VERANTWOORDINGSDOCUMENT NETWERKSCHOOL ROC NIJMEGEN 19 DECEMBER 2014

Transcriptie

1 VERANTWOORDINGSDOCUMENT NETWERKSCHOOL ROC NIJMEGEN 19 DECEMBER

2 Inleiding Dit verantwoordingsdocument is opgesteld ten behoeve van de Stichting Netwerkschool om te verantwoorden welke kwalitatieve en kwantitatieve aspecten gerealiseerd zijn binnen de opzet van het experimentele project Netwerkschool 2.0 door de Netwerkschool ROC Nijmegen. Allereerst wordt de onderwijsvisie verwoord. Deze visie heeft zich ten tijde van het project ontwikkeld en geldt momenteel als uitgangspunt voor de vier zorg- en welzijnsopleidingen die in dit project hebben geparticipeerd. Vervolgens wordt aan de hand van 11 vragen, die opgesteld zijn ter verantwoording, de kwalitatieve en kwantitatieve ontwikkelingen in beeld gebracht. Afhankelijk van de vraag zijn de reacties vermeld onder de rubrieken: terugblik, actuele situatie en vooruitblik. De actuele situatie is de situatie op het einde van het project te weten 1 januari

3 Onderwijsvisie Netwerkschool ROC Nijmegen. Netwerkschool ROC Nijmegen is een ondernemende beroepsopleider in en voor de regio en werkt nauw samen met studenten, ouders, werkveld en andere partners in de keten van mbo onderwijs. In de Netwerkschool ROC Nijmegen staat de student voor iedereen centraal en zijn verbindend samenwerken, innovatie en reflectie sleutelbegrippen. De Netwerkschool vindt het van groot belang om actueel onderwijs aan te bieden. Daarom ontwikkelen wij ons onderwijs samen met mensen uit de beroepspraktijk en betrekken wij experts van onze partners bij het verzorgen van een actueel en aantrekkelijk onderwijsaanbod. Het onderwijs volgt de praktijk! Vraaggericht leren 1 binnen de principes van blended learning 2 wordt als basis gezien voor een leven lang leren. Op grond van de leerplaats keuze door de student wordt zijn binnenschools onderwijs gepland. Leren en werken en werken en leren gekoppeld aan de leerplaats worden zo een natuurlijk (leer)proces. Studenten BOL en BBL volgen een gedeelte van hun binnenschoolse onderwijstijd (Uitstroomfase) gezamenlijk. De algemene werkwijze binnen de Netwerkschool ROC Nijmegen laat zich omvatten door de items: Begeleiden Opleiden Beoordelen. Begeleiden De student krijg na de intake een leercoach toegewezen die hem gedurende de hele opleiding begeleidt bij zijn leerproces op weg naar zijn einddoel: het diploma. De student wordt op maat begeleid, passend bij zijn begeleidingsbehoefte en leervoorkeuren, zowel binnen de school als in de 1 Vraaggericht leren: een gezamenlijke inspanning van de student, de opleider en het werkveld, die erin resulteert dat de student just enough and on the right place beroepsonderwijs ontvangt dat just in time tegemoet komt aan respectievelijk de persoonlijke vragen van de student en zijn actuele ontwikkeling binnen het beroep, dat voldoet aan professionele standaarden en dat een impuls is voor een leven lang leren. De arbeidscontext waarbinnen de student realtime leert is hierbij het uitgangspunt. 2 Blended learning staat voor een mix van leer- en werkvormen die ingezet wordt ten behoeve van het leren van de student. Zo wordt er gebruik gemaakt van een digitale leeromgeving, zijn er intervisiebijeenkomsten binnen de praktijk, wordt er gewerkt met gerichte beroepsprestaties/opdrachten, zijn er klassikale bijeenkomsten en is er de mogelijkheid voor onlinecontact tussen (mede)studenten en docenten 3

4 BPV. De student ontwikkelt een ondernemende houding en leert regie te nemen en verantwoording te dragen voor zijn eigen leerproces gericht op een leven lang leren. Opleiden Twee keer per jaar is er een startmoment en het door- en uitstroommoment is afhankelijk van de voortgang en behaalde resultaten binnen de school en de BPV. De student doorloopt op weg naar zijn diploma drie fasen. Van aanbodgericht onderwijs in de basisfase naar vraaggericht onderwijs in de ontwikkel- en uitstroomfase. In de basisfase die 20 weken duurt worden onderwijsmodulen aangeboden die gezamenlijk gevolgd worden door studenten van de vier zorgopleidingen (verpleegkundige, verzorgende-ig, medewerker maatschappelijke zorg niveau 3 en 4). In deze eerste fase van de opleiding wordt naast de beroeps gerelateerde onderwijsmodulen en de AVO vakken ook in het bijzonder aandacht geschonken aan (groeps)leercoaching en de wijze van leren en werken binnen het concept Netwerkschool. Bij het succesvol doorlopen van de basisfase gaat de student verder naar de vraag georiënteerde ontwikkelfase. In de ontwikkelfase kiest de student zelf in overleg met zijn leercoach een stageplaats op basis van door de beroepspraktijk en de Netwerkschool opgestelde leerplaatsprofielen waarin staat wat een student op de stageplaats kan leren. Vervolgens krijgt hij die onderwijsmodulen in zijn rooster gepland die aansluiten bij zijn leerplaatsprofiel. Alle onderwijsmodulen zijn opgenomen in de onderwijscatalogus van het geldende cohort. De inhoud van de onderwijsmodulen zijn geplaatst in een digitale leeromgeving die het studenten mogelijk maakt 365 dagen 24/7 bij hun leer- en werkopdrachten te komen. Het leerplaatsprofiel van het leerbedrijf is leidend voor het binnenschoolse onderwijs en het leren in de praktijk. In de ontwikkelfase is er 2½ vaste lesdag en in de uitstroomfase 1 vaste lesdag. Op de andere dagen is de student op BPV. Tijdens de lesdagen volgt de student onderwijsmodulen zoveel mogelijk afgestemd op het BPV cluster waar hij zijn BPV volgt en werkt hij in het Studiecentrum aan zijn zogenaamde WAMO opdrachten. (WAMO staat voor Werken Aan Module 4

5 Opdrachten). De WAMO opdrachten zijn opgenomen in de studiewijzers behorend bij de onderwijsmodule. De student werkt zowel individueel als groepsgewijs aan zijn WAMO opdrachten onder begeleiding van de dagcoach. In de uitstroomfase kiest de student zijn uitstroomprofiel en één of meerdere minoren die aansluiten bij het vervolg van de loopbaan van de student na het verlaten van de Netwerkschool. De minoren staan in het teken van werken na diplomering, verder studeren binnen het MBO (een vervolgopleiding) of een doorstroom naar het Hoger Beroeps Onderwijs. Studenten in de uitstroomfase volgen naast een vaste lesdag ook een x- aantal te volgen onderwijsuren zelf in. Dit om de regie te leren voeren over een deel van de eigen opleiding en leren verantwoording te nemen over eigen leren met het oog op zijn vervolg na het Mbo. ICT heeft een prominente plaats binnen het onderwijs en wordt gebruikt om didactische doelen te bereiken en eigentijds onderwijs te realiseren. Er is een DIDAC template ontwikkeld die gebruikt wordt bij de ontwikkeling van een onderwijsmodule. Op basis van de template maakt de docent/auteur bewust een keuze om ICT al dan niet in te zetten bij het ontwikkelen en uitvoeren van de onderwijsmodulen. Alle onderwijsmodulen zijn geplaatst in een ELO. Bij de diverse onderwijsmodulen zijn er kennisclips gemaakt en weblectures. Deze zijn geplaatst in de ELO. Beoordelen Het beoordelen gebeurt op tweeërlei wijze. Ontwikkelingsgericht, aan de hand van beroepsauthentieke opdrachten c.q. toetsen en Kwalificerend, aan de hand van examens. De toetsen en examens worden zowel binnen de school als binnen de beroepspraktijk afgenomen. Toetsing en examinering gebeurt volgens planning passend bij de fase van de opleiding en zoals vastgesteld in de examenplanning opgenomen in de Opleiding Examen Regeling van de betreffende opleiding. 5

6 Vraag 1. Hoe is de instelling omgegaan met de besteding van de toegekende middelen? Geef hierbij per kostencategorie aan welk deel van de subsidie is naar bijvoorbeeld ICT gegaan, welk deel naar de bekostiging van de projectleiding, welk gedeelte naar het inrichten van de elektronische leeromgeving en zo voort en zo verder. Categorie Totaal Inkomsten Studentondernemingen Vermogensbeheer Overige Totaal inkomsten Uitgaven Uitgaven arbeid Directie en management Onderwijsondersteunend personeel Onderwijzend personeel Betalen van studenten Arbeidskosten intensief traject Scholingskosten personeel Totaal uitgaven arbeid Uitgaven huisvesting Huur of lease Onderhoud Energie Totaal uitgaven huisvesting Uitgaven ICT en leermiddelen Assessments Werkplekken E-Learning content Overige leermiddelen Totaal uitgaven ICT en leermiddelen Afschrijvingen Afschrijvingen huisvesting Afschrijvingen ICT Overige afschrijvingen Totaal afschrijvingen

7 Categorie Totaal Overige uitgaven Professionalisering Communicatie Inkoop diensten Overige kosten experiment Overige kosten Totaal overige uitgaven Totaal uitgaven Financiering Totaal Subsidie Netwerkschool Eigen bijdrage ROC Nijmegen Totaal

8 Vraag 2 Wat is het antwoord van de instelling op het thema productieve onderwijstijd? Zijn de uitgangspunten van Netwerkschool 2.0, namelijk het aanbieden van een werkweek voor leerlingen van 36 uur gevuld met een attractief, degelijke en eigentijds programma, gerealiseerd? KWALITATIEVE ASPECTEN Terugblik: Onderwijsprogrammering Bij de start in 2010 is begonnen met een onderwijsprogrammering verdeeld over drie fasen: de basisfase, ontwikkelfase en tot slot de uitstroomfase. De indeling in traditionele leerjaren was hiermee verdwenen. Per opleidingsfase zijn de te volgen onderwijsmodulen in een onderwijscatalogus vermeld. Per module werd beschreven voor welke van de vier zorg- en welzijn opleidingen deze module geschikt was, hoe de werkwijze en wat het resultaat moest zijn. Ook stonden hierin de beginvereisten, de duur, het aantal deelnemers, het aantal studiepunten en de toets codering vermeld. De afstemming en invulling op het gebied van de wenselijk en noodzakelijke onderwijsinhoud vond plaats binnen een curriculumwerkgroep. Binnen deze werkgroep participeerde ook de praktijkopleiders van de betrokken zorg/welzijnsorganisaties bij het project Netwerkschool. Deze hadden de taak om te beoordelen of de inhoud van de onderwijsmodulen voldoende actueel was. Onderwijstijd De geprogrammeerde onderwijstijd was bij de eerste lichting studenten in de Basisfase 36 klokuren, maar werd in schooljaar teruggebracht naar 32 klokuren. Studenten en ouders vonden 36 klokuren aanwezigheid op school niet wenselijk gezien de (over) belasting die dit met zich meebracht voor de studenten. 32 klokuren werden de basis voor zowel de Basisfase als de Ontwikkelfase (BOT en BPV). Voor de Uitstroomfase bleef de norm van 36 klokuren (BOT en BPV) gelden. De lessen zijn in eerste instantie aangeboden in 1,5 klokuur. Later werden dat eenheden van 45 minuten en daarna eenheden van 30 minuten. De opzet was inzetten op korte instructielessen om vervolgens onder begeleiding in 8

9 groepjes de leerstof te verwerken door het maken van opdrachten. Gezien de aard van het gebouw in de eerste jaren (Klooster Elsendael), de vele kleine ruimtes was adequate begeleiding van docenten moeilijk uitvoerbaar. Daarnaast werd duidelijk dat een leseenheid van 30 minuten niet altijd leidde tot degelijk onderwijs. Er bleef binnen de geboden 30 minuten te weinig effectieve onderwijstijd over. Ook de 5 minuten looppauze tussen de lessen in, bleek niet afdoende. Vandaar dat werd besloten terug te gaan naar onderwijseenheden van 45 minuten, die momenteel nog steeds gehanteerd worden voor het plannen van het onderwijs. Flexibilisering onderwijs en roosteren op maat De roosterproblematiek rondom het aanbieden van onderwijs op maat heeft gedurende het hele project veel impact gehad. Na de basisfase, die een gestructureerd karakter had door het aanbodgerichte onderwijs, gingen studenten over naar de ontwikkelfase. Bij de start is geëxperimenteerd met het door studenten zelf laten samenstellen van hun lesrooster. Zodanig dat dit werd afgestemd op de eerstkomende stageplaats (het leerplaatsprofiel) van de student. De studenten volgden op één lesdag het onderwijs, de overige uren waren zij òf op BPV (deze planden ze zelf in overleg met hun werkbegeleider) òf op school op basis van de eigen invulling van de zogenaamde flexuren. Omdat studenten zelf de onderwijsmodulen mochten kiezen, maar daarnaast ook nog AVO vakken moesten volgen kwam de (rooster) planning in de knoop. Een en ander leidde uiteindelijk ook niet meer tot een attractief en degelijk onderwijsprogramma. Ook de wekelijkse planning van de flexuren verliep niet goed. Omdat het zelf kiezen van onderwijsmodulen (gebeurt alleen in de ontwikkelfase) op papier niet goed verliep, is er gestart met een digitaal keuzeprogramma (Choisses van GP Untis). Studenten konden hier hun onderwijsmodulen kiezen, hun bpv uren en zogenaamde flexuren. Omdat dit keuzeprogramma structureel storingen vertoonde, moesten we teruggevallen op het standaard roosterprogramma Untis en op papieren roosterversies. In het najaar van 2013 is de hulp ingeroepen van 2 econometristen om de Netwerkschool te ondersteunen bij het tot stand komen van een flexibel en op maat rooster voor iedere individuele student in de ontwikkelfase waarbij de praktijkleerplek van de student nog altijd leidend is. Er is een opleidingenmatrix ontwikkeld waarbij de onderwijsmodulen per cluster van 9

10 leerwerkplek zijn opgenomen en verdeeld over de BPV perioden van 20 weken. Dit was een flinke stap voorwaarts. Toch verliep het individueel en op maat roosteren nog steeds niet naar wens, om die reden werd een taskforce team roosteren opgesteld. Met name de planning van flexuren iedere week door studenten t.b.v. het leren/werken in het OLC (4 of 8 lesuren afhankelijk van de ontwikkelfase) op papier gaf veel onduidelijkheid. Er is toen besloten om studenten de flexuren in perioden van 5 weken te laten plannen. Vanwege het ontbreken van een wenselijk digitaal programma gebeurde de planning van deze uren op papier. Het kwam regelmatig voor dat er op bepaalde uren meer dan 100 studenten zichzelf gepland hadden in het OLC, terwijl er maar ruimte was voor maximaal 40 studenten. Dit kwam het leren van studenten in het OLC niet ten goede. Effecten verhuizing/locatie In is de Netwerkschool van Klooster Elsendael verhuisd naar de hoofdlocatie van de school aan de Begijnenstraat ( een oud schoolgebouw) te Boxmeer. Het Klooster bleek te krap voor het aantal studenten met de nieuwe groeiende instroom. Alle studenten en docenten vonden het erg jammer omdat er in die twee jaar tijd een bepaalde verbondenheid was ontstaan en men zich een positieve cultuur had eigen gemaakt. De indeling van deze nieuwe locatie had ook weer invloeden op de op- maatroostering. Begeleiding onderwijs In de Begijnenstraat is naast de eerder genoemde leseenheden van 45 minuten een Open Leer Centrum (OLC) ingericht waar studenten individueel en/of in groepjes konden leren en werken aan hun opdrachten. Er is in eerste instantie gewerkt met een dagcoach (een onderwijsinstructeur), maar deze was op inhoudelijk terrein niet in staat alle studenten voldoende te begeleiden. Voor de begeleiding op het leerproces is vanaf het begin een leercoach aangesteld, iemand die deze rol vervult naast de taak van uitvoerend docent. De leercoach is gedurende de gehele opleiding gekoppeld aan de student en heeft daarnaast ook gesprekken met studenten op de BPV werkplek. 10

11 Onderwijsdidactiek Om het onderwijs attractiever en eigentijdser te maken is er afgelopen jaren gewerkt met DIDAC (Digitale Didactiek). Er is een template ontwikkeld waarin digitale didactiek in is opgenomen. De docent/ontwikkelaar kon bij het vaststellen van de onderwijsdoelen en de onderwijscontent aan de hand van de template makkelijk beoordelen of en welke digitale hulpmiddelen ingezet konden worden om het onderwijs attractiever en eigentijdser te maken. Alle leerstof en hieraan gekoppelde leeropdrachten zijn vanaf de start van het project opgenomen in een digitale leeromgeving (flidz staat voor flexibel leren in de zorg). Daarnaast zijn er masterclasses aangeboden aan studenten die verzorgd werden door experts uit het werkveld en konden studenten een keuze maken uit te volgen minors in de uitstroomfase van hun opleiding. Laatste ontwikkelingen Uit gesprekken met studenten en docenten en andere betrokkenen kwam in 2014 het verzoek de flexuren vaarwel te zeggen en alle binnenschoolse onderwijsuren op rooster vast te leggen. Er zijn voorbereidingen getroffen dit ingaande schooljaar uit te voeren. Tevens is het zelfstandig werken in het OLC, inmiddels Studiecentrum geheten onder de loep genomen in het kader van de leercyclus en is ook daarvoor besloten een andere koers te varen. Zie verder bij actuele situatie. Actuele situatie - In de onderwijscatalogus staan voor de vier Z&W opleidingen niveau 3 en niveau 4 die aangeboden worden vanuit de Netwerkschool ROC Nijmegen locatie Boxmeer alle te volgen onderwijsmodulen. Dit betreft zowel de AVO modulen als de beroepsgerichte modulen. Jaarlijks wordt deze voor het nieuwe cohort in samenspraak met de praktijk vastgesteld - Alle onderwijsmodulen zijn verwerkt in een opleidingenmatrix ten behoeve van het op maat roosteren voor BOL studenten, afgestemd op het cluster van de BPV plaats waar hij gaat leren. Daarnaast is de onderwijsmatrix bedoeld voor een evenredige verdeling van het onderwijsaanbod qua uren verdeling, verantwoording van binnenschoolse onderwijstijd en BPV tijd. 11

12 - Het in samenspraak met de partners ontwikkelde instrument: leerplaatsprofiel wordt jaarlijks geactualiseerd en is geplaatst in de ELO van de Netwerkschool. Het leerplaatsprofiel waarin relevante gegevens staan van de BPV plek waar de student gaat leren in de praktijk is leidend voor het leren in de praktijk en binnen de school. - Binnen het onderwijs wordt gewerkt met de inzet van experts die werkzaam zijn bij de partners in de regio. - De studenten krijgen de eerste 20 weken van hun opleiding gezamenlijk aanbodgericht onderwijs, daarna wordt het onderwijs vraag gestuurd aangeboden op basis van het cluster waar de student zijn BPV volgt. - Het onderwijs wordt aangeboden aan de hand van het leerlijnenmodel van de Bie dit om zoveel mogelijk aan te sluiten bij meerdere leerstijlen en leervoorkeuren van studenten. - Er is sprake in de Netwerkschool van een geleidelijk toenemende zelfsturing door de student op zijn leerproces. Dit is terug te zien in de opzet van de basisfase, ontwikkelfase en uitstroomfase. Daarnaast heeft de leercoach de taak iedere individuele student te coachen in zijn proces van toenemende zelfsturing. - Onderwijsmodulen zoals: Innoveren in de Praktijk, Mediawijsheid en Zorg en Technologie zijn goede voorbeelden van attractief, gedegen en eigentijds onderwijs. - Het rooster voor de studenten vanaf de Ontwikkelfase is meer gestructureerd. Binnen de geplande modulen worden studenten gestimuleerd om steeds meer de eigen regie te nemen. - Er is sprake van een eenduidige leerstructuur : instructielessen, het maken van WAMO (Werken Aan Module Opdrachten) in Studiecentrum onder begeleiding van een bevoegd docent en het nabespreken van de WAMO opdrachten bij de start de opvolgende instructieles. Op deze wijze is er sprake van een leercyclus en dit komt het leren van studenten ten goede. Vooruitblik - Mede door het experiment de Netwerkschool 2.0 is de samenwerking met de regionale zorgorganisaties in de regio vele malen intensiever geworden dan voor het experiment. Leren en werken en werken en leren zijn sterk met elkaar verbonden. Dit komt het leren van de studenten alleen maar ten goede. Het jaarlijks in samenspraak actualiseren van de nieuwe onderwijscatalogus en de leerplaatsprofielen als ondersteunend instrument 12

13 om leren en presteren aan elkaar te verbinden voor zowel studenten als werknemers biedt perspectief. Het instrument leerplaatsprofiel kan verder door ontwikkeld worden om het leren interactiever en interessanter te maken waarbij de regie meer komt te liggen bij de student en werknemer in het kader van prestatiegericht leren. - Het concept Netwerkschool 2.0 kan verder doorontwikkeld in de regio binnen het project Stercker 2020 in relatie tot het nieuw te gebouwen schoolgebouw bij het Maasziekenhuis Pantein. - Onderwijsplanning analyseren in de context van kleine groepen studenten op weg naar Het idee is er om in de 1 ste en 2 de ontwikkelfase van elk 20 weken de studenten gezamenlijk in een klas op rooster te plaatsen in 2 eenheden van 45 minuten. Binnen deze klas worden voor de 2 clusters waar studenten hun stagelopen het onderwijs aangeboden. De leercyclus (instructie- verwerken WAMO opdrachten - reflectie) vindt dan direct plaats. KWANTITATIEVE ASPECTEN Opleiding BOT-uren BPV- uren Totaal Mbo Verpleegkunde, crebo: Leerjaar 1 Leerjaar 2 Leerjaar 3 Leerjaar Verzorgende IG, crebo: Leerjaar 1 Leerjaar 2 Leerjaar Maatschappelijke Zorg niveau 3, crebo: Leerjaar 1 Leerjaar 2 Leerjaar Maatschappelijke Zorg niveau 4, crebo: Leerjaar 1 Leerjaar 2 Leerjaar

14 Vraag 3: Welke antwoorden heeft de instelling gevonden op de inzet van ICT om leerprocessen te versnellen, te verbeteren en/of attractiever te maken? - Is er sprake van flexibilisering van het onderwijs en zo ja wat zijn daar de kenmerken van? - Is er sprake van maatwerk voor leerlingen en zo ja waar blijk dat uit? KWALITATIEVE ASPECTEN Terugblik De inzet van ICT bij de leerprocessen kent/kende meerdere aandachtsgebieden. 1. Inzet van ICT bij de ondersteuning van leerprocessen. Hierbij gaat het om het gebruiken van tools zoals leerling/studievolgsystemen, roosterprogramma s en informatieapplicaties die zeker ondersteunend zijn bij flexibilisering in het onderwijs. 2. Het gebruik van de ELO als onderwijs/kennismagazijn gekoppeld aan een toets module. 3. Het gebruik van ICT-toepassingen die met de juiste didactische toepassing het leren attractiever maken. 4. Het ophalen van wensen voor allerlei ICT-toepassingen die op basis van ervaring en gebruik het toekomstige onderwijs flexibeler en attractiever kunnen maken. Ad 1. Inzet van ICT bij de ondersteuning van leerprocessen. Doordat studenten binnen een deel van de opleiding keuzemogelijkheden hadden met betrekking tot de volgorde van de onderwijseenheden moesten een aantal voorwaarden gerealiseerd worden. Zo moesten alle onderwijseenheden beschreven zijn en via zowel het studentvolgsysteem (trajectplanner) als ELO ( beschikbaar zijn. Dit vraagt dus dat bij de start van de opleiding, een opleiding staat. Op deze wijze creëer je voldoende flexibiliteit in de lesstof/opleiding. Echter beseft moet worden dat je de inhoud van de opleiding dan niet meer kunt veranderen. Als een 14

15 deel van de studenten een module al gevolgd heeft, kan de inhoud niet gewijzigd worden. Dat is dus juist weer minder flexibel. Een flexibel roosterprogramma (ICT) ( Untis) dat aansluit op de wens van de student (afgeleid van het leerplaatsprofiel (stage) was niet ontwikkeld. Dat is gedurende het project een constante hindernis geweest. Ook veranderende inzichten (waaronder wisseling in de lesduur, gebruik van zelfwerkzaamheid, het al dan niet samen optrekken van BOL en BBL en de toegenomen instroommomenten per jaar) gaven, naast de niet altijd flexibele inzet van docenten en lokalen, andere ergernissen. Ook de verplichting om in deze flexibiliteit de gemaakte lesuren voor de inspectie te verantwoorden heeft niet bijgedragen aan een uitgebalanceerde oplossing voor deze problematiek. De informatievoorziening voor studenten moet bij flexibiliteit en maatwerk altijd perfect op orde zijn. Studenten moeten any time, any place over de actuele informatie beschikken. Hiervoor is gebruik o.a. gemaakt van de studentenportal. Het is wel zaak dat vanuit het team en de begeleiders eenduidig en via hetzelfde kanaal gecommuniceerd wordt. Ad 2. Het gebruik van de ELO als onderwijs/kennismagazijn Flexibel leren in de Zorg ( was en is de gebruikte Elektronische Leeromgeving. Hierdoor konden studenten altijd het lesmateriaal inzien en werken aan opdrachten die in Flidz stonden. Docenten hebben veel tijd gebruikt om het lesmateriaal in de ELO op orde te krijgen. Problemen die daarbij aan de orde kwamen waren het linken naar extern (uitgevers) lesmateriaal en de structuur van de ELO. Ook het feit dat de structuur en codering van het lesmateriaal niet gelijk op liep met het studentvolgsysteem in Trajectplanner gaf onvrede. Concluderend: ICT-systemen voordat met een experiment begonnen wordt op elkaar zijn afgestemd en voor de gebruiker eenduidig worden aangeboden. Daarnaast moet aandacht zijn voor scholing in en met het gebruik van een ELO. Het gaat niet alleen om materiaal plaatsen! Ad 3. Het gebruik van ICT-toepassingen bij het leren Vanaf de start van het project is aandacht besteed aan de didactische vaardigheden van de docent. Het gebruik van ICT-middelen in de lessituatie werd daarbij nadrukkelijk op de agenda gezet. Dit heeft geleid tot het 15

16 veelvuldig gebruik van een aantal ICT-tools. Dat maakte maatwerk en flexibiliteit mogelijk. Er was aandacht voor de volgende zaken: DIDAC, een (herschreven) didactische opzet van het gebruik van ICT (in het verlengde van TPACK) waarbij de inzet van middelen op elkaar is afgestemd. Docenten zijn hierin geschoold en ondersteund. Docenten zijn getraind in het gebruik van Prezi (presentatietool) en Socrative (een soort kennisquizz) en zetten deze middelen tijdens de lessen in. Het team heeft geëxperimenteerd met Adobe-E-connect, waardoor het mogelijk was om via internet (op afstand) studenten met het onderwijs te begeleiden. (Via Adobe E-connect zijn beeldschermen te delen, kan met onderling vragen stellen, uitleg krijgen en zijn docent en student via een camera een beeld.) Bij de Netwerkschool is begonnen met het opnemen van weblectures (kennisclips) die via het principe Flipping the classroom ingezet zijn. Zowel docenten als studenten ervaarden dit als zeer zinvol. Ook is ervaring opgedaan met het streamen van lessen, dit past juist niet bij MBO-studenten in deze vorm. Er is uitgebreid onderzoek gedaan naar gebruik en effectiviteit van de inzet van kennisclips. Dit heeft ertoe geleid dat er nu ROC-breed gestreefd wordt naar het meer en beter inzetten van kennisclips. Ad 4. Wensen op het gebied van ICT-toepassingen De ervaringen binnen het project de Netwerkschool hebben duidelijk hun impact gehad op ICT-toepassingen in het totale ROC. Dat betreft de (on)mogelijkheid tot flexibel roosteren (inzet en omgaan met dagroosters) tot aan het opzetten van een programma van eisen voor een nieuw centraal ELO dat nu geïmplementeerd wordt. Daarbij is duidelijk geworden dat voor studenten het een eis is om alles vanuit een systeem te benaderen en het wenselijk is dit op elk device te kunnen vormgeven. De ervaringen vanuit de Netwerkschool met de inzet van tools en kennisclips worden nu over het totale ROC verspreid. Dat leidde onder andere tot een zeer geslaagde studiedag op 4 november 2014 van waaruit in de toekomst verschillende initiatieven kunnen ontstaan. Er is met flexibilisering geëxperimenteerd: studenten in de ontwikkelfase konden zelf een deel van de onderwijstijd en de BPV uren plannen in 16

17 onderling overleg met de leercoach en werkbegeleider. Daarnaast bestond er de mogelijkheid vakantiedagen zelf te plannen, afwijkend van de vastgestelde vakantiedagen. Studenten kozen zelf hun leerroute (stageplaatsen) op basis van de aanwezige leerplaatsprofielen van de betrokken leerbedrijven. Op basis van een top 3 die studenten aangaven werd er een stageplaats voor iedere student georganiseerd door het onderwijsteam. De inzet van ICT versnelde de leerprocessen in sommige situaties (vakantieperiode en individueel uitwerken van onderwijsmodulen), de leerprocessen werden voor een deel attractiever gemaakt o.a. door DIDAC inzet en concreet kennisclips. Actuele situatie Studenten/docenten maken gebruik van: - Trajectplanner voor studentvolgsysteem ( presentie, cijfers, onderwijseenheden, persoonlijke begeleiding - ELO ( voor lesinhoud, docentenhandleiding en toetsen - Portal voor algemene informatie - Kennisclips, om zowel voorafgaand aan lessen als bij een toets te gebruiken. - Interactive leerplaatsprofielen die opgenomen zijn in de digitale leeromgeving. Vooruitblik ICT is niet meer weg te denken uit het (Netwerkschool)onderwijs. Daarbij moet wel in het oog worden gehouden dat personeel blijvend geschoold moet worden, zowel bij het beheersen van tools, als het didactisch verantwoord inzetten als het afdwingen dat ICT ondersteuning als administratief middel gebruikt wordt. De ervaringen met het toepassen van ICT binnen de Netwerkschool worden in het totale ROC meegenomen. Zowel bij de inrichting van een nieuw studentvolgsysteem ( waarbij flexibiliteit en maatwerk nadrukkelijk aan bod komen) als bij de inrichting van de ELO (meer functionaliteiten, makkelijker te bewerken) als bij digitale didactiek en het inzetten van kennisclips en 17

18 weblectures. Ook de voor de Netwerkschool gemaakte lessen mediawijsheid nemen in het totale ROC gretig aftrek. KWANTITATIEVE ASPECTEN - Op dit moment gebruiken alle studenten Trajectplanner en in mindere mate de Portal voor nieuwsvoorziening. - Er zijn 25 kennisclips NWS opgenomen en het aantal bezoekers (kijkers) : > Aantal opgenomen weblectures en presentaties: 5 - Via DIDAC wordt er nu gebruik gemaakt van Socrative, Prezi en kennisclips - Er is een lessencyclus Mediawijsheid ontwikkeld: 10 lessen plus docentenhandleiding en beoordelingslijsten. 18

19 Vraag 4: Is de onderwijsinstelling er in geslaagd om leerlingen nadrukkelijk te focussen op het ondernemerschap. Met andere woorden: is de school er in geslaagd om studentenondernemingen te integreren in het opleidingsaanbod en wat is dan het gekozen model? KWALITATIEVE ASPECTEN Terugblik Er is een leerlijn ontwikkeld op het gebied van ondernemendheid. In de basisfase moesten studenten een activiteit organiseren voor mensen met een beperking of oudere zorgvragers. In de ontwikkelfase moesten studenten een studentonderneming opzetten en deze onder begeleiding runnen. In de uitstroomfase konden studenten de minor Ondernemerschap volgen als vrije keuze. In de ontwikkelfase zetten studenten in groepjes van 5 tot 7 studenten binnen de projectenleerlijn een studentonderneming op voor de duur van 1 schooljaar. De ondernemingen waren gericht op productontwikkeling/verkoop en/of dienstontwikkeling/aanbod, gericht op de zorg- en/of welzijnsbranche. In de opzet is gewerkt met een organisatiestructuur, een ondernemersplan, financiële verantwoording, PR en Marketing en Communicatie. De stichting Jong Ondernemen is vanaf het begin betrokken geweest bij de opzet, het tot stand komen en de begeleiding van de Studentondernemingen. Intern zijn twee docenten betrokken geweest bij de opzet, de uitvoering en de begeleiding van de studentondernemingen. Vanaf schooljaar zijn er naast BOL studentondernemingen ook BBL studentondernemingen van start gegaan. Vanaf schooljaar is de samenwerking met Jong Ondernemen stop gezet omdat er sprake was van een te strak keurslijf wat de Netwerkschool belemmerde om eigen ideeën over studentondernemingen in de zorg- en welzijnssector door te voeren. Na drie schooljaren studentondernemingen in het aanbod te hebben gehad is er met alle betrokken (studenten, werkvelden, docenten en bedrijfsbegeleiders) geëvalueerd. De algemene conclusie was dat studenten de link naar hun toekomstige beroep misten en dat er teveel nadruk lag op 19

20 de harde kant van ondernemerschap. Daarnaast kwam de belasting van een onderneming runnen ver boven de 2 lesuren per week uit en dit ervoeren de studenten als een zware last naast hun regulier studie en werk (BBL ers). Op grond van de evaluatie is op het einde van schooljaar besloten tot een andere opzet van studentondernemingen. Uitgangspunten hierbij waren: directere relatie naar toekomstige beroep binnen de zorg- en/of welzijnsbranche, minder op harde kant ondernemerschap gericht, meer gericht op ondernemende houding, meer onderwijstijd inplannen en de nieuw te ontwikkelen onderwijsmodule via co-creatie met studenten en partners in de regio vorm en inhoud geven. Actuele situatie Via co-creatie is er een nieuwe onderwijsmodule ontwikkeld binnen de projectenleerlijn met de naam Innoveren in de Praktijk. Binnen deze module staat de ondernemende houding van de student Zorg en Welzijn niveau 3 en niveau 4 centraal. De ondernemende houding omvat 8 competenties die allen voorzien zijn van meerdere gedragsindicatoren. In samenwerking met de HAN is een zelfreflectie ontwikkelinstrument ontwikkeld om de voortgang van de onderneming houding van iedere student te meten tijdens de uitvoering van de onderwijsmodule Innoveren in de Praktijk. Studenten voeren in groepjes van 4 studenten een echte innovatieve opdracht uit in de praktijk. Er is sprake van een opdrachtgever uit de beroepspraktijk van 1 van de stageplaatsen waar een van de studenten zijn stage volgt. Het kan ook zijn dat een opdracht komt van een andere opdrachtgever, voorwaarde is dat het altijd een link heeft met de zorg- en/of welzijnsbranche. De onderwijsmodule duurt 30 weken en bestaat uit een voorbereidende fase van 10 weken, een uitvoeringsfase van 15 weken en een afrondende fase van 5 weken. De module wordt iedere dinsdag voor 4 lesuren (3 KU) op rooster ingepland. Er vinden ondersteunende lessen plaats de gericht zijn op het zich eigen maken van de competenties (beschreven gedragsindicatoren). De begeleiding is in handen van 2 docenten en 4 leermeesters. De leermeesters zijn vrijwilligers die allen ervaring hebben met het runnen van een organisatie dan wel onderneming. 20

21 Vooruitblik Het is van belang dat de uitvoering van de module Innoveren in de Praktijk die als pilot in schooljaar wordt uitgevoerd met een vaste regelmaat wordt geëvalueerd. De evaluatie dient te gebeuren onder aansturing van de werkgroep Innoveren in de Praktijk die bij de co-creatie betrokken is. Zowel studenten als opdrachtgevers dienen betrokken te worden bij de tussen- en eindevaluatie. Indien de pilot Innoveren in de Praktijk slaagt kan de opzet ook goed gebruikt worden bij andere sectoren binnen het Mbo. KWANTITATIEVE ASPECTEN - In de schooljaren 2011 t/m 2014 zijn er in totaal 20 studentondernemingen actief geweest. Dit betrof zowel BOL als BBL studentondernemingen. De studentondernemingen hebben diensten dan wel producten aangeboden gericht op de zorg- en welzijnssector. - In schooljaar zijn in totaal 12 groepen studenten aan de slag gegaan met een innovatieve opdracht uit de (beroeps)praktijk geënt op de zorg- en/of welzijnsbranche. 21

22 Vraag 5: Welke stappen zijn er gezet om de betrokkenheid van leerlingen en ouders te vergroten en wat zijn hier van de resultaten? KWALITATIEVE ASPECTEN Terugblik Studenten Studenten zijn vanaf het begin betrokken bij de ontwikkelingen binnen de Netwerkschool. Al direct bij de start heeft een (delegatie) van studenten vorm gegeven aan de Cultuurkaart. Al in het eerste jaar is er ook gestart met het Broodje Netwerk, waar een afvaardiging van studenten van verschillende crebo s en cohorten aan deelnamen. Zij zaten een aantal keren per jaar met de teammanager aan tafel tijdens een lunchgesprek. Hierbij werd het reilen en zeilen binnen de NWS besproken. Een groot deel van de studenten heeft afgelopen jaar deelgenomen aan (de invulling van) landelijke inspiratiedagen. Ook verzorgden studenten presentaties tijdens verschillende Netwerkcafés, gedurende decanenmeetings, bij MBO City, en zijn zij geregeld uitgenodigd voor presentaties bij andere onderwijsinstellingen in het land. Tot slot leverde (een delegatie van) studenten een belangrijke bijdrage aan programmaonderdelen tijdens studiedagen van het personeel. Bij elke wijziging of aanpassing in het programma, curriculum zijn studenten benaderd om hun visie of reactie op de (gewenste) veranderingen aan te geven. Hun ervaringen hebben dan ook altijd zwaar meegewogen in de besluitvorming omtrent aanpassingen binnen het experiment. Tot slot hebben we twee alumni- bijeenkomsten georganiseerd voor oudstudenten. Dit waren studenten die nog met de oude programmering hadden gewerkt. We wilden de Netwerkschool ook in de toekomst een ontmoetingsplaats laten zijn voor ex-studenten. Ouders Vanaf de start had de Netwerkschool ouderbetrokkenheid en ouderparticipatie hoog in het vaandel staan. Onze intentie was om ouders zo 22

23 veel mogelijk willen betrekken bij de (ontwikkeling) van het onderwijs van hun kind. Het aantal ouderavonden per cohort is uitgebreid van één naar twee avonden, waaronder een voorbereidingsavond BPV. Er is al in het eerste jaar gestart met een Klankbordgroep ouders, die de eerste jaren vier keer per jaar is samengekomen en het afgelopen twee jaar drie keer. Met hen is een visie ouderparticipatie opgesteld. Ouders konden zich aanmelden voor de digitale nieuwsbrief Netwerkschool, Hierbinnen is ook een u vraagt, wij antwoorden item ingezet. Ouders werden ook altijd voor de Netwerkcafés (eerste twee jaar 5 x per jaar), laatste twee jaar 3 x per jaar) uitgenodigd. Er zijn twee Netwerkcafés zelfs specifiek voor ouders georganiseerd: Een dag in de stagepraktijk van uw kind en Social Media en Mediawijsheid. Tijdens één van de meest succesvolle Netwerkcafés hebben ouders het programma volledig inhoud gegeven door eigen presentaties en workshops over een zorg gerelateerd thema. Ouders hebben tot slot ook als gastdocent binnen het onderwijs gewerkt, bijv. lessen reanimatie. Vooruitblik en actuele situatie Studenten Studenten zijn de spil van het onderwijs en zullen ook in de toekomst worden betrokken bij de nieuwste ontwikkelingen. Bijvoorbeeld bij de laatste ontwikkeling Innoveren in de praktijk hebben zij wederom hun inbreng gehad bij de invulling van de module. Eén van de studenten is nu ook lid van de ROC brede studentenraad. Als ambassadeurs van de opleiding zijn ze het gezicht naar buiten. Advisering, medezeggenschap wordt in de vorm van het Broodje Netwerk, maar onder een andere naamgeving Studentenplatform voortgezet. Nu de eerste studenten van de Netwerkschool zijn gediplomeerd en we hen het privémailadres hebben ontvangen is het van belang regelmatig activiteiten met en voor alumni te organiseren. Hierdoor bouw je als onderwijsinstelling een netwerk op met de organisaties/instellingen waar de alumni werken. De ervaringen van de oud- studenten kunnen ook een impuls geven aan de 23

24 onderwijsvernieuwingen: wat verliep goed en wat kan beter. Alumni vervullen een voorbeeldfunctie en kunnen als ambassadeur voor je onderwijs optreden. Door een databank op te bouwen zie je ook welke loopbaantrajecten doorlopen worden. Tot slot kun je alumni benaderen voor het geven van gastlessen. Ouders De klankbordgroep ouders functioneert nog steeds, en zal ook in de toekomst drie keer per jaar bijeenkomen. We zijn er van overtuigd dat betrokkenheid van ouders van ouders ook gewenst is bij jongeren boven de 18 jaar. Ook willen we komende jaren ouders vragen om lessen en workshops te verzorgen. In deze regio blijkt een groot deel van de ouders ook werkzaam te zijn in de zorg of binnen een daaraan gerelateerd beroep. Ouders en de opleiding kunnen samen gunstige condities creëren die het leren, de motivatie en ontwikkeling van studenten optimaal bevordert. KWANTITATIEVE ASPECTEN - Er zijn 14 ouderklankbordgroep bijeenkomsten geweest waaraan ongeveer 9 ouders deelnamen. - Het Broodje Netwerk, klankbordgroep studenten heeft 15 keer plaatsgevonden. - Ouders hebben invulling gegeven aan drie Netwerkcafés en zijn gedurende 14 Netwerkcafés uitgenodigd. - Er zijn in totaal 15 (digitale) nieuwsbrieven uitgegaan. - Er hebben twee alumni- bijeenkomsten plaatsgevonden. - Studenten zijn in wisselende samenstelling minimaal 10 keer gevraagd om een bijdrage aan studiedagen of landelijke presentaties te leveren. 24

25 Vraag 6: Hoe is de betrokkenheid van bedrijven in de regio met het Netwerkschool project geweest. Waaruit blijkt dit en wat zijn hiervan de opbrengsten? KWALITATIEVE ASPECTEN Terugblik Er is maximaal ingezet om de betrokkenheid van de zorginstellingen in de regio bij het project Netwerkschool te vergroten. In de regio Land van Cuijk waren twee grote en één kleine zorgorganisatie gevestigd. Zij hebben als partners deel uitgemaakt van het project Netwerkschool. Specifiek heeft er een externe stuurgroep Netwerkschool gefungeerd waar directieleden van zorginstellingen en een directielid van één VMBO school heeft deelgenomen. Het betreft hier de zorgorganisaties: Dichterbij ( Pantein ( en Sint Anna ( en de VMBO school Metameer ( Vanuit de vermelde zorgorganisaties hebben praktijkopleiders deel uit gemaakt van de curriculumwerkgroep. Binnen deze curriculumwerkgroep werd jaarlijks het curriculum vastgesteld en opgenomen in de Onderwijscatalogus. Daarnaast waren de praktijkopleiders betrokken bij de ontwikkeling van de leerplaatsprofielen die als ondersteunend leerinstrument zijn ingezet binnen de opleidingen van de Netwerkschool. Jaarlijks zijn er in het kader van professionalisering in overleg met de praktijkopleiders twee bijeenkomsten georganiseerd voor werkbegeleiders van betrokken partners. Bij presentaties over het project Netwerkschool hebben de praktijkopleiders van Pantein en Dichterbij altijd een actieve bijdrage gehad. Tijdens twee Netwerkcafé s zijn specifiek alle praktijk- en werkbegeleiders van de instellingen uitgenodigd. Naast de praktijkopleiders hebben ook diverse instructeurs van Dichterbij en Pantein een bijdrage geleverd aan de uitvoering van het onderwijs, door het verzorgen van skillsonderwijs. In schooljaar zijn experts van Dichterbij en Pantein ingezet voor het verzorgen van masterclasses. De masterclasses zijn op inschrijving aangeboden aan BOL studenten, BBL deelnemers en gediplomeerde beroepskrachten uit de praktijk. 25

26 Naast de zorginstellingen zijn ook de decanen van de drie VMBO vestigingen in de regio Land van Cuijk met regelmaat op de hoogte gebracht van de ontwikkelingen van het project Netwerkschool. Met één VMBO afdeling in de regio heeft er concrete afstemming plaatsgevonden, te weten Metameer. Met Metameer is een doorlopende leerlijn ontwikkeld op het gebied van Nederlandse taal voor de leerlijnen lezen en schrijven. Actuele situatie Er is een leerplancommissie waar praktijkopleiders en/of opleidingskundige van betrokken partners enkele keren per jaar aansluiten om het wenselijke curriculum voor het komend schooljaar met elkaar te bespreken en vast te stellen. Twee keer per jaar wordt er in onderlinge afstemming met de partners een themabijeenkomst georganiseerd voor werkbegeleiders in het kader hun professionalisering. Daarnaast is 4 keer jaar een werkveldoverleg tussen werkbegeleiders van betrokken leerbedrijven en de Netwerkschool. Vooruitblik In de nabije toekomst wordt er nieuwbouw voor de locatie Boxmeer gerealiseerd waarbij de partners Pantein en Dichterbij direct betrokken zijn. Dit biedt veel perspectief voor het inzetten van instructeurs en experts uit het werkveld bij de uitvoering van het onderwijs. Zij dienen uiteraard te beschikken over voldoende pedagogische en didactische vaardigheden. De inzet van de experts/instructeurs kan gebeuren binnen de zogenaamde flexibel schil van het opleidingsteam. Het project Stercker2020 zoals het project nieuwe onderwijsvisie/nieuwe schoolgebouw heet, gaat gebruik maken van de (leer) opbrengsten van het project Netwerkschool. De onderwijsvisie zal zich met name richten op praktijk gestuurd onderwijs waarin de Netwerkschool al grote stappen in heeft gezet. Naast het jaarlijks vast te stellen curriculum in de Onderwijscatalogus met praktijkopleiders en opleidingskundigen, bestaat er ook de mogelijkheid een 26

27 ontwikkelagenda vast te leggen voor bij- en of nascholingen voor zorgprofessionals die werkzaam zijn bij de partners. Omdat het onderwijs modulair en actueel van opzet is biedt dit veel mogelijkheden voor het uitvoeren van wenselijke scholingen. De leerplaatsprofielen die voor iedere zorgafdeling gemaakt zijn worden vanuit de werkgroep Leerplaatsprofielen jaarlijks geactualiseerd. Het gebruik van het leerplaatsprofiel t.b.v. resultaat gericht leren en werken wordt jaarlijks geëvalueerd en waar nodig verder ontwikkeld. KWANTITATIEVE ASPECTEN - Er zijn 5 praktijkopleiders intensief betrokken geweest bij het project Netwerkschool. Alle praktijkopleiders zijn 2 keer uitgenodigd bij de Netwerkcafé s. - Er zijn 4 instructeurs van Dichterbij en Pantein betrokken geweest bij de uitvoering van het onderwijs. - In totaal hebben 16 experts van Dichterbij en Pantein masterclasses aangeboden. - Jaarlijks heeft gemiddeld 3 x per jaar overleg plaatsgevonden over ontwikkelen en gebruik leerplaatsprofielen. - Jaarlijks gemiddeld 3 x per jaar overleg afstemming in curriculumwerkgroep. - Jaarlijks gemiddeld 5 x per jaar overleg afstemming themabijeenkomsten t.b.v. professionalisering werkbegeleiders. - Jaarlijks gemiddeld 3 x overleg externe stuurgroep Netwerkschool - Jaarlijks gemiddeld 2 x overleg met decanen over voortgang concept Netwerkschool. 27

28 Vraag 7: Wat zijn de opbrengsten op het thema van de professionalisering van de medewerkers. Zijn de arbeidsvoorwaarden aangepast/gemoderniseerd? Hoe ziet de teamsamenstelling van een Netwerkschool er uit? Wat is de inzet van het bedrijfsleven om mensen en middelen beschikbaar te stellen voor het verzorgen van onderwijs modulen? KWALITATIEVE ASPECTEN Terugblik Professionalisering Dat de Netwerkschool andere eisen stelt aan het onderwijsteam, en dat daarmee professionalisering een belangrijk onderwerp zou zijn was meteen bij aanvang duidelijk. Maar hoe moest deze professionalisering er dan uit zien en wanneer zet je deze in? Vanaf het moment dat er een onderwijsvisie lag, november 2011, kon bepaald worden met professionalisering aan de slag te gaan. Dit omdat de onderwijsvisie en uitgangspunten voorwaardelijk waren voor te ontwikkelen competenties binnen het onderwijsteam van de Netwerkschool. De professionalisering van het team heeft uiteindelijk de volgende vorm gekregen: 1e fase In het schooljaar hebben twee docenten een scholing ondernemerschap gevolgd bij de Stichting Netwerkschool om een start te kunnen maken met studentondernemingen als onderdeel van het curriculum. Daarnaast heeft bijna het gehele team een scholing personal branding gevolgd opdat de docenten beter toegerust waren op social media, in het presenteren en het onderhouden van netwerken. Ook is deze fase een samenwerking aangegaan met bureau Tulser te Maastricht. Om een professionaliseringsplan op te kunnen stellen moest eerst helder zijn waar zich problemen voordeden om de onderwijsvisie waar te maken. De methodieken van Tulser, gestoeld op HPI (Human Performance Improvement), legden de verbinding tussen strategie, visie, beleid en 28

29 uitvoering op teamniveau. Dit om optimale toepassing door alle betrokken in de praktijk op de werkvloer mogelijk te maken. De vertaling van strategische thema s naar de werkvloer verliep op organisatie- en proces- en professioneel niveau. Opdracht aan Tulser was om met het team te komen tot de volgende resultaten: het formuleren van SMART prestaties voor docenten, gerelateerd aan de uitgangspunten van de Netwerkschool het inzichtelijk maken van discrepanties tussen de gewenste- en de huidige prestaties van docenten een oorzaakanalyse op basis van de geconstateerde discrepanties een plan van aanpak, c.q. verbeterplan met activiteiten om de geconstateerde oorzaken weg te nemen en daarmee de discrepanties op te heffen. Belangrijke conclusie was dat randvoorwaarden onvoldoende op orde waren, en dat de te behalen resultaten binnen het project NWS op verschillende niveaus in de organisaties onvoldoende helder waren. Daarnaast bestond er geen gemeenschappelijk beeld bij het team over wie welke bijdrage leverde aan de realisatie van de geformuleerde doelen. Het team heeft hier met hulp van Tulser nadere invulling aan gegeven en het vervolg hierop vond plaats in het Coachingstraject TalentLab. Zowel de projectleiding als de teamleiding hebben op dat moment in de fase van het experiment te weinig doorgepakt om de doelen op organisatieniveau helderder te krijgen. Dit gold eveneens voor het doorpakken op de noodzakelijke randvoorwaarden die op organisatieniveau niet voldoende aanwezig waren. 2e fase Welke resultaten behaald moesten worden, en waar een docent NWS aan moest voldoen was inmiddels helder. Het instrument dat werd ingezet was het TalentLab, een individueel Coachingstraject gericht op talentontwikkeling van de afzonderlijke teamleden, ontwikkeld door prof. dr. Lidewey van der Sluis. Het traject gaf gefaseerd inzicht in de vragen: 29

30 - Kun je meedoen met de Netwerkschool? - Wil je meedoen aan de Netwerkschool? - Ga je meedoen met de Netwerkschool? Docenten en instructeurs werden gecoacht te kijken naar wat zij kunnen en willen en daar hun ambities op aan te sluiten. Ook werd onderzocht wat zij nodig hadden om deze ambities te realiseren. Tijdens het traject werd duidelijk dat er geen sprake was van een hecht onderwijsteam. Er gebeurde veel onder de waterspiegel. Dit coachingstraject werd afgesloten december Vervolgstappen naar aanleiding van de leerprocessen en leerbehoeften van de individuele medewerker en het team werden meegenomen in het professionaliseringsplan. 3e fase Aan de hand van speerpunten uit het teamjaarplan, uitkomsten van het TalentLab, uitkomsten van de CBE-scan ROC-breed afgenomen, en afspraken in het planningsgesprek met medewerkers heeft het professionaliseringsplan vorm en inhoud gekregen. Thema s waaraan behoefte was waren: teambuilding, leercoach/leerstijlen, timemanagement, klassenmanagement, en de rol van dagcoach. ROC Nijmegen met de Gelderse ROC s een samenwerkingsverband om docenten te professionaliseren in de vorm van ateliers die door de HAN ontwikkeld en uitgevoerd worden. Voor de NWS is een atelier op maat ontwikkeld voor de rol van de leercoach/dagcoach. De onderwijsvisie is tevens leidend geweest voor het beschrijven van de rol van de leercoach. De begeleiding van studenten van de NWS kent een andere inhoud en vraagt wat anders van docenten dan de rol van de studiebegeleider die ROC Nijmegen hanteert. Onderscheidend is m.n. het op maat begeleiden van studenten in de keuzes die zij maken m.b.t. leerplaatsen en daarbij behorende leerplaatsprofielen en op basis daarvan het plannen van onderwijseenheden. De uitvoering van deze rol is een aantal malen geëvalueerd. Het aantal studenten per leercoach, en het op dezelfde wijze uitvoeren van de rol van leercoach, het onvoldoende kennis hebben van het werken met leervoorkeuren van studenten leiden waren belangrijke uitkomsten. In januari 2013 is aan deze rolbeschrijving de taak van dagcoach voor het Studiecentrum toegevoegd. 30