De effecten van herstelopvoeding op morele ontwikkeling bij delinquente jongens in een justitiële jeugdinrichting

Maat: px
Weergave met pagina beginnen:

Download "De effecten van herstelopvoeding op morele ontwikkeling bij delinquente jongens in een justitiële jeugdinrichting"

Transcriptie

1 De effecten van herstelopvoeding op morele ontwikkeling bij delinquente jongens in een justitiële jeugdinrichting D. Brugman J. K. van den Bos Juli 27 Vakgroep psychologie Afdeling ontwikkelingspsychologie Heidelberglaan CS Utrecht

2 Samenvatting Herstelopvoeding is een programma om jongeren in een justitiële jeugdinrichting (JJI) bewuster te maken van de gevolgen van delictgedrag en verantwoordelijkheid te leren nemen voor de gevolgen van hun eigen delictgedrag. Uitvoering van het programma beoogt de morele ontwikkeling bij deze jongeren te stimuleren om langs die weg antisociaal gedrag te voorkomen of te verminderen. Het programma bestaat uit twee delen: een verplichte interventie in groepsverband, waarin de jongere veel leert kennen over de gevolgen van antisociaal gedrag voor het slachtoffer, en een vrijwillig, individueel traject dat beoogt de jongere in contact te brengen met een slachtoffer van zijn gedrag om een vorm van genoegdoening te verwezenlijken. De effecten van herstelopvoeding werden onderzocht op egocentrisme, empathie, ontwikkeling van moreel oordelen, dader- en slachtoffer oriëntatie, en morele overtuiging ten aanzien van delinquent gedrag. De effecten werden onderzicht in een quasi-experimentele studie waaraan 151 jongens in de leeftijd van jaar deelnamen van 4 jeugdinrichtingen. Elke jeugdinrichting nam deel met een experimentele groep waarin de jongeren het programma kregen aangeboden tezamen met de gebruikelijke zorg en een controlegroep die uitsluitend de gebruikelijke zorg ontving. De gebruikelijke zorg bestond uit het sociale competentiemodel of EQUIP. In de experimentele groep participeerden 76 jongeren en in de controlegroep 75. De groepsgerichte training van herstelopvoeding had een positief effect op morele overtuigingen ten aanzien van delinquent gedrag. Van de 76 jongeren stroomden 27 door naar het vrijwillige, individuele deel. De morele ontwikkeling van de vrijwilligers verschilde niet van de overige jongeren. Volgens de herstelopvoeders sloten 17 jongeren het traject succesvol af: zij legden contact met het slachtoffer en er vond een genoegdoening plaats in de richting van het slachtoffer. Bij de jongeren die het individuele traject aangingen verdween het effect op morele overtuiging. Er was bovendien een negatief effect op slachtofferoriëntatie. Na de groepstraining bleken de jongeren die EQUIP volgden in vergelijking met de jongeren die het sociale competentiemodel volgden vooruitgang te boeken op straforiëntatie. Geconludeerd wordt dat een bescheiden maar betekenisvol aantal deelnemers zowel de groepstraining als het individuele traject van herstelopvoeding succesvol hebben afgerond, maar dat dit noch bij deze succesvolle jongeren noch bij de andere jongeren die een deel van het traject hebben gevolgd effect heeft op hun morele ontwikkeling. Aanbevolen wordt de vaardigheden die gemoeid zijn met herstelopvoeding beter af te stemmen op de vaardigheden die worden aangeleerd in de gebruikelijke zorg. 1

3 Inhoudsopgave Samenvatting Inleiding 3 Achtergronden van herstelopvoeding 3 Inhoud van herstelopvoeding 4 De onderdelen van herstelopvoeding 6 Morele ontwikkeling bij jeugdige delinquenten 8 Pilot herstelopvoeding 12 Onderzoeksvragen en ontwerp 13 Methode 14 Steekproef 14 Procedure 16 Instrumenten 17 Standaard instrumenten deel 1 groepstraining en 18 deel 2 individueel traject Instrumenten deel 2, herstelbemiddeling 19 Resultaten deel 1: Effectmeting 2 Beschrijvende gegevens 2 Verbanden tussen variabelen 2 Effecten training 23 Egocentrisme 23 Empathie 23 Morele relevantie en moreel oordeelsvermogen 24 Morele overtuiging delinquent gedrag 24 Morele oriëntatie 27 Resultaten deel 2: Evaluatie jongere en herstelopvoeder individueel traject 29 Evaluatie door jongere 29 Evaluatie door herstelopvoeder 31 Relatie tussen de evaluatie van de jongere en de herstelopvoeder 33 Relatie tussen de procesindicatoren (evaluatie jongeren en 33 herstelopvoeder) en de standaardinstrumenten Conclusies en discussie 34 Potentiële beperkingen van het onderzoek 36 Aanbevelingen 38 Referenties 4 Bijlagen 43 2

4 Inleiding Herstelopvoeding is een programma om jongeren in een justitiële jeugdinrichting (JJI) bewuster te maken van de gevolgen van delictgedrag en verantwoordelijkheid te leren nemen voor de gevolgen van hun eigen delictgedrag. Uitvoering van het programma beoogt de morele ontwikkeling bij deze jongeren te stimuleren om langs die weg antisociaal gedrag te voorkomen of te verminderen. Het ontwikkelen van persoonlijk verantwoordelijkheidsgevoel wordt gezien als een pedagogische taak van JJI s en dient jongeren voor te bereiden op een leven in een maatschappij waarin burgers over het algemeen verantwoordelijk worden gehouden voor de gevolgen van hun (delict)gedrag. Het programma werd door de Vakgroep Pedagogiek van de Universiteit Utrecht in samenwerking met JJI De Heuvelrug en het Arrondissementsparket Utrecht ontwikkeld. In september 24 is JJI De Heuvelrug, locatie Eikenstein, van start gegaan met de toepassing van herstelopvoeding door jongeren van deze instelling deel te laten nemen aan de uitvoering van het programma. Naar deze implementatie heeft een pilot onderzoek plaatsgevonden (de Winter, Meijnen & Goldschmidt, 25) dat vooral gericht was op de methodiekontwikkeling en op de vraag of het programma inpasbaar was binnen de setting van een JJI. Naar aanleiding van de positieve resultaten van de pilotstudie is besloten een evaluatieonderzoek plaats te laten vinden waarin de effecten van herstelopvoeding bij een grotere groep jongeren werden onderzocht in vier justitiële jeugdinrichtingen: (a) De Heuvelrug, locatie Eikenstein te Zeist, (b) Rentray locatie Lelystad, (c) Forensisch Centrum Teylingereind te Sassenheim, en (d) De Hunnerberg te Nijmegen. Het belangrijkste doel van dit evaluatieonderzoek is herstelopvoeding op wetenschappelijk verantwoorde wijze ( evidence-based ) verder te ontwikkelen, d.w.z. dat op basis van de onderzoeksresultaten de doelstellingen, inhoud en uitvoering van het programma verder zullen worden doordacht en vorm gegeven. Dit onderzoeksrapport richt zich primair op de effecten van herstelopvoeding bij delinquente adolescente jongens die verblijven in één van de vier deelnemende JJI s. Daarnaast wordt aandacht besteed aan de evaluatie van de herstelopvoeders en de jongeren van herstelopvoeding. In afzonderlijke verslagen komen een methodiekbeschrijving van het programma en een rapport over de pedagogische wenselijkheid van herstelopvoeding beschikbaar. Het maatschappelijk draagvlak voor herstelopvoeding wordt immers enerzijds bepaald door het effect van deelname aan het programma op de dader, anderzijds door de mate waarin de samenleving een dergelijke interventie ziet als een passende reactie op een gepleegd delict. Achtergronden van herstelopvoeding In Nederland en in een aantal andere landen wordt de laatste jaren veel geëxperimenteerd met vormen van herstelrecht en herstelbemiddeling. Onderzocht wordt of dergelijke interventies ook een bijdrage kunnen leveren aan de bestrijding van jeugdcriminaliteit. De beweging voor herstelrecht kenmerkt zich door aandacht voor herstel van wat is misdaan in plaats van de gebruikelijke focus op straf. Desalniettemin blijkt het niet goed mogelijk een eenduidige doelstelling voor het organiseren van herstelgesprekken aan te wijzen. Er laten zich tenminste drie doelen onderscheiden. Ten eerste de gedachte dat het slachtoffer langs deze weg aan het woord komt en perspectief wordt geboden op enige genoegdoening. Een tweede doel is gelegen in het hiermee terugleggen van de maatschappelijke reactie op het delict bij de direct betrokkenen zelf. Ten derde hoopt men met deze aanpak de (jeugdige) dader maximaal te kunnen doordringen van het besef van de negatieve gevolgen van zijn daad (Weijers, 23). De term herstelrecht wordt verschillend gedefinieerd. In de meta-analyse van Latimer, Dowden en Muise (21) wordt de definitie van Tony F. Marshall aangehaald welke de belangrijkste principes van het herstelrecht dekt: Herstelrecht is een proces waarbij alle 3

5 betrokken partijen bij elkaar komen om gezamenlijk te bekijken hoe er om kan worden gegaan met de gevolgen van het gepleegde delict en de implicaties voor de toekomst. Volgens Llewellyn en Howse (1998) zijn de kernelementen van het herstelproces: vrijwilligheid voor alle participanten, het vertellen van de waarheid waarbij de dader verantwoordelijkheid neemt voor de schade die hij/zij heeft aangebracht en een ontmoeting tussen de betrokken partijen. Latimer et al. (21) hebben een meta-analyse verricht over 22 studies welke de effectiviteit van in totaal 35 verschillende herstelrecht programma s onderzochten. Deze studies maakten gebruik van één of meer van de volgende uitkomstmaten: tevredenheid dader, tevredenheid slachtoffer, bereidheid dader tot restitutie en een verlaging van de recidive. Latimer et al. (21) hanteren voor hun meta-analyse de volgende definitie: Herstelrecht is een vrijwillig, op de maatschappij gerichte respons op delinquent gedrag welke het slachtoffer, de dader en de maatschappij probeert samen te brengen in een poging om de aangerichte schade te behandelen. Uit de meta-analyse kwam naar voren dat herstelrecht in vergelijking met niet-herstelgerichte benaderingen, meer succesvol is in het bereiken van de vier belangrijkste doelen ervan. In vergelijking met meer traditionele responsen van justitie zoals opsluiten of het opleggen van een proeftijd zijn programma s gericht op herstelrecht een meer effectieve methode om (1) de slachtoffer satisfactie (gemiddelde effect grootte =.19, sd =.18) te vergroten; (2) de dader satisfactie (gemiddelde effect grootte =.1, sd =.28) te vergroten, (3) de bereidwilligheid te vergroten van de dader voor het geven van restitutie (gemiddelde effect grootte =.33, sd =.24), en (4) de recidive te verlagen (gemiddelde effect grootte =.7, sd =.13). Bij deze resultaten moet er echter rekening worden gehouden met een zelfselectie bias. Daarbij moet worden opgemerkt dat de effectgroottes klein zijn. Volgens Weijers (25) blijkt echter dat veel jongeren in de justitiële jeugdinrichtingen niet beschikken over de benodigde competenties en attitudes die noodzakelijk zijn voor het slagen van dergelijke interventies. Hierbij kan onder andere gedacht worden aan het zich verplaatsen in de positie van het slachtoffer, het tonen van empathie en de bereidheid om de verantwoordelijkheid te nemen voor de gevolgen van het eigen handelen. Een ander probleem is dat slachtoffers geen behoefte hebben aan contact met daders die de strafbare feiten ontkennen en uit onderzoek blijkt dat er met name in de jeugdinrichtingen veel ontkennende daders zijn (Weijers, 25; de Winter, 2b). Deze constatering heeft bij de opleiding Pedagogiek van de Universiteit Utrecht geleid tot het ontwerp voor een nieuw programma aangeduid als herstelopvoeding (de Winter, 2a). Bij herstelopvoeding staat een duidelijke en gerichte pedagogische invulling van het verblijf in een jeugdinrichting voorop. De centrale gedachte van herstelopvoeding is dat de periode in een jeugdinrichting aangewend zou moeten worden om jongeren inzicht te laten verkrijgen in de gevolgen van hun gedrag voor henzelf, slachtoffer(s) en samenleving en hen de kans te bieden om een begin te maken met een concrete genoegdoening in de richting van slachtoffer(s) en/of maatschappij. Concreet bestaat een traject herstelopvoeding uit twee onderdelen. Onderdeel 1 is een groepstraining, waarin de beleving van een misdrijf door slachtoffers in het algemeen centraal staat. Onderdeel 2 is een individueel hersteltraject, waarin de eigen strafzaak centraal staat. Inhoud van herstelopvoeding Eén van de taken waar een justitiële jeugdinrichting voor staat, is het (her)opvoeden van jongeren tijdens de hechtenis. De invulling van die heropvoedingstaak is de afgelopen jaren veel bediscussieerd, onder andere vanwege de hoge recidivecijfers (Wartna, 22). Als operationalisatie van het welslagen van het heropvoedingproces geldt dat de kans op recidive aanmerkelijk geringer wordt. Eén van die constateringen in deze discussie was, dat jongeren die verblijven in een justitiële jeugdinrichting niet of nauwelijks geconfronteerd worden met 4

6 de gevolgen van hun (delict)gedrag en daarmee niet aangesproken worden op hun eigen verantwoordelijkheid daarvoor. Het huidige (her)opvoeden staat meestal in het teken van het versterken van sociale competenties of het behandelen van individuele psychische problematiek en heeft vaak de verbinding verloren met datgene waarvan een jongere wordt verdacht of waarvoor een jongere is veroordeeld (Weijers, 25; de Winter, 2b). In Nederland wordt sinds een aantal jaren geëxperimenteerd met herstelgerichte interventies. Bij deze interventies, zoals een gesprek tussen dader en slachtoffer, wordt over het algemeen een aantal voorwaarden gesteld: de dader moet bekennen en de verantwoordelijkheid willen nemen voor de gevolgen van zijn daad en alle betrokkenen nemen deel op vrijwillige basis. Het zijn juist deze voorwaarden die het bemoeilijken om jongeren in een jeugdinrichting herstelgericht te laten werken. Deze jongeren beseffen vaak niet wat zij slachtoffers hebben aangedaan en weten niet wat de diverse gevolgen voor slachtoffers zijn. Tevens ontkennen zij vaak langdurig het delict gepleegd te hebben (Hokwerda, 24; Weijers, 25). Herstelopvoeding is een pedagogische aanpak die erop gericht is om jonge delinquenten te leren wat de gevolgen van hun daden zijn voor benadeelden en/of slachtoffers. Die stap kan worden gezien als een voorwaarde om verantwoordelijkheid te kunnen nemen voor het eigen gedrag. Herstelopvoeding is er dus op gericht de verbinding van de straf met het gepleegde delict weer te leggen. Dat kan gebeuren door jongeren tijdens hun verblijf in een justitiële jeugdinrichting te confronteren met datgene wat de aanleiding vormde tot de rechterlijke beslissing om hem of haar in een jeugdinrichting te plaatsen. In dat kader is het van belang om processen van verharding en geveinsde onverschilligheid waardoor jongeren ongevoelig lijken voor justitieel ingrijpen tegen te gaan. Herstelopvoeding moet bij de jongeren leiden tot een beter inzicht in de gevolgen van delicten voor slachtoffers en daarmee tot het leren nemen van verantwoordelijkheid voor het eigen gedrag. Als dat lukt, zal dat uiteindelijk ook leiden tot het terugdringen van de kans op recidive. Om jongeren meer zicht in de gevolgen van hun gedrag bij te brengen, om vervolgens herstelgericht te kunnen werken, zijn twee pedagogische stappen geformuleerd, samengebracht onder de noemer herstelopvoeding (de Winter, 2a). De eerste stap betreft het vergroten van het inlevingsvermogen van de jongeren in slachtoffers. Dit is een cognitief deel, waarbij jongeren met name getraind worden in het veranderen van hun sociale en morele cognities. Een cognitieve training als deze is in de eerste plaats geschikt om jongeren andere meer adequate morele cognities aan te leren en moreel redeneren te stimuleren. Daarnaast kunnen morele gevoelens als spijt en schaamte, die beperkt zijn in kracht of reikwijdte, uitgesprokener naar voren komen (le Sage, 25). Het tweede deel is gedragsmatig van aard. Hierin wordt gewerkt aan het realiseren van concrete handelingen die zijn gericht op genoegdoening in de richting van slachtoffer(s) en/of de maatschappij. De bedoeling is dat de gevoelens van schuld, schaamte of spijt die in het eerste deel van het programma zijn aangesproken, de aanzet gaan vormen tot de wil om excuus te maken en/of de schade te herstellen, zowel ten aanzien van het slachtoffer als ten opzichte van de eigen achterban. Schuldgevoel is de emotie die aanzet tot het nemen van verantwoordelijkheid en tot het willen herstellen van de schade. Gevoelens van schaamte hebben hoofdzakelijk (maar niet uitsluitend) betrekking op de eigen groep en kunnen de drijfveer vormen om de binding met de groep te herstellen. Een herstelproces kan zo herstellend werken voor dader, slachtoffer(s) en de omgeving (Stegge, 24). Herstelopvoeding beoogt bij te dragen aan hersteld burgerschap door middel van: 1. Het stellen en overdragen van een expliciete, maatschappelijke norm: schade wordt niet alleen bestraft, maar dient zo mogelijk ook hersteld te worden. 2. Het vergroten van kennis over de gevolgen van delicten. 3. Leren verantwoordelijkheid te nemen voor de gevolgen voor het eigen delictgedrag. 4. Genoegdoening in de richting van slachtoffer(s) en samenleving. 5

7 5. Het vergroten van het inlevingsvermogen m.b.t. de gevolgen voor slachtoffers en samenleving. 6. Het bevorderen van de gewetensontwikkeling en morele oordeelsvorming: versterken van de morele persoon. Met deze doelen heeft het programma tevens een preventieve, maatschappelijke functie. Trajecten als herstelopvoeding laten jongeren zien dat het verblijf in een jeugdinrichting niet vrijblijvend is. Jongeren kunnen tijdens hun verblijf in de jeugdinrichting niet om hun delict heen: zij worden ermee geconfronteerd. Dit is geen softe aanpak, zoals wel gesuggereerd wordt, maar eerder een harde aanpak die jongeren ervan moet weerhouden (opnieuw) een delict te plegen (Weijers, in: Trouw, 19 februari 25). De onderdelen van herstelopvoeding Herstelopvoeding bestaat uit twee delen: een verplichte groepstraining waarbij de nadruk ligt op de gevolgen van delicten voor slachtoffers en een vrijwillig individueel traject waarbij de nadruk ligt op het eigen delict en zijn eigen slachtoffer(s). Bij deel 1 ligt de nadruk vooral op de doelen 1 en 2; bij deel 2 wordt dit verder uitgebreid met de doelen 3 en 4. De doelen 5 en 6 zijn van meer algemene, ontwikkelingspsychologische aard; verwacht wordt dat zij gedurende het hele traject worden gestimuleerd. Gezien onze onderzoeksvraag ligt in dit rapport de nadruk op de doelen 5 en 6, maar ook de doelen 3 en 4 komen aan bod. Onderdeel 1 is een groepstraining en bestaat uit 8 bijeenkomsten van ieder 2,5 uur, verdeeld over vier trainingsdagen. Vooral in de opvanginrichtingen is het verloop van de jongeren groot. De kans is dus aanwezig dat de jongere de inrichting verlaat alvorens de training af te ronden, doordat hij bijvoorbeeld wordt geschorst of overgeplaatst. Om deze reden is ervoor gekozen om het trainingsgedeelte van herstelopvoeding in maximaal 2 weken te geven. Deelname aan de training was verplicht. Alleen in geval van zitting van de eigen strafzaak, ziekte of wangedrag nam de jongere niet deel aan een gedeelte van de training. Door onder andere discussies, videofragmenten, werkbladen en rollenspelen werden de beleving en de gevolgen van slachtoffers van misdrijven naar voren gebracht. Er werd geoefend met beheersingstechnieken en sociale vaardigheden. Deze werden onder andere in praktijk gebracht tijdens de confrontatie met een acteur in de rol van slachtoffer. Tevens werden gastsprekers van politie en slachtofferhulp uitgenodigd om in de training te vertellen over hun ervaringen met slachtoffers en de hulp die zij bieden. De training is gericht op het vergroten van het inlevingsvermogen in slachtoffers. Naast het bespreken van gevolgen voor slachtoffers is een terugkerend element in de training het onderwerp gedragskeuzes. Het gaat hierbij vooral om gedragskeuzes t.a.v. risicosituaties. De kapstok voor het bespreken en beïnvloeden van deze gedragskeuzes is het ABC model. Dit gedragskeuze model is gebaseerd op de Rationele Effectiviteits Training (RET) principes. De theorie achter de Rationale Effectiviteits Training (RET) gaat er vanuit dat de manier van denken en fantaseren bepaalt hoe iemand zich voelt en gedraagt (IJzermans & Dirkx, 1992). Aan de hand van dit cognitieve gedragsmodel wordt beoogd dat de participanten inzicht krijgen in hun gedachten, gevoel en handelen in de situatie voorafgaand en tijdens hun delict. Op diverse manieren werd jongeren bijgebracht wat de gevolgen kunnen zijn voor slachtoffers van een strafbaar feit. In beginsel gaat het om slachtoffers in het algemeen, maar naarmate de training vorderde, werd geprobeerd de eigen strafzaak meer centraal te stellen. De groep werd geleerd moeilijke situaties anders te benaderen met als doel een goede afloop. Het doel van de training is om jongeren meer inzicht te laten krijgen in de verschillende gevolgen van een strafbaar feit voor slachtoffers, het verkrijgen van (meer) inzicht in de positie van slachtoffers en daders en het (in meerdere of mindere mate) nemen van de verantwoordelijkheid voor het eigen delictgedrag. De training is bedoeld om jongeren te laten 6

8 nadenken over hun (delict)gedrag, dat de reden is voor hun verblijf in de jeugdinrichting. Het is de bedoeling dat zij een spiegel voorgehouden krijgen en nadenken over de positie waar zij zich op dat moment in bevinden. De ervaring leert dat jongeren in een jeugdinrichting over het algemeen een onverschillige en/ of ontkennende houding aannemen tot het moment dat zij voor de kinderrechter moeten verschijnen of vrijkomen. Deze houding staat een ontwikkeling naar het inleven in slachtoffers en genoegdoening in de weg. Tot dusverre was er geen enkele prikkel om dergelijk gedrag te veranderen. In de jeugdinrichting kent het eerste onderdeel een verplicht karakter. Het kan worden gezien als een vast onderdeel van de programmering in de jeugdinrichting. Als een jongere de training afrondt met een voldoende waardering, en inzicht toont in zijn eigen delictgedrag, wordt hem de mogelijkheid geboden verder te gaan met het tweede onderdeel: een individueel hersteltraject. Deel 2 van het programma herstelopvoeding bestaat uit een individueel traject en kent een vrijwillig karakter. Dit traject duurt gemiddeld tussen de 6 weken en 3 maanden. In dit traject staat de eigen strafzaak centraal. Een jongere geeft aan behoefte te hebben aan een proces van herstel, waarna in overleg met de herstelopvoeder een passend stappenplan wordt opgezet. Aan de hand van dit stappenplan werkt de jongere aan herstel in de richting van zijn slachtoffer. Per jongere wordt bekeken wat de mogelijkheden van hem en de wensen van het slachtoffer zijn, deze factoren zijn medebepalend voor de stappen die worden ondernomen. Voor de één kan een brief of een videoboodschap het meest geschikte middel zijn, voor de ander een één op één gesprek en voor de derde is juist een herstelbijeenkomst Echt Recht het meest gepaste middel. Onderdeel 2 kan zowel intramuraal als extramuraal plaatsvinden. Bij de intramurale variant vindt de uitvoering van het hersteltraject in zijn geheel plaats binnen de jeugdinrichting. De doelen worden opgesteld binnen de inrichting en dienen ook hier te worden gerealiseerd. Als een jongere tijdens het hersteltraject de inrichting mag verlaten, kan hij eventueel extramuraal verder gaan met onderdeel 2. Het aanbieden van welgemeende excuses en het bieden van genoegdoening in welke vorm dan ook, veronderstelt een aantal capaciteiten, dat veel jongeren in justitiële jeugdinrichtingen niet of onvoldoende hebben. De bedoeling is om bij de jongeren een ontwikkeling in gang te zetten in de richting van dergelijke capaciteiten, waarbij wordt voortgebouwd op de training die ze in het eerste deel ontvangen hebben. Het principe dat in de tweede fase wordt toegepast is learning by doing. Met elke jongere wordt een stappenplan opgesteld van concrete genoegdoeningactiviteiten waarbij de verschillende stappen voor de jongere een toenemende moeilijkheidsgraad hebben. Elke stap wordt besproken, geoefend en begeleid, en moet succesvol worden uitgevoerd voordat aan de volgende wordt begonnen. De te nemen stappen zullen voor elke jongere verschillend zijn. Voor de één zal het schrijven van een excuusbrief aan het slachtoffer al aan het begin van het traject een haalbare kaart zijn, voor een ander vergt het realiseren van een dergelijke stap een groot aantal tussenstappen. De bedoeling is echter om bij elke jongere die dit traject doorloopt een duidelijke vooruitgang te boeken in de mate waarin hij verantwoordelijkheid neemt voor het delictgedrag, alsmede in de manier waarop hij daaraan uiting geeft middels concrete herstel- of genoegdoeningactiviteiten. Een jongere start dus met een eerste, voor hem relatief makkelijke, stap in het nemen van de verantwoordelijkheid voor zijn delict, een stap waarvan de jongere vindt dat hij nu in staat is om deze te zetten. Vervolgens wordt via verschillende stappen toegewerkt naar een handeling, die de jongere in het begin aanmerkt als zeer moeilijk of niet haalbaar. Het is de taak van de herstelopvoeder om het maximaal haalbare met een jongere na te streven/ te bereiken. Dit betekent dan ook dat een jongere meerdere stappen kan zetten (dus meerdere activiteiten kan ondernemen) in het leren nemen van de verantwoordelijkheid voor zijn delict. Het gaat om een proces en niet om een eenmalige actie (tenzij dit het maximaal haalbare is voor een deelnemer). Bij het nastreven van de gestelde doelstellingen, wordt rekening gehouden met de 7

9 behoefte van het slachtoffer, indien deze betrokken wordt bij dit project. Bij dit alles dient te worden aangetekend dat de mogelijkheden van deze fase uiteraard door de tijd en de ontwikkelingsmogelijkheden van de jongeren worden beperkt. Het eerste deel van herstelopvoeding kan gezien worden als onderdeel dat geschikt is voor het reguliere programma in de jeugdinrichting. Het is een educatief programmaonderdeel om jongeren met de gevolgen van (delict)gedrag te confronteren. Onderdeel 2 kan echter niet worden verplicht; jongeren doen er vrijwillig aan mee en worden gestimuleerd een constructieve wending te geven aan hun gedrag. Het succesvol afronden van onderdeel 1 is echter wel een voorwaarde om aan deel 2 te kunnen deelnemen. Morele ontwikkeling bij jeugdige delinquenten Onderzoek naar de morele ontwikkeling bij delinquente adolescenten heeft voornamelijk plaatsgevonden in het kader van de theorie van Kohlberg (1981, 1984) over de ontwikkeling van moreel oordelen en van Hoffman (2) over de ontwikkeling van empathie. In vergelijking met hun niet-delinquente leeftijdsgenootjes functioneren jeugdige delinquenten op een lager niveau van moreel oordelen (Blasi, 198; Nelson et al., 199; Smetana, 199; Stams et al., 26) en empathie (Jolliffe & Farington, 24). Zowel morele oordeelsvorming als empathie worden gezien als basis voor moreel gemotiveerd gedrag (Gibbs, 23). Morele oordeelsvorming wordt beschouwd als een moreel cognitieve component en empathie als een moreel affectieve component. Zowel de morele oordeelsvorming als de ontwikkeling van empathie worden gestructureerd door de ontwikkeling van sociaal perspectief nemen of rolnemen ( role-taking ). Egocentrisme omvat een belangrijke, overlappende betekenis van een laag niveau van morele oordeelsvorming en empathie en duidt op een onvermogen zich te verplaatsen in de positie van een ander en in het eigen gedrag rekening te houden met belangen van anderen of zelfs met de eigen belangen op langere termijn. Bij kinderen is egocentrisme een onvermijdelijk kenmerk van hun sociaal cognitieve ontwikkeling. Als egocentrisme in de adolescentie echter nog steeds de sociale cognitie domineert wordt het beschouwd als een cognitieve verstoring, ofwel een denkfout. Egocentrisme als cognitieve verstoring verhoogt de kans op antisociaal gedrag (Gibbs, 23). Denkfouten mediëren de relatie tussen moreel oordelen en antisociaal gedrag (Barriga et al., 21; van der Velden et al., 26). De denkfouten verhinderen dat men zich verantwoordelijk voelt voor het bewuste gedrag ( als de winkelier zijn spulletjes niet beter beschermt, vraagt hij er om dat ze worden gestolen ) en daarmee blokkeren ze het moreel oordeelsproces (Gibbs, 23). In de theorie van Kohlberg (1984) wordt morele ontwikkeling primair opgevat als een cognitief proces. Morele emoties zijn afhankelijk van de ontwikkeling in het moreel oordelen. Dit ontwikkelingsproces verloopt stadiumgewijs, waarbij het nieuwe stadium van een hoger moreel-cognitieve competentie getuigt dan het stadium daarvoor. Kohlberg onderscheidt in principe zes stadia, maar in zijn latere werk zijn er maar vijf empirisch gedefinieerd (Colby & Kohlberg, 1987). De stadia zijn kwalitatief verschillende denkstructuren, die een persoon één voor één, via een vaste volgorde zou doorlopen. De ontwikkeling is normaliter onomkeerbaar (alleen bij letsel of onder extreme omstandigheden is regressie mogelijk) en wordt universeel beschouwd. Cross-cultureel onderzoek heeft de aanwezigheid van eerste vier stadia aangetoond (Gibbs et al., 27; Snarey, 1985). De stadia zijn opgedeeld in drie niveaus: preconventioneel, conventioneel en postconventioneel. De morele oordeelsvorming van de doorsnee bevolking functioneert op het conventionele niveau (stadium drie of vier) en van kinderen en delinquenten op het preconventionele niveau (stadium 1 en 2). Zelfbewuste morele emoties als schuld en schaamte als redenen om gedrag al dan niet te laten, beginnen te verschijnen in de overgang van stadium 2 naar stadium 3. De leeftijd waarop een bepaald stadium wordt bereikt kent een grote variatie, mede afhankelijk van de kwaliteit van de sociale interacties waaraan een individu deelneemt in het gezin, op school, de buurt, enz., en 8

10 ruimer de cultuur (Colby & Kohlberg, 1987). De kwaliteit van de sociale interacties wordt weergegeven in de mate van rolname en moreel klimaat. Een andere belangrijke theorie op het gebied van de morele ontwikkeling is Hoffman s morele socialisatie theorie. Hoffman (2) stelt dat niet alleen de constructie van moreel oordelen, maar ook morele internalisatie belangrijk is. Een kind heeft de norm geleerd dat men rekening houdt met de belangen van anderen en wordt door die norm gemotiveerd dat ook te doen. Als hij of zij dat niet doet, ontstaan er schuldgevoelens; er is bezorgdheid om een slachtoffer. Schuldgevoelens zijn voor Hoffman zowel een gevoelsreactie als een cognitieve reactie. Men voelt zich bijvoorbeeld schuldig omdat het handelen niet eerlijk was, waarbij het principe van vertrouwen is geschonden. Voor Hoffman is wijze van opvoeden zeer bepalend voor de morele internalisatie. Een inductieve opvoedingsstijl, waarbij het kind gewezen wordt op de gevolgen van het eigen gedrag voor anderen, bevordert de morele internalisatie. Het maakt de reden voor het gedrag zich eigen en vergeet de bron van die reden, waardoor ook zonder supervisie het gedrag gereguleerd wordt volgens de eigen norm. Door een autoritaire opvoedingsstijl daarentegen vindt deze internalisatie niet plaats, waardoor een kind minder empathie zal ervaren in situaties zonder supervisie. Hoe minder iemand zich in de rol van de ander (eventueel slachtoffer) kan inleven, hoe minder er sprake kan zijn van schuldgevoel. Als er minder schuldgevoel is, is er tevens minder verantwoordelijkheidsgevoel voor de situatie van een ander, aldus Hoffman. Hoffman benadrukt het belang van slachtoffer-georiënteerde disciplinering voor morele internalisatie (gevolgen voor het slachtoffer). Het kind leert de gevolgen van zijn gedrag en leert een verantwoordelijkheid voor andermans leed. Bovendien leert het kind zich te richten op de behoeften en emotionele toestand van de ander en een empatisch reageren te ontwikkelen. Hoffman ziet empathie en gerelateerde emoties als de basis voor morele motivatie. De begrippen morele ontwikkeling, interne oriëntatie en morele motivatie verschillen tussen deze twee theorieën. In de cognitieve ontwikkelingstheorie van Kohlberg heeft de morele ontwikkeling betrekking op een constructie van morele betekenissen van normen en waarden. Een kind met een interne oriëntatie heeft een relatief volwassen begrip van de onderliggende betekenis van morele normen en waarden bereikt en probeert zich hiernaar te gedragen. Morele motivatie komt tot stand door een decentratie proces waarbij voorschriften ontstaan voor gelijkheid en wederkerigheid, oftewel rechtvaardigheid. In de morele socialisatietheorie van Hoffman heeft de morele ontwikkeling betrekking op het overbrengen van morele normen en waarden van de maatschappij naar het kind toe. De interne oriëntatie geeft een internalisatie van deze waarden en normen weer. In de theorie van Hoffman is het intern georiënteerde kind het product van de opvoedingsstijl van de ouders, dat leidt tot de acceptatie en zelfattributie van morele normen. Hierbij wordt empathie gezien als de basis voor morele internalisatie en motivatie (Gibbs, 1991). Een belangrijke theoreticus voor de integratie van beide theorieën is Gibbs. Hij vindt het plausibel dat zowel cognitief-constructieve als internalisatie processen bijdragen aan de ontwikkeling van een interne morele oriëntatie. Ook kunnen zowel rechtvaardigheid (voorschriften van gelijkheid en wederkerigheid) en empathie bijdragen aan de motivatie voor moreel gedrag. Gibbs gaat er vanuit dat de theorieën van Kohlberg en Hoffman elkaar aanvullen op het gebied van het begrijpen van morele ontwikkeling en motivatie. Hij komt tot de conclusie dat er twee bronnen zijn van morele motivatie, namelijk morele cognitie en moreel gevoel, oftewel rechtvaardigheid en empathie. De cognitieve constructie van de betekenis van een situatie als onrechtvaardig kan de morele motivatie aansturen. Maar ook empathische spanning veroorzaakt door het lijden van het slachtoffer kan in dezelfde situatie de morele motivatie aansturen. De twee bronnen van morele motivatie kunnen in conflict komen. Rechtvaardigheid en empathie kunnen aanzetten tot tegenovergestelde gedragingen. 9

11 Hoewel de twee bronnen van morele motivatie in conflict kunnen zijn, zijn zij volgens Gibbs nauw met elkaar verbonden en vullen zij elkaar vaak aan (Gibbs, 1991). De theorie van Gibbs over de ontwikkeling van morele oordeelsvorming is een neo- Piagetiaanse interpretatie van de theorie van Kohlberg (Gibbs, 1979; 23). Volgens Gibbs ontwikkelt een individu zijn of haar moreel oordelen over situaties van een oppervlakkige beoordeling naar een volwassen beoordeling. Hierbij ontstaat er inzicht in de psychologische en functionele basis van zowel menselijke interpersoonlijke relaties als samenlevingen als geheel. Gibbs beperkte ook het aantal stadia tot vier, omdat in onderzoek stadium vijf en zes nauwelijks tot nooit werden gevonden (Gibbs, 23). Tabel 1: Stadia van moreel redeneren volgens Gibbs (23). Stadia van onvolwassen moreel redeneren Stadium 1: Redeneren vanuit eenzijdige en concrete gevolgen Moreel redeneren is gebaseerd op eenzijdige autoriteit, vooral op de autoriteit van lichamelijk sterke personen en op regels van anderen ( Papa is de baas omdat hij groot en sterk is ). De persoon is niet in staat om verschillende perspectieven in te nemen en het oordeel wordt vaak in absolute termen uitgedrukt ( altijd of nooit ). Stadium 2: Redeneren in termen van in ruil voor en instrumenteel redeneren Moreel redeneren gebeurt op een rationelere manier dan in stadium 1, maar is nog erg oppervlakkig en instrumenteel. De nadruk ligt op een maximale bevrediging van de eigen behoeften en wensen en het minimaliseren van de negatieve consequenties voor de persoon zelf. Er is sprake van concrete morele wederkerigheid (iets doen voor anderen als zij iets voor jou hebben gedaan of gaan doen). Stadia van volwassen moreel redeneren Stadium 3: Redeneren vanuit wederkerigheid en prosociaal redeneren Bij moreel oordelen worden perspectieven van alle betrokkenen samen genomen. Gedeelde gevoelens, afspraken en verwachtingen gaan boven individuele belangen. Doen zoals men zelf ook behandeld zou willen worden. De kern is ideale wederkerigheid en wederzijds vertrouwen als basis voor interpersoonlijke relaties. Stadium 4: Redeneren vanuit normen en sociale systemen Kenmerkend is het perspectief als lid van de maatschappij in het algemeen. Moreel redeneren is gebaseerd op algemeen maatschappelijke regels en verplichtingen. Deze regels en verplichtingen zijn consistent en onpartijdig en gelden voor iedereen zolang ze niet indruisen tegen iemands persoonlijke waarden. Gibbs (23) ziet een achterstand in de morele ontwikkeling als risicofactor van antisociaal gedrag. Antisociale jongeren oordelen volgens Gibbs voornamelijk in stadium twee. Gibbs (1991; 23) stelt dat een achterstand in morele oordeelsvorming tesamen met een hoge mate van cognitieve verstoringen in belangrijke mate antisociaal gedrag kan verklaren. Volgens Gibbs heeft vrijwel iedereen een zeker empathische predispositie en een motivatie om cognitieve dissonantie te vermijden tussen gedrag dat schadelijk is voor anderen en een zelfbeeld van iemand die anderen niet onrechtmatig kwaad doet. Bij antisociaal gedrag dat schadelijk is voor anderen, zullen dan ook schuldgevoelens optreden en kan cognitieve dissonantie tussen gedrag en zelfbeeld ontstaan. Als defensieve mechanismen hiertegen kunnen zelfbeschermende cognitieve verstoringen of denkfouten een rol spelen, aldus Gibbs. Denkfouten zijn onjuiste of vooringenomen manieren om sociale gedragingen en gebeurtenissen te interpreteren; het zijn foutieve ideeën of veronderstellingen over iemands eigen sociale gedrag of het sociale gedrag van een ander (Barriga e.a., 21; Gibbs, 23). Zelfbeschermende denkfouten gaan vooraf aan of volgen op externaliserend probleemgedrag (agressie, delinquentie). Gibbs gaat uit van vier typen denkfouten, welke weer onder te 1

12 verdelen zijn in primaire en secundaire cognitieve verstoringen (Gibbs e.a., 1995; Gibbs, 23). De primaire denkfout zet aan tot antisociaal gedrag omdat het gericht is op onmiddellijk eigenbelang. Zoveel waarde hechten aan de eigen standpunten, verwachtingen, behoeften, rechten, gevoelens en wensen, dat de terechte standpunten etc. van anderen, of zelfs het eigen belang op langere termijn, nauwelijks in overweging genomen worden of zelfs volledig genegeerd worden. Deze denkfout leidt tot een verstoord gedrag: omdat ik dit wil heb ik ook het recht om dit te doen. De secundaire denkfouten ondersteunen de primaire denkfout en dienen om mogelijke schuldgevoelens als gevolg van antisociaal gedrag of gevoelens van medeleven te neutraliseren en aantasting van het zelfbeeld te voorkomen. De secundaire denkfouten zijn: goedpraten, verkeerd benoemen, uitgaan van het ergste en anderen de schuld geven. De kans op problemen bij antisociale individuen neemt sterk toe als zulke denkfouten niet worden gecorrigeerd. Zelfbeschermende denkfouten worden al lange tijd bestudeerd in de psychologie en psychopathologie (Bandura, 22; Cromwell & Thurman, 23; Dodge & Coie, 1987; Gibbs, 23; Sykes & Matza, 1957), maar geclaimd wordt dat er nu voor het eerst een betrouwbaar en valide vragenlijst is ontwikkeld om denkfouten te meten (Barriga e.a., 21). Primaire cognitieve verstoringen komen voort uit egocentrische bias. Egocentrische bias in de informatieverwerking komt in beperkte mate ook voor bij verantwoordelijke volwassenen, maar over het algemeen neemt het af als men ouder wordt. Het is het sterkst onder jonge kinderen. Jonge kinderen hebben de neiging om eerlijke toewijzing te verwarren met egocentrische verlangens. Als de egocentrische neiging blijft bestaan bij een kind, verandert deze over het algemeen in een primaire cognitieve verstoring. Gibbs e.a. gaan ervan uit dat een uitgesproken egocentrische neiging en primair cognitieve verstoringen het basisprobleem vormen van het antisociale of onverantwoordelijke individu (Gibbs, Potter & Goldstein, 1995). Het is daarom belangrijk dat jongeren moeten leren om het standpunt van anderen in te nemen. Egocentrische bias is ook een belangrijk kenmerk van de onvolwassen morele stadia van Kohlberg (1984). Als egocentrisme normaal afneemt naarmate iemand ouder wordt, dan zou de aanwezigheid van primaire cognitieve verstoringen bij delinquente jongeren kunnen wijzen op een ontwikkelingsachterstand. Ontwikkelingsachterstanden bij delinquente jongeren in het moreel redeneren en in het sociaal perspectief nemen wordt redelijk consistent gevonden (bijv. Gregg, Gibbs & Basinger, 1994). Delinquente jongeren redeneren pragmatisch en opportunistisch en bevinden zich in stadium twee van het moreel redeneren. Wanneer denkfouten gehanteerd worden is het mogelijk voor een antisociaal persoon om psychologisch te ontsnappen aan de verantwoordelijkheid voor zijn daden of om tenminste zijn cognitieve dissonantie te verminderen. Ook op empathie gebaseerd schuldgevoel wordt verminderd of verdwijnt. Door secundaire cognitieve verstoringen wordt het zelfbeeld van de persoon niet aangetast wanneer de betreffende persoon antisociaal gedrag vertoont. Als resultaat kunnen onvolwassen morele oordeelvorming, egocentrische neigingen en egoïstische motieven blijven voortbestaan (Gibbs, 1991). De denkfouten anderen de schuld geven, goedpraten, verkeerd benoemen en uitgaan van het ergste worden gezien als de secundaire denkfouten. In dit onderzoek wordt alleen aandacht besteed aan egocentrisme, vanwege (a) praktische beperkingen (afnameduur instrumenten), (b) het feit dat egocentrisme het minst gevoelig blijkt voor sociaal wenselijkheids effecten (Brugman e.a., 27) en (c) omdat de interventie hier theoretisch gezien het meest direct verband mee houdt. Egocentrisme is een gemeenschappelijk kenmerk van een gebrekkig ontwikkeld oordeelsvermogen en empathie. Vaardigheden om denkfouten te monitoren en op te heffen moeten de positieve mogelijkheden van antisociale jongeren naar voren brengen. Door het opheffen van denkfouten zullen empathie en schuldgevoelens niet meer geneutraliseerd worden. Delinquente jongeren die antisociaal gedrag vertonen zullen dan last krijgen van de spanningen die het gevolg zijn van primaire 11

13 verstoringen. Nu zullen er wel op empathie gebaseerde schuldgevoelens opgeroepen worden. Door de cognitieve dissonantie die nu optreedt tussen antisociaal gedrag en het zelfbeeld van een persoon die niet onrechtvaardig andere mensen iets aandoet, zal het zelfbeeld worden aangetast. Schadelijk gedrag zal hierdoor worden geremd. Als adolescenten denkfouten in henzelf en anderen kunnen herkennen en hier mee om kunnen gaan, zal het egocentrisme dalen, zullen empathie en het bewustzijn aan kracht winnen en zullen deze jongeren minder boos en agressief zijn en zich meer verantwoordelijk voelen voor hun gedrag (Gibbs, Potter & Goldstein, 1995). Een interventie programma voor jeugdige delinquenten dat het moreel redeneren en het empathie niveau wil verbeteren lijkt een goed middel om antisociaal gedrag te reduceren. Het herstelrecht lijkt een benadering te bieden waarbij moreel redeneren en empathie worden gecombineerd: het confronteert de dader met de consequenties van zijn gedrag en dit kan hem motiveren om hier iets aan te doen (Bradshaw & Roseborough, 25). Herstelopvoeding is een interventie programma voor jeugddelinquenten welke is gebaseerd op het herstelrecht. Het programma probeert het niveau van empathie en moreel redeneren te verhogen. In dit project wordt het programma getest middels een quasi-experimentele onderzoeksopzet met een voor- en nameting en een uitgestelde nameting. Pilot Herstelopvoeding Via een samenwerkingsproject van de Universiteit Utrecht met het Arrondissementsparket Utrecht en locatie Eikenstein van JJI De Heuvelrug in Zeist is de eerste pilot herstelopvoeding tot stand gekomen. Bij deze partners bestond al langere tijd de behoefte om het verblijf in een jeugdinrichting een meer zinvolle invulling te geven. Binnen JJI De Heuvelrug is de overtuiging gegroeid dat aandacht voor het delictgedrag en voor herstelgericht werken bij de invulling van de opvangprogramma s een belangrijker plaats moet gaan innemen. Dit sloot aan op de vraag van het Arrondissementsparket Utrecht om een meer effectieve inhoud te geven aan de periode van voorlopige hechtenis (Kool & Wolthuis, 24; Mijnarends, 24). Deze pilot werd met financiële steun van de Directie Justitieel Jeugdbeleid van het Ministerie van Justitie uitgevoerd van september 24 t/m mei 25. In het najaar van 25 is het eindrapport van deze eerste pilot aangeboden aan het Ministerie (de Winter, Meijnen, & Goldschmidt, 25). In de eerste pilot heeft de nadruk gelegen op het ontwikkelen van de methodiek. Bij de evaluatie is onderzocht in hoeverre de doelstelling van het traject wordt bereikt. Met name is gekeken naar de ontwikkeling van het inlevingsvermogen in slachtoffers en naar concrete genoegdoening door de participanten. Daarnaast is onderzocht in hoeverre het traject herstelopvoeding in zijn huidige vorm toe te passen is in een justitiële jeugdinrichting. Ten slotte is de praktische uitvoering van de pilot geëvalueerd. Gezien het doel van methodiekontwikkeling was de voorkeur gegeven aan een kleinschalig ontwikkelingsproject. In de pilot zijn drie groepen jongens gestart met een traject herstelopvoeding. Zowel preventief gehechte pupillen, als afgestrafte pupillen hebben deelgenomen. Er mocht bij de participanten geen sprake zijn van een forse psychiatrische stoornis. In totaal zijn 17 jongens geselecteerd voor herstelopvoeding, waarvan er uiteindelijk 6 jeugdigen voortijdig of tijdens de training zijn afgevallen. Indien zij de training met een positieve beoordeling hadden afgerond, kregen de participanten de mogelijkheid een individueel hersteltraject te volgen waarbij de eigen strafzaak centraal stond. In de pilot is gebruik gemaakt van observaties, een vragenlijst voor de pupillen en een controlegroep, interviews met de pupillen en een vragenlijst voor de herstelopvoeder. Om te kijken of herstelopvoeding toepasbaar is in een justitiële jeugdinrichting en voor de evaluatie van de praktische uitvoering zijn interviews gehouden met de trainers, de herstelopvoeder, een aantal groepsleiders en een afdelingshoofd. 12

14 Gezien het relatief kleine aantal jongens dat aan deze pilot heeft deelgenomen, zijn de onderzoeksresultaten niet generaliseerbaar naar de populatie van jeugdige delinquenten. Zowel de kwantitatieve als de kwalitatieve bevindingen van dit pilotproject waren echter veelbelovend. Onderzoeksvragen en -ontwerp Het voorliggende onderzoek richt zich op de effecten van herstelopvoeding bij delinquente adolescenten. De onderzoeksvraag luidt: In hoeverre leidt deelname aan de interventie herstelopvoeding tot vermindering van egocentrisme en een verbetering van empathie, morele ontwikkeling, morele overtuiging ten opzichte van delinquent gedrag en straf- en slachtofferoriëntatie? Deze onderzoeksvraag heeft betrekking op de morele ontwikkeling van de jongeren, de doelen 5 en 6 (p. 3, 4). Voor de beantwoording van de onderzoeksvraag werden vragenlijsten bij de jongeren afgenomen. Het programma van herstelopvoeding bestaat uit 2 gedeelten: een verplichte groepstraining die werd uitgevoerd in een periode van 2 weken en een vrijwillig individueel taakgericht proces dat meestal een periode besloeg van 6-1 weken. De verwachting is dat de participanten die het eerste deel en/of beide delen van het traject herstelopvoeding hebben doorlopen minder egocentrisch gaan denken, vooruitgaan in empathie ontwikkeling en in morele ontwikkeling, hun morele overtuiging ten opzichte van het nut van delinquent gedrag afzwakken en meer begaan zijn met het slachtoffer dan participanten die het programma niet doorlopen. In dit onderzoek is gebruik gemaakt van een quasi-experimentele onderzoeksopzet met een experimentele en een controlegroep en met zowel een voor- als een nameting en een tweede nameting voor degenen die het individueel traject hebben gevolgd. Door dit design te hanteren wordt de aanvangsituatie vergeleken met de situatie enige tijd later, in geval van de experimentele groep is dit de situatie na de training. De tweede nameting heeft plaats gevonden nadat de jongeren onderdeel 2 van herstelopvoeding hadden afgerond. Bij de controlegroep vond de nameting na 2 weken plaats en een tweede nameting 2 maanden na de eerste nameting, overeenkomstig het verwachte gemiddeld tijdsverloop bij de experimentele groep. Naast deze effectstudie zijn vragenlijsten gebruikt voor een evaluatie van herstelopvoeding door de trainer, herstelopvoeder en de jongere zelf. Het gaat er dan om hoe de trainer en herstelopvoeder de deelname van de jongeren beoordelen en hoe de jongeren zelf herstelopvoeding ervaren. Bij het tweede onderdeel, de herstelbemiddeling, werd de jongere individueel gevolgd. Na afloop van iedere bijeenkomst van de jongere met de herstelopvoeder werd door de herstelopvoeder een kort, gestandaardiseerd interview afgenomen. Tevens vulde de herstelopvoeder na afronding van een traject een vragenlijst in over het verloop van het traject vanuit de visie van de herstelopvoeder. Deze vragenlijsten zullen worden gebruikt om met name de doelen 3 en 4 (p. 3 en 4) te evalueren. Let wel dat er hier geen sprake is van een voor- en nameting en evenmin van een controlegroep. Op basis van de resultaten zal worden beoordeeld of het volgen van het programma herstelopvoeding een bijdrage levert aan een positieve ontwikkeling van de delinquente adolescenten. Een uitgestelde nameting naar recidive zal indien mogelijk op langere termijn plaatsvinden. Onderzocht zal dan worden of de jongeren die herstelopvoeding hebben gevolgd minder recidiveren dan de jongeren die dit niet hebben gedaan en of de geconstateerde veranderingen op het gebied van de empathie ontwikkeling etc. de verwachte afname van recidive kunnen verklaren. Het project herstelopvoeding werd uitgevoerd in vier justitiële jeugdinrichtingen: locatie Eikenstein van JJI De Heuvelrug te Zeist, Forensisch Centrum Teylingereind te Sassenheim, De Hunnerberg te Nijmegen en Rentray te Lelystad. In deze inrichtingen verblijven jongeren 13

15 tussen de 12 en 24 jaar. Eikenstein, De Hunnerberg en Teylingereind, zijn gesloten opvanginrichtingen voor jongens en meisjes en Rentray beschikt over zowel opvang- als behandelplaatsen voor jongens en meisjes. In elk van de vier JJI s diende een bepaalde onderzoeksgroep gerealiseerd te worden. In elke inrichting werd zowel een experimentele als een controlegroep samengesteld. De controlegroep bestond uit delinquente jongens die wel in één van de vier JJI s verbleven, maar niet het traject herstelopvoeding doorliepen. De activiteiten waren voor de experimentele en de controlegroep binnen één inrichting vergelijkbaar; de participanten van de experimentele en de controlegroep hadden dezelfde zorg die kenmerkend is voor justitiële jeugdinrichtingen in Nederland. Tussen de inrichtingen waren er wel verschillen. Binnen De Heuvelrug, locatie Eikenstein, De Hunnerberg en Rentray Lelystad wordt de opvoeding en behandeling van de jongeren vorm gegeven volgens de methodiek van het sociaal competentiemodel. Het competentiemodel gaat er vanuit dat probleemgedrag het gevolg is van een gebrek aan bepaalde vaardigheden waardoor een jongere wordt belemmerd een bepaalde ontwikkelingstaak of subtaak uit te voeren. Het vergroten van deze vaardigheden is vervolgens het doel van de behandeling. Teylingereind maakt gebruik van het EQUIP programma (Gibbs e.a., 1995). Hierbij wordt aandacht geschonken aan agressiebeheersing, het corrigeren van denkfouten, het aanleren van sociale vaardigheden en het stimuleren van de morele ontwikkeling. In alle vier de JJI s wordt het arbeidstoeleidend programma Work Wise aangeboden. Het doel van dit programma is dat de jongeren, wanneer zij terugkeren in de samenleving, een goede dagbesteding hebben en dat zij over voldoende vaardigheden beschikken om deze dagbesteding te behouden. Activiteiten binnen dit programma richten zich op arbeid en scholing, wonen en vrije tijdsbesteding en de opbouw van een sociaal netwerk. De interventie wordt in meerdere JJI s uitgevoerd omdat alleen op die manier nader inzicht kan worden verkregen in de vraag of herstelopvoeding een effectieve aanvulling biedt op de reeds gangbare programma s en of het effect van de interventie niet volledig afhangt van de toevallige omstandigheden in een inrichting. Dit laatste geldt overigens alleen voor het sociaal competentiemodel dat in drie inrichtingen wordt uitgevoerd. EQUIP wordt slechts op één inrichting uitgevoerd (Teylingereind). In dat geval kunnen dus de effecten van de gebruikelijke zorg al dan niet in combinatie met herstelopvoeding niet onafhankelijk gemeten worden van de effecten van de instelling. Voor dit project is een projectcoördinator aangesteld, die tevens de coördinator is voor Eikenstein. Ook de andere drie inrichtingen hadden ieder hun eigen coördinator. Zij waren belast met de praktische uitvoering van het project. Het geven van de trainingen en het begeleiden van de participanten in het hersteltraject heeft de Stichting Slachtoffer in Beeld (verder te noemen: SiB) voor haar rekening genomen. Methode Steekproef Het streven was dat in elke inrichting 2 jongens de training helemaal zouden afronden en bereid waren mee te doen met zowel de voor- als de nameting van het onderzoek. Ook was het de bedoeling om een groep van 2 participanten van elke inrichting samen te stellen die geen training volgden maar bij wie wel twee keer de vragenlijsten konden worden afgenomen en zodoende konden fungeren als controlegroep. Volgens deze planning zouden er van 16 respondenten gegevens worden verzameld. In totaal zijn 211 participanten van de vier verschillende JJI s uitgenodigd om deel te nemen aan het project herstelopvoeding, 119 in de experimentele groep en 92 in de controlegroep (zie Tabel 2). Van de 119 deelnemers in de experimentele groep die door de selectiecriteria 14

16 waren gekomen, hebben er 11 geweigerd om deel te nemen aan het onderzoek, 2 participanten zijn voor een training geselecteerd zonder dat een voormeting had plaatsgevonden en konden zodoende niet meer deelnemen aan het onderzoek en 1 jongere had een te slechte beheersing van de Nederlandse taal om de vragenlijsten in te vullen. Er resteren derhalve 15 deelnemers van de experimentele groep waarvan gegevens van de voormeting m.b.v. de vragenlijsten zijn verzameld. Totaal resulteert dit in 197 voormetingen. Van de 197 participanten die hebben deelgenomen aan de voormeting was er van 46 participanten geen nameting beschikbaar (23%), 29 in de experimentele groep en 17 in de controlegroep. Respondenten vielen uit omdat ze werden geschorst, in vrijheid werden gesteld of werden overgeplaatst naar een andere inrichting. De uitval was over de instellingen gelijkelijk verdeeld (χ 2 (3)= 2.18, p =.54, vgl. Tabel 2). Op een aantal achtergrondkenmerken van de participanten is onderzocht of er sprake was van selectieve uitval. De gemiddelde leeftijd van de 151 resterende deelnemers verschilde niet van die van de uitvallers, degenen die niet aan de nameting hadden deelgenomen (M lft_blijvers (148) = 16.4 jaar, SD = 1.4; M lft_uitvallers (44) = 16.3 jaar, SD = 1.6; t (19) =.57, p =.57). Tabel 2: Verdeling respondenten in de experimentele en controlegroep over de vier instellingen, die hebben deelgenomen aan de eerste nameting. Tussen haakjes staat het oorspronkelijke aantal deelnemers vermeld. Instelling Experimenteel Controle Totaal % uitval JJI Eikenstein Teylingereind Rentray De Hunnerberg Totaal N 2 (33) 21 (3) 16 (29) 19 (27) 76 (119) N 22 (27) 21 (27) 13 (16) 19 (22) 75 (92) N 42 (6) 42 (57) 29 (45) 38 (49) 151 (211) 3% 26.3% 35.6% 22.4% 28.4% Er resteren voor de effectmeting 76 jongeren in de experimentele groep (Mleeftijd(76) = 16.9 jr; SD = 1.3 jr) en 75 in de controlegroep (Mleeftijd(72) = 16.8 jr, SD = 1.4 jr). De groepen verschillen niet in gemiddelde leeftijd van elkaar (F(1, 149) =.141, p =.71). De gemiddelde leeftijd van deze groep deelnemers was bijna 17 jaar (M = jaar, SD = 1.37; minimum leeftijd 12 jr en 9 maanden en maximum leeftijd 21 jaar en 6 maanden). Op het niveau van de instellingen varieerde de gemiddelde leeftijd op de voormeting van 16.6 jaar (Eikenstein en Teylingereind tot 17.2 jaar (Rentray), maar dit verschil was niet statistisch significant (F(3,147) = 1.2, p =.39). Van de 151 jongeren zijn er 113 in Nederland geboren. Van 132 is het geboorteland van beide ouders bekend: 41 hebben Nederlandse ouders; 9 Turkse, 34 Marokkaanse, 13 een Surinaamse, en 13 hebben tenminste een Nederlandse ouder; van de overigen zijn de ouders geboren wisselende landen. In totaal zijn er volgens de CBS definitie 41 adolescenten autochtoon en 11 allochtoon. Er zijn geen verschillen in autochtone/allochtone samenstelling tussen de experimentele en controlegroep ((χ 2 (1)=.25, p =.62). Tussen de experimentele en de controlegroep zijn er verder geen verschillen gevonden in de mate waarin hun ouders zijn gescheiden, het arrondissement, het aantal delicten waarvan ze worden verdacht, of ze al dan niet deelnamen aan een groepsdelict, de aard van een rechterlijke uitspraak (PIJ of jeugddetentie). Er is wel een verschil in geloofsovertuiging en de experimentele groep bevatte een groter aantal first offenders. Tussen de instellingen werden verschillen gevonden in etnische achtergrond. De Hunnerberg heeft een relatief groot aantal autochtone adolescenten (χ 2 (3)= 18.25, p =.). Ook werden verschillen gevonden in geloofsovertuiging en de mate waarin de ouders zijn gescheiden. Op de Hunnerberg zijn relatief veel ouders zonder geloofsovertuiging en is het percentage jongeren groter waarvan de ouders zijn gescheiden (χ 2 (3)= 1.79, p <.5). 15

17 Van de 76 participanten in de experimentele groep die de training met een positief resultaat hebben afgerond, zijn 27 jongeren doorgestroomd naar het individuele traject (6 autochtonen en 21 allochtonen). Er werden geen verschillen gevonden op achtergrondkenmerken of op de nametingscores van de instrumenten tussen deze jongeren en de jongeren die niet deelnamen. Van deze 27 deelnemers hebben binnen de tijd van dit project 24 hun traject afgerond, terwijl 2 trajecten als mislukt moeten worden beschouwd, omdat de deelnemers bijvoorbeeld niet meer bereikbaar waren na het verlaten van de inrichting. Eén traject was nog niet afgesloten. Van de 24 afgeronde trajecten hebben 17 jongens meegewerkt aan een derde meting (Tabel 3). Vier jongeren weigerden aan de nameting mee te doen en van 1 jongere kwamen de gegevens niet tijdig binnen. Dit aantal (25%) is enigszins beneden de verwachting en de mogelijkheden tot gegevensanalyse van deze groep zijn om deze en andere redenen die bij de bespreking van het individuele traject zullen worden vermeld, beperkt. De controlegroep bestond bij de voormeting uit 92 respondenten. Hiervan vielen er 17 uit voor de nameting. Van de resterende 75 respondenten hebben er 29 deelgenomen aan een tweede nameting (Tabel 4). De resultaten die we presenteren zijn gebaseerd op de 151 respondenten met voor- en nameting gegevens en de 46 personen van de tweede nameting. Tabel 3: Aantal trainingen en aantal participanten voor- en nameting in de experimentele groep en tweede nameting na het individuele traject, opgesplitst naar inrichting. JJI N Training Selectie voor training Voormeting experimentee l Nameting experimentee l Onderdeel 2 afgeronde trajecten nameting 2 experimenteel Uitval nameting2 Eik Teyl Rent Hunn Totaal Tabel 4: Aantal participanten in de controlegroep opgesplitst naar inrichting. N voormeting N nameting N nameting 2 Weigeraars nameting 2 JJI Eikenstein Teylingereind Rentray Hunnerberg Totaal Procedure Om in aanmerking te komen voor het project herstelopvoeding zijn drie selectiecriteria opgesteld. Ten eerste moesten de participanten afkomstig te zijn uit één van de vier volgende arrondissementen: Arrondissementsparket Utrecht, Den Haag, Arnhem of Lelystad. Het tweede criterium had betrekking op de verwachte verblijfsduur. Als verwacht werd dat de jongere niet lang genoeg in de inrichting zou verblijven om onderdeel 1 te kunnen volgen, werd de jongere uitgesloten van deelname. Hierbij hadden de Arrondissementsparketten een adviserende rol bij het selecteren van jongeren voor deelname in gevallen van twijfel of de verblijfsduur lang genoeg zou zijn om aan de gehele training deel te nemen. Het laatste criterium was dat er geen sprake mocht zijn van ernstige psychiatrische problematiek. Hiervoor werd overleg gepleegd met de gedragswetenschapper van de inrichting. Het arrondissementscriterium is in de loop van het project verruimd. Voor de experimentele groep is het criterium verruimd met de arrondissementen Den Bosch, Roermond, Haarlem en Amsterdam. Bij de controlegroep zijn ook enkele participanten uit andere arrondissementen 16

18 toegelaten. Dit omdat zowel Rentray als De Hunnerberg door dit criterium werden beperkt in hun mogelijkheden om voldoende participanten voor het project te verwerven. Van de jongens die door deze selectie heen kwamen, werden allereerst participanten geselecteerd die preventief gehecht waren. Zij zaten in fase van de gevangenhouding en deze liep niet af in de tijd dat de training gegeven werd. Indien een jongere in de fase van bewaring zat, of de gevangenhouding liep af tijdens de training, is in overleg met de Officier van Justitie bekeken, hoe groot de kans was dat de jongere geschorst of niet langer vastgehouden zou worden. Werd het benodigde aantal jongeren voor een training niet gehaald met de preventief gehechten, dan werd de groep aangevuld met allereerst afgestrafte jongens en daarna met PIJ-passanten. Afgestrafte jongeren zaten hun jeugddetentie uit, die nog de minimale duur had van de training. PIJ-passanten zijn jongens welke een behandelmaatregel opgelegd hebben gekregen en wachten op doorplaatsing naar een behandelinrichting. Aan de jongens die deel gingen nemen aan de training herstelopvoeding werd gevraagd of ze mee wilden doen aan het onderzoek door de coördinator van de desbetreffende inrichting. Voor de experimentele groep werd dit gedaan aan het eind van de intake voor de training. Voor de controlegroep werden de jongens individueel op de leefgroep benaderd. Deelname aan het onderzoek was vrijwillig. Voor deelname aan het onderzoek kregen de participanten na de nameting een bedrag van 5,- aangeboden in de vorm van een telefoonkaart o.i.d. Ook na de tweede nameting kregen zij deze vergoeding. Tijdens de afname kregen de jongeren iets te drinken aangeboden. De vragenlijsten werden individueel voorafgaand aan en na afloop van de training herstelopvoeding afgenomen in een aparte kamer. De onderzoeker legde uit dat de participanten werden gevraagd om mee te doen aan een onderzoek naar hoe jongens zich ontwikkelen binnen een justitiële jeugdinrichting. Hierbij werd verteld dat er ook jongeren uit andere justitiële jeugdinrichtingen werden gevraagd om mee te doen. Er werd hun verteld dat ze vijf vragenlijsten in moesten vullen. Ook werd verteld dat de afname ongeveer drie kwartier zou duren en dat ze na ongeveer twee weken nog een keer gevraagd werden om mee te doen. De onderzoeker benadrukte dat de gegevens anoniem en vertrouwelijk verwerkt zouden worden en dat de gegevens niets te maken had met gerechtelijke procedures en niet gebruikt zouden worden bij een eventueel persoonlijkheidsonderzoek. Hierna werden de participanten verzocht een brief te lezen waarin nogmaals de bovenstaande punten genoemd werden. Ook werd gevraagd of ze deze brief wilden ondertekenen, om zo aan te geven dat ze vrijwillig met het onderzoek mee deden. In de instructie die bij de vragenlijsten werd gegeven, werd steeds genoemd dat het om hun eigen mening ging en dat er geen goede of foute antwoorden waren. Ook werd verteld dat het belangrijk was om maar één antwoord per vraag te geven. Als laatste werd gezegd dat de participant altijd vragen kon stellen als iets onduidelijk was. Bij de experimentele groep vond de nameting plaats kort nadat de gehele training was afgerond. Participanten die na de training doorstroomden naar onderdeel 2, werden na afronding van hun hersteltraject gevraagd om een derde en laatste keer deel te nemen aan het onderzoek. Bij de controlegroep werd eenzelfde periode tussen voor- en nameting aangehouden, echter zij volgden niet de training. Twee maanden na de eerste nameting werden de participanten in de controlegroep die nog in de inrichting verbleven gevraagd voor een derde afname van de vragenlijsten. Bij de nametingen werd dezelfde procedure aangehouden als bij de voormeting. Instrumenten Als demografische gegevens van de participanten werden verzameld geboortedatum, type delict en geboorteland van zowel de participant als van zijn ouders. Als aanvulling hierop is informatie gehaald van de intakeformulieren die door de coördinatoren van de inrichtingen 17

19 werden ingevuld naar aanleiding van een intakegesprek voor de training met de jongeren uit de experimentele groep. Standaard instrumenten deel 1 groepstraining en deel 2 individueel traject Bij de jongeren van de experimentele en de controlegroep werden 5 instrumenten individueel afgenomen, als voor- en nameting, en indien van toepassing als tweede nameting. Die instrumenten werden geselecteerd welke een representatief beeld geven van het domein van de morele ontwikkeling uitgaande van de theorieën van Kohlberg en Hoffman. Ze bestrijken dus de eerder genoemde doelen 5 en 6 (p. 4). De gebruikte lijsten zijn: (1) De egocentrisme schaal en de Anomalous Response schaal (om antwoordtendenties vast te stellen) van de Hoe-Ik-Denk vragenlijst (How I Think Questionnaire, Barriga et al., 21; Ned. vert. Nas, 22), (2) De Empathie schaal van de Index of Empathy for Children and Adolescents (IECA, Bryant, 1982); (3) de Nederlandstalige versie van de Meerkeuze Vragenlijst Sociale Relaties (Sociomoral Reflection Measure-Short Form Objective, SRM-SFO, Brugman, Basinger & Gibbs, 26) om het stadium van moreel oordelen te meten en het belang dat gehecht wordt aan morele waarden; (4) de Morele Oriëntatie Lijst (MOL, Stams et al., 26) welke de empathie voor dader en de slachtoffer beoogt te meten; (5) Morele opvattingen over delinquent gedrag van Menard en Huizinga (1994); en tenslotte (6) Een sociale wenselijkheid lijst om antwoord-tendenties te kunnen meten. Een beschrijving van de instrumenten is opgenomen in Bijlage 1. In tabel 5 worden de interne consistentie en de stabiliteit van de instrumenten in dit onderzoek vermeld. De gerapporteerde interne consistenties zijn voldoende tot zeer goed, met uitzondering van moreel redeneren. Deze laatste is alleen voldoende betrouwbaar in een grotere steekproef met doorsnee adolescenten van het VMBO en VWO onderwijs. De stabiliteit is van alle instrumenten goed te noemen. Strikt gesproken moet de stabiliteit alleen gemeten worden in de groep die geen behandeling krijgt, omdat personen in verschillende mate daarvan kunnen profiteren. We zien echter dat de stabiliteit voor de hele groep niet of nauwelijks onderdoet voor die alleen in de controlegroep. Door het kleine aantal deelnemers aan de derde meting zijn de verschillen daar iets groter en zelfs iets gunstiger voor de gehele groep dan voor alleen de controlegroep. Onze conclusie is dat de instrumenten (met uitzondering van morele oordeelsvorming) zelfs in deze relatief homogene steekproef ruim voldoen aan de gestelde normen van interne consistentie en stabiliteit. Het meten van de morele oordeelsvorming met behulp van een schriftelijk meerkeuze instrument bij delinquente jongeren is notoir moeilijk (zie de bespreking van het instrument in de bijlage). De stabiliteit is niettemin heel redelijk (tabel 5). De tweede nameting is uitgevoerd bij een beperkte groep jongeren. De vraag is of binnen de experimentele groep door de zelfselectie van het individuele traject ook een bijzondere groep is ontstaan. Onder de jongeren die voor het traject kozen was een opvallend groot deel first offender (χ 2 (1)= 4.48, p <.5). De jongeren verschillen niet van de overige jongeren van de experimentele groep qua leeftijd, het aantal bijeenkomsten dat ze hebben gevolgd gedurende het eerste deel van de training, het opleidingsniveau, het aantal delicten waarvan ze worden verdacht, of de etnische achtergrond (autochtoon/allochtoon). Opvallend was dat bij de geloofsovertuiging geen van de 11 jongeren met een protestants-christelijke achtergrond voor dit traject kozen, terwijl bijna de helft van de islamitische jongeren, een derde van de katholieke en de niet gelovigen voor dit traject kozen (χ 2 (4)= 7.66, p =.11). Er was een effect van arrondissement(χ 2 (12)= 21.8, p <.5); de jongeren die voor dit traject kozen kwamen uitsluitend uit de arrondissementen Utrecht (7), Arnhem (5), Den Haag (12) of Roermond (3). Ook vinden we geen verschillen tussen de beide groepen op de meetinstrumenten op tijdstip 2. Het meest opvallend is dat de jongeren die voor dit traject kozen neigen tot een hogere score op morele oordelen (M deelnemers = 299, SD = 26.3; M nietdeelnemers = 287, SD = 32.5; F (1,67) = 2.64, p =.11; gecorrigeerd voor responsestijlen F(1,65) = 2.89, p =.9). 18

20 Tabel 5: Overzicht instrumenten en variabelen, aantal items per variabele, interne consistentie (Cronbach s α) op 3 tijdstippen (N1=N2=151; N3=46), stabiliteit over tijdstippen (Pearson s r) voor de controlegroep (N=75) en de gehele groep (N=151) over 2 weken (r 12 ) en over 2 maanden (r 13 ) voor de gehele beschikbare groep (N=46) en alleen de controlegroep (N=29). Instrumenten en Variabelen Denkfouten (HIT) -Egocentrisme -Anomalous Response Empathie (IECA) -emp1 -emp2 Moreel oordelen (SRM-SFO) - moreel redeneren - belang Morele oriëntatie (MOL) -Slachtofferoriëntatie -Straforiëntatie Morele opvattingen - Attitude delinquentie Sociale wenselijkheid N items Cronbach s α T1 T2 T # Stabiliteit r /75 r 13 46/29.72 /.66.72/ /.75.68/.56.7 /.75.74/ /.71.62/ / / /.76.7/.74.8 /.81.86/ /.74.76/ /.69.75/ /.82.81/ Item (nr. 22) verwijderd ivm lage item-totaal correlatie # berekend over een grotere groep met inbegrip van 35 niet-delinquente scholieren Instrumenten deel 2, herstelbemiddeling Na het trainingsgedeelte stroomden een deel van de participanten door naar het tweede deel van het traject, de herstelbemiddeling. Dit deel bestaat uit individuele bijeenkomsten met een herstelopvoeder. Vragenlijst individueel traject herstelopvoeding Na afloop van elke bijeenkomst nam de herstelopvoeder een kort interview bij de jongere af. Dit interview werd afgenomen om de ontwikkeling van intenties en gedrag in de richting van het slachtoffer in kaart te brengen. Het geeft een beeld van het verloop van onderdeel twee en geeft mogelijke veranderingen weer in zaken als verantwoordelijkheid, schuld en schaamte. In samenwerking met SiB is een lijst met 11 vragen opgesteld (zie Bijlage 2). Deze lijsten zijn een poging iets te kunnen zeggen over de doelen 1 t/m 4 (p. 3). De gegevens zijn opgenomen in de evaluatie van het individueel traject. Vragenlijst herstelopvoeders Na afronding van een hersteltraject werd de herstelopvoeder gevraag een vragenlijst bestaande uit 9 items in te vullen. Deze vragenlijst geeft de visie van de herstelopvoeder over het traject weer. Het geeft onder andere een beschrijving van de voorgenomen en gezette stappen van het traject. De gegevens zijn opgenomen in de evaluatie van het individueel traject. Eindverslag herstelbemiddeling Aan het eind van elk individueel traject van één van de participanten heeft de herstelopvoeder een verslag geschreven over het verloop van het traject en de voortgang van de jongere. 19

Methodiek EQUIP Kòrsou

Methodiek EQUIP Kòrsou De methodiek wordt in het Papiaments, Nederlands en Engels aangeboden. Naast het geven van onderwijs hebben scholen ook een opvoedende rol. Een zware taak in deze maatschappij, waar hoge eisen worden gesteld

Nadere informatie

De gebrekkige gewetensontwikkeling in diagnose en behandeling

De gebrekkige gewetensontwikkeling in diagnose en behandeling De gebrekkige gewetensontwikkeling in diagnose en behandeling Het begrip gebrekkige gewetensontwikkeling moet in de diagnose beter gespecificeerd worden Er is in de jeugdinrichtingen te weinig aandacht

Nadere informatie

Agressiebehandeling in de forensische kinder- en jeugdpsychiatrie

Agressiebehandeling in de forensische kinder- en jeugdpsychiatrie Agressiebehandeling in de forensische kinder- en jeugdpsychiatrie Prof. dr. Chijs van Nieuwenhuizen GGzE centrum kinder- en jeugd psychiatrie Universiteit van Tilburg, Tranzo http://www.youtube.com/watch?list=pl9efc

Nadere informatie

Leren van eerder gemaakte fouten. Leren van Delict

Leren van eerder gemaakte fouten. Leren van Delict Leren van eerder gemaakte fouten. Leren van Delict Jongeren vinden het zinvol om hun gedrag te begrijpen. Leren van Delict Leren van Delict vermindert de kans op recidive bij jongeren die vanwege hun gewelddadige

Nadere informatie

Cover Page. The handle http://hdl.handle.net/1887/22989 holds various files of this Leiden University dissertation

Cover Page. The handle http://hdl.handle.net/1887/22989 holds various files of this Leiden University dissertation Cover Page The handle http://hdl.handle.net/1887/22989 holds various files of this Leiden University dissertation Author: Pouw, Lucinda Title: Emotion regulation in children with Autism Spectrum Disorder

Nadere informatie

Keeping Youth in Play: the Effects of Sports-Based Interventions in the Prevention of Juvenile Delinquency A. Spruit

Keeping Youth in Play: the Effects of Sports-Based Interventions in the Prevention of Juvenile Delinquency A. Spruit Keeping Youth in Play: the Effects of Sports-Based Interventions in the Prevention of Juvenile Delinquency A. Spruit Dutch summary De financiële en maatschappelijke kosten van jeugdcriminaliteit zijn

Nadere informatie

Studiekeuze: Een ontwikkelingspsychologisch perspectief

Studiekeuze: Een ontwikkelingspsychologisch perspectief 11-2-2015 1 Studiekeuze: Een ontwikkelingspsychologisch perspectief Facta, 12-02-2015 Saskia Kunnen Afdeling Ontwikkelingspsychologie Rijksuniversiteit Groningen 11-2-20152 Programma Studiekeuze als ontwikkelingsproces:

Nadere informatie

Positief. van elkaar. denken, doen en leren. Groepsprogramma voor jongeren met antisociaal of delinquent gedrag

Positief. van elkaar. denken, doen en leren. Groepsprogramma voor jongeren met antisociaal of delinquent gedrag Positief denken, doen en leren van elkaar met TOPs! Groepsprogramma voor jongeren met antisociaal of delinquent gedrag Compleet programma voor jongeren gericht op positief denken en doen Jongeren in de

Nadere informatie

Hedendaagse opvattingen over emoties. Emotie en gewetensvorming in de behandeling. Welke emoties? Emotie en moraliteit. Welke emoties?

Hedendaagse opvattingen over emoties. Emotie en gewetensvorming in de behandeling. Welke emoties? Emotie en moraliteit. Welke emoties? Emotie en gewetensvorming in de behandeling Hedy Stegge Vrije Universiteit Amsterdam PI Research Duivendrecht Hedendaagse opvattingen over s Functioneel (belangenbehartigers) Persoonlijk welbevinden Kwaliteit

Nadere informatie

Nederlandse samenvatting

Nederlandse samenvatting Nederlandse samenvatting 134 Nederlandse samenvatting De inleiding van dit proefschrift beschrijft de noodzaak onderzoek te verrichten naar interpersoonlijk trauma en de gevolgen daarvan bij jongeren in

Nadere informatie

Persoonlijkheidsstoornissen Kortdurend Behandelaanbod

Persoonlijkheidsstoornissen Kortdurend Behandelaanbod Persoonlijkheidsstoornissen Kortdurend Behandelaanbod U bent niet de enige Een op de tien Nederlanders heeft te maken met een persoonlijkheidsstoornis of heeft trekken hiervan. De Riagg Maastricht is gespecialiseerd

Nadere informatie

SAMENVATTING. Samenvatting

SAMENVATTING. Samenvatting Samenvatting In deze studie is de relatie tussen gezinsfunctioneren en probleemgedrag van kinderen onderzocht. Er is veelvuldig onderzoek gedaan naar het ontstaan van probleem-gedrag van kinderen in de

Nadere informatie

Samenvatting. (Summary in Dutch)

Samenvatting. (Summary in Dutch) (Summary in Dutch) 142 In dit proefschrift is de rol van de gezinscontext bij probleemgedrag in de adolescentie onderzocht. We hebben hierbij expliciet gefocust op het samenspel met andere factoren uit

Nadere informatie

2 Training of therapie/hulpverlening?

2 Training of therapie/hulpverlening? Bewustwording wordt de sleutel voor veranderen Peter is een zeer opvallende leerling die voortdurend conflicten heeft met medeleerlingen en de schoolleiding. Bij een leerlingbespreking wordt opgemerkt

Nadere informatie

Samenvatting SAMENVATTING

Samenvatting SAMENVATTING Samenvatting 147 Samenvatting Bezorgdheid om te vallen is een algemeen probleem onder zelfstandig wonende ouderen en vormt een bedreiging voor hun zelfredzaamheid. Deze bezorgdheid is geassocieerd met

Nadere informatie

Citation for published version (APA): van Vugt, E. S. (2011). Moral development and juvenile sex offending. Oisterwijk: Boxpress.

Citation for published version (APA): van Vugt, E. S. (2011). Moral development and juvenile sex offending. Oisterwijk: Boxpress. UvA-DARE (Digital Academic Repository) Moral development and juvenile sex offending van Vugt, E.S. Link to publication Citation for published version (APA): van Vugt, E. S. (2011). Moral development and

Nadere informatie

Samenvatting. De onderzoeksgroep

Samenvatting. De onderzoeksgroep Samenvatting In 2002 is door het WODC een onderzoek uitgevoerd naar de praktijk van de jeugdreclassering (Kruissink & Verwers, 2002). Dat onderzoek richtte zich op een steekproef uit de groep jongeren

Nadere informatie

Geven en ontvangen van steun in de context van een chronische ziekte.

Geven en ontvangen van steun in de context van een chronische ziekte. Een chronische en progressieve aandoening zoals multiple sclerose (MS) heeft vaak grote consequenties voor het leven van patiënten en hun intieme partners. Naast het omgaan met de fysieke beperkingen van

Nadere informatie

De sociale psychologie van waargenomen rechtvaardigheid en de rol van onzekerheid

De sociale psychologie van waargenomen rechtvaardigheid en de rol van onzekerheid Kees van den Bos De sociale psychologie van waargenomen rechtvaardigheid en de rol van onzekerheid In deze bijdrage wordt sociaal-psychologisch onderzoek naar sociale rechtvaardigheid besproken. Sociaal-psychologen

Nadere informatie

Dutch Summary Acknowledgements Curriculum Vitae

Dutch Summary Acknowledgements Curriculum Vitae Dutch Summary Acknowledgements Curriculum Vitae 184 Welbevinden en hoofdpijn bij adolescenten: de rol van zelfregulatie In dit proefschrift is de rol van zelfregulatie processen voor het welbevinden van

Nadere informatie

DOORDRINKEN DOORDRINGEN. Effectevaluatie Halt-straf Alcohol Samenvatting. Jos Kuppens Henk Ferwerda

DOORDRINKEN DOORDRINGEN. Effectevaluatie Halt-straf Alcohol Samenvatting. Jos Kuppens Henk Ferwerda DOORDRINGEN of Effectevaluatie Halt-straf Alcohol Samenvatting DOORDRINKEN Jos Kuppens Henk Ferwerda In opdracht van Ministerie van Veiligheid en Justitie, Wetenschappelijk Onderzoek- en Documentatiecentrum,

Nadere informatie

Leerplanschema Minor Psychologie

Leerplanschema Minor Psychologie Minor Psychologie 1 Inleiding Waarom houden mensen zich niet aan dieetvoorschriften? Hoe kan ik ze dan stimuleren om dat wel te doen? Hoe kan ik teamsporters leren om beter om te gaan met zelfkritiek?

Nadere informatie

PERSOONLIJKHEIDSSTOORNISSEN BIJ ADOLESCENTEN

PERSOONLIJKHEIDSSTOORNISSEN BIJ ADOLESCENTEN amenvatting Dit proefschrift gaat over het diagnosticeren van persoonlijkheidsstoornissen (P) in adolescenten, de ziektelast die adolescenten en volwassenen met een (borderline) persoonlijkheidsstoornis

Nadere informatie

Voorgestelde kwaliteitscriteria voor de (ex-ante) beoordeling van gedragsinterventies

Voorgestelde kwaliteitscriteria voor de (ex-ante) beoordeling van gedragsinterventies Bijlage Voorgestelde kwaliteitscriteria voor de (ex-ante) beoordeling van gedragsinterventies 1. Theoretische onderbouwing: de gedragsinterventie is gebaseerd op een expliciet veranderingsmodel waarvan

Nadere informatie

Samenvatting (Dutch summary)

Samenvatting (Dutch summary) Parenting Support in Community Settings: Parental needs and effectiveness of the Home-Start program J.J. Asscher Samenvatting (Dutch summary) Ouders spelen een belangrijke rol in de ontwikkeling van kinderen.

Nadere informatie

Effectief vroegtijdig ingrijpen: Een verkennend onderzoek naar effectief vroegtijdig ingrijpen ter voorkoming van ernstig delinquent gedrag.

Effectief vroegtijdig ingrijpen: Een verkennend onderzoek naar effectief vroegtijdig ingrijpen ter voorkoming van ernstig delinquent gedrag. Effectief vroegtijdig ingrijpen: Een verkennend onderzoek naar effectief vroegtijdig ingrijpen ter voorkoming van ernstig delinquent gedrag. Samenvatting De Top600 bestaat uit een groep van 600 jonge veelplegers

Nadere informatie

Dutch summary (Samenvatting van hoofdstukken)

Dutch summary (Samenvatting van hoofdstukken) Dutch summary (Samenvatting van hoofdstukken) 101 102 Hoofdstuk 1. Algemene introductie Het belangrijkste doel van dit proefschrift was het ontwikkelen van de Interactieve Tekentest (IDT), een nieuwe test

Nadere informatie

1 Het sociale ontwikkelingstraject

1 Het sociale ontwikkelingstraject 1 Het sociale ontwikkelingstraject Tijdens de schoolleeftijd valt de nadruk sterk op de cognitieve ontwikkeling. De sociale ontwikkeling is in die periode echter minstens zo belangrijk. Goed leren lezen,

Nadere informatie

Training Omgaan met Agressie en Geweld

Training Omgaan met Agressie en Geweld Training Omgaan met Agressie en Geweld 2011 Inleiding In veel beroepen worden werknemers geconfronteerd met grensoverschrijdend gedrag, waaronder agressie. Agressie wordt door medewerkers over het algemeen

Nadere informatie

Communicating about Concerns in Oncology K. Brandes

Communicating about Concerns in Oncology K. Brandes Communicating about Concerns in Oncology K. Brandes Nederlandse samenvatting Uit een recente rapportage van KWF Kankerbestrijding blijkt dat 64% van de (ex-) patiënten met kanker zorgen ervaart over psychosociale

Nadere informatie

Inleiding. Familiale kwetsbaarheid en geslacht. Samenvatting

Inleiding. Familiale kwetsbaarheid en geslacht. Samenvatting Inleiding Depressie en angst zijn veel voorkomende psychische stoornissen. Het ontstaan van deze stoornissen is gerelateerd aan een breed scala van risicofactoren, zoals genetische kwetsbaarheid, neurofysiologisch

Nadere informatie

Informatie 4-daagse opleiding tot Leren van Delict trainer

Informatie 4-daagse opleiding tot Leren van Delict trainer Informatie 4-daagse opleiding tot Leren van Delict trainer Den Dolder, maart 2018 Versie: 2.1 Auteur(s): Anna Hulsebosch/Renate Dekker Dolderseweg 120, 3734 BL Den Dolder Postbus 37, 3734 ZG Den Dolder

Nadere informatie

De baas over antisociaal en agressief gedrag. SNAP (Stop Nu Ander Plan)

De baas over antisociaal en agressief gedrag. SNAP (Stop Nu Ander Plan) De baas over antisociaal en agressief gedrag. SNAP (Stop Nu Ander Plan) Kinderen op het goede pad houden. SNAP - Stop Nu Ander Plan SNAP (Stop Nu Ander Plan) is een gezinsgericht behandelprogramma voor

Nadere informatie

Onderzoeksopzet. Marktonderzoek Klantbeleving

Onderzoeksopzet. Marktonderzoek Klantbeleving Onderzoeksopzet Marktonderzoek Klantbeleving Utrecht, september 2009 1. Inleiding De beleving van de klant ten opzichte van dienstverlening wordt een steeds belangrijker onderwerp in het ontwikkelen van

Nadere informatie

Studiekeuze en commitments: Een ontwikkelingspsychologisch perspectief

Studiekeuze en commitments: Een ontwikkelingspsychologisch perspectief 25-11-2014 1 Studiekeuze en commitments: Een ontwikkelingspsychologisch perspectief VVSL 6 november 2014 Saskia Kunnen Afdeling Ontwikkelingspsychologie Rijksuniversiteit Groningen 25-11-2014 2 Programma

Nadere informatie

Hoe goed of slecht beleeft men de EOT-regeling? Hoe evolueert deze beleving in de eerste 30 maanden?

Hoe goed of slecht beleeft men de EOT-regeling? Hoe evolueert deze beleving in de eerste 30 maanden? Hoe goed of slecht beleeft men de EOT-regeling? Hoe evolueert deze beleving in de eerste 30 maanden? Auteur: Ruben Brondeel i.s.m. Prof. A. Buysse Onderzoeksvraag Tijdens het proces van een echtscheiding

Nadere informatie

Omdat uit eerdere studies is gebleken dat de prevalentie, ontwikkeling en manifestatie van gedragsproblemen samenhangt met persoonskenmerken zoals

Omdat uit eerdere studies is gebleken dat de prevalentie, ontwikkeling en manifestatie van gedragsproblemen samenhangt met persoonskenmerken zoals Gedragsproblemen komen veel voor onder kinderen en adolescenten. Als deze problemen ernstig zijn en zich herhaaldelijk voordoen, kunnen ze een negatieve invloed hebben op het dagelijks functioneren van

Nadere informatie

Samenvatting In hoofdstuk één van dit proefschrift worden verscheidene theoretische perspectieven beschreven die relevant zijn voor de vraag in

Samenvatting In hoofdstuk één van dit proefschrift worden verscheidene theoretische perspectieven beschreven die relevant zijn voor de vraag in Samenvatting In hoofdstuk één van dit proefschrift worden verscheidene theoretische perspectieven beschreven die relevant zijn voor de vraag in hoeverre de psychosociale ontwikkeling gerelateerd is aan

Nadere informatie

Leren/coachen van meisjes - Dingen om bij stil te staan

Leren/coachen van meisjes - Dingen om bij stil te staan De ontwikkeling van vrouwen en meisjes in het rugby heeft de afgelopen jaren flink aan momentum gewonnen en de beslissing om zowel heren als dames uit te laten komen op het sevenstoernooi van de Olympische

Nadere informatie

Samenvatting (Summary in Dutch) Het Belang van Leeftijdsgenoten: Sociale Problemen in de Kleuterklas en de Ontwikkeling van Psychische Problemen

Samenvatting (Summary in Dutch) Het Belang van Leeftijdsgenoten: Sociale Problemen in de Kleuterklas en de Ontwikkeling van Psychische Problemen (Summary in Dutch) Het Belang van Leeftijdsgenoten: Sociale Problemen in de Kleuterklas en de Ontwikkeling van Psychische Problemen 141 Als kinderen psychische problemen ontwikkelen zoals gedragsproblemen

Nadere informatie

Wegingslijst adolescentenstrafrecht

Wegingslijst adolescentenstrafrecht Wegingslijst adolescentenstrafrecht Naam jongere Naam gebruiker Datum invullen Geboortedatum jongere Parketnummer Invulinstructies 1. Onder het kopje Info kunt u per uitspraak nagaan of er voldoende informatie

Nadere informatie

Hybride werken bij diagnose en advies. Inleiding

Hybride werken bij diagnose en advies. Inleiding Hybride werken bij diagnose en advies Inleiding Hybride werken is het combineren van 2 krachtbronnen. Al eerder werd aangegeven dat dit bij de reclassering gaat over het combineren van risicobeheersing

Nadere informatie

het laagste niveau van psychologisch functioneren direct voordat de eerste bestraling begint. Zowel angstgevoelens als depressieve symptomen en

het laagste niveau van psychologisch functioneren direct voordat de eerste bestraling begint. Zowel angstgevoelens als depressieve symptomen en Samenvatting In de laatste 20 jaar is er veel onderzoek gedaan naar de psychosociale gevolgen van kanker. Een goede zaak want aandacht voor kanker, een ziekte waar iedereen in zijn of haar leven wel eens

Nadere informatie

Belangrijke woorden Herstel Centraal

Belangrijke woorden Herstel Centraal Belangrijke woorden Herstel Centraal Herstel Gezondheid Hoop Spreken we dezelfde taal? Talenten Dromen Zingeving Empowerment Herstelondersteuning Samen keuzes maken Eigen regie Ontwikkeling Netwerk Vrije

Nadere informatie

NEDERLANDSE SAMENVATTING

NEDERLANDSE SAMENVATTING NEDERLANDSE SAMENVATTING Zedendelicten vormen een groot maatschappelijk probleem met ernstige gevolgen voor zowel het slachtoffer als voor de dader. Hoewel de meeste zedendelicten worden gepleegd door

Nadere informatie

EFFECTIVITEIT VAN DE GEEF ME DE 5 BASISCURSUS

EFFECTIVITEIT VAN DE GEEF ME DE 5 BASISCURSUS EFFECTIVITEIT VAN DE GEEF ME DE 5 BASISCURSUS Wetenschappelijk onderzoek In dit rapport worden de wetenschappelijke bevindingen beschreven betreffende de effectiviteit van de Geef me de 5 Basiscursus.

Nadere informatie

Stichting PIV & Vrije Universiteit (IGER) Excuses aan verkeersslachtoffers de rol van veroorzakers en verzekeraars

Stichting PIV & Vrije Universiteit (IGER) Excuses aan verkeersslachtoffers de rol van veroorzakers en verzekeraars Stichting PIV & Vrije Universiteit (IGER) de rol van veroorzakers en verzekeraars Mr. Liesbeth Hulst, M.Sc. Prof. mr. Arno Akkermans Hoezo excuses? Grootschalig empirisch onderzoek onder naasten ernstig

Nadere informatie

Factsheet landelijke inkoopafspraken in het kader van het jeugdstrafrecht

Factsheet landelijke inkoopafspraken in het kader van het jeugdstrafrecht Factsheet landelijke inkoopafspraken in het kader van het jeugdstrafrecht Met de Jeugdwet komt de verantwoordelijkheid voor de jeugdreclassering en de jeugdhulp 1 bij de gemeenten te liggen. Jeugdreclassering

Nadere informatie

Een Positief. leer en leefklimaat. op uw school

Een Positief. leer en leefklimaat. op uw school Een Positief leer en leefklimaat op uw school met TOPs! positief positief denken en doen Leerlingen op uw school ontwikkelen zich het beste in een positief leer- en leefklimaat; een klimaat waarin ze zich

Nadere informatie

Morele ontwikkeling en Delinquentie Eveline van Vugt Forensische Orthopedagogiek Universiteit van Amsterdam

Morele ontwikkeling en Delinquentie Eveline van Vugt Forensische Orthopedagogiek Universiteit van Amsterdam Morele ontwikkeling en Delinquentie Eveline van Vugt Forensische Orthopedagogiek Universiteit van Amsterdam Wie ben ik? Orthopedagoog & Criminoloog Praktijk: Gezinsbegeleiding Sinds 2007 verbonden aan

Nadere informatie

Thema. Kernelementen. Emoties Puber- en kinderemotie Eenduidige communicatie

Thema. Kernelementen. Emoties Puber- en kinderemotie Eenduidige communicatie Thema Kernelementen Emoties Puber- en kinderemotie Eenduidige communicatie Tips voor de trainer: Werken met mensen is werken met emotie. Leer emoties als signaal te herkennen, maar niet als leidraad te

Nadere informatie

- Samenvatting - Kies voor Verandering

- Samenvatting - Kies voor Verandering - Samenvatting - Kies voor Verandering Evaluatie van de theoretische onderbouwing, de uitvoering en uitkomsten van de training voor volwassen gedetineerden Janine Plaisier Daniëlle Bouma Allard Feddes

Nadere informatie

Nederlandse Samenvatting

Nederlandse Samenvatting Nederlandse Samenvatting De adolescentie is lang beschouwd als een periode met veelvuldige en extreme stemmingswisselingen, waarin jongeren moeten leren om grip te krijgen op hun emoties. Ondanks het feit

Nadere informatie

GEDRAGSMANAGEMENT. Inleiding. Het model. Poppe Persoonlijk Bas Poppe: 06 250 30 221 www.baspoppe.nl info@baspoppe.nl

GEDRAGSMANAGEMENT. Inleiding. Het model. Poppe Persoonlijk Bas Poppe: 06 250 30 221 www.baspoppe.nl info@baspoppe.nl GEDRAGSMANAGEMENT Dit kennisitem gaat over gedrag en wat er komt kijken bij gedragsverandering. Bronnen: Gedragsmanagement, Prof.dr. Theo B. C. Poiesz, 1999; Samenvatting boek en college, A.H.S. Poppe,

Nadere informatie

218 SAMENVATTING De prevalentie van overgewicht en obesitas bij kinderen is de laatste jaren sterk toegenomen. In Nederland hebben 12.8% van de jongen

218 SAMENVATTING De prevalentie van overgewicht en obesitas bij kinderen is de laatste jaren sterk toegenomen. In Nederland hebben 12.8% van de jongen Samenvatting 217 218 SAMENVATTING De prevalentie van overgewicht en obesitas bij kinderen is de laatste jaren sterk toegenomen. In Nederland hebben 12.8% van de jongens en 14.8% van de meisjes overgewicht,

Nadere informatie

Cover Page. The handle holds various files of this Leiden University dissertation

Cover Page. The handle  holds various files of this Leiden University dissertation Cover Page The handle http://hdl.handle.net/1887/45808 holds various files of this Leiden University dissertation Author: Bosma, A.Q. Title: Targeting recidivism : an evaluation study into the functioning

Nadere informatie

Samenvatting. Inleiding

Samenvatting. Inleiding Inleiding Overgewicht en obesitas bij kinderen is een serieus volksgezondheidsprobleem. Het wordt veroorzaakt door een complex geheel van onderling samenhangende persoonlijke, sociale en omgevingsfactoren.

Nadere informatie

How to present online information to older cancer patients N. Bol

How to present online information to older cancer patients N. Bol How to present online information to older cancer patients N. Bol Dutch summary (Nederlandse samenvatting) Dutch summary (Nederlandse samenvatting) Goede informatievoorziening is essentieel voor effectieve

Nadere informatie

Samenvatting. Probleemstelling, onderzoeksvragen en methode

Samenvatting. Probleemstelling, onderzoeksvragen en methode Op verzoek van de Directie Justitieel Jeugdbeleid (DJJ) van het ministerie van Justitie heeft het WODC een verkennend onderzoek verricht naar de relatie tussen vrijheidsbeneming en de emotionele verwerking

Nadere informatie

Informatie Opleiding Leren van Delict (LvD)

Informatie Opleiding Leren van Delict (LvD) Informatie Opleiding Leren van Delict (LvD) Den Dolder, mei 2014 Versie: 2.0 Auteur(s): Heidi van der Kuil/Sanne Hillege Dolderseweg 120, 3734 BL Den Dolder Postbus 37, 3734 ZG Den Dolder T 088 8800300

Nadere informatie

Erkenningscommissie Interventies Beoordelingsformulier. Eindoordeel van de erkenningscommissie over de interventie

Erkenningscommissie Interventies Beoordelingsformulier. Eindoordeel van de erkenningscommissie over de interventie Interventie: Families First Deelcommissie: 1 Erkenningscommissie Interventies Beoordelingsformulier Datum vergadering: 11 april 2014 Eindoordeel van de erkenningscommissie over de interventie De commissie

Nadere informatie

Samenvatting. Summary in Dutch

Samenvatting. Summary in Dutch 6 Samenvatting Summary in Dutch 112 Samenvatting Emotionele en sociale processen bij pesten, gepest worden en verdedigen Pesten op school is een wereldwijd probleem met negatieve korte- en langetermijngevolgen

Nadere informatie

7-10-2013. Emotieherkenning bij CI kinderen en kinderen met ESM

7-10-2013. Emotieherkenning bij CI kinderen en kinderen met ESM 7--3 Sociaal-emotioneel functioneren van kinderen met een auditieve/ communicatieve beperking Emotieherkenning bij kinderen en kinderen met Rosanne van der Zee Meinou de Vries Lizet Ketelaar Rosanne van

Nadere informatie

Pedagogisch beleidsplan Uit&Thuis

Pedagogisch beleidsplan Uit&Thuis Pedagogisch beleidsplan Uit&Thuis Gastouderopvang is een kwestie van vertrouwen. Ouders moeten de zekerheid hebben dat hun kind ook in hun afwezigheid een verantwoorde opvoeding in een veilige omgeving

Nadere informatie

Samen gezinsrelaties verbeteren. Relationele gezinstherapie

Samen gezinsrelaties verbeteren. Relationele gezinstherapie Samen gezinsrelaties verbeteren. Relationele gezinstherapie Beschadigd en wantrouwend. Relationele gezinstherapie Relationele gezinstherapie probeert relaties binnen het gezin te verbeteren. De systeemgerichte

Nadere informatie

Wegingslijst adolescentenstrafrecht

Wegingslijst adolescentenstrafrecht Wegingslijst adolescentenstrafrecht Naam jongere Naam gebruiker Datum invullen Geboortedatum jongere Invulinstructies 1. Onder het kopje Info wordt per uitspraak nagegaan of er voldoende informatie aanwezig

Nadere informatie

Samenvatting. Adviesaanvraag

Samenvatting. Adviesaanvraag Samenvatting Adviesaanvraag De antisociale persoonlijkheidsstoornis (ASP) is een psychiatrische stoornis die wordt gekenmerkt door een duurzaam patroon van egocentrisme, impulsiviteit en agressiviteit.

Nadere informatie

waardoor een beroerte kan worden gezien als een chronische aandoening.

waardoor een beroerte kan worden gezien als een chronische aandoening. amenvatting Elk jaar krijgen in Nederland zo n 45.000 mensen een beroerte, ook wel CVA (Cerebro Vasculair Accident) genoemd. Ongeveer 60% van hen keert na opname in het ziekenhuis of revalidatiecentrum

Nadere informatie

Doelstelling van het onderzoek en onderzoeksvragen

Doelstelling van het onderzoek en onderzoeksvragen Samenvatting Jeugdcriminaliteit vormt een ernstig probleem. De overgrote meerderheid van de jeugdigen veroorzaakt geen of slechts tijdelijk problemen voor de openbare orde en veiligheid. Er is echter een

Nadere informatie

Cover Page. The handle holds various files of this Leiden University dissertation.

Cover Page. The handle   holds various files of this Leiden University dissertation. Cover Page The handle http://hdl.handle.net/1887/20890 holds various files of this Leiden University dissertation. Author: Koelewijn, Hennie Title: Quality of work and well-being of health care employees

Nadere informatie

Red cheeks, sweaty palms, and coy-smiles: The role of emotional and sociocognitive disturbances in child social anxiety M. Nikolić

Red cheeks, sweaty palms, and coy-smiles: The role of emotional and sociocognitive disturbances in child social anxiety M. Nikolić Red cheeks, sweaty palms, and coy-smiles: The role of emotional and sociocognitive disturbances in child social anxiety M. Nikolić Rode wangen, zweethanden en coy-smiles: De rol van emotionele en socio-cognitieve

Nadere informatie

Menslievende Professionalisering. Onderzoek naar de training Menslievende Professionalisering. Petri Embregts, Maaike Hermsen & Lisanne van Alphen

Menslievende Professionalisering. Onderzoek naar de training Menslievende Professionalisering. Petri Embregts, Maaike Hermsen & Lisanne van Alphen Menslievende Professionalisering Onderzoek naar de training Menslievende Professionalisering juni 2015 Petri Embregts, Maaike Hermsen & Lisanne van Alphen Achtergrond Zorgverleners werkzaam in het primaire

Nadere informatie

Samenvatting. Samenvatting

Samenvatting. Samenvatting Samenvatting Langdurig ziekteverzuim is een erkend sociaal-economisch en sociaal-geneeskundig probleem op nationaal en internationaal niveau. Verschillende landen hebben wettelijke maatregelen genomen

Nadere informatie

Inhoud. Voorwoord bij de 24 e druk 11

Inhoud. Voorwoord bij de 24 e druk 11 Inhoud Voorwoord bij de 24 e druk 11 1 Inleiding Marcel van Aken en Wim Slot 13 1.1 Adolescentie: een eerste typering 13 1.2 Puberteit en adolescentie 14 1.2.1 Oorsprong van de begrippen puberteit en adolescentie

Nadere informatie

ACTief opvoeden Effect onderzoek naar de cursus voor ouders o.b.v. Acceptance en Commitment therapie.

ACTief opvoeden Effect onderzoek naar de cursus voor ouders o.b.v. Acceptance en Commitment therapie. ACTief opvoeden Effect onderzoek naar de cursus voor ouders o.b.v. Acceptance en Commitment therapie. Denise Bodden en Denise Matthijssen 23 november 2017 Wat is de cursus ACTief opvoeden? Gedragstherapeutische

Nadere informatie

Samenvatting. Vraagstelling. Welke ontwikkelingen zijn er in de omvang, aard en afdoening van jeugdcriminaliteit in de periode ?

Samenvatting. Vraagstelling. Welke ontwikkelingen zijn er in de omvang, aard en afdoening van jeugdcriminaliteit in de periode ? Samenvatting Het terugdringen van de jeugdcriminaliteit is een belangrijk thema van het beleid van het Ministerie van Veiligheid en Justitie. Met het beleidsprogramma Aanpak Jeugdcriminaliteit is de aanpak

Nadere informatie

Zelfsturend leren met een puberbrein

Zelfsturend leren met een puberbrein Zelfsturend leren met een puberbrein Jacqueline Saalmink In het hedendaagse voortgezet onderwijs wordt een groot beroep gedaan op zelfsturend leren. Leerlingen moeten hiervoor beschikken over vaardigheden

Nadere informatie

Seksualiteit en ASS. Presentatie symposium pleegzorg 19 juni 2014. presentatie symposium pleegzorg

Seksualiteit en ASS. Presentatie symposium pleegzorg 19 juni 2014. presentatie symposium pleegzorg Seksualiteit en ASS Presentatie symposium pleegzorg 19 juni 2014 programma Opfrissen van informatie over ASS (heel kort het spectrum toelichten). ASS en seksualiteit belichten. Seksuele en relationele

Nadere informatie

Doen bij Depressie. Module 2 voor cognitief beperkte cliënten Fase 4 - Behandelen

Doen bij Depressie. Module 2 voor cognitief beperkte cliënten Fase 4 - Behandelen Bijlage 7 Doen bij Depressie Module 2 voor cognitief beperkte cliënten Fase 4 - Behandelen Leidraad voor individuele ondersteuning en mediatieve therapie bij depressieve cliënten met ernstige cognitieve

Nadere informatie

Welkom bij de workshop: Een veiliger gevoel? Contact helpt

Welkom bij de workshop: Een veiliger gevoel? Contact helpt Welkom bij de workshop: Een veiliger gevoel? Contact helpt Silvia Zuidgeest (senior bemiddelaar) Manon Elbersen (beleidsmedewerker) Wie bent u en waar werkt u? Ambulante forensische psychiatrie klinische

Nadere informatie

Nederlandse samenvatting

Nederlandse samenvatting Nederlandse samenvatting Uit crosscultureel onderzoek is bekend dat de cultuur waarin men opgroeit van jongs af aan invloed heeft op emotie-ervaringen en emotie-uitingen. Veel minder bekend is in welke

Nadere informatie

Samenvatting. Samenvatting

Samenvatting. Samenvatting Samenvatting 10 Samenvatting Samenvatting Hoe snel word je boos als iemand je provoceert? Het traditionele antwoord op deze vraag is dat het afhangt van je individuele neiging om boos te worden. Als je

Nadere informatie

Herstelgericht werken = geloven in de groeikansen van jongeren en begeleiders. Maria Beerten maria.beerten@telenet.be

Herstelgericht werken = geloven in de groeikansen van jongeren en begeleiders. Maria Beerten maria.beerten@telenet.be Herstelgericht werken = geloven in de groeikansen van jongeren en begeleiders Maria Beerten maria.beerten@telenet.be 1 what do you think rapport School kwetst en sluit uit talenten worden verspild Relaties

Nadere informatie

Werken dialoogbijeenkomsten tegen discriminatie?

Werken dialoogbijeenkomsten tegen discriminatie? Werken dialoogbijeenkomsten tegen discriminatie? NOVEMBER 2016 DIALOOGBIJEENKOMSTEN KUNNEN VOOROORDELEN EN STEREOTYPERING VERMINDEREN De bestrijding van discriminatie staat in Nederland hoog op de agenda.

Nadere informatie

Individueel Traject Afdeling WORKSHOP FFZ 22 JANUARI 2019 DOOR JOLITA DE VETH EN IRENE BOS

Individueel Traject Afdeling WORKSHOP FFZ 22 JANUARI 2019 DOOR JOLITA DE VETH EN IRENE BOS Individueel Traject Afdeling WORKSHOP FFZ 22 JANUARI 2019 DOOR JOLITA DE VETH EN IRENE BOS Ontstaansgeschiedenis Justitiële Jeugdinrichtingen: vangen jongeren op en behandelen jongeren in het kader van

Nadere informatie

Dutch Summary Samenvatting. Pesten Gecontextualiseerd: Het Veranderen van het Groepsproces door het Veranderen van de Betrokkenheid

Dutch Summary Samenvatting. Pesten Gecontextualiseerd: Het Veranderen van het Groepsproces door het Veranderen van de Betrokkenheid Dutch Summary Samenvatting Pesten Gecontextualiseerd: Het Veranderen van het Groepsproces door het Veranderen van de Betrokkenheid van de Buitenstaanders In Hoofdstuk Een werd de theoretische achtergrond

Nadere informatie

Agressief gedrag onder controle krijgen en houden. In Control!

Agressief gedrag onder controle krijgen en houden. In Control! Agressief gedrag onder controle krijgen en houden. In Control! Woede leren beheersen. In Control! De interventie In Control! combineert agressieregulatieen ontspanningstechnieken, sociale vaardigheidstraining

Nadere informatie

WORK EXPERIENCE PROFILE

WORK EXPERIENCE PROFILE WORK EXPERIENCE PROFILE VANDERHEK METHODOLOGISCH ADVIESBUREAU Werkstress is een verschijnsel dat al jaren sterk de aandacht trekt. Statistieken van ziekteverzuim en arbeidsongeschiktheid geven aan dat

Nadere informatie

Observatieafdeling Teylingereind. Informatie voor jongeren

Observatieafdeling Teylingereind. Informatie voor jongeren Observatieafdeling Teylingereind Informatie voor jongeren Je bent geplaatst op observatieafdeling De Ven van Teylingereind of je komt hier binnenkort naartoe. Deze informatie is bedoeld om je een idee

Nadere informatie

een klasse apart? Gonneke Stevens Violaine Veen Wilma Vollebergh Algemene Sociale Wetenschappen, UU

een klasse apart? Gonneke Stevens Violaine Veen Wilma Vollebergh Algemene Sociale Wetenschappen, UU Marokkaanse jeugddelinquenten: een klasse apart? Onderzoek naar jongens in preventieve hechtenis met een Marokkaanse en Nederlandse achtergrond Gonneke Stevens Violaine Veen Wilma Vollebergh Algemene Sociale

Nadere informatie

HIC, specialisatie kinderen

HIC, specialisatie kinderen HIC, specialisatie kinderen Module Docent contact uren Zelfstudie Psychologie en psychopathologie 11 44 uur Ontwikkelingspsychologie 11 22 uur Inleiding in de Chakrapsychologie 11 36 uur Jungiaanse psychologie,

Nadere informatie

Mentale kracht in de Forensische Psychiatrie

Mentale kracht in de Forensische Psychiatrie Mentale Mentale kracht in de Forensische Psychiatrie LFPZ,Zeeland, 11 juni 2009 Jan Auke Walburg Principes van positieve psychologie Bestudering positieve subjectieve ervaringen en constructieve cognities.

Nadere informatie

Samenvatting (Summary in Dutch)

Samenvatting (Summary in Dutch) Samenvatting (Summary in Dutch) Het aantal eerste en tweede generatie immigranten in Nederland is hoger dan ooit tevoren. Momenteel wonen er 3,2 miljoen immigranten in Nederland, dat is 19.7% van de totale

Nadere informatie

Methoden van het Wetenschappelijk Onderzoek: Deel II Vertaling pagina 83 97

Methoden van het Wetenschappelijk Onderzoek: Deel II Vertaling pagina 83 97 Wanneer gebruiken we kwalitatieve interviews? Kwalitatief interview = mogelijke methode om gegevens te verzamelen voor een reeks soorten van kwalitatief onderzoek Kwalitatief interview versus natuurlijk

Nadere informatie

Deel I Ervaringen uit de praktijk 13

Deel I Ervaringen uit de praktijk 13 Inhoud Deel I Ervaringen uit de praktijk 13 Hoofdstuk 1 Inleiding: wat werkt? 15 Deel I Ervaringen uit de praktijk 18 Deel II Reflecties op de praktijk 19 Deel III Het leefklimaat op de groep 20 Vragen

Nadere informatie

Besluitvorming over bijzondere opsporingsbevoegdheden in de aanpak van georganiseerde criminaliteit

Besluitvorming over bijzondere opsporingsbevoegdheden in de aanpak van georganiseerde criminaliteit SAMENVATTING De Wet BOB: Titels IVa en V in de praktijk Besluitvorming over bijzondere opsporingsbevoegdheden in de aanpak van georganiseerde criminaliteit Mirjam Krommendijk Jan Terpstra Piet Hein van

Nadere informatie

Middelengebruik behandelen en terugdringen. Brains4Use

Middelengebruik behandelen en terugdringen. Brains4Use Middelengebruik behandelen en terugdringen. Brains4Use Risico s op delicten verminderen. Brains4Use Jongeren in Justitiële Jeugdinrichtingen en Jeugdzorg (Plus) - instellingen vervallen soms in oude fouten

Nadere informatie

Samenvatting Inleiding Methode

Samenvatting Inleiding Methode Samenvatting Inleiding In de ene familie komt criminaliteit vaker voor dan in de andere. Uit eerder onderzoek blijkt dan ook dat kinderen van criminele ouders zelf een groter risico lopen op het plegen

Nadere informatie

Adolescentiepsychologie

Adolescentiepsychologie Adolescentiepsychologie B I J E E N K O M S T 6 M O R E L E O N T W I K K E L I N G Redmar Oosterkamp ML00327 r.oosterkamp@hr.nl Doel vandaag D E S T U D E N T K A N : D E T H E O R I E VA N K O H L B

Nadere informatie

Perspectief op Potenties

Perspectief op Potenties Perspectief op Potenties Jaap van der Stel Jaap van der Stel Lector GGz Hogeschool Leiden Brijder-Parnassia GGZ ingeest Een derde meer herstel? Vereist: brede visie op herstel, inclusief focus op functioneel

Nadere informatie