Vissen, de beste ambassadeurs van overgangswateren

Maat: px
Weergave met pagina beginnen:

Download "Vissen, de beste ambassadeurs van overgangswateren"

Transcriptie

1 DERDE JAARGANG JUNI 2004 NUMMER 4 TEKST BIJNSDORP COMMUNICATIE PROJECTEN, BCP VORMGEVING OP STAND, DEN HAAG DRUK ALBANI, DEN HAAG De Zoet-Zoutcourant is een uitgave van het Platform herstel zoet-zoutovergangen, een gezamenlijk initiatief van het Rijksinstituut voor Kust en Zee (RIKZ) en het Rijksinstituut voor Integraal Zoetwaterbeheer en Afvalwaterbehandeling (RIZA). De Zoet-Zoutcourant heeft als doel bekendheid te geven aan kennisontwikkeling, beleid en uitvoering met betrekking tot herstel van zoet-zoutovergangen. De in deze krant gepubliceerde meningen weerspiegelen niet noodzakelijkerwijs het beleid van het ministerie van Verkeer en Waterstaat. Geheel of gedeeltelijk overnemen van artikelen is toegestaan, mits met bronvermelding. Correspondentieadres Platform Herstel Zoet-zoutovergangen RIKZ, Postbus 207, 9750 AE Haren Secretariaat Kirsten Mijlof T k.mijlof@rikz.rws.minvenw.nl Contactpersonen: RIKZ Haren RIZA Lelystad RIKZ Middelburg Marie-Louise Meijer Joost Backx Herman Haas M.L.Meijer@rikz.rws.minvenw.nl J.Backx@riza.rws.minvenw.nl H.A.Haas@rikz.rws.minvenw.nl Vissen, de beste ambassadeurs van overgangswateren Inhoudsopgave Deze aflevering van de zoet-zoutkrant is geheel gewijd aan de betekenis van zilte overgangswateren voor vissen. Joost Backx, een van de drijvende krachten van het platform herstel zoet-zoutovergangen, motiveert dat met de stelling Binnen het zoet-zoutthema spreken vissen het meest tot de verbeelding van waterbeheerders en politici en ook aan het grote publiek kun je er een verhaal over kwijt. Volgende platformbijeenkomst: oktober Nader bericht volgt. 1 Vissen, de beste ambassadeurs van overgangswateren 2 Op jacht naar de T-nul 2 Radiosignaaltjes helpen trekvissen beter de sluizen door 3 Behoefte aan gegevens over vissen in overgangswater 4 De schutsluis als vispassage 4 Wat zoekt een vis in het estuarium? 5 Onderzoek visziekten afgerond 6 Herstel zoet-zoutovergang in het belang van de paling Visbestandbemonstering door het Laboratorium voor Aquatische Ecologie, Leuven 6 Oplossing migratieproblemen vereist kennis van vis Het is volgens Backx vooral het verhaal over de trekvissen: We willen de zalm, de steur, de grote vissen die verdwenen zijn, terug. Die vissen spelen een grote rol bij de beoordeling van de staat van de systemen waarin ze leven. Ze weerspiegelen niet alleen lokale effecten, maar zijn ook een goede indicator voor de stand van zaken op stroomgebiedniveau. Trekvissen gebruiken immers in verschillende fasen van hun leven diverse habitats. Neem de zalm, die zwemt vanuit zee, via overgangswater de rivier op tot helemaal bovenstrooms. Al die wateren moeten op orde zijn om de zalm zijn levenscyclus te kunnen laten voltooien. Vissen zijn dus indicatief voor de grootschalige toestand van het water. Die gidsfunctie omvat veel meer dan alleen de chemische toestand van het water. In het Europees beleid, waarin het nationaal waterbeheer zich moet voegen, weegt de ecologische kwaliteit van het watersysteem zwaar. Vissen vertellen niet alleen iets over de waterkwaliteit, maar ook over de bereikbaarheid en de inrichting, kortom over de totale toestand van stroomgebieden tot in de fijnste vertakkingen. Zo stuit je op facetten als barrières, vrije migratie, oeverinrichting, natuurlijkheid van het stroombed en de problematiek van de waterkrachtcentrales. Er zijn volgens Backx diverse andere indicatoren voor die ecologische kwaliteit, maar vissen spreken beleidsmakers sterker aan dan bijvoorbeeld plankton. Beleidsmakers en bestuurders zijn wars van lange lijsten met Latijnse soortnamen, zoals je die wel ziet in inventarisatierapporten van macrofauna. De lijst van vissoorten die aangeven of en welke maatregelen gewenst zijn, is daarentegen beperkt. In Nederland komen we bij elkaar nog geen honderd soorten tegen en die zijn goed te clusteren tot enkele groepen die specifiek aan bepaalde problemen of oplossingen kunnen worden gekoppeld. Neem de groep van de migrerende vissen. Als je bijvoorbeeld praat over het oplossen van migratieknelpunten, kun je het gericht hebben over zalm, zeeforel, paling of fint. Noem ze gerust de pleitbezorgers van een betere vismigratie, zoals estuariene vissen in het algemeen de ambassadeurs zijn van de overgangswateren. Dat de overgangswateren meer aandacht verdienen, staat voor Backx als een paal boven water. Rijkswaterstaat heeft een instituut dat zich met zout water bezighoudt, het RIKZ, en een instituut dat over zoet water gaat, het RIZA. Het tussengebied is wat betreft monitoring altijd vaag gebleven. Dat vind ik jammer, want dat zijn juist superinteressante gebieden. Ook door de veranderingen in de delta zou er juist veel aandacht voor moeten zijn. Effecten op vissen hebben bijvoorbeeld fors bijgedragen aan het besef dat de afsluiting ook negatieve gevolgen heeft gehad. Momentopname Het Platform herstel zoet-zoutovergangen organiseerde op 16 december 2003 een bijeenkomst in Utrecht over het thema vismigratie. Alle facetten die nu actueel en belangrijk zijn, kwamen daar aan bod. Deze nieuwsbrief geeft een samenvatting van die dag op basis van korte interviews met de inleiders op die bewuste platformdag. Zwanette Jager van het RIKZ schetste een overall beeld van de kennis over vissen in overgangswateren. Die kennis is belangrijk in verband met de eisen die de Kaderrichtlijn Water stelt. Zo moet bijvoorbeeld een maatlat worden ontwikkeld, waarmee aan de hand van vissen de verstorende invloed van menselijke activiteiten op overgangswater in beeld kan worden gebracht. Dat blijkt bijzonder moeilijk vanwege de geringe beschikbaarheid van data en de geringe kennis over vissen in zoetzoutovergangen. Het belang van kennis is extra onderstreept door wetenschappelijk onderzoeker Joachim Maes van de universiteit van Leuven. Hij deed een boekje open over zijn studie naar de redenen waarom vissen migreren van zee naar estuarium. Meer inzicht in dat mechanisme helpt de waterbeheerder om bij inrichting- en herstelprojecten gerichte keuzes te maken. Qua inrichting en herstel is het kierproject (Haringvliet) het verst gevorderd. Na jaren van voorbereiding hoeven de plannen alleen nog te worden uitgevoerd, wat niet betekent dat er niets meer moet worden onderzocht. Jan Kranenbarg (RIZA) deed verslag van zijn onderzoek naar de T-nulsituatie, het referentiepunt voor veranderingen die de komende jaren kunnen worden gemonitord als de fasegewijze inlaat van zout water in het Haringvliet gestalte krijgt. Dat migrerende vissen dan meer kans hebben om de stroomgebieden van Rijn en Maas op te zwemmen staat vast. Maar minstens zo interessant is de betekenis van de kier voor vissen die in de overgangswateren zelf verblijven. Hoe gebruikt bijvoorbeeld jonge vis de beschikbare leefgebieden en met name de oevers? Voor dat soort vragen is pas de laatste paar jaar belangstelling ontstaan. Trekvissen die het overgangswater slechts passeren, zijn in de afgelopen jaren intensief gevolgd door André Breukelaar (RIZA). Hij werkte met telemetrie, een systeem van minuscule zendertjes in vissen en ontvangststations op de wal. Het onderzoek heeft veel informatie opgeleverd over het migratiegedrag van vissen in het riviersysteem. Tegenwoordig onderzoekt hij het effect van stroomsnelheid en stroompatronen op vissen die de sluizen passeren. Doel is het spuiregime zo aan te passen dat een maximale hoeveelheid vis kan binnentrekken. Een apart verhaal is dat over de aal, misschien wel onze bekendste trekvis. Frans van den Berg (LNV) presenteerde een aalherstelplan dat met de nodige urgentie tot een Europees herstelplan zou moeten uitgroeien. Probleem is namelijk dat het heel slecht gaat met de aal. Dat heeft te maken met de visserij op glasaal in kustwateren, met de binnenvisserij op aal, maar ook met migratieknelpunten. LNV en V&W delen de verantwoordelijkheid voor de toegankelijkheid van de rivieren. Rijkswaterstaat gaat over de kwaliteit van het water en LNV over de visserijaspecten en de soortenbescherming. Als de aal bedreigd wordt, gaat dat LNV als eerste aan. Ook de kleinere wateren en lokale problemen tellen mee. George Wintermans presenteerde de resultaten van een uitgebreid monitoringsprogramma dat hij met behulp van vele vrijwilligers heeft uitgevoerd op 22 locaties langs de Groningse en Friese waddenkust. Glasaal en stekelbaars blijken baat te hebben bij lokale beheersmaatregelen. Slim sluisbeheer doet soms wonderen! Dick Vethaak (RIKZ) gaf op de platformdag een preview van het eindrapport van een onderzoek naar de oorzaken van huidziekten en inwendige aandoeningen bij vissen die zich ophouden bij spuisluizen. Die oorzaken zijn complex, maar wél is aangetoond dat ze worden veroorzaakt door verontreinigende stoffen die harder toeslaan naarmate de vissen (vooral bot) gestresst zijn als gevolg van de schoksgewijze afwisseling van zoet en zout water. Oplossingen Backx stelt met nadruk dat het niet bij de cultuur van het platform hoort om alleen over problemen te praten. Integendeel, we hebben in het programma van de platformdag wel allerlei problemen van vissen in overgangswateren in beeld gebracht, maar in vrijwel elke inleiding is ook de vraag aan de orde geweest wat we kunnen doen. Expliciet is die vraag behandeld door Erwin Winter van het Nederlands Instituut voor Visserijonderzoek. Hij heeft laten zien dat het verbeteren van de toegang tot rivieren een belang is dat het hele jaar actueel is. In elk seizoen is er wel een groep vissen die naar binnen wil trekken. Door het jaar heen is er continue een aanbod. Het zijn steeds andere soorten, niet alle vissen hoeven op elk moment alle aandacht. Als beheerder kun je wat met dat gegeven. Winter heeft ook in algemene zin oplossingen geschetst voor de ophoping van vissen bij stuwen en kunstwerken, zoals het aanleggen van vispassages en het aanpassen van het spui- en sluisbeheer. Dat zijn goede handreikingen voor beheerders om vrij eenvoudig iets te doen voor migrerende vissen.

2 2 Zoet-Zoutcourant nummer 4 mei 2004 Op jacht naar de T-nul Het Kierbesluit om op termijn via de Haringvlietsluizen weer zout in het estuarium toe te laten brengt verplichtingen met zich mee. Zo moet met monitoringprogramma s binnen het project Ander beheer Haringvlietsluizen worden geregistreerd, welke veranderingen zich binnen het watersysteem voordoen en wat voor invloed die hebben op de visgemeenschap. Die veranderingen kunnen alleen in kaart worden gebracht als er een goed beeld bestaat van de huidige situatie, de zogenaamde T-nul (T0). Vóór het openstellen van de Kier, vermoedelijk in 2007, moet het eindrapport gereed zijn waarin de passeerbaarheid van de sluizen voor trekvis en de functies van het Haringvliet voor vissen in beeld is gebracht. Op de platformdag presenteerde Jan Kranenbarg (RIZA) de tussentijdse resultaten van de vissenmonitoring in 2002 en Houting De huidige situatie in een estuarien systeem is geen constante die met een eenmalige meting in kaart is te brengen. Seizoensinvloeden en verschillen tussen jaren, zoals in de zoetwaterafvoer, hebben invloed op de samenstelling van de visgemeenschap. Ook de samenstelling van de visbestanden in de Noordzee en de visserij zijn van invloed. Kranenbarg noemt het spijtig dat er na de aanleg van de sluizen geen gegevens meer verzameld zijn over de visgemeenschap in het mondingsgebied. Het NIOZ heeft in de jaren voor de afsluiting bemonsteringen in het Haringvlietestuarium uitgevoerd. Dit onderzoek werd voortijdig beëindigd, omdat de waterstaatkundige werken al zo ver waren gevorderd dat ze de visfauna zouden beïnvloeden. Daarna is geen onderzoek meer gedaan en dat is eigenlijk merkwaardig, als je bedenkt hoe hoog wordt opgegeven van de bijzondere morfologische processen en de potentiële natuurwaarde van het gebied. Van de zoete kant is wel veel bekend. Daar neemt het RIVO sinds 1970 jaarlijks monsters. Daardoor is er een goed beeld van de successie in de vissengemeenschap die zich sinds de afsluiting heeft voltrokken. Er vestigde zich in eerste instantie een zoetwatergemeenschap van blankvoorn en baars die geleidelijk veranderde in een brasem/snoekbaarsgemeenschap. Vis én zout De voorbereidingen voor de monitoring in het Haringvliet zijn in 2000 gestart. Met het oog op de toekomstige veranderingen zijn zowel aan de zoute als aan de zoete kant van de sluizen onderzoekslocaties gekozen. In 2000 en 2001 zijn proefbemonsteringen uitgevoerd om vangtuigen te testen en de strategie te bepalen. In 2002 ging het echte werk van start met twee bemonsteringsperioden per jaar. In 2003 is het bij één meting gebleven. Dat was een kwestie van geldgebrek. Jammer, want als je zo n meetreeks niet afmaakt, heeft ook het werk dat al is verricht, minder waarde. Een gebrekkige T0 kan dan een manco blijken bij het evalueren van toekomstige veranderingen in het sluisbeheer. Ik ga er daarom vanuit dat we het programma alsnog kunnen afmaken. Door het vooruitschuiven van de kieropening is daar ook wat meer tijd voor gekomen. Tijd die volgens Kranenbarg gebruikt kan worden om een ander manco weg te werken: het gebrek aan gegevens over het verloop van de saliniteit in het mondingsgebied. In een estuariene omgeving heeft de aanwezigheid van bepaalde vissoorten een nauwe relatie met de zoutconcentratie in het water. Bij een ander beheer zal de saliniteit aan beide zijden van de spuisluizen veranderen. Dat betekent dat we niet alleen de samenstelling van de vissengemeenschap in beeld moeten krijgen, maar ook de saliniteit. En dat laatste over een heel jaar, want de vis die je vandaag aantreft, is beïnvloed door het zoutgehalte van de voorafgaande maanden. Resultaten Het T0-onderzoek is bedoeld om vast te leggen hoe de situatie nu is, niet om vooruit te lopen op komende veranderingen. Bij een wijziging in het sluisbeheer zal opnieuw monitoring plaatsvinden, zodat een beeld wordt verkregen van de invloed hiervan op de visgemeenschap in de locaties verspreid over het Haringvliet. De voorlopige resultaten van het lopende monitoringprogramma vat Kranenbarg bondig samen: Het brakke mondingsgebied aan de zeezijde van de spuisluizen bevat een beperkte estuariene visgemeenschap in vergelijking tot de situatie voor de afsluiting. De visgemeenschap wordt in het brakke gebied gedomineerd door mariene juvenielen, waarvan meer dan 50 procent haring. De estuarien residente soorten, zoals zeenaald en grondel, zijn goed vertegenwoordigd. Diadrome soorten (trekvissen), zoals fint, spiering, bot en houting, komen in lage aantallen voor. Bot komt ook voor in het zoete Haringvliet en is waarschijnlijk deels via de (open) route Nieuwe Waterweg-Spui binnengekomen. De hoeveelheden per vissoort variëren sterk tussen de bemonsteringsjaren. De rivierzijde functioneert nu als paai-, opgroei-, en foerageergebied voor zoetwatersoorten. De dataset is te beperkt om met grote zekerheid aan te geven hoe belangrijk het mondingsgebied voor de aangetroffen soorten is en in hoeverre de soortsamenstelling te relateren is aan de salinineit en andere milieufactoren. Het is daarom aan te bevelen om door te gaan met bemonsteringen tot het moment dat de sluizen op een kier gaan en deze ook meer verspreid over het jaar uit te voeren. Vragen als: Welke habitats zijn van belang voor verschillende levensstadia? en Welke abiotische en biotische factoren bepalen migratie binnen een estuarium? willen we ook graag kunnen beantwoorden. Het antwoord hierop is van groot belang voor het inschatten van antropogene effecten op de visgemeenschap in estuaria en voor het herstel van estuariene gradiënten. Verrassing In het overzicht van resultaten noemt Kranenbarg bij de diadrome soorten ook de houting een soort die het estuarium als leefgebied heeft en zich stroomopwaarts in de rivieren voortplant. De aanwezigheid van houting is verrassend. Die vis was immers rond 1940 uitgestorven in Nederlandse wateren. Ja, daar werden we inderdaad door verrast. Aanvankelijk circuleerde er een verklaring dat die vis vanuit Denemarken via de Waddenzee in onze riviermondingen was teruggekeerd. We zijn dat samen met het RIVO gaan analyseren en toen bleek via een contact in Duitsland dat men in zijrivieren van de Rijn de houting probeert te herintroduceren door juvenielen uit te zetten. Het aantal in Duitsland uitgezette juvenielen vertoonde grote overeenkomst met de toename van de houting in Nederland. Of de uitzettingen tot een duurzame populatie zullen leiden, kunnen we nog niet zeggen. Het Haringvliet fungeert nu als opgroei- en foerageergebied. In 2002 vingen we honderden piepjonge houtinkjes die vermoedelijk met een afvoerpiek van de Rijn, die vlak na de uitzettingen optrad, naar Nederland gevoerd zijn. Ze spoelden als het ware in één keer naar zee. In 2003 vingen we er maar enkele. Of de houtingen er in slagen zich voort te planten in het Duitse uitzetgebied, is vooralsnog niet aangetoond. Volwassen houting is in principe groot genoeg om er een klein zendertje in te brengen, zoals ook bij het telemetrie-onderzoek naar de migratie van zeeforel wordt gedaan. Op deze manier zou ook de stroomopwaartse migratie van houting naar paaigebieden gevolgd kunnen worden. Daar zijn ook wel plannen voor geweest, maar tot nu toe zijn die niet van de grond gekomen. Meer informatie: Jan Kranenbarg, RIZA, J.Kranenbarg@riza.rws.minvenw.nl Estuarine vissoorten, op volgorde: spiering, haring, zeebaars, bot, zeenaald, glasgrondel en brakwatergrondel. Radiosignaaltjes helpen trekvissen beter de sluizen door Over de kier in de spuisluizen van het Haringvliet is veel te doen geweest. Inmiddels is het besluit genomen dat op termijn een beetje zoutwater wordt binnengelaten voor een beperkte zoet-zoutovergang en dat lerenderwijs wordt bezien of een getemd getij mogelijk is. Rijkswaterstaat wil echter nu al weten hoe binnen de smalle marges van het spuiregime zoveel mogelijk vis naar binnen komt. André Breukelaar van het RIZA onderzoekt dat met behulp van telemetrie. Op de Platformdag deed hij een boekje open. Monitoring van de gedragingen van trekvis is niet nieuw. Breukelaar is al in 1995 met de opbouw van het trekvismonitoringssysteem begonnen. De door voormalig minister van Verkeer en Waterstaat Neelie Kroes gedane bezwering: In 2000 zwemt er weer zalm in de Rijn galmde nog na en enkele regionale directies van Rijkswaterstaat wilden weten wat onder water precies met zalm en zeeforel gebeurde. Je moet bedenken dat er toen al enorm was geïnvesteerd in de aanleg van vistrappen en dan wil je natuurlijk weten of ze ook werken. We hebben daarvoor een systeem opgezet dat in eerste instantie moest laten zien hoe die beesten binnenkomen, welke route ze volgen richting paaigebieden, hoe lang ze daar over doen, wanneer en waar ze rusten en ook of ze weer terugkeren naar zee. Daarvoor hebben we met behulp van telemetrietechnieken een meetsysteem opgebouwd in het stroomgebied van de Maas en langs de Rijntakken. Breukelaar beschrijft de techniek die daarvoor is gebruikt: een combinatie van zendertjes en ontvangers. De zendertjes zitten gemonteerd in buisjes van zo n zes centimeter lang en anderhalve centimeter dik. Deze worden operatief ingebracht in de buikholte van zalmen en zeeforellen die aan de zeezijde van de spuisluizen zijn gevangen en op dezelfde plek worden teruggezet. Elk zendertje geeft een signaal met een unieke code, zodat ook individueel gedrag kan worden gevolgd. Op diverse plaatsen in het stroomgebied zijn detectiestations ingericht, bestaande uit een antenne voor het zenden en ontvangen van de signalen, en de nodige registratieapparatuur die de gegevens keurig opslaat en eventueel doorseint naar de computers van de onderzoekers in Lelystad. Heen en weer In 2000 is dat eerste onderzoek afgerond. De overzichtskaart van de resultaten toont dat 70 van de 505 vissen, die voorzien van zenders buiten de spuisluizen werden teruggezet, ook werkelijk via de Haringvlietsluizen naar binnen kwamen. Zestig daarvan werden gesignaleerd in het Hollandsch Diep ter hoogte van Willemstad. Bij de Biesbosch kozen 33 vissen de route naar de Merwede, dus voor het Rijnsysteem, terwijl 11 vissen de Maas opzwommen. Opvallend is het grote aantal vissen (28) dat in de Dordtsche Kil is gesignaleerd. Een deel daarvan heeft later alsnog voor Rijn of Maas gekozen, maar 16 vissen zijn er min of meer blijven hangen. Breukelaar heeft daar een verklaring voor: Zeeforel en zalm hebben een sterke neiging om tegen de stroom in te zwemmen. In de Dordtsche Kil staan beduidende tijstromen. Daar zijn ze dus min of meer heen en weer blijven zwemmen. Van de 505 gemerkte vissen zeeforellen die voor het Haringvliet werden losgelaten, zijn er 99 via de Nieuwe Waterweg het zoete water opgetrokken. Detectiestations

3 Zoet-Zoutcourant nummer 4 mei Behoefte aan gegevens over vissen in overgangswater De implementatie van de Kaderrichtlijn Water (KRW) gaat niet aan de zoet-zoutovergangen voorbij. Ook de overgangswateren Westerschelde, Eems-Dollardestuarium en Nieuwe Waterweg, moeten in 2015 voldoen aan criteria voor een goede ecologische toestand (GET) of het goed ecologisch potentieel (GEP) indien het watersysteem sterk veranderd is. Deze doelstelling wordt afgeleid uit de verhouding tussen de onverstoorde toestand en de feitelijke toestand van die wateren. Een van de instrumenten die daarvoor nodig zijn, is een maatlat op basis van de soortensamenstelling (en hoeveelheden per soort) van de vis die van overgangswateren gebruik maakt. Deze zomer moet dit instrument gereed zijn. Zwanette Jager (RIKZ) gaf op de Platformbijeenkomst een tussentijds beeld van de maatlat-in-wording. Een lastige maar fascinerende opdracht. foto: Centraal Museum Utrecht. Anoniem, Studie van vissen, ca Lastig is het construeren van de maatlat zeker, doordat de beoordelingssystematiek van de Kaderrichtlijn bepaalde gegevens verlangt, die in het vis- en visserijonderzoek tot dusver onderbelicht bleven. Jager: Er moet dus een inhaalslag worden gemaakt en daarvoor is een uitgebreidere vorm van onderzoek nodig en vooral ook tijd. Voor de voorlopige maatlat moeten we het doen met alle gegevens die momenteel beschikbaar zijn; dat zijn op de eerste plaats de archieven van de demersal fish survey (DFS) dat het RIVO vanaf 1970 uitvoert in de estuaria en kustzone. Onverstoord Om een referentiebeeld te kunnen opstellen van de onverstoorde toestand moest het team (RIKZ, RIZA en RIVO) dat aan de maatlat werkt, teruggrijpen op gegevens uit lang vervlogen tijden, immers de onverstoorde toestand bestaat nergens meer. Jager: De vroegste beschrijving die we hebben gevonden van vissoorten in het Eems- Dollardestuarium, dateert uit 1855, maar toen was er al veel veranderd. Er waren kanalen gegraven die op het estuarium afwaterden en nutriënten aanvoerden, er werd druk gevist en er lagen al dijken. Allerminst onverstoord dus. Voor de Westerschelde geldt ongeveer hetzelfde beeld. Zo loop je tegen grenzen aan die bepaald worden door de best beschikbare informatie. Omdat bij schaarste aan gegevens zelfs de kleinste extraatjes van nut kunnen zijn, heeft Jager een bezoek gebracht aan de expositie Vis Vitalis in het Centraal Museum in Utrecht. Daar zijn stillevens met vissen verzameld van Hollandse en Vlaamse meesters uit de schilderkunst van 1550 tot Dat gaf een doorkijkje tot in de late middeleeuwen. Ik zag een weelde aan schilderijen vol zoet- en zoutwatervis. Alle soorten die we nu nog kennen, kwam ik tegen. Het interessantst vond ik de grote overzichtswerken. Op elk van die platen zag ik een grote steur, een grote rog, een snotolf, een zalm(moot) en een grote kabeljauw afgebeeld. Intrek optimaliseren De nieuwe onderzoeksfase richt zich geheel op het gedrag van zalm en zeeforel bij het passeren van de sluizen. Wanneer trekken die vissen naar binnen? Wat zijn daarvoor de gunstigste condities? Zijn die omstandigheden na te streven of te benaderen door middel van een uitgekiend spuiregime? Dat soort vragen moet nu worden beantwoord. Breukelaar legt uit wat het verband is met het kierbesluit: Zalm en zeeforel volgen, als ze op weg naar hun paaiplaatsen in de buurt van land komen, een lokstroom van zoet water. Ze trekken dus alleen naar binnen tijdens het spuien. Dat lijkt op het eerste gezicht los te staan van het inlaten van zout water. Maar zo gefragmenteerd mag je de situatie bij de Haringvlietsluizen niet benaderen. Je moet het totaalbeeld zien. Herstel van een zoet-zoutovergang en een zekere terugkeer van het getij hebben een positief effect op het gehele ecosysteem. Tal van andere vissen en organismen hebben juist wél een vloedstroom nodig om binnen te komen. In de nieuwe situatie waarin het inlaten van zout water ook een effect heeft op het volume dat weer naar buiten moet moeten we de intrekkansen voor zalm en zeeforel zo goed mogelijk benutten. Daarom willen we weten wat voor die vissen de gunstige stroomsnelheid is. Door te spelen met de schuiven van de sluizen kunnen we die gunstige Ik kwam geen soorten tegen die we nog niet kenden. Dat was in zekere zin dus een geruststellende check, ook al zegt die indicatie niets over de verhoudingen tussen de populaties van de soorten. Referentiesoortenlijst De eerste stap om de maatlat te construeren was het opstellen van een referentiesoortenlijst, ontleend aan de historische gegevens. Jager legt uit dat daarbij al direct een goed fundament is gelegd voor het toekomstig gebruik van de maatlat voor het signaleren van relaties tussen de samenstelling van de visgemeenschap en bepaalde menselijke invloeden op het watersysteem. We hebben de vissoorten verdeeld in zogeheten ecologische gilden, dat zijn categorieën die worden bepaald door de functie die het gebied voor die specifieke groep vissen vervult. Diadrome soorten bijvoorbeeld gebruiken het overgangswater voornamelijk of uitsluitend om doorheen te trekken. Deze soorten zijn het gevoeligst voor fysieke barrières zoals dammen, sluizen en stuwen. Daartegenover heb je de estuarien residente soorten die permanent in het overgangswater verblijven en op de eerste plaats gevoelig zijn voor de waterkwaliteit. Voor de marien juveniele soorten dient het overgangswater als kinderkamer. Zij hebben baat bij ondiep water en voldoende voedsel. De mariene seizoensgasten maken slechts kort gebruik van het estuarium voor voortplanting en/of foeragering, maar zijn karakteristiek. Voor de maatlat hebben de residente soorten de grootste betekenis, omdat ze het meest zeggen over de permanente toestand van het gebied; dan volgen de diadrome soorten en de kinderkamersoorten en tot slot de seizoensgasten. Voorlopige scores De voorlopige referentiesoortenlijst telt tien diadrome soorten, dertien estuarien residente soorten, tien marien juveniele en vijf soorten seizoensgasten. In vier kleurige tabellen, één voor elk gilde, schetst Jager voor het Eems-Dollardestuarium, de omstandigheden creëren en deze per tij zo lang mogelijk laten duren. Eén spuigat open geeft een grotere stroomsnelheid dan zeventien gaten open, maar levert óók een smallere stroombaan op, dat zal duidelijk zijn. Bovendien beïnvloedt de hefhoogte van de schuiven het patroon van de stroming. Optimale condities In 2002 zijn voor dit onderzoek twee meetstations in de spuisluizen ingericht met antennes in de spuiopeningen. Zo zijn de effecten van verschillende schuifstanden permanent te vergelijken. We hebben tot nu toe ontdekt dat zalm en zeeforel minimaal 1,5 meter per seconde tegenstroom moeten hebben, willen ze worden geprikkeld om binnen te komen. Stroomt het water harder dan 3,5 meter per seconde, dan kunnen ze er niet meer tegenop. Voor een uitgekiend eindbeeld over de precieze effecten van het spuibeheer op de visintrek is het te vroeg. De komende jaren willen we nog zo n 150 vissen van zendertjes voorzien. Ook als de sluizen eenmaal op een kier staan, zullen we nog wel een paar jaar bezig zijn met het meten en vergelijken van de effecten. Het toelaten van zout en getij verloopt immers op een lerende manier en ongetwijfeld zullen alle belanghebbenden de gegevens die wij genereren, nauwlettend controleren. Dat Nieuwe Waterweg en de Westerschelde hoe de vissamenstelling een kwaliteitsindicatie kan geven van de ecologische toestand. De maatlat is opgebouwd uit een aantal metrieken, ofwel meetbare eenheden. De metriek diadrome soorten is er een van gevoelig naar taai. De steur bijvoorbeeld is een kwaliteitsgevoelige soort, de stekelbaars daarentegen is taai, daartussen hebben de acht andere soorten van de referentiesoortenlijst elk hun plaats in de rangorde. In deze metriek scoort de Nieuwe Waterweg hoog, namelijk zo n 80 tot 90 procent van de referentie. Eems-Dollard en Westerschelde komen op respectievelijk 70 en 60 procent. Die hoge waarde voor de Nieuwe Waterweg lijkt vreemd, gezien het industriële karakter van de omgeving van dit water, maar bedenk wel dat trekvissen op de eerste plaats moeten kunnen trekken en wat dat betreft is de Nieuwe Waterweg nog steeds een monding van het Rijnstroomgebied zonder barrières tot ver landinwaarts. De waterkwaliteit doet er bij trekvissen in beginsel minder toe. Ze eten niet of nauwelijks. Als er maar voldoende zuurstof aanwezig is, redden ze het wel. Wat overigens niet wil zeggen dat trekvissen niet door verontreinigd water worden beïnvloed. De resultaten voor de andere gilden geven een heel ander beeld. Jager wijst bijvoorbeeld op de metriek voor residente soorten, waarvoor de Nieuwe Waterweg juist het laagst scoort (tussen de 40 en 50 procent), de Westerschelde iets minder laag (60 tot 70 procent) en het Eems-Dollardestuarium matig (70 procent). Jager: De residente soorten zijn trouw aan hun plaats en daardoor volledig afhankelijk van wat het estuarium te bieden heeft. Maar ze zijn ook gebonden aan de milieucondities in het estuarium. Zijn die condities te slecht, dan kunnen ze niet naar elders trekken. De meeste estuariene soorten zijn behoorlijk taai en goed bestand tegen schommelingen in temperatuur of zoutconcentratie. Voor die factoren zijn ze geen goede indicator. Voor toxische stoffen zijn ze echter wel gevoelig. zijn behalve de waterbeheerder ook de waterwinbedrijven, de natuurorganisaties en de binnenvisserij. Breukelaar gaat er niet vanuit dat zijn onderzoek reden kan zijn om genoegen te nemen met een optimale visintrek en maar helemaal van de optie getemd getij af te zien. Aan dat verre doel getemd getij denk ik nog niet. Het heeft geen zin nu al te speculeren over een soort optimum tussen het eerste voorzichtige kiertje en getemd getij. Doel is en blijft zoveel mogelijk visintrek en dat wordt in geen geval bereikt in deze eerste fase van een voorzichtige kier. Meer informatie: André Breukelaar, RIZA, A.Breukelaar@riza.rws.minvenw.nl Implanteren van een zender Doordat ze het hele jaar min of meer op dezelfde plaats blijven, accumuleren ze in hun weefsel de milieuvreemde stoffen die in water en bodem voorkomen. In de metriek voor de kinderkamersoorten hebben de Westerschelde en de Nieuwe Waterweg een gedeelde plaats matig tot goed (80 procent), terwijl het Eems-Dollardestuarium matig scoort (70 procent). Hierbij plaatst Jager een kanttekening: Het gaat hier om opgroeiende larven en juvenielen van commercieel geëxploiteerde Noordzeesoorten als haring, kabeljauw en schol. De gemeten abundantie van deze soorten zal altijd sterk worden beïnvloed door processen en activiteiten (zoals visserij) op de Noordzee. Daarmee moeten we bij het opstellen van de maatlat rekening houden. De metriek voor de seizoensgasten ten slotte laat zien dat de Nieuwe Waterweg matig tot slecht scoort (60 procent) en de beide andere riviersystemen zeer slecht (20 procent). Jager: Ook hier is voorzichtigheid op z n plaats bij het interpreteren. We hebben in deze groep te maken met geep, ansjovis, sprot, snotdolf en harder. Die gasten komen alleen en dan ook nog gedurende een korte periode wanneer de omstandigheden gunstig zijn, voor voortplanting of om te foerageren. Dat betekent dat je grote kans loopt ze te missen in de monitoring, als je het visonderzoek niet secuur op die gunstige omstandigheden afstemt. Deze metriek krijgt dus meer betekenis voor de maatlat naarmate het visonderzoek frequenter en over langere perioden plaatsvindt. Wensen Om de maatlat compleet te maken zijn nog méér gegevens nodig, onder andere over de hoeveelheden waarin de verschillende vissoorten voorkomen. Deze gegevens kunnen onvoldoende worden geput uit het visonderzoek dat tot nu toe is uitgevoerd en dat geen rekening hoefde te houden met specifieke KRW-wensen. Ook de puzzel over de mate waarin menselijke activiteiten specifieke vissoorten verstoren, vergt meer tijd en studie. Dat dijken, dammen, inpolderingen, elektriciteitsproductie, garnalenvisserij, chemische industrie, scheepvaart, baggeren en zo meer, invloed hebben op vissen, verbaast niemand. Maar voor een goed onderbouwde maatlat en voor metrieken die de score daarop moeten aangeven, heeft intuïtie weinig waarde. Met de gildenbenadering zijn we al wel een goede weg ingeslagen, maar het wordt nog een hele uitdaging om de relaties te kunnen vaststellen tussen afzonderlijke antropogene invloeden en het vóórkomen in bepaalde hoeveelheden van bepaalde vissoorten. Vissen integreren namelijk een heleboel verschillende effecten. Je hebt veel gegevens over een behoorlijk lange periode nodig om wetenschappelijk verantwoord te kunnen aangeven welke van die op elkaar inwerkende invloeden het meest bepalend is. Jager wijst in dat verband op de aandacht die onlangs in het wetenschappelijk tijdschrift Nature is besteed aan de invloed van de zogenaamde Noordatlantische oscillatie (systeem van periodieke schommelingen in atmosferische drukverschillen tussen polaire en subtropische luchtmassa s) op het gedrag van vissen in estuaria. Die factor zou wel eens een veel grotere invloed kunnen hebben op wat we meten dan al die menselijke invloeden bij elkaar. Dit willen we nog nader analyseren. Waarmee is gezegd dat een maatlat waarmee goed kan worden gewerkt, toch nooit helemaal klaar is. Meer informatie: Zwanette Jager, Z.Jager@rikz.rws.minvenw.nl

4 4 Zoet-Zoutcourant nummer 4 mei 2004 Wat zoekt een vis in het estuarium? Joachim Maes, wetenschappelijk onderzoeker aan het Laboratorium voor Aquatische Ecologie van de Katholieke Universiteit Leuven heeft een vurige wens: Wat we uit puur wetenschappelijk ecologisch onderzoek weten over het migreren van vissen, zou ik graag koppelen aan de inzichten over de dynamiek en het hydrologisch en morfologisch functioneren van het estuarium. Dan zouden we bijvoorbeeld de verschillende delen van het Schelde-estuarium nauwkeurig kunnen inkleuren voor een uitgekiend ecologisch beheer. De schutsluis als vispassage De aandacht voor trekvissen concentreert zich doorgaans op de grote rivieren en op barrières zoals de Afsluitdijk, maar hoe is het gesteld met de kleinere intrekmogelijkheden waarvan er in Groningen en Friesland zoveel zijn? George Wintermans van Wintermans Ecologenbureau heeft dat onderzocht. Hij ontdekte dat trekvis vooral bij Noordpolderzijl, Lauwersoog, Nieuw Statenzijl, Roptazijl en Harlingen, naar binnen wil. Maar met uitzondering van Roptazijl ontbreekt het juist daar aan goede visintrekvoorzieningen. Het onderzoek leidde tot een reeks aanbevelingen voor het anders omgaan met de spuisluizen. Sluisbeheerders die proeven nemen met aangepast spuibeheer, scoren verbluffende resultaten. Er wordt zelfs al eens exclusief voor vissen geschut. In 2001, 2002 en 2003 stond elk voorjaar een legertje vrijwilligers met een kruisnet klaar om vissen te tellen. Tussen half februari en eind mei gingen zij eens per week op een afgesproken tijdstip naar hun stekkie om mee te doen aan het onderzoek dat estuarien ecoloog Wintermans in opdracht van het RIKZ en samen met de provincies, waterschappen, natuurorganisaties en hengelsportverenigingen uitvoerde. Op 22 plekken tussen Den Helder en Nieuw Statenzijl lieten zijn hun totebel een kruisnet van een meter in het vierkant, uitlopend in een trechter met uiterst fijne mazen zakken in het water vóór een gemaal, uitwateringsluis of spuisluis. Vijf minuten moesten zij vervolgens wachten, het net dan met een snelle beweging ophalen en daarna uitzoeken wat ze precies hadden opgevist. Al deze handelingen moesten ze minimaal drie keer herhalen, dan mochten ze weer naar huis. Alles bij elkaar zijn er ruim vissen gevangen, vatte Wintermans de uitkomsten van het onderzoek samen. In 2001 ging het om exemplaren, het jaar erop om en het laatste jaar om vissen. Het gros van de vangst bestond uit trekvis, en dan vooral driedoornige tekelbaars (55,5%) en glasaal (35,8%). Op de derde plaats eindigde ook een trekvis: spiering, maar wel in beduidend geringere aantallen. Deze vis van grotere wateren liet zich alleen bij de grote lozingspunten zien, zoals Harlingen, Lauwersoog en Nieuwe Statenzijl. Zijn aandeel bedroeg 3,4 procent. Het restant bestond uit estuariene soorten zoals bot, grondel en kleine zeenaald (samen goed voor 3,1%), zeevis (1,5%) en uitgeslagen zoetwatervis die weer probeerde achter de dijk te komen (0,5%). Rekenwerk Bij het vergelijken van de vangstcijfers per locatie viel het Wintermans op dat de Friese kust eruit sprong, met Harlingen, Roptazijl, en Zwarte Haan als uitschieters, terwijl ook Noordpolderzijl boven het gemiddelde scoorde. Dat is ook wel te verklaren, want hier hebben we te maken met plekken aan grote wadgeulen waar veel zoet water wordt geloosd. Om die reden verwachtte hij dat ook Delfzijl hoog zou scoren, maar dat pakte anders uit. Er is daar weinig gevangen, ondanks het feit dat er vier grote zoetwaterlozingspunten liggen. Zijn veronderstelling is dat de vissen het Zeehavenkanaal van Delfzijl negeren en doorzwemmen naar de Eems en de Dollard. Wintermans heeft de uitkomsten ook nog omgerekend naar de grootte van de lozingsopening om de ongelijkheid tussen de grote en kleine locaties op te heffen. Het ligt immers voor de hand dat je met een netje van een vierkante meter in een groot water minder vangt dan in een geultje dat nauwelijks breder is dan het net. Aldus omgerekend ontstond er een nieuwe rangorde, die het belang van de grote lozingspunten voor de visintrek onderstreepte. Harlingen, Lauwersoog, Delfzijl en Nieuw Statenzijl stegen in importantie. Het probleem is nu dat bij belangrijke intreklocaties als Harlingen, Zwarte Haan, Lauwersoog, Noordpolderzijl, Delfzijl en Nieuw Statenzijl, nauwelijks of geen mogelijkheden voor vissen zijn om naar binnen te trekken. Weliswaar liggen bij grote lozingslocaties schutsluizen, maar die staan slechts af en toe eventjes open. Toch is er verandering op til, schetst Wintermans. Ik merk bij de beheerders van schut- en spuisluizen en dat zijn de provincie of het waterschap dat de knop om is. De vrees voor zout is minder groot dan hij altijd is geweest. Men is bereid het beheer iets aan te passen, zodat een spuisluis tijdens opkomend water wat langer open mag blijven staan. Met het begin van de vloed zwemt meteen veel vis naar binnen. Dat hebben recente experimenten met aangepast beheer laten zien. Dergelijke proeven voert Wintermans ook uit met de spuisluizen van Lauwersoog, Delfzijl (Duurswold) en Nieuwe Statenzijl. De resultaten zijn fascinerend. Binnen twintig minuten kunnen tienduizenden vissen via de spuisluizen naar binnen zwemmen. Bij Nieuw Statenzijl hebben we ook al eens loze schuttingen uitgevoerd om de visintrek te bevorderen. Dan laten we de schutkom puur als vispassage dienst doen. Je zet de deuren aan de zeezijde een eindje open en laat het zoete water eruit stromen. De vissen die de schutkom inzwemmen worden vervolgens geschut naar het binnenwater. Meer informatie: George wintermans: g.wintermans@wxl.nl Maes heeft in de voorbije jaren veel onderzoekservaring in het Scheldestroomgebied opgedaan met een analyse van de vissoorten die per seizoen in het estuarium voorkomen. Het aanvankelijke doel daarvan was na te gaan welke soorten schade of hinder ondervinden van het koelwater van elektriciteitscentrales. Het vervolgonderzoek moet aan het licht brengen wat de migratiedynamiek is van jonge vis die enige tijd in het estuarium verblijft en daarna weer voor de zee kiest en vooral ook waaróm vis dat doet. Uit onze eerste inventarisatie bleek dat het visbestand in brak water voornamelijk bestaat uit jonge vissen van 3 tot 4 maanden oud. Het zijn mariene vissen zoals haring, diverse soorten platvis, wijting, kabeljauw, grondeltjes en ook veel garnaal. Al die soorten paaien ergens in de winter en de lente voor de Nederlandse en Belgische kust. Zodra de larven een beetje kunnen zwemmen, trekken ze naar de rivieren. Dat is echt een seizoengebonden migratiegolf. Garnalen doen dat net na de zomer, in september en oktober komen de jonge grondeltjes door, terwijl soorten als haring, wijting en kabeljauw vooral in de winter komen. Soorten die alleen maar tussen zoet en zout migreren, vinden we vooral in de lente. Biochemisch logboek Maes wilde veel meer weten dan de resultaten van deze inventarisatie. Bijvoorbeeld: hoeveel procent van de vispopulatie tijdens de levenscyclus gebruik maakt van het estuarium. Zijn dat er negen of maar één van de tien? In het eerste geval is de conclusie dat het estuarium in die levenscyclus een belangrijke rol speelt, in het tweede geval is die rol maar zeer beperkt. Het project dat aan de hand van onderzoek naar het gedrag van grondels antwoord op die vragen moet geven, loopt inmiddels twee jaar. We weten dat de jonge grondels massaal ergens in de zomer vanuit de zee de Schelde opzwemmen, enkele maanden daar blijven, dan vóór de winter terugkeren naar zee waar ze op dieptes van meer dan vijf meter verblijven en dan in het voorjaar naar het strand trekken om te paaien. Zouden grondels grote vissen zijn, dan zouden we in een aantal daarvan zendertjes kunnen plaatsen om ze te kunnen volgen, maar zo n visje is niet meer dan zo n zes centimeter lang. Daar past geen zendertje in. Daarom passen we een laboratoriummethode toe, namelijk het uitlezen van het biochemische logboek dat is opgeslagen in de gehoorsteentjes van de vissen. Maes legt uit hoe dat werkt. De methodiek is gebaseerd op het principe dat je in zekere zin bent wat je eet. Veel stoffen die in het water zitten, komen in het weefsel van vissen terecht. In het gehoorsteentje van een vis, de zogenaamde otholiet, gaat dat op heel bijzondere wijze. Zo n steentje groeit, net als een boom, periodiek ringsgewijs aan. Het calcium dat daarvoor nodig is komt uit het water. Maar af en toe maakt het organisme een fout en neemt in plaats van calcium een atoom strontium, barium of magnesium op. Dat zijn elementen die chemisch sterk op calcium lijken. Nu verschilt de concentratie van die sporenelementen sterk tussen zoet en zout water. Dat leidt ertoe dat in zoet of brak water minder afwijkende atomen in de aanwas van het otholiet worden opgenomen dan in zout water. Als je de opbouw van zo n otholiet analyseert, kun je vaststellen of en wanneer de vis in zout of brak water is geweest. We vangen tijdens de paaitijd voor de kust een aantal grondels, halen daar de otholieten uit en bombarderen die met elektronen. Aan de hand van het stralenspectrum dat terugkaatst, kunnen we zien of de groeiringen een patroon hebben dat verraadt of vis tijdens zijn leven wel of niet in het estuarium is geweest.' Overleven Op deze wijze is het mogelijk de levensgeschiedenis van individuele vissen te achterhalen of te reconstrueren. Het onderzoek is nog niet zo ver gevorderd dat al in procenten kan worden uitgedrukt Gehoorsteentje hoeveel grondels van het estuarium gebruik maken. Inmiddels is echter een nieuwe vraag gerezen: wat zoeken die vissen in dat brakke water? Maes: De eerste gedachte is natuurlijk dat we moeten zoeken naar een groot voordeel. Ga maar na: een grondel die paait voor de kust van De Panne moet 50 kilometer zwemmen naar de Schelde-monding. Grondels zijn niet zulke beste zwemmers. Die tocht kost ze dus heel wat energie. Vervolgens moeten ze nog eens tientallen kilometer afleggen om bijvoorbeeld in het Land van Saeftinge te komen. Alles bij elkaar kost die trek de vissen zo n 80 procent van hun energiebudget. Daar moet dan wel heel veel tegenover staan! De voor- en nadelen van de migratie naar een estuarium worden bestudeerd met modellen waarin we een kunstmatige habitat aanbieden dat zo gunstig mogelijk is voor het energiegebruik en het aantal nakomelingen. Met deze oefening hebben we kunnen vaststellen dat vissen liever een beetje minder wegen en minder eieren produceren dan dat ze opgegeten worden. De kans om prooi te worden van roofvis is op zee een stuk groter dan in een kinderkamer van het estuarium, vooral tijdens de eerste twee drie maanden van het leven. Als we over een periode van één jaar de eindafrekening maken, blijken grondels die gebruikmaken van het estuarium tien maal zoveel overlevingskans te hebben dan grondels die op zee blijven. Maar pas op met eindconclusies! Grondels die op zee blijven hebben weliswaar meer kans om opgegeten te worden, maar ze hebben ook veel meer energie en meer eieren, dus ook een groter nageslacht. Wat uiteindelijk voor het overleven van de soort het gunstigst is, kunnen we nog niet definitief zeggen. Liever kennis toepassen Vissen maken natuurlijk niet bewust de keuze tussen de ene of de andere strategie. In hoeverre is de migratiedynamiek evolutionair bepaald en welke andere factoren bijvoorbeeld verstoring door menselijke activiteiten hebben invloed? Vragen te over voor nog veel meer onderzoek. Maes zou in de komende jaren echter liever een meer toegepaste vorm van wetenschap beoefenen. We zijn nu zeer wetenschappelijk bezig. Liever zou ik onze modelinformatie en de gegevens die we uit de migratiedynamiek onttrekken, op de een of andere manier ruimtelijk willen aangeven in het watersysteem. We zouden zones kunnen aangeven oplopend van weinig belangrijk tot extreem belangrijk, zodat we de waarden van de diverse onderdelen van het estuarium voor vis zouden kunnen inkleuren. Ik denk dat daar een gewillig gehoor voor is te vinden, maar dat vergt nog veel onderzoek en samenwerking met mensen die ons meer kunnen vertellen over de dynamiek en morfologie van het systeem. Daar wordt al wel een beetje aan gewerkt, maar er is nog te weinig uitwisseling tussen hydrologen aan de ene en hydrodynamici aan de andere kant. Meer informatie: Joachim.Maes@bio.kuleuven.ac.be Brakwatergrondel

5 Zoet-Zoutcourant nummer 4 mei Dick Vethaak: Over overgangswateren willen we veel meer weten Onderzoek visziekten afgerond Van overgangswateren is veel minder bekend dan van zoet water en de zee. Dat is op te maken uit het eindrapport dat het RIKZ in januari publiceerde over het onderzoek naar de oorzaken van ziekten onder vissen bij spuisluizen. Tussen 1988 en 2001 onderzochten RIKZ-medewerkers Dick Vethaak, Johan Jol en Jan Pieters botten op gezondheidsparameters. Op de platformdag verzorgde Vethaak een preview op het eindrapport. Het begon volgens Vethaak in 1987 met een alarm van sport- en beroepsvissers. Zij vingen in de Waddenzee bij Den Oever regelmatig botten met huidzweren en vinrot. Die aandoeningen waren al aan de buitenkant te zien. Dat signaal is natuurlijk onmiddellijk opgepakt. Binnen het jaar kreeg het RIKZ van de Rijkswaterstaatdirecties Noord- Nederland en Noord-Holland opdracht om de visziekten in de Waddenzee te inventariseren. Vooral de situatie rondom de spuisluizen in de Afsluitdijk gaven we aandacht, want we veronderstelden een verband tussen de visziekten en de sterke zoetzoutschommelingen bij de spuisluizen. We moesten niet alleen de verschillende ziekten in kaart brengen en de oorzaken aan het licht brengen, maar ook nagaan wat het effect was van te nemen beheersmaatregelen. Al in het eerste jaar konden de onderzoekers de alarmerende observaties van de vissers met cijfers bevestigen. Buiten de spuisluizen in de Afsluitdijk bleek 20 tot 50 procent van de botten door huidaandoeningen aangetast. Bij de afwateringssluizen van het Lauwersmeer, Harlingen en de Dollard gold dat voor 5 procent van de botten. Dat is aanzienlijk minder dan bij de Afsluitdijk, maar toch significant meer dan in natuurlijke estuaria en in zout of zoet water, waar minder dan 2 procent huidzweren bleek te hebben. De gedachte aan een relatie tussen visziekten en de schoksgewijze wisseling tussen zoet en zout water aan de zeezijde van een spuisluis werd daarmee bevestigd. Het lag voor de hand dat onmiddellijk een discussie ontstond over mogelijkheden om met een aangepast spuibeheer iets aan die abrupte overgangen te doen. Stress Tussen 1991 en 1993 zijn experimenten met het spuiregiem uitgevoerd, waarna het RIKZ in1994 weer een onderzoek instelde. Vethaak: Daaruit bleek dat die maatregelen een gunstig effect hadden op het aantal zieke vissen, wat niet wil zeggen dat daarmee het hele probleem was verklaard. In de voorafgaande jaren was immers ook al een verbetering opgetreden als gevolg van de verbetering van de chemische toestand van water en bodem. Maar er ligt wél een verband tussen die verschillende factoren. Uit ons onderzoek blijkt dat zowel huidziekten als inwendige aandoeningen worden veroorzaakt door bepaalde bacteriologische en chemische milieuverontreinigingen. Maar wanneer vissen ook nog onder stress leven, zijn ze daar veel vatbaarder voor. Opeenhoping van stressfactoren tast hun afweersysteem aan. Vethaak noemt de belangrijkste stressfactoren: Allereerst is er de intrekbelemmering. Bot wordt gedwongen langdurig in een ongunstig milieu aan de buitenkant van de spuisluizen te verblijven. Dat milieu is ongunstig door de al genoemde abrupte en extreme schommelingen in zoutgehalten, die zogenaamde osmotische stress veroorzaken en het immuunsysteem verzwakken. Dan is er nog het effect van een beperkt voedselaanbod en mogelijk zuurstofloze perioden, terwijl als gevolg van visserijactiviteiten en het turbulente water in de spoelkokers de beschermende slijmlaag van de vis kan zijn beschadigd. Verdere verbetering Zoals gezegd is sinds 1988 de situatie sterk verbeterd. Het percentage botten met huidzweren voor de spuisluizen van de Afsluitdijk is teruggelopen van gemiddeld 30 naar 10 procent. Andere onderzochte huidziekten zijn bijna tot een natuurlijk niveau teruggezakt, namelijk minder dan een half procent, of zelfs zo goed als verdwenen. Het is volgens Vethaak mogelijk de negatieve invloed van de spuisluizen en de barrières tussen zoet en zout nog meer te compenseren. Ik denk dan op de eerste plaats aan de verbetering van de (in)trekmogelijkheden voor bot en het nog verder verbeteren van de milieucondities in de spuikommen en de directe omgeving. Verbetering van de situatie is technisch geen probleem. Voor het Noordzeekanaal zijn al doortrekmogelijkheden voor bot gecreëerd. Verder bepleiten we gericht onderzoek naar de mogelijke invloed die zoet-zoutschommelingen hebben op het gedrag van verontreinigende stoffen. En tot slot adviseren we visziekten bij spuilocaties regelmatig te blijven monitoren. Huidzweren en de bijbehorende littekens bij bot zijn een goede indicatie van de intreksituatie. Ook kan met zulke monitoring worden getoetst of beheersmaatregelen effect hebben. Bevindingen Zelf vindt Vethaak belangrijke bevindingen van het onderzoek de correlatie tussen visziekte en de aanwezigheid van milieuverontreinigende stoffen, en dat vissen aan de buitenkant van de sluizen een grotere biobeschikbaarheid hebben voor contaminanten. Ze nemen er méér van op dan vissen die niet zijn gestrest. Dat is een verschijnsel dat in overgangsgebieden nauwelijks is bestudeerd. Veel van de toxicologie is gericht op het zoete en het zoute milieu, maar wat precies in het overgangsgebied gebeurt, daar weten we weinig van. We weten dat metalen daar bijvoorbeeld andere vormen (speciaties) kunnen aannemen en dat daardoor de beschikbaarheid voor bijvoorbeeld vissen kan worden vergroot. Daarbij komt dat de organismen zichzelf ook fysiologisch moeten aanpassen (osmoregulatie), wat op zijn beurt de gevoeligheid voor stoffen of de opname en uitscheiding van stoffen kan veranderen. Uiteindelijk kan zich dit uiten in een wijziging van de interne stofconcentraties waarboven negatieve effecten optreden. Een van de weinige onderzoeken in die richting heeft uitgewezen dat bijvoorbeeld het effect van cadmium op bot in het overgangswater van de Westerschelde wordt versterkt door blootstelling aan de continue zoutgehalteschommelingen. Vethaak hield een pleidooi voor meer onderzoek in het overgangsgebied. Allereerst is het erg belangrijk dat er een diagnostisch beoordelingsinstrumentarium beschikbaar is om de oorzaken van ecologische problemen boven tafel te krijgen. Als er ergens iets aan de hand is met de vispopulatie, moet je nagaan of de vistrappen goed functioneren, of er lokale vervuilingsbronnen zijn en of de visserijdruk hoog is. In ieder geval moet je informatie voorhanden hebben om vrij snel te kunnen bepalen: dáár ligt het aan. In het geval er vervuilende stoffen in het geding zijn, wil Vethaak er bio- of eco-assays op kunnen loslaten om uit te zoeken welke soorten stoffen aan het werk zijn. Aan dat instrumentarium en die ecoassays geven wij behoorlijke prioriteit, want ik verwacht dat dit de beheerders zal kunnen ondersteunen als er ergens problemen zijn met het halen van de ecologische doelstellingen in de KRW. Meer informatie: Dick Vethaak, RIKZ, a.d.vethaak@rikz.rws.minvenw.nl Wratzweer foto: RIKZ. Bot met zweren Van zout naar zoet met Alie de Paling Als kinderen zelf ervaren wat er onder water gebeurt, vergeten ze dat nooit meer. Het IVN (Vereniging voor natuur- en milieueducatie) plaatst het spel- en belevingselement centraal bij watereducatie. In het waterspel Alie de Paling gaat op reis spelen zoet-zoutovergangen een belangrijke rol. Hoi, ik ben Alie en ik ben een paling. Ik wil jullie graag wat vertellen over mijn leven in het water. Zo begint het educatieve bordspel Alie de Paling gaat op reis. Onderweg van de zoute Sargassozee naar zoete Nederlandse wateren en vice versa, beleeft Alie een complete zoet-zoutervaring: hij komt spuisluizen, lokstromen, natuurvriendelijke oevers, vistrappen, gemalen en visvijzels tegen. Het spel lijkt op het bekende ganzenbord, maar dan met een paling in de hoofdrol. Zo betekenen dichte sluisdeuren een beurt wachten, levert het gemak van een visvijzel een extra beurt op en betekent de vangst door een palingvisser opnieuw beginnen. Wie als eerste terug is in de Sargassozee, heeft gewonnen. Het spel is ontwikkeld door het IVN Consulentschap Groningen voor de regio s Eems (Oost- Groningen) en Lauwersland als aanvulling op het educatieve lespakket Watch voor kinderen van 8 tot 12 jaar. Het spel biedt de leerlingen een nadere kennismaking met zoet-zoutovergangen, migratiemogelijkheden, obstakels en kunstwerken in hun eigen regio. Foto: Arjan Woertink Daarnaast is het spel opgenomen in het Watch-DoeBoek, een gevarieerd vakantieboek over water, gevuld met allerlei onderzoekjes, activiteiten, puzzels en spelletjes. Het DoeBoek verschijnt nog voor de zomervakantie in de beide noordelijke regio s. Meer informatie: IVN, landelijk steunpunt Watch, tel

6 6 Zoet-Zoutcourant nummer 4 mei 2004 Herstel zoet-zoutovergang in het belang van de paling Sinds enkele jaren zijn de tekenen overduidelijk dat het slecht gaat met de paling. De afgelopen halve eeuw vond het dier steeds meer hindernissen op zijn weg van poldersloot naar zee: dijken en dammen in de zeegaten, sluizen en gemalen, maar ook de toenemende verstening van de oeverzone. Die barrières gelden ook voor de glasaal die in omgekeerde richting Nederland binnenkomt. Daarnaast wordt er kennelijk meer aal weggevist dan er in de jaarlijkse cirkelgang bijkomt. Frans van den Berg, beleidsmedewerker binnenvisserij bij de directie Visserij van het ministerie van LNV pleitte er op de jongste platformdag voor om alles te doen wat mogelijk is om de neergang van de paling te stoppen. Hij ziet onder meer kansen in het herstel van zoet-zoutovergangen. foto: RIVO. Glasaal Er zijn dingen van de paling die we niet weten. Zoals hoe hij zich precies voortplant in dat deel van de Atlantische Oceaan dat de Sargassozee heet. En hoe hij kans ziet om een plas water te bereiken die niet in verbinding staat met een beek of rivier. Maar we weten wel dat het de laatste tijd snel bergafwaarts gaat met de paling, vertelt Van den Berg. En we weten ook dat daar een scala aan oorzaken aan ten grondslag ligt. Overbevissing en migratieproblemen, om een paar belangrijke te noemen. De jacht op paling begint volgens hem al voor de Europese kust als de jonge paling dan nog glasaal geheten op weg is van zijn geboortegrond naar het zoete water waar hij zal uitgroeien tot de zwarte glibberige aaseter zoals de meeste mensen hem kennen. Vooral in Spanje, Portugal en Frankrijk is glasaal een lekkernij en wordt hij in groten getale gevangen. Van den Berg schetst een bijna onmogelijk vervolg van de trek. Ongeveer vijf (!) procent weet aan de netten te ontkomen. Het deel daarvan dat kiest voor Nederlands zoet water, stuit al direct op het volgende probleem. Alleen bij Vlissingen en Hoek van Holland kan glasaal vrijelijk naar binnen, op alle andere plekken liggen blokkades, zoals de Afsluitdijk of de sluizen bij IJmuiden. Gelukkig gaan die sluizen, ook die in de Afsluitdijk, nog wel eens open, dus het glas glipt nog wel naar binnen, maar een deel van de glasaal lukt het uiteindelijk niet om deze zoet-zoutbarrière te overwinnen. Eenmaal op binnenwater zoekt een paling het liefst ondiep water op, vandaar zijn voorkeur voor boezemwateren, poldersloten en andere watergangen. Maar die zijn door ons ingewikkelde waterhuishoudkundig systeem op hun beurt ook afgesloten, nu door dijken, gemalen en uitwateringssluizen. Het probleem daarvan is dat het beheer de laatste jaren is geautomatiseerd, zodat ook de laatste lekstroompjes zijn opgedroogd. Palingen ziet daardoor geen kans meer deze laatste hindernis te nemen. Aalherstelplan Het geheel overziend zegt Van den Berg dat de palingstand op de grote rivieren nog behoorlijk is en op het IJsselmeer nog redelijk, zij het dat de druk van de visserij hier hoog is. Maar voor de rest is het zorgelijk gesteld met de palingstand. Dat was enkele jaren geleden aanleiding voor het ministerie van LNV om samen met de visserijsector en het RIZA een Aalherstelplan op te stellen. In 2002 heeft dat geleid tot een brief aan de Tweede Kamer waarin werd aangegeven dat het noodzakelijk is de visserijdruk te beperken en migratiebeperkingen op te heffen. Omdat de problematiek grenzen overschrijdt (grootschalige glasaalvisserij in Zuid-Europa), is de inzet dat er een Europees aalherstelplan komt. Dit Europese plan is bepalend voor de uitwerking van bestandsbeschermende maatregelen in Nederland. Volgens Van den Berg heeft het zin om, vooruitlopend op Europese stappen, nu al aan de slag te gaan. Vooral aan het probleem van de migratiebeperking kan met simpele aanpassingen iets worden gedaan. Bij Den Helder bijvoorbeeld heeft een aalgoot bij het gemaal naar het Noord-Hollands Kanaal laten zien dat deze barrière valt te omzeilen. Toch geeft hij de voorkeur aan oplossingen die aansluiten bij het natuurlijk intrekgedrag van de glasaal. Aal is niet, zoals sommige andere trekvissen, geneigd om tegen een zoete lokstroom van een aalgoot in te zwemmen, maar wacht op de vloedstroom en laat zich daarmee naar binnen voeren. Waterbeheerders kunnen op dit gedrag inspelen door de rinkets (waterdoorlaatschuiven) van sluisdeuren na de kentering van het tij even open te laten staan. Het beetje zout dat daardoor mee naar binnen komt, is wel weer te lozen. Hij vindt het nu zaak om de beheerders van sluizen, gemalen en stuwen zoveel mogelijk van alle beschikbare kennis te voorzien, ook al is niet met zekerheid vast te stellen in hoeverre herstel van migratiemogelijkheden bijdraagt aan het herstel van de palingstand. Misschien helpt het wel geen zier en blijkt later dat andere oorzaken, zoals de vervuiling met pcb s of een verandering in zeestromingen verantwoordelijk zijn. Maar we moeten het wel doen, want het staat er slecht voor met de paling en de neergang is nog niet gestopt. Meer informatie: Frans van den Berg: f.g.e.van.den.berg@minvenw.nl Oplossing migratieproblemen vereist kennis van vis De problemen rond onnatuurlijke, harde zoet-zoutovergangen vragen om oplossingen. Visexperts van het Nederlands Instituut voor Visserij Onderzoek (RIVO) stellen dat kennis van vissen en hun gedragingen daarvoor een eerste voorwaarde is. Technische beheersmaatregelen zoals aanpassing van een spuiregime moeten immers effectief zijn, zeker wanneer aan die maatregelen een keerzijde zit, zoals zoutbezwaar of hoge kosten. Een presentatie van Erwin Winter en Willem Dekker over dit onderwerp tijdens de laatste platformbijeenkomst begint dan ook met een analyse van de wijze waarop verschillende vissoorten het estuarium gebruiken. Winter toont een figuur waarin in één oogopslag zichtbaar is voor welke vissoorten het estuarium een corridorfunctie heeft, voor welke soorten het een habitat is en welke soorten van beide functies gebruik maken. De verschillende functies stellen heel andere eisen, legt Dekker uit. Zalm, zeeforel en spiering bijvoorbeeld zijn ongeveer gelijksoortige vissen. De zalm komt helemaal uit Groenland en moet op weg naar zijn paaiplaats bovenstrooms alleen even snel door het overgangsgebied heen. Die zuivere corridorfunctie heeft het estuarium ook voor zeeforel, maar spiering is ook in staat om langere periodes in brak en zoet water te leven en zich er zelfs te vestigen. Dat doet hij dan ook. Het IJsselmeer bijvoorbeeld heeft een populatie spiering. Zo heeft elke vis zijn eigen plek in het estuarium. De meeste soorten combineren een mix van corridor- en habitatfunctie. Hele jaar rond Deze vormen van estuariumgebruik hangen volgens Winter en Dekker nauw samen met de zwemprestaties van de vis. Het spreekt vanzelf dat vissen waarvoor het estuarium een belangrijke corridorfunctie vervult, goede zwemmers zijn. Goede zwemmers kunnen intrekken wanneer ze maar willen. Slechte zwemmers moeten selectief gebruik maken van het getij, maar ook goede zwemmers zoals zalm en zeeforel zijn liever lui dan moe. Er is bovendien een verband tussen de intrek van bepaalde soorten en de temperatuur van het water. Zo zie je het hele jaar rond het volgende patroon: eind februari begint de spiering naar binnen te komen, half maart komen ook de driedoornige stekelbaars en de aal. Eind maart is de intrekperiode van spiering voorbij en begint de intrekperiode van fint. Half april voegen de zeeprik en de bot zich daarbij. Een maand later houdt de driedoornige stekelbaars het voor gezien en eind mei stopt de intrek van aal en fint. Begin juni zie je geen zeeprik meer binnenkomen en eind juni is de trek van bot voorbij. De perioden juli-augustus en oktober tot en met december vindt trek plaats van zeeforel en zalm. Van half oktober tot en met december is het de tijd van de rivierprik. Je ziet dat er bijna het hele jaar rond trek is van vis. Selectief getijdentransport Maatregelen om de harde barrières in de zoet-zoutovergangen te verzachten, zijn niet voor alle vissoorten gelijk. Winter en Dekker laten dat zien aan de hand van de zwemprestaties van de diverse soorten. Spiering, aal, driedoornige stekelbaars en bot zijn matige zwemmers. Ze komen af op een zoete lokstroom, maar kunnen niet tegen die stroom in naar binnen, wat zalm en zeeforel bijvoorbeeld wel kunnen. In een intact estuarium kunnen ook matige zwemmers in korte tijd ver komen door selectief gebruik te maken van de getijdenbeweging. Bot bijvoorbeeld die stroomopwaarts wil, graaft zich tijdens afgaand tij in in de bodem. Zodra de vloed begint, gaat hij zwemmen en lift met het instromend water mee. Als de eb doorzet, maakt hij weer een tijstop. Aan de ingang van een afgesloten zeearm of een afgesloten binnenzee geeft dat echter problemen. Aan de zoute kant kan bot met de getijstroom meekomen tot aan de afsluiting. Daar staat echter geen stroom naar binnen. Als de vis toch binnen komt, belandt hij plotseling in stilstaand zoet water. Of die scherpe overgang een probleem vormt, is onduidelijk. Maatwerk De waterbeheerder die met een aangepast sluisbeheer de intrek van vis wil verbeteren, moet volgens Winter en Dekker een goed beeld hebben van het gedrag van vis. Hij moet weten waar en hoe de vis zich voor de spuisluizen ophoudt, in welke periode van het jaar de vis trekt en hoe deze reageert op het manipuleren met de sluisopeningen. Bot verdringt zich niet op één grote kluit vlak voor de spuiopeningen. Een aanzienlijk deel zwemt op wat grotere afstand zoekend rond of verblijft verspreid in de omgeving. Het is dan ook zeker niet zo dat je op de kentering de sluizen maar even een paar minuten hoeft open te zetten om een hele massa bot naar binnen te kunnen laten. We hebben ontdekt dat het succes van intrek niets heeft te maken met de hoeveelheid visaanbod aan de zoute kant, maar bijna uitsluitend met de tijdsduur van het naar binnen kunnen trekken. Zo n situatie kan worden bereikt met inrichtingen die het mogelijk maken om het getij enige tijd echt naar binnen te laten stromen zonder dat zout water zich met het zoete water vermengt, of met aangegast spuibeheer. Het eerste vraagt grote investeringen, het tweede geeft zoutbezwaar, al geldt dat in het geval van bot niet het hele jaar, maar alleen gedurende de maanden april en mei wanneer deze vis trekt. Vroeger werden de spuisluizen in de Afsluitdijk alweer gesloten als het peil aan de zoet kant nog zo n tien centimeter hoger stond dan het buitenwater. Bij de experimenten met een aangepast regime in het begin van de jaren 90 bleven de schuiven openstaan tot aan de kentering. Daar hadden vissen veel baat bij. Maar toen is ontdekt dat op grotere diepte het zoute water al naar binnen begon te stromen, terwijl het zoete water aan de oppervlakte nog stil stond. Omdat in het IJsselmeer nog steeds geen gram zout naar binnen mag, is dat experiment gestopt. Oplossingen Alles overziend leggen Winter en Dekker bij het zoeken naar oplossingen een zwaar accent op maatwerk: Precies nagaan voor welke vis, in welke periode, welke actie van nut kan zijn. Als je dan de omstandigheden in kaart hebt gebracht, is ons devies: laat het getij langdurig, maar mondjesmaat naar binnen komen in plaats van een paar minuten de deuren helemaal open te zetten. En tijdens die periode van intrek moeten de spuiopeningen zo optimaal mogelijk zijn ingesteld. Dat is een kwestie van experimenteren en monitoren Het uitwerken van dit principe tot een werkbare praktijk vraagt om samenwerking met de waterbeheerder en daarvoor is nodig dat deze zijn vrees om zout binnen te laten, omzet in de intentie om creatief mee te denken. De beste oplossingen zijn volgens Dekker goed ontworpen en experimenteel beproefde vispassages. Hij gelooft niet in het effect van het gebruik van schutsluizen voor visintrek. Die hebben geen of nauwelijks een functie. Er zal wel eens wat binnenkomen, maar dat kun je geen serieuze visintrek noemen. Dit is overigens nog wel onderwerp van discussie, want er zijn legio sluismeesters die naar eer en geweten verklaren dat ze de vis wél naar binnen schutten. Zij zien dat als een prima oplossing, terwijl wij denken dat het alleen werkt als er veel vis aanwezig is die niet langs natuurlijker weg naar binnen kan. Als we dat natuurlijke proces kunnen herstellen, kunnen we nog wel eens voor verrassingen komen te staan! Meer informatie en voor een praktisch rekenprogramma hoe snel vissen kunnen zwemmen: Het Platform herstel zoet-zoutovergangen heeft in Herman Wanningen een echte huisdichter gevonden. Wat greep hem het op de laatstgehouden platformdag het meest aan? Isotopenalarm Trekvis Volg je weg Vervolg je trek Sta even stil Eet En zoek je ideale stek Maar, pas op Voor die ene Belg Hij wil je isotoop Ontrafelt je leefpatroon Hij legt je leven bloot Wat je doet, deed En nog wil doen Wie je broer is Je vrouw en je vriendin Vlucht Nu het nog kan Bewaar je geheim Het is isotopenalarm Herman Wanningen

Migratiemogelijkheden voor trekvissen

Migratiemogelijkheden voor trekvissen Indicator 15 juli 2011 U bekijkt op dit moment een archiefversie van deze indicator. De actuele indicatorversie met recentere gegevens kunt u via deze link [1] bekijken. Trekvissen kunnen slechts weinig

Nadere informatie

De Kier, opening van de Haringvlietdam een belangrijke verbetering voor de ecologische status van de Rijn. André Breukelaar.

De Kier, opening van de Haringvlietdam een belangrijke verbetering voor de ecologische status van de Rijn. André Breukelaar. De Kier, opening van de Haringvlietdam een belangrijke verbetering voor de ecologische status van de Rijn André Breukelaar RWS Kierbesluit juni 2000 Haringvlietsluizen -bij voldoende Rijnafvoerook bij

Nadere informatie

Migratiemogelijkheden voor trekvissen, 2018

Migratiemogelijkheden voor trekvissen, 2018 Indicator 19 april 2018 U bekijkt op dit moment een archiefversie van deze indicator. De actuele indicatorversie met recentere gegevens kunt u via deze link [1] bekijken. Trekvissen kunnen vanuit zee of

Nadere informatie

Migratie van salmoniden naar het binnenwater met nadruk op de intrek via de Haringvlietsluizen en de vervolgmigratie op de Maas

Migratie van salmoniden naar het binnenwater met nadruk op de intrek via de Haringvlietsluizen en de vervolgmigratie op de Maas Migratie van salmoniden naar het binnenwater met nadruk op de intrek via de Haringvlietsluizen en de vervolgmigratie op de Maas Tim Vriese (ATKB) In opdracht van : Harriet Bakker (ZN) Inhoudelijk begeleider:

Nadere informatie

v a n b r o n t o t m o n d i n g

v a n b r o n t o t m o n d i n g V i s m i g r a t i e... v a n b r o n t o t m o n d i n g vrije vismigratie van bron tot monding De Noordzee werd ooit geroemd vanwege zijn rijke visstand. Steden werden gesticht en de visserij floreerde.

Nadere informatie

Samen werken aan waterkwaliteit. Voor schoon, voldoende en veilig water

Samen werken aan waterkwaliteit. Voor schoon, voldoende en veilig water Samen werken aan waterkwaliteit Voor schoon, voldoende en veilig water D D Maatregelenkaart KRW E E N Z D E Leeuwarden Groningen E E W A IJSSELMEER Z Alkmaar KETELMEER ZWARTE WATER MARKER MEER NOORDZEEKANAAL

Nadere informatie

Visstand Haringvliet en Voordelta - heden -

Visstand Haringvliet en Voordelta - heden - Visstand Haringvliet en Voordelta - heden - Johan van Giels Bijeenkomst Vissennetwerk 19 mei 2016, Haringvliet Inhoudsopgave Inleiding/achtergrond Materiaal en Methode Soortensamenstelling Omvang visbestand

Nadere informatie

Vismigratie Afsluitdijk

Vismigratie Afsluitdijk Vismigratie Afsluitdijk Ben Griffioen Erwin Winter, Olvin van Keeken, Betty van Os, Marco Lohman, Tjerk en Marinus van Malsen (WON 1),Tomasz Zawadovski, Svenja Schönlau Diadrome vis intrek via afsluitdijk

Nadere informatie

Migratiemogelijkheden voor trekvissen, 2015

Migratiemogelijkheden voor trekvissen, 2015 Indicator 16 juni 2015 U bekijkt op dit moment een archiefversie van deze indicator. De actuele indicatorversie met recentere gegevens kunt u via deze link [1] bekijken. Trekvissen kunnen vanuit zee of

Nadere informatie

4.5 Riviervis. Erwin Winter en Joep de Leeuw, RIVO

4.5 Riviervis. Erwin Winter en Joep de Leeuw, RIVO 4.5 Erwin Winter en Joep de Leeuw, RIVO (erwin.winter@wur.nl) De toestand van veel riviervissen is verbeterd sinds het dieptepunt in de jaren zeventig, maar de visstand is nog ver verwijderd van de situatie

Nadere informatie

edna en monitoring van trek- en estuariene vissen in het NZK Bas van den Boogaard & Martijn Dorenbosch

edna en monitoring van trek- en estuariene vissen in het NZK Bas van den Boogaard & Martijn Dorenbosch edna en monitoring van trek- en estuariene vissen in het NZK Bas van den Boogaard & Martijn Dorenbosch Opbouw presentatie Visgemeenschap in het NZK: (Bas van den Boogaard) - monitoring en visserijtechnieken,

Nadere informatie

Uitwerking maatlatten voor vissen. Marcel Klinge

Uitwerking maatlatten voor vissen. Marcel Klinge Uitwerking maatlatten voor vissen Marcel Klinge Opbouw Wat is er gedaan tot nu? Hoe zien de maatlatten er globaal uit? Natuurlijke watertypen Sterk Veranderde watertypen Kunstmatige watertypen (kanalen)

Nadere informatie

Kwaliteit oppervlaktewater, 2009

Kwaliteit oppervlaktewater, 2009 Indicator 6 maart 2012 U bekijkt op dit moment een archiefversie van deze indicator. De actuele indicatorversie met recentere gegevens kunt u via deze link [1] bekijken. De meeste waterlichamen voldoen

Nadere informatie

Vismonitoring in grote rivieren

Vismonitoring in grote rivieren IMARES, Wageningen UR Vismigratie in laag Nederland Wetenschap: ecologische effecten Erwin Winter Vismigratie en beleid (EU richtlijnen) Natuurbeheer Habitatrichtlijn/Natura 2000 Gebiedsbescherming Soortbescherming:

Nadere informatie

Vissen op reis. Over de problemen van migrerende vissen

Vissen op reis. Over de problemen van migrerende vissen Vissen op reis Over de problemen van migrerende vissen Migrerende vissen Net als bij vogels zijn er ook vissen die trekken. Zalmen, zeeforellen, houtingen en een aantal andere soorten groeien op in zee,

Nadere informatie

Nederland leeft met vismigratie Naar een gestroomlijnde aanpak van de vismigratieproblemen. Tom Buijse

Nederland leeft met vismigratie Naar een gestroomlijnde aanpak van de vismigratieproblemen. Tom Buijse Nederland leeft met vismigratie Naar een gestroomlijnde aanpak van de vismigratieproblemen Tom Buijse 1 Aanleiding Aanleiding Decembernota 2006 Kaderrichtlijn Water Om vismigratie naar ecologisch waardevolle

Nadere informatie

Vismigratie Zuidwestelijke Delta

Vismigratie Zuidwestelijke Delta 1 Vismigratie Zuidwestelijke Delta Ecologisch herstel in de Rijkswateren Kees-Jan Meeuse RWS Zeeland adviseur waterbeheer Inhoud 3 1. Rijkswaterstaat Zeeland en vismigratie (rol) 2. Studie: naar een gezonde

Nadere informatie

Vis en Kaderrichtlijn Water in Zeeland

Vis en Kaderrichtlijn Water in Zeeland Vis en Kaderrichtlijn Water in Zeeland St. Zeeschelp M. Dubbeldam Waterschap Zeeuwse Eilanden W. Quist Inhoudsopgave Waterschap Zeeuwse Eilanden Beleidskader (kort) Huidige situatie Gewenste beeld Maatregelen

Nadere informatie

Ecologische kwaliteit oppervlaktewater, 2009

Ecologische kwaliteit oppervlaktewater, 2009 Indicator 2 maart 2010 U bekijkt op dit moment een archiefversie van deze indicator. De actuele indicatorversie met recentere gegevens kunt u via deze link [1] bekijken. De ecologische kwaliteit van het

Nadere informatie

Vrijwilligersmonitoring

Vrijwilligersmonitoring Vrijwilligersmonitoring Arjen Kikkert Adviseur Waterkwaliteit en Ecologie Rijkswaterstaat West Nederland Noord 9 april 2015 Zoet-zoutmigratie - verbinding zoet-zout - zachte overgang in ruimte/tijd - verbindingen

Nadere informatie

historische en recente gevolgen van het afsluiten van de Zuiderzee voor trekvissen

historische en recente gevolgen van het afsluiten van de Zuiderzee voor trekvissen Wat wij van het verleden kunnen leren: historische en recente gevolgen van het afsluiten van de Zuiderzee voor trekvissen Katja Philippart Philippart C.J.M. & M.J. Baptist (2016) An exploratory study into

Nadere informatie

Joachim Maes Katholieke Universiteit Leuven Laboratorium voor Aquatische Ecologie 03 december 2004

Joachim Maes Katholieke Universiteit Leuven Laboratorium voor Aquatische Ecologie 03 december 2004 Het visbestand van de Zeeschelde: actuele toestand en trends op basis van vismonitoring Joachim Maes Katholieke Universiteit Leuven Laboratorium voor Aquatische Ecologie december Vismonitoring in het Schelde

Nadere informatie

Door paling over de dijk naar een versneld herstel en een duurzame palingstand in Nederland. Alex Koelewijn, Voorzitter Stichting DUPAN

Door paling over de dijk naar een versneld herstel en een duurzame palingstand in Nederland. Alex Koelewijn, Voorzitter Stichting DUPAN Door paling over de dijk naar een versneld herstel en een duurzame palingstand in Nederland Alex Koelewijn, Voorzitter Stichting DUPAN Alex Koelewijn Paling Duurzaamheid Mei 2006 Verwerker & Sport (Hoop

Nadere informatie

Fint in rivieren en IJsselmeer

Fint in rivieren en IJsselmeer Indicator 9 mei 2008 U bekijkt op dit moment een archiefversie van deze indicator. De actuele indicatorversie met recentere gegevens kunt u via deze link [1] bekijken. De fint is een trekvis die in de

Nadere informatie

Vis in de Waddenzee wat vertelt de monitoring ons (en wat niet)? 6 april, Ingrid Tulp & Loes Bolle

Vis in de Waddenzee wat vertelt de monitoring ons (en wat niet)? 6 april, Ingrid Tulp & Loes Bolle Vis in de Waddenzee wat vertelt de monitoring ons (en wat niet)? 6 april, Ingrid Tulp & Loes Bolle Waddenzee als opgroeigebied Residente (standvis)soorten: hele levenscyclus in Waddenzee Trekvis: op doortrek

Nadere informatie

Vissen in het IJsselmeer. Romke Kats

Vissen in het IJsselmeer. Romke Kats Vissen in het IJsselmeer Romke Kats Functies IJsselmeer Water Transport Recreatie Visserij Natuur Vissen in het IJsselmeer Historie Ecologie Voedselketen IJsselmeer algen, vissen, mosselen, waterplanten,

Nadere informatie

Werk aan de grote wateren

Werk aan de grote wateren Werk aan de grote wateren Op weg naar duurzaam beheer en ecologische kwaliteit Water. Wegen. Werken. Rijkswaterstaat. Transitie naar duurzaam waterbeheer Vispassages, natuurlijke oevers, aanpak van verontreinigende

Nadere informatie

De Noordzee HET ONTSTAAN

De Noordzee HET ONTSTAAN De Noordzee De Noordzee is de zee tussen Noorwegen, Groot-Brittannië, Frankrijk, België, Nederland, Duitsland en Denemarken. De Noordzee is een ondiepe (30-200 m) randzee van de Atlantische oceaan met

Nadere informatie

4.7 Exoten. Bram bij de Vaate, RIZA en Erwin Winter, RIVO

4.7 Exoten. Bram bij de Vaate, RIZA en Erwin Winter, RIVO .7 Bram bij de Vaate, RIZA (b.bdvaate@riza.rws.minvenw.nl) en Erwin Winter, RIVO (erwin.winter@wur.nl) Een aanzienlijk deel van de macrofauna op harde substraten bestaat uit exoten. Dat kan problemen opleveren

Nadere informatie

Projectplan Vispassage Zwarte Haan

Projectplan Vispassage Zwarte Haan Projectplan Vispassage Zwarte Haan Wetterskip Fryslan Cluster Projecten December 2012 D.M. de Vries 2 1 Inleiding 4 2 Doelstelling van het project 5 2.1 Hoofddoelstelling 5 2.2 Nevendoelstellingen 5 3

Nadere informatie

TREKVISSEN IN HET MEER EN DE POLDERS VAN UBBERGEN EN BEEK. onderzoek aan vier vispassages

TREKVISSEN IN HET MEER EN DE POLDERS VAN UBBERGEN EN BEEK. onderzoek aan vier vispassages TREKVISSEN IN HET MEER EN DE POLDERS VAN UBBERGEN EN BEEK onderzoek aan vier vispassages De waterhuishouding aan de voet van de stuwwal vanaf Ubbergen tot en met Beek is de laatste jaren aanzienlijk verbeterd.

Nadere informatie

Delfland opent deuren voor vis

Delfland opent deuren voor vis onderhoud en beheer Delfland opent deuren voor vis TEKST Jos de Bijl, Hoogheemraadschap van Delftland ILLUSTRATIES Jos de Bijl en Aart Reitsma Het hoogheemraadschap van Delftland werkt hard aan het verbeteren

Nadere informatie

Kennis inventarisatie natuurlijke klimaatbuffer Zeegrasherstel Waddenzee

Kennis inventarisatie natuurlijke klimaatbuffer Zeegrasherstel Waddenzee Kennis inventarisatie natuurlijke klimaatbuffer Zeegrasherstel Waddenzee Januari 2014 Contacten Josje Fens, Fens@waddenvereniging.nl, t. 0517 493 663 Luca van Duren, Luca.vanDuren@deltares.nl, t. 088 3358

Nadere informatie

4.6 Vissen KRW. Joep de Leeuw, RIVO en Tom Buijse, RIZA

4.6 Vissen KRW. Joep de Leeuw, RIVO en Tom Buijse, RIZA 4.6 Joep de Leeuw, RIVO (joep.deleeuw@wur.nl) en Tom Buijse, RIZA Het Nederlandse rivierengebied kan aantrekkelijker voor vissen worden als uiterwaarden een natuurlijker onderdeel vormen van de rivier.

Nadere informatie

Vismigratie Noord-Nederland in beeld

Vismigratie Noord-Nederland in beeld Vismigratie Noord-Nederland in beeld Uniek onderzoek Gronings-Drentse waterschappen TEKST FOTOGRAFIE Eric le Gras Marloes Heemstra, Albert Jan Scheper en Herman Wanningen Vissen gedijen het best in vrijheid.

Nadere informatie

Ruim baan voor trekvissen

Ruim baan voor trekvissen Ruim baan voor trekvissen Ecologisch herstel Nieuwe Waterweg en Nieuwe Maas Nederland wil schoon oppervlaktewater waar vissen goed in gedijen. Dat geldt ook voor de Nieuwe Waterweg en de Nieuwe Maas, waarin

Nadere informatie

Natuurkwaliteit van macrofauna in oppervlaktewater,

Natuurkwaliteit van macrofauna in oppervlaktewater, Natuurkwaliteit van macrofauna in oppervlaktewater, 1991 2010 Indicator 27 november 2012 U bekijkt op dit moment een archiefversie van deze indicator. De actuele indicatorversie met recentere gegevens

Nadere informatie

Vissen in het beleid. Een nieuwe impuls voor de waterkwaliteitstaak. Willem Rol Algemeen Bestuur

Vissen in het beleid. Een nieuwe impuls voor de waterkwaliteitstaak. Willem Rol Algemeen Bestuur Vissen in het beleid Een nieuwe impuls voor de waterkwaliteitstaak Willem Rol Algemeen Bestuur genda HHNK Huidige situatie Vissenbeleid Hoofdlijnen Potenties voor planten en biodiversiteit Behoud van brak

Nadere informatie

Netje is een meid! Vrolijke meid, uit een vissersdorp!

Netje is een meid! Vrolijke meid, uit een vissersdorp! Netje is een meid! Vrolijke meid, uit een vissersdorp! Haring! Verse haring! Wie maakt me los! Ik heb verse haring! Ha... ja, nou heb ik jullie aandacht, hè? Sorry, ik ben uitverkocht. Vandaag geen haring

Nadere informatie

VAN AAL TOT ZALM TUSSEN ZOUT EN ZOET

VAN AAL TOT ZALM TUSSEN ZOUT EN ZOET VAN AAL TOT ZALM TUSSEN ZOUT EN ZOET EEN BESCHOUWING OVER DE VISSTAND IN HARINGVLIET, HOLLANDS DIEP EN GOEREESCHE GAT TUSSEN 1870-1970 Vissennetwerk 19 mei 2016 J. Quak Opbouw Inleiding Bronnen Data en

Nadere informatie

Natuurkwaliteit van macrofauna in oppervlaktewater,

Natuurkwaliteit van macrofauna in oppervlaktewater, Natuurkwaliteit van macrofauna in oppervlaktewater, 1991 2008 Indicator 15 juli 2010 U bekijkt op dit moment een archiefversie van deze indicator. De actuele indicatorversie met recentere gegevens kunt

Nadere informatie

Helder water door quaggamossel

Helder water door quaggamossel Helder water door quaggamossel Kansen en risico s Een nieuwe mosselsoort, de quaggamossel, heeft zich in een deel van de Rijnlandse wateren kunnen vestigen. De mossel filtert algen en zwevend stof uit

Nadere informatie

EINDRAPPORT TESTFASE PROJECT VISVRIENDELIJK SLUISBEHEER AFSLUITDIJK EN HOUTRIBDIJK

EINDRAPPORT TESTFASE PROJECT VISVRIENDELIJK SLUISBEHEER AFSLUITDIJK EN HOUTRIBDIJK EINDRAPPORT TESTFASE PROJECT VISVRIENDELIJK SLUISBEHEER AFSLUITDIJK EN HOUTRIBDIJK RIJKSWATERSTAAT MIDDEN NEDERLAND 28 april 2015 Definitief C01021.200821. Samenvatting Rijkswaterstaat Midden Nederland

Nadere informatie

Wadden Sea Fish Haven: Development agenda for fish in the Wadden Sea and overview of species

Wadden Sea Fish Haven: Development agenda for fish in the Wadden Sea and overview of species Vis in de Waddenzee Ontwikkelagenda voor vis in de Waddenzee en overzicht van soorten Wadden Sea Fish Haven: Development agenda for fish in the Wadden Sea and overview of species Inleiding De Waddenzee

Nadere informatie

KADERS VOOR INVULLING KRW-DOELEN IN DE DERDE STROOMGEBIEDBEHEEPLANNEN, BESTUURLIJKE NOTITIE

KADERS VOOR INVULLING KRW-DOELEN IN DE DERDE STROOMGEBIEDBEHEEPLANNEN, BESTUURLIJKE NOTITIE KADERS VOOR INVULLING KRW-DOELEN IN DE DERDE STROOMGEBIEDBEHEEPLANNEN, BESTUURLIJKE NOTITIE Aanleiding Bij de tot standkoming van de eerste stroomgebiedbeheerplannen voor de Kaderrichtlijn Water (KRW)

Nadere informatie

& 8 38 ! " # $ % " 9 5 5

& 8 38 !  # $ %  9 5 5 - $ " 2!"!# % ' ()*+,--./0 /0 / 1 *+,--./0 0 /+ 3 ) (4 ) 1 6 6 7 6 $ 1 1 ( 1 8 38! " # $ % " 9 ! " # $ $ % Verbetering visintrek Friese kust - : 3! - ; - -< -, % -, = -! /> -,? " $ ; %, /-1 / - ( @ @ Projectvoorstel

Nadere informatie

Voorpublicatie Vertrouwen in de wetenschap

Voorpublicatie Vertrouwen in de wetenschap Voorpublicatie Vertrouwen in de wetenschap Augustus 2015 Het meeste wetenschappelijk onderzoek wordt betaald door de overheid uit publieke middelen. De gevolgen van wetenschappelijke kennis voor de samenleving

Nadere informatie

Thema: Vissen tussen zoet en zout II; - tussen zee en binnenwater - Opening

Thema: Vissen tussen zoet en zout II; - tussen zee en binnenwater - Opening Verslag 20 e bijeenkomst van het Vissennetwerk - 27 november 2008 te Middelburg Thema: Vissen tussen zoet en zout II; - tussen zee en binnenwater - Opening Dagvoorzitter Reinier van Nispen (Provincie Zeeland)

Nadere informatie

Visserij Service Nederland sterk in viswerk Glasaalonderzoek Kinderdijk

Visserij Service Nederland sterk in viswerk Glasaalonderzoek Kinderdijk Visserij Service Nederland sterk in viswerk Glasaalonderzoek Kinderdijk Onderzoek aanbod glas- en pootaal met glasaaldetector Rapport VSN 2016.06 In opdracht van Waterschap Rivierenland 19 juli 2016 Glasaalonderzoek

Nadere informatie

Visintrek Noord-Nederlandse kustzone

Visintrek Noord-Nederlandse kustzone Ministerie van Verkeer en Waterstaat jklmnopq Rijksinstituut voor Kust en Zee/RIKZ Visintrek Noord-Nederlandse kustzone Rapport RIKZ-99.022 Ministerie van Verkeer en Waterstaat jklmnopq Rijksinstituut

Nadere informatie

Meetstrategie en methodiek macrofyten 1 METHODIEK

Meetstrategie en methodiek macrofyten 1 METHODIEK ////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////// Meetstrategie en methodiek macrofyten //////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////

Nadere informatie

Lesbrief. Dijken. Kijken naar dijken. www.wshd.nl/lerenoverwater. Afdeling Communicatie waterschap Hollandse Delta

Lesbrief. Dijken. Kijken naar dijken. www.wshd.nl/lerenoverwater. Afdeling Communicatie waterschap Hollandse Delta Lesbrief Dijken Kijken naar dijken www.wshd.nl/lerenoverwater Afdeling Communicatie waterschap Hollandse Delta Kijken naar dijken Zonder de duinen en de dijken zou jij hier niet kunnen wonen: bijna de

Nadere informatie

Onderwerp: Voorlopige resultaten doortrekmetingen vislift H&Z polder Datum: 24-6-2013 Kenmerk: 20121066/not02 Status: Definitief Opsteller: J.

Onderwerp: Voorlopige resultaten doortrekmetingen vislift H&Z polder Datum: 24-6-2013 Kenmerk: 20121066/not02 Status: Definitief Opsteller: J. Aan: P.C. Jol Onderwerp: Voorlopige resultaten doortrekmetingen vislift H&Z polder Datum: 24-6-2013 Kenmerk: 20121066/not02 Status: Definitief Opsteller: J. Hop Inleiding Omstreeks begin mei 2013 is de

Nadere informatie

paling onderzoek Prosea Eerste leerjaar

paling onderzoek Prosea Eerste leerjaar paling onderzoek Prosea Eerste leerjaar http://vistikhetmaar.nl/lesprogramma/paling-onderzoek/ Introductie op het lesprogramma Docent: Jerry Lust Contact: jerry@prosea.info PALING ONDERZOEK 2 / 15 Lesmodules

Nadere informatie

Orientatieavond VBC-Veluwe 7 oktober 2010. Andre Nooteboom (heemraad)

Orientatieavond VBC-Veluwe 7 oktober 2010. Andre Nooteboom (heemraad) Orientatieavond VBC-Veluwe 7 oktober 2010 Andre Nooteboom (heemraad) Doelstellingen avond Elkaar meenemen in oprichtingsproces VBC-Veluwe Zorgen voor draagvlak en enthousiasme Kennis en informatie overdracht

Nadere informatie

Deltaprogramma Bijlage A. Samenhang in het watersysteem

Deltaprogramma Bijlage A. Samenhang in het watersysteem Deltaprogramma 2013 Bijlage A Samenhang in het watersysteem 2 Deltaprogramma 2013 Bijlage A Bijlage A Samenhang in het watersysteem Het hoofdwatersysteem van Eijsden en Lobith tot aan zee Het rivierwater

Nadere informatie

De ramp in 1953 waarbij grote stukken van Zeeland, Noord-Brabant en Zuid- Holland overstroomden.

De ramp in 1953 waarbij grote stukken van Zeeland, Noord-Brabant en Zuid- Holland overstroomden. Meander Samenvatting groep 6 Thema 1 Water Samenvatting De watersnoodramp In 1953 braken tijdens een zware storm de dijken door in Zeeland en delen van Noord-Brabant en Zuid-Holland. Het land overstroomde.

Nadere informatie

2. Wat zijn per sector/doelgroep de algemene inzichten ten aanzien van de inhoud van de continuïteitsplannen?

2. Wat zijn per sector/doelgroep de algemene inzichten ten aanzien van de inhoud van de continuïteitsplannen? Samenvatting Aanleiding en onderzoeksvragen ICT en elektriciteit spelen een steeds grotere rol bij het dagelijks functioneren van de maatschappij. Het Ministerie van Veiligheid en Justitie (hierna: Ministerie

Nadere informatie

Programma 3: Estuariene overgangen

Programma 3: Estuariene overgangen Programma 3: Estuariene overgangen In het waddengebied zijn veel geleidelijke overgangen tussen zoet en zout water, tussen nat en droog en tussen hoog en laag verdwenen. Dijken en sluizen sluiten het binnenland

Nadere informatie

Enquête waterplanten en sportvisserij

Enquête waterplanten en sportvisserij Sportvisserij Nederland Leijenseweg 115, 37 AD Bilthoven T. -584 www.sportvisserijnederland.nl Rapport (exclusief bijlagen) Enquête waterplanten en sportvisserij Omvang van het probleem en probleemlocaties

Nadere informatie

Statencommissie REW 1 februari KRW maatregelen rijkswateren

Statencommissie REW 1 februari KRW maatregelen rijkswateren Statencommissie REW 1 februari 2008 Kaderrichtlijn Water in Scheldestroomgebied KRW maatregelen rijkswateren Loes de Jong RWS Zeeland Projectbureau KRW Schelde Rijkswateren Zeeland Inhoud presentatie:

Nadere informatie

titel Opbouw Vis, exoten en KRW Visexoten en achtergrond MWTL 2008 Visexoten in Nederland Oorzaken

titel Opbouw Vis, exoten en KRW Visexoten en achtergrond MWTL 2008 Visexoten in Nederland Oorzaken Opbouw Vis, exoten en KRW visexoten- achtergrond en ecologie KRW-maatlatten en visexoten andere exoten (rivierkreeften) en vis signalering nieuwe visexoten Themadag exoten en de KRW 10 dec 09 Willie van

Nadere informatie

Internationale Scheldecommissie (ISC) Arnould Lefébure

Internationale Scheldecommissie (ISC) Arnould Lefébure Internationale Scheldecommissie (ISC) Arnould Lefébure Inhoud van het Master Plan (1/2) Hfstk.1: Context (hydrografisch, historisch, wettelijk en bestuurlijk) Hfstk.2: Aanwezigheid trekvissen in het Scheldedistrict

Nadere informatie

Ecologische Verbindingszone Noordzeekanaal en ommelanden

Ecologische Verbindingszone Noordzeekanaal en ommelanden Ecologische Verbindingszone Noordzeekanaal en ommelanden Arjen Kikkert Adviseur Waterkwaliteit en Ecologie Rijkswaterstaat West Nederland Noord Inhoud Waarom dit project? Waarom wij? Waarom nu? Waarom

Nadere informatie

Inzet van vrijwilligers voor deopvolging van de visfauna in de Zeeschelde

Inzet van vrijwilligers voor deopvolging van de visfauna in de Zeeschelde Inzet van vrijwilligers voor deopvolging van de visfauna in de Zeeschelde Vissennetwerk Lelystad 22 november 27 Maarten Stevens Instituut voor Natuur- en Bosonderzoek Kliniekstraat 25 17 Brussel www.inbo.be

Nadere informatie

Trekvissen van de Habitatrichtlijn,

Trekvissen van de Habitatrichtlijn, Indicator 6 juli 2012 U bekijkt op dit moment een archiefversie van deze indicator. De actuele indicatorversie met recentere gegevens kunt u via deze link [1] bekijken. Acht Nederlandse trekvissoorten

Nadere informatie

Profielen. Inhoud. 1. Het profielwerkstuk. Stappenplan, tips en ideeën Profielwerkstuk

Profielen. Inhoud. 1. Het profielwerkstuk. Stappenplan, tips en ideeën Profielwerkstuk Ben je op zoek naar een onderwerp voor je profielwerkstuk? Dan is het Woudagemaal misschien interessant voor je. Profielen Volg je het profiel Natuur & Techniek, dan zit je goed! Want in dit stappenplan

Nadere informatie

Samenvatting. Samenvatting 8. * COgnitive Functions And Mobiles; in dit advies aangeduid als het TNO-onderzoek.

Samenvatting. Samenvatting 8. * COgnitive Functions And Mobiles; in dit advies aangeduid als het TNO-onderzoek. Samenvatting In september 2003 publiceerde TNO de resultaten van een onderzoek naar de effecten op het welbevinden en op cognitieve functies van blootstelling van proefpersonen onder gecontroleerde omstandigheden

Nadere informatie

Verzilting van zoete wateren: Verlies of winst voor de aquatische natuur?

Verzilting van zoete wateren: Verlies of winst voor de aquatische natuur? Verzilting van zoete wateren: Verlies of winst voor de aquatische natuur? Ralf Verdonschot 26 juni 2014 ralf.verdonschot@wur.nl Inhoud 1. Wat maakt de levensgemeenschap van brakke wateren waardevol? 2.

Nadere informatie

Waterkwaliteit KRW, 2015

Waterkwaliteit KRW, 2015 Indicator 12 januari 2016 U bekijkt op dit moment een archiefversie van deze indicator. De actuele indicatorversie met recentere gegevens kunt u via deze link [1] bekijken. De meeste waterlichamen voldoen

Nadere informatie

Vismigratie. beleid en politiek

Vismigratie. beleid en politiek beleid en politiek Vismigratie van Aa tot Zee TEKST Peter Paul Schollema, Waterschap Hunze en Aa s en Albert Jan Scheper, Hengelsportfederatie Groningen Drenthe ILLUSTRATIES Janny Bosman, Bureau Koeman

Nadere informatie

NOVEMBER Samenvatting Karakterisering stroomgebied Schelde

NOVEMBER Samenvatting Karakterisering stroomgebied Schelde NOVEMBER 2004 Samenvatting Karakterisering stroomgebied Schelde Colofon In opdracht van Uitvoering Redactie Tekst Vormgeving Fotografie Datum 1 november 2004 Status definitief concept Nummer IKS-04-500

Nadere informatie

De visserij. Frank Beens Groep 7

De visserij. Frank Beens Groep 7 De visserij Frank Beens Groep 7 Inhoud Inleiding Hoofdstukken 1. Geschiedenis 2. Waar wordt op gevist? 3. De Genemuider vissers 4. De visafslag 5. Vis is gezond 6. Vragen Eigen mening Bronvermelding Inleiding

Nadere informatie

Rode Lijst Zoetwatervissen 2010: veranderingen ten opzichte van Frank Spikmans 42 ste bijeenkomst vissennetwerk Zwolle, 5 juni 2014

Rode Lijst Zoetwatervissen 2010: veranderingen ten opzichte van Frank Spikmans 42 ste bijeenkomst vissennetwerk Zwolle, 5 juni 2014 Rode Lijst Zoetwatervissen 2010: veranderingen ten opzichte van 1998 Frank Spikmans 42 ste bijeenkomst vissennetwerk Zwolle, 5 juni 2014 Inhoud Historie Rode Lijst Zoetwatervissen Aanpak Rode Lijst analyses

Nadere informatie

De Waterwet en waterbodems De Waterwet. en waterbodems

De Waterwet en waterbodems De Waterwet. en waterbodems De Waterwet en waterbodems De Waterwet en waterbodems Waterbodembeheer Waterbodembeheer onderdeel onderdeel watersysteembeheer watersysteembeheer Een nieuwe, integrale Een nieuwe, integrale Waterwet Waterwet

Nadere informatie

DE DAPPERE REIZIGER WERKBLAD DE STEKELBAARS: 1. DE STEKELBAARS IN BEELD 2. DAPPERE REIZIGER. De stekelbaars is een veelvoorkomend visje in Nederland.

DE DAPPERE REIZIGER WERKBLAD DE STEKELBAARS: 1. DE STEKELBAARS IN BEELD 2. DAPPERE REIZIGER. De stekelbaars is een veelvoorkomend visje in Nederland. WERKBLAD DE STEKELBAARS: DE DAPPERE REIZIGER Naam 1. DE STEKELBAARS IN BEELD Groep 2. DAPPERE REIZIGER De stekelbaars is een veelvoorkomend visje in Nederland. Bekijk het clipje De dappere reiziger. Bekijk

Nadere informatie

Aanpassing vismaatlatten voor M-typen. Inleiding. Inleiding. 1 - Deelmaatlat Aantal soorten. 1 - Deelmaatlat Aantal soorten

Aanpassing vismaatlatten voor M-typen. Inleiding. Inleiding. 1 - Deelmaatlat Aantal soorten. 1 - Deelmaatlat Aantal soorten Aanpassing vismaatlatten voor M-typen Inleiding Nu 5 deelmaatlatten vis in zoete M-typen 5. Aantal soorten 1. brasem - snoekbaars 2. baars - blankvoorn 3. ruisvoorn - snoek 4. zeelt - kroeskarper Guus

Nadere informatie

Haalbare en duurzame vismigratie

Haalbare en duurzame vismigratie Haalbare en duurzame vismigratie Geschreven door Wil Borm, Adviesgroep Borm & Huijgens SAMENVATTING Nederland probeert al tientallen jaren aan haar internationale verplichtingen te voldoen wat betreft

Nadere informatie

Visie visintrek Noord- Nederland

Visie visintrek Noord- Nederland Ministerie van Verkeer en Waterstaat jklmnopq Rijksinstituut voor Kust en Zee/RIKZ Visie visintrek Noord- Nederland Rapport RIKZ/2003.029 4 september 2003 Zwanette Jager Ministerie van Verkeer en Waterstaat

Nadere informatie

HOOFDSTUK 3. Oppervlaktewater

HOOFDSTUK 3. Oppervlaktewater HOOFDSTUK 3 Oppervlaktewater Het oppervlaktewater in het Schelde-stroomgebied wordt ingedeeld in waterlichamen. Deze indeling is belangrijk, want voor ieder waterlichaam moeten doelstellingen geformuleerd

Nadere informatie

Uitkomsten enquête over de Noordzee visbestanden 2011

Uitkomsten enquête over de Noordzee visbestanden 2011 Uitkomsten enquête over de Noordzee visbestanden 2011 Inger Wilms, Pvis. Dit artikel beschrijft de uitkomsten van de Noordzee enquête die afgelopen zomer gehouden is onder Noordzee vissers uit België,

Nadere informatie

Remote sensing in perspectief. Van kenniscyclus naar beleidscyclus. Roeland Allewijn. Rijksinstituut voor Kust en Zee

Remote sensing in perspectief. Van kenniscyclus naar beleidscyclus. Roeland Allewijn. Rijksinstituut voor Kust en Zee Remote sensing in perspectief Van kenniscyclus naar beleidscyclus Roeland Allewijn Rijksinstituut voor Kust en Zee Van jonge onderzoeker naar iets oudere manager De informatie- en kenniscyclus Van RS data

Nadere informatie

Voortgang KRW: maatregelen, doelbereik en innovatie. 13 december 2012; Frank van Gaalen

Voortgang KRW: maatregelen, doelbereik en innovatie. 13 december 2012; Frank van Gaalen Voortgang KRW: maatregelen, doelbereik en innovatie 1 Rapport Evaluatie waterkwaliteit Op 21 december beschikbaar (www.pbl.nl) Samenvatting opgenomen in KRW-rapport Belangrijke waterbeheerkwesties Bijdragen

Nadere informatie

V.V: 25 juni 2008 Datum 13 mei 2008 Agendapuntnr. 8.9 Bijlagen 4 Onderwerp kredietvoorstel planstudies naar oplossingen enkele vismigratieknelpunten

V.V: 25 juni 2008 Datum 13 mei 2008 Agendapuntnr. 8.9 Bijlagen 4 Onderwerp kredietvoorstel planstudies naar oplossingen enkele vismigratieknelpunten Aan de leden van de verenigde vergadering V.V: 25 juni 2008 Datum 13 mei 2008 Agendapuntnr. 8.9 Bijlagen 4 Onderwerp kredietvoorstel planstudies naar oplossingen enkele vismigratieknelpunten 1. Inleiding

Nadere informatie

Informatiekaart Uiterlijke kenmerken van de visdief

Informatiekaart Uiterlijke kenmerken van de visdief Informatiekaart Uiterlijke kenmerken van de visdief De visdief is een kleine stern. Sterns zijn zeevogels en familie van de meeuwen. Vogels zijn net als zoogdieren warmbloedig. Vogels gebruiken veren om

Nadere informatie

Fint (Alosa fallax) (H1103)

Fint (Alosa fallax) (H1103) Dit profiel dient gelezen, geïnterpreteerd en gebruikt te worden in combinatie met de leeswijzer, waarin de noodzakelijke uitleg van de verschillende paragrafen vermeld is. Fint (Alosa fallax) (H1103)

Nadere informatie

HAVENECONOMIE EN ECOLOGIE:

HAVENECONOMIE EN ECOLOGIE: HAVENECONOMIE EN ECOLOGIE: (ON)VERZOENBAAR? Is een verdere scheldeverdieping mogelijk, gewenst, noodzakelijk? Jean Jacques Peters Raadgevend Ingenieur Leader Port of Antwerp International Expert Team Jean

Nadere informatie

Habitatrichtlijn Bijlage II (inwerkingtreding 1994). In zee valt de Zalm niet onder de werking van Bijlage II.

Habitatrichtlijn Bijlage II (inwerkingtreding 1994). In zee valt de Zalm niet onder de werking van Bijlage II. Dit profiel dient gelezen, geïnterpreteerd en gebruikt te worden in combinatie met de leeswijzer, waarin de noodzakelijke uitleg van de verschillende paragrafen vermeld is. Zalm (Salmo salar) (H1106) 1.

Nadere informatie

De plek waar de zee als een brede rivier het land instroomt. Al het werk dat gedaan is om het Deltaplan uit te voeren.

De plek waar de zee als een brede rivier het land instroomt. Al het werk dat gedaan is om het Deltaplan uit te voeren. Meander Samenvatting groep 6 Thema 1 Water Samenvatting De watersnoodramp In 1953 braken tijdens een zware storm de dijken door in Zeeland en delen van Noord-Brabant en Zuid-Holland. Het land overstroomde.

Nadere informatie

Verbindingen voor vis

Verbindingen voor vis Verbindingen voor vis Verleden, heden, toekomst Vissennetwerk, 25 November 2016 Martin Kroes Verleden Vismigratie,? Visstandbeheerder (Hengelsportfederaties) Waterkwaliteit- en -kwantiteitsbeheer gescheiden

Nadere informatie

Nederland leeft met vismigratie.

Nederland leeft met vismigratie. Nederland leeft met vismigratie. Naar een gestroomlijnde aanpak van de vismigratieproblematiek in Nederland Rapport: VA2007_33 Opgesteld in opdracht van: Directoraat Generaal Water, Unie van Waterschappen

Nadere informatie

NATIONALE AAL MANAGEMENTSPLANNEN BINNEN DE EU

NATIONALE AAL MANAGEMENTSPLANNEN BINNEN DE EU NATIONALE AAL MANAGEMENTSPLANNEN BINNEN DE EU De paling, een mythe waarover nog maar weinig bekend is. Een inventarisatie februari 2011 Pagina 1 van 8 NEDERLAND Door de aanwezigheid van te weinig data,

Nadere informatie

Omvang van de Nederlandse sportvisserij,

Omvang van de Nederlandse sportvisserij, Indicator 24 januari 2017 U bekijkt op dit moment een archiefversie van deze indicator. De actuele indicatorversie met recentere gegevens kunt u via deze link [1] bekijken. In Nederland zijn ruim een half

Nadere informatie

De palingroute met Ali P.

De palingroute met Ali P. De palingroute met Ali P. Vakgebied: Aardrijkskunde, Biologie Niveau: brugklas havo/vwo Tijdsduur: ± 100 min. Vismigratie is een hot item bij de Noordelijke waterschappen op dit moment. In het verleden

Nadere informatie

EVALUATIE KRW-VISMAATLATTEN : zienswijze Sportvisserij Nederland. J. Quak Hoofd cluster Kennis en informatie

EVALUATIE KRW-VISMAATLATTEN : zienswijze Sportvisserij Nederland. J. Quak Hoofd cluster Kennis en informatie EVALUATIE KRW-VISMAATLATTEN : zienswijze Sportvisserij Nederland J. Quak Hoofd cluster Kennis en informatie Opbouw Belang KRW sportvisserij Sportvisserij Nederland Onderzoek TAUW Uitkomsten discussiebijeenkomst

Nadere informatie

III.1. Algemeen Deze bijlage is een detaillering van de beschrijving van de actuele waterkwaliteit die in paragraaf 2.10.

III.1. Algemeen Deze bijlage is een detaillering van de beschrijving van de actuele waterkwaliteit die in paragraaf 2.10. III.1. Algemeen Deze bijlage is een detaillering van de beschrijving van de actuele waterkwaliteit die in paragraaf 2.10. is opgenomen III.2. Waterkwaliteit De meetpunten van het chemische meetnet liggen

Nadere informatie

Natuurherstel en ontwikkeling op de overgang van zoet naar zout

Natuurherstel en ontwikkeling op de overgang van zoet naar zout Verslag excursie Subgroep Realisatie, 24 september 2009. Natuurherstel en ontwikkeling op de overgang van zoet naar zout We waren deze keer met een relatief kleine groep. We werden begeleid door Jeroen

Nadere informatie

Ecologische risicobeoordeling is gericht op het voorspellen van nadelige. effecten van stoffen op natuurlijke populaties. In het algemeen wordt

Ecologische risicobeoordeling is gericht op het voorspellen van nadelige. effecten van stoffen op natuurlijke populaties. In het algemeen wordt Samenvatting Ecologische risicobeoordeling is gericht op het voorspellen van nadelige effecten van stoffen op natuurlijke populaties. In het algemeen wordt hierbij de voorspelde blootstelling aan de stof

Nadere informatie

Joost Meijer, Amsterdam, 2015

Joost Meijer, Amsterdam, 2015 Deelrapport Kohnstamm Instituut over doorstroom vmbo-mbo t.b.v. NRO-project 405-14-580-002 Joost Meijer, Amsterdam, 2015 Inleiding De doorstroom van vmbo naar mbo in de groene sector is lager dan de doorstroom

Nadere informatie

Overkoepelende monitoring van trekvissen in het waddengebied

Overkoepelende monitoring van trekvissen in het waddengebied NOTITIE Overkoepelende monitoring van trekvissen in het waddengebied Aan: Matthijs Buurman, Opgaveteam Vitale Kust (Investeringskader Waddengebied) Van: prof.dr.ir. Katja Philippart, portefeuillehouder

Nadere informatie