VIESMANN. Servicehandleiding VITOCROSSAL 200. voor de vakman. Vitocrossal 200 type CM2, 400 tot 620 kw HR-gasketel met MatriX-cilinderbrander

Transcriptie

1 Servicehandleiding voor de vakman VIESMANN Vitocrossal 200 type CM2, 400 tot 620 kw HR-gasketel met MatriX-cilinderbrander Geldigheidsverwijzing zie laatste pagina VITOCROSSAL 200 9/2012 Bewaren a.u.b.!

2 Veiligheidsvoorschriften Veiligheidsinstructies Volg deze veiligheidsvoorschriften nauwkeurig op ter voorkoming van lichamelijk letsel en materiële schade. Toelichting bij veiligheidsvoorschriften Gevaar Dit teken waarschuwt voor persoonlijk letsel.! Opgelet Dit teken waarschuwt voor materiële schade en schade aan het milieu. Opmerking Gegevens met het woord "Opmerking" bevatten aanvullende informatie. Doelgroep Deze handleiding is uitsluitend bedoeld voor erkende installateurs. Werkzaamheden aan gasinstallaties mogen alleen door erkende installateurs worden uitgevoerd. Elektrische werkzaamheden mogen alleen door elektromonteurs worden uitgevoerd. De eerste inbedrijfstelling moet door de installateur van de installatie of een door hem aangewezen vakman plaatsvinden. Dit toestel is niet bestemd voor gebruik door personen (inclusief kinderen) met beperkte lichamelijke, sensorische of geestelijke mogelijkheden of met een gebrek aan ervaring en/of kennis, tenzij ze onder toezicht staan van een persoon die voor hun veiligheid verantwoordelijk is en instructies hebben gekregen over het gebruik van het toestel. Opgelet! Kinderen moeten onder toezicht staan. Garanderen dat kinderen niet met het toestel spelen. Voorschriften Respecteer bij de werkzaamheden de ARBO voorschriften, de wettelijke milieuvoorschriften, EN, NEN, VEWIN voorschriften, het bouwbesluit en eventuele lokale voorschriften. 2

3 Veiligheidsvoorschriften Veiligheidsinstructies (vervolg) Wat te doen bij een gaslucht Gevaar Ontsnappend gas kan explosies veroorzaken met zeer ernstige verwondingen als gevolg. Niet roken! Vermijd open vuur en vonkvorming. Druk nooit op schakelaars van verlichting en elektrische toestellen. Gaskraan sluiten. Ramen en deuren openzetten. Personen verwijderen uit de gevarenzone. Gas en elektriciteitsbedrijf van buiten het gebouw informeren. Stroomvoorziening naar het gebouw vanaf een veilige plaats (buiten het gebouw) laten onderbreken. Wat te doen bij een rookgasgeur Gevaar Rookgas kan levensbedreigende vergiftiging veroorzaken. Verwarmingsinstallatie buiten bedrijf stellen. Plaats van installatie ventileren. Deuren van woonverblijven sluiten. Werkzaamheden aan de installatie Bij gas als brandstof de gasafsluitkraan sluiten en beveiligen tegen abusievelijk openen. Installatie spanningsvrij schakelen (bijvoorbeeld met de afzonderlijke zekering of een hoofdschakelaar) en op aanwezige spanning controleren. Installatie tegen opnieuw inschakelen beveiligen. Opgelet! Door elektrostatische ontlading kunnen elektronische modules beschadigd worden. Voorafgaand aan de werkzaamheden geaarde objecten, bijvoorbeeld verwarmings- of waterleidingen, aanraken om de statische lading af te leiden. Reparatiewerkzaamheden Opgelet! De reparatie van onderdelen met een veiligheidstechnische functie brengt de veilige werking van de installatie in gevaar. Defecte onderdelen moeten door originele onderdelen van Viessmann worden vervangen. 3

4 Veiligheidsvoorschriften Veiligheidsinstructies (vervolg) Extra componenten, reserveonderdelen en slijtende onderdelen Opgelet! Reserveonderdelen en slijtende onderdelen die niet met de installatie zijn getest, kunnen de werking nadelig beïnvloeden. De montage van componenten die niet zijn toegestaan evenals de wijziging en ombouw zonder toestemming kan de veilige werking nadelig beïnvloeden en de garantie beperken. Bij vervanging uitsluitend originele onderdelen van Viessmann of door Viessmann goedgekeurde onderdelen gebruiken. 4

5 Inhoudsopgave Inhoudsopgave Eerste inbedrijfstelling, inspectie, onderhoud Stappenplan: eerste inbedrijfstelling, inspectie en onderhoud... 7 Aanvullende info over de stappen... 9 Luchtdrukbewaker Automatische branderregeling Storingen oplossen Storingindicatie Storingscodes Storingen zonder storingsindicatie Verloopdiagram van de branderautomaat Aansluitschema's Aansluitschema van de branderautomaat Aansluitschema van de netfiltereenheid Overzicht van de onderdelen Regeling Coderingen aan de regeling instellen Onderdelenlijsten Onderdelen bestellen Overzicht van de modules Module ketel Module isolatie Module leidingpakket Module brander Protocol Technische gegevens Schriftelijke verklaringen Conformiteitverklaring voor CV-ketel 400 kw Conformiteitverklaring voor CV-ketel >400 kw Schriftelijke verklaringen Verklaring van de fabrikant

6 Inhoudsopgave Inhoudsopgave (vervolg) Index

7 Eerste inbedrijfstelling, inspectie, onderhoud Stappenplan: eerste inbedrijfstelling, inspectie en onderhoud Zie de aangegeven pagina voor meer informatie over de te volgen stappen Stappen voor de eerste inbedrijfstelling Stappen voor de inspectie Stappen voor het onderhoud Pagina 1. Instelling van de maximaalthermostaat controleren De CV-installatie met water vullen en ontluchten Sifon met water vullen Gastype controleren Omzetting naar aardgas LL Omstelling naar vloeibaar gas P Installatie in bedrijf nemen Vermogen reduceren (indien nodig) Rustdruk en aansluitdruk controleren Instelling draaischuifklep controleren CO 2 -gehalte meten CO-gehalte meten 13. Rookgastemperatuur meten 14. Ionisatiestroom weergeven Installatie buiten bedrijf stellen Keteldeur openen Vuurhaard en stookoppervlak reinigen Afdichtingen en isolatieonderdelen controleren Alle stookwateraansluitingen op dichtheid controleren Condenswaterafvoersysteem reinigen en weer aansluiten Dichtheid aan de rookgaszijde controleren Condenswaterafvoer en neutraliseringsinrichting (indien aanwezig) controleren Bolbrander controleren

8 Eerste inbedrijfstelling, inspectie, onderhoud Stappenplan: eerste inbedrijfstelling, (vervolg) Stappen voor de eerste inbedrijfstelling Stappen voor de inspectie Stappen voor het onderhoud Pagina 24. Ontstekingselektroden en ionisatie-elektrode controleren Brander reinigen Ventilator monteren Brander elektrisch aansluiten Automatische lekkagecontrole van beide kleppen van de gascombiregelaar Filterelement in de gasleiding (indien aanwezig) controleren, eventueel vervangen 30. Gasaansluitpunten op dichtheid controleren Afsluitende meting uitvoeren Waterkwaliteit controleren Veiligheidskleppen op werking controleren 34. Expansievat en druk van de installatie controleren Mengklep op gangbaarheid en dichtheid controleren Controleren of de isolatie stevig is aangebracht 37. Luchttoevoeropeningen van installatieruimte controleren (alleen bij open werking) 38. Instrueren van de installatiegebruiker Bedienings- en servicedocumentatie

9 Aanvullende info over de stappen Instelling van de maximaalthermostaat controleren De maximaalthermostaat is vooraf ingesteld op 110 C ingesteld en kan desgewenst uitsluitend worden aangepast door de codeerstekker te verwisselen. Eerste inbedrijfstelling, inspectie, onderhoud De CV-installatie met water vullen en ontluchten Vulhoeveelheid, waterhardheid en phwaarde op pagina 37 invullen. Opmerking Eisen aan de waterkwaliteit op pagina 78 respecteren. Sifon met water vullen 1. Draai de vier bouten los en neem de achterplaten midden en onder eraf. 2. Sifon losmaken en met water vullen (anders kan er rookgas ontsnappen). 3. Ongehinderde afvoer van condenswater controleren. 4. Sifon weer monteren. Opmerking De slangverbinding naar de door de installateur te verzorgen condenswaterinstallatie of naar de neutraliseringsinstallatie mag niet doorhangen; eventueel met een buis stabiliseren. 9

10 Eerste inbedrijfstelling, inspectie, onderhoud Aanvullende info over de stappen (vervolg) Gastype controleren 1. Vraag gastype en Wobbe-index (Wo) op bij het energiebedrijf. Met de aardgas-instelling E kunnen CV-ketels in het Wobbe-indexbereik 12,0 tot 16,1 kwh/m 3 (43,2 tot 58,0 MJ/m 3 ) werken. Met de aardgasinstelling LL kunnen de CV-ketels in het Wobbeindexbereik 10,0 tot 13,1 kwh/m 3 (36,0 tot 47,2 MJ/m 3 ) worden gebruikt (niet in a en c). Met de propaan-instelling P kunnen CV-ketels in het Wobbe-indexbereik 20,3 tot 21,3 kwh/m 3 (72,9 tot 76,8 MJ/m 3 ) werken. 2. In de aflevertoestand is de brander ingesteld voor aardgas E. Indien nodig, de brander volgens de gegevens van het gasbedrijf op het andere gastype instellen (zie vanaf pagina 10). 3. Gastype in protocol (op pagina 77) opnemen. Omzetting naar aardgas LL (niet in a en c) BCD F 02. Netschakelaar aan de regeling uitschakelen. 03. Hoofdschakelaar (buiten de installatieruimte) respectievelijk netspanning uitschakelen en tegen herinschakeling beveiligen. 04. Schroefverbinding A van de gasaansluitbuis losmaken. 05. compensatieslang G van de gascombiregelaar lostrekken. A 06. Gascombiregelaar van de flens E losmaken. EG 07. Diafragma C met de rubberkurkpakking D eruit nemen. 01. Gaskraan sluiten. 10

11 Aanvullende info over de stappen (vervolg) Eerste inbedrijfstelling, inspectie, onderhoud 08. Gascombiregelaar (zonder diafragma C en zonder rubberkurkpakking D) met de erin geplaatste O-ring B op de flens E bevestigen; hierbij de fabrieksschroeven M5 x 16 door M5 x 12 (meegeleverd) vervangen. 09. Schroeven M5 x 12 kruisgewijs aantrekken. Aanhaalmoment: 1,5 Nm. 10. Schroefverbinding A vastdraaien. 11. compensatieslang G op de gascombiregelaar steken. 13. Brander in bedrijf stellen (zie pagina 13). Gevaar Vrijkomend gas leidt tot explosiegevaar. Controleer of de schroefverbindingen gasdicht zijn.! Opgelet Het gebruik van lekzoekspray kan leiden tot storingen. Lekzoekspray mag niet met elektrische contacten in aanraking komen. 12. Plak het meegeleverd plakplatje Ingesteld op... over het aanwezige plakplaatje F heen. Omstelling naar vloeibaar gas P Inbouw diafragma BCD F 01. Gaskraan sluiten. 02. Netschakelaar aan de regeling uitschakelen. 03. Hoofdschakelaar (buiten de installatieruimte) respectievelijk netspanning uitschakelen en tegen herinschakeling beveiligen. 04. Schroefverbinding A van de gasaansluitbuis losmaken. A 05. compensatieslang G van de gascombiregelaar lostrekken. EG 06. Gascombiregelaar van de flens E losmaken. 11

12 Eerste inbedrijfstelling, inspectie, onderhoud Aanvullende info over de stappen (vervolg) 07. O-ring B, propaandiafragma C en rubberkurkpakking D plaatsen. Opmerking Afkanting aan het propaandiafragma moet naar de gascombiregelaar wijzen. 08. Schroeven M5 x 16 kruisgewijs aantrekken. Aanhaalmoment: 1,5 Nm. 09. Schroefverbinding A vastdraaien. 10. compensatieslang G op de gascombiregelaar steken. 11. Plak het meegeleverd plakplatje Ingesteld op... over het aanwezige plakplaatje F heen. 12. Controleer alle schroefbevestigingen op dichtheid. Gevaar Vrijkomend gas leidt tot explosiegevaar. Controleer of de schroefverbindingen gasdicht zijn.! Opgelet Het gebruik van lekzoekspray kan leiden tot storingen. Lekzoekspray mag niet met elektrische contacten in aanraking komen. 13. Brander in bedrijf stellen (zie pagina 13). Propaaninstellingen aan de branderautomaat 1. Houd knop S E langer dan 2 s ingedrukt. knippert. 2. Houd knop F ingedrukt tot in het display C onder Service 6 verschijnt. C D E F 3. Houd knop S E ingedrukt tot in het display C onder Service 6 verschijnt. 4. Houd knop F ingedrukt, tot in het display C onder status 2 verschijnt en onder Service de actuele gassoort weergegeven (0 = aardgas of 1 = propaan). 12

13 Aanvullende info over de stappen (vervolg) Eerste inbedrijfstelling, inspectie, onderhoud Status Service 5. Met de knop F of D kiest u 1 voor propaan. C S R G 6. Druk knop S E in voor bevestiging. Bij geslaagde overname verschijnt in het display C onder Service 1, bij mislukte overname 0. D E F 7. Druk knop S E in om naar de bedrijfsweergave te gaan. 8. Druk knop R G in. Een nieuwe systeemstart wordt in gang gezet. Opmerking Bij iedere systeemstart worden de instelparameters weergegeven. 1 Maximumvermogen (70-100%) De vermogensinstelling is niet begrensd. Er kan een basislast worden ingesteld (configuratie CS). 2 Gassoort (NG = aardgas of LPG = vloeibaar gas) 3 Opstelhoogte (LA of HA) (niet leverbaar) 4 Temperatuurbewaker-temperatuur 5 Integraalwaarde voor minimumpauzetijd 6 Methode frequentiebescherming Installatie in bedrijf nemen Gevaar CO-vorming als gevolg van een verkeerde branderinstelling kan de gezondheid ernstig bedreigen. Vóór en na werkzaamheden aan gastoestellen moet een COmeting worden verricht. Controle op lekkage De pakkingen aan de keteldeur en rookgas voerende delen kunnen tijdens de werking worden gecontroleerd met een dauwspiegel. Indien nodig, isolatieonderdelen demonteren. 13

14 Eerste inbedrijfstelling, inspectie, onderhoud Aanvullende info over de stappen (vervolg) Ook sporen van condenswater aan de buitenkant van de rookgasverzamelkast of aan de isolatie-onderdelen wijzen op lekkage. Opmerking Een controle van de branderinstelling bij een opgewarmde CV-ketel (minimaal 40 ºC) is onontbeerlijk. Metingen ook bij deelbelasting uitvoeren. Servicehandleiding van de ketelcircuitregeling 2. Bij open werking: Controleren of de ventilatie van de installatieruimte open is. 3. Gasaansluitdruk controleren (gewenste waarde, zie pagina 18). 4. Afsluitkleppen van de gasleiding openen. 5. Hoofdschakelaar inschakelen (deze bevindt zich buiten de stookruimte). C D A B 1. Druk van de CV-installatie controleren. Toegestane werkdruk: 6 bar 14

15 Aanvullende info over de stappen (vervolg) Eerste inbedrijfstelling, inspectie, onderhoud 6. Netschakelaar B aan de regeling inschakelen. Opmerking Brander start met circa 3 minuten vertraging. Als de storingsindicatie A op de regeling brandt en het display C op de branderautomaat knippert, moet u eerst ontgrendelen; hiertoe de ontgrendelingsknop D op de branderautomaat indrukken. Opmerking Bij de eerste inbedrijfstelling kan het apparaat in storing gaan, omdat zich nog niet voldoende gas in de gasleiding bevindt (storingslamp op de regeling gaat branden). Ontlucht de gasleiding nogmaals en ontgrendel de branderautomaat. 7. Pas de coderingen aan de regeling van de CV-ketel aan. Montage- en servicehandleiding van de regeling 8. Controleer de werking van de neutraliseringinstallatie (indien aanwezig) inclusief waterslot in de sifon. Bedieningshandleiding van de neutralisatie-inrichting 9. Afdichtingen en afsluitingen controleren en indien nodig aantrekken. Opmerking Wij raden aan alle stookwateraansluitingen na circa 500 bedrijfsuren op dichtheid te controleren. Wanneer de storing aanwezig blijft, is het filter aan de ingang van de gascombiregelaar misschien verstopt geraakt tengevolge van werkzaamheden aan de gasleiding. Gevaar Vrijkomend gas leidt tot explosiegevaar. Sluit eerst de afsluiters van de gasleiding weer. Schroef de flens aan de gascombiregelaar eraf en reinig het filter (verstopt filter wordt door gasdrukmeting aan de flens niet herkend). 15

16 Eerste inbedrijfstelling, inspectie, onderhoud Aanvullende info over de stappen (vervolg) Vermogen reduceren (indien nodig) Desgewenst kan het maximale vermogen van de brander worden ingesteld op 70 tot 100%. 1. Houd knop S E langer dan 2 s ingedrukt. knippert. 2. Houd knop F ingedrukt tot in het display C onder Service 6 verschijnt. C D E 3. Houd knop S E ingedrukt tot in het display C onder Status verschijnt 6. F 4. Druk knop S E in, in het display C onder Status verschijnt 1 en onder Service wordt de actuele waarde voor het maximaal vermogen in % weergegeven. C Status Service R G 5. Druk knop F of D in voor het gewenste maximale vermogen. S 6. Druk knop S E in voor bevestiging. Bij geslaagde overname verschijnt in het display C onder Service 1, bij mislukte overname 0. D E F 7. Druk knop S E in om naar de bedrijfsweergave te gaan. 8. Druk knop R G in. Een nieuwe systeemstart wordt in gang gezet. 16

17 Eerste inbedrijfstelling, inspectie, onderhoud Aanvullende info over de stappen (vervolg) Rustdruk en aansluitdruk controleren Aansluitdruk 1. Brander in bedrijf stellen. A Opmerking Inbedrijfname, zie pagina 13. Stel de brander in op maximaal vermogen; gebruik daartoe de service-testschakelaar op de regeling. 2. Aansluitdruk (stromingsdruk) meten, zie tabel pagina 18. Rustdruk 1. Gaskraan sluiten. 2. Schroef in de meetaansluiting A losmaken, niet eruit draaien. 3. Drukmeetapparaat op de meetaansluiting A aansluiten. 4. Open de gaskraan. 5. Rustdruk meten (max. 60 mbar). 6. Registreer de meetwaarde in het protocol (op pagina 77). Opmerking De aansluitdruk (stromingsdruk) moet voor aardgas tussen 18 en 50 mbar liggen en voor propaan tussen 42,5 en 57,5 mbar. Nominale aansluitdruk aardgas: 20 mbar Nominale aansluitdruk propaan: 50 mbar De CV-ketel is in de fabriek uitgerust met twee gasdrukbewakers. De gasdrukbewakers zijn op 10 mbar ingesteld. Voor propaan zijn beide gasdrukbewakers op 20 mbar ingesteld. 3. Registreer de meetwaarde in het protocol (op pagina 77). 4. Gaskraan sluiten. 5. Drukmeetapparaat eraf halen, meetaansluiting A sluiten. 17

18 Eerste inbedrijfstelling, inspectie, onderhoud Aanvullende info over de stappen (vervolg) Aansluitdruk (dynamische druk) Maatregel Aardgas Propaan onder 15 mbar onder 20 mbar Niet instellen en het gasbedrijf of de propaan-leveranciers informeren 15 tot 18 mbar 20 tot 42,5 mbar Opgelet! De CV-ketel mag slechts tijdelijk (noodbedrijf) met deze instelling gebruikt worden. Gas- respectievelijk propaan-leverancier informeren. 18 tot 50 mbar 42,5 tot 57,5 mbar CV-ketel in bedrijf stellen boven 50 mbar boven 57,5 mbar Aparte gasdrukregelaar met nulafsluiting van de ketelinstallatie ervóór plaatsen en druk bij aardgas op 20 mbar of bij propaan op 50 mbar instellen. Gas- respectievelijk propaan-leverancier informeren. 18

19 Aanvullende info over de stappen (vervolg) Instelling draaischuifklep controleren Eerste inbedrijfstelling, inspectie, onderhoud 0 0 A B C D 1. Open de gaskraan. 2. Stand van de draaischuifklep bij stilstand van de brander controleren. De vensters van de draaischuifklep B moeten volledig geopend zijn en de schaalring D op de luchtklepservomotor moet, in relatie tot de markering C, op "0" staan. 3. Controleren of de compensatieleiding A tussen gascombiregelaar en verdeelbuis is aangesloten. 4. Brander in bedrijf stellen. 19

20 Eerste inbedrijfstelling, inspectie, onderhoud Aanvullende info over de stappen (vervolg) 5. Stand van de draaischuifklep tijdens de startfase controleren. De vensters van de draaischuifklep B moeten gedurende circa 5 s bijna dicht gaan, de schaalring D staat gedurende deze periode op de volgende instellingen: Nominaal vermogen Nominale belasting Instelling draaischuifklep P max Q max (H i ) (50/30 C) in kw in kw in CO 2 -gehalte meten Meting voorbereiden C D E F B A 1. Open de gaskraan. 2. Neem de brander in bedrijf met de service-testschakelaar op de regeling. 20

21 Aanvullende info over de stappen (vervolg) Eerste inbedrijfstelling, inspectie, onderhoud 3. Gelijktijdig de toetsen S E en D langer dan 2 s indrukken. Op het display C verschijnt de volgende weergave: Onder status: P (= regelstop) Onder service: Modulatiegraad in % ( 100 = 100% = hoogste vermogen, 0 = 0% = laagste vermogen) CO 2 -meting bij het hoogste vermogen 1. Toets F indrukken tot de serviceindicatie op 100 (= 100%) staat. 2. CO 2 -gehalte in de rookgasbuis meten. Nominaal vermogeting Nominale belas- Toelaatbaar CO 2 -gehalte P max (50/30 C) Q max (H i ) Aardgas E en LL Propaan P in kw in kw in % in % ,8 ±0,2 10,5 ±0, Als het CO 2 -gehalte veranderd moet worden: Afdekkap B eraf halen en instelschroef A in kleine stappen draaien (inbussleutel 3 mm) tot het CO 2 - gehalte in het aangegeven bereik ligt: Met de klok mee draaien CO 2 - gehalte daalt, Tegen de klok in draaien CO 2 - gehalte stijgt. 4. Meetwaarde in protocol (op pagina 77) opnemen. 21

22 Eerste inbedrijfstelling, inspectie, onderhoud Aanvullende info over de stappen (vervolg) CO 2 -meting bij het laagste vermogen 1. Toets D indrukken tot de serviceindicatie op 0 (laagste vermogen) staat. 2. CO 2 -gehalte in het rookgaskanaal meten. B A C D E F Nominaal vermogen Nominale belasting Toelaatbaar CO 2 -gehalte P max (50/30 C) Q min (H i ) Q max (H i ) Aardgas E en LL Propaan P in kw in kw in kw in % in % ,5 ±0,2 10,1 ±0,

23 Aanvullende info over de stappen (vervolg) Eerste inbedrijfstelling, inspectie, onderhoud 2. Opmerking Het CO 2 -gehalte moet bij deellast altijd minstens 0,3% kleiner zijn dan bij vollast. 3. Als het CO 2 -gehalte veranderd moet worden: Afdekking B losschroeven en instelschroef A in kleine stappen draaien (torx 40) tot het CO 2 -gehalte in het aangegeven bereik ligt: Met de klok mee draaien CO 2 - gehalte stijgt, Tegen de klok in draaien CO 2 - gehalte daalt. 4. Meetwaarde in protocol (op pagina 77) opnemen. Meetwaarden nog een keer controleren Opnieuw het hoogste en laagste vermogen via de bedieningseenheid van de branderautomaat opstarten. Als de waarden niet overeenkomen met de toegelaten CO 2 -gehaltes volgens de tabellen op pagina 21 en 22, de werkstappen voor bovenste en onderste vermogen opnieuw uitvoeren. 5. Toetsen S E en D gelijktijdig langer dan 2 s indrukken. Brander gaat naar de werkmodus. Ionisatiestroom weergeven Opmerking Ionisatiestroom moet via de branderautomaat worden opgevraagd. Een ionisatiestroom-meting met Testomatik-Gas of een meervoudig meetapparaat is niet mogelijk. 01. Knop S circa 2 s indrukken, knippert. 02. Knop indrukken tot 5 onder Service verschijnt. 03. Knop S indrukken. Onder Status verschijnt Knop indrukken tot 3 onder Service verschijnt. 05. Knop S indrukken. Onder Status verschijnt 3 en onder Service wordt in bedrijf de ionisatiestroom weergegeven (bijvoorbeeld 30 = 3,0 µa). 06. Neem de brander in bedrijf met de service-testschakelaar. 07. Ionisatiestroom aflezen. Opmerking De ionisatiestroom moet ca. 2 tot 3 s na het openen van de gascombiregelaar en tijdens werking minimaal 3 µa bedragen. 08. Meetwaarde in het protocol opnemen. 23

24 Eerste inbedrijfstelling, inspectie, onderhoud Aanvullende info over de stappen (vervolg) 09. Knop S circa 2 s indrukken, knippert. 10. Knop indrukken tot 5 onder Service verschijnt. 12. Knop indrukken tot 0 onder Service verschijnt. 13. Knop S indrukken. De bedrijfsindicatie verschijnt weer. 11. Knop S indrukken. Onder Status verschijnt 5. Installatie buiten bedrijf stellen 1. Hoofdschakelaar respectievelijk netspanning uitschakelen en beveiligen tegen onverhoeds weer inschakelen. Gevaar Netspanning is levensgevaarlijk. Bij onderhoudswerkzaamheden moet de installatie spanningsvrij zijn. 24

25 Aanvullende info over de stappen (vervolg) Eerste inbedrijfstelling, inspectie, onderhoud M5 2. Neem de voorplaten, eventueel bovenplaat voor en zijplaat (aan de zijde waar de keteldeur is aangeslagen) eraf. Verwijder daartoe de bout M5 aan de voorplaat boven. Klik de fassonbouten uit de zijplaten los, kantel de voorplaat licht naar voren en til hem van de voorplaat onder. 3x 25

26 Eerste inbedrijfstelling, inspectie, onderhoud Aanvullende info over de stappen (vervolg) 3. Hang de voorplaat onder met de klemmen uit de zijplaten. 4. Voor het demonteren van zij- en bovenplaat steeds de bout M6 aan de bovenste rails en aan de onderste steunen verwijderen. 26

27 Aanvullende info over de stappen (vervolg) Eerste inbedrijfstelling, inspectie, onderhoud 40 3A/3B Maak de netaansluitkabel met stekker fö los; maak daarna de branderkabels met de stekkers A/ B, aga/agb, fö/abh, fa en gd maar ook stekker avg aan de branderautomaat los en breng ze tot buiten de branderbehuizing. 6. Gaskraan sluiten. 40/ A/15B 145 Keteldeur openen 1. Gasaansluitbuis demonteren. 2. Zes schroeven aan de keteldeur losmaken (eventueel stekkerverbindingen van de aansluitkabels) en keteldeur openzwenken. Opgelet! De terugvallende keteldeur kan tot beschadigingen en letsel leiden. Borg de keteldeur na het openklappen tegen terugvallen.! Opgelet Krassen in de vuurhaard kunnen tot corrosie leiden. Geen gereedschap of andere voorwerpen in de vuurhaard leggen. 27

28 Eerste inbedrijfstelling, inspectie, onderhoud Aanvullende info over de stappen (vervolg) Vuurhaard en stookoppervlak reinigen Vuurhaard en stookoppervlakken met een waterstraal grondig reinigen. Opgelet! Krassen op onderdelen die met rookgas in aanraking komen, kunnen tot corrosie leiden. Alleen kunststofborstels, geen staalborstels of scherpe voorwerpen gebruiken. Voor de normale reiniging stookoppervlakken grondig met een waterstraal afspoelen. Bij vastzittend vuil, oppervlakteverkleuringen of roetafzettingen kunnen reinigingsproducten worden gebruikt. Let daarbij op het volgende: Geen reinigingsproducten met oplosmiddelen gebruiken. Let erop dat er geen reinigingsmiddel tussen ketellichaam en isolatie komt. Roetafzettingen met alkalische middelen en tensidenbijvoeging (bijvoorbeeld Fauch 600) verwijderen. Aanslag en oppervlakteverkleuringen (geel-bruin) met lichtzure, chloridenvrije reinigingsmiddelen op basis van fosforzuur weghalen (bijvoorbeeld Antox 75 E). Opgeloste aanslag uit de ketel verwijderen, stookoppervlakken en rookgasverzamelkast grondig met waterstraal afspoelen. Fabrikantgegevens van reinigingsproduct. Opmerking Fauch 600 en Antox 75 E Fabrikant: Hebro Chemie GmbH Rostocker Straße 40 D Mönchengladbach Afdichtingen en isolatieonderdelen controleren 1. Afdichtingen en afdichtingkoorden van de keteldeur controleren op beschadiging. 3. Beschadigde onderdelen vervangen. 2. Isolatieonderdelen van de keteldeur op beschadigingen controleren. 28

29 Aanvullende info over de stappen (vervolg) Eerste inbedrijfstelling, inspectie, onderhoud Alle stookwateraansluitingen op dichtheid controleren Gevaar Bij werkzaamheden aan onder druk staande onderdelen bestaat gevaar op verwondingen. CV-wateraansluitingen mogen pas worden geopend wanneer de CV-ketel niet langer onder druk staat. Aftappen van de ketel met een pomp alleen bij geopende ontluchting uitvoeren. Opmerking Aansluitingen voor regelinrichtingen en minimumdrukbewaking (laagwaterniveaubeveiliging) ook op lekkage controleren. Condenswaterafvoersysteem reinigen en weer aansluiten Opmerking Het condenswaterafvoersysteem minstens eenmaal per jaar van binnen reinigen. B C A D 29

30 Eerste inbedrijfstelling, inspectie, onderhoud Aanvullende info over de stappen (vervolg) 1. Draai de vier bouten los en neem de achterplaten midden en onder eraf. 2. Slang C naar de neutraliseringsinrichting (indien aanwezig) van de sifon B losmaken. 3. Afvoer- respectievelijk reinigingsslang D op de sifon aansluiten en naar de riolering leggen 4. Condenswaterafvoersysteem (slang, buizen) van binnen reinigen. 5. Water in de vuurhaard vullen. Opmerking Het water moet zonder opstuwen via de condenswaterafvoer wegstromen. 7. Onderste gedeelte A van de sifon B eraf schroeven en uitspoelen. 8. Onderste gedeelte A van de sifon B met water vullen en vastschroeven. 9. Condenswaterafvoersysteem en afdekplaat achter weer monteren Opmerking De slangverbinding naar de door de installateur te verzorgen condenswaterinstallatie of naar de neutraliseringsinstallatie mag niet doorhangen; eventueel met een buis stabiliseren. Indien nodig, condenswaterafvoer nog een keer reinigen. 6. Neutraliseringinstallatie (indien aanwezig) volgens de gegevens van de fabrikant reinigen. Bedieningshandleiding van de neutralisatie-inrichting Opmerking Het neutraliseringmiddel kan via de firma Viessmann onder bestelnummer worden besteld. 30

31 Aanvullende info over de stappen (vervolg) Dichtheid aan de rookgaszijde controleren Eerste inbedrijfstelling, inspectie, onderhoud 1. Rookgasverzamelkast A en ketellichaam controleren op lekkage. Gevaar Ontsnappend rookgas kan de gezondheid bedreigen. Controleer de pakkingen van de rookgasafvoerkast en corrigeer deze, indien nodig. A Opmerking De pakkingen kunnen bij de werking met volledige belasting met een dauwspiegel worden gecontroleerd. Indien nodig, isolatieonderdelen demonteren. Ook sporen van condenswater aan de buitenkant van de rookgasverzamelkast A of aan de isolatieonderdelen wijzen op lekkage. 2. Indien nodig, rookgasverzamelkast A met een aanhaalmoment van 10 Nm spannen. Opmerking We adviseren de dichtheid na circa 500 bedrijfsuren te controleren, eventueel de moeren vast te draaien en op de juiste plaatsing van de pakking te letten. 31

32 Eerste inbedrijfstelling, inspectie, onderhoud Aanvullende info over de stappen (vervolg) Condenswaterafvoer en neutraliseringsinrichting (indien aanwezig) controleren Water in de vuurhaard vullen. Opmerking Het water moet zonder opstuwen via de condenswaterafvoer wegstromen. Indien nodig, condenswaterafvoer nog een keer reinigen. Bolbrander controleren Gevaar Vrijkomend gas leidt tot explosiegevaar. Gaskraan sluiten. 3. Metaalgaas van het vlamlichaam B op beschadiging controleren. 4. Indien nodig, vlamlichaam B vervangen. B A Gevaar Contact met hete delen kan tot verbrandingen leiden. Werkzaamheden aan de brander uitsluitend in afgekoelde toestand verrichten.! Opgelet Krassen in de vuurhaard kunnen tot corrosie leiden. Geen gereedschap of andere voorwerpen in de vuurhaard leggen. 1. Schroefverbinding A van de gasaansluitbuis losmaken. 2. Bouten aan de keteldeur losmaken en keteldeur openzwenken. 32

33 Aanvullende info over de stappen (vervolg) Eerste inbedrijfstelling, inspectie, onderhoud! Opgelet Verontreinigingen aan de vlambeker kunnen tot functiestoringen leiden. Let er bij het vervangen van de vlambeker op dat er geen vezels van het isolatieblok aan de vlambeker blijven hechten. Daartoe bij het inbouwen de vlambeker voorzien van een beschermhoes. Montagehandleiding branderonderdelen Reiniging van de verbrandingskamer en de verbrandingskanalen: zie servicehandleiding van de CV-ketel.! Opgelet Ondeskundige vervanging van de vlambeker kan tot verontreinigingen aan de vlambeker leiden. Let erop dat de vlambeker altijd vrij van isolatievezels wordt gehouden. Ontstekingselektroden en ionisatie-elektrode controleren Ontstekingselektrodes Ionisatie-elektrode 8,5± ,5 15,5±1 6± 1 Ontstekingselektroden en ionisatie-elektrode controleren op juiste afstand tot de bolbrander en controleren op beschadigingen (indien nodig vervangen). 33

34 Eerste inbedrijfstelling, inspectie, onderhoud Aanvullende info over de stappen (vervolg) Brander reinigen 3. Venturi-mengbuis D met gascombiregelaar A en gasaansluitbuis B eraf halen en eventuele aansluitleidingen eraf trekken. A B C F E D 1. Schroefverbinding C van de gasaansluitbuis B losmaken. 4. Aansluitkabels a-ö en a-öa van de ventilator E lostrekken en ventilator demonteren. 5. Behuizing en loopwiel van de ventilator met perslucht reinigen. 6. Indien nodig, de bolbrander F van binnen en buiten afzuigen. 2. Venturi-mengbuis D van de ventilator E losschroeven. Ventilator monteren A B D C 1. Ventilator D monteren. Opmerking Let op de juiste plaats van de pakking tussen de behuizing van de ventilator en keteldeur. Bij beschadiging de afdichting vervangen. 2. Aansluitkabels a-ö en a-öa op de ventilator steken. 3. Venturi-mengbuis C met gascombiregelaar A op de ventilator D schroeven en eventuele aansluitkabels erop steken. 34

35 Aanvullende info over de stappen (vervolg) Eerste inbedrijfstelling, inspectie, onderhoud 4. Keteldeur sluiten en schroeven aan de keteldeur gelijkmatig en kruislings aantrekken. Aanhaalmoment: 40 Nm. 5. Schroefverbinding B aan de gasaansluitbuis vastschroeven. Aanhaalmoment: 40 Nm. Gevaar Vrijkomend gas leidt tot explosiegevaar. Gasdichtheid van de schroefverbinding en de afdichting tussen de behuizing van de ventilator en de keteldeur controleren. Brander elektrisch aansluiten Opgelet! Elektrische kabels mogen niet in aanraking komen met hete onderdelen. Alle elektrische kabels eventueel met kabelbinders vastzetten. 40 3A/3B Steek branderkabel fa en KM-BUSkabel avg op de branderautomaat. 2. Steek de aansluitkabel regeling fö/ abh, ketel-sensorkabels A/ B, rookgas-sensorkabel aga/agb en netsnoer fö in de koppelingen aan de bevestigingsplaat. 3. Steek de aansluitkabel regeling fö/ abh en KM-BUS-kabel avg op de regeling. 40/ A/15B

36 Eerste inbedrijfstelling, inspectie, onderhoud Aanvullende info over de stappen (vervolg) Automatische lekkagecontrole van beide kleppen van de gascombiregelaar De branderautomaat voert bij de branderstart een automatische lekkagecontrole van de kleppen uit. Bij dichtheid van de kleppen gaat de brander over tot de normale bedrijfstoestand en de branderstart. Bij lekkage van de eerste klep wordt in het display van de branderautomaat de foutcode F E1, bij lekkage van de tweede klep de foutcode F E2 aangegeven. In de twee gevallen moet de gascombiregelaar worden vervangen. Gevaar Vrijkomend gas leidt tot explosiegevaar. Gasdichtheid op de meetaansluiting controleren. Gasaansluitpunten op dichtheid controleren Gevaar Vrijkomend gas leidt tot explosiegevaar. De volgende stappen absoluut uitvoeren.! Opgelet Het gebruik van lekzoekspray kan leiden tot storingen. Lekzoekspray mag niet met elektrische contacten in aanraking komen. 1. Bij losse gasverbindingen nieuwe pakkingen plaatsen en vastschroeven. 2. Open de gaskraan. 3. Afdichtingpunten aan de ingang van de gascombiregelaar op dichtheid controleren. 4. Brander in bedrijf stellen (zie pagina 13). 5. Afdichtingpunten aan de uitgang van de gascombiregelaar en afdichtingpunt tussen ventilator en keteldeur alsmede afdichtingpunten tussen ventilator en Venturi-buis controleren op dichtheid. Afsluitende meting uitvoeren 1. Afsluitende meting volgens de punten op pagina 20 tot 23 uitvoeren. 2. Meetwaarde in protocol opnemen (op pagina 77). 36

37 Aanvullende info over de stappen (vervolg) Waterkwaliteit controleren Eerste inbedrijfstelling, inspectie, onderhoud De hoeveelheid toegevoegd water, de totale hardheid en de ph-waarde in de tabellen noteren. Eisen aan de waterkwaliteit zie pagina 78. ph-waarde Meterstand Vulwater en Totale watervolume Totale hardheid toegevoegd water Voedings- water Ketelwater m 3 m 3 m 3 dh dh Datum De ph-waarde moet tussen 8,2 en 9,5 liggen. Expansievat en druk van de installatie controleren Opmerking Gegevens van de fabrikant van het expansievat in acht nemen. Controle uitvoeren bij koude installatie. 1. Installatie zover aftappen tot de manometer 0 aangeeft respectievelijk kapventiel op het expansievat sluiten en druk in het expansievat verlagen. 37

38 Eerste inbedrijfstelling, inspectie, onderhoud Aanvullende info over de stappen (vervolg) 2. Als de voordruk van het expansievat lager is dan de statische druk van de installatie, stikstof bijvullen tot de voordruk 0,1 tot 0,2 bar hoger is. 3. Water bijvullen tot bij afgekoelde installatie de druk 0,1 tot 0,2 bar hoger is dan de voordruk van het expansievat. Toegestane werkdruk: 6 bar Mengklep op gangbaarheid en dichtheid controleren 1. Motorhendel lostrekken van de mengklephandgreep. 2. Mengklep controleren op soepel lopen. 3. Mengklep controleren op lekkage. Bij lekkage O-ring afdichtingen vervangen. 4. Motorhendel inklikken. Instrueren van de installatiegebruiker De installateur moet de gebruiker van de installatie over de bediening instrueren. Bedienings- en servicedocumentatie 1. Klantenkaart invullen en afscheuren: Gedeelte voor de installatiegebruiker ter bewaring overhandigen. Gedeelte voor de CV-firma bewaren. 2. Alle onderdelenlijsten, bedieningsen servicehandleidingen in de ordner leggen en aan de installatiegebruiker overhandigen. De montagehandleidingen zijn na de montage niet meer nodig en hoeven niet te worden bewaard. 38

39 Luchtdrukbewaker Luchtdrukbewaker Functie ventilatordrukbewaking (LDW1) B A De schakelgrens van de luchtdrukbewaker 1 (LDW1) wordt in alle ventilatoropstartfasen bewaakt en in de modulerende brandermodus gecontroleerd. Hiermee wordt onder andere een minimale voorventilatie veiliggesteld. De luchtdrukbewaker A veroorzaakt op de branderautomaat in de volgende situaties een uitschakeling wegens storing: Wanneer de ruststandcontrole na circa 5 minuten niet succesvol was. Wanneer in de voorventilatiefase de luchtdruk buiten het toegelaten bereik ligt (tolerantieperiode circa 5 minuten). Wanneer in de regelwerking de luchtdrukbewaker uitvalt of de luchtdruk buiten het toegestane bereik ligt. De uitschakeling wegens storing wordt weergegeven met de storingsindicaties F F5 en F F7 op het display van de branderautomaat (zie pagina 41) en kan door het indrukken van de ontgrendelingsknop B worden ontgrendeld. Nominaal vermogen Nominale belasting Instelwaarde LDW1 P max Q max (H i ) (50/30 C) in kw in kw in mbar

40 Luchtdrukbewaker Luchtdrukbewaker (vervolg) Functie vuurhaardbewaking (LDW2) Nominaal vermogen Nominale belasting Instelwaarde LDW2 P max Q max (H i ) (50/30 C) in kw in kw in mbar B C Om de vuurhaarddruk te bewaken, wordt de schakelgrens van de luchtdrukbewaker 2 (LDW2) in alle bedrijfsfasen (uitgezonderd veiligheids- en stabiliseringstijd) bewaakt. De luchtdrukbewaker C veroorzaakt op de branderautomaat in de volgende situaties een uitschakeling wegens storing: Wanneer in de voorventilatiefase, in de regelmodus of in de naventilatiefase na twee pogingen de vuurhaarddruk buiten het toegestane bereik ligt De uitschakeling wegens storing wordt weergegeven met de storingsindicatie F FB op het display van de branderautomaat (zie pagina 41) en kan door het indrukken van de ontgrendelingsknop B worden ontgrendeld. 40

41 Automatische branderregeling Automatische branderregeling Indicatie- en bedieningseenheid In de branderautomaat is een display en bedieningseenheid geïntegreerd. In het indicatieveld zijn de bedrijfssituaties, de service- en parametersituaties evenals de storings- en foutmeldingen zichtbaar. Status Service R Het display bestaat uit viermaal 7-segmentelementen. Vier toetsen dienen voor de instelling op de verschillende bedieningsniveaus. S A Ontgrendelingsknop (reset) B LED van links: warmteaanvraag, vlam, onderhoud en storing. C Keuzetoets (select) D Cursor-toetsen Werkingsindicator In de normale werking wordt op de statusweergave de bedrijfssituatie aangegeven. Dit gebeurt ook bij storing na het indrukken van de ontgrendeltoets R. De volgende weergaven worden automatisch doorlopen. Bij optredende storingen zie storingscodes vanaf pagina 49. Met behulp van de ontgrendelingsknop R A (0,5 tot 10 s indrukken) kunt u de weergave op elk gewenst moment verlaten. Status Service Systeemstart Na het inschakelen van de voedingspanning Status Service Stand-by 41

42 Automatische branderregeling Automatische branderregeling (vervolg) Status Service Ruststandcontrole Systeemtests Status Service Ventilatorstart Status Service Klep- en/of relaiscontrole Status Service Voorbeluchting Status Service Voorontsteking Status Service Ontsteken Beveiligingstijd Vlamvorming Status Service Vlamstabilisering 42

43 Automatische branderregeling Automatische branderregeling (vervolg) Status Service Werking met vlam Status Service Nabranden Nabeluchting Status Service Onderhoudsprogramma Geen luchtdruk Status Service Onderhoudsprogramma Geen gasdruk of net-onderspanning Status Service Geforceerde ventilatie, wanneer geen vlamvorming werd waargenomen Status Service Veiligheidsuitschakeling bij vlamonderbreking Status Service Veiligheidsuitschakeling bij het bereiken van de maximale ketelwatertemperatuur 43

44 Automatische branderregeling Automatische branderregeling (vervolg) Infoweergave / configuratieweergave De info- en de configuratie-indicatie wordt vanuit de werkingsindicatie geactiveerd. De menuselectie wordt geactiveerd door de toets S langer dan 2 s in te drukken. De menupunten kunnen worden doorgeschakeld met /. Het betreffende menupunt wordt door nogmaals indrukken van de toets S geselecteerd en in het display onder Service weergegeven. Als binnen de 20 sec geen andere toets wordt ingedrukt, wordt deze modus automatisch beëindigd. Via de info-indicatie kan informatie over de actuele meterstanden evenals via aanloopteller en permanente bedrijfsurenteller worden opgeroepen. Gegevens: Menupunt Beschrijving 1 Permanente teller voor starts en bedrijfsuren 2 Terugstelbare teller voor starts en bedrijfsuren 3 Softwareversie 4 Fouthistorie voor de laatste 10 foutcodes Voorbeeld bedrijfsurenteller wissen, volgende toetsen indrukken: 1. S langer dan 2 s, knippert. 2. tot 2 onder Service verschijnt. 3. S Onder Status verschijnt Status doorschakelen tot 6 onder Status verschijnt: Status Beschrijving 1 Weergave van de terugstelbare aanloopteller positie eenheden 2 Weergave van de terugstelbare aanloopteller positie duizendtallen 3 Menupunt voor het wissen van de aanlooptellerstand 4 Weergave van de terugstelbare bedrijfsurenteller positie eenheden 5 Weergave van de terugstelbare bedrijfsurenteller positie duizendtallen 6 Menupunt voor het wissen van de bedrijfsurentellerstand 5. S ter bevestiging van de wisprocedure. Bij geslaagde wisprocedure verschijnt onder Service 1, bij mislukte wisprocedure S Om naar de bedrijfsweergave te gaan. 44

45 Automatische branderregeling Automatische branderregeling (vervolg) Via de menupunten 5 en 6 kunt u configuratie-instellingen van de branderautomaat veranderen. Opmerking De instellingen uitsluitend in de standby-toestand van de branderautomaat realiseren. Configuraties: Menupunt Beschrijving 5 Omschakelen van de bedrijfsweergave van de branderautomaatfase naar andere procesgegevens 6 Configuratie van bedrijfsparameters van de regelfuncties Onder het menupunt 5 kunnen de volgende procesgegevens worden weergegeven: Submenupunt Procesgegevens Eenheid / schaalverdeling 0 Fase 1 1 Ketelwatertemperatuur C 2 Rookgastemperatuur C 3 Ionisatiestroom I in 1/10 μa 4 Gewenst toerental % 5 PWM stelgrootte % 6 Gemeten toerental n in 10/min 7 Gasdrukbewaker 1 0 of 1 8 Gasdrukbewaker 2 0 of 1 9 Luchtdrukbewaker 0 of 1 A Gasklep 1 0 of 1 B Gasklep 2 0 of 1 Voorbeeld ionisatiestroom weergeven, volgende toetsen indrukken: 1. S langer dan 2 s, knippert. 2. tot 5 onder Service verschijnt. 3. S Onder Status verschijnt tot 3 onder Service verschijnt. 5. S onder Status verschijnt 3 en onder Service wordt tijdens de werking de ionisatiestroom weergegeven (bijvoorbeeld 30 = 3,0 µa). 45

46 Automatische branderregeling Automatische branderregeling (vervolg) Onder het menupunt 6 kunnen de volgende bedrijfsparameters worden veranderd: Submenupunt Parameters Eenheid / schaalverdeling Toestand bij levering 1 maximaal vermogen % van het nominaal vermogen 100 % 2 Gassoort 0 = NG (aardgas) 0 1 = LPG (propaan) 3 niet gebruikt 4 maximale keteltemperatuur in C van 5 tot C 5 Integrale drempelwaarde regelaar in Kmin van 1 tot Kmin 6 Looptijdoptimalisatie 0 = minimumpauze 1 1 = integrale procedure 0 alle bedrijfsparameters in de toestand bij levering terugzetten Voorbeeld maximaal vermogen reduceren, volgende knoppen indrukken: 1. S langer dan 2 s, knippert. 2. tot 6 onder Service verschijnt. 3. S Onder Status verschijnt S Onder Status verschijnt 1 en onder Service wordt de actuele waarde voor het maximaal vermogen in % weergegeven. 5. / voor het gewenste maximale vermogen. Opmerking Neem het modulatiebereik in acht. Zie pagina S ter bevestiging. Bij geslaagde overname verschijnt onder Service 1, bij mislukte overname S Om naar de bedrijfsweergave te gaan. Bedrijfsparameters in de toestand bij levering terugzetten Wanneer alle bedrijfsparameters weer in de toestand bij levering moeten worden teruggezet, volgende toetsen indrukken: 1. S langer dan 2 s,. knippert tot 6 onder Service verschijnt. 3. S Onder Status verschijnt tot 0 onder Service verschijnt.

47 Automatische branderregeling Automatische branderregeling (vervolg) 5. S Onder Status verschijnt 1 en onder Service del. 7. S Om naar de bedrijfsweergave te gaan. 6. S ter bevestiging. Bij geslaagd terugzetten verschijnt onder Service 1, bij mislukt terugzetten 0. Handmatige bediening en service-indicator Voor het oproepen van de service-indicatie en voor handmatige werking moet de brander in bedrijf zijn. In de service-indicatie wordt de actuele modulatiegraad in % aangegeven. De volgende toetsen indrukken: 1. /S gelijktijdig langer dan 2 s. Brander gaat naar handmatig bedrijf, in het display verschijnt onder Status een P en de actuele modulatiegraad knippert onder Service. 2. voor laagste vermogen, tot onder Service 0 verschijnt. 3. voor hoogste vermogen, tot onder Service 100 verschijnt. 4. /S gelijktijdig langer dan 2 s. De brander gaat weer op modulerende werking. 47

48 Storingen oplossen Storingindicatie Storingsweergave De storingsindicatie wordt automatisch geactiveerd, wanneer de branderautomaat op stoorstand gaat. De laatste opgetreden storing wordt weergegeven. Bovendien brandt de storings-led bij een niet vergrendelde fout of knippert samen met de storingscode bij een vergrendelde fout. Status Service A Storingscode van de laatst opgetreden storing (zie tabel vanaf pagina 49) 1. Storing opheffen. Storingscodes en maatregelen, zie vanaf pagina 49. Maatregelen in aangegeven volgorde verrichten. 2. Ontgrendelknop R langer dan 0,5 s indrukken. De werkingsindicatie verschijnt opnieuw en de branderautomaat is ontgrendeld. Storingsgeheugen De laatste tien storingen die zich hebben voorgedaan, worden opgeslagen en kunnen opgevraagd worden. Daarbij worden de meest recente storingcodes het eerst opgevraagd en de oudste het laatst. Als er binnen de 20 sec geen toets wordt ingedrukt, wordt de storingsgeheugen-indicatie automatisch beëindigd. Opmerking Wanneer de brander vanwege een niet vergrendelde storing herhaaldelijk weer start, zonder een foutcode te tonen, kan het storingsgeheugen eventueel aanwijzingen over de oorzaak geven. Voor het oproepen van de storingscode de volgende toetsen indrukken: 1. S langer dan 2 s, knippert. 2. tot 4 onder Service verschijnt. 3. S Onder Status verschijnt / voor het doorschakelen van de storingsgeheugenindicatie. Service Beschrijving 1 Indicatiefoutcodes 2 Detailfoutcodes 3 Storingsgeheugen wissen

49 Storingen oplossen Storingindicatie (vervolg) 5. S Onder Status verschijnt de geselecteerde storingsgeheugenindicatie. 6. / voor het doorschakelen van de storingscode. Voor het wissen van het storingsgeheugen vanuit de bedrijfsweergave, de volgende toetsen indrukken: 1. S langer dan 2 s, knippert. 2. tot 4 onder Service verschijnt. 3. S Onder Status verschijnt tot 3 onder Service verschijnt. 5. S Onder Status verschijnt 1 en onder Service del. 6. S ter bevestiging van de wisprocedure. Bij geslaagde wisprocedure verschijnt onder Service 1, bij mislukte wisprocedure S Om naar de bedrijfsweergave te gaan. Storingscodes Algemeen optredende processtoringen Storingsindicatie op de indicatie- en bedieningseenheid op de brander. Opmerking Maatregelen in aangegeven volgorde verrichten. Iedere storingscode wordt in het storingsgeheugen geplaatst en de 10 laatste kunnen worden uitgelezen. Storingscode op het scherm F 80 F 81 Gedrag van de installatie Branderautomaat op storing, installatie koelt af, branderautomaat vergrendeld Branderautomaat op storing Storingsoorzaak Kortsluiting keteltemperatuursensor branderautomaat Sensordrift keteltemperatuursensor branderautomaat Maatregel Aansluitingkabel en dubbelsensor controleren, eventueel sensor vervangen Aansluitingkabel en dubbelsensor controleren, eventueel sensor vervangen 49

50 Storingen oplossen Storingscodes (vervolg) Storingscode op het scherm F 82 F 83 F 88 F 89 F b7 50 Gedrag van de installatie Branderautomaat op storing, installatie koelt af, branderautomaat vergrendeld Branderautomaat op storing Branderautomaat op storing Branderautomaat op storing Branderautomaat op storing, installatie koelt af, branderautomaat vergrendeld Storingsoorzaak Kortsluiting rookgastemperatuursensor (A of B) branderautomaat Sensordrift rookgastemperatuursensor (A of B) branderautomaat Onderbreking keteltemperatuursensor (branderautomaat) Onderbreking rookgastemperatuursensor (A of B) branderautomaat Codeerstekker niet in branderautomaat gestoken, codeerstekker verkeerd of defect F b7 Type codeerstekker Codeerstekker past niet bij de branderautomaat F E1 Branderautomaat op storing Klep 1 lekt, gaspressostaat 2 opent niet Maatregel Aansluitingkabel en sensoren (A en B) controleren, eventueel sensor vervangen Aansluitingkabel en sensoren (A en B) controleren, eventueel sensor vervangen Aansluitingkabel en dubbelsensor controleren, eventueel sensor vervangen Aansluitingkabel en sensoren (A en B) controleren, eventueel sensor vervangen Codeerstekker insteken, codeerstekker controleren, eventueel vervangen Codeerstekker of branderautomaat vervangen I Gevaar Aan stekkerklemmen van de branderautomaat is netspanning. Codeerstekker alleen bij stroomloze toestand van de branderautomaat vervangen. Instelling gaspressostaat 2 controleren, aansluitkabel controleren, gascombiregelaar controleren

51 Storingen oplossen Storingscodes (vervolg) Storingscode op het scherm F E2 F E2 Gedrag van de installatie Branderautomaat op storing Gastekort aan de gasdrukbewaker 2, kleplekkagecontrole Storingsoorzaak Klep 2 lekt, gaspressostaat 2 sluit niet Gasklep opent niet, gasklep lekt, gaspressostaat 2 defect F E4 Brander schakelt uit Meervoudige onderspanningswaarneming met herhaling en hernieuwde onderspanning F E5 F EE F EF F F0 *1 Branderautomaat op storing Branderautomaat op storing Branderautomaat op storing Noodbedrijf na interne instelling Interne fout van de branderautomaat en bij de test van de ionisatie-ingang Interne fout van de terugmelding van de gasbeveiligingskleppen, uitgangsrelais schakelt niet Interne fout van de terugmelding van de gasbeveiligingskleppen, uitgangsrelais schakelt niet Communicatiefout KM-BUS branderautomaat Maatregel Instelling gaspressostaat 2 controleren, aansluitkabel controleren, gascombiregelaar controleren Gascombiregelaar vervangen Voedingsnet controleren Branderautomaat vervangen Branderautomaat ontgrendelen, branderautomaat vervangen Branderautomaat ontgrendelen, branderautomaat vervangen Controleer of de stekker van de KM-BUS-kabel stevig is bevestigd, controleer alle KM-BUS-kabels *1 Wordt uitsluitend aan de regeling weergegeven. 51