd of wordt verkregen, ook indien dat materiaal in de natuur voorhanden is, b een deel van het menselijk lichaam dat wordt geïsoleerd of dat anderszins met behulp van een technische werkwijze wordt verkregen, met inbegrip van een sequentie of een partiële sequentie van een gen, ook indien de structuur van dat deel identiek is aan die van een natuurlijk deel, c planten of dieren, mits de uitvoerbaarheid van die uitvinding zich in technisch opzicht niet beperkt tot een bepaald planten- of dierenras, of d een microbiologische of andere technische werkwijze waarmee biologisch materiaal wordt verkregen, verwerkt of gebruikt, of een hierdoor verkregen voortbrengsel. Algemeen Dit artikel is eind 2004 ingevoerd als gevolg van de implementatie van de richtlijn 98/44/EG betreffende de wettelijke bescherming van biotechnologische uitvindingen (PbEG, L 213, 1998). Het artikel is een specificering van artikel 2 en brengt tot uitdrukking welke biotechnologische uitvindingen octrooieerbaar zijn. Bij de onderdelen a en b staat voorop dat het gaat om een technische werkwijze waarmee biologisch materiaal of een deel van het menselijk lichaam wordt verkregen, bewerkt of gebruikt. Het maakt daarbij niet uit of dat materiaal in de natuur voorhanden is dan wel dat de structuur van het geïsoleerde deel van het menselijk lichaam identiek is aan die van een natuurlijk deel. Onderdeel c is van belang voor het onder het onderscheid tussen het octrooirecht en kwekersrecht. Een uitvinding waarvan de uitvoerbaarheid zich in technisch opzicht beperkt tot één plantenras is niet vatbaar voor octrooi. 17

8 Art. 2a Parlementaire behandeling Het voorgestelde artikel 2a, tweede lid, ROW95 is een specificering van artikel 2, eerste lid, ROW95 en is bovendien bedoeld om een scherp onderscheid te maken tussen biotechnologische uitvindingen en ontdekkingen die betrekking hebben op biologisch materiaal. Bij de Tweede Kamer, vergaderjaar , (R 1638), nr onderdelen a en b staat voorop dat het gaat om een technische werkwijze waarmee biologisch materiaal of een deel van het menselijk lichaam wordt verkregen, bewerkt of gebruikt. Het maakt daarbij niet uit of dat materiaal in de natuur voorhanden is dan wel dat de structuur van het geïsoleerde deel van het menselijk lichaam identiek is aan die van een natuurlijk deel. Onderdeel c is van belang voor het onderscheid tussen octrooirecht en kwekersrecht: een uitvinding die slechts toepasbaar is in één plantenras is niet vatbaar voor octrooi (zie ook paragraaf 4.5 van het algemeen deel van de toelichting en overweging 32 bij de preambule van de richtlijn). Onderdeel d is afkomstig uit het thans geldende artikel 3, onderdeel b, ROW95. De uitzondering van octrooieerbaarheid van microbiologische en andere technische werkwijzen die op grond van de Gezondheids- en welzijnswet voor dieren (hierna: GWWD) niet zijn toegestaan, is daarin niet overgenomen. Deze uitzondering was in 1994 bij amendement in de ROW95 opgenomen. Reden voor dit amendement was de wens om zeker te stellen dat microbiologische werkwijzen met betrekking tot dieren (bijvoorbeeld genetische modificatie van dieren) niet voor octrooi in aanmerking komen, tenzij voor deze werkwijzen een vergunning was verleend op grond van artikel 66, eerste lid, onderdeel a en b, van de GWWD. Een vergunning op grond van dat artikel van de GWWD wordt alleen verleend indien de handelingen geen onaanvaardbare gevolgen hebben voor de gezondheid of het welzijn van dieren en tegen de handelingen geen ethische bezwaren bestaan. Kamerstukken II 1998/99, , nr. 3, p. 12 (MvT) De passage in de MvT inzake het onderscheid tussen uitvindingen en ontdekking m.b.t. biologisch materiaal is het vermelden waard: In de richtlijn wordt het onderscheid tussen uitvinding en ontdekking benadrukt, met name in relatie tot de niet-octrooieerbaarheid van (delen van) het menselijk lichaam. Bij een ontdekking gaat het erom dat men achter iets komt dat zonder menselijk ingrijpen reeds bestaat. Dat geldt ook als bij een bekende materie of een bekend voorwerp een nieuwe eigenschap wordt ontdekt. Ontdekkingen zijn niet octrooieerbaar. Ook het menselijk lichaam in zijn verschillende stadia van ontwikkeling en de kennis daarover is niet octrooieerbaar. Bij een uitvinding gaat het om het aandragen van een technische oplossing voor een technisch probleem. Uitvindingen zijn in beginsel wel octrooieerbaar. Dat geldt ook als zij betrekking hebben op biologisch materiaal dat uit het menselijk lichaam is geïsoleerd of anderszins 18

9 Art. 3 door een technische werkwijze is verkregen en industrieel toepasbaar is. Bij een dergelijk geïsoleerd of anderszins verkregen deel van het menselijk lichaam gaat het bijvoorbeeld om het resultaat van technische werkwijzen waarmee dit deel buiten het menselijk lichaam is geïdentificeerd, gezuiverd, gekarakteriseerd en vermeerderd, welke werkwijzen slechts door de mens kunnen worden uitgevoerd en welke de natuur niet kan volbrengen. De productie van insuline is wat dat betreft een goed voorbeeld: deze in het menselijk lichaam voorkomende stof wordt voor medische doeleinden gemaakt met behulp van daarvoor genetisch gemodificeerde bacteriën. De techniek voor modificatie van deze bacteriën en de gemodificeerde bacteriën zelf zijn octrooieerbare uitvindingen, omdat zij een door de mens gevonden technische oplossing vormen voor een technisch vraagstuk. Hetzelfde geldt ten aanzien van de octrooieerbaarheid van (partiële) sequenties van genen. In de octrooiaanvrage moet daarom de industriële toepasbaarheid van een (partiële) sequentie van een gen concreet worden vermeld. Een louter DNAfragment, dat geen aanwijzing voor een functie en dus geen technisch toepasbare informatie bevat, wordt om die reden niet aangemerkt als een octrooieerbare uitvinding. De richtlijn benadrukt dat voor elke uitvinding die nieuw is, op uitvinderswerkzaamheid berust en industrieel toepasbaar is, octrooi verleend kan worden. Dat er biologisch materiaal in het spel is, doet daar niet aan af. In zijn algemeenheid wijkt deze stellingname niet af van hetgeen in de artikelen 1A en 3, eerste lid, van de Rijksoctrooiwet en 2, eerste lid, van de Rijksoctrooiwet 1995 is aangegeven. De door de richtlijn aangebrachte verduidelijking is daarin gelegen dat zij enerzijds specifieke typen uitvindingen nadrukkelijk als octrooieerbaar aanwijst (vergelijk de artikelen 3, tweede lid, 4, tweede en derde lid, en 5, tweede lid, van de richtlijn) en anderzijds de gronden voor niet-octrooieerbaarheid aanscherpt (vergelijk de artikelen 4, eerste lid, 5, eerste en derde lid, en 6 van de richtlijn). Kamerstukken II 1998/99, , nr. 3, p. 5. (MvT) Artikel 3 1 Niet vatbaar voor octrooi zijn: a uitvindingen waarvan de commerciële exploitatie in strijd zou zijn met de openbare orde of goede zeden, b het menselijk lichaam in de verschillende stadia van zijn vorming en zijn ontwikkeling, alsmede de loutere ontdekking van een van de delen ervan, met inbegrip van een sequentie of partiële sequentie van een gen, c planten- of dierenrassen, d werkwijzen van wezenlijk biologische aard, geheel bestaand uit natuurlijke verschijnselen zoals kruisingen of selecties, voor de voortbrenging van planten of dieren alsmede de hierdoor verkregen voortbrengselen, 19

10 Art. 3 e uitvindingen waardoor inbreuk wordt gemaakt op de artikelen 3, 8, onderdeel j, 15, vijfde lid, en 16, vijfde lid, van het Biodiversiteitsverdrag; f methoden van behandeling van het menselijke of dierlijke lichaam door chirurgische ingrepen of geneeskundige behandeling en diagnosemethoden die worden toegepast op het menselijke of dierlijke lichaam, met uitzondering van voortbrengselen, met name stoffen of samenstellingen, voor de toepassing van een van deze methoden. 2 Onder uitvindingen waarvan de commerciële exploitatie in strijd zou zijn met de openbare orde of goede zeden als bedoeld in het eerste lid, onderdeel a, worden in ieder geval verstaan: a werkwijzen voor het klonen van mensen, b werkwijzen tot wijziging van de germinale genetische identiteit van de mens, c het gebruik van menselijke embryo's, d werkwijzen tot wijziging van de genetische identiteit van dieren die geëigend zijn deze te doen lijden zonder aanzienlijk medisch nut voor mens of dier op te leveren, alsmede de hierdoor verkregen voortbrengselen en e werkwijzen die het leven of de gezondheid van mensen, dieren of planten in gevaar brengen of die ernstige schade voor het milieu veroorzaken. 3 Commerciële exploitatie van een uitvinding is niet strijdig met de openbare orde of goede zeden op grond van het loutere feit dat de exploitatie bij of krachtens wettelijk voorschrift is verboden. 4 Bij algemene maatregel van rijksbestuur kan de lijst, bedoeld in het tweede lid, worden aangevuld met andere uitvindingen waarvan de commerciële exploitatie in strijd wordt geacht met de openbare orde of de goede zeden. Algemeen Het artikel sluit een aantal categorieën van uitvindingen uit van octrooieerbaarheid. Parlementaire behandeling Het wijzigen van het Europees Octrooiverdrag (het op 29 november 2000 te München tot stand gekomen Akte tot Herziening van het Verdrag inzake de verlening van Europese octrooien) heeft op onderdelen tot aanpassing van de ROW 1995 geleid. Uit de wetsgeschiedenis van artikel 3 is het volgende te vermelden: Artikel 52, vierde lid van het EOV bepaalde voorheen dat methoden voor de behandeling van het menselijk of dierlijk lichaam door chirurgische ingrepen of geneeskundige behandelingen en diagnosemethoden hiervoor, 20

11 Art. 3 niet als uitvindingen worden beschouwd die vatbaar zijn voor toepassing op het gebied van de nijverheid. Echter de vraag is niet zozeer of uitvindingen op zichzelf gezien octrooieerbaar zijn. Het uitgangspunt is dat het ongewenst is dat voor deze uitvindingen octrooi wordt verleend, ook al zouden ze in principe voor octrooi in aanmerking komen. Artikel 53 van het EOV geeft aan welke uitvindingen, hoewel zij aan de criteria van artikel 52 voldoen, toch niet voor octrooi in aanmerking komen. Systematisch is het beter om methoden van behandeling bij artikel 53 te noemen. In artikel 53, onderdeel c, is dan ook de eerdere inhoud van artikel 52, vierde lid, van het EOV opgenomen. Hiermee wordt voor methoden van behandeling van het menselijk of dierlijk lichaam eenzelfde systematiek gevolgd als voor uitvindingen die in strijd zijn met de openbare orde of goede zeden. Als gevolg van deze wijziging in het EOV wordt ( ) voorgesteld om artikel 7, tweede lid van de ROW 1995 te laten vervallen. De inhoud van artikel 7, tweede lid van de ROW 1995 wordt opgenomen in een nieuw onderdeel f bij artikel 3 van de ROW 1995 ( ). Met deze voorgestelde wijziging wordt de systematiek van de ROW 1995 in overeenstemming gebracht met die van het EOV. Als gevolg van deze wijziging zullen dus, evenals in de huidige situatie, methoden voor behandeling en diagnosemethoden niet voor octrooi in aanmerking komen. Kamerstukken II 2004/05, , nr. 3, p (MvT) Uit de wetsgeschiedenis van artikel 3 is het volgende te vermelden: De thans geldende artikelen 5 ROW en 3 ROW95 geven aan dat niet vatbaar voor octrooi zijn de uitvindingen waarvan de openbaarmaking of toepassing in strijd zou zijn met de openbare orde of goede zeden. Bovendien bepaalt artikel 3 ROW95 dat planten- en dierenrassen, werkwijzen van wezenlijk biologische aard voor de voortbrenging van planten of dieren en de hierdoor verkregen voortbrengselen niet vatbaar zijn voor octrooi. De richtlijn heeft het niet over «openbaarmaking of toepassing», maar over «commerciële exploitatie», zodat dat begrip wordt overgenomen in het nieuwe eerste lid van de artikelen 5 ROW en 3 ROW95. Verder voegt het eerste lid van de voorgestelde artikelen 5 en 3 daaraan toe dat het menselijk lichaam in de verschillende stadia van zijn vorming en zijn ontwikkeling, alsmede de loutere ontdekking van een van de delen ervan, Tweede Kamer, vergaderjaar , (R 1638), nr met inbegrip van een sequentie of partiële sequentie van een gen, niet vatbaar is voor octrooi. Het eerste lid, onderdeel d, is een verduidelijking ten opzichte van het thans geldende artikel 3, onderdeel b, ROW95. Daar wordt ook bepaald dat werkwijzen van wezenlijk biologische aard niet vatbaar zijn voor octrooi, maar als uitzondering daarop worden microbiologische werkwijzen genoemd. Letterlijk geïnterpreteerd betekent dat dat volgens het thans geldende artikel microbiologische werkwijzen in wezen werkwijzen van wezenlijk biologische aard zijn. De richtlijn gaat daarvan niet uit en ziet microbiologische werkwijzen als technisch van aard (vergelijk artikel 4, derde lid: «een microbio- 21

12 Art. 3 logische of andere technische werkwijze»). Bovendien definieert artikel 2, tweede lid, van de richtlijn een «werkwijze van wezenlijk biologische aard» als een werkwijze die geheel bestaat uit natuurlijke verschijnselen, zoals kruisingen of selecties. Bij microbiologische werkwijzen is altijd sprake van menselijk ingrijpen in enig stadium van het totale proces. Gelet hierop is in het wetsvoorstel een duidelijk onderscheid nagestreefd tussen «microbiologische werkwijzen» en «werkwijzen van wezenlijk biologische aard». Het tweede lid van de artikelen 5 ROW en 3 ROW95 noemt vier soorten uitvindingen waarvan de commerciële exploitatie in ieder geval in strijd is met de openbare orde of goede zeden. Deze opsomming moet worden gezien als een indicatieve lijst om de nationale rechters en octrooibureaus een interpretatieve leidraad te geven. In de overwegingen 36 tot en met 42 bij de preambule van de richtlijn wordt hier nader op ingegaan. Als kennelijk in strijd met de openbare orde of goede zeden wordt in overweging 38 bovendien aangemerkt werkwijzen waarvan de toepassing in strijd is met de menselijke waardigheid, waarbij genoemd wordt de voortbrenging van menselijk-dierlijke hybriden. Voor de interpretatie van «strijd met de openbare orde of goede zeden» kan gebruik gemaakt worden van het TRIPs Verdrag en het op 4 november 1950 te Rome tot stand gekomen Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (Trb. 1951, 154). Wat het TRIPs Verdrag betreft wijst overweging 36 bij de preambule van de richtlijn erop dat daarin onder de bescherming van de openbare orde of de goede zeden mede verstaan wordt de bescherming van het leven of de gezondheid van mens en dier en de bescherming van planten, alsmede het voorkomen van ernstige schade aan het milieu. Voor de interpretatie van het tweede lid kan evenwel slechts in beperkte mate gebruik gemaakt worden van de Nederlandse wetgeving, de Grondwet daarbij inbegrepen. Het derde lid bepaalt namelijk dat een uitvinding waarvan de toepassing bij of krachtens wettelijk voorschrift is verboden, niet op grond van die omstandigheid geacht wordt in strijd te zijn met de openbare orde of goede zeden. Deze bepaling is afkomstig uit artikel 6, eerste lid, van de richtlijn (zie ook overweging 36 bij de preambule van de richtlijn). Het enkele verbod van een bepaalde toepassing in een wettelijke regeling is dus onvoldoende. Echter, een verbod kan wel een indicatie zijn dat het daardoor beschermde belang van fundamentele aard is, zodat overtreding van het verbod als een inbreuk op de openbare orde of de goede zeden kan worden gekwalificeerd. Het tweede lid, onderdeel d, van dit artikel geeft daarvan een voorbeeld: dat onderdeel heeft betrekking op biotechnologisch onderzoek dat in wezen niet voldoet aan de Gezondheids- en welzijnswet voor dieren. Het is evenwel niet het verbod in die wet dat als grondslag voor de onoorbaarheid van een dergelijke werkwijze kan worden aangevoerd, maar de ethische afweging dat lijden zonder aanzienlijk medisch nut voor mens of dier disproportioneel is. In het tweede lid, onderdeel b, worden als strijdig met de openbare orde of goede zeden aangemerkt de werkwijzen tot wijziging van de germinale genetische identiteit van de 22

13 Art. 3 mens, dat wil zeggen tot wijziging van overerfbare eigenschappen. In dit verband moet erop gewezen worden dat andere werkwijzen voor de chirurgische of therapeutische behandeling van het menselijke of dierlijke lichaam en diagnostische methoden die voor het menselijke en dierlijke lichaam worden gebruikt, evenmin geoctrooieerd kunnen worden. Daar speelt uiteraard niet het criterium van de strijd met de openbare orde of goede zeden. Deze werkwijzen en methoden zijn niet octrooieerbaar omdat zij niet kunnen worden aangemerkt als uitvindingen die kunnen worden toegepast op het gebied van de nijverheid (vergelijk ook overweging 35 bij de preambule van de richtlijn). Dit laat onverlet dat uitvindingen die betrekking hebben op hulpmiddelen en medicijnen die worden gebruikt voor diagnose, chirurgie of therapie wél vatbaar voor octrooi zijn. Kamerstukken II 1998/99, , nr. 3, p (MvT) Uit de wetsgeschiedenis bij de invoering van de Rijksoctrooiwet 1995 is nog te vermelden: Artikel 3. In aansluiting op artikel 53, onder a, van het EOV zijn octrooiering uitgesloten uitvindingen waarvan de openbaarmaking of toepassing in strijd zou zijn met de openbare orde of goede zeden, ten opzichte van het oude artikel 5 van de Rijksoctrooiwet 1910 (Bew.) is deze bepaling ruimer omdat ook het element van «toepassing» is opgenomen. Anders dan artikel 53, onder 3 van het EOV is niet uitdrukkelijk bepaald dat het enkele feit dat de toepassing van een uitvinding wettelijk verboden is, geen grond mag zijn voor weigering of vernietiging van een octrooi. Naar ons oordeel spreekt het zich, dat een wettelijk verbod op de toepassing van een octrooi op zichzelf niet tot de conclusie kan leiden dat die toepassing ook in strijd is met de openbare orde of de goede zeden. Voorts bepaald artikel 3 dat planten en dierenrassen, alsmede werkwijzen van wezenlijk biologische aard voor de voortbrenging daarvan niet vatbaar zijn voor octrooi, met uitzondering van microbiologische werkwijzen en hierdoor verkregen voortbrengselen. De inhoud van dit artikel komt overeen met artikel 3, tweede lid van de Rijkosctrooiwet (Bew.: 1910) en artikel 53, aanhef en onder b, van het EOV, dat op zijn beurt voortbouwt op artikel 2 van het Verdrag van Straatsburg, betreffende de eenmaking van enige beginselen van het octrooirecht (Trb. 1964, 173). De door de opkomst van de biotechnologische groeiende behoefte aan octrooibescherming voor biologisch materiaal en werkwijzen die daarop betrekking hebben, heeft geleid tot een voorstel van de Europese Commissie van 21 oktober 1988 voor een richtlijn betreffende de wettelijke bescherming van biotechnologische uitvindingen (PbEG 1989 C 10/3). Kamerstukken II 1991/92, , nr. 3 (MvT) De uiteindelijke tekst van artikel 3 is voortgekomen uit een amendement Witteveen-Hevinga en Van den Hoeven. De toelichting op het amendement luidt: 23

14 Art. 4 Dit amendement beoogt duidelijk te maken dat niet vatbaar zijn voor octrooi planten en dieren als zodanig. Bovendien zijn niet vatbaar voor octrooi microbiologische werkwijzen waar artikel 66 van de Gezondheids- en welzijnswet betrekking op heeft (bijv. genetische modificatie van dieren), voor zover de daarvoor uit hoofde van die wet vereiste vergunning niet is verleend. Kamerstukken II, 1993/94, (R 1435), nr. 38 Artikel 4 1 Een uitvinding wordt als nieuw beschouwd, indien zij geen deel uitmaakt van de stand van de techniek. 2 De stand van de techniek wordt gevormd door al hetgeen voor de dag van indiening van de octrooiaanvrage openbaar toegankelijk is gemaakt door een schriftelijke of mondelinge beschrijving, door toepassing of op enige andere wijze. 3 Tot de stand van de techniek behoort tevens de inhoud van eerder ingediende octrooiaanvragen, die op of na de in het tweede lid bedoelde dag overeenkomstig artikel 31 in het octrooiregister zijn ingeschreven. 4 Tot de stand van de techniek behoort voorts de inhoud van Europese octrooiaanvragen en van internationale aanvragen als bedoeld in artikel 153, derde tot en met vijfde lid, van het Europees Octrooiverdrag, waarvan de datum van indiening, die geldt voor de toepassing van artikel 54, tweede en derde lid, van dat verdrag, ligt voor de in het tweede lid bedoelde dag, en die op of na die dag zijn gepubliceerd op grond van artikel 93 van dat verdrag onderscheidenlijk van artikel 21 van het Samenwerkingsverdrag. 5 Niettegenstaande het bepaalde in het eerste tot en met vierde lid zijn tot de stand van de techniek behorende stoffen of samenstellingen vatbaar voor octrooi, voor zover zij bestemd zijn voor de toepassing van een van de in artikel 3, onderdeel f bedoelde methoden, mits de toepassing daarvan voor enige in dat lid bedoelde methode niet tot de stand van de techniek behoort. 6 Onverminderd het eerste tot en met het vierde lid, zijn stoffen of samenstellingen als bedoeld in het vijfde lid, vatbaar voor octrooi voor een specifieke toepassing in een werkwijze als bedoeld in artikel 3, onderdeel f, mits die toepassing niet tot de stand van de techniek behoort. Algemeen Het artikel eist dat een uitvinding nieuw dient te zijn en geeft een negatieve afbakening van het vereiste van nieuwheid door te bepalen dat hetgeen, dat geen deel uitmaakt van de stand van de techniek als nieuw wordt aangemerkt. De stand van de techniek wordt gedefinieerd in het tweede lid als al hetgeen dat voor de dag van indiening van de octrooiaanvraag openbaar toegankelijk is gemaakt. De wijze waarop of waar en in welke vorm hetgeen openbaar toegankelijk is gemaakt, is niet beslissend, het gaat om de open- 24

15 Art. 4 bare toegankelijkheid als zodanig, d.w.z. dat het publiek toegang heeft tot de informatie. Naast reeds ingeschreven en daarmee openbaar toegankelijke octrooien en octrooiaanvragen, behoren volgens het derde lid tevens tot de voor een octrooiaanvrage relevante stand van de techniek, octrooiaanvragen die vóór de datum van indiening van de beschouwde octrooiaanvrage werden ingediend, maar die op of na die datum van indiening door inschrijving in het register openbaar toegankelijk werden. Met deze maatregel is beoogd dubbele octrooiering te vermijden. Geheel voorkomen van dubbele octrooiering is niet mogelijk. Een octrooiaanvrage krijgt bij indiening namelijk alleen een datum krijgt toegekend en geen tijdstip, zodat er geen onderscheidt kan worden gemaakt tussen twee octrooiaanvragen die op dezelfde dag worden ingediend en dezelfde uitvinding betreffen. Na verlening van beide octrooiaanvragen zijn er dan twee octrooien die dezelfde vinding betreffen. Een teruggetrokken niet ingeschreven octrooiaanvrage wordt aldus niet meegerekend tot de stand van de techniek. Overeenkomstig het vierde lid wordt een Europese octrooiaanvrage evenals een aanvrage op basis van het Samenwerkingsverdrag, ook tot stand van de techniek meegerekend. In geval van samenloop van octrooiaanvragen voor dezelfde uitvinding, zal het octrooi toekomen aan degene die het eerste de octrooiaanvraag heeft ingediend, met als gevolg dat de latere octrooiaanvraag wordt afgewezen. In de doctrine en praktijk wordt een dergelijke samenloop vaak met de term collisie aangeduid. In het vijfde lid is opgenomen dat de toepassing van een reeds bekende stof of samenstelling, die derhalve deel uit maakt van de stand van de techniek, in een in artikel 3 lid f genoemde medische werkwijze voor octrooibescherming in aanmerking kan komen. Het zesde lid regelt de zogenoemde tweede medische toepassing van een stof waarvan op zich bekend is dat deze toepasbaar is in een in artikel 3 lid f genoemde medische werkwijze, en maakt duidelijk dat ook de tweede of verdere medische toepassing van een dergelijke stof octrooieerbaar is. Parlementaire behandeling Het wijzigen van het Europees Octrooiverdrag (het op 29 november 2000 te München tot stand gekomen Akte tot Herziening van het Verdrag inzake de verlening van Europese octrooien) heeft op onderdelen tot aanpassing van de ROW 1995 geleid. Als gevolg van de herziening van het Europees octrooiverdrag is het vierde lid gewijzigd en is een nieuw lid, te weten het zesde lid toegevoegd. Uit de wetsgeschiedenis van artikel 4 is het volgende te vermelden: Met onderdeel D wordt een aantal wijzigingen in artikel 4 van de ROW 1995 doorgevoerd die samenhangen met het Herzieningsverdrag EOV. Artikel 4 van de ROW 1995 geeft aan wanneer een uitvinding als nieuw wordt beschouwd. De eerste wijziging heeft betrekking op de nieuwheidschadelijkheid van eerdere octrooiaanvragen, die evenwel gepubliceerd worden op een tijdstip na de datum van indiening van een latere octrooiaanvraag. 25

16 Art. 4 Deze octrooiaanvragen worden als schadelijk voor de nieuwheid beschouwd teneinde te voorkomen dat voor dezelfde vinding meerdere octrooien verleend kunnen worden. Dit oogmerk verklaart, dat in de huidige regeling in artikel 4 van de ROW 1995 is bepaald, dat een eerder ingediende (maar later gepubliceerde) Europese octrooiaanvraag alleen tot de stand van de techniek gerekend wordt, als het Koninkrijk der Nederlanden in die aanvrage is aangewezen. Volgens de wijziging van artikel 79 van het EOV wordt de aanvrager van een Europees octrooi evenwel geacht alle lidstaten van het EOV aan te wijzen. Om die reden wordt nu voorgesteld om in artikel 4 van de ROW 1995 de eis van het aangewezen zijn van het Koninkrijk te schrappen. In artikel 4, vierde lid, van de ROW 1995 wordt ook verwezen naar internationale aanvragen als bedoeld in artikel 158, eerste en tweede lid, van het EOV. Ingevolge het Herzieningsverdrag EOV zijn deze artikelen gewijzigd en vernummerd, zodat in het voorgestelde artikel 4, vierde lid, van de ROW 1995 nu verwezen wordt naar artikel 153, derde tot en met vijfde lid, van het EOV. Inhoudelijk brengt dit geen wijzigingen met zich mee. Met het Herzieningsverdrag EOV is aan artikel 54 van het EOV een nieuw vijfde lid toegevoegd. Dit nieuwe vijfde lid regelt de zogenaamde tweede medische toepassing van een op zichzelf bekende stof. Gebleken was namelijk dat het vierde lid (dat betrekking heeft op de eerste medische toepassing van een bekende stof) leidde tot onduidelijkheden, met name wat betreft de vraag of op grond van deze bepaling ook de tweede medische toepassing octrooieerbaar kon zijn. Deze onduidelijkheid wordt nu opgeheven doordat het vijfde lid met zoveel woorden bepaalt, dat ook de tweede of verdere medische toepassing van een bekende stof octrooieerbaar is. Nauwkeurige vergelijking van het bestaande vierde lid met het nieuwe vijfde lid leert, dat voor de eerste medische toepassing ruimer octrooi kan worden verleend dan voor de tweede medische toepassing. Immers, volgens het vierde lid kan voor een bekende stof octrooi worden verleend voor zover zij bestemd is voor een medische toepassing (welke dat ook is), terwijl het vijfde lid beperkt is tot een specifieke medische toepassing. Dit kan er dus toe leiden dat voor een bekende stof een octrooi wordt verleend, dat zich uitstrekt tot iedere medische toepassing van die stof, terwijl voor de tweede toepassing van die stof alleen de specifiek gevonden toepassing onder bescherming wordt gesteld. In dat geval valt het octrooi voor de tweede toepassing dus binnen het gebied van de eerste toepassing, en is daarvan derhalve afhankelijk. Kamerstukken II 2004/2005, , nr. 3, p. 13 (MvT) De MvT bij de invoeringswet ROW 1995 luidt bij dit artikel onder meer: Artikel 4 regelt de nieuwheid en is een combinatie van artikel 2 van de Rijksoctrooiwet en artikel 54 van het EOV. Het eerste en tweede lid zijn qua redactie gelijk aan het eerste en tweede lid van artikel 54 van genoemd verdrag. Inhoudelijk is er geen verschil met het eerste en tweede lid van artikel 2 van de Rijksoctrooiwet. Het derde en vierde lid komen overeen met 26

17 Art. 5 het derde en vierde lid van artikel 2 van de Rijksoctrooiwet. Het vijfde lid bevat in navolging van artikel 54, vijfde lid, van het EOV een voorziening voor het geval een uitvinding hierin bestaat, dat van bekende stoffen of mengsels een toepassing wordt gevonden voor een methode van behandeling van het menselijk of dierlijk lichaam als bedoeld in artikel 7, tweede lid. Het feit dat de desbetreffende stof of het desbetreffende mengsel reeds tot de stand van de techniek behoort is volgens dit lid niet schadelijk voor de nieuwheid van de toepassing. Kamerstukken II 1991/92, , nr. 3, p. 20 (MvT) Artikel 5 1 Voor de toepassing van artikel 4 blijft een openbaarmaking van de uitvinding buiten beschouwing, indien deze niet eerder is geschied dan zes maanden voor de dag van indiening van de octrooiaanvrage als direct of indirect gevolg van: a een kennelijk misbruik ten opzichte van de aanvrager of diens rechtsvoorganger, of b het feit, dat de aanvrager of diens rechtsvoorganger de uitvinding heeft tentoongesteld op van overheidswege gehouden of erkende tentoonstellingen in de zin van het Verdrag inzake Internationale Tentoonstellingen, ondertekend te Parijs op 22 november 1928, zoals dat is gewijzigd, laatstelijk bij Protocol van 30 november 1972 (Trb. 1973, 100), op voorwaarde dat de aanvrager bij de indiening van zijn aanvrage verklaart dat de uitvinding inderdaad is tentoongesteld en een bewijsstuk daarvoor overlegt binnen een bij algemene maatregel van rijksbestuur vast te stellen termijn en overeenkomstig bij algemene maatregel van rijksbestuur te stellen voorschriften. 2 De erkenning van overheidswege van tentoonstellingen in Nederland geschiedt door Onze Minister en die van tentoonstellingen in Curaçao en Sint Maarten door de regering van Curaçao respectievelijk van Sint Maarten. 3 De tentoonstellingen in Nederland en die in de Nederlandse Antillen die voor de inwerkingtreding van de Rijkswet aanpassing rijkswetten aan de oprichting van de nieuwe landen zijn erkend door Onze Minister van Economische Zaken respectievelijk door de regering van de Nederlandse Antillen gelden na de inwerkingtreding van die rijkswet als tentoonstellingen als bedoeld in artikel 5, tweede lid. Algemeen Het artikel bepaalt dat een openbaarmaking van de uitvinding zes maanden voor de dag van indiening niet schadelijk is voor de nieuwheid zoals gedefinieerd in artikel 4 indien er sprake is van, onder a, kennelijke misbruik ten opzichte van de aanvrager of diens rechtsvoorganger, of, onder b, indien de uitvinding tentoon is gesteld op van overheidswege gehouden of erkende tentoonstellingen in de zin van het Verdrag inzake Internationale Tentoon- 27

18 Art. 6 stellingen. Dat is er sprake is van kennelijk misbruik ten opzichte van de aanvrager of diensrechtsopvolger, zal uiteraard aannemelijk moeten worden gemaakt. Om een openbaarmaking gedaan op een erkende tentoonstelling, buiten beschouwing te kunnen laten voor de beoordeling van de nieuwheid, moet de aanvrager van het octrooi bij de octrooiaanvraag verklaren dat hij de vinding heeft tentoongesteld en een bewijsstuk hiertoe overleggen overeenkomstig de bij algemene maatregel van rijksbestuur te bepalen termijn en voorschriften. Het Verdrag inzake Internationale Tentoonstellingen geeft in artikel 11 de mogelijkheid om dergelijke administratieve eisen te stellen alvorens een de aanvrager gebruik kan maken van de ontheffingsmogelijkheid. Echter, in de praktijk is deze hele ontheffingsmogelijkheid een dode letter, er wordt namelijk geen gebruik van gemaakt. Parlementaire behandeling De MvT uit de uitvoeringswet ROW 1995 luidt bij dit artikel o.m.: Artikel 5 vermeldt in het eerste lid twee situaties waarin openbaar gemaakte uitvindingen niettemin niet tot de stand der techniek behoren. ( ) De toevoeging dat een bewijsstuk moet worden overlegd is ontleend aan artikel 55, tweede lid, van het EOV. De termijn waarbinnen en de wijze waarop het bewijsstuk moet worden overlegd, worden geregeld bij algemene maatregel van bestuur. ( ). Het tweede lid regelt de erkenning van tentoonstellingen ( ). Kamerstukken II 1991/92, , nr. 3, p. 20 (MvT) Artikel 6 Een uitvinding wordt als het resultaat van uitvinderswerkzaamheid aangemerkt, indien zij voor een deskundige niet op een voor de hand liggende wijze voortvloeit uit de stand van de techniek. Indien documenten als bedoeld in artikel 4, derde en vierde lid, tot de stand van de techniek behoren, worden deze bij de beoordeling van de uitvinderswerkzaamheid buiten beschouwing gelaten. Algemeen Het artikel bepaalt nader wanneer er sprake is van uitvinderswerkzaamheid. Uitvinderswerkzaamheid, dat veelal wordt aangeduid met inventiviteit, is één van de in artikel 2, eerste lid, genoemde vereisten waaraan een uitvinding moet voldoen om in aanmerking te komen voor octrooi Uitvinderswerkzaamheid wordt verondersteld indien de uitvinding voor een deskundige, gelet op stand van techniek op het moment van indiening niet voor de hand ligt. Het gaat er met andere woorden om of de deskundige de uitvinding zonder het verrichten van inventieve werkzaamheden kan afleiden uit de stand van de techniek (zie voor nadere uitleg omtrent de stand van 28

19 Art. 7 de techniek het commentaar bij artikel 5). Aan de hand van een fictieve deskundige wordt aldus de mate van inventiviteit bepaald. Parlementaire behandeling De MvT uit de invoeringswet ROW 1995 vermeldt bij dit artikel o.m.: Artikel 6 bevat een uitwerking van het in artikel 2, eerste lid, neergelegde vereiste van uitvinderswerkzaamheid. Een uitvinding wordt als het resultaat van uitvinderswerkzaamheid aangemerkt, indien zij voor een deskundige niet voor de hand ligt. Deze bepaling is redactie afgestemd io artikel 56 van het EOV. (Bew.: passage weggelaten). Kamerstukken II 1991/92, , nr. 3, p. 20 (MvT) Artikel 7 Een uitvinding wordt als vatbaar voor toepassing op het gebied van de nijverheid aangemerkt, indien het onderwerp daarvan kan worden vervaardigd of toegepast op enig gebied van de nijverheid, de landbouw daaronder begrepen. Algemeen Het artikel geeft als uitgangspunt dat de aanvrager als de uitvinder wordt beschouwd en hij degene is die aanspraak heeft op het octrooi. De artikelen 11, 12 en 13 bevatten uitzonderingen op dit uitgangspunt. Parlementaire behandeling De artikelsgewijze toelichting uit de MvT bij de invoering van de Rijksoctrooiwet 1910 is gelet op de uitleg van het zogeheten beginsel van first to file dat aan dit artikel het vermelden waard: In een Nederlandse octrooiwet moet naar het schijnt niet al te zeer worden vastgehouden aan de uitvinder, doch liever worden uitgegaan van de eerste aanvrager. Wie de eigenlijke uitvinder is, is dikwijls voor bewijs niet vatbaar, zeker wordt dit bewijs niet verkregen door een plechtige verklaring als in Engeland en Amerika wordt geëist. Wie de eerste aanvrager is daarentegen, valt gemakkelijk te constateren. Hij, die het eerst voor ene nog niet openlijk bekende uitvinding de bescherming der octrooiwet inroept en daarmede de openbaarmaking der uitvinding bevordert, heeft trouwens tegenover de gemeenschap zekere verdienste, en het wordt daarom gemotiveerd geacht het rechtsvermoeden te scheppen, dat de eerste aanvrager ook de uitvinder is of althans rechtmatig in diens plaats is getreden. Doorgaans zal dit vermoeden wel met de werkelijkheid overeenkomen, vóór de octrooiaanvrage zal ene uitvinding, om concurrentie aanvragen te voorkomen of verlies van de vereiste nieuwheid te ontgaan, wel strikt geheim worden gehouden. MvT invoeringswet

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Jaargang 2004 589 Rijkswet van 10 november 2004, houdende wijziging van de Rijksoctrooiwet, de Rijksoctrooiwet 1995 en de Zaaizaad- en Plantgoedwet ten behoeve

Nadere informatie

Eerste Kamer der Staten-Generaal

Eerste Kamer der Staten-Generaal Eerste Kamer der Staten-Generaal 1 Vergaderjaar 2005 2006 29 874 (R 1777) Goedkeuring en uitvoering van de op 17 december 1991 te München tot stand gekomen Akte tot herziening van artikel 63 van het Verdrag

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2006 2007 30 975 (R 1821) Wijziging van de Rijksoctrooiwet 1995 en enige andere wetten naar aanleiding van de evaluatie van de Rijksoctrooiwet 1995 van 2006

Nadere informatie

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Jaargang 2007 479 Rijkswet van 8 november 2007 tot wijziging van de Rijksoctrooiwet 1995 en enige andere wetten naar aanleiding van de evaluatie van de Rijksoctrooiwet

Nadere informatie

Zaak C-377/98. Koninkrijk der Nederlanden tegen Europees Parlement en Raad van de Europese Unie

Zaak C-377/98. Koninkrijk der Nederlanden tegen Europees Parlement en Raad van de Europese Unie Zaak C-377/98 Koninkrijk der Nederlanden tegen Europees Parlement en Raad van de Europese Unie Nietigverklaring Richtlijn 98/44/EG Rechtsbescherming van biotechnologische uitvindingen Rechtsgrondslag Artikel

Nadere informatie

Eerste Kamer der Staten-Generaal

Eerste Kamer der Staten-Generaal Eerste Kamer der Staten-Generaal 1 Vergaderjaar 1998 1999 Nr. 16 25 872 (R1606) Herstel van gebreken en leemten in de Rijksoctrooiwet en de Rijksoctrooiwet 1995 alsmede het laten vervallen van de verplichte

Nadere informatie

Wijziging van de Rijksoctrooiwet 1995 in verband met de Overeenkomst betreffende een eengemaakt octrooigerecht en Verordening (EU) 1257/2012

Wijziging van de Rijksoctrooiwet 1995 in verband met de Overeenkomst betreffende een eengemaakt octrooigerecht en Verordening (EU) 1257/2012 Wijziging van de Rijksoctrooiwet 1995 in verband met de Overeenkomst betreffende een eengemaakt octrooigerecht en Verordening (EU) 1257/2012 Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden,

Nadere informatie

Eerste Kamer der Staten-Generaal

Eerste Kamer der Staten-Generaal Eerste Kamer der Staten-Generaal 1 Vergaderjaar 2010 2011 32 424 Wijziging van de Wet personenvervoer 2000, houdende regels ter bevordering van de kwaliteit in het taxivervoer A GEWIJZIGD VOORSTEL VAN

Nadere informatie

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Jaargang 1997 42 Besluit van 30 januari 1997, houdende regels betreffende een aanvullend beschermingscertificaat voor gewasbeschermingsmiddelen (Besluit certificaat

Nadere informatie

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Jaargang 1995 51 Rijkswet van 15 december 1994, houdende regels met betrekking tot octrooien (Rijksoctrooiwet 1995) Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin

Nadere informatie

BACK TO BASICS OCTROOIRECHT ERIC DE GRYSE

BACK TO BASICS OCTROOIRECHT ERIC DE GRYSE BACK TO BASICS OCTROOIRECHT ERIC DE GRYSE eric.degryse@simontbraun.eu I. OCTROOIWETGEVING : België Wetboek van economisch recht, 19 April 2014, Boek XI, "Intellectuele eigendom, titel 1, Uitvindingsoctrooien

Nadere informatie

Koninginnegracht 19, Den Haag Kanaalpad 69, Apeldoorn 070-3105600. patents@vriesendorp.nl www.vriesendorp.nl

Koninginnegracht 19, Den Haag Kanaalpad 69, Apeldoorn 070-3105600. patents@vriesendorp.nl www.vriesendorp.nl 1 Een octrooi (ook wel patent) is een juridisch document waarin de beschermingsomvang van een technische uitvinding of idee is vastgelegd. Met een octrooi kunt u derden, die daartoe niet gerechtigd zijn,

Nadere informatie

5 10 6. De overweginging van NL Octrooicentrum 6.1 Werkwijze van wezenlijk biologische aard Verzoekster stelt dat conclusie 1 en conclusies 4 tot en met 7 niet octrooieerbaar zijn op grond van artikel

Nadere informatie

Eerste Kamer der Staten-Generaal

Eerste Kamer der Staten-Generaal Eerste Kamer der Staten-Generaal 1 Vergaderjaar 2001 2002 Nr. 397 27 844 Regels inzake de veiligheid en kwaliteit van lichaamsmateriaal dat kan worden gebruikt bij een geneeskundige behandeling (Wet veiligheid

Nadere informatie

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Jaargang 2005 147 Besluit van 3 maart 2005, houdende wijziging van het Besluit biotechnologie bij dieren (Handelingen met betrekking tot dieren waar geen vergunning

Nadere informatie

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Jaargang 1995 361 Besluit van 27 juni 1995 tot wijziging van een aantal algemene maatregelen van bestuur met het oog op de uitvoering van de Overeenkomst betreffende

Nadere informatie

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Jaargang 2003 62 Wet van 6 februari 2003 tot wijziging van de Bestrijdingsmiddelenwet 1962 (verbetering van de handhaving en bepalingen inzake uitbreidingstoelatingen)

Nadere informatie

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Jaargang 1997 215 Wet van 10 april 1997 tot wijziging van de Wet inzake bloedtransfusie Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses

Nadere informatie

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Jaargang 2007 224 Wet van 11 mei 2007, houdende wijziging van de voorschriften inzake niet voor menselijke consumptie bestemde dierlijke bijproducten Wij Beatrix,

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2009 2010 32 415 (R1915) Bepalingen omtrent de verlening van visa voor de toegang tot de landen van het Koninkrijk (Rijksvisumwet) Nr. 2 VOORSTEL VAN RIJKSWET

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2006 2007 30 827 Wijziging van de Wegenverkeerswet 1994 en de Wet rijonderricht motorrijtuigen 1993 ter implementatie van richtlijn nr. 2003/59/EG (vakbekwaamheid

Nadere informatie

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Jaargang 2016 448 Wet van 14 november 2016 tot wijziging van de Gezondheidswet en de Jeugdwet teneinde een mogelijkheid op te nemen tot openbaarmaking van

Nadere informatie

Eerste Kamer der Staten-Generaal

Eerste Kamer der Staten-Generaal Eerste Kamer der Staten-Generaal 1 Vergaderjaar 2016 2017 34 429 Wijziging van de Wet medisch-wetenschappelijk onderzoek met mensen en de Geneesmiddelenwet in verband met de uitvoering van verordening

Nadere informatie

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Jaargang 2005 420 Besluit van 30 mei 2005, houdende vaststelling van het Warenwetbesluit verpakkingen en gebruiksartikelen in verband met Verordening (EG)

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 1998 1999 26 568 (R 1638) Wijziging van de Rijksoctrooiwet, de Rijksoctrooiwet 1995 en de Zaaizaad- en Plantgoedwet ten behoeve van de rechtsbescherming

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2012 2013 33 440 (R 1990) Wijziging van de Paspoortwet in verband met een andere status van de Nederlandse identiteitskaart, het verlengen van de geldigheidsduur

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal ,.,._,_,......, Tweede Kamer der Staten-Generaal ~ b T ATEN VAN CU~AO ( Ontv.: 5 l No.:... llwi... Vergaderjaar 2018-2019 35 187 (R2124) Wijziging van de Rijksoctrooiwet 1995 in verband met de Overeenkomst

Nadere informatie

Publicatieblad van de Europese Unie L 170/7

Publicatieblad van de Europese Unie L 170/7 1.7.2005 Publicatieblad van de Europese Unie L 170/7 VERORDENING (EG) Nr. 1002/2005 VAN DE COMMISSIE van 30 juni 2005 tot wijziging van Verordening (EG) nr. 1239/95 betreffende het verlenen van dwanglicenties

Nadere informatie

Datum 30 augustus 2013 Betreft Beantwoording vraag Partij voor de Dieren over octrooi met betrekking tot een peperplant

Datum 30 augustus 2013 Betreft Beantwoording vraag Partij voor de Dieren over octrooi met betrekking tot een peperplant > Retouradres Postbus 20401 2500 EK Den Haag De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Binnenhof 4 2513 AA s-gravenhage Directoraat-generaal Bezoekadres Bezuidenhoutseweg 73 2594 AC Den Haag

Nadere informatie

RICHTLIJN 98/44/EG VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD van 6 juli 1998 betreffende de rechtsbescherming van biotechnologische uitvindingen

RICHTLIJN 98/44/EG VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD van 6 juli 1998 betreffende de rechtsbescherming van biotechnologische uitvindingen L 213/13 RICHTLIJN 98/44/EG VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD van 6 juli 1998 betreffende de rechtsbescherming van biotechnologische uitvindingen HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Nadere informatie

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Jaargang 1999 459 Wet van 6 oktober 1999, houdende wijziging van de Wegenverkeerswet 1994 met betrekking tot de afgifte en inname van kentekenplaten Wij Beatrix,

Nadere informatie

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Jaargang 2009 533 Besluit van 30 november 2009, houdende wijziging van het Warenwetbesluit algemene chemische produktveiligheid in verband met verordening

Nadere informatie

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Jaargang 2002 461 Wet van 20 juni 2002 tot wijziging van de Bestrijdingsmiddelenwet 1962 (implementatie biociden richtlijn) Wij Beatrix, bij de gratie Gods,

Nadere informatie

Eerste Kamer der Staten-Generaal

Eerste Kamer der Staten-Generaal Eerste Kamer der Staten-Generaal 1 Vergaderjaar 2005 2006 30 312 Algemene bepalingen betreffende de toekenning, het beheer en het gebruik van het burgerservicenummer (Wet algemene bepalingen burgerservicenummer)

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten Generaai

Tweede Kamer der Staten Generaai Tweede Kamer der Staten Generaai 2 Vergaderjaar 1992-1993 22 604 (R 1435) Regels met betrekking tot octrooien (Rijksoctrooiwet 1993) Nr. 7 NOTA VAN WIJZIGING Ontvangen 16 maart 1993 Het voorstel van wet

Nadere informatie

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Jaargang 2002 236 Wet van 24 april 2002, houdende wijziging van een aantal bepalingen van de Flora- en faunawet in verband met een verbod op de drijfjacht

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2008 2009 31 894 Uitbreiding en wijziging van de Wet milieubeheer in verband met de uitvoering van de verordening (EG) nr. 1272/2008 van het Europees Parlement

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 1988-1989 21 155 Wijziging van de regeling van de overdracht van aandelen op naam in naamloze vennootschappen en besloten vennootschappen met beperkte aansprakelijkheid.

Nadere informatie

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Jaargang 2008 270 Wet van 27 juni 2008 tot wijziging van de Rijkswet op het Nederlanderschap ter invoering van een verklaring van verbondenheid, en tot aanpassing

Nadere informatie

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Jaargang 2001 321 Besluit van 4 juli 2001 tot wijziging van het Besluit tenuitvoerlegging geldboetevonnissen, het Besluit tenuitvoerlegging ontnemings- en

Nadere informatie

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Jaargang 2001 622 Wet van 13 december 2001 tot uitvoering van de verordening (EG) Nr. 1348/2000 van de Raad van de Europese Unie van 29 mei 2000 inzake de

Nadere informatie

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Jaargang 2010 242 Rijkswet van 17 juni 2010, houdende wijziging van de Rijkswet op het Nederlanderschap met betrekking tot meervoudige nationaliteit en andere

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2001 2002 28 217 Regels over de documentatie van vennootschappen (Wet documentatie vennootschappen) A OORSPRONKELIJKE TEKST VAN HET VOORSTEL VAN WET EN DE

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 1995 1996 24 615 Wijziging van de Wet op de ondernemingsraden en titel 7.10 (arbeidsovereenkomst) van het nieuw Burgerlijk Wetboek Nr. 1 KONINKLIJKE BOODSCHAP

Nadere informatie

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Jaargang 2008 428 Wet van 24 oktober 2008 tot wijziging van de Wegenverkeerswet 1994 op een aantal punten van uiteenlopende aard alsmede wijziging van de Wet

Nadere informatie

Eerste Kamer der Staten-Generaal

Eerste Kamer der Staten-Generaal Eerste Kamer der Staten-Generaal 1 Vergaderjaar 2002 2003 Nr. 185 28 217 Regels over de documentatie van vennootschappen (Wet documentatie vennootschappen) GEWIJZIGD VOORSTEL VAN WET 3 april 2003 Wij Beatrix,

Nadere informatie

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Jaargang 1999 122 Wet van 25 februari 1999 tot wijziging van de Wet milieubeheer, de Wet rampen en zware ongevallen en de Arbeidsomstandighedenwet ter uitvoering

Nadere informatie

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Jaargang 2000 283 Wet van 22 juni 2000 tot wijziging van boek 2 van het Burgerlijk Wetboek in verband met de herziening van het preventief toezicht bij oprichting

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2000 2001 27 193 (R 1658) Wijziging van de bepalingen ten aanzien van octrooigemachtigden in de Rijksoctrooiwet en de Rijksoctrooiwet 1995 Nr. 6 NOTA VAN

Nadere informatie

1/2. Staten-Generaal. Vergaderjaar BRIEF VAN DE MINISTER VAN BUITENLANDSE ZAKEN. Aan de Voorzitters van de Eerste en van de Tweede Kamer der

1/2. Staten-Generaal. Vergaderjaar BRIEF VAN DE MINISTER VAN BUITENLANDSE ZAKEN. Aan de Voorzitters van de Eerste en van de Tweede Kamer der Staten-Generaal 1/2 Vergaderjaar 2006 2007 A 31 026 Protocol van wijziging van de Europese Overeenkomst inzake de bescherming van landbouwhuisdieren; Straatsburg, 6 februari 1992 (Trb. 2006, 253) Nr. 1

Nadere informatie

Octrooien in België: een praktische leidraad

Octrooien in België: een praktische leidraad WETBOEK ECONOMISCH RECHT: UITVINDINGSOCTROOIEN extracten uit Boek I en Boek XI Bijlage bij het boek Octrooien in België: een praktische leidraad André Clerix Véronique Pede Nele D Halleweyn Harry Kraft

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2003 2004 29 276 Wijziging van de Mededingingswet en van enige andere wetten in verband met de implementatie van EG-verordening 1/2003 Nr. 1 KONINKLIJKE

Nadere informatie

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Jaargang 1996 500 Wet van 12 september 1996 tot wijziging van de Wet op de dierproeven Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van

Nadere informatie

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Jaargang 2009 7 Besluit van 9 december 2008, tot wijziging van het Uitvoeringsbesluit Rijksoctrooiwet 1995 in verband met de implementatie van het Verdrag

Nadere informatie

Raadgevend Comité voor Bio-ethiek

Raadgevend Comité voor Bio-ethiek Raadgevend Comité voor Bio-ethiek Advies nr 5 inzake de juridische bescherming van biotechnologische uitvindingen Vraag om advies daterend van 22 februari 1996, van de heer Elio Di Rupo, Vice-Eerste Minister

Nadere informatie

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Jaargang 2019 267 Wet van 5 juni 2019 tot wijziging van de Wet wapens en munitie in verband met de Richtlijn (EU) 2017/853 van het Europees parlement en de

Nadere informatie

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Jaargang 2004 497 Besluit van 20 augustus 2004, houdende wijziging van het Besluit bescherming tegen Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden,

Nadere informatie

Eerste Kamer der Staten-Generaal

Eerste Kamer der Staten-Generaal Eerste Kamer der Staten-Generaal 1 Vergaderjaar 1996 1997 Nr. 352 24 139 Regels met betrekking tot naar buitenlands recht opgerichte, rechtspersoonlijkheid bezittende kapitaalvennootschappen die hun werkzaamheid

Nadere informatie

WETBOEK VAN ECONOMISCH RECHT. Boek XI

WETBOEK VAN ECONOMISCH RECHT. Boek XI WETBOEK VAN ECONOMISCH RECHT Boek XI Inhoud BOEK XI. - Intellectuele eigendom... 4 TITEL 1. - Uitvindingsoctrooien... 4 HOOFDSTUK 1. - Algemeenheden... 4 HOOFDSTUK 2. - Het uitvindingsoctrooi... 4 HOOFDSTUK

Nadere informatie

Eerste Kamer der Staten-Generaal

Eerste Kamer der Staten-Generaal Eerste Kamer der Staten-Generaal 1 Vergaderjaar 2008 2009 31 354 Wijziging van de Mededingingswet ter invoering van regels inzake ondernemingen die deel uitmaken van een publiekrechtelijke rechtspersoon

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2006 2007 30 980 Aanvulling van de Algemene wet bestuursrecht met een regeling over samenhangende besluiten (Wet samenhangende besluiten Awb) Nr. 2 VOORSTEL

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2005 2006 30 654 Voorstel van wet tot wijziging van de Wet ammoniak en veehouderij Nr. 2 VOORSTEL VAN WET Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden,

Nadere informatie

WET OP DE MEDISCHE HULPMIDDELEN

WET OP DE MEDISCHE HULPMIDDELEN WET OP DE MEDISCHE HULPMIDDELEN Tekst zoals deze geldt op 22 januari 2010 WET van 15 januari 1970, houdende regelen met betrekking tot medische hulpmiddelen WIJ JULIANA, bij de gratie Gods, Koningin der

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2000 2001 27 748 Uitvoering van de verordening (EG) Nr. 1348/2000 van de Raad van de Europese Unie van 29 mei 2000 inzake de betekening en de kennisgeving

Nadere informatie

Eerste Kamer der Staten-Generaal

Eerste Kamer der Staten-Generaal Eerste Kamer der Staten-Generaal 1 Vergaderjaar 2011 2012 32 376 Wijziging van de Wet personenvervoer 2000 in verband met verordening (EG) nr. 1370/2007 van het Europees Parlement en de Raad van de Europese

Nadere informatie

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Jaargang 2017 53 Rijkswet van 10 februari 2017 tot wijziging van de Paspoortwet in verband met het van rechtswege laten vervallen van reisdocumenten van personen

Nadere informatie

Eerste Kamer der Staten-Generaal

Eerste Kamer der Staten-Generaal Eerste Kamer der Staten-Generaal 1 Vergaderjaar 2011 2012 32 786 Wijziging van de Wet op het financieel toezicht, de Wet financiële markten BES en de Wet toezicht trustkantoren in verband met de introductie

Nadere informatie

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Jaargang 2008 70 Wet van 25 februari 2008, houdende regeling van het conflictenrecht betreffende het goederenrechtelijke regime met betrekking tot zaken, vorderingsrechten,

Nadere informatie

Eerste Kamer Staten-Generaal 1

Eerste Kamer Staten-Generaal 1 Eerste Kamer Staten-Generaal 1 Vergaderjaar 2008-2009 31324 (R1844) Wijziging van de Paspoortwet in verband met het herinrichten van de reisdocumentenadministratie A GEWIJZIGD VOORSTEL VAN RIJKSWET 20

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2006 2007 30 876 Regeling van het conflictenrecht betreffende het goederenrechtelijke regime met betrekking tot zaken, vorderingsrechten, aandelen en giraal

Nadere informatie

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Jaargang 2004 334 Wet van 6 juli 2004, houdende regeling van het conflictenrecht met betrekking tot het geregistreerd partnerschap (Wet conflictenrecht geregistreerd

Nadere informatie

Eerste Kamer der Staten-Generaal

Eerste Kamer der Staten-Generaal Eerste Kamer der Staten-Generaal 1 Vergaderjaar 2007 2008 31 291 Bepalingen houdende regeling van de inwerkingtreding van de Binnenvaartwet (Invoeringswet Binnenvaartwet) A GEWIJZIGD VOORSTEL VAN WET 20

Nadere informatie

Wet op de loonvorming Wet van 12 februari 1970, houdende regelen met betrekking tot de loonvorming

Wet op de loonvorming Wet van 12 februari 1970, houdende regelen met betrekking tot de loonvorming Wet op de loonvorming Wet van 12 februari 1970, houdende regelen met betrekking tot de loonvorming (Wet op de loonvorming [Versie geldig vanaf: 17-02-1999]) Geschiedenis: Staatsblad 1997, 63;Staatsblad

Nadere informatie

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Jaargang 2003 199 Wet van 8 mei 2003 tot aanpassing van Boek 3 en Boek 6 van het Burgerlijk Wetboek, de Telecommunicatiewet en de Wet op de economische delicten

Nadere informatie

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Jaargang 2002 575 Besluit van 27 november 2002, houdende regels met betrekking tot het reprografisch verveelvoudigen van auteursrechtelijk beschermde werken

Nadere informatie

No.W03.12.0197/II 's-gravenhage, 16 juli 2012

No.W03.12.0197/II 's-gravenhage, 16 juli 2012 ... No.W03.12.0197/II 's-gravenhage, 16 juli 2012 Bij Kabinetsmissive van 18 juni 2012, no.12.001344, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Veiligheid en Justitie, bij de Afdeling advisering

Nadere informatie

wijziging van het Barp in verband met de invoering van de wet op de medische keuringen

wijziging van het Barp in verband met de invoering van de wet op de medische keuringen Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties wijziging van het Barp in verband met de invoering van de wet op de medische keuringen Datum 27 oktober 1998 Aan de Korpsbeheerders van de regionale

Nadere informatie

NOTA VAN WIJZIGING. Het voorstel van wet wordt als volgt gewijzigd: Artikel I, onderdeel D, komt te luiden: Artikel 54, tweede lid, komt te luiden:

NOTA VAN WIJZIGING. Het voorstel van wet wordt als volgt gewijzigd: Artikel I, onderdeel D, komt te luiden: Artikel 54, tweede lid, komt te luiden: 29 448 Wijziging van de Flora- en faunawet in verband met de verruiming van de mogelijkheden tot beheer en schadebestrijding van beschermde inheemse diersoorten NOTA VAN WIJZIGING Het voorstel van wet

Nadere informatie

Eerste Kamer der Staten-Generaal

Eerste Kamer der Staten-Generaal Eerste Kamer der Staten-Generaal 1 Vergaderjaar 2018 2019 35 099 (R2114) Voorzieningen voor de behandeling van geschillen tussen het Koninkrijk en de landen (Rijkswet Koninkrijksgeschillen) A GEWIJZIGD

Nadere informatie

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Jaargang 2017 51 Wet van 10 februari 2017, houdende tijdelijke regels inzake het opleggen van vrijheidsbeperkende maatregelen aan personen die een gevaar vormen

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 1994 1995 24 139 Regels met betrekking tot naar buitenlands recht opgerichte, rechtspersoonlijkheid bezittende kapitaalvennootschappen die hun werkzaamheid

Nadere informatie

wijziging van de Wet op het bevolkingsonderzoek in verband met actuele ontwikkelingen op het terrein van preventief medisch onderzoek

wijziging van de Wet op het bevolkingsonderzoek in verband met actuele ontwikkelingen op het terrein van preventief medisch onderzoek wijziging van de Wet op het bevolkingsonderzoek in verband met actuele ontwikkelingen op het terrein van preventief medisch onderzoek Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins

Nadere informatie

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Jaargang 1999 411 Besluit van 21 september 1999, houdende wijziging van het Octrooireglement en het Uitvoeringsbesluit Rijksoctrooiwet 1995 (taksen en vormvereisten

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2017 2018 34 912 Wijziging van de Auteurswet, de Wet op de naburige rechten en de Databankenwet ter implementatie van Richtlijn (EU) 2017/1564 van het Europees

Nadere informatie

AFKONDIGINGSBLAD VAN SINT MAARTEN

AFKONDIGINGSBLAD VAN SINT MAARTEN AFKONDIGINGSBLAD VAN SINT MAARTEN Jaargang 2017 No. 16 Besluit van 27 februari 2017 tot afkondiging van de Rijkswet van 10 februari 2017 tot wijziging van de Paspoortwet in verband met het van rechtswege

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2015 2016 34 358 (R2065) Wijziging van de Paspoortwet in verband met het van rechtswege laten vervallen van reisdocumenten van personen aan wie een uitreisverbod

Nadere informatie

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Jaargang 2008 99 Wet van 13 maart 2008 tot wijziging van de Wegenverkeerswet 1994 in verband met het aanmerken van het kentekenregister als basisregistratie

Nadere informatie

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz., enz., enz.

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz., enz., enz. Wijziging van de Wet marktordening gezondheidszorg, de Wet cliëntenrechten zorg en enkele andere wetten in verband met het tijdig signaleren van risico's voor de continuïteit van zorg alsmede in verband

Nadere informatie

Op de voordracht van de Staatssecretaris van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie van (datum), nr., Directie Wetgeving en Juridische Zaken;

Op de voordracht van de Staatssecretaris van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie van (datum), nr., Directie Wetgeving en Juridische Zaken; WIJ BEATRIX, BIJ DE GRATIE GODS, KONINGIN DER NEDERLANDEN, PRINSES VAN ORANJE- NASSAU, ENZ. ENZ. ENZ. Besluit van... houdende regels inzake diervoeders (Besluit diervoeders 2012) Besluit van Op de voordracht

Nadere informatie

VOORSTEL VAN RIJKSWET. Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje- Nassau, enz. enz. enz.

VOORSTEL VAN RIJKSWET. Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje- Nassau, enz. enz. enz. 34 358 (R2065) Wijziging van de Paspoortwet in verband met het van rechtswege laten vervallen van reisdocumenten van personen aan wie een uitreisverbod is opgelegd Nr. 2 Herdruk 1 VOORSTEL VAN RIJKSWET

Nadere informatie

Wijziging van de Wet studiefinanciering 2000 met het oog op het wijzigen van de criteria voor de toekenning van meeneembare studiefinanciering

Wijziging van de Wet studiefinanciering 2000 met het oog op het wijzigen van de criteria voor de toekenning van meeneembare studiefinanciering Wijziging van de Wet studiefinanciering 2000 met het oog op het wijzigen van de criteria voor de toekenning van meeneembare studiefinanciering Voorstel van wet Allen, die deze zullen zien of horen lezen,

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2007 2008 31 291 Bepalingen houdende regeling van de inwerkingtreding van de Binnenvaartwet (Invoeringswet Binnenvaartwet) Nr. 2 VOORSTEL VAN WET Wij Beatrix,

Nadere informatie

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Jaargang 2010 12 Besluit van 14 december 2009, houdende wijziging van het Warenwetbesluit Producten voor bijzondere voeding en van het Warenwetbesluit bestuurlijke

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 1998 1999 26 277 Wijziging van boek 2 van het Burgerlijk Wetboek in verband met de herziening van het preventief toezicht bij oprichting en wijzigingen van

Nadere informatie

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Jaargang 2012 659 Besluit van 13 december 2012, houdende de vaststelling van het tijdstip van inwerkingtreding van een aantal artikelen van de Wet dieren,

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2007 2008 31 324 (R 1844) Wijziging van de Paspoortwet in verband met het herinrichten van de reisdocumentenadministratie Nr. 2 VOORSTEL VAN RIJKSWET Wij

Nadere informatie

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Jaargang 2004 30 Wet van 17 december 2003, houdende gelijke behandeling op grond van leeftijd bij arbeid, beroep en beroepsonderwijs (Wet gelijke behandeling

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2003 2004 26 568 (R 1638) Wijziging van de Rijksoctrooiwet, de Rijksoctrooiwet 1995 en de Zaaizaad- en Plantgoedwet ten behoeve van de rechtsbescherming

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2007 2008 31 522 Wijziging van de Uitvoeringswet EG-betekeningsverordening ter uitvoering van Verordening (EG) nr. 1393/2007 van het Europees Parlement en

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2011 2012 32 420 Wijziging van de Vreemdelingenwet 2000 ter implementatie van de richtlijn nr. 2008/115/EG van het Europees Parlement en de Raad van 16 december

Nadere informatie