7 Elektriciteit en magnetisme.

Maat: px

Weergave met pagina beginnen:

Download "7 Elektriciteit en magnetisme."

Kurt Verbeke
8 jaren geleden
Aantal bezoeken:

1 7 Elektriciteit en magnetisme. itwerkingen Opgae 7. aantal 6, 0 9, elektronen Opgae 7. aantal,0 0,0 0 A,60 0 s 9,5 0 6 elektronen/s Opgae 7. O-atoom : O-ion : Lading O-ion - x, , x0-9 Opgae 7. Zoals in hoofdstuk al besproken is zijn elektronen 000 x zo klein als een proton en kunnen zeer goed bewegen in een metaal. Ze hebben een lading an - elementaire lading. Elektronen worden aangetrokken door een positiee lading. onen bestaan uit een of meerdere atomen, hebben een lading die positief of negatief kan zijn en een lading an of meer elementair ladingen. Afhankelijk an de lading worden ze door een positiee of negatiee lading aangetrokken. Positiee ionen gaan naar de kathode en negatiee ionen naar de anode. onen kunnen bewegen in een oplossing an water. Opgae 7.5 ma 0,00 A 0,00 0, , s min min 0, 8 aantalelektronen permin,5 0 9,6 0 Opgae 7.6 V betekent dat 6, x 0 8 elektronen ( lading) een energie krijgen an J. De stroomsterkte hangt af an de weerstand die de elektronen onderinden. Bij een hoge weerstand kun je een stroomsterkte hebben an enkele ma. Opgae 7.7 a) Q 00 mah `, 0 b) 0000 mah 00 h 00 ma : 00 uur een stroom an 00 ma Opgae ms periode 6,6 ms 60 6,6 ms periode( + spanning) 8,ms 9

Ze hebben een lading an - elementaire lading. Elektronen worden aangetrokken door een positiee lading.

2 Opgae7.9 a) 0,0 0,0 8,0V b) P 8,0 0,0,W Opgae 7.0 Omdat er onderweg geen elektronen erdwijnen is de stroom in alle weerstanden hetzelfde. Opgae 7. Gegeen: 0Ω en 0Ω; V 0 6,0V 0 + Opgae , 6 8V Opgae 7. Gegeen: 0Ω en 0Ω; V, 0 + 0,A 7, ,, 0 5Ω 5Ω+ 0Ω 5Ω 0, 7,5Ω Opgae Ω Opgae , 5Ω 0 Opgae 7.6 0Ω Vrijwel alle stroom gaat door de weerstand an 5 Ω. Opgae 7.7 0kΩ Vrijwel alle spanning gaat oer de weerstand an 0 kω. 0

Gegeen: 0Ω en 0Ω; V 0 6,0V 0 + Opgae 7. + 0 0, 6 8V Opgae 7.

3 b) Opgae 7.8 Gegeen: 0,0Ω; 0,0Ω; 5,0Ω; 0,0Ωen a), +, +, 0,7 0,0585 A 0,7 0,7A ,7 + 6, ,7 Ω 5 5,7 0 5,7 0 0,5 6,67 9V,7V 5,7 9V,6V 9V 5,V 0,7 A P,6 0,7, 0,5W 0,5 6,67Ω 0,7 A 9,00V Opgae 7.9 De weerstand an de V-meter moet zeer groot zijn t.o.. de te bepalen weerstand zodat er rijwel geen stroom door de V-meter gaat. Anders zou de gemeten stroom niet de echte stroom zijn door de weerstand en een te hoge waarde hebben. Opgae 7.0 Een deel an de spanning staat nu oer de toeoerdraden. Eigenlijk heb je een serieschakeling an weerstanden. De echte spanning oer de weerstand is dus kleiner dan 9,00 V. De berekende waarde an is dus te hoog. Opgae 7. onder 0 onder onder,0kω 0 Opgae 7. Door de lage weerstand an het lampje is de erangingsweerstand an onder en lampje ongeeer gelijk aan lampje en komt er maar een zeer klein spanninkje oer het lampje te staan dat rijwel niet erandert als je de potmeter erdraaid. Opgae 7. 0 x 00 met tolerantie0 % ofwel kω met een onnauwkeurigheid an 0%

9 De weerstand an de V-meter moet zeer groot zijn t.o.. de te bepalen weerstand zodat er rijwel geen stroom door de V-meter gaat.

4 Opgae ,85055 T 0,85055 T 6 T 6 0, ,6 0 Opgae 7.5 Als de temperatuur daalt neemt de weerstandswaarde an de NT neemt toe en zal de stroomsterkte door de weerstanden afnemen. De spanning oer de aste weerstand wordt kleiner. Opgae 7.6 De weerstand an de LD neemt toe en daardoor zal de stroomsterkte afnemen. De spanning oer de aste weerstand wordt groter Opgae L,7 0 Ωm 0m ρ 0,8Ω -6 A, 0 m Opgae 7.8 P 500VA 5, A 0V De zekering oldoet! Opgae 7.9 G F m g 70,0 kg 9,78N z 685N kg Opgae 7.0 Je past de rechterhandregel toe. Je rechterduim wijst naar rechts. De richting an B aan de oorkant is an boen naar beneden. Opgae 7. De stroom komt uit het papier. Dus je houdt je duim naar je toe gericht en klopt de richting an je ingers inderdaad met die an de magneetjes. Opgae 7. De stroom loopt aan de oorkant an onder naar boen. Volgens de rechterhandregel ligt de noordpool links.

7 8 L,7 0 Ωm 0m ρ 0,8Ω -6 A, 0 m Opgae 7.8 P 500VA 5, A 0V De zekering oldoet! Opgae 7.9 G F m g 70,0 kg 9,78N z 685N kg Opgae 7.0 Je past de rechterhandregel toe. Je rechterduim wijst naar rechts.

5 Opgae 7.,5 0 B l 6 N 6, ,5 0 0,0 0,0 0, 0, 0,00,6A,5 0 0,00,5 0 Opgae 7. Het magnetische eld zal 50 x per seconde an richting eranderen. Opgae 7.5 De stroom loopt naar oren en het B-eld is naar rechts gericht, dus de lorentzkracht is naar boen gericht en heeft op dat moment geen inloed op de draaiing. Opgae 7.6 Als het stukje S aan de linkerkant is gekomen gaat de stroom ook hier naar oren. Het B- eld houdt dezelfde richting en de lorentzkracht is dan naar boen gericht. Als je naar B draait is dat tegen de wijzers an de klok in en komt de schroef uit het lak. De winding wordt dus afgeremd. Opgae 7.7 n de linker afbeelding is aan de linkerkant an de rotor naar oren gericht (symbool: punt) en B naar rechts. naar B draaien gaat tegen de wijzers an de klok in en betekent dat de schroef en dus de lorentzkracht naar boen gericht is. n de rechter afbeelding is aan de linkerkant an de rotor naar achter gericht (symbool: kruis) en B naar links. Ook nu gaat het draaien an naar B tegen de wijzers an de klok in betekent dat de schroef en dus de lorentzkracht ook nu naar boen gericht is. De rotor draait dus gewoon door. Opgae 7.8 a) Als de magneet de spoel nadert wordt de magnetische inductie groter en neemt de magnetische flux toe. b) Als het aantal windingen x zo groot is de fluxerandering hetzelfde,maar de inductiespanning x zo groot. c) Als de spoel naar de magneet toe bewogen wordt heb je dezelfde situatie als bij raag a) d) De inductiespanning erandert an polariteit. + en worden omgewisseld. e) De flux 0 als de magneet loodrecht op de as an de spoel staat. Er gaan geen magnetische eldlijnen door de opperlakte an de spoel. Opgae 7.9 De grootte an de inductiespanning is afhankelijk an de snelheid waarmee de flux erandert. De opperlakteerandering per seconde is mimimaal als de spoel erticaal staat. Opgae 7.0 Gegeen: 0V; 9V; N 500; A N N N N 9V 500 9,6 0V 9VA afgerond: N 9VA 0,09A 0V 0

5 De stroom loopt naar oren en het B-eld is naar rechts gericht, dus de lorentzkracht is naar boen gericht en heeft op dat moment geen inloed op de draaiing. Opgae 7.

6 Opgae 7. Na / periode is het magneeteld 60/ gedraaid. n één periode is de rotor 80 0 gedraaid ofwel een hale omwenteling. Opgae 7. Spoel b is een zuidpool en spoel a een noordpool omdat Z en N elkaar aantrekken. Spoel olgt na spoel en daarna spoel. Opgae 7. Bij een driehoekschakeling is de effectiee waarde an de wisselspanning 00 V. Opgae 7. De motor links is asynchroon, de rotor bestaat uit een kortgesloten spoel. Er is een erschil in toerental tussen het draaiende magneeteld an de stator en de rotor. De motor rechts is synchroon, de rotor bestaat uit een permanente mgneet. De rotor olgt het draaiende magnetische eld an de stator.

Bij een driehoekschakeling is de effectiee waarde an de wisselspanning 00 V. Opgae 7. De motor links is asynchroon, de rotor bestaat uit een kortgesloten spoel.

Vergelijkbare documenten

-Zoek de eventuele benodigde gegevens op in het tabellenboek. -De moeilijkere opgaven hebben een rood opgavenummer.

Extra opgaven hoofdstuk 7 -Zoek de eventuele benodigde gegevens op in het tabellenboek. -De moeilijkere opgaven hebben een rood opgavenummer. Gebruik eventueel gegevens uit tabellenboek. Opgave 7.1 Door