JAARVERSLAG 2018 WRAKINGSKAMER RECHTBANK ROTTERDAM

Transcriptie

1 JAARVERSLAG 2018 WRAKINGSKAMER RECHTBANK ROTTERDAM

2 INHOUDSOPGAVE 1. Inleiding Wrakingspool Zittingen van de wrakingskamer Wrakingszaken Verschoning Informatie Publicatie

3 1. Inleiding Voor u ligt het jaarverslag van de wrakingskamer van de rechtbank Rotterdam. Dit jaarverslag betreft het jaar Dit jaarverslag is opgesteld om meer duidelijkheid te verschaffen, met name met betrekking tot de hoeveelheid en het soort wrakingen die aan de wrakingskamer zijn voorgelegd in het achterliggende jaar. Dit jaarverslag heeft betrekking op de werkzaamheden van de wrakingskamer op beide locaties van de rechtbank Rotterdam. 3.

4 2. Wrakingspool Gedurende het jaar 2018 hebben zich in de samenstelling van de wrakingskamer ten aanzien van de rechters verschillende mutaties voorgedaan: mr. A. Verweij en mr. J.J. van den Berg zijn per 29 mei 2018 benoemd tot lid van de wrakingskamer; mr. H.J.M. van der Kaaij is per 1 juni 2018 teruggetreden als lid van de wrakingskamer; mr. F. van Lottum is per 1 september 2018 teruggetreden als lid van de wrakingskamer; mr. A.J.P. van Essen is per 1 oktober 2018 teruggetreden als plaatsvervangend voorzitter van de wrakingskamer en in zijn plaats is benoemd mr. A.P. Hameete; mr. A.N. van Zelm van Eldik is per 1 november 2018 teruggetreden als algemeen voorzitter van de wrakingskamer en in zijn plaats is benoemd mr. A.A. Kalk; mr. K.J. Bezuijen, mr. E.A. Vroom en mr. A.M.H. Geerars zijn per 13 november 2018 benoemd tot lid van de wrakingskamer. De wrakingskamer was per 31 december 2018 samengesteld als volgt: Algemeen voorzitter: mr. A.A. Kalk voorheen team straf 3, rechter-plaatsvervanger Plaatsvervangend voorzitters: locatie Rotterdam mr. A.P. Hameete team bestuur 2 locatie Dordrecht mr. R.R. Roukema team kanton 2 Leden: locatie Rotterdam mr. M.G.L. de Vette team bestuur 1 mr. J.H. de Wildt team bestuur 1 mr. W.P.M. Jurgens team bestuur 2 mr. W.M.P.M. Weerdesteijn team bestuur 3 mr. W.J.J. Wetzels team kanton 1 mr. K.J. Bezuijen team kanton 1 mr. I.K. Rapmund team kanton 1 mr. M. Fiege team familie mr. L.E.M. Wilbers-Taselaar team familie mr. M. de Geus team jeugd mr. J.F. Koekebakker team handel & haven mr. P.C. Santema team handel & haven 4.

5 mr. C.M.E. van der Hoeven team handel & haven mr. W.J. Roos-van Toor team insolventie mr. A. Verweij team straf 1 mr. J.J. van den Berg team straf 1 mr.drs. J. van den Bos team kabinet RC mr. E.A. Vroom team kabinet RC locatie Dordrecht mr. A. Eerdhuijzen team handel mr. G.A.F.M. Wouters team kanton 2 mr. P. Joele team kanton 2 mr.drs. E. van Schouten team kanton 2 mr. J.A.J.M. Janssen team straf 3 mr. N. Doorduijn team straf 3 mr. A.M.H. Geerars team straf 3 mr. A. Buizer team kabinet RC Secretariaat: locatie Rotterdam Gedurende het jaar 2018 is J.A. Faaij opgetreden als algemeen secretaris van de wrakingskamer voor beide locaties van de rechtbank. In 2018 zijn mr. A. Versloot, mr. N. Jallal, mr. C.J.C. Korteland, mr. O.M. Stoute, mr. H.C.C. Pang-Kan, mr. I.C.M.A. Bals, mr. M.L.F. de Leeuw en mr. H.E.M. Broeders opgetreden als griffiers. Mr. S.A. Commandeur is per 1 februari 2018 teruggetreden als griffier van de wrakingskamer. T. van Loef is per 22 maart 2018 teruggetreden als griffier van de wrakingskamer. Mr. L. van Hemert is per 1 september 2018 teruggetreden als griffier van de wrakingskamer. Mr. F. van Mullekom en mr. E.L. Vedder-ter Horst zijn per 11 september 2018 benoemd tot griffier van de wrakingskamer. locatie Dordrecht In 2018 zijn S.H. Groesbeek en mr. R.H. Nieuwenhuis opgetreden als griffier. 5.

6 3. Zittingen van de wrakingskamer In 2018 vonden de zittingen van de wrakingskamer op de locaties Dordrecht en Rotterdam plaats volgens een tevoren vastgesteld zittingsrooster. Het rooster van zittingen ging voor de locatie Rotterdam in beginsel uit van gemiddeld één zitting van de wrakingskamer per twee à drie weken. In 2018 zijn er op die locatie 22 van deze ingeroosterde zittingen gepland. Zeven van deze zittingen werden uiteindelijk geannuleerd bij gebreke van te behandelen wrakingsverzoeken. Het rooster van zittingen ging voor de locatie Dordrecht uit van één zitting van de wrakingskamer per maand. In 2018 zijn er op die locatie 12 van deze ingeroosterde zittingen gepland. Negen van deze zittingen werden uiteindelijk geannuleerd bij gebreke van te behandelen wrakingsverzoeken. Naast deze ingeroosterde zittingen werd door de wrakingskamer vijf maal een extra zitting dat wil zeggen buiten het zittingsrooster om, maar niet op de dag van de indiening van het wrakingsverzoek georganiseerd voor de behandeling van verzoeken, die wel enig uitstel konden velen, maar niet tot aan een ingeroosterde zitting. Alle vijf deze extra zittingen vonden plaats op de locatie Rotterdam. In 2018 heeft de wrakingskamer eenmaal een kamer moeten formeren voor behandeling van een wrakingsverzoek dat geen enkel uitstel kon dulden (een zogenaamde ad hoc zitting). Tevens werd de wrakingskamer 20 maal verzocht voor een zitting (18 keer op de locatie Rotterdam en twee maal op de locatie Dordrecht) een college stand-by te hebben om een wrakingsverzoek met de indiening waarvan werd rekening gehouden aanstonds te kunnen behandelen. In twee van deze 20 gevallen kwam het daadwerkelijk tot een zitting, telkens in Rotterdam. In totaal werd in 2018 door de wrakingskamer 23 keer zitting gehouden op de locatie Rotterdam en drie keer op de locatie Dordrecht. In beginsel zitten de voorzitter en de plaatsvervangend voorzitters om beurten de behandeling van een zitting van de wrakingskamer voor. In een aantal gevallen werd daarvan afgeweken. In voorkomende (nood-)gevallen is het ook mogelijk rechters in te zetten die geen deel uitmaken van de wrakingspool. In 2018 is dit ten aanzien van elf zittingen van de wrakingskamer noodzakelijk gebleken, waarbij het ging om negen zogenaamde stand by wrakingskamers; één ad hoc zitting en één ingeroosterde zitting, waarvoor het college telkens niet compleet kon worden gemaakt met rechters uit de wrakingspool. Al deze assistentie werd verleend door in totaal 35 rechters van buiten de wrakingspool. 6.

7 In één van de stand by gevallen, alsmede in het geval van de ad hoc zitting en van de ingeroosterde zitting moest de aldus versterkte wrakingskamer daadwerkelijk in actie komen. 7.

8 4. Wrakingszaken A. Cijfers Gedurende het jaar 2018 zijn er 72 wrakingsverzoeken ingediend. Door deze 72 verzoeken werden in totaal 110 bij name genoemde rechters gewraakt, omdat 19 van de verzoeken betrekking hadden op alle rechters van een meervoudige kamer van de rechtbank, terwijl 53 verzoeken waren gericht tegen alleen zittende rechters. Het aantal ingediende wrakingsverzoeken in vergelijking met voorafgaande jaren: Jaartal Aantal Daarbij moet worden opgemerkt dat voormeld aantal van 2012 betreft de som van de ingediende verzoeken bij de rechtbank Rotterdam en bij de rechtbank Dordrecht. In het jaar 2018 heeft één rechter in een jegens haar ingediend wrakingsverzoek berust; in 2015 waren dat twee rechters en in de jaren 2014, 2016 en 2017 was dat aantal telkens nul. In 2018 werden er door de wrakingskamer 67 uitspraken gedaan met betrekking tot een wrakingsverzoek. De discrepantie tussen het aantal ingediende wrakingsverzoeken (72) en het aantal uitspraken (67) laat zich verklaren door de navolgende omstandigheden: twee uitspraken in 2018 hadden betrekking op verzoeken die nog in het jaar 2017 zijn ingediend; vijf wrakingsverzoeken werden nog voor, dan wel tijdens de mondelinge behandeling ervan ter zitting van de wrakingskamer ingetrokken; ten aanzien van één wrakingsverzoek heeft de betreffende rechter berust en ten aanzien van één in 2018 ingediende wrakingsverzoek was op 31 december 2018 nog niet beslist. De 67 uitspraken in 2018 kunnen als volgt worden onderverdeeld: 17 uitspraken, inhoudende buitenbehandelingstelling dan wel afwijzing van het verzoek vanwege kennelijke niet-ontvankelijkheid; acht uitspraken, inhoudende niet-ontvankelijkverklaring van het verzoek; 38 uitspraken, inhoudende afwijzing van het verzoek; vier toewijzingen van het verzoek. 8.

9 In zeven uitspraken van de wrakingskamer in 2018 werd bepaald dat een volgend verzoek tot wraking van de behandelend rechter niet in behandeling zal worden genomen, omdat de wrakingskamer van oordeel was dat er sprake was van misbruik van het middel van wraking. De aantallen van 2017 in vergelijking met de vier voorafgaande jaren: Uitspraak onbevoegd b.b. gesteld niet-ontv tussenbesch afgewezen toegewezen totaal De 72 in 2018 ingediende verzoeken waren gericht tegen rechters uit de volgende rechtsgebieden : Rechtsgebied Kanton Handel en Haven + Insolventie Familierecht en Jeugdrecht Bestuur Straf Kabinet RC Totaal Er werden in 2018 tien verzoeken ingediend tegen rechters van een geformeerde wrakingskamer, waardoor in totaal 26 wrakingsrechters werden gewraakt. Deze verzoeken zijn in bovenstaande tabel steeds meegeteld bij het rechtsgebied, alwaar de wrakingskamer op het moment van de wraking doende was met behandelen van een wrakingsverzoek (eenmaal bij kanton; eenmaal bij handel & haven; tweemaal bij familie; vijfmaal bij bestuur en eenmaal bij jeugd). De gemiddelde doorlooptijd van de 67 wrakingszaken, die in 2018 zijn geëindigd met een einduitspraak van de wrakingskamer, bedroeg (afgerond) 20 dagen. In 2017 was de gemiddelde doorlooptijd 21 dagen; in 2016: 20 dagen; in 2015: 29 dagen; in 2014: 31 dagen en in 2013: 29 dagen. 9.

10 Er waren in 2018 vier verzoeken tot wraking, welke nog op de dag van indiening zijn behandeld en waarop vervolgens ook meteen is beslist en derhalve doorlooptijd hadden één dag. In 2017 was het aantal wrakingszaken met een doorlooptijd van één dag vijf; in 2016 was dat aantal zeven; in 2015 was dat twee en in 2014 nul. Indien de wrakingszaken met een doorlooptijd van één dag uit de berekening van de gemiddelde doorlooptijd worden geëcarteerd, bedroeg de gemiddelde doorlooptijd in 2018 (afgerond) 21 dagen. B. Inhoud beslissingen De 17 beslissingen, inhoudende buitenbehandelingstelling dan wel afwijzing van het verzoek vanwege kennelijke niet-ontvankelijkheid, vinden hun gronden in het volgende: de wrakingskamer had in de onderhavige procedures reeds bepaald dat een volgend wrakingsverzoek niet in behandeling wordt genomen (ECLI:NL:RBROT:2018:1828); de gewraakte rechters zijn niet belast of belast geweest met de behandeling van de zaken van verzoeker (ECLI:NL:RBROT:2018:1828); de rechter behandelt de zaak niet meer en de zaak is nu in behandeling bij een andere rechter (ECLI:NL:RBROT:2018:5159); niet kan worden vastgesteld dat de rechter is belast of in de toekomst belast zal zijn met de behandeling van de zaak van verzoeker als verdachte (ECLI:NL:RBROT:2018:8121); het verzoek is niet gedaan zodra de feiten en omstandigheden, waarop het wrakingsverzoek is gegrond, aan verzoeker bekend zijn geworden (ECLI:NL:RBROT:2018:1828, ECLI:NL:RBROT:2018:6718); het verzoek is ingediend nadat de rechter in de procedure van verzoeker een eindbeslissing had gegeven (meermalen, waaronder ECLI:NL:RBROT:2018:1832, ECLI:NL:RBROT:2018:1833, ECLI:NL:RBROT:2018:3177, ECLI:NL:RBROT:2018:3261, ECLI:NL:RBROT:2018:6715, ECLI:NL:RBROT:2018:6719, ECLI:NL:RBROT:2018:6721, ECLI:NL:RBROT:2018:9764, ECLI:NL:RBROT:2018:9765); het verzoek, voor zover gericht tegen de leden van de vaste wrakingskamer, heeft geen betrekking op de met de behandeling van de zaken van verzoeker belaste rechters, terwijl het verzoek bovendien is gericht tegen het hele college van de wrakingskamer (ECLI:NL:RBROT:2018:1833); het wrakingsverzoek kan in redelijkheid niet anders worden verstaan dan als de aanwending van de bevoegdheid tot wraking voor een ander doel dan waarvoor deze is gegeven, namelijk om te voorkomen dat de zitting doorgang zou vinden (ECLI:NL:RBROT:2018:8853); de vanwege de wrakingskamer reeds op voorhand aan verzoeker gedane mededeling dat de wet niet de mogelijkheid kent een gewraakte rechter te verplichten te verschijnen op de zitting van de wrakingskamer, is een inhoudelijke beslissing en het instrument van wraking is niet bedoeld als rechtsmiddel daartegen (ECLI:NL:RBROT:2018:9408). 10.

11 De acht beslissingen, inhoudende niet-ontvankelijkverklaring van verzoek(st)er(s) in het verzoek, waren gebaseerd op de volgende omstandigheden: in de procedure, waarin het wrakingsverzoek is gedaan, geldt verplichte procesvertegenwoordiging, terwijl dat verzoek door verzoeker zelf werd ingediend en hij geen gebruik heeft gemaakt van de gelegenheid om het verzuim te herstellen (ECLI:NL:RBROT:2018:10809); het verzoek is niet gedaan zodra de feiten en omstandigheden, waarop het verzoek is gegrond, aan verzoeker bekend zijn geworden (meermalen, waaronder ECLI:NL:RBROT:2018:1828, ECLI:NL:RBROT:2018:3117, ECLI:NL:RBROT:2018:3174; ECLI:NL:RBROT:2018:6710, ECLI:NL:RBROT:2018:9408); de gewraakte gedragingen van de rechter hebben zich voorgedaan ter zitting van 3 juli 2018 op welke zitting verzoeker met zijn advocaat aanwezig was terwijl het verzoek tot wraking eerst drie dagen nadien is ingediend (ECLI:NL:RBROT:2018:6717); de gewraakte gedragingen van de rechter hebben zich voorgedaan ter zitting van 15 mei 2018, terwijl het wrakingsverzoek eerst is ingediend op 23 juli 2018 (ECLI:NL:RBROT:2018:8099); het indienen van het wrakingsverzoek op grond van gedragingen van de rechter op de zitting, die zes weken voordien heeft plaats gevonden en alwaar verzoeker aanwezig is geweest (ECLI:NL:RBROT:2018:8120). Het criterium aan de hand waarvan de wrakingskamer beoordeelt of sprake is van een grond voor wraking, luidt: Wraking is een middel ter verzekering van de onafhankelijkheid en onpartijdigheid van de rechter. Bij de beoordeling van een beroep op het ontbreken van onpartijdigheid van de rechter dient voorop te staan dat een rechter uit hoofde van zijn aanstelling moet worden vermoed onpartijdig te zijn, tenzij zich uitzonderlijke omstandigheden voordoen die zwaarwegende aanwijzingen opleveren voor het oordeel dat een rechter jegens een partij een subjectieve vooringenomenheid koestert, althans dat de bij deze partij dienaangaande bestaande vrees objectief gerechtvaardigd is. De vier beslissingen tot toewijzing van een verzoek tot wraking werden gegrond op het oordeel dat de vrees voor een vooringenomenheid van de rechter jegens verzoeker objectief gerechtvaardigd was. Dat oordeel werd gegrond op de volgende omstandigheden: het afwijzen van het verzoek van de verdediging tot uitstel van het getuigenverhoor vanwege ziekte en het aan de door ziekte verhinderd zijnde advocaat nog 15 minuten tijd geven voor het opgeven van aan de getuige te stellen vragen (ECLI:NL:RBROT:2018:1830); het niet willen afwachten van de komst van de advocaat die overeenkomstig de eerder gedane mededeling een kwartier was verlaat en het beëindigen van het getuigenverhoor (tweemaal; ECLI:NL:RBROT:2018:5160); zonder door de rechter in kennis te zijn gesteld of daaromtrent te zijn gehoord, werd verzoeker geconfronteerd met een gewijzigde beslissing van de rechter, die 11.

12 voor hem nadelig was en als in het voordeel van de wederpartij kan worden gezien (ECLI:NL:RBROT:2018:3166). Geen grond voor wraking werd gevonden in de volgende omstandigheden, verkort weergegeven: Processuele beslissingen van de rechter: de afwijzing van het verzoek om de mondelinge behandeling van het kort geding niet uit te stellen naar een latere datum (ECLI:NL:RBROT:2018:3170); het na afwijzing van een eerste verzoek inwilligen van het tweede uitstelverzoek van de wederpartij, zonder aan verzoeker te vragen wat de reden was om niet in te stemmen met het uitstel (ECLI:NL:RBROT:2018:6711); de afwijzing van het verzoek van de verdediging tot aanhouding van de behandeling van de strafzaak ter terechtzitting (ECLI:NL:RBROT:2018:3262); niet de rechter, maar de administratie en de zittingscoördinatoren van de rechtbank hebben de (proces)beslissing genomen om de behandeling van het beroep van verzoeker op een bepaalde zittingsdatum te plannen (en dus niet eerder) (ECLI:NL:RBROT:2018:3121); de beslissing om het getuigenverhoor te bepalen op een datum waarop niet alle getuigen zouden kunnen verschijnen (ECLI:NL:RBROT:2018:8856); de procesbeslissing tot versnelde behandeling van de zaak van verzoeker (ECLI:NL:RBROT:2018:8100); de beslissing van de rechter om terug te komen op zijn rolbeslissing om vonnis te wijzen en om het verzoek van de wederpartij van verzoeker om alsnog schriftelijk te mogen reageren te honoreren (ECLI:NL:RBROT:2018:6713); de beslissing van de rechter geen acht te willen slaan op door verzoeker in te brengen stukken (en over te willen gaan tot behandeling van de zaak ten principale) om reden dat die stukken betrekking hadden op een punt waarover reeds bij vonnis in het incident was beslist (ECLI:NL:RBROT:2018:8853); de beslissing van de rechter om geen nadere comparitie van partijen te houden (ECLI:NL:RBROT:2018:10810); het bepalen door de RC van het moment waarop een beslissing wordt gegeven over de tot dan toe ingediende onderzoekswensen, alsmede om te bepalen dat de verdediging en de officier van justitie voldoende op elkaars standpunten hebben kunnen reageren (ECLI:NL:RBROT:2018:8852); afwijzing door de politierechter van het verzoek tot het gelasten van een deskundigenonderzoek (ECLI:NL:RBROT:2018:1826); de beslissing van de rechter om ondanks de ontzegde medewerking van verzoeker en het namens hem aangekondigde beroep op het inzage- en blokkeringsrecht bij de eventuele totstandkoming van een rapport een nader deskundigenonderzoek te laten plaatsvinden (ECLI:NL:RBROT:2018:9763); het door de rechter ter zitting in het kader van zijn taak tot vaststelling van de voor de beslissing van belang zijnde feiten aan de orde stellen van een aspect waaromtrent tussen partijen reeds consensus bestaat ECLI:NL:RBROT:2018:8855); de afwijzing van de verzoeken van de verdediging tot: het horen van de eerder door de rechtbank toegewezen getuigen; het bij wijze van compenserende 12.

13 maatregel doen horen van Belgische opsporingsambtenaren; het horen van een getuige die zich eerder op zijn verschoningsrecht beriep en het toevoegen van Belgische dossiers/stukken aan het dossier van de strafzaak (meermalen; ECLI:NL:RBROT:2018:8122) de beslissing van de voorzieningenrechter eerst over het verzoek tot het horen van de minderjarige te zullen beslissen nadat zij ter zitting met partijen in het kort geding had gesproken (ECLI:NL:RBROT:2018:6712); de verwerping van het bezwaar van verzoekster tegen het stellen van vragen aan de getuige over een periode dat zij niet meer in dienst was van gedaagden (ECLI:NL:RBROT:2018:8119); de afwijzing van het verzoek tot opheffing dan wel schorsing van de voorlopige hechtenis van verzoeker (ECLI:NL:RBROT:2018:3574); de beslissing van de rolrechter tot afwijzing van het verzoek om in het bevoegdheidsincident een nadere conclusie te mogen nemen (ECLI:NL:RBROT:2018:1827); het accepteren van voorafgaande aan de comparitie door de gemachtigde van de wederpartij ingezonden stukken en doen toezenden an die stukken aan verzoeker (ECLI:NL:RBROT:2018:1829); pas een beslissing willen gaan nemen op verzoeken van processuele aard nadat de rechter partijen mondeling heeft gehoord (ECLI:NL:RBROT:2018:6716). Eerdere / andere beslissingen van de rechter: eerdere beslissingen van de rechter in bestuursrechtelijke zaken waarin verzoeker was betrokken en waarin zij zich aldus verzoeker vooringenomen heeft betoond (ECLI:NL:RBROT:2018:6716); de door verzoeksters bestreden rechtsoverweging in het tussenvonnis van de rechter is mogelijk kernachtig en kort geformuleerd, maar kan door de wrakingskamer slechts marginaal worden getoetst (ECLI:NL:RBROT:2018:8101). De persoon van de rechter: het gegeven dat de rechter gehuwd is met de persoon, die gedurende vier jaren tot 2008 directeur van Jeugdzorg is geweest (ECLI:NL:RBROT:2018:1824); het niet laten registreren van een nevenfunctie van de rechter, zoals is voorgeschreven (ECLI:NL:RBROT:2018:1825); de volgens verzoeker afwezigheid van voldoende deskundigheid bij de rechter (ECLI:NL:RBROT:2018:3123). Verloop van de zitting: het door de rechter stellen van vragen aan verzoeker zelf en niet aan zijn gemachtigde, alsmede het herhalen van bepaalde vragen (ECLI:NL:RBROT:2018:3171); het door de rechter later dan het geplande tijdstip doen aanvangen van de zitting en na binnenkomst van verzoeker zonder gemachtigde, verzoeker er op wijzen dat hij zonder gemachtigde geen proceshandelingen mag verrichten (ECLI:NL:RBROT:2018:3258). Overige gronden: 13.

14 geen concrete feiten en/of omstandigheden aangevoerd voor vooringenomenheid van de rechter (ECLI:NL:RBROT:2018:6714); geen houvast voor de stellingen van verzoeker dat de met hem mee naar de zitting gekomen persoon door de rechter onheus is bejegend; dat de rechter toestond dat de advocaat van de wederpartij zijn gezondheidsklachten bagatelliseerde en dat sprake was van een onevenredige verdeling van spreektijd (ECLI:NL:RBROT:2018:3179); geen omstandigheden aangevoerd of gebleken op grond waarvan verzoeker gerechtvaardigd gedacht kan hebben dat de rechter voornemens was om verzoeker geen gelegenheid te geven om te reageren op het pleidooi van de wederpartij (ECLI:NL:RBROT:2018:9409). C. Hoger beroep tegen beslissingen van de wrakingskamer Voor zover bekend is er tegen beslissingen, door de wrakingskamer in 2018 gegeven, in twee gevallen hoger beroep ingesteld: eenmaal bij het gerechtshof in Den Haag, dat besliste tot verwerping van het hoger beroep en eenmaal bij de Raad van State, die besliste dat zij onbevoegd was van hoger beroep kennis te nemen. 14.

15 5. Verschoning Aan de meervoudige kamer voor de behandeling van verzoeken tot verschoning werd in 2018 zeven verzoeken van rechters voorgelegd, er toe strekkende zich in een bepaalde zaak te mogen verschonen. Deze verzoeken werden ingediend door rechters uit de rechtsgebieden familie (3), kanton, bestuur en insolventie (2). Al deze verzoeken werden toegewezen. 15.

16 6. Informatie Informatie omtrent de inhoud van dit jaarverslag kan worden ingewonnen bij de algemeen secretaris van de wrakingskamer van de rechtbank Rotterdam: de heer J.A. Faaij (tevens coördinator informatieverzoeken, rechtbank Rotterdam, locatie Rotterdam), kamer E 08 48, telefoon: Het postadres van het secretariaat van de wrakingskamer: postbus 50950, 3007 BL Rotterdam. 16.

17 7. Publicatie Dit jaarverslag wordt ter beschikking gesteld van het Bestuur van de rechtbank Rotterdam en zal na daartoe verkregen fiat van het Bestuur worden gepubliceerd op 17.