Arbeidsmarkt en beroepsmobiliteit

Maat: px
Weergave met pagina beginnen:

Download "Arbeidsmarkt en beroepsmobiliteit"

Transcriptie

1 Arbeidsmarkt en beroepsmobiliteit Een onderzoek naar de gelegenheidsstructuur voor Duitse migranten in Rotterdam, Henk Delger Inleiding In januari 1879 verhuisde de toen dertigjarige Johann Gerhard Aanstoot, geboren in Calcar, van Crefeld naar Rotterdam om daar te gaan werken als bakkersknecht. Slechts drie maanden later voegden zijn vrouw en dochter zich bij hem, waarschijnlijk nadat hij de tussentijd benut had om een geschikte woonruimte voor zichzelf en zijn gezin te vinden. Zestien jaar later werd Aanstoot zelfstandig bakker. In datzelfde jaar (1879) kwam ook Joseph Nuveman naar Rotterdam en vond daar een betrekking als winkelbediende. Enkele jaren later lijkt ook hij binnen de sector waarin hij werkte van beroep te zijn veranderd, aangezien de Burgerlijke Stand melding maakt van zelfstandig winkelier. Deze bijdrage betreft de Duitse migratie naar Rotterdam. Zowel in Nederland als in Rotterdam waren Duitsers vanaf de achttiende eeuw verreweg de grootste groep migranten en zij bleven dat tot bij de Volkstelling van Na Amsterdam telde Rotterdam tot de jaren twintig van de twintigste eeuw de meeste Duitse migranten. Grofweg gaat het voor Nederland om zo n Duitsers in 1850 tot meer dan in Met de opkomst van de Rotterdamse haven in de tweede helft van de negentiende eeuw werd de arbeidsmarkt veelzijdig en ruimer en daarmee aantrekkelijk voor zowel binnenlandse als buitenlandse migranten. Deze aantrekkingskracht heeft er mede voor gezorgd dat het aandeel Duitsers in Rotterdam vanaf ongeveer 1870 een stijgende trend vertoont. Aanvankelijk waren zij vooral afkomstig uit de Duitse grensstreek en het stroomgebied van de Rijn, later ook uit andere gebieden in Duitsland. Deze migranten vertonen naast verschillen in herkomst ook verschillen in sociale positie. Het is deze sociale gelaagdheid zowel bij binnenkomst als gedurende de periode van vestiging in Rotterdam die hier aan de hand van twee vestigingscohorten ( en ) wordt onderzocht.

2 76 Naar Rotterdam De link tussen migratie en sociale mobiliteit staat in deze studie centraal. Studies die deze beide onderzoekstradities samenbrengen zijn dun gezaaid. Dat komt grotendeels omdat men zich afhankelijk stelt van de lokale bronnen waardoor migranten in elk geval voor een deel van de levensloop buiten beschouwing worden gelaten. Jonge migranten bijvoorbeeld die de stedelijke arbeidsmarkt betreden worden vaak buiten beschouwing gelaten als het gaat om onderzoek naar intergenerationele sociale mobiliteit, aangezien de (beroeps)gegevens van hun ouders die elders zijn geboren ontbreken. 1 Hetzelfde geldt voor een autochtone stadsbewoner die migreert naar het omringende platteland of naar een andere stad. Juist voor groeiende samenlevingen als die in negentiende-eeuwse steden, waar de aanwas van de bevolking voor een belangrijk deel wordt bepaald door migranten, biedt dit een vertekend beeld van de sociale structuur en de sociale mobiliteit in het verleden. 2 Dit artikel bestaat uit drie onderdelen. Allereerst wordt meer in het algemeen ingegaan op sociale mobiliteit. Vervolgens komt de migratie zelf aan de orde, evenals de sociale en economische situatie die de immigranten aantroffen in het laat negentiende-eeuwse Rotterdam. Het derde onderdeel behandelt de vraag in hoeverre deze groepen sociaal mobiel waren of niet. Hierbij wordt onderscheid gemaakt naar mobiliteit binnen de eigen beroepsloopbaan (intragenerationele mobiliteit) en tussen de generaties (intergenerationele mobiliteit). De data voor dit project zijn verzameld door de Historische Steekproef Nederlandse bevolking (hsn). 3 De historiografie van sociale mobiliteit Studies naar sociale mobiliteit zijn een belangrijk onderdeel van het sociaal-historisch wetenschappelijke onderzoek. 4 De recente geschiedschrijving over beroepsmobiliteit en sociale mobiliteit stamt uit de Verenigde Staten. Daar kwam omstreeks de jaren zestig van de twintigste eeuw het onderzoek naar positieverbetering voort uit kritiek op de mythe van Amerika als land van de onbegrensde mogelijkheden. Uit dit onderzoek naar de grotere industriesteden in de Verenigde Staten in de negentiende eeuw bleek weliswaar dat de mobiliteit niet zo hoog was als algemeen werd aangenomen, maar er was toch relatief veel mobiliteit. 5 Hierna viel het mobiliteitsdebat enigszins stil, totdat begin jaren tachtig de belangstelling vooral in West-Europa weer toenam. Het Journal of Social History wijdde een themanummer aan het onderzoek naar sociale mobiliteit en Goldthorpe en Kaelble onderzochten de ontwikkeling in respectievelijk Engeland en West-Duitsland. 6 En ook in Nederland werd in toenemende mate aandacht geschonken aan mobiliteitspatronen in de tweede helft van de negentiende en de eerste helft van de twintigste eeuw. 7

3 Arbeidsmarkt en beroepsmobiliteit 77 Net als in de Amerikaanse studies lag de nadruk bij onderzoekers aanvankelijk op het verband tussen sociale mobiliteit en industrialisatie. Kaelble onderzocht zowel de intergenerationele (tussen generaties) als de intragenerationele (carrière) mobiliteit in Noord-Amerika en West-Europa in de negentiende eeuw tot aan Hij kwam tot de conclusie dat de kans op sociale verandering van zonen ten opzichte van vaders in verschillende steden aan beide zijden van de Atlantische Oceaan min of meer gelijke ontwikkelingen vertoonde. De mobiliteitspercentages het aantal mensen dat mobiliteit vertoont, gedeeld door het totaal aantal werkenden schommelden tussen de twintig en zesenvijftig procent, met uitschieters naar boven vooral in de Verenigde Staten en naar beneden in Canada. De hoogste waarden treffen we echter aan in een aantal Europese steden omstreeks Ten aanzien van de intragenerationele mobiliteit of carrièremobiliteit bleken Amerikaanse en West-Europese steden als geheel niet significant van elkaar te verschillen. 9 Uit onderzoek onder Amerikaanse- en Europese arbeiders bleken de stijgingskansen van de eerstgenoemden aanmerkelijk hoger te zijn. Zij bereikten, mede als gevolg van een gunstiger verdeling in geschoolde- en ongeschoolde arbeiders, eerder een middenpositie dan arbeiders in Europese steden. Kaelble verbindt aan deze constatering geen duidelijke conclusies, maar wijst op een sterker klassenbewustzijn en op een andere mentaliteit in Europa. 10 Een interessante bijdrage aan het debat over sociale mobiliteit is de studie naar een aantal Westfaalse steden in de negentiende eeuw door Jürgen Kocka. 11 Aan de hand van de intergenerationele- en huwelijksmobiliteit onderzocht hij de relatie tussen de rol van het gezin (de gezinssamenstelling) en de mate van openheid of geslotenheid van klassenstructuren. Huwelijksmobiliteit kan worden gedefinieerd als de mate van sociale stijging of daling van status van de afzonderlijke huwelijkspartners in vergelijking met die van hun schoonouders. Meestal wordt hierbij gekeken naar de beroepen van de bruidegom en diens schoonvader om een inzicht te krijgen in het al dan niet sociaal gemengde karakter van het huwelijk. Kocka onderzocht vier sterk van elkaar verschillende gebieden en constateerde duidelijke verschillen. In de geïndustrialiseerde stad Bielefeld bijvoorbeeld hadden mensen met beroepen in de midden- en hogere klassen een grotere kans op neerwaartse sociale mobiliteit, terwijl in de snel industrialiserende stad Borghorst opwaartse mobiliteit relatief vaker plaatsvond. Immobiliteit werd vooral aangetroffen in de agrarische plaats Quernheim, en wel onder alle sociale lagen van de bevolking. Ten aanzien van het huwelijkspatroon en sociale mobiliteit concludeerde Kocka dat vooral in de hogere sociale lagen van de samenleving de status van beide huwelijkspartners op elkaar werd afgestemd en dat lager op de maatschappelijke ladder huwelijken in toenemende mate een gemengd karakter vertoonden. In navolging van Kocka presenteerden Van Dijk, Visser en Wolst de uitkomsten van hun onderzoek naar de inter- en intragenerationele mobiliteit in een vijftal plaatsen c.q. regio s in Nederland. 12 Het betrof Rotterdam dat al eeuwenlang

4 78 Naar Rotterdam een koopmans- en havenstad was en Eindhoven dat gedurende de onderzoeksperiode transformeerde van een agrarische plattelandssamenleving tot een industriële stad. Daarnaast onderzochten zij Hillegersberg (in de directe nabijheid van Rotterdam) en Zuid-Holland, beide agrarische samenlevingen die grote economische en sociale veranderingen ondergingen als gevolg van stedelijke invloeden, en als laatste het gebied de Bommelerwaard, vooral gekozen om de geïsoleerde ligging en achterblijvende economische- en demografische groei. Van Dijk et al. wilden achterhalen of er een relatie bestond tussen industrialisatie en sociale mobiliteit én of er verschillen waren in sociale mobiliteit tussen industrialiserende- en niet-industrialiserende regio s. Zij vonden geen positieve correlatie tussen industrialisatie en intergenerationele sociale mobiliteit. Meer dan industrialisatie op zich, bleken economische ontwikkeling en differentiatie in het algemeen hogere mobiliteitspercentages te verklaren, zonder dat er overigens een rechtlijnig verband bleek te bestaan tussen economische groei en opwaartse sociale mobiliteit. Ten aanzien van intragenerationele beroepsmobiliteit concludeerden de onderzoekers op basis van de ontwikkelingen in Rotterdam en Eindhoven dat er wèl gesproken kan worden van een positieve samenhang tussen economische groei en sociale mobiliteit. Waren in Rotterdam de kansen om te stijgen relatief hoog, in Eindhoven was tijdens de fase van versnelde industrialisatie juist sprake van een proletariseringsproces. Daarnaast was in landelijke gebieden de opwaartse mobiliteit weliswaar lager, maar de ontwikkeling was er evenwichtiger. Om met Kaelble te spreken, lage mobiliteitspercentages zijn niet voorbehouden aan pre-industriële samenlevingen, maar kunnen ook in latere stadia van economische- en sociale ontwikkeling voorkomen. 13 Duitsers en hun sociale mobiliteit in Rotterdam In het volgende staat de sociale mobiliteit centraal van in Duitsland geboren mannen en vrouwen. Het gaat hierbij om twee cohorten die zich respectievelijk in de perioden en te Rotterdam vestigden. In de eerste periode maakte de stad na de opening van de Nieuwe Waterweg een sterke economische expansie door, terwijl de tweede periode werd gekenmerkt door een meer consoliderende periode van gestage economische groei. In Duitsland was de situatie na de Eerste Wereldoorlog dramatisch slechter dan in de jaren tachtig van de negentiende eeuw. Het land had te kampen met een economische ineenstorting als gevolg van herstelbetalingen, hyperinflatie en een bijzonder instabiel politiek klimaat. Tegen deze achtergrond staan de volgende vier onderzoeksvragen centraal:

5 Arbeidsmarkt en beroepsmobiliteit 79 Intragenerationele mobiliteit 1 Waren Duitse migranten in Rotterdam sociaal mobiel en in hoeverre ging het dan om opwaartse sociale mobiliteit gedurende de levensloop? 2 Welke verschillen in de samenstelling van de beide vestigingscohorten kunnen worden gerelateerd aan verschillen in sociale mobiliteit? Intergenerationele mobiliteit 3 In hoeverre slaagden kinderen van Duitse migranten er in een betere positie te verwerven dan hun ouders? 4 Zijn er tussen de beide vestigingscohorten verschillen in sociale mobiliteit te constateren? De resultaten van de analyses van sociale mobiliteit zullen worden vergeleken met die van andere mobiliteitsstudies in Nederland. Een belangrijk probleem bij zo n vergelijking zijn de bronnen. De meeste studies meten mobiliteit op basis van het beroep van de onderzochte personen, veelal op basis van de beroepsgegevens uit huwelijksakten. Dit is echter niet onproblematisch, want in hoeverre zegt de beroepsuitoefening iets over hun sociale positie, laat staan over de veranderingen hierin? 14 Bovendien houdt een analyse op basis van huwelijksakten lang niet altijd rekening met de verschillen in de levensfase van de twee onderzochte generaties. Aan de basis van de huidige studie ligt naast huwelijksakten een veelheid aan andere bevolkingsbronnen. 15 Het is hier niet de plaats om uitgebreid stil te staan bij de vele bijdragen die voor- en nadelen van het gebruik van beroepsvermeldingen in relatie tot sociale mobiliteit behandelen. Uit een andere studie over dezelfde vestigingscohorten blijkt een duidelijk verband tussen de hoogte van de huurwaarde van de door hen bewoonde panden en het aanzien van de beroepen van deze personen. Daarmee is de discussie over de waarde van beroepstitels weliswaar niet beëindigd, maar is er wel sprake van een solider onderbouwing van beroep als indicator voor sociale mobiliteit. 16 Bovendien worden de levensfases zoveel mogelijk gelijk gehouden. Voordat we overgaan tot de daadwerkelijke mobiliteitscijfers en mobiliteitspatronen bij Duitse migranten in Rotterdam, zal eerst aandacht worden besteed aan de context van de immigratie. Duitse migratie naar Rotterdam In tegenstelling tot de nationale trend in Nederland nam het aantal Duitse migranten in Rotterdam na 1870 toe. 17 Dit was een rechtstreeks gevolg van de opkomst van de Maasstad als belangrijkste doorvoerhaven tussen de in het Ruhrgebied opkomende zware industrie en de belangrijke industriële grootmacht Engeland. 18 Vanaf die tijd oriënteerde de Rotterdamse haven zich steeds meer op Duitsland

6 80 Naar Rotterdam en steeds minder op de Engelse economie. Deze verschuiving wordt geïllustreerd door de opkomst van het Duits als handelstaal. 19 De uitbreiding van de Rotterdamse haven leidde tot de komst van vele Duitse handelshuizen, rederijen en verzekeringsmaatschappijen die duizenden Duitse migranten, zowel mannen als vrouwen, naar de stad trokken. Dit betrof voornamelijk kantoorpersoneel. De aantrekkingskracht van Rotterdam zorgde echter ook voor een toename van havenarbeiders, zeelieden, huishoudelijk personeel, hotelbedienden en prostituees, van wie er ook velen uit Duitsland kwamen. Naast de groothandel zagen ook Duitse kleinhandelaren en winkeliers kansen op de Rotterdamse lokale markt, zoals blijkt uit de vestiging van menig winkelier uit het Westfaalse Münsterland. 20 Deutsche Evangelische Kirche in de Zwarte Paardenstraat, Tekening, catalogusnummer xviii Gemeentearchief Rotterdam

7 Arbeidsmarkt en beroepsmobiliteit 81 Gemeentearchief Rotterdam De groei van de Duitse gemeenschap in Rotterdam blijkt eveneens uit het aantal opgerichte verenigingen. Zo werd al in 1862 voor zeelieden de Duits Evangelische Gemeente gesticht, terwijl in datzelfde jaar de Duitse katholieken door de St. Raphaelsvereniging werden opgevangen. Vanaf 1870 zien we een flinke stijging van het aantal Duitse organisaties, variërend van sport- en zangverenigingen tot verenigingen gericht op het ondersteunen van Duitse armen. Tegen het einde van de negentiende eeuw zag ook een Duitse school het licht. 21 Hoewel de verenigingen werden geleid door Duitsers die zich permanent in Rotterdam hadden gevestigd, waren de meeste leden tijdelijke migranten, van wie het verblijf werd verlicht aangezien ze hun vrije tijd in vertrouwde kring konden doorbrengen. De Duitsers waren goed geïntegreerd en hadden hun eigen verenigingen. Op deze afbeelding is het Boerengat met de Nieuwe Oostbrug te zien met op de voorgrond het ponton van de Deutsche Turn und Ruderverein. Tekening, catalogusnummer x Gemeentearchief Rotterdam

8 82 Naar Rotterdam Tabel 1 Aantal Duitsers en relatief aandeel op de totale bevolking, mannen en vrouwen, selectie van steden, N % N % N % N % N % N % Amsterdam Rotterdam Den Haag Utrecht Haarlem Eindhoven Nijmegen Arnhem Maastricht Heerlen Kerkrade Venlo Bron Volkstellingen Ondanks de afnemende aantrekkingskracht van Nederland voor Duitsers, zorgde de Rotterdamse economie voor een toename van Duitse migranten, zoals te zien is in tabel 1. Hoewel Amsterdam in absolute termen gedurende de gehele periode de meeste Duitsers telde, was het relatieve aandeel op de bevolking in Rotterdam tussen 1890 en 1920 iets groter. Pas in de loop van de jaren twintig wordt de Maasstad weer voorbijgestreefd door de hoofdstad. Het aantal Duitsers in Rotterdam omstreeks 1880 bedroeg ongeveer en was in 1930 toegenomen tot meer dan In tabel 2 is de positie van de Duitsers opgenomen in vergelijking met de totale groep van buitenlanders in Rotterdam in de periode De tabel laat zien dat de omvang van de groep buitenlanders grofweg is verdrievoudigd, met een dalend aandeel van de Duitsers. Het aantal Oost-Europeanen (Polen en Tsjechoslowaken) nam in de eerste decennia van de twintigste eeuw daarentegen flink toe. Tabel 2 Totaal aantal inwoners met een vreemde nationaliteit en relatief aandeel Duitsers in percentages, Rotterdam, Totaal vreemden Aandeel Duitsers 61,7 66,9 60,9 52,6 48,1 Bron Volkstellingen

9 Arbeidsmarkt en beroepsmobiliteit 83 Tabel 3 Duitse migranten in Rotterdam, naar herkomstgebied, mannen en vrouwen, (cohort 1) en (cohort 2) Cohort 1 Cohort 2 m v Totaal m v Totaal n % n % Pruisen Oost-Pruisen a ,4% ,4% Brandenburg ,7% ,5% Sachsen ,5% ,6% Schleswig-Holstein ,2% ,5% Hannover ,7% ,7% Westfalen ,3% ,0% Rheinprovinz ,6% ,7% Hessen-Nassau ,3% ,0% Totaal ,7% ,4% Hamburg ,6% ,4% Bremen ,4% ,4% Oldenburg ,4% ,0% Hessen ,1% ,6% Overige gebieden b ,6% ,1% Baden ,9% ,3% Württemberg ,9% ,8% Bayern ,7% ,5% Elsass-Lotharingen ,7% ,5% Totaal ,0% ,0% Onbekend Bron hsn release dvi 04. a Hieronder vallen de gebieden Oost- en West-Pruisen, Posen, Schlesien en Pommern. b Hieronder vallen de gebieden Mecklenburg-Schwerin, Lübeck, Schaumberg-Lippe, Lippe, Braunschweig en Sachsen. Tabel 3 geeft de herkomst van de al genoemde vestigingscohorten. Deze cohorten zijn geselecteerd uit het Rotterdamse bevolkingsregister. Van alle binnenkomende Duitsers in de leeftijdsgroep 15 tot 29 jaar zijn voor het eerste vestigingscohort ( ) 530 en voor het tweede vestigingscohort ( ) 579 nieuwkomers geselecteerd. Aangezien in het grotere onderzoek waarvan de studie naar Duitsers in Rotterdam deel uitmaakt, 22 de nadruk vooral lag op het vestigingsproces over meerdere generaties, is alleen de levensloop in kaart gebracht van degenen die voorgoed in Nederland zijn gebleven en hier kinderen hebben gekregen. 23 Voor een uitgebreide beschrijving van deze steekproef, zie verder de Appendix bij deze bundel. Met name de gegevens afkomstig uit het bevolkingsregister maken het

10 84 Naar Rotterdam mogelijk om ook voor specifieke groepen als migranten en hun families op individueel niveau onderzoek te doen. In tabel 3 gaat het om alle Duitse migranten die in de steekproef zijn opgenomen. Er is dus geen onderscheid aangebracht tussen degenen die besloten hebben te blijven en zij die weer naar elders zijn verhuisd. 24 Allereerst valt de verschuiving tussen beide cohorten op. Van alle mannen en vrouwen in het eerste vestigingscohort kwam bijna 72 procent uit het (noord)westen van Duitsland (Hannover, Westfalen en Rijnland), terwijl dat aandeel na de Eerste Wereldoorlog is gezakt tot zo n vijftig procent. In hun plaats kwamen nieuwkomers uit verder weg gelegen Duitse regio s, zoals Baden, Württemberg en Beieren, waarmee het aandeel van lange-afstandsmigranten van 24 naar 45 procent steeg. Het valt te verwachten dat de sociale mobiliteit werd beïnvloed door de samenstelling van de groep, zowel qua herkomst als qua geslacht en beroep. Hoewel Rotterdam de belangrijkste doorvoerhaven voor het Duitse achterland bleef, veranderde de aard van de migratie aanzienlijk. Waren het tot de Eerste Wereldoorlog vooral Duitse mannen werkzaam voor internationaal opererende handelshuizen die naar Rotterdam trokken, na 1918 verschoof het zwaartepunt naar de industrie. Een andere verandering betreft de enorme toestroom van vrouwelijke migranten vooral werkzaam als dienstbode. 25 Hoewel er in Rotterdam na de Eerste Wereldoorlog ook sprake was van een oververtegenwoordiging van vrouwelijke Duitse migranten was deze minder uitgesproken dan in andere Nederlandse steden als Haarlem, Den Haag en Amsterdam. 26 Twee voorbeelden van Duitse vrouwen die naar Rotterdam trokken om in het huishouden te gaan werken zijn Victoria Niklas uit Hondel en Meta Schröder uit Etelsen. Beide vrouwen werkten enkele jaren als dienstbode voordat zij in Nederland trouwden. Vanaf dat moment lijken de beroepscarrières van beide vrouwen te eindigen, aangezien de bevolkingsregistratie aangaf dat zij zonder beroep waren. Hetzelfde gold voor Alice Hedwig Möbs. Zij vertrok in 1923 van Hamburg naar Rotterdam en werkte kort als bediende. Na haar huwelijk met een Utrechtenaar lijkt ook zij gestopt te zijn met betaald werk. Beroeps- en sociale structuur in Rotterdam Voor de analyse van de sociale mobiliteit maken we gebruik van de beroepen van de onderzochte personen. De Nederlandse bevolkingsregistratie kenmerkt zich door een hoge mate van zorgvuldigheid en volledigheid. De tienjaarlijkse vernieuwing van de registers gaf de ambtenaren de mogelijkheid de gegevens te controleren en waar nodig aan te passen. Voor het onderzoek naar beroeps- en sociale mobiliteit zitten er echter ook haken en ogen aan vast. Het was namelijk niet ver-

11 Arbeidsmarkt en beroepsmobiliteit 85 plicht om beroepsveranderingen door te geven. Bij immigranten komt daar nog bij dat het niet altijd duidelijk is of het beroep dat zij meldden bij aankomst betrekking had op wat ze uitvoerden in de plaats van herkomst of dat het ging om wat ze na aankomst gingen doen. Wellicht een nog groter probleem met dit soort bronnen is, dat beroepen van vrouwen zeer spaarzaam zijn opgetekend. Vooral vrouwen die meewerkten, zoals boerinnen en echtgenoten van winkeliers, blijven daardoor vaak onzichtbaar. 27 Hiervoor is al vermeld dat een meer evenwichtig beeld van een sociale positie verkregen kan worden als bij het beroep ook het inkomen of de draagkracht wordt betrokken. Daarnaast is het van groot belang welke indeling wordt gebruikt om beroepen om te zetten in sociale posities. Een goed uitgangspunt blijft nog steeds de indeling van de historici Giele en Van Oenen uit In deze classificatie zijn beroepstitels geordend aan de hand van eigentijdse productie- en arbeidsrelaties. Kernpunt in hun betoog is het begrip klassenstratificatie, dat de maatschappij verdeelt in degenen met en degenen zonder productiemiddelen, ruwweg kapitalisten en arbeiders. De hierop gebaseerde beroepsindeling kwam volgens de auteurs redelijk overeen met hoe mensen omstreeks 1850 daar zelf over dachten. Hoewel hun beroepsstratificatie tot veel discussie heeft geleid, domineert hun indeling, zij het in licht gewijzigde vorm, nog steeds de Nederlandstalige historiografie. 29 In de navolgende analyses zal dan ook gebruik gemaakt worden van deze beroepenindeling: I Hoge(re) burgerij II Handelaren, kleine(re) ondernemers, zelfstandigen III Kantoorpersoneel IV Boeren en tuinders V Geschoolde arbeid VI Ongeschoolde arbeid Aangezien de beroepsveranderingen van Duitse migranten en hun nakomelingen centraal staan, is het interessant te bekijken hoe de Rotterdamse arbeidsmarkt er in algemene zin uitzag en welke beroepen Duitse migranten bij binnenkomst uitoefenden. Tabel 4 toont de cijfers voor Duitsers, uitgesplitst naar sekse, in beide cohorten. Deze worden vervolgens vergeleken met de totale beroepsbevolking van Rotterdam, samengesteld aan de hand van de Beroepentellingen 1889 en Op deze manier kan de vraag worden beantwoord in hoeverre Duitsers in specifieke sectoren werk vonden en in hoeverre daar verandering in is opgetreden.

12 86 Naar Rotterdam Tabel 4 Beroepsstructuur Duitse migranten in Rotterdam vergeleken met de totale beroepsbevolking van Rotterdam, naar geslacht en vestigingscohort, Relatief aandeel per sector Duitse migranten Cohort Cohort Beroepsbevolking Rotterdam M V M V M V M V Nijverheid en Industrie Handel Transport Vrije beroepen Huishoudelijke diensten Overig Totaal aantal (=100%) Bronnen hsn release dvi 04. De totale beroepstructuur is gebaseerd op Uitkomsten beroepstelling 1889 en De belangrijkste bevindingen uit tabel 4 zijn de volgende: 1 Duitse mannelijke migranten waren oververtegenwoordigd in de sector Handel. Dit geldt voor beide vestigingscohorten, al is tussen de beide cohorten een dalende trend zichtbaar (van 34 naar 26 procent). 2 Zeer opmerkelijke is de ontwikkeling in de sector Nijverheid en Industrie. Waar de Rotterdamse beroepsbevolking in deze sector licht afneemt, zien we bij de Duitse mannen een forse toename (van 27 naar 61 procent). 3 Eveneens opvallend is de ontwikkeling bij beroepen in de Transportsector (scheepvaart, spoorwegen etc.). Hoewel het relatieve belang voor de gehele beroepsbevolking in Rotterdam in deze sector aanzienlijk toeneemt, zakt het aandeel van Duitse mannen van 25 naar 8 procent. 4 Bij de arbeidsmogelijkheden voor Duitse vrouwen is vooral de dienstensector van belang. In de jaren twintig is dit belang sterk toegenomen, aangezien bijna 90 procent toen een betrekking vond als dienstbode. 5 Bij al deze waarnemingen is het overigens wel zo en dat zagen we al eerder bij de samenstelling van de cohorten dat de verhouding tussen mannen en vrouwen sterk is veranderd. Zo wordt het tweede vestigingscohort met een aandeel van 76 procent sterk gedomineerd door vrouwen, terwijl in de negentiende eeuw de mannen met 73,5 procent van het totaal nog de overhand hadden. Bestuderen we vervolgens de sociale status van de door Duitsers in Rotterdam uitgeoefende beroepen, tabel 5, dan constateren we dat het merendeel terechtkwam in de twee onderste sociale lagen van de beroepsbevolking, namelijk die van geschoolde en ongeschoolde arbeiders. Dit geldt voor beide cohorten, al is het aandeel in het tweede cohort gegroeid van zestig tot boven de zeventig procent. Verder valt in het tweede cohort de afname op van het aandeel Duitse migranten

13 Arbeidsmarkt en beroepsmobiliteit 87 in de hogere groep van zelfstandige handelaren en winkeliers. Dit past overigens wel in de totale Nederlandse structuur omstreeks Als we de agrarische sector buiten beschouwing laten maakten de arbeiders omstreeks procent uit van het geheel. 30 Tabel 5 De sociale structuur van Duitse migranten in Rotterdam, per cohort, Sociale Groep I Hogere Burgerij II Zelfstandige handelaren etc III Kantoorpersoneel etc IV Boeren etc V Arbeiders geschoold VI Arbeiders ongeschoold Aantal (=100%) Bron hsn release dvi 04; het gaat hier om alle personen waarvan een beroepsvermelding is gevonden in het bevolkingsregister of in een huwelijksakte. Toelichting De aantallen zijn groter dan die in tabel 4, omdat hier naast de hsn-onderzoekspersoon ook meereizende partners, kinderen, overige verwanten en andere in de huwelijksakten opgenomen personen zoals ouders en getuigen, zijn opgenomen. De sociale indeling is die van Giele en Van Oenen (zie verder hiervoor de tekst). De sociale en de economische structuur van Rotterdam bepaalden voor een deel de kansen voor Duitsers om zich een (goede) maatschappelijke positie te verwerven. Aan de ene kant bood de sterk expanderende Rotterdamse haven allerlei mogelijkheden, maar aan de andere kant is het de vraag in hoeverre migranten daarvan konden profiteren. Om daar meer zicht op te krijgen gaan we in het navolgende in op de beroepsmobiliteit onder Duitse migranten in Rotterdam, allereerst op de intragenerationele mobiliteit, daarna op de intergenerationele mobiliteit. Deze analyse beperkt zich tot het eerste cohort. Intragenerationele mobiliteit Intragenerationele beroepsmobiliteit of carrièremobiliteit geeft de verandering van beroep tijdens de levensloop van iemand weer. Voor het achterhalen van deze mobiliteit is het dus van belang om ten minste over twee beroepsvermeldingen te beschikken, waarbij de tussenliggende tijd lang genoeg is om betekenis te hebben voor de gehele beroepscarrière. Als startberoep is hier gekozen voor het beroep dat iemand had tussen 14 en 25 jaar, terwijl voor het eindberoep is gekozen voor de beroepsvermelding tussen 40 en 50 jaar. In de meeste gevallen betreft dit de eerste beroepsvermelding bij binnenkomst in Rotterdam en de laatste bij de uitschrijving

14 88 Naar Rotterdam uit het bevolkingsregister, bijvoorbeeld wanneer men verhuist (en niet in andere Nederlandse plaatsen kan worden opgespoord) of overlijdt. Tabel 6 Intragenerationele mobiliteit van Duitse migranten, eerste cohort, eerste generatie ( ) Sociale groep op basis van laatste beroepsvermelding I II III IV V VI N % Totaal Sociale groep op basis van eerste beroepsvermelding I Hogere burgerij II Handelaren III Kantoorpersoneel IV Boeren V Arbeid geschoold VI Arbeid ongeschoold Totaal (N) % Bron hsn release dvi 04; in deze tabel zijn alleen Onderzoekspersonen met in Rotterdam opgegroeide kinderen opgenomen, zowel mannen als de partners van vrouwelijke Onderzoekspersonen. De mobiliteit van Duitse mannen in het eerste vestigingscohort is weergegeven in tabel 6. In de verticale kolommen is de startpositie af te lezen, in de horizontale de eindpositie. De vet afgedrukte diagonale cellen geven de aantallen immobielen, dat zijn de personen die binnen dezelfde sociale categorie zijn gebleven. Zij kunnen wel van beroep zijn veranderd, maar dat heeft hen niet in een hogere of lagere klasse gebracht. Rechts van de diagonaal staan degene die sociaal zijn gedaald, terwijl links van de diagonaal de sociale stijgers zijn te vinden. De startpositie van binnenkomende migranten (de meest rechtse kolom in tabel 6) geeft aan dat ook hier net als dat bij de algemene sociale structuur in tabel 5 het geval was de meeste Duitsers startten in de groepen ii (zelfstandige handelaren) en v (geschoolde arbeiders). Wel is de omvang verschillend: in tabel 5 omvat sociale groep ii slechts 25 procent van de Duitsers, in tabel 6 is dit 42 procent. Deze laatste tabel omvat alleen de onderzoekspersonen zelf, dat zijn dus mannen en vrouwen tussen de 15 en 30 jaar. Kennelijk namen die reeds bij binnenkomst een relatief hoge positie in. Dit zou kunnen duiden op een relatief gunstige gelegenheidsstructuur voor migranten die met de juiste achtergrond en waarschijnlijk ook met enig human capital vanuit Duitsland deze plek in de Rotterdamse samenleving hebben kunnen bemachtigen. Het kan echter ook duiden op een betrekkelijke openheid van met name de handelssector voor nieuwkomers. De twee voorbeelden aan het begin van deze bijdrage de sociale stijgers Joseph Nuveman en Johan Aanstoot illustreren dit aspect van de Rotterdamse economie.

15 Arbeidsmarkt en beroepsmobiliteit 89 Tabel 7 Intragenerationele mobiliteit van Duitse migranten en Nederlandse migranten naar Rotterdam, naar geslacht, cohorten en Duitsers Cohort Cohort Brabanders en Zeeuwen Duitsers M + V M M M + V N % N % N % N % Opwaartse mobiliteit Neerwaartse mobiliteit Totale mobiliteit Immobiliteit N Mobiliteit: Structureel Circulair Opwaarts index Matras index Boudon index Bron hsn release dvi 04. Toelichting Het eerste cohort Duitse migranten M+V omvat zowel de mannelijke Onderzoekspersonen als de mannelijke partners van de vrouwelijke Onderzoekspersonen. In een tweede kolom zijn alleen de mannen weergegeven. Bij de interne migranten (migranten uit de provincies Zeeland en Noord-Brabant) gaat het ook alleen om de mannen. Het cohort van de tweede generatie Duitse migranten is op dezelfde wijze opgebouwd als het eerste cohort M+V. Veel Duitsers wisselen in het geheel niet van sociale positie, zoals ook blijkt uit het hoge aandeel van immobielen in tabel 7. In deze tabel zijn de verschillende positiewisselingen zoals in tabel 6 opgenomen getotaliseerd. Zelfs al is er sprake van een beroepsverandering, dan betekende dit voor meer dan de helft van de migranten geen opwaartse of neerwaartse mobiliteit. Indien de sociale positie van Duitsers veranderde, dan ging het echter overwegend om een verbetering, zoals blijkt uit zowel de opwaartse mobiliteit (40,5 procent) als uit de opwaartsindex (5,3). 31 In tabel 7 wordt de intragenerationele mobiliteit van het eerste cohort Duitsers tevens vergeleken met die van andere groepen: het eerste cohort interne migranten (Brabanders en Zeeuwen) en het tweede cohort Duitsers ( ). Om de vergelijking met de interne migranten mogelijk te maken, zijn er naast de totalen van de mannen en de mannelijke partners ( M+V ) ook de cijfers van de mannen opgenomen. Tevens worden in deze tabel de begrippen structurele en circulaire mobiliteit geïntroduceerd en wordt de omvang van de mobiliteit nader aangeduid door middel van drie indices.

16 90 Naar Rotterdam Mobiliteit is niet altijd vrijwillig. De omstandigheden die migranten in de nieuwe setting aantreffen en die tijdens hun verdere verblijf kunnen veranderen, kunnen er ook toe leiden dat er een ander beroep moet worden gekozen als gevolg waarvan ze in een lagere sociale categorie terecht komen. Bij deze onvrijwillige beroepsmobiliteit spreken we ook wel van geforceerde mobiliteit. Het is uiteraard wel zo dat wanneer er sprake is van geforceerde mobiliteit door de omstandigheden op de arbeidsmarkt, deze bijna altijd gepaard gaat met een neerwaartse richting. Daarnaast kunnen ook de omstandigheden op de arbeidsmarkt zelf veranderen, in het volgende aangeduid met de term gelegenheidsstructuur. Door veranderingen in de sociaal-economische structuur in Nederland tussen 1880 en 1920 is bijvoorbeeld het aantal kantoorbedienden toegenomen en het aantal venters afgenomen. Deze veranderingen zorgen op zich al voor mobiliteit, los van individueel streven tot een hogere sociale positie, de posities moeten immers worden vervuld. Deze vorm van mobiliteit wordt aangeduid met structurele mobiliteit en kan worden berekend als de minimale mobiliteit die nodig is om de sociale structuur bij de startpositie kloppend te maken met de sociale structuur aan de eindpositie van het mobiliteitstraject. Daarnaast is er circulaire mobiliteit: de mobiliteit die overblijft als de structurele mobiliteit van de totale mobiliteit wordt afgetrokken. 32 Vanuit het perspectief van de migrant kan een bepaalde stad een gelegenheidsstructuur bieden met volop kansen om een verbetering van de sociale positie te bewerkstelligen. Dit kan dan zowel een gevolg zijn van structurele of circulaire mobiliteit, voor de eigen beleving maakt dat niet uit. In de tabel zijn drie indices opgenomen die een maat geven voor de mobiliteit. De eerste is de Opwaarts-index, deze vormt de uitkomst van de deling tussen het aantal opwaartsen en het aantal neerwaartsen. Om de verhouding tussen structurele en circulaire mobiliteit te meten zijn onder meer de Matras en Boudon indices ontwikkeld. De Matras index geeft het quotiënt van de circulaire mobiliteit op de totale mobiliteit. De Boudon-index geeft het quotiënt van de circulaire mobiliteit op het totale aantal personen na aftrek van de structurele mobiliteit. Beide variëren tussen 0 (geen circulaire mobiliteit) en 1 (alleen maar circulaire mobiliteit). 33 De Boudon-index heeft het voordeel dat ook de immobielen in de index worden betrokken. In tabel 7 vergelijken we de uitkomsten voor de diverse genoemde groepen. Deze vergelijking moet worden geïnterpreteerd als de wijze waarop de verschillende groepen ten opzichte van elkaar van de Rotterdamse (veranderende) gelegenheidsstructuur wisten te profiteren. Een opwaartsindex van 5.3 duidt er bijvoorbeeld op dat de structuur van de Rotterdamse economie aan Duitse migranten van het eerste cohort de gelegenheid heeft geboden om relatief betere posities te verwerven dan slechtere; in vergelijking met het tweede cohort en de interne migranten deden ze het aanzienlijk beter. Deze uitkomsten hebben betrekking op alle Duitse mannelijke migranten, dus ook de mannelijke partners van Duitse vrouwelijke migranten. Kijken we alleen

17 Arbeidsmarkt en beroepsmobiliteit 91 naar de Duitse mannen, dan blijkt de mobiliteit nog iets hoger uit te vallen, maar belangrijker is de hogere opwaartsindex (6,1). Vertonen Duitse mannelijke migranten mobiliteit, dan is er een grote kans dat zij dit in opwaartse richting doen. Dit patroon wijkt overigens af van dat van interne migranten uit Zeeland en Noord- Brabant in dezelfde periode. Hoewel het percentage dat immobiel is met 58 procent niet zo veel afwijkt van dat van de Duitsers (52 procent), komt de opwaartsindex met 1,8 een stuk lager uit dan de 6,1 van de Duitsers. Dit is het gevolg van het veel grotere aantal personen met een neerwaartse sociale mobiliteit. Het lijkt er dan ook op dat de mogelijkheden voor positieverbetering voor Duitse migranten groter waren dan die voor de Zeeuwse en Brabantse nieuwkomers. Tabel 7 biedt voorts zicht op de sociale mobiliteit van Duitse migranten die gedurende de tweede vestigingsperiode de Rotterdamse arbeidsmarkt betraden, het cohort Een eerste opmerking hierbij betreft de relatief lage aantallen. Zoals hiervoor al naar voren kwam wordt dit vestigingscohort gekenmerkt door een andere samenstelling dan het negentiende-eeuwse cohort. Zo was meer dan 75 procent vrouw. Zij kwamen veelal als dienstbode naar de havenstad, werkten een tijdje bij een gezin en trouwden. Met de transitie van ongehuwd naar gehuwd veranderde ook hun beroep, althans zoals dat in de officiële bevolkingsboekhouding opgeschreven werd. Het hoeft niet te verwonderen dat het merendeel van deze vrouwen de betiteling zonder of geen beroep meekreeg. Het is met name deze achtergrond die er voor zorgt dat we een betrekkelijk laag aantal personen overhouden van wie de sociale mobiliteit kan worden berekend. De 38 Duitse migranten uit cohort hebben, zo leert de laatste kolom in tabel 7 ons, veelal te maken met immobiliteit. Hoewel het merendeel van de Duitse migranten in de jaren twintig van de vorige eeuw de Rotterdamse arbeidsmarkt betrad in beroepen die hen in de lagere sociale lagen van de bevolking brachten (zie tabel 5) en er in beginsel dus volop mogelijkheden waren om sociaal te stijgen, blijkt dat niet het geval. Integendeel, ruim zeventig procent bleef binnen dezelfde sociale laag. Voor de sociaal mobielen onder deze groep Duitse migranten ging het wel om hoofdzakelijk opwaartse mobiliteit. Op basis van met name de Boudonindex (0,16) kunnen we constateren dat de Rotterdamse samenleving in elk geval voor deze nieuwkomers nogal gesloten was. Een goed voorbeeld hiervan is John Franz Theodor Kamlade uit Hamburg. Toen hij in 1927 samen met zijn vrouw naar Rotterdam kwam had hij al een positie als handelsman. Tijdens zijn leven in Rotterdam veranderde deze positie niet meer. Ook scheiding en hertrouwen hebben niet geleid tot een verandering van beroepspositie. Een vergelijking van de intragenerationele beroepsmobiliteit van beide cohorten levert het volgende beeld op. De indicatoren van zowel opwaartse mobiliteit als de

18 92 Naar Rotterdam mate van openheid van de samenleving wijzen erop dat de gelegenheidsstructuur voor Duitse migranten in de eerste vestigingsperiode veel gunstiger was dan in de tweede. Dit verschil heeft niet alleen te maken met de aard van de Rotterdamse arbeidsmarkt, maar ook met de kwaliteit van de immigranten zelf. De laatste decennia van de negentiende eeuw werden gekenmerkt door economische groei, terwijl Duitsland bij de aanvang van het interbellum een ongekende crisis doormaakte. Uitgaande van deze tegengestelde economische condities in het land van herkomst, is de veronderstelling dat de motieven voor migratie per cohort sterk verschilden. Wanneer de economische situatie relatief gunstig is, maken migranten zelf de keuze om via een verhuizing naar een andere stad of zelfs naar een ander land hun positie te verbeteren, ook als er mogelijkheden in de thuismarkt zijn. De situatie is anders als de eigen economie in crisis verkeert en de mogelijkheden voor werk daarmee eveneens stagneren, resulterend in hogere werkloosheid en onzekerheid. In zo n geval worden mensen min of meer gedwongen tot andere keuzes. Een migratie in dit opzicht is dan ook minder vrijwillig. In het eerste geval overheersen de pull-factoren, in het tweede de push-factoren. 34 De conclusie luidt dan ook dat, onafhankelijk van de relatief gunstige gelegenheidsstructuur van de Rotterdamse haven, variaties in de condities in het land van herkomst van belang zijn voor de kansen op sociale mobiliteit van migranten. Intergenerationele mobiliteit Intergenerationele mobiliteit betreft verschillen in beroepsposities tussen generaties. In historisch perspectief is de ontwikkeling gedurende de negentiende eeuw te schetsen als een overgang van een overwegend gesloten naar een overwegend open samenleving. 35 Voor het doorgeven van sociale status naar de volgende generatie bepaalde aanvankelijk de beroepspositie van de vader de beroepscarrière van diens kinderen. Aan het einde van de negentiende en het begin van de twintigste eeuw kwam hierin verandering door de uitbreiding van de onderwijsmogelijkheden. Hoewel de sociale achtergrond nog steeds een sterke rol speelde bij de mogelijkheid onderwijs te volgen, betekende dit wel dat de rechtstreekse invloed van de beroepspositie van de vader minder belangrijk werd. 36 Gegeven de onderwijsverbeteringen gedurende de gehele periode , valt het daarom te verwachten dat de kinderen van Duitse migranten het over het geheel genomen beter deden dan hun ouders. De kansen op sociale verandering zijn onlosmakelijk verbonden met migratie. Migrerende gezinnen en alleenstaanden zijn niet alleen geografisch, maar ook sociaal mobieler dan degenen die niet migreren. Het is wel zo dat migranten vaker te maken hadden met een verandering in neerwaartse richting. Een tweede belangrijk element in de relatie tussen migratie en sociale mobiliteit betreft het

19 Arbeidsmarkt en beroepsmobiliteit 93 onderscheid tussen vaak en minder vaak verhuizen en dat tussen korte- en lange afstandmigratie. Veel verhuizingen gaan vaak samen met statusdaling, terwijl lange afstandmigratie juist samenhangt met een stijging van status. 37 Het is mogelijk gebleken om voor drie opeenvolgende generaties van het eerste cohort mobiliteitscijfers te berekenen. Van de eerste generatie migranten is namelijk een flink aantal huwelijksakten met gegevens over de ouders van de migrant achterhaald. Dit betekent dat de beroepsposities van de migranten kunnen worden afgezet tegen die van hun vaders. Daarnaast kan de beroepspositie van de eerste generatie migranten worden vergeleken met de tweede en vervolgens de tweede generatie met de derde. Er is steeds een beroep gekozen tussen het dertigste en veertigste levensjaar. Op deze manier worden de beroepsposities steeds op ongeveer hetzelfde moment in de levensloop met elkaar vergeleken. Tabel 8 Intergenerationele mobiliteit van Duitse migranten, een vergelijking over vier generaties, cohort Vaders -> 1e 1e -> 2e 2e -> 3e N % N % N % Opwaartse mobiliteit Neerwaartse mobiliteit Totale mobiliteit Immobiliteit N Mobiliteit: Structureel Circulair Opwaarts index Matras index Boudon index Bron hsn release dvi 04. Toelichting Het eerste cohort Duitse migranten omvat zowel de mannelijke Onderzoekspersonen als de mannelijke partners van de vrouwelijke Onderzoekspersonen. Deze worden vergeleken met zowel de vaders als met de kinderen. Vervolgens worden deze kinderen (2e generatie) weer vergeleken met de eigen kinderen (3e generatie), voor de samenstelling van deze groepen, zie verder de Appendix. In tabel 8 zijn de resultaten opgenomen van de intergenerationele beroepsmobiliteit van het eerste cohort Duitse migranten. Hieruit valt op te maken dat precies de helft van degenen die naar Rotterdam kwamen sociale mobiliteit vertoonden ten opzichte van hun vaders en in iets meer dan helft van de gevallen ging het hierbij om opwaartse mobiliteit (opwaartsindex 1,3). Deze resultaten weerspreken deels de verwachting dat migratie zou leiden tot meer opwaartse sociale mobiliteit.

20 94 Naar Rotterdam Uit tabel 8 blijkt voorts dat zowel de kinderen als kleinkinderen van de Duitsers beduidend meer mobiliteit vertonen (respectievelijk 64 en 66 procent). Ook hier is evenwel geen sprake van duidelijke patronen van opwaartse dan wel neerwaartse mobiliteit. In het geval van de tweede generatie migranten lijkt zelfs sprake te zijn van een lichte daling van sociale positie (opwaartsindex van 0,9). Het lijkt er dan ook op dat de kans op sociale stijging voor kinderen en kleinkinderen van Duitse migranten uit het eerste vestigingscohort is afgenomen. Dit is mogelijk veroorzaakt door dezelfde factoren die bij de eerste generatie migranten van het tweede cohort ( ) golden, namelijk dat de gelegenheidsstructuur in Rotterdam minder ruimte bood voor opwaartse mobiliteit. Conclusies In deze bijdrage wordt een link gelegd tussen migratie en sociale mobiliteit. Op basis van individuele geschiedenissen van Duitse migranten in Rotterdam, gevolgd vanaf het moment dat zij de arbeidsmarkt in de havenstad betraden, is onderzocht of deze groep mobiel of immobiel was. Uit de analyse is gebleken dat de setting, zowel die van Rotterdam als die van de herkomstplaatsen van migranten, voor een belangrijk deel de mogelijkheden bepaalt voor sociale stijging. Duitsers die in de jaren zeventig van de negentiende eeuw naar Rotterdam kwamen, vertoonden aanzienlijk meer opwaartse sociale mobiliteit dan hun landgenoten een halve eeuw later. Dit verschil kan op verschillende manieren worden verklaard. Ten eerste bood de Rotterdamse gelegenheidsstructuur, in het bijzonder de arbeidsmarkt, veel meer kansen in de vroegere periode dan gedurende het interbellum. De relatief gunstige economische omstandigheden werden met name veroorzaakt door de zich juist in de negentiende eeuw uitbreidende Rotterdamse haven en de economische dynamiek die daarmee gepaard ging. Het verschil in mobiliteit werd daarnaast echter ook veroorzaakt door de kenmerken van de migranten zelf en van het gebied waaruit zij afkomstig waren. Zo lijkt het er op dat de negentiende-eeuwse migranten veel positiever waren geselecteerd dan de latere. 38 Daarmee bedoelen we dat hun menselijk kapitaal groter was en zij daarom gemakkelijker banen konden vinden die een perspectief op opwaartse sociale mobiliteit boden. De achtergrond van die positieve selectie is gelegen in de economische bloei van het Duitsland dat zij verlieten. Aangezien potentiële migranten gemakkelijk dicht bij huis aan de slag konden, was de kans klein dat on- of laaggeschoolden hun heil elders zochten. Degenen die dat wel deden, hadden vaak meer in hun mars en wogen de kansen in Rotterdam af tegen de mogelijkheden in Duitsland. Vooral de Rotterdamse handelssector werd door een aantal Duitsers kennelijk als een aantrekkelijke optie gezien. En het was

21 Arbeidsmarkt en beroepsmobiliteit 95 deze pull factor die in het laatste kwart van de negentiende eeuw duidelijk domineerde. In het interbellum daarentegen werd de arbeidsmigratie vanuit Duitsland veel meer bepaald door push factoren. In Duitsland ging het erg slecht door de hoge werkloosheid en een gierende inflatie. Daardoor was de selectie van migranten minder positief. Velen zullen immers hebben gedacht weinig te verliezen door migratie en gingen op hoop van zegen naar het steinreiche Holland. De meesten vonden daar wel een baan, maar mogelijk niet altijd op hun eigen niveau en vaak in sectoren met weinig sociale stijgingsmogelijkheden. Een belangrijke achtergrond voor de verschillen in beide cohorten moet dus gezocht worden in specifieke verschillen in de samenstelling van de groepen migranten in beide perioden. De eerste groep betreft namelijk vooral mannen in lagere beroepssectoren met kansen op positieverbetering. Het tweede vestigingscohort betreft vooral vrouwen Duitse dienstmeisjes die vaak minder kans hebben om via een verandering van beroep hogerop te komen. Deze dienstboden bleken veelal te trouwen met mannen die een beroep vervulden in dezelfde sociale klasse. Zij waren naar Nederland gekomen voor een beter bestaan, maar het is onduidelijk of ze hierin zijn geslaagd. Wellicht hadden ze het slechter getroffen als ze in Duitsland waren gebleven De kinderen en kleinkinderen van de Duitsers die in de negentiende eeuw naar Rotterdam kwamen maakten per saldo als groep geen opwaartse mobiliteit door. Hoewel zij zich in een relatief open samenleving bevonden waarin de kansen op mobiliteit zeker aanwezig waren, hebben zij hun positie vaak toch niet kunnen verbeteren. Omdat hun ouders wel in een relatief goede positie terecht waren gekomen, was deze tweede generatie beter af dan de Duitsers die na de Eerste Wereldoorlog kwamen. Hoewel beiden omstreeks dezelfde tijd de Rotterdamse arbeidsmarkt betraden, hadden de nakomelingen van de Duitsers die in de jaren zeventig van de negentiende eeuw kwamen een duidelijke voorsprong. Noten 1 Vgl. Linton (1987), hier Vgl. Kok en Delger (1998). Vgl. Moch (2003). 3 Historische Steekproef Nederlandse bevolking (hsn). Dataset project Determinanten van het Vestigingsproces van Immigranten en hun nakomelingen in Nederland (dvi), release dvi 04. Voor meer informatie over de hsn, zie 4 Kaelble (1983) en Van Dijk et al. (1984). 5 Zie voor een samenvatting: Kaelble ( ). 6 Kaelble (1983) en Erikson en Goldthorpe (1992). 7 Zie bijvoorbeeld: Boonstra (1993).

Uit huis gaan van jongeren

Uit huis gaan van jongeren Arie de Graaf en Suzanne Loozen Jaarlijks verlaten bijna een kwart miljoen jongeren het ouderlijk huis. Een klein deel van hen is al vóór de achttiende verjaardag uit huis gegaan. De meeste jongeren gaan

Nadere informatie

Sterke toename alleenstaande moeders onder allochtonen

Sterke toename alleenstaande moeders onder allochtonen Carel Harmsen en Joop Garssen Terwijl het aantal huishoudens met kinderen in de afgelopen vijf jaar vrijwel constant bleef, is het aantal eenouderhuishoudens sterk toegenomen. Vooral onder Turken en Marokkanen

Nadere informatie

Allochtonen op de arbeidsmarkt 2009-2010

Allochtonen op de arbeidsmarkt 2009-2010 FORUM Maart Monitor Allochtonen op de arbeidsmarkt 9-8e monitor: effecten van de economische crisis In steeg de totale werkloosheid in Nederland met % naar 26 duizend personen. Het werkloosheidspercentage

Nadere informatie

Beroepsbevolking 2005

Beroepsbevolking 2005 Beroepsbevolking 2005 De veroudering van de beroepsbevolking is duidelijk zichtbaar in de veranderende leeftijdspiramide van de werkzame beroepsbevolking (figuur 1). In 1975 behoorde het grootste deel

Nadere informatie

Stoppen als huisarts: trends in aantallen en percentages

Stoppen als huisarts: trends in aantallen en percentages Dit rapport is een uitgave van het NIVEL. De gegevens mogen worden gebruikt met bronvermelding. Stoppen als huisarts: trends in aantallen en percentages Een analyse van de huisartsenregistratie over de

Nadere informatie

7. Deelname en slagen in het hoger onderwijs

7. Deelname en slagen in het hoger onderwijs 7. Deelname en slagen in het hoger onderwijs Vergeleken met autochtonen is de participatie in het hoger onderwijs van niet-westerse allochtonen ruim twee keer zo laag. Tussen studiejaar 1995/ 96 en 21/

Nadere informatie

Huishoudensprognose : belangrijkste uitkomsten

Huishoudensprognose : belangrijkste uitkomsten Huishoudensprognose 26 2: belangrijkste uitkomsten Elma van Agtmaal-Wobma en Coen van Duin Het aantal huishoudens blijft de komende decennia toenemen, van 7,2 miljoen in 26 tot 8,1 miljoen in 23. Daarna

Nadere informatie

Levensfasen van kinderen en het arbeidspatroon van ouders

Levensfasen van kinderen en het arbeidspatroon van ouders Levensfasen van kinderen en het arbeidspatroon van ouders Martine Mol De geboorte van een heeft grote invloed op het arbeidspatroon van de vrouw. Veel vrouwen gaan na de geboorte van het minder werken.

Nadere informatie

Uitstroom van ouderen uit de werkzame beroepsbevolking

Uitstroom van ouderen uit de werkzame beroepsbevolking Uitstroom van ouderen uit de werkzame beroepsbevolking Clemens Siermann en Henk-Jan Dirven De uitstroom van 50-plussers uit de werkzame beroepsbevolking is de laatste jaren toegenomen. Een kwart van deze

Nadere informatie

FORUM Monitor Allochtonen op de arbeidsmarkt: effecten van de economische crisis 2 e kwartaal 2009

FORUM Monitor Allochtonen op de arbeidsmarkt: effecten van de economische crisis 2 e kwartaal 2009 FORUM Monitor Allochtonen op de arbeidsmarkt: effecten van de economische crisis 2 e kwartaal 29 Groei van werkloosheid onder zet door! In het 2 e kwartaal van 29 groeide de werkloosheid onder (niet-westers)

Nadere informatie

Veranderingen in arbeidsparticipatie van gescheiden moeders

Veranderingen in arbeidsparticipatie van gescheiden moeders Veranderingen in arbeidsparticipatie van gescheiden moeders Suzanne Peek Gescheiden moeders stoppen twee keer zo vaak met werken dan niet gescheiden moeders. Ook beginnen ze vaker met werken. Wanneer er

Nadere informatie

Langdurige werkloosheid in Nederland

Langdurige werkloosheid in Nederland Langdurige werkloosheid in Nederland Robert de Vries In 25 waren er 483 duizend werklozen. Hiervan waren er 23 duizend 42 procent langdurig werkloos. Langdurige werkloosheid komt vooral voor bij ouderen.

Nadere informatie

Fact sheet. Dienst Wonen, Zorg en Samenleven. Eigen woningbezit 1e en 2e generatie allochtonen. Aandeel stijgt, maar afstand blijft

Fact sheet. Dienst Wonen, Zorg en Samenleven. Eigen woningbezit 1e en 2e generatie allochtonen. Aandeel stijgt, maar afstand blijft Dienst Wonen, Zorg en Samenleven Fact sheet nummer 1 januari 211 Eigen woningbezit 1e en Aandeel stijgt, maar afstand blijft Het eigen woningbezit in Amsterdam is de laatste jaren sterk toegenomen. De

Nadere informatie

5.6 Het Nederlands hoger onderwijs in internationaal perspectief

5.6 Het Nederlands hoger onderwijs in internationaal perspectief 5.6 Het s hoger onderwijs in internationaal perspectief In de meeste landen van de is de vraag naar hoger onderwijs tussen 1995 en 2002 fors gegroeid. Ook in gaat een steeds groter deel van de bevolking

Nadere informatie

Aantal huisartsen en aantal FTE van huisartsen vanaf 2007 tot en met 2016

Aantal huisartsen en aantal FTE van huisartsen vanaf 2007 tot en met 2016 Aantal huisartsen en aantal FTE van huisartsen vanaf 2007 tot en met 2016 Werken er nu meer of minder huisartsen dan 10 jaar geleden en werken zij nu meer of minder FTE? LF.J. van der Velden & R.S. Batenburg,

Nadere informatie

Van baan naar eigen baas

Van baan naar eigen baas M200912 Van baan naar eigen baas drs. A. Bruins Zoetermeer, juli 2009 Van baan naar eigen baas Ruim driekwart van de ondernemers die in de eerste helft van 2008 een bedrijf zijn gestart, werkte voordat

Nadere informatie

CBS: Meer werkende vrouwen op de arbeidsmarkt

CBS: Meer werkende vrouwen op de arbeidsmarkt CBS: Meer werkende vrouwen op de arbeidsmarkt Tussen maart en mei is het aantal mensen met een baan met gemiddeld 6 duizend per maand gestegen. De stijging is volledig aan vrouwen toe te schrijven. Het

Nadere informatie

Demografische kenmerken van Tsjechen en Slowaken in Nederland

Demografische kenmerken van Tsjechen en Slowaken in Nederland Demografische kenmerken van Tsjechen en Slowaken in Nederland Lada Mulalic, Carel Harmsen en Ko Oudhof Sinds de toetreding van en tot de EU is het aantal Tsjechen en Slowaken in Nederland sterk toegenomen.

Nadere informatie

Brussels Observatorium voor de Werkgelegenheid

Brussels Observatorium voor de Werkgelegenheid Brussels Observatorium voor de Werkgelegenheid Juli 2013 De evolutie van de werkende beroepsbevolking te Brussel van demografische invloeden tot structurele veranderingen van de tewerkstelling Het afgelopen

Nadere informatie

Bevolkingsprognose Deventer 2015

Bevolkingsprognose Deventer 2015 Bevolkingsprognose Deventer 2015 Aantallen en samenstelling van bevolking en huishoudens Augustus 2015 augustus 2015 Uitgave : team Kennis en Verkenning Naam : John Stam Telefoonnummer : 0570 693298 Mail

Nadere informatie

Artikelen. Huishoudensprognose : belangrijkste uitkomsten. Maarten Alders en Han Nicolaas

Artikelen. Huishoudensprognose : belangrijkste uitkomsten. Maarten Alders en Han Nicolaas Artikelen Huishoudensprognose 2 25: belangrijkste uitkomsten Maarten Alders en Han Nicolaas Het aantal huishoudens neemt de komende jaren toe, van 7,1 miljoen in 25 tot 8,1 miljoen in 25. Dit blijkt uit

Nadere informatie

NEETs in Limburg: trends, spreiding, en duiding. NEETs in Limburg: trends, spreiding, en duiding

NEETs in Limburg: trends, spreiding, en duiding. NEETs in Limburg: trends, spreiding, en duiding ROA NEETs in Limburg: trends, spreiding, en duiding NEETs in Limburg: trends, spreiding, en duiding ROA Fact Sheet ROA-F-2018/2 ROA-F-2018/2 Researchcentrum voor Onderwijs en Arbeidsmarkt ROA Researchcentrum

Nadere informatie

Arbeidsdeelname van paren

Arbeidsdeelname van paren Arbeidsdeelname van paren Johan van der Valk De combinatie van een voltijdbaan met een is het meest populair bij paren, met name bij paren boven de dertig. Ruim 4 procent van de paren combineerde in 24

Nadere informatie

Vrouwen op de arbeidsmarkt

Vrouwen op de arbeidsmarkt op de arbeidsmarkt Johan van der Valk Annemarie Boelens De arbeidsdeelname van vrouwen lag in 23 op 55 procent. De arbeidsdeelname van vrouwen stijgt al jaren. Deze toename komt de laatste jaren bijna

Nadere informatie

Een blik over de Grens: Profielschets Regierungsbezirk Münster

Een blik over de Grens: Profielschets Regierungsbezirk Münster Een blik over de Grens: Profielschets Regierungsbezirk Münster Ann-Kristin Engelhardt Deze special van de Twente Index 2006 geeft een beknopte profielschets van de economie en arbeidsmarkt van het Regierungsbezirk

Nadere informatie

Administratieve correcties in de bevolkingsstatistieken

Administratieve correcties in de bevolkingsstatistieken Maarten Alders en Han Nicolaas Het saldo van administratieve afvoeringen en opnemingen is doorgaans negatief. Dit saldo wordt vaak geïnterpreteerd als vertrek naar het buitenland. Het aandeel in het totale

Nadere informatie

Wisselingen tussen werkloosheid en nietberoepsbevolking

Wisselingen tussen werkloosheid en nietberoepsbevolking Wisselingen tussen werkloosheid en nietberoepsbevolking Ronald van Bekkum (UWV), Harry Bierings en Robert de Vries In arbeidsmarktbeleid en in statistieken van het CBS wordt een duidelijk onderscheid gemaakt

Nadere informatie

Migranten in de Nederlandse Antillen Deel 1

Migranten in de Nederlandse Antillen Deel 1 Migranten in de Nederlandse Antillen Deel 1 Sabrina Dinmohamed In dit artikel wordt aandacht besteed aan de demografische kenmerken van de migrantenbevolking van de Nederlandse Antillen. De sociaal-economische

Nadere informatie

Steeds meer niet-westerse allochtonen in het voltijd hoger onderwijs

Steeds meer niet-westerse allochtonen in het voltijd hoger onderwijs Steeds meer niet-westerse allochtonen in het voltijd hoger onderwijs Esther van Kralingen Tussen studiejaar 1995/ 96 en 21/ 2 is het aandeel van de niet-westerse allochtonen dat in het hoger onderwijs

Nadere informatie

Wonen zonder partner. Arie de Graaf en Suzanne Loozen

Wonen zonder partner. Arie de Graaf en Suzanne Loozen Arie de Graaf en Suzanne Loozen In 25 telde Nederland 4,2 miljoen personen van 18 jaar of ouder die zonder partner woonden. Eén op de drie volwassenen woont dus niet samen met een partner. Tussen 1995

Nadere informatie

Grote gemeenten goed voor driekwart van bevolkingsgroei tot 2025

Grote gemeenten goed voor driekwart van bevolkingsgroei tot 2025 Persbericht PB13 062 1 oktober 2013 9:30 uur Grote gemeenten goed voor driekwart van bevolkingsgroei tot 2025 Tussen 2012 en 2025 groeit de bevolking van Nederland met rond 650 duizend tot 17,4 miljoen

Nadere informatie

Pensioenaanspraken in beeld

Pensioenaanspraken in beeld Pensioenaanspraken in beeld Deel 1: aanspraken naar geslacht en burgerlijke staat Elisabeth Eenkhoorn, Annelie Hakkenes-Tuinman en Marije vandegrift bouwen minder pensioen op via een werkgever dan mannen.

Nadere informatie

Joost Meijer, Amsterdam, 2015

Joost Meijer, Amsterdam, 2015 Deelrapport Kohnstamm Instituut over doorstroom vmbo-mbo t.b.v. NRO-project 405-14-580-002 Joost Meijer, Amsterdam, 2015 Inleiding De doorstroom van vmbo naar mbo in de groene sector is lager dan de doorstroom

Nadere informatie

Migratie en pendel Twente. Special bij de Twente Index 2015

Migratie en pendel Twente. Special bij de Twente Index 2015 Migratie en pendel Twente Special bij de Twente Index 2015 Inhoudsopgave Theorieën over wonen, verhuizen 3 Kenmerken Twente: Urbanisatiegraad en aantal inwoners 4 Bevolkingsgroei grensregio s, een vergelijking

Nadere informatie

Onderzoeksflits. Planbureau voor de Leefomgeving De stad: magneet, roltrap en spons. IB Onderzoek, 22 mei Utrecht.

Onderzoeksflits. Planbureau voor de Leefomgeving De stad: magneet, roltrap en spons. IB Onderzoek, 22 mei Utrecht. Onderzoeksflits Planbureau voor de Leefomgeving De stad: magneet, roltrap en spons IB Onderzoek, 22 mei 2015 Utrecht.nl/onderzoek Colofon uitgave Afdeling Onderzoek Gemeente Utrecht 030 286 1350 onderzoek@utrecht.nl

Nadere informatie

Migratiestromen en inkomensontwikkelingen in de provincie Groningen

Migratiestromen en inkomensontwikkelingen in de provincie Groningen Migratiestromen en inkomensontwikkelingen in de provincie Groningen Mensen verhuizen om allerlei redenen. Om samen te wonen, voor werk of studie of vanwege de woning zelf. Deze verhuizingen spelen een

Nadere informatie

Artikelen. Een terugblik op het ouderlijk gezin. Arie de Graaf

Artikelen. Een terugblik op het ouderlijk gezin. Arie de Graaf Artikelen Een terugblik op het ouderlijk gezin Arie de Graaf Driekwart van de kinderen die in de jaren zeventig zijn geboren, is opgegroeid bij twee ouders. Een op de zeven heeft een scheiding van de ouders

Nadere informatie

Crisismonitor Drechtsteden

Crisismonitor Drechtsteden Crisismonitor Januari 211 (cijfers t/m oktober 21) Hoe staan de er voor op de arbeidsmarkt en de woningmarkt? Dat leest u in deze zesde editie van de crisismonitor, die het OCD eens in de twee maanden

Nadere informatie

1 Inleiding: de metamorfose van de arbeidsmarkt

1 Inleiding: de metamorfose van de arbeidsmarkt 1 Inleiding: de metamorfose van de arbeidsmarkt 1.1 De beroepsbevolking in 1975 en 2003 11 1.2 De werkgelegenheid in 1975 en 2003 14 Halverwege de jaren zeventig van de vorige eeuw trok de gemiddelde Nederlandse

Nadere informatie

Eindexamen aardrijkskunde havo 2003-I

Eindexamen aardrijkskunde havo 2003-I Politiek en ruimte Opgave 6 bron 9 In de periode 2000-2006 zal de Europese Unie financiële steun voor sociaal-economische ontwikkeling toekennen aan twee soorten regio s: de regio s met een ontwikkelingsachterstand

Nadere informatie

(65%) Totaal Mannen Vrouwen. Totaal jaar jaar

(65%) Totaal Mannen Vrouwen. Totaal jaar jaar Ontwikkeling van de WW in de periode 21 24 Ton Ferber Tussen eind 21 en eind 24 is het aantal WW-uitkeringen bijna verdubbeld. Vooral het aantal uitkeringen aan mannen jonger dan 45 is sterk gestegen.

Nadere informatie

Statistisch Bulletin. Jaargang

Statistisch Bulletin. Jaargang Statistisch Bulletin Jaargang 72 2016 43 27 oktober 2016 Inhoud 1. Arbeid en sociale zekerheid 3 Werkloosheid daalt verder 3 Werkloze beroepsbevolking (38) 4 2. Bevolking 5 I. Bevolking, stand en dynamiek

Nadere informatie

CBS-berichten: Arbeidsmigratie naar en uit Nederland

CBS-berichten: Arbeidsmigratie naar en uit Nederland André Corpeleijn* Inleiding Arbeidsmigratie is de laatste tien jaar weer in de belangstelling gekomen. De uitbreiding van de Europese Unie en de komst van Oost-Europese werknemers naar Nederland hebben

Nadere informatie

De feiten: arbeidsmigratie door de jaren heen

De feiten: arbeidsmigratie door de jaren heen De feiten: arbeidsmigratie door de jaren heen Jeannette Schoorl Nederlands Interdisciplinair Demografisch Instituut (NIDI) Den Haag NIDI/NVD/CBS Seminar arbeidsmigratie 30 maart 2011 Onderwerpen Historische

Nadere informatie

Demografische levensloop van jongeren na het uit huis gaan

Demografische levensloop van jongeren na het uit huis gaan Carel Harmsen en Liesbeth Steenhof In dit artikel wordt de levensloop gevolgd van jongeren die in 1995 het ouderlijk huis hebben verlaten. Hierbij wordt ook aandacht besteed aan de verschillen tussen herkomstgroeperingen.

Nadere informatie

Crisismonitor Drechtsteden

Crisismonitor Drechtsteden Crisismonitor Oktober 2010 (cijfers t/m augustus 2010) Inhoud: 1. Werkloosheid (algemeen) 2. Werkloosheid naar leeftijd (jongeren en ouderen) 3. Vacatures, bedrijven en leegstand 4. Woningmarkt Hoe staan

Nadere informatie

Arbeidsmarktmobiliteit van ouderen

Arbeidsmarktmobiliteit van ouderen Arbeidsmarktmobiliteit van ouderen Jan-Willem Bruggink en Clemens Siermann Werkenden van 45 jaar of ouder zijn weinig mobiel op de arbeidsmarkt. Binnen deze groep neemt de mobiliteit af met het stijgen

Nadere informatie

Overzicht uitgeschreven huisartsen NIVEL Lud van der Velden Daniël van Hassel Ronald Batenburg

Overzicht uitgeschreven huisartsen NIVEL Lud van der Velden Daniël van Hassel Ronald Batenburg Overzicht uitgeschreven huisartsen 1990-2015 NIVEL Lud van der Velden Daniël van Hassel Ronald Batenburg ISBN 978-94-6122-424-8 http://www.nivel.nl nivel@nivel.nl Telefoon 030 2 729 700 Fax 030 2 729 729

Nadere informatie

Regiobericht 1.0 Noord

Regiobericht 1.0 Noord Economie, innovatie, werk en inkomen 1 Kenmerken van het landsdeel Het landsdeel Noord bestaat uit de provincies Groningen, Friesland en Drenthe. De provincies werken samen in het Samenwerkingsverband

Nadere informatie

De inkomensverdeling van ouderen internationaal vergeleken

De inkomensverdeling van ouderen internationaal vergeleken Bron: K. Caminada & K. Goudswaard (2017), De inkomensverdeling van ouderen internationaal vergeleken, Geron Tijdschrift over ouder worden & maatschappij jaargang 19, nummer 3: 10-13. De inkomensverdeling

Nadere informatie

Kengetallen Mobiliteitsbranche 2003-2013

Kengetallen Mobiliteitsbranche 2003-2013 Kengetallen Mobiliteitsbranche 2003-2013 Kengetallen Mobiliteitsbranche 2003-2013 drs. W. van Ooij MarktMonitor Januari 2015 Kengetallen Mobiliteitsbranche 2003-2013 . Kengetallen Mobiliteitsbranche 2003-2013

Nadere informatie

Kinderen in Nederland - Bijlage B Respons, representativiteit en weging

Kinderen in Nederland - Bijlage B Respons, representativiteit en weging Kinderen in Nederland - Bijlage B Respons, representativiteit en weging Respons thuiszorgorganisaties en GGD en In deden er tien thuiszorgorganisaties mee aan het, verspreid over heel Nederland. Uit de

Nadere informatie

Demografie van de Nederlandse beroepsbevolking

Demografie van de Nederlandse beroepsbevolking Betaling én vervanging van vergrijzende arbeidspopulatie worden een probleem Demografie van de Nederlandse beroepsbevolking Peter Ekamper, Nederlands Interdisciplinair Demografisch Instituut (NIDI) Op

Nadere informatie

Bekendheid Norm Gezond Bewegen

Bekendheid Norm Gezond Bewegen Bewonersonderzoek 2013 gemeente Deventer onderdeel Sport Nationale Norm Gezond Bewegen De Nationale Norm Gezond Bewegen is in 2013 bij 55% van de Deventenaren bekend. Dit percentage was in 2011 licht hoger

Nadere informatie

Demografische ontwikkelingen in Curaçao in 2015

Demografische ontwikkelingen in Curaçao in 2015 Demografische ontwikkelingen in Curaçao in 2015 Menno ter Bals Inleiding Bij het bevolkingsregister van Curaçao 1 worden geboortes, sterftes, binnenlandse en buitenlandse verhuizingen (migraties) en huwelijken

Nadere informatie

Alleenstaande moeders op de arbeidsmarkt

Alleenstaande moeders op de arbeidsmarkt s op de arbeidsmarkt Moniek Coumans De arbeidsdeelname van alleenstaande moeders is lager dan die van moeders met een partner. Dit verschil hangt voor een belangrijk deel samen met een oververtegenwoordiging

Nadere informatie

Meer ouderen langer werkzaam

Meer ouderen langer werkzaam Meer ouderen langer werkzaam Koos Arts (Centraal Bureau voor de Statistiek) Ferdy Otten (Centraal Bureau voor de Statistiek) Vooral door de instroom van jongere generaties alsmaar meer werkende vrouwen

Nadere informatie

Arbeidsmarktontwikkelingen 2016

Arbeidsmarktontwikkelingen 2016 - Arbeidsmarktontwikkelingen 2016 Factsheet maart 2017 Het aantal banen van werknemers en zelfstandigen in Amsterdam nam het afgelopen jaar toe met bijna 14.000 tot bijna 524.000 banen, een groei van bijna

Nadere informatie

80% VAN DE NEDERLANDERS TYPEERT ZICH ALS GOEDE-DOELENGEVER,

80% VAN DE NEDERLANDERS TYPEERT ZICH ALS GOEDE-DOELENGEVER, Meting juni 2013 Het Nederlandse Donateurspanel van WWAV wordt mede mogelijk gemaakt door het CBF en is uitgevoerd door Peil.nl 80% VAN DE NEDERLANDERS TYPEERT ZICH ALS GOEDE-DOELENGEVER, AL ZIEN MINDER

Nadere informatie

Centraal Bureau voor de Statistiek. Persbericht. Tempo vergrijzing loopt op

Centraal Bureau voor de Statistiek. Persbericht. Tempo vergrijzing loopt op Centraal Bureau voor de Statistiek Persbericht PB10-083 17 december 2010 9.30 uur Tempo vergrijzing loopt op Komende 5 jaar half miljoen 65-plussers erbij Babyboomers leven jaren langer dan vooroorlogse

Nadere informatie

1.1 Bevolkingsontwikkeling 9. 1.2 Bevolkingsopbouw 10. 1.2.1 Vergrijzing 11. 1.3 Migratie 11. 1.4 Samenvatting 12

1.1 Bevolkingsontwikkeling 9. 1.2 Bevolkingsopbouw 10. 1.2.1 Vergrijzing 11. 1.3 Migratie 11. 1.4 Samenvatting 12 inhoudsopgave Samenvatting 3 1. Bevolking 9 1.1 Bevolkingsontwikkeling 9 1.2 Bevolkingsopbouw 10 1.2.1 Vergrijzing 11 1.3 Migratie 11 1.4 Samenvatting 12 2. Ontwikkelingen van de werkloosheid 13 2.1 Ontwikkeling

Nadere informatie

De jonge uitkeringstrekkers ten laste van de RVA

De jonge uitkeringstrekkers ten laste van de RVA De jonge uitkeringstrekkers ten laste van de RVA Vooraf Door de aanbevelingen van de Europese Unie is de aandacht momenteel vooral gericht op de werkgelegenheidsgraad van de oudere uitkeringstrekkers.

Nadere informatie

Cohortvruchtbaarheid van niet-westers allochtone vrouwen

Cohortvruchtbaarheid van niet-westers allochtone vrouwen Cohortvruchtbaarheid van niet-westers allochtone vrouwen Mila van Huis De vruchtbaarheid van vrouwen van niet-westerse herkomst blijft convergeren naar het niveau van autochtone vrouwen. Het kindertal

Nadere informatie

Marriages and births in the Netherlands/nl

Marriages and births in the Netherlands/nl Marriages and births in the Netherlands/nl Statistics Explained Waarom nog trouwen? Burgerlijke staat en geboortes in Nederland Tekst: Lydia Geijtenbeek - Centraal Bureau voor de Statistiek. Gegevens geëxtraheerd

Nadere informatie

Ruim helft Poolse immigranten vertrekt weer

Ruim helft Poolse immigranten vertrekt weer Ruim helft Poolse immigranten vertrekt weer Han Nicolaas Van de Poolse immigranten die in de jaren 9 naar Nederland kwamen, is inmiddels bijna 6 procent weer vertrokken. Dit aandeel is iets kleiner dan

Nadere informatie

De evolutie van de sociale situatie en de sociale bescherming in België Samenvatting en kernboodschappen

De evolutie van de sociale situatie en de sociale bescherming in België Samenvatting en kernboodschappen De evolutie van de sociale situatie en de sociale bescherming in België 2018 Samenvatting en kernboodschappen September 2018 ANNEX 6 : NEDERLANDSTALIGE SAMENVATTING EN KERNBOODSCHAPPEN VAN DE ANALYSE

Nadere informatie

10. Veel ouderen in de bijstand

10. Veel ouderen in de bijstand 10. Veel ouderen in de bijstand Niet-westerse allochtonen ontvangen 2,5 keer zo vaak een uitkering als autochtonen. Ze hebben het vaakst een bijstandsuitkering. Verder was eind 2002 bijna de helft van

Nadere informatie

Nederlands-Duitse grensstreek Sociaal-economische foto

Nederlands-Duitse grensstreek Sociaal-economische foto Nederlands-Duitse grensstreek Sociaal-economische foto 1 Rabobank Groep Duits-Nederlandse grensstreek Inhoudsopgave Demografie Dynamiek, groen-grijs, beroepsbevolking, inkomen, migratie Werkgelegenheid

Nadere informatie

Barometer Arbeidsmarkt Regio Achterhoek (BARA) Juni 2011

Barometer Arbeidsmarkt Regio Achterhoek (BARA) Juni 2011 Barometer Arbeidsmarkt Regio Achterhoek (BARA) Juni 2011 In deze notitie van het UWV WERKbedrijf worden de actuele ontwikkelingen op de regionale arbeidsmarkt kort toegelicht. Vanuit diverse bronnen is

Nadere informatie

ZOMERKAMP. onderzoek 2012

ZOMERKAMP. onderzoek 2012 ZOMERKAMP onderzoek 2012 Lorem Ipsum 2 Het gaat goed met de zomerkampen in Nederland! Door jeugdkamp.net In maart 2012 benaderde jeugdkamp.net ruim 80 organisatoren van jeugd- en zomerkampen met het verzoek

Nadere informatie

2. Groei allochtone bevolking fors minder

2. Groei allochtone bevolking fors minder 2. Groei allochtone bevolking fors minder In 23 is het aantal niet-westerse allochtonen met 46 duizend personen toegenomen, 19 duizend minder dan een jaar eerder. De verminderde groei vond vooral plaats

Nadere informatie

Fact sheet. Ondernemerschap in Oost. Ondernemerschap in Oost. Het aantal vestigingen in stadsdeel Oost groeit sterk. november 2011

Fact sheet. Ondernemerschap in Oost. Ondernemerschap in Oost. Het aantal vestigingen in stadsdeel Oost groeit sterk. november 2011 Fact sheet november 11 Ondernemerschap in Stadsdeel telt veel kleine bedrijven die zich voornamelijk bevinden in de en in de explosief groeiende cultuur en recreatie sector. Het hoge aantal starters zorgt

Nadere informatie

Neimed Krimpbericht. Potentiële beroepsbevolking Limburg MEI 2014

Neimed Krimpbericht. Potentiële beroepsbevolking Limburg MEI 2014 MEI 214 Neimed Krimpbericht Potentiële beroepsbevolking Voor de ontwikkeling van het aanbod van arbeidskrachten is de potentiële beroepsbevolking van belang. Deze leeftijdsgroep daalt in al sinds 1995.

Nadere informatie

Verhuizers onder in- en uitstroom WWB

Verhuizers onder in- en uitstroom WWB Verhuizers onder in- en uitstroom WWB Februari 2013 Afdeling Onderzoek en Statistiek i.o.v. afdeling Maatschappelijke Ontwikkeling 1 omvang onbekend Conclusie: rol van verhuizingen in ontwikkeling WWB-bestand

Nadere informatie

Hoofdvragen van de Sociologie

Hoofdvragen van de Sociologie Hoofdvragen van de Sociologie Scheefheid en mobiliteit Sociale ongelijkheid: - Ongelijkheid van verdelingen (scheefheid); - Ongelijkheid van kansen (mobiliteit). Hoorcollege: Technologieën en ideologieën

Nadere informatie

Barometer Arbeidsmarkt Regio Achterhoek (BARA) Oktober 2011

Barometer Arbeidsmarkt Regio Achterhoek (BARA) Oktober 2011 Barometer Arbeidsmarkt Regio Achterhoek (BARA) Oktober 2011 In deze rapportage van het UWV WERKbedrijf worden de actuele ontwikkelingen op de regionale arbeidsmarkt kort toegelicht. Vanuit diverse bronnen

Nadere informatie

8. Werken en werkloos zijn

8. Werken en werkloos zijn 8. Werken en werkloos zijn In 22 is de arbeidsdeelname van allochtonen niet meer verder gestegen. Onder autochtonen is het aantal personen met werk nog wel licht toegenomen. De arbeidsdeelname onder Surinamers,

Nadere informatie

Fact sheet. Concentraties van allochtone ouderen en jongeren,

Fact sheet. Concentraties van allochtone ouderen en jongeren, Fact sheet nummer 1 maart 2004 Concentraties van allochtone ouderen en jongeren, 1994-2003 Waar in Amsterdam wonen allochtone jongeren en ouderen? Allochtonen wonen vaker dan autochtonen in gezinsverband

Nadere informatie

Bevolkingsspreiding. Waar zit iedereen? Juist of onjuist: China is het grootste land ter wereld. A. Juist. B. Onjuist

Bevolkingsspreiding. Waar zit iedereen? Juist of onjuist: China is het grootste land ter wereld. A. Juist. B. Onjuist Bevolking Waar zit iedereen? Waar zit iedereen? Bevolkingsspreiding Vraag 1 van 9 Juist of onjuist: China is het grootste land ter wereld. A. Juist B. Onjuist De manier waarop de bevolking over een gebied

Nadere informatie

Onderzoeksflits Atlas voor gemeenten 2019

Onderzoeksflits Atlas voor gemeenten 2019 Onderzoeksflits Atlas voor gemeenten 2019 Thema groei en krimp - De positie van Utrecht uitgelicht Utrecht.nl/onderzoek Colofon uitgave Afdeling Onderzoek Gemeente Utrecht 030 286 1350 onderzoek@utrecht.nl

Nadere informatie

Fact sheet Ondernemerschap in Centrum Ondernemers in Centrum, 2010 Ondernemers in Amsterdam, 2010

Fact sheet Ondernemerschap in Centrum Ondernemers in Centrum, 2010 Ondernemers in Amsterdam, 2010 Fact sheet november 11 Ondernemerschap in Stadsdeel is het kloppende hart van. Het is een dynamisch stadsdeel met veel kleine bedrijven. In veel opzichten is het in het klein. Ondernemerschap in In deze

Nadere informatie

Jongeren op de arbeidsmarkt

Jongeren op de arbeidsmarkt Jongeren op de arbeidsmarkt Tanja Traag In 23 was 11 procent van alle jongeren werkloos. Jongeren die geen onderwijs meer volgen, hebben een andere positie op de arbeidsmarkt dan jongeren die wel een opleiding

Nadere informatie

Fact sheet. Ondernemerschap in Noord. In stadsdeel Noord zijn er in ves gekeken of de gemiddelde bedrijfsgrootte van

Fact sheet. Ondernemerschap in Noord. In stadsdeel Noord zijn er in ves gekeken of de gemiddelde bedrijfsgrootte van Fact sheet november 11 Ondernemerschap in Stadsdeel is van oudsher een woongebied (voor arbeiders) met aan de oevers grote industriële bedrijven. Na de de-industrialisatie in de jaren zeventig en tachtig

Nadere informatie

Werkstuk Economie Arbeidsverdeling rijke en arme landen

Werkstuk Economie Arbeidsverdeling rijke en arme landen Werkstuk Economie Arbeidsverdeling rijke en arme landen Werkstuk door een scholier 2302 woorden 19 februari 2000 5,6 374 keer beoordeeld Vak Economie Inhoudsopgave 1. Inleiding en vraagstelling 2. Werkwijze

Nadere informatie

5. Discussie. 5.1 Informatieve waarde van de basisgegevens

5. Discussie. 5.1 Informatieve waarde van de basisgegevens 5. 5.1 Informatieve waarde van de basisgegevens Relevante conclusies voor het beleid zijn pas mogelijk als de basisgegevens waaruit de samengestelde indicator berekend werd voldoende recent zijn. In deze

Nadere informatie

CBS: Lichte toename werkenden, minder werklozen

CBS: Lichte toename werkenden, minder werklozen CBS: Lichte toename werkenden, minder werklozen Het aantal mensen met werk is in de periode februari-april met gemiddeld 2 duizend per maand toegenomen. Vooral jongeren en 45-plussers gingen aan de slag.

Nadere informatie

Afhankelijk van een uitkering in Nederland

Afhankelijk van een uitkering in Nederland Afhankelijk van een uitkering in Nederland Harry Bierings en Wim Bos In waren 1,6 miljoen huishoudens voor hun inkomen afhankelijk van een uitkering. Dit is ruim een vijfde van alle huishoudens in Nederland.

Nadere informatie

Gemengd Amsterdam * in cijfers*

Gemengd Amsterdam * in cijfers* Gemengd Amsterdam * in cijfers* Tekst: Leen Sterckx voor LovingDay.NL Gegevens: O + S Amsterdam, bewerking Annika Smits Voor de viering van Loving Day 2014 op 12 juni a.s. in de Balie in Amsterdam, dat

Nadere informatie

Dordrecht in de Atlas 2013

Dordrecht in de Atlas 2013 in de Atlas Een aantrekkelijke stad om in te wonen, maar sociaaleconomisch kwetsbaar Inhoud:. Conclusies. Positie van. Bevolking. Wonen. De Atlas voor gemeenten wordt jaarlijks gepubliceerd. In mei is

Nadere informatie

Monitor Jeugdwerkloosheid Amsterdam over 2016

Monitor Jeugdwerkloosheid Amsterdam over 2016 1 Monitor Jeugdwerkloosheid Amsterdam over 20 Fact sheet april 20 De totale werkloosheid onder Amsterdamse jongeren is het afgelopen jaar vrijwel gelijk gebleven aan 2015. Van de 14.000 Amsterdamse jongeren

Nadere informatie

Financiering in het MKB

Financiering in het MKB M201004 Financiering in het MKB Onderzoek naar de financieringsbehoefte per provincie Johan Snoei Abdelfatah Ichou Zoetermeer, maart 2010 Financiering in het MKB Financieringsbehoefte in het MKB verschilt

Nadere informatie

Salarissen en competenties van MBO-BOL gediplomeerden: Feiten en cijfers

Salarissen en competenties van MBO-BOL gediplomeerden: Feiten en cijfers Research Centre for Education and the Labour Market ROA Salarissen en competenties van MBO-BOL gediplomeerden: Feiten en cijfers ROA Fact Sheet ROA-F-2014/1 Researchcentrum voor Onderwijs en Arbeidsmarkt

Nadere informatie

Partnerkeuze en huwelijkssluiting onder migranten

Partnerkeuze en huwelijkssluiting onder migranten Partnerkeuze en huwelijkssluiting onder migranten EEN L E V E N S L O O P B E N A D E R I N G V A N H E T I N T E G R A T I E P R O C E S V A N M I G R A N T E N I N D E H A V E N S T A D A N T W E R P

Nadere informatie

4. Kans op echtscheiding

4. Kans op echtscheiding 4. Kans op echtscheiding Niet-westerse allochtonen hebben een grotere kans op echtscheiding dan autochtonen. Tussen de verschillende groepen niet-westerse allochtonen bestaan in dit opzicht echter grote

Nadere informatie

Overzichtsrapport SER Gelderland

Overzichtsrapport SER Gelderland Overzichtsrapport SER Gelderland Bevolking en participatie In opdracht van SER Gelderland September 2008 Drs. J.D. Gardenier L.T. Schudde CAB Martinikerkhof 30 9712 JH Groningen 050-3115113 cab@cabgroningen.nl

Nadere informatie

Minder instroom in, meer uitstroom uit arbeidsmarkt

Minder instroom in, meer uitstroom uit arbeidsmarkt Minder instroom in, meer uitstroom uit arbeidsmarkt 07 Arbeidsmarktmobiliteit geringer dan in voorgaande jaren Bijna miljoen mensen wisselen in 2008 van beroep of werkgever Afname werkzame door crisis

Nadere informatie

WORKLESS HOUSEHOLDS IN VLAANDEREN Hoofdstuk 21

WORKLESS HOUSEHOLDS IN VLAANDEREN Hoofdstuk 21 WORKLESS HOUSEHOLDS IN VLAANDEREN Hoofdstuk 21 Seppe Van Gils De manier waarop individuele arbeidsmarktposities (werkzaam, werkloos of niet-beroepsactief) op gezinsniveau worden gecombineerd, kan belangrijke

Nadere informatie

Dienst Ruimtelijke Ordening Fact sheet Demografische ontwikkelingen: blijvende groei Amsterdamse bevolking

Dienst Ruimtelijke Ordening Fact sheet Demografische ontwikkelingen: blijvende groei Amsterdamse bevolking Dienst Ruimtelijke Ordening Fact sheet nummer 7 november 2005 Demografische ontwikkelingen: blijvende groei Amsterdamse bevolking Het inwonertal van Amsterdam is in 2004 met ruim 4.000 personen tot 742.951

Nadere informatie

BEVOLKING & DEMOGRAFISCHE ONTWIKKELINGEN IN HET NEDERLANDSE WADDENGEBIED 1988-2014

BEVOLKING & DEMOGRAFISCHE ONTWIKKELINGEN IN HET NEDERLANDSE WADDENGEBIED 1988-2014 ONTWIKKELINGEN BEVOLKING & DEMOGRAFISCHE ONTWIKKELINGEN IN HET NEDERLANDSE WADDENGEBIED - Dit document is een vertaling van: Population and population developments The Dutch Wadden Area - VERSIE 20150414

Nadere informatie

Kengetallen mobiliteitsbranche

Kengetallen mobiliteitsbranche Kengetallen mobiliteitsbranche 2004-2015 Juni 2015 Kengetallen mobiliteitsbranche 2004-2015 1 INHOUD 1. Aanleiding 3 2. Conclusie 5 3. Resultaten 10 3.1 Werkgevers 10 3.2 Medewerkers 27 3.3 Branchemobiliteit

Nadere informatie