Notitie Convenant Scherm-/Zeilvliegen

Transcriptie

1 Notitie Convenant Scherm-/Zeilvliegen Van : F.A. Paymans Aan : HB, AS Datum : Betreft : Convenant lierlocaties Scherm-/Zeilvliegen Inleiding De KNVvL heeft een aantal malen overleg gevoerd met het ministerie van V&W over het vervallen van de regelingen voor Scherm- en Zeilvliegen. Door middel van een convenant is het mogelijk om te voorkomen dat er nieuwe regelingen met de nodige beperkingen worden afgekondigd. Het overleg dat met deelname van de afdelingen heeft plaatsgevonden, kende één groot bezwaar. De afstand tussen de lierlocatie en de grens van een andere luchtvaartactiviteit diende 10 km te bedragen. De KNVvL heeft met succes een beduidend kleinere limiet weten te bedingen. Thans gaat IVW akkoord met de gebruikelijke straal van 3 mijl rond een lierinstallatie. Een criterium dat ook wordt gehanteerd voor transpondervrije zones rond andere vlieglocaties. Hiermee bestaat er geen uitzondering meer voor de lierinstallaties t.o.v. andere luchtvaartactiviteiten. Beoordeling Q Met het afsluiten van het voorliggende convenant kunnen de huidige lierlocaties worden gelegaliseerd, voorzover dat nog niet het geval was. Q De onderhandelingen met IVW geven geen rek meer voor verdere vrijheden in dit stadium. Q De evaluatie zal waarnodig aanleiding kunnen geven tot meer ruimte indien daar aanleiding toe bestaat. Q Er komt geen nieuwe regeling voor de betrokken sporten. Q Alle clubs scholen dienen de lierlocaties zo spoedig mogelijk te melden voor vermelding op de luchtvaartkaart en de VFR-gids. Q Voor de opgegeven lierlocaties bestaat de mogelijkheid om voor het gebied met een straal van 3 nm. een transpondervrije locatie te bedingen met als bovengrens de onderkant van de bovenliggende TMA of hogere luchtruimklassering (E). Q De verantwoording voor de locatie wordt geheel in handen gelegd van de gebruiker. Deze moet dan wel bekend zijn bij de overheid. Q Alleen aangemelde locaties is het toegestaan een lierinstallatie in bedrijf te hebben. Advies Operations adviseert akkoord te gaan met dit convenant (zie bijlage) Het lijkt in dit stadium aan te raden in te stemmen met het bereikte resultaat. Het is onzeker wat na de invoering van de RMBL nog mogelijk zal blijken te zijn. Bijlage Concept versie 0.5 OPM: 1. KNVvL spant zich in om z.s.m. een lijst te leveren van huidige lierlocaties. 2. de normering is versoepeld t.o.v. versie 0.4 en eenduidiger. Dit is een eindaanbod v.w.b. de normering.

2 Convenant tussen het Ministerie van V&W (mede namens het Ministerie van Defensie) en de Koninklijke Nederlandse Vereniging voor Luchtvaart over lierlocaties voor scherm- en zeilvliegen doel Doel is om in plaats van specifieke regelgeving, zoals de voormalige Regeling zeilvliegen, afspraken te maken en deze vast te leggen in dit convenant over het lieren van schermzweeftoestellen (ongemotoriseerde schermvliegtuigen) en zeilvliegtuigen, zodat de lierlocaties van scherm- en zeilvliegen geen gevaar vormen voor de luchtvaart, zonder vergunningenstelsel van de rijksoverheid. invloed op luchtvaartregelgeving De Regeling zeilvliegen is formeel vervallen op 2 februari 2007 na inwerking treden van de betreffende wijziging van het Luchtverkeersreglement. De bijzondere luchtverkeersgebieden (BVG s) voor schermvlieglocaties vervallen (Bruinehaar, Lochem, Zelhem, Maurik, Bellingwolde, Maasvlakte). Lierlocaties worden gepubliceerd in de luchtvaartgids (in een overzicht binnen ENR 5.5 luchtsport en recreatieactiviteiten met vermelding van: naam en locatie veld, max. hoogte lierkabel, naam beheerder en 06 nummer beheerder en zo mogelijk de dagen / tijden waarop de locatie wordt gebruikt) en (met symbool) op de VFR luchtvaartkaart (deze verschijnt maar 1 x per jaar in het voorjaar). Bezien kan worden of ook het lieren van zweefvliegtuigen onder het convenant kan (gaan) vallen. Dit laatste wordt bepaald in het dossier RBML (Regelgeving Burgerluchthavens en Militaire Luchthavens). In de RBML wordt ook de nieuwe regelgeving vastgelegd voor luchthavens voor zeil- en schermvliegen. De Wet luchtvaart en de daarbij behorende besluiten (amvb s), zoals het Luchtverkeersreglement, en de daaraan verbonden ministeriele regelingen zijn gewoon van toepassing op scherm- en zeilvliegen. Een uitzondering hierop is gemaakt in het Besluit bewijzen van bevoegdheid voor de luchtvaart 1 en in het Besluit luchtvaartuigen 2 Volgens de huidige wet- en regelgeving (Besluit inrichting en gebruik niet aangewezen luchtvaartterreinen - BIGNAL, artikel 1a) voor luchtvaartterreinen zijn de verbodsbepalingen bedoeld in artikel 14, eerste lid, onder a en b 3 van de Luchtvaartwet niet van toepassing op zeilvliegtuigen en schermzweeftoestellen (respectievelijk onderdeel h en i). 1 In artikel 11 van het besluit staat dat artikel 2.1, eerste en tweede lid van de Wet luchtvaart is niet van toepassing op e. het bedienen van een ( ) valschermzweeftoestel f. het bedienen van een zeilvliegtuig onder door de minister bij regeling te stellen voorschriften en beperkingen g. het bedienen van een schermvliegtuig onder door de minister bij regeling te stellen voorwaarden. 2 Hoofdstuk 3 van de Wet luchtvaart en dit besluit zijn niet van toepassing op e. een valschermzweeftoestel, h. zeilvliegtuigen en i. schermzweeftoestellen. 3 Het is verboden binnen Nederland: a. met een luchtvaartuig op te stijgen of een luchtvaartuig te doen opstijgen anders dan van een luchtvaartterrein; b. met een luchtvaartuig te landen of een luchtvaartuig te doen landen anders dan op een luchtvaartterrein. 2. het bepaalde in het eerste lid geldt niet: a. in de gevallen, aangegeven bij algemene maatregel van bestuur (= BIGNAL); indien en voor zover Onze Minister ontheffing heeft verleend.

3 Het vliegen beneden de VFR minimum vlieghoogte tijdens het soaren langs de kust met zweeftoestellen (zeil, scherm- en zweefvliegtuigen) wordt geregeld in de Vrijstellingsregeling LVR. 4 uitgangspunten voor locatie, beheer 1. De plaats van een lierinstallatie op zich mag niet risicoverhogend zijn voor de burgerluchtvaart en de militaire luchtvaart. 2. Bovendien moet de locatie bekend zijn voor luchtvarenden (VFR-kaart, luchtvaartgids of NOTAM). 3. Tenslotte moet bekend zijn wie verantwoordelijk is voor een veilig gebruik van de locatie en 4. via welk (mobiel) telefoonnummer die persoon bereikbaar is voor de overheid en luchtverkeersdiensten. verantwoordelijkheden De verantwoordelijkheid voor de juiste dimensies van een terrein, de obstakelsituatie (als onderdelen van een situatie die het gebruik verantwoord maken) ligt bij de gebruiker en bij de vliegschool of vliegclub die het terrein beschikbaar stelt voor scherm- of zeilvliegers 5. Dit geldt ook voor de manier waarop het terrein gebruikt wordt. Risicobepalend zijn onder meer: a. crosswind en obstakels die de windrichting of sterkte beïnvloeden, zoals gebouwen, bossen) b. meer dan 1 lier, c. verschillende soorten van gebruikers bijvoorbeeld een lier voor schermvliegen en een lier voor zeilvliegen -, d. het hanteren van minimum zichtweersomstandigheden (ten minste niet in strijd met de zichtvliegvoorschriften), e. de inrichting en uitrusting van het terrein (baan in gebruik, windinformatie (richting sterkte), f. beschikbaarheid van luchtvaartpublicaties (luchtvaartgids, NOTAMS e.d. en luchtvaartmeteorologische inlichtingen), g. start- en landingsprocedures ten opzichte van o.a. obstakels, woningen en wegen provincie en gemeente Het convenant zegt niets over de planologische aspecten van een lierlocatie (gebruik in overeenstemming met planologische bestemming) en ook niet over een mogelijk noodzakelijke gebruiksvergunning van de gemeentelijke overheid (openbare orde en veiligheid, zoals bereikbaarheid voor -en bekendheid bij- hulpdiensten, impact op wonen, milieu, natuur). NB Het eerste lid van artikel 14 kent ook nog onderdeel c: Het is verboden een niet als luchtvaartterrein aangewezen terrein in te richten voor het opstijgen en landen van luchtvaartuigen. 4 Dit moet nog worden gerealiseerd! De inspectie neemt hiertoe het initiatief.

4 criteria invloed op de luchtvaart 1. Een lierinstallatie wordt niet gebruikt: a. in een verboden gebied als bedoeld in artikel 5.10 van de Wet luchtvaart; b. in de Schiphol CTR, Maastricht CTR, Rotterdam CTR, Eelde CTR, De Kooij CTR, en Eindhoven CTR, bedoeld in artikel 5, tweede lid, in samenhang met het eerste lid, onderdeel a, van de Regeling luchtverkeersdienstverlening en binnen een afstand van 6 zeemijlen van de grens van deze CTR, tenzij de lierinstallatie op minstens 3 zeemijlen afstand van de grens van deze CTR staat en na overleg met de instantie die de plaatselijke luchtverkeersleiding verzorgt is gebleken dat voldoende separatie met het overige luchtverkeer is gewaarborgd en een coördinatieovereenkomst is gesloten tussen de luchtverkeersdienst en de houder van de lierinstallatie; c. in een andere CTR dan genoemd onder b of binnen een afstand van 3 zeemijlen van de grens van deze CTR en, na overleg met de instantie die de plaatselijke luchtverkeersleiding verzorgt, is gebleken dat voldoende separatie met het overige luchtverkeer is gewaarborgd en een coördinatieovereenkomst is gesloten tussen de luchtverkeersdienst en de houder van de lierinstallatie; d. binnen een oefengebied voor nood- of voorzorgslandingen van burgerluchtvaartuigen aangewezen door de Minister van Verkeer en Waterstaat krachtens artikel 45, tweede lid, onderdeel c, van het Luchtverkeersreglement; e. onder of binnen een afstand van 3 zeemijlen van laagvliegroutes voor militaire straalen transportvliegtuigen en voor opleidingsdoeleinden bestemde militaire propellervliegtuigen en onder laagvlieggebieden voor militaire helikopters, bedoeld in de artikelen 4 en 5 van de Regeling VFR-nachtvluchten en minimum vlieghoogten voor militaire luchtvaartuigen, behalve wanneer het gebruik zich beperkt tot vrijdagen na uur plaatselijke tijd en op zaterdagen, zondagen en nationale feestdagen; f. ; g. binnen een afstand van 3 zeemijlen van de grens van een luchtvaartterrein 6, als bedoeld in artikel 1.1 van de Wet luchtvaart waarboven geen plaatselijk luchtverkeersleidingsgebied als bedoeld in artikel 1 van het Luchtverkeersreglement is ingesteld, of een andere lierlocatie, tenzij na overleg met de exploitant van het terrein is gebleken dat voldoende separatie met het andere luchtverkeer is gewaarborgd en een coördinatieovereenkomst is gesloten tussen de exploitant en de houder van de lierinstallatie h. 2. De maximum lierhoogte 7 is de ondergrens van de TMA boven de locatie of specifiek bepaald in het overleg bedoeld in b of c. toezicht en handhaving De inspectie houdt toezicht op de naleving van dit convenant en het naleven van de luchtvaartwet- en regelgeving. De KLPD handhaaft, d.w.z. treedt verbaliserend en corrigerend op wanneer sprake is van overtredingen of misdrijven. Ook (voorlopige) inbeslagneming is een optie. Zowel inspectie als KLPD kunnen de activiteiten op een lierlocatie stilleggen wanneer sprake is van het (mogelijk) in gevaar brengen van de luchtvaart of ernstige overtredingen. 6 Hieronder vallen ook helikopterlandingsplaatsen en zweefvliegterreinen! 7 Dit is de hoogte tot waar de lierkabel mag komen. Duidelijk moet zijn dat, daar waar een TMA niet toegankelijk is voor VFR-verkeer (bijvoorbeeld de Schiphol TMA s) of slechts onder specifieke voorwaarden toegankelijk is (bijvoorbeeld de Maastricht TMA s), die beperkingen voor het gebruik van dat luchtruim ook gelden voor toestellen die hieronder worden opgelierd.

5 Zowel de inspectie als KLPD gaan er van uit dat een lierinstallatie die, door leden of nietleden van de KNVvL, in strijd met dit convenant wordt gebruikt, een gevaar oplevert voor de luchtvaart. Dat veroorzaakt een overtreding van het verbod in artikel 5.3 Wet luchtvaart. Rol van KNVVL: De KNVvL adviseert en informeert haar leden over een verantwoord gebruik van lierinstallaties voor zeil- en schermvliegen. Rol van Inspectie V&W De inspectie informeert o.a. via haar website over dit convenant en houdt in toezicht op het gebruik van lierinstallaties voor zeil- en schermvliegen. Duur Dit convenant geldt uiterlijk tot de inwerkingtreding van de nieuwe wet- en regelgeving voor luchtvaartterreinen en wordt jaarlijks geëvalueerd of eerder wanneer een van de partijen hiervoor aanleiding ziet. Overeengekomen op Namens de Minister van Verkeer en Waterstaat, Namens de Koninklijke Nederlandse Vereniging voor Luchtvaart,